25
Opstellen
Opstelplaats
Het apparaat in een goed geventileerde en droge ruimte neerzetten.
De omgevingstemperatuur heeft invloed op het stroomverbruik.
Het apparaat daarom
– niet aan directe straling van de zon blootstellen;
– niet bij radiatoren, naast een kachel of andere warmtebronnen plaatsen;
– alleen op een plaats neerzetten waarvan de omgevingstemperatuur ove-
reenkomt met de klimaatcategorie waarvoor het apparaat is ont-worpen.
De klimaatcategorieën staan op het merk- en type-aanduidingsplaatje dat
zich links aan de binnenkant van het apparaat bevindt.
De volgende tabel geeft aan welke omgevingstemperatuur bij welke kli-
maatcategorie behoort:
Klimaatcategorie voor een omgevingstemperatuur van
SN +10 tot +32 °C
N +16 tot +32 °C
ST +18 tot +38 °C
T +18 tot +43 °C
Als het onvermijdelijk is het apparaat naast een warmtebron te plaat-sen,
aan weerszijden minimaal de volgende afstanden aanhouden:
– tot elektrische kachels 3 cm;
– tot olie- en kolenkachels 30 cm.
Als men zich niet aan deze afstanden kan houden, is een warmte-isolatie-
plaat tussen kachel en koelapparaat aan te bevelen.
Als het koelapparaat naast een ander koel- of diepvriesapparaat staat, is een
afstand van 5 cm aan weerszijden aan te bevelen, zodat zich geen condens
vormt aan de buitenkant van de apparaten.
36
Sterke rijpvorming in het
apparaat, eventueel ook aan
de deurafdichting.
Deurafdichting is lek (even-
tueel na het verwisselen van
de deuraanslag).
Op de ondichte plaatsen de
deurafdichting voorzichtig met
een föhn® verwarmen (niet
heter dan ca. 50 °C). Tegelijker-
tijd de verwarmde deurafdich-
ting met de hand zo in vorm
trekken dat hij weer helemaal
sluit.
Ongewone geluiden.
Apparaat komt tegen de muur
of tegen andere voorwerpen
aan.
Apparaat staat niet recht.
Een onderdeel, bijv. een leiding,
aan de achterkant van het
apparaat komt tegen een
ander onderdeel van het appa-
raat aan of tegen de muur.
De compressor start na enige
tijd automatisch.
Zie hoofdstuk “Reiniging en
onderhoud”.
Dit is normaal, het betreft
geen storing.
Na het wijzigen van de tempe-
ratuurinstelling start de com-
pressor niet direct.
Water op de bodem van de
koelruimte of op de leg-
vlakken.
Ontdooiwaterafvoer is ver-
stopt.
Dit onderdeel voorzichtig weg-
buigen.
Apparaat iets wegtrekken.
Stelvoetjes bijstellen.
De levensmiddelen zijn te
warm.
Binnenverlichting werkt niet.
Het apparaat staat naast een
warmtebron.
Temperatuur is niet juist inge-
steld.
Zie hoofdstuk “Ingebruikname”.
Lamp is kapot.
Zie hoofdstuk “Lamp verwisse-
len”.
Temperatuurregelaar op een
koudere stand zetten.
Deur heeft te lang openge-
staan.
Zie hoofdstuk “Opstelplaats”.
In de laatste 24 uur zijn grote-
re hoeveelheden warme leven-
smiddelen opgeslagen.
Deur slechts zo lang open
laten als nodig is.
Apparaat koelt te sterk.
Temperatuur is te laag inge-
steld.
Temperatuurregelaar tij-delijk
op een hogere stand zetten.
Storing Mogelijke oorzaken Verhelpen