Renault Trafic Handleiding

Type
Handleiding
t a
instructieboekje
tRaFIC
Profiteer van de geavanceerde technologie uit de autosport dankzij het speciaal door Renault en Castrol ontwikkelde
assortiment motoroliën dat garant staat voor optimale prestaties en een lange levensduur van uw Renault.
renault.frAanbevolen door Renault
Castrol,
exclusieve
partner van
Renault
bienvenue à bord de votre véhicule ..........
(page courante)
information et conseils généraux ...............
(page courante)
bienvenue à bord de votre véhicule
introduction générale ..........................
(page courante)
0.1
NLD_UD67380_1
Bienvenue (X82 PH2 - Renault)
Vertaald uit het Frans. Gehele of gedeeltelijke nadruk of vertaling is verboden zonder schriftelijke toestemming van de constructeur van de auto.
Welkom aan boord van uw auto
Dit boekje is tot stand gekomen aan de hand van de technische gegevens die op het moment van samenstelling van dit boekje bekend waren.
In de gids “Hoofdpunten” staan alle mogelijke uitrustingen (standaard of optioneel) van dit model beschreven, de aanwezigheid ervan
in de auto is afhankelijk van de uitvoering, de gekozen opties en het land van aflevering.
Ook kunnen er uitrustingen zijn opgenomen die pas op een later tijdstip in de auto zullen worden toegepast.
De schema’s in de gebruikershandleiding zijn voorzien van voorbeelden.
Wij wensen u een goede reis in uw auto.
Dit instructieboekje bevat de benodigde informatie:
uw auto goed leert kennen waardoor u al zijn kwaliteiten, functies en zijn vele mogelijkheden ten volle kunt benutten.
de werking optimaal kunt houden door eenvoudige maar stipt op te volgen onderhoudsvoorschriften.
zonder overbodig tijdverlies zelf kleine storingen kunt verhelpen, waarvoor geen specialist nodig is.
Door dit instructieboekje zorgvuldig te bestuderen, wordt u geïnformeerd over de mogelijkheden en de nieuwe technieken die erin zijn toegepast.
Als sommige punten nog onduidelijk zijn, willen de technici van onze dealers u graag alle verdere informatie geven.
De volgende symbolen kunnen u helpen:
en Deze verschijnen in de auto en geven aan dat u de handleiding moet raadplegen voor informatie over en/of beperkingen voor
handelingen met betrekking tot de uitrusting van uw auto.
Overal in de handleiding verwijst een overdracht naar een pagina.
dit duidt overal in het instructieboekje op een risico, een gevaar of een veiligheidsadvies.
0.2
NLD_UD68886_1
Filler NU (X82 PH2 - Renault)
accès
véhicule ................................................
(page courante)
éclairage
extérieur ...............................................
(page courante)
vitres ..........................................................
(page courante)
pneumatiques ............................................
(page courante)
trappe à carburant .....................................
(page courante)
rétroviseurs ................................................
(page courante)
0.3
NLD_UD72199_2
L’extérieur (X82 PH2 - Renault)
BUITENKANT
Elektrische ruiten 3.18
Ruitenwissers 1.130 en 5.34
Ontwasemen 3.4 en 3.8
Verlichting: werking 1.122
Verlichting: vervangen 5.19
L Tanken van brandstof 1.136
De banden 5.12
Onderhoud van de car-
rosserie 4.14
Spiegels 1.100
Sleutel/afstandsbediening 1.2
Zender-ontvanger 1.8
portieren vergrendelen/ontgrende-
len 1.32
position de conduite
réglages ...............................................
(page courante)
sièges ........................................................
(page courante)
rangements/aménagements ......................
(page courante)
sécurité enfants .........................................
(page courante)
enfants .......................................................
(page courante)
0.4
NLD_UD72200_2
L’habitacle (X82 PH2 - Renault)
INTERIEUR
De juiste zithouding 1.43
Op de voorplaats(en) 1.40
Hoofdsteunen voor 1.39
Voor de veiligheid van de kinde-
ren 1.64
Opbergruimtes, indeling interieur
3.25
Transport van goederen 3.45
ACHTERBANK 3.38
Hoofdsteun achter 1.39
poste de conduite ......................................
(page courante)
planche de bord .........................................
(page courante)
tableau de bord..........................................
(page courante)
commandes ...............................................
(page courante)
0.5
NLD_UD65839_1
Le poste de conduite (X82 PH2 - Renault)
BESTUURDERSPOSITIE
Instrumentenpaneel
1.102 Knoppen boordcomputer 1.117
Snelheidsregelaar 2.67
Snelheidsbegrenzer 2.63
Ontgrendelen van de motor-
kap 4.2
Buitenverlichting 1.122
Afstellen van het stuurwiel
1.42
Startschakelaar 2.2
Verwarming/
verwarming en airconditio-
ning 3.4
Multimediascherm 1.111
Versnellingshendel. 2.17
Laadzone telefoon 3.25
aides à la conduite.....................................
(page courante)
assistance à la conduite ............................
(page courante)
conduite .....................................................
(page courante)
0.6
NLD_UD65840_1
Les aides à la conduite (X82 PH2 - Renault)
RIJHULPSYSTEMEN
ABS (antiblokkeersysteem)
ESC (elektronische stabiliteitscontrole)
Rembekrachtiging
Tractiecontrole: asr
Rijhulp bij gebruik van een aanhangwagen
Hulp bij wegrijden op een helling 2.31
Stop and Start 2.8
Waarschuwing bij verlies van ban-
denspanning 2.26
Snelheidsbegrenzer 2.63
Lane departure warning 2.36
Dodehoekwaarschuwing 2.41
Snelheidsregelaar 2.67
Parkeerhulp 2.88
Achteruitrijcamera 2.96
Actieve noodrem 2.51
airbags ......................................................
(page courante)
ceintures de sécurité .................................
(page courante)
0.7
NLD_UD72201_2
La sécurité à bord (X82 PH2 - Renault)
VEILIGHEID IN DE AUTO
Voorste Airbags 1.50
Deactiveren van de passa-
giersairbag voorin 1.93
Zijdelingse Airbags 1.57
Autogordels 1.43
identification du véhicule ...........................
(page courante)
plaques d’identification véhicule ................
(page courante)
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
identification du moteur .............................
(page courante)
0.8
NLD_UD75651_3
L’identification du véhicule - étiquettes (X82 PH2 - Renault)
EEN AUTO IDENTIFICEREN - ETIKETTEN
Identificatie van de motor
6.4
Beoordeling van een voertuigidentifica-
tienummer 6.2
Bandenspanningsetiketten 2.26 en
4.10
Identificatieplaatje 6.2
Technische informatie voor de
hulpdiensten 6.3
niveaux ......................................................
(page courante)
batterie.......................................................
(page courante)
0.9
NLD_UD72202_2
Le compartiment moteur (X82 PH2 - Renault)
DE MOTORRUIMTE (periodiek onderhoud)
Motorkap openen 4.2 Koelvloeistof 4.7
Ruitensproeiervloeistof
4.7
Dop motoroliereservoir 4.5
remvloeistof 4.7
Accu: 4.12
Peilstaaf motorolie 4.4
dépannage ................................................
(page courante)
balais d’essuie-vitre ...................................
(page courante)
crevaison ...................................................
(page courante)
fusibles ......................................................
(page courante)
remorquage ...............................................
(page courante)
0.10
NLD_UD65844_1
Les dépannages (X82 PH2 - Renault)
PECHHULP
Vervangen van de ruitenwisser-
bladen 1.130
Vervangen van de
lampen van de kop-
lampen 5.19
Sleeppunt voor 5.37
Vervangen van het ruiten-
wisserblad achter 1.134
Vervangen van de
lampen van de ach-
terlichten 5.21
Sleeppunt achter 5.37
Zekeringen 5.17
Lekke band:
De gereedschappen 5.8
Reservewiel 5.2
Verwisselen van een wiel 5.10
0.11
NLD_UD65712_1
Sommaire Général (X82 PH2 - Renault)
Ken uw auto  .................................................................
Rijden  ...........................................................................
Comfort  ........................................................................
Onderhoud  ...................................................................
Praktische tips .............................................................
Technische gegevens  .................................................
Alfabetische inhoudsopgave  .....................................
Hoofdstuk
1
INHOUD
2
3
4
5
6
7
0.12
NLD_UD68886_1
Filler NU (X82 PH2 - Renault)
1.1
NLD_UD80680_7
Sommaire 1 (X82 PH2 - Renault)
Hoofdstuk 1: Ken uw auto
Sleutels, afstandsbedieningen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2
Kaart: algemene informatie, gebruik, extra portiervergrendeling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.8
Portieren openen en sluiten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.23
Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.31
Portieren vergrendelen, ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.32
Automatische portiervergrendeling tijdens het rijden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.38
Hoofdsteunen, stoelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.39
Stuurwiel/Stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.42
Autogordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.43
Aanvullende veiligheidsvoorzieningen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.50
bij de autogordels voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.50
bij de autogordel achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.56
aan de zijkant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.57
Kinderveiligheid: algemene informatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.59
keuze van de bevestiging van het kinderzitje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.62
Installatie van het kinderzitje, algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.64
Kinderzitjes: bevestiging met de autogordel of met het ISOFIX-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.66
Kinderveiligheid: de passagiersairbag voorin uitschakelen, inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.93
Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.96
Spiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.100
Controleen waarschuwingslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.102
Boordcomputer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.111
Klok en buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.120
Verlichting en signalen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.122
Afstellen van de koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.128
Claxon en lichtsignalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.129
Ruitenwissers, ruitensproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.130
Brandstoftank (brandstof tanken) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.136
Reagenstank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.139
portes/porte de coffre ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clés ............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande de verrouillage ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé/télécommande à radiofréquence
utilisation ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux de jour ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage/déverrouillage des ouvrants ...
(page courante)
1.2
NLD_UD72312_3
Clés, télécommandes à radiofréquence : généralités (X82 PH2 - Renault)
Clés, télécommandes
SLEUTELS, FM-AFSTANDSBEDIENINGEN: algemene informatie (1/3)
2
5
1
Sleutel combi-uitvoering B,
afstandsbediening
4 Contactsleutel en sleutel van het bestuur-
dersportier.
5 Alleen de achterklep ontgrendelen
Sleutel combi-uitvoering A, inklapbare
afstandsbediening
1 Vergrendelen van alle portieren
2 Ontgrendelen van alle portieren
3 Vergrendelen/ontgrendelen van het in-
zetstuk van de sleutel. Om het inzetstuk
vrij te maken van zijn houder, drukt u op
de knop 3, het komt vanzelf naar buiten.
Druk op de knop 3 en begeleid het inzet-
stuk tot in zijn houder.
AB
12
5
3
44
1.3
NLD_UD72312_3
Clés, télécommandes à radiofréquence : généralités (X82 PH2 - Renault)
SLEUTELS, FM-AFSTANDSBEDIENINGEN: algemene informatie (2/3)
Sleutel besteluitvoering D,
afstandsbediening
9 Contactsleutel en sleutel van het bestuur-
dersportier.
10 Ontgrendelen van de schuifdeuren aan
de zijkant en de scharnierende achter-
deuren of de achterklep.
Sleutel besteluitvoering C, inklapbare
afstandsbediening
6 Vergrendelen van alle portieren.
7 Ontgrendelen van alle portieren in de
modus Toegang of ontgrendelen van
de voorportieren en, afhankelijk van het
voertuig, de zijschuifdeur in de Beveiligde
modus.
8 Vergrendelen/ontgrendelen van het in-
zetstuk van de sleutel. Om het inzetstuk
vrij te maken van zijn houder, drukt u op
de knop 8, het komt vanzelf naar buiten.
Druk op de knop 8 en begeleid het inzet-
stuk tot in zijn houder.
Afstandsbedieningen
besteluitvoering C en D
Er zijn twee manieren om de afstandsbe-
diening te gebruiken: modus Toegang
en Beveiligde modus.
Als u wilt schakelen tussen de ge-
bruikersmodi van de afstandsbedie-
ning, opent u het menu “Toegang” via
de boordcomputer of, afhankelijk van
de auto, via het multimediascherm. De
standaardmodus is de modus Toegang.
CD
7
10
6
67
10
8
99
1.4
NLD_UD72312_3
Clés, télécommandes à radiofréquence : généralités (X82 PH2 - Renault)
Bereik van de FM-
afstandsbediening
Het bereik van de afstandsbediening wordt
beïnvloed door de omgeving. Let er bij het
vasthouden van de afstandsbediening op
dat de portieren niet per ongeluk worden
vergrendeld of ontgrendeld.
Opmerking: als een portier of de kofferbak
open is of niet goed is gesloten, wordt de
vergrendeling niet uitgevoerd. De alarm-
knipperlichten en zijknipperlichten knippe-
ren niet.
Radiostoringen
De werking van de afstandsbediening kan
gestoord worden in de omgeving van een
zendinstallatie of bij gebruik van apparatuur
die werkt op dezelfde frequentie als de af-
standsbediening.
SLEUTELS, FM-AFSTANDSBEDIENINGEN: algemene informatie (3/3)
Gebruik de sleutel alleen waarvoor deze
bedoeld is (en niet bijvoorbeeld als fles-
opener, enz.).
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Advies
Stel de afstandsbediening niet bloot aan
warmte, koude of vocht.
Vervangen, extra sleutel of
afstandsbediening nodig
Ga uitsluitend naar een merkdealer:
Het vervangen van een sleutel moet
altijd bij een merkdealer gebeu-
ren, want het systeem moet daarbij
worden gereset met alle sleutels.
Afhankelijk van de auto kunt u maxi-
maal vier afstandsbedieningen ge-
bruiken.
Als de afstandsbediening niet werkt:
Controleer of de batterij van het juiste
model en in goede conditie is, en correct
geplaatst. De batterijen hebben een le-
vensduur van ongeveer twee jaar.
De accu vervangen 5.28.
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clés ............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé/télécommande à radiofréquence
utilisation ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.5
NLD_UD72168_2
Clés, télécommandes à radiofréquence : utilisation (X82 PH2 - Renault)
Ontgrendelen van de
bagageruimte, alleen bij de
combiversie.
Druk op de afstandsbediening A of B op de
knop 3 om alleen de achterklep te ontgren-
delen.
Ontgrendelen van de laadruimte
op de bestelwagenversie
Druk op de afstandsbediening A of B op de
knop 3 om de zijschuifdeuren en de klap-
deuren achter of de achterklep te ontgren-
delen.
De afstandsbediening A of, afhankelijk van
de auto, de afstandsbediening B vergren-
delt of ontgrendelt de portieren. Deze wordt
gevoed door een batterij die kan worden ver-
vangen 5.28.
Portieren vergrendelen
Druk op de vergrendelknop 1.
De alarmlichten en zijknipperlichten knip-
peren tweemaal om aan te geven dat de
portieren zijn vergrendeld. Bij sommige
voertuigen worden de buitenspiegels auto-
matisch ingeklapt.
Opmerking: als een portier of de kofferbak
open is of niet goed is gesloten, wordt de
vergrendeling niet uitgevoerd. De alarmknip-
perlichten en richtingaanwijzers knipperen
niet, en er klinkt geen pieptoon.
SLEUTELS, FM-AFSTANDSBEDIENING: gebruik (1/2)
2
3
1
A
Afstandsbediening A of B bij de
bestelwagenversie
Er zijn twee manieren om de afstandsbe-
diening te gebruiken: modus Toegang
en Beveiligde modus.
Als u wilt schakelen tussen de ge-
bruikersmodi van de afstandsbedie-
ning, opent u het menu “Toegang” via
de boordcomputer of, afhankelijk van
de auto, via het multimediascherm. De
standaardmodus is de modus Toegang.
2
3
1
B
1.6
NLD_UD72168_2
Clés, télécommandes à radiofréquence : utilisation (X82 PH2 - Renault)
Ontgrendelen van de portieren
De alarmlichten en zijknipperlichten knippe-
ren eenmaal om aan te geven dat de portie-
ren zijn ontgrendeld. Bij sommige voertui-
gen worden de buitenspiegels automatisch
uitgeklapt.
Combi-uitvoering
Druk op de knop 2 om alle portieren te ont-
grendelen.
Besteluitvoering
Druk eenmaal op de knop 2 om:
alle portieren te ontgrendelen in de
modus Toegang;
ontgrendelen van de voorportieren en, af-
hankelijk van de auto, de zijschuifdeur in
de Beveiligde modus.
Afhankelijk van de auto worden de bui-
tenspiegels automatisch in-/uitgeklapt
bij het ver-/ontgrendelen van de auto
1.100.
SLEUTELS, FM-AFSTANDSBEDIENING: gebruik(2/2)
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, ook niet heel even,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm, zonnig weer de
temperatuur in het interieur heel erg snel
oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Met het contact aan en met een draai-
ende motor 2.2, de knoppen van de
afstandsbediening zijn niet geactiveerd.
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes/porte de coffre ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
super condamnation des portes ................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage/déverrouillage des ouvrants ...
(page courante)
verrouillage/déverrouillage des ouvrants
supercondamnation des ouvrants ........
(page courante)
1.7
NLD_UD79425_2
Supercondamnation (X82 PH2 - Renault)
FM-AFSTANDSBEDIENING: extra portiervergrendeling
Gebruik nooit de extra por-
tiervergrendeling als er nog
iemand in de auto zit.
11
Deactiveren van de extra
portiervergrendeling
Druk op knop 2. Het ontgrendelen ziet u aan
het één keer oplichten van de knipperlich-
ten.
Bijzonderheid: de extra vergrendeling
werkt niet als de knipperlichten of de marke-
ringslichten branden.
2 2
Om de extra
portiervergrendeling in te
schakelen
Drukt u twee keer snel achter elkaar op
knop 1.
Het vergrendelen wordt bevestigd doordat
de alarmknipperlichten en de zijknipperlich-
ten twee keer traag en drie keer snel knip-
peren.
Afhankelijk van de auto worden de buiten-
spiegels automatisch ingeklapt bij het ver-
grendelen van de auto 1.100.
portes/porte de coffre ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(page courante)
clé de secours ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants (sécurité) .......................................
(page courante)
badge ........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte
utilisation ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte : pile ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte
non démarrage du moteur en mode
mains libres ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.8
NLD_UD72316_3
Carte : généralités (X82 PH2 - Renault)
Carte : généralités, utilisation, supercondamnation
KAART: algemeen (1/4)
Kaart combi-uitvoering
1 Ontgrendelen van alle portieren.
2 Vergrendelen van alle portieren.
3 Alleen de achterklep ontgrendelen.
4 Op afstand inschakelen van de verlich-
ting.
Kaart besteluitvoering
4 Op afstand inschakelen van de verlich-
ting.
5 Ontgrendelen van de voorportieren en,
afhankelijk van het voertuig, de zijschuif-
deur in de Beveiligde modus, of ontgren-
delen van alle portieren in de modus
Toegang.
6 Vergrendelen van alle portieren.
7 Ontgrendelen van de achterportieren en,
afhankelijk van het voertuig, de zijschuif-
deuren.
Kaart besteluitvoering
Er zijn twee manieren om de kaart te ge-
bruiken: modus Toegang en Beveiligde
modus.
Als u wilt schakelen tussen de gebrui-
kersmodi van de kaart, opent u het menu
Toegang” via de boordcomputer of, af-
hankelijk van de auto, via het multime-
diascherm. De standaardmodus is de
Beveiligde modus.
4
1
2
3
4
5
6
7
1.9
NLD_UD72316_3
Carte : généralités (X82 PH2 - Renault)
Actieradius
Controleer of de batterij goed en van het
juiste model is, en plaats het correct. De
levensduur is ongeveer twee jaar: moet
worden vervangen als het bericht “Batterij
kaart bijna leeg” op het instrumentenpaneel
wordt weergegeven 5.30.
KAART: algemeen (2/4)
Met de kaart kunt u:
de portieren en de achterklep vergrende-
len/ontgrendelen (raadpleeg de volgende
bladzijden);
op afstand inschakelen van de autover-
lichting (zie de volgende pagina’s).
Bij lege batterij, kunt u de auto altijd
vergrendelen/ontgrendelen en starten.
1.34 2.4.
Bereik van de card
Het bereik van de afstandsbediening wordt
beïnvloed door de omgeving. Let er op dat
de portieren niet per ongeluk worden ver-
grendeld of ontgrendeld doordat u onopzet-
telijk op een knop op de kaart drukt.
Opmerking: als een portier of de kofferbak
open is of niet goed is gesloten, wordt de
vergrendeling niet uitgevoerd. Er klinkt een
geluidssignaal en de alarm- en zijknipper-
lichten knipperen niet.
Radiostoringen
De werking van de kaart kan gestoord
worden in de omgeving van een zendinstal-
latie of bij gebruik van apparatuur die werkt
op dezelfde frequentie als de kaart.
Tips
Stel de kaart niet bloot aan warmte,
koude of vocht.
Houd de kaart bij u.
Bewaar de kaart niet op een plek waar
deze verbogen of beschadigd kan raken,
bijvoorbeeld als u op de kaart gaat zitten
als deze in uw achterzak zit.
1.10
NLD_UD72316_3
Carte : généralités (X82 PH2 - Renault)
Functie “verlichting op afstand”
Als u op de knop 4 drukt, gaan de dimlich-
ten en de buitenverlichting gedurende onge-
veer 20 seconden aan. Hiermee kan de auto
op afstand herkend worden, bijvoorbeeld op
een parkeerterrein.
Als u op de knop 4 drukt en deze ingedrukt
houdt gedurende ongeveer twee seconden,
wordt de buitenverlichting ingeschakeld en
klinkt een geluidssignaal.
NB: nog een druk op knop 4 dooft de ver-
lichting.
Vervangen: extra kaart nodig
Als u de kaart verliest of een extra kaart
nodig hebt, kunt u deze bestellen bij een
merkdealer.
Als u een kaart vervangt, moet u met de
auto en alle kaarten naar een merkdea-
ler gaan om het systeem te resetten.
U kunt maximaal vier kaarten per auto
gebruiken.
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, ook niet heel even, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm, zonnig weer de
temperatuur in het interieur heel erg snel
oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
KAART: algemeen (3/4)
4
1.11
NLD_UD72316_3
Carte : généralités (X82 PH2 - Renault)
KAART: algemeen (4/4)
Riem aanbrengen 10
Schuif de behuizing achter 8 omlaag terwijl
u op de zone A drukt.
Steek de polsriem in het onderdeel 11 en
steek het uiteinde van de riem door de gesp.
Plaats de riem bij de opening 9 en sluit het
patroon.
Opmerking: controleer of de diameter van
het riemkoordje 10 past in de opening 9.
Steek nooit gereedschap zoals een
schroevendraaier in de opening 9.
10
11
8
9
A
badge ........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte : utilisation.........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte : pile ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte
non démarrage du moteur en mode
mains libres ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage/déverrouillage des ouvrants ...
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.12
NLD_UD80984_4
Carte « mains libres » : utilisation (X82 PH2 - Renault)
Kaart combi-uitvoering A
Er zijn drie manieren voor het vergrendelen/
ontgrendelen van de auto:
– handsfree, terwijl men naar de auto toe
loopt of ervan wegloopt;
– in handsfree-modus (afhankelijk van de
auto), met de knop 2 op de handgreep 1
van het bestuurdersportier, het passa-
giersportier of de achterklep;
de kaart gebruiken in de afstandsbedie-
ningsmodus.
De handsfree-functie uit- of inschakelen
Afhankelijk van de auto kunt u via de boord-
computer of het multimediascherm het vol-
gende in- of uitschakelen:
ontgrendelen bij het naderen van de
auto;
vergrendelen terwijl u van de auto weg-
loopt;
volledig handsfree vergrendelen en ont-
grendelen.
U kunt ook het geluidssignaal dat weerklinkt
als de auto wordt vergrendeld terwijl u ervan
wegloopt, uit- of inschakelen.
1
2
Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen van
de auto
Laat nooit, ook niet heel even, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar brengen door bijvoorbeeld de motor te starten,
organen te bedienen zoals bijvoorbeeld de ruitbediening, of de portieren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm, zonnig weer de temperatuur in het interieur heel erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL.
HANDSFREE KAART: gebruik (1/10)
A
Laat nooit een kaart in de auto
liggen als u de auto verlaat.
1.13
NLD_UD80984_4
Carte « mains libres » : utilisation (X82 PH2 - Renault)
HANDSFREE KAART: gebruik (2/10)
Handsfree ontgrendeling bij het naderen
van de auto;
Als de kaart in de toegangszone 3 is, wordt
de auto ontgrendeld. Het ontgrendelen ziet u
aan het één keer oplichten van de knipper-
lichten en de zijknipperlichten.
Afhankelijk van de auto worden de bui-
tenspiegels automatisch in-/uitgeklapt bij
het ver-/ontgrendelen van de auto.
Handsfree vergrendelen terwijl men van
de auto wegloopt
Als u van de auto wegloopt met de kaart bij
u en met de portieren en achterklep geslo-
ten, wordt de auto automatisch vergrendeld
zodra u de toegangszone 4 verlaat.
N.B.: de afstand waarop de auto vergren-
deld wordt, hangt af van de omgeving.
U kunt zien dat de auto wordt vergrendeld
doordat de alarmknipperlichten tweemaal
knipperen en vervolgens gedurende onge-
veer vier seconden branden; ook hoort u
een geluidssignaal.
4
De auto kan alleen worden vergrendeld als
de kaart binnen de zone 5 is.
5
3
1.14
NLD_UD80984_4
Carte « mains libres » : utilisation (X82 PH2 - Renault)
Wanneer de auto is ontgrendeld, drukt u
eenmaal op de knop 2 om het voertuig te
vergrendelen.
De alarmknipperlichten knipperen twee-
maal om aan te geven dat het voertuig ver-
grendeld is. Afhankelijk van het voertuig
worden de buitenspiegels automatisch in-
geklapt.
Indien de kaart ongeveer 15 minuten binnen
de toegangszone 4 blijft, wordt de vergren-
deling op afstand uitgeschakeld. Om de auto
te vergrendelen drukt u op de knop 6 op de
kaart of, afhankelijk van de auto, de knop 2
op een van de handgrepen 1.
De auto kan alleen worden vergrendeld als
de kaart binnen de zone 4 is.
Berg de kaart niet op op een plaats waar
andere elektronische apparaten (com-
puter, telefoon enz.) de werking ervan
kunnen verstoren.
HANDSFREE KAART: gebruik (3/10)
Handsfree vergrendelen/ontgrendelen
met knop 2
(afhankelijk van de auto)
Druk, met de kaart in gebied 3 en terwijl de
auto is vergrendeld, op de knop 2 op de
handgreep 1 van het bestuurdersportier, het
passagiersportier of de klep van de bagage-
ruimte om de auto te ontgrendelen.
Als u eenmaal op de knop van de achterklep
drukt, wordt de gehele auto ontgrendeld en
de achterklep geopend.
De alarmlichten en zijknipperlichten knippe-
ren eenmaal om aan te geven dat de por-
tieren zijn ontgrendeld. Bij sommige voertui-
gen worden de buitenspiegels automatisch
uitgeklapt.
3
1
2
A
6
1.15
NLD_UD80984_4
Carte « mains libres » : utilisation (X82 PH2 - Renault)
Bijzonderheden met betrekking tot het
ontgrendelen
In bepaalde omstandigheden wordt ontgren-
deling bij benadering van de auto uitgescha-
keld:
na acht dagen zonder gebruik van het
voertuig;
als de kaart dicht bij het gebied 3 van het
voertuig blijft gedurende ongeveer vijf mi-
nuten nadat het voertuig is vergrendeld ;
na verschillende keren in de buurt van
het gebied 3 van het voertuig te zijn ge-
weest zonder dat de deur werd ontgren-
deld.
2
HANDSFREE KAART: gebruik (4/10)
Gebruik de kaart als afstandsbediening (zie
volgende pagina’s) of, afhankelijk van de
auto, druk op de knop 2 om de auto te ont-
grendelen en de handsfree-modus opnieuw
te activeren.
Bijzonderheden met betrekking tot
handsfree vergrendelen
Nadat de auto is vergrendeld met de hands-
free-functie, moet u ongeveer drie seconden
wachten voordat u de auto weer kunt ont-
grendelen.
Tijdens deze drie seconden kunt u nagaan
of de auto goed vergrendeld is door aan de
handgrepen van de deuren te trekken.
Opmerking: als een portier of de kofferbak
open is of niet goed is gesloten, wordt de
vergrendeling niet uitgevoerd. Er klinkt een
geluidssignaal en de alarm- en zijknipper-
lichten knipperen niet.
1.16
NLD_UD80984_4
Carte « mains libres » : utilisation (X82 PH2 - Renault)
Wanneer de kaart nadat de motor is ge-
start, en na het openen en sluiten van een
portier niet langer binnen de zone 5is, geeft
het bericht “Kaart niet gedetecteerd” aan dat
de kaart zich niet in de auto bevindt. Dit helpt
bijvoorbeeld voorkomen dat u wegrijdt nadat
een passagier is uitgestapt met de card bij
zich.
De waarschuwing verdwijnt zodra de card
weer gedetecteerd is.
HANDSFREE KAART: gebruik (5/10)
De kaart gebruiken als
afstandsbediening A
Ontgrendelen met behulp van de kaart
Druk op de knop 7.
De alarmlichten en zijknipperlichten knippe-
ren eenmaal om aan te geven dat de por-
tieren zijn ontgrendeld. Bij sommige voertui-
gen worden de buitenspiegels automatisch
uitgeklapt.
Als de motor draait werken de knoppen
op de kaart niet.
Vergrendelen met de kaart
Met de portieren en de bagageruimte geslo-
ten, druk op de knop 6: de auto wordt ver-
grendeld.
De alarmknipperlichten knipperen twee-
maal om aan te geven dat het voertuig ver-
grendeld is. Afhankelijk van het voertuig
worden de buitenspiegels automatisch in-
geklapt.
Opmerking:
de maximale afstand waarop de auto ver-
grendeld wordt, hangt af van de omge-
ving;
als een portier of de achterklep open is of
niet goed is gesloten, wordt de vergren-
deling niet uitgevoerd. Er klinkt een ge-
luidssignaal en de alarm- en zijknipper-
lichten knipperen niet.
Alleen de achterklep
ontgrendelen
Druk op de knop 8 om alleen de achterklep
te ontgrendelen.
A
5
7
6
8
1.17
NLD_UD80984_4
Carte « mains libres » : utilisation (X82 PH2 - Renault)
Kaart besteluitvoering B
Ontgrendelen van de auto
Er zijn twee manieren voor het ontgrendelen
van de auto:
in de handsfree-modus, door middel van
de knoppen op de portierhandgrepen;
de kaart gebruiken in de afstandsbedie-
ningsmodus.
Vergrendelen van de auto
Er zijn vier manieren om de auto te vergren-
delen:
– in de handsfree-modus terwijl u van de
auto wegloopt;
in de handsfree-modus met de knop 9 op
een van de handgrepen van de voorpor-
tieren;
in de handsfree-modus met de knop 10
op een van de handgrepen van schuif-
deur;
de kaart gebruiken in de afstandsbedie-
ningsmodus;
in de handsfree modus, met de knop op
de handgreep van het achterportier.
Berg de kaart niet op op een plaats waar
andere elektronische apparaten (com-
puter, telefoon enz.) de werking ervan
kunnen verstoren.
HANDSFREE KAART: gebruik (6/10)
De handsfree-functie uit- of inschakelen
Afhankelijk van de auto kunt u via de boord-
computer of het multimediascherm het vol-
gende in- of uitschakelen:
vergrendelen terwijl u van de auto weg-
loopt;
vergrendelen en ontgrendelen door op
de knop 9 op de handgrepen van de ope-
ningselementen te drukken.
U kunt ook het geluidssignaal dat weerklinkt
als de auto wordt vergrendeld terwijl u ervan
wegloopt, uit- of inschakelen (zie volgende
pagina).
9
B
10
9
1.18
NLD_UD80984_4
Carte « mains libres » : utilisation (X82 PH2 - Renault)
HANDSFREE KAART: gebruik (7/10)
Handsfree ontgrendelen
Met de kaart in de toegangszone 11:
druk op de knop 9 op de handgreep van
een van de voorportieren om de voorpor-
tieren te ontgrendelen in veilige modus,
of alle portieren/kleppen in toegangsmo-
dus;
druk op de knop 10 op het handvat van
een van de schuifdeuren aan de zijkant of
op de knop 12 van de klapdeur achter om
het achterste gedeelte te ontgrendelen in
veilige modus of alle portieren/kleppen in
toegangsmodus.
11
8
10
De alarmlichten en zijknipperlichten knippe-
ren eenmaal om aan te geven dat de por-
tieren zijn ontgrendeld. Bij sommige voertui-
gen worden de buitenspiegels automatisch
uitgeklapt.
Handsfree vergrendelen
Druk, met het voertuig ontgrendeld en alle
portieren/kleppen gesloten, eenmaal op de
knop 9, 10 of 12 om alle portieren/kleppen
te vergrendelen.
Beveiligde modus
Als een van de voorportieren open is, drukt
u op de knop 9, 10 of 12 om het achterste
gedeelte te vergrendelen.
12
9
11
11
Als een van de portieren/kleppen in het
achterste gedeelte open is, drukt u op de
knop 9, 10 of 12 om de voorportieren te ver-
grendelen.
Modus Toegang
Als een portier of de achterklep open is of
niet goed is gesloten, werken de knop-
pen 9, 10 of 12 niet.
De alarmknipperlichten knipperen tweemaal
om aan te geven dat het voertuig vergren-
deld is. Afhankelijk van het voertuig worden
de buitenspiegels automatisch ingeklapt.
1.19
NLD_UD80984_4
Carte « mains libres » : utilisation (X82 PH2 - Renault)
HANDSFREE KAART: gebruik (8/10)
Handsfree vergrendelen terwijl men van
de auto wegloopt
Als u van de auto wegloopt met de kaart bij
u en met de portieren en achterklep geslo-
ten, wordt de auto automatisch vergrendeld
zodra u de toegangszone 3 verlaat.
N.B.: de afstand waarop de auto vergren-
deld wordt, hangt af van de omgeving.
U kunt zien dat de auto wordt vergrendeld
doordat de alarmknipperlichten tweemaal
knipperen en vervolgens gedurende onge-
veer vier seconden branden; ook hoort u
een geluidssignaal.
Als de kaart langer dan ca. 15 minuten in
de toegangszone 3 is geweest, is de functie
“vergrendelen bij weglopen” gedeactiveerd.
Als u de auto wilt ontgrendelen, drukt u op
de knop 8 op de kaart.
38
Bijzonderheden met betrekking tot
handsfree vergrendelen
Nadat de auto is vergrendeld met de hands-
free-functie, moet u ongeveer drie seconden
wachten voordat u de auto weer kunt ont-
grendelen.
Opmerking: handsfree ontgrendelen/ver-
grendelen werkt niet als de kaart niet aan-
wezig is in het detectiebereik van de inge-
drukte knop.
1.20
NLD_UD80984_4
Carte « mains libres » : utilisation (X82 PH2 - Renault)
De auto kan alleen worden vergrendeld als
de kaart binnen de zone 14 is.
Opmerking: als een openingselement (por-
tier of klep van bagageruimte) open is of niet
goed is gesloten, wordt de handsfree ver-
grendeling bij het wegrijden van het voertuig
niet uitgevoerd. De alarmknipperlichten en
zijknipperlichten knipperen niet.
14
HANDSFREE KAART: gebruik (9/10)
De kaart gebruiken als
afstandsbediening B
Er zijn twee gebruiksmodi: Beveiligde
modus en modus Toegang.
Om de kaartgebruikersmodus te wijzigen
opent u het menu “Toegang” via de boord-
computer of, afhankelijk van de auto, het
multimediascherm.
De standaardmodus is de Beveiligde
modus.
Als de motor draait werken de knoppen
op de kaart niet.
Ontgrendelen met behulp van de kaart
Druk op de knop 16 om de klapdeuren
achter of de achterklep en, afhankelijk van
de auto, de zijschuifdeuren te ontgrendelen.
Beveiligde modus
Druk op de knop 15 om de voorportieren en,
afhankelijk van de auto, de zijschuifdeur te
ontgrendelen.
Modus Toegang
Druk op de knop 15 om alle portieren te ont-
grendelen.
De alarmlichten en zijknipperlichten knippe-
ren eenmaal om aan te geven dat de por-
tieren zijn ontgrendeld. Bij sommige voertui-
gen worden de buitenspiegels automatisch
uitgeklapt.
B
13
16
15
1.21
NLD_UD80984_4
Carte « mains libres » : utilisation (X82 PH2 - Renault)
HANDSFREE KAART: gebruik (10/10)
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, ook niet heel even,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm, zonnig weer de
temperatuur in het interieur heel erg snel
oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
4
Wanneer de kaart nadat de motor is ge-
start, en na het openen en sluiten van een
portier niet langer binnen de zone 4 is, geeft
het bericht “Kaart niet gedetecteerd” aan dat
de kaart zich niet in de auto bevindt. Dit helpt
om bijvoorbeeld te voorkomen dat u wegrijdt
nadat een passagier is uitgestapt met de
kaart bij zich.
De waarschuwing verdwijnt zodra de card
weer gedetecteerd is.
Vergrendelen met de kaart
Met de portieren en de bagageruimte geslo-
ten, druk op de knop 13: de auto wordt ver-
grendeld.
De alarmknipperlichten knipperen twee-
maal om aan te geven dat het voertuig ver-
grendeld is. Afhankelijk van het voertuig
worden de buitenspiegels automatisch in-
geklapt.
Opmerking:
de maximale afstand waarop de auto ver-
grendeld wordt, hangt af van de omge-
ving;
als een portier of de achterklep open is of
niet goed is gesloten, wordt de vergren-
deling niet uitgevoerd. Er klinkt een ge-
luidssignaal en de alarm- en zijknipper-
lichten knipperen niet.
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes/porte de coffre ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
super condamnation des portes ................
(jusqu’à la fin de l’UD)
badge ........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte : utilisation.........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte : pile ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte
non démarrage du moteur en mode
mains libres ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage/déverrouillage des ouvrants ...
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage/déverrouillage des ouvrants
supercondamnation des ouvrants ........
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage/déverrouillage des ouvrants
mode mains libres ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.22
NLD_UD79426_2
Carte : supercondamnation (X82 PH2 - Renault)
Bijzonderheid: de extra vergrendeling
werkt niet als de knipperlichten of de marke-
ringslichten branden.
Gebruik nooit de extra por-
tiervergrendeling als er nog
iemand in de auto zit.
KAART: extra portiervergrendeling
Afhankelijk van de auto kunnen de bui-
tenspiegels automatisch worden inge-
klapt bij het vergrendelen van de auto.
1 1
Als de auto extra portiervergrendeling heeft,
kunnen hiermee de portieren worden ver-
grendeld en niet met de handgrepen aan
de binnenkant van de portieren worden ont-
grendeld (na het inslaan van een ruit om het
portier van binnenuit te openen).
Om de extra
portiervergrendeling in te
schakelen
Drukt u twee keer snel achter elkaar op
knop 2.
Het vergrendelen wordt bevestigd doordat
de alarmknipperlichten en de zijknipperlich-
ten twee keer traag en drie keer snel knip-
peren.
Afhankelijk van de auto worden de buiten-
spiegels automatisch ingeklapt bij het ver-
grendelen van de auto 1.100.
Deactiveren van de extra
portiervergrendeling
Druk eenmaal op de knop 1.
Het ontgrendelen ziet u aan het één keer op-
lichten van de knipperlichten.
2 2
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture des portes .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouverture des portes..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
alarme sonore d’oubli d’éclairage ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
alarme sonore
oubli de fermeture d’un ouvrant ...........
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouvrants ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pour la sécurité des enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.23
NLD_UD80995_3
Portes avant (X82 PH2 - Renault)
Ouverture et fermeture des portes
VOORPORTIEREN (1/2)
Openen van buitenaf
Auto’s met afstandsbediening
Vergrendel de auto met behulp van de af-
standsbediening en trek aan de hand-
greep 1.
Auto’s met kaart
(afhankelijk van de auto)
Druk met de card bij u op de knop 2 om de
auto te ontgrendelen en trek aan de hand-
greep 1.
Sluiten van buitenaf
Druk tegen het portier. Vergrendel het portier
met de afstandsbediening, of druk bij auto’s
met een kaart (afhankelijk van de auto) op
de knop 2.
Openen van binnenuit
Trek aan de portierhandgreep 4 en duw
tegen het portier.
Sluiten van binnenuit
Trek uitsluitend aan het portier met portier-
handgreep 3.
Uit veiligheidsoverwegingen,
mag u de deur alleen openen
en sluiten als de auto stilstaat.
1
3
4
2
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
de ruitbediening, of de portieren te ver-
grendelen, enz..
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
sécurité enfants .........................................
(page courante)
enfants (sécurité) .......................................
(page courante)
1.24
NLD_UD80995_3
Portes avant (X82 PH2 - Renault)
VOORPORTIEREN (2/2)
Waarschuwingssignaal
verlichting brandt nog
Als bij het openen van een voorportier de
lichten nog branden terwijl het contact is af-
gezet dan klinkt er een signaal om u te waar-
schuwen.
Waarschuwing portier vergeten
te sluiten
Als een portier nog open is of niet goed is
gesloten, verschijnt zodra de auto ongeveer
20 km/u rijdt, het bericht “Portier open” op
het instrumentenpaneel en gaat een contro-
lelampje branden.
Bijzonderheid
Afhankelijk van de auto stoppen de acces-
soires (radio enz.) met werken zodra de
motor wordt uitgeschakeld, het bestuur-
dersportier wordt geopend of de portieren
worden vergrendeld.
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
alarme sonore d’oubli d’éclairage ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
alarme sonore
oubli de fermeture d’un ouvrant ...........
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouvrants ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pour la sécurité des enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.25
NLD_UD80996_4
Portes latérale coulissante (X82 PH2 - Renault)
SCHUIFDEUR (1/2)
in handsfree modus door het vergrende-
len/ontgrendelen van de voorportieren of
de achterklep.
Openen van buitenaf
Trek als de auto ontgrendeld is de hand-
greep 1 naar u toe en schuif de deur naar
achteren.
Openen van binnenuit
Trek de hendel 3 naar achteren en open de
schuifdeur tot hij blokkeert.
1
3
4
Sluiten van buitenaf
Trek aan de portierhandgreep 1 en laat de
deur naar de voorkant van de auto schuiven
tot de deur helemaal gesloten is.
Sluiten van binnenuit
Trek de hendel 3 naar voren en sluit de deur
tot hij vast klikt.
Handmatig vergrendelen van
binnenuit
Druk de knop 4 omlaag. De schuifdeur is
vergrendeld.
Uit veiligheidsoverwegingen
mag u de deur alleen openen
of sluiten als de auto stilstaat.
Auto’s met afstandsbediening
De zijdeur kunt u vergrendelen en ontgren-
delen met een druk op de knop van de afs-
tandsbediening.
Auto’s met kaart
De schuifdeur kunt u vergrendelen en ont-
grendelen:
door te drukken op de kaartknoppen.
afhankelijk van de auto, door op de knop
op de voorportieren, de achterklep of de
knop 2 in de handsfree-modus te drukken
(voor de bestelwagenuitvoering.
2
1.26
NLD_UD80996_4
Portes latérale coulissante (X82 PH2 - Renault)
Aanbevelingen bij het ge-
bruik van de schuifdeur.
Het openen of sluiten van
de schuifdeur moet, net als
het openen en sluiten van de andere
deuren, met de nodige voorzichtigheid
gebeuren.
Let op dat geen mens, lichaamsdeel,
dier of voorwerp gevaar loopt bij de
beweging.
Gebruik voor het bewegen van de
deur uitsluitend en alleen de hand-
grepen aan de binnenkant en aan de
buitenkant van de auto.
Beweeg de deur zowel bij het openen
als bij het sluiten niet met geweld.
Let op dat u, als de auto op een hel-
ling staat, de schuifdeur voorzichtig
geheel open of dicht schuift tot hij
blokkeert.
– Het is streng verboden met een ge-
opende schuifdeur te rijden, contro-
leer voor u wegrijdt of de deur goed
is gesloten.
Kinderveiligheid
Als u niet wilt dat de achterportieren van bin-
nenuit geopend kunnen worden, draait u bij
elk portier aan de bout 5 en sluit u het por-
tier.
Controleer van binnenuit of de deuren goed
vergrendeld zijn.
De portieren kunnen alleen nog van buitenaf
worden geopend.
SCHUIFDEUR (2/2)
5
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
de ruitbediening, of de portieren te ver-
grendelen, enz....
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
alarme sonore
oubli de fermeture d’un ouvrant ...........
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouvrants ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pour la sécurité des enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.27
NLD_UD80997_2
Portes arrière battantes (X82 PH2 - Renault)
Trek aan de handgreep 3 om het portier te
openen.
Als u langs de kant van de weg
parkeert en de achterklep geo-
pend is, kunnen de achterlich-
ten hierdoor aan het zicht ont-
trokken worden. Waarschuw bijgevolg
andere weggebruikers voor de aanwe-
zigheid van uw voertuig door middel van
de gevarendriehoek of op de manier die
is voorgeschreven in het land waar u
zich bevindt.
KLAPDEUREN ACHTER (1/4)
Openen van buitenaf
Auto’s met afstandsbediening
Vergrendel de auto met behulp van de af-
standsbediening en trek aan de hand-
greep 1.
Auto’s met kaart
(afhankelijk van de auto)
Druk met de card bij u op de knop 2 om de
auto te ontgrendelen en trek aan de hand-
greep 1.
1
3
2
1
1.28
NLD_UD80997_2
Portes arrière battantes (X82 PH2 - Renault)
KLAPDEUREN ACHTER (2/4)
4
5
Rijden met rechterdeur open
Rechterdeur open, sluit de linkerdeur.
Vergrendel, als de auto hiermee uitgerust is,
het linker voorportier door de grendel 5 te
draaien om deze in de 4 houder te plaatsen.
Bij het rijden met de klapdeur
rechtsachter open, zet u altijd
de vervoerde lading goed vast
3.45. De linkerdeur die ge-
sloten blijft, mag niet gebruikt worden als
manier om de vervoerde lading vast te
zetten. Er mag alleen bij wijze van uit-
zondering worden gereden met de klap-
deur rechts achter geopend.
Houdt u zich in alle gevallen aan de ter
plaatse geldende wetgeving.
Risico van vallende lading op het
wegdek.
1.29
NLD_UD80997_2
Portes arrière battantes (X82 PH2 - Renault)
KLAPDEUREN ACHTER (3/4)
Maximale opening van de
deuren
Trek voor elke deur aan de grendel 6 om de
deurvanger 7 vrij te maken. Open de deur
zo ver mogelijk.
Sluiten van buitenaf
Sluit eerst de rechterdeur tot hij bijna dicht is
en sla hem dan dicht.
Doe daarna hetzelfde met de linkerdeur
voordat u vergrendelt.
67
Laat bij harde wind de klapdeu-
ren achter niet open.
Verwondingsgevaar
Zorg voor uw eigen veiligheid
ervoor, dat alle portieren van
uw auto goed gesloten zijn
voordat u wegrijdt.
1.30
NLD_UD80997_2
Portes arrière battantes (X82 PH2 - Renault)
Sluiten van binnenuit
Doe eerst de deur B bijna dicht en sla hem
dan dicht.
Doe daarna hetzelfde met het portier A.
KLAPDEUREN ACHTER (4/4)
De deur ontgrendelen A 1.32.
Handmatig vergrendelen/
ontgrendelen van binnenuit
Draai de knop 8 rechtsom om het portier te
vergrendelen A.
Draai de knop 8 linksom om het portier te
ontgrendelen A.
9
3
Zorg voor uw eigen veiligheid
ervoor, dat alle portieren van
uw auto goed gesloten zijn
voordat u wegrijdt.
A
B
Laat bij harde wind de klapdeu-
ren achter niet open.
Verwondingsgevaar
Openen van binnenuit
Trek aan de portierhandgreep 9 en duw
tegen het portier A.
Trek de hendel 3 naar u toe en open de lin-
kerdeur B.
8
alarme sonore
oubli de fermeture d’un ouvrant ...........
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouvrants ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pour la sécurité des enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.31
NLD_UD80998_3
Hayon (X82 PH2 - Renault)
Hayon
ACHTERKLEP
afhankelijk van de auto, in handsfree-mo-
dus door op de knop 1 te drukken.
Openen
Eens de achterklep ontgrendeld, drukt u op
de knop 2 en trekt u de klep omhoog.
Sluiten
Laat de achterklep zakken, waarbij u eerst
de binnenhandgreep 3 gebruikt om u te
helpen.
Als de achterklep tot schouderhoogte is
neergelaten, laat u de hendel 3 los en sluit
u de achterklep door deze van buitenaf
omlaag te drukken.
2
3
Auto’s met afstandsbediening
De achterklep kan worden vergrendeld en
ontgrendeld met een druk op de knop van
de afstandsbediening.
Auto’s met kaart
De achterklep kan worden vergrendeld en
ontgrendeld:
door te drukken op de kaartknoppen.
in de handsfreemodus door de voorpor-
tieren te vergrendelen/ontgrendelen;
1
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
décondamnation des portes ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.32
NLD_UD65725_1
Verrouillage, déverrouillage centralisé des portes (X82 PH2 - Renault)
Verrouillage, déverrouillage des ouvrants
CENTRAAL VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (1/2)
Schakelaar voor het
vergrendelen/ontgrendelen van
de portieren van binnenuit
De schakelaar 1 bedient alle portieren tege-
lijk.
Als een portier open of niet goed gesloten is,
vergrendel/ontgrendel de portieren dan snel.
In geval van het vervoer van een voorwerp
met de geopende achterklep, kunt u toch de
andere portieren vergrendelen: motor uit,
druk meer dan vijf secondes op de schake-
laar 1 om de andere de portieren te vergren-
delen.
Vergrendelen van de portieren
zonder kaart of sleutel
Bijvoorbeeld bij een lege batterij of als de
kaart of de sleutel tijdelijk niet werkt, enz...
Druk bij stilstaande motor, gesloten ach-
terportieren en een open voorportier,
langer dan vijf secondes op de schakelaar 1.
Controleer of u de sleutel of kaart bij u hebt
voordat u de auto verlaat.
Bij het sluiten van het portier worden alle
portieren vergrendeld.
Het ontgrendelen vanaf de buitenkant ge-
beurt uitsluitend met behulp van de sleutel
of de kaart.
Laat nooit een sleutel of kaart
in de auto liggen als u de auto
verlaat.
Nadat de auto is vergrendeld/ontgren-
deld met behulp van de kaartknoppen,
wordt “handsfree” vergrendelen/ont-
grendelen gedeactiveerd.
De “handsfree” werking wordt hersteld
na het starten van de auto.
1
1.33
NLD_UD65725_1
Verrouillage, déverrouillage centralisé des portes (X82 PH2 - Renault)
CENTRAAL VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (2/2)
Vergrendeling van de portieren
met geopende achterklep
Om de auto te vergrendelen met geopende
bagageruimte (transport van lading met ge-
opende bagageruimte enz.), of als u zich in
een zone bevindt met sterke elektromagneti-
sche straling, of als de sleutel defect is: druk,
bij stilstaande motor, langer dan vijf secon-
des op de knop 1.
Opmerking: als u de bagageruimte sluit,
wordt deze vergrendeld.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een be-
lemmering kan zijn voor hulpverleners in
geval van nood.
Waarschuwingslampje van de
portieren
Met contact aan geeft het controlelampje in
de schakelaar 1 aan of de portieren wel of
niet vergrendeld zijn:
lampje brandt, de portieren zijn vergren-
deld;
lampje uit, de portieren zijn ontgrendeld.
Contact uit, als u de portieren vergrendelt
blijft het lampje branden en dooft daarna.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
1
1.34
NLD_UD72330_2
Verrouillage, déverrouillage manuel des portes (X82 PH2 - Renault)
Als de afstandsbediening of,
afhankelijk van de auto, de kaart
niet werkt
In bepaalde gevallen werken de FM-
afstandsbediening of de kaart niet:
batterij van de FM-afstandsbediening of
kaart leeg, accu van de auto ontladen,
enz...
gebruik van apparaten die op dezelfde
frequentie als de card werken (mobiele
telefoon, enz...);
de auto bevindt zich in een sterk elektro-
magnetisch veld.
In dat geval is het mogelijk:
de FM-afstandsbediening of de noods-
leutel die in de kaart is geïntegreerd (af-
hankelijk van de auto) gebruiken om het
bestuurdersportier te ontgrendelen;
de schakelaar voor het vergrendelen/ont-
grendelen van de portieren van binnen-
uit te gebruiken (raadpleeg de volgende
bladzijden).
In de card geïntegreerde sleutel
De 2 geïntegreerde sleutel kunt u gebrui-
ken om het bestuurdersportier te vergren-
delen of te ontgrendelen wanneer de card
niet werkt.
Toegang tot sleutel 2
Schuif de behuizing achter 1 omlaag terwijl
u op de zone A drukt.
1A2
HANDMATIG VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (1/4)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
décondamnation des portes ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.35
NLD_UD72330_2
Verrouillage, déverrouillage manuel des portes (X82 PH2 - Renault)
HANDMATIG VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (2/4)
Gebruik van de sleutel die in de
kaart is ingebouwd
Steek de sleutel 2 in het slot van het be-
stuurdersportier 3 om dit te vergrendelen of
ontgrendelen.
Zodra u zich in de auto bevindt, steekt u de
geïntegreerde sleutel terug in de uitsparing
van de kaart.
Auto’s met sleutel,
afstandsbediening
Gebruik van de sleutel
Steek de sleutel 4 in het slot van het be-
stuurdersportier om dit te vergrendelen of
ontgrendelen.
3
24
3
1.36
NLD_UD72330_2
Verrouillage, déverrouillage manuel des portes (X82 PH2 - Renault)
HANDMATIG VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (3/4)
Schakelaar voor het
vergrendelen/ontgrendelen van
de portieren van binnenuit
De schakelaar 6 bedient zowel de portieren
als de achterklep.
Als een portier (of de achterklep) open of
niet goed gesloten is, vergrendelen/ontgren-
delen de portieren snel.
Als u een voorwerp met geopende achter-
klep vervoert, kunt u toch de portieren ver-
grendelen. Zet hiervoor de motor uit, druk op
de schakelaar 6 en houd deze ingedrukt om
de overige portieren te vergrendelen.
Handmatig vergrendelen van de
portieren
Verdraai, met open portier, de schroef 5
(met behulp van het uiteinde van de sleutel)
en sluit het portier.
Nu is het portier van buitenaf vergrendeld.
Het openen kan alleen van binnenuit gebeu-
ren of met de noodsleutel voor het portier
van de bestuurder.
5
6
1.37
NLD_UD72330_2
Verrouillage, déverrouillage manuel des portes (X82 PH2 - Renault)
HANDMATIG VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (4/4)
Vergrendelen van de portieren
zonder kaart of sleutel
Bijvoorbeeld bij een lege batterij of als de
kaart of de sleutel tijdelijk niet werkt, enz.
Druk met de motor uit en een portier of de
achterklep geopend, langer dan vijf secon-
den op de schakelaar 6.
Bij het sluiten van het portier worden alle
portieren en kleppen vergrendeld.
Opmerking: De auto kan van buitenaf
alleen worden ontgrendeld als de kaart zich
in de toegangszone van de auto bevindt of
met behulp van de sleutel.
Controlelampje van de
portiervergrendeling
Wanneer het contact aan is, geeft het 6
waarschuwingslampje in de schakelaar de
staat van de portiervergrendeling aan:
lampje brandt, de portieren zijn vergren-
deld;
lampje uit, de portieren zijn ontgrendeld.
Als u de portieren vergrendelt, blijft het con-
trolelampje branden en dooft daarna.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een be-
lemmering kan zijn voor hulpverleners in
geval van nood. Laat nooit een sleutel of kaart
in de auto liggen als u de auto
verlaat.
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation automatique des ouvrants
en roulage..................................................
(page courante)
fermeture des portes .................................
(page courante)
1.38
NLD_UD65727_1
Condamnation automatique des ouvrants en roulage (X82 PH2 - Renault)
storingen
Als u een storing constateert (geen centrale
vergrendeling, het lampje in schakelaar 1
licht niet op wanneer u probeert de portie-
ren en de achterklep te vergrendelen enz.),
controleert u of de centrale vergrendeling
niet per ongeluk is uitgeschakeld. Ook con-
troleert u of alle portieren en de achterklep
goed gesloten zijn. Als deze goed gesloten
zijn, moet u een merkdealer raadplegen.
Condamnation automatique des ouvrants en roulage
AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een be-
lemmering kan zijn voor hulpverleners in
geval van nood.
1
De werking van het systeem
Na het wegrijden van de auto, vergrende-
len de portieren automatisch als de auto
een snelheid van ongeveer 10 km/u heeft
bereikt.
De portieren ontgrendelen automatisch:
Door te drukken op de schakelaar van de
portiervergrendeling 1;
bij stilstaande auto, door een voorportier
te openen van in de auto.
NB: na het openen/sluiten van een portier,
vergrendelt dit weer automatisch zodra de
auto 10 km/u rijdt;
Inschakelen/Uitschakelen van
de functie
Om te activeren: druk bij stilstaande auto
met draaiende motor op de schakelaar 1
totdat een geluidssignaal te horen is.
Deactiveren: druk, bij stilstaande auto met
draaiende motor, op de schakelaar 1 tot u
twee geluidssignalen hoort.
De functie kan ook worden in- en uitgescha-
keld via de boordcomputer of het multimedi-
ascherm (afhankelijk van de auto).
appuis-tête .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage de la position de conduite .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges avant
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.39
NLD_UD65728_1
Appuis-tête avant (X82 PH2 - Renault)
Appui-tête, sièges
HOOFDSTEUNEN VOOR
Hoofdsteun hoger zetten
Trek de hoofdsteun tot de gewenste stand
omhoog. Controleer de vergrendeling.
Hoofdsteun lager zetten
Druk op de knop 1 en schuif de hoofdsteun
omlaag tot de gewenste stand is bereikt.
Controleer de vergrendeling.
A
1
Verwijderen van de hoofdsteun
Zet de hoofdsteun in de hoogste stand (zet
de rugleuning indien nodig schuin). Druk op
de knop 1 en trek de hoofdsteun omhoog tot
hij vrijkomt.
Hoofdsteun terugplaatsen
Steek de poten van de hoofdsteun in de hou-
ders (zet de rugleuning indien nodig schuin).
Schuif de hoofdsteun naar binnen tot deze
blokkeert en druk daarna op de knop 1 om
de gewenste hoogte in te stellen. Controleer
de vergrendeling van elke poot 2 in de rug-
leuning.
De hoofdsteun is een veilig-
heidsorgaan, dat altijd op zijn
plaats moet zitten en goed
moet zijn afgesteld. Hij geeft
een maximale beveiliging als de boven-
kant van de hoofdsteun op gelijke hoogte
is met de kruin en de afstand tussen het
achterhoofd en de hoofdsteun bij A zo
klein mogelijk is.
2
réglage de la position de conduite .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage des sièges avant...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges avant
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges chauffants .......................................
(page courante)
accoudoir ...................................................
(page courante)
accoudoir
avant ....................................................
(page courante)
dossiers avant ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.40
NLD_UD73237_2
Sièges avant (X82 PH2 - Renault)
VOORSTOELEN (1/2)
Rugleuning verstellen
Beweeg de hendel 6.
Armsteunen voorin 5
Afhankelijk van de auto kunt u de armsteu-
nen voor 5 afstellen.
De armsteun naar boven verstellen
Til de armsteun naar de gewenste stand.
De armsteun naar beneden verstellen
Til de armsteun tot aan de opbergstand
naast de rugleuning en zet hem daarna
omlaag.
Afstellen van de stoel
Naar voren of naar achteren schuiven
Trek de handgreep 1 omhoog om te ont-
grendelen. In de gewenste stand laat u hem
los. Controleer of de stoel vergrendeld is.
Afstellen van de hoogte van de zitting
Druk de hendel 3 zo vaak als nodig omlaag
of trek eraan om de zitting lager of hoger te
zetten.
Afstellen van de lendensteun
Draai de draaiknop 4 om de ondersteun te
verstevigen of te verminderen.
13
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Voor een optimale werking van
de autogordels moet u de rug-
leuningen niet te veel achterover zetten.
Laat geen spullen op de vloer (bij de be-
stuurder) liggen. In geval van plotseling
remmen zouden deze onder de pedalen
terecht kunnen komen, waardoor de be-
stuurder deze niet meer goed kan bedie-
nen.
De armsteun opbergen
Til de armsteun naar boven tot aan de op-
bergstand A. Controleer de vergrendeling.
Stoelverwarming
Met contact aan drukt u op schakelaar 2.
De ingebouwde indicator verschijnt.
Het systeem regelt met een thermostaat
de verwarming en schakelt hem uit, indien
nodig.
24
6
5
A
1.41
NLD_UD73237_2
Sièges avant (X82 PH2 - Renault)
VOORSTOELEN (2/2)
Tafelstand van de
passagiersstoel in het midden
Zorg dat er geen voorwerp het bewegen van
de stoel hindert.
houd de rugleuning aan de bovenkant
vast voor het omlaag zetten, druk gelijk-
tijdig op de knop 7 en klap de rugleuning
naar voren neer;
druk tegen de achterkant van de rugleu-
ning om haar te vergrendelen. Verzeker
u ervan dat de rugleuning goed vergren-
deld is.
7
De middelste passagiersstoel in de
oorspronkelijke positie terugzetten
Zorg dat er geen voorwerp het bewegen van
de stoel hindert.
Druk op de knop 7 om de rugleuning te
ontgrendelen;
zet de rugleuning omhoog;
– controleer of de stoel goed vergrendeld
is.
Bevestig, voor uw veiligheid,
de vervoerde voorwerpen
wanneer de stoel in tafelstand
staat.
Wanneer de voorste rugleuning
in de tafelstand staat, moet u
de voorste passagiersairbag
deactiveren 1.93.
Gevaar van ernstige verwonding als
voorwerpen die zijn geplaatst op de rug-
leuning in de tafelstand, worden wegge-
slingerd wanneer de airbagairbag wordt
geactiveerd.
Deze voorschriften staan ook op het
etiket (op het dashboard) en de marke-
ringen (op de voorruit).
Controleer na het afstellen of
de rugleuningen goed zijn ver-
grendeld.
volant de direction
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
direction assistée .......................................
(page courante)
direction à assistance variable ..................
(page courante)
assistance de direction ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.42
NLD_UD65730_1
Volant de direction (X82 PH2 - Renault)
Stuurbekrachtiging
Rijd nooit met een accu die niet genoeg ge-
laden is.
Snelheidsafhankelijke
stuurbekrachtiging
De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging
past de mate van bekrachtiging automatisch
aan de snelheid waarmee u rijdt aan.
Bij het parkeren is er veel bekrachtiging
(voor meer comfort) en met het toenemen
van de snelheid vermindert de bekrachtiging
(voor een grotere veiligheid bij snel rijden).
Hoogte- en diepteverstelling van
het stuurwiel
Trek aan de hendel 1 en zet het stuurwiel in
de gewenste stand; druk de hendel voorbij
het zware om het stuurwiel te blokkeren.
Controleer of het stuurwiel goed is vergren-
deld.
Volant de direction/Direction assistée
Voer, om veiligheidsredenen,
deze afstellingen uitsluitend uit
als de auto stilstaat.
STUURWIEL/STUURBEKRACHTIGING
1
Zet nooit de motor af tijdens het
rijden: bij uitgeschakelde motor
is er geen bekrachtiging.
Bij stilstaande motor of bij een storing in
het systeem blijft het mogelijk het stuur-
wiel te draaien. Er moet meer kracht
gezet worden.
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage de la position de conduite .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges avant
réglage .................................................
(page courante)
position de conduite
réglages ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dossiers avant ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dossiers arrière ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.43
NLD_UD80687_5
Ceintures de sécurité (X82 PH2 - Renault)
Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor-
del. Het niet dragen van de gordel is ge-
vaarlijk en strafbaar. Bovendien dient u zich
te houden aan de wetgeving van het land
waarin u zich bevindt
Ceintures de sécurité
Een verkeerd afgestelde of ge-
draaide autogordel kan bij een
ongeval letsel veroorzaken.
Gebruik één autogordel per
persoon, kind of volwassene.
Zwangere vrouwen moeten ook hun
gordel dragen. Let in dat geval op dat de
heupgordel niet te veel op de onderbuik
drukt, zonder de gordel te los te dragen.
Stel, voordat u start de juiste zithouding
af, en daarna voor alle inzittenden de au-
togordel om de beste bescherming te
krijgen.
De juiste zithouding
Ga goed diep in uw stoel zitten (na uw
mantel, jas enz. uitgetrokken te hebben).
Dit is belangrijk voor een goede onder-
steuning van de rug;
verschuif de stoel zodat u makkelijk
bij de pedalen kunt komen. Plaats de
stoel zo ver naar achteren dat u de peda-
len nog net geheel kunt indrukken. Stel
de rugleuning zo af dat u de armen moet
strekken om bij de bovenkant van het
stuurwiel te kunnen komen;
stel de hoofdsteun af. De afstand
tussen de hoofdsteun en uw achterhoofd
moet zo klein mogelijk zijn;
Zorg ervoor dat de achterbank goed is
vergrendeld zodat de autogordels achter
correct werken 3.38.
stel de stoelhoogte af. Verstel het
kussen om een zo goed mogelijk zicht op
het verkeer te hebben;
stel de stand van het stuurwiel af.
AUTOGORDELS (1/7)
1.44
NLD_UD80687_5
Ceintures de sécurité (X82 PH2 - Renault)
Vergrendelen
Trek de riem langzaam en rustig over u
heen en druk de gesp 3 in de sluiting 5 (con-
troleer de vergrendeling door aan de gesp 3
te trekken).
Als de gordel blokkeert, laat hem dan een
stuk teruggaan en rol hem opnieuw af.
Als de autogordel compleet is geblokkeerd,
trek dan langzaam, maar krachtig, aan de
gordel om deze ongeveer 3 cm naar buiten
te trekken. Laat hem oprollen en wikkel hem
dan weer af.
Als het probleem aanhoudt, dient u een
merkdealer te raadplegen.
1
5
3
4
5
plaats de borstriem 1 zo dicht mogelijk bij
de basis van de nek zonder dat deze er
daadwerkelijk tegenaan rust (pas indien
nodig en indien mogelijk de hoogte van
de veiligheidsgordel aan) en zorg ervoor
dat de borstriem 1 in contact is met de
schouder;
plaats de heupgordel 2 zo dat deze plat
op de dijen en tegen het bekken ligt.
De autogordel moet zo dicht mogelijk tegen
het lichaam zitten. Vermijd daarom te dikke
kleding, plaats geen voorwerpen onder de
gordel, enz.
Afstellen van de autogordel
Voor juiste afstelling en plaatsing van de vei-
ligheidsgordels op alle stoelen:
verstel de stoelen (zitpositie en rugleu-
ninghoek indien beschikbaar);
ga goed tegen de rugleuning aan zitten;
1
2
AUTOGORDELS (2/7)
1.45
NLD_UD80687_5
Ceintures de sécurité (X82 PH2 - Renault)
AUTOGORDELS (3/7)
6
ßWaarschuwingslampje
autogordel van de
bestuurder vergeten en,
afhankelijk van de auto, van de
voorpassagier
Dit verschijnt op het centrale display 6 wan-
neer het contact wordt ingeschakeld terwijl
de veiligheidsgordel van de bestuurder en/of
de passagier voorin (als de passagiersstoel
bezet is) niet is vastgemaakt.
Als er, afhankelijk van de auto. iemand op
de stoel zit en een van deze twee veilig-
heidsgordels niet is vastgemaakt of wordt
losgemaakt terwijl de auto harder dan circa
20 km/u rijdt, knippert het waarschuwings-
lampje ß en klinkt er gedurende circa
120 seconden een pieptoon.
Opmerking: een voorwerp op de zitting van
de passagiersstoel voor kan soms het waar-
schuwingslampje activeren, afhankelijk van
het voertuig.
1.46
NLD_UD80687_5
Ceintures de sécurité (X82 PH2 - Renault)
Waarschuwing van het niet dragen van
de achtergordel
(afhankelijk van de auto)
Het 7 pictogram verschijnt op het instrumen-
tenpaneel wanneer het contact wordt inge-
schakeld. Dit informeert de bestuurder elke
keer over de bevestigingsstatus van elk van
de veiligheidsgordels achterin:
het contact wordt aangezet;
er een portier wordt geopend;
een autogordel achter wordt vast- of los-
gemaakt.
De afbeelding 7 begrijpen:
wit symbool: autogordel vastgemaakt;
zwart symbool: autogordel losgemaakt.
Wanneer de voertuigsnelheid minder is dan
circa 20 km/u, verschijnt het pictogram 7
gedurende ongeveer 60 seconden, telkens
wanneer een van de veiligheidsgordels
achter wordt vast- of losgemaakt.
Als de voertuigsnelheid 20 km/u bereikt of
overschrijdt en een van de veiligheidsgor-
dels achter tijdens de rit wordt losgemaakt:
knippert het controlelampje ß op
het centrale display;
en
klinkt ongeveer 30 seconden een piep-
toon;
en
verschijnt het pictogram 7 minstens
60 seconden en verandert de indicator
van de desbetreffende stoel in zwart.
Controleer altijd of de passagiers achterin
hun gordel hebben vastgemaakt en of het
aangegeven aantal vastgemaakte gordels
overeenkomt met het aantal bezette zitplaat-
sen achterin.
AUTOGORDELS (4/7)
7
sièges arrière .............................................
(page courante)
1.47
NLD_UD80687_5
Ceintures de sécurité (X82 PH2 - Renault)
AUTOGORDELS (5/7)
Hoogteverstelling van de gordel
van de voorstoelen
Kantel de knop 8 om de hoogte van de
schoudergordel 1 zo goed mogelijk aan uw
postuur aan te passen.
Controleer na het afstellen of de knop weer
goed is vergrendeld.
Ontgrendelen
Druk op de knop 4, de gordel wordt door het
oprolmechanisme teruggetrokken. Begeleid
hem.
8
Gordels aan de zijkanten achter
Gebruik voor de eerste rij achter uitslui-
tend de gordels 10;
gebruik voor de achterste rij uitsluitend
de gordels 9.
Wanneer de gordel 10 niet wordt gebruikt,
moet de gesp 11 in de houder 12 worden
opgeborgen.
Gebruiksomstandigheden
Controleer voor ieder gebruik van de gordels
aan de zijkant achter, of de vaste gesp 13
correct vastzit in de zwarte sluiting 14.
Het vergrendelen en ontgrendelen gebeuren
op dezelfde manier als bij de gordels voor.
10
9
13
14
Controleer de plaats en werking van de autogordel achterin na het kantelen van
de achterbank.
12
11
sièges arrière .............................................
(page courante)
1.48
NLD_UD80687_5
Ceintures de sécurité (X82 PH2 - Renault)
Autogordels in het midden
Rol de gordel langzaam af tot u de gesp kunt
vergrendelen in de sluiting 16.
Voor een doeltreffende werking
van de autogordels moeten de
banken goed zijn vergrendeld
3.38.
15
Gebruiksmogelijkheden van de ach-
terstoelen 3.38
AUTOGORDELS (6/7)
Toegang tot de laatste rij
Om gemakkelijker bij de laatste rij te komen,
maakt u de autogordel van de tweede rij los
door hem uit zijn sluiting 15 te halen. Plaats
het zo vrijgemaakte deel van de autogordel
in de kleine strip op het vaste deel van de
riem.
Vergeet niet de gordel opnieuw te vergren-
delen als een passagier op deze plaats gaat
zitten.
15
16
1.49
NLD_UD80687_5
Ceintures de sécurité (X82 PH2 - Renault)
AUTOGORDELS (7/7)
Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme; riemen, stoelen en bevestigingen. Raadpleeg
een merkdealer voor het monteren van bijv. een kinderzitje.
Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (zoals wasknijpers, klemmetjes,
enz.): een autogordel die te los zit, kan bij een ongeval verwondingen veroorzaken.
Draag nooit de schoudergordel achter de rug of onder de arm langs aan de kant van het portier.
Een autogordel mag nooit door meer personen tegelijk gebruikt worden; sla uw gordel nooit om een baby of een kind heen dat op uw schoot
zit.
De gordel mag niet gedraaid zijn.
Na een botsing moet u de gordels laten controleren en indien nodig vervangen. Gordels die beschadigingen vertonen moeten ook worden
vervangen.
Let er bij het terugplaatsen van de achterbank op dat de autogordels en sluitingen goed zitten, zodat deze weer op de juiste wijze kunnen
worden gebruikt.
Let op dat de gesp van de gordel in de juiste sluiting vastzit.
Zorg dat er geen voorwerp in de sluiting van de gordel kan komen waardoor de werking belemmerd wordt.
Zorg dat u de sluiting goed plaatst (deze mag niet verborgen of bedekt worden door of blijven haken achter personen of voorwerpen).
De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter.
dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures avant ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prétensionneurs de ceintures
de sécurité avant .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coussin gonflable
airbag ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prétensionneurs .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.50
NLD_UD65732_1
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X82 PH2 - Renault)
Dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures avant
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (1/6)
1
Laat al deze veiligheidsvoor-
zieningen controleren na een
aanrijding.
Het is streng verboden zelf
werkzaamheden uit te voeren aan
het gehele systeem (gordelspanners,
airbags, rekeneenheden, bedrading)
of deze in een andere auto over te
zetten.
Om te voorkomen dat het systeem
onopzettelijk wordt geactiveerd en
verwondingen veroorzaakt, mag uit-
sluitend deskundig personeel van de
merkdealer aan de airbags werken.
Het elektrische ontstekingsmecha-
nisme van de gordelspanners mag
uitsluitend door speciaal opgeleid
personeel met speciaal gereedschap
worden gecontroleerd.
Laat de gaspatronen van de gordel-
spanners en de airbags door een
merkdealer verwijderen voordat de
auto wordt gesloopt.
Afhankelijk van de auto, kunnen deze be-
staan uit:
– gordelspanners van het oprolmecha-
nisme van de autogordel voorin;
krachtbegrenzers voor de bescher-
ming van de borstkas;
airbags bestuurder en passagier
voorin
Deze voorzieningen worden gelijktijdig of
af-zonderlijk, afhankelijk van de ernst van de
aanrijding, geactiveerd bij een frontale bot-
sing.
Afhankelijk van de ernst van de aanrijding,
kan het systeem de volgende middelen ac-
tiveren:
de blokkering van de autogordel;
de gordelspanner van het oprolmecha-
nisme van de autogordel (die in werking
komt om de speling van de autogordel op
te heffen);
voorin airbag.
Gordelspanners
De gordelspanners dienen ervoor om de
autogordel strak tegen het lichaam te trek-
ken en daardoor de inzittende in zijn stoel
te drukken wat de effectiviteit van de gordel
verhoogt.
Bij contact aan, kan tijdens een ernstige
frontale aanrijding, afhankelijk van de ernst
van de schok, het systeem de gordelspan-
ner 1 activeren die onmiddellijk de gordel
strak trekt.
1.51
NLD_UD65732_1
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X82 PH2 - Renault)
Krachtbegrenzer
Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok
van de aanrijding komt dit mechanisme in
werking om de kracht die de gordel op het li-
chaam uitoefent te begrenzen tot een draag-
lijk niveau.
Airbagsbestuurder en passagier
voorin
Deze bevinden zich bij de linker en rechter
voorstoel.
Het stuurwiel en het dashboard (zone
airbag A) zijn gemarkeerd met airbag om
aan te geven dat deze voorziening aanwe-
zig is.
Elk airbagsysteem bestaat uit:
een airbag en een gaspatroon in het
stuurwiel voor de bestuurder en in het
dashboard voor de passagier voorin;
een rekeneenheid die het systeem be-
waakt en de elektrische ontsteking van
de gaspatroon bestuurt;
een gemeenschappelijk waarschuwings-
lampje å op het instrumentenpa-
neel.
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (2/6)
Bij het afgaan van de airbag
vindt een explosie plaats.
Daarom komen bij het ont-
plooien van de airbag warmte
en rook vrij zonder enig brandgevaar en
klinkt er een luide knal. De airbag die on-
middellijk naar buiten komt, kan onge-
vaarlijke, lichte schaafwonden of ander
ongemak veroorzaken.
A
De passagiersairbagairbag be-
schermt alleen de passagier
vooraan aan de zijkant; de pas-
sagier vooraan in het midden is
alleen beschermd door de veiligheids-
gordel. Gelieve de gebruikelijke veilig-
heidsvoorschriften (dragen van de auto-
gordel) te respecteren.
Risico op verwondingen bij een on-
geluk.
1.52
NLD_UD65732_1
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X82 PH2 - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (3/6)
Storingen
Het lampje 4 å op het instrumentenpa-
neel gaat branden als het contact wordt aan-
gezet en dooft na enkele secondes.
Als het niet oplicht bij het aanzetten van het
contact of als het oplicht bij draaiende motor,
wijst dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer. Wacht u hier te lang mee dan bete-
kent dat, dat de bescherming in de tussen-
liggende periode misschien niet optimaal is.
4
Werking
Het systeem werkt alleen als het contact
aanstaat.
Bij een zware frontale aanrijding, worden
de airbags snel opgeblazen om de klap van
het hoofd en de borstkas van de bestuur-
der tegen het stuurwiel en van de passagier
tegen het dashboard op te vangen. Daarna
lopen de airbags direct weer leeg om het
verlaten van de auto niet te bemoeilijken.
1.53
NLD_UD65732_1
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X82 PH2 - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (4/6)
In de volgende situaties werken de gor-
delspanners of airbags.
Bij een frontale botsing tegen een star
(niet-vervormbaar) oppervlak, met een snel-
heid van 25 km/u of hoger.
Bij een frontale botsing met een ander, ge-
lijkaardig of zwaarder voertuig, met een con-
tactzone van meer dan 40% en een snelheid
van 56 km/u of hoger voor de twee voertui-
gen.
Bij een botsing tegen de zijkant door een
ander, gelijkaardig of zwaarder voertuig, met
een snelheid van 50 km/u of hoger.
1.54
NLD_UD65732_1
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X82 PH2 - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (5/6)
In de volgende voorbeelden kunnen de
gordelspanners of de airbags in werking
treden:
Botsing onder de auto, zoals een stoep-
rand;
gaten in het wegdek;
een val of harde landing;
– stenen.
– ...
In de volgende voorbeelden bestaat het
gevaar dat de gordelspanners ofairbags
niet geactiveerd worden:
botsing van achteren, zelfs een zware;
als de auto omslaat;
aanrijding tegen de zijkant, aan de voor-
of achterkant van de auto;
frontale botsing tegen een obstakel met
een scherpe hoek;
– ...
sécurité enfants .........................................
(page courante)
1.55
NLD_UD65732_1
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X82 PH2 - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (6/6)
Waarschuwingen met betrekking tot de bestuurdersairbag
Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop.
Dek de naafdop niet af.
Bevestig geen voorwerpen (speldjes, logo, klokje, telefoonsteun, enz.) op het stuurwiel.
Het stuurwiel mag niet worden gedemonteerd. Uitsluitend speciaal opgeleide monteurs van de merkdealer mogen deze werkzaamheden
uitvoeren.
Zit niet te dicht op het stuurwiel: ga zo zitten dat uw armen licht gebogen zijn 1.43. Zo blijft er voldoende ruimte over voor een goede en
effectieve bescherming door de werking van de airbag.
Waarschuwingen inzake de passagiers airbag
Plak of bevestig niets op het dashboard (speldjes, logo’s, klokjes, telefoonhouder enz.) in de airbagzone.
Houd de ruimte tussen het dashboard en de voorpassagier vrij (geen dier of pakjes op schoot, geen paraplu of wandelstok tegen het dash-
board zetten).
Laat de passagier nooit zijn voeten op het dashboard leggen. Dit kan zeer gevaarlijk zijn. Kom niet te dicht (met knieën, hoofd of handen)
bij het dashboard.
Schakel de aanvullende veiligheidsvoorzieningen van de autogordel van de passagier voorin direct weer in na het verwijderen van een
kinderzitje, om de bescherming van de passagier te garanderen in geval van een botsing.
HET IS VERBODEN EEN KINDERZITJE ACHTERSTEVOREN OP DE PASSAGIERSSTOEL VOOR TE PLAATSEN TENZIJ DE
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VAN DE AUTOGORDEL VAN DE VOORPASSAGIER UITGESCHAKELD ZIJN 1.93.
Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen
te voorkomen.
dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures arrière ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.56
NLD_UD65733_1
Dispositifs complémentaires aux ceintures arrière latérales (X82 PH2 - Renault)
à la ceinture arrière
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ACHTERIN
Krachtbegrenzer
Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok
van de aanrijding komt dit mechanisme in
werking om de kracht die de gordel op het li-
chaam uitoefent te begrenzen tot een draag-
lijk niveau.
Laat al deze veiligheidsvoorzieningen controleren na een aanrijding.
– Het is streng verboden zelf werkzaamheden uit te voeren aan het gehele sys-
teem (gordelspanners, airbags, rekeneenheden, bedrading) of deze in een andere
auto over te zetten.
– Om te voorkomen dat het systeem onopzettelijk wordt geactiveerd en verwondingen
veroorzaakt, mag uitsluitend deskundig personeel van de merkdealer aan de airbags
werken.
– Het elektrische ontstekingsmechanisme van de gordelspanners mag uitsluitend door
speciaal opgeleid personeel met speciaal gereedschap worden gecontroleerd.
Laat de gaspatronen van de gordelspanners en de airbags door een merkdealer verwij-
deren voordat de auto wordt gesloopt.
dispositifs de retenue complémentaires
latéraux ................................................
(page courante)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coussin gonflable
airbag ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de protection latérale ................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.57
NLD_UD65734_1
Dispositifs de protection latérale (X82 PH2 - Renault)
Zijairbags
De airbags zijn aan de kant van de portie-
ren ondergebracht in de zijkant van de indi-
viduele voorstoelen en komen in werking om
de inzittenden te beschermen bij een zware
aanrijding tegen de zijkant.
ZijruitAirbags
Deze airbags zijn boven de zijruiten van de
auto ondergebracht. Deze worden geac-
tiveerd langs de zijruiten voorin om de inzit-
tenden te beschermen bij een zware aanri-
jding tegen de zijkant.
latéraux
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN BESCHERMING ZIJKANT
Waarschuwing betreffende de zijairbag
Stoelhoezen plaatsen: voor stoelen met een airbags zijn stoelhoezen nodig die
speciaal voor uw auto zijn ontworpen. Raadpleeg een merkdealer om te weten of
dergelijke hoezen leverbaar zijn. Het gebruik van andere hoezen (of hoezen die
bestemd zijn voor een ander model) kan de goede werking van deze airbags belemme-
ren en daardoor de veiligheid van de inzittenden in gevaar brengen.
Plaats geen accessoires, voorwerpen of dieren tussen de rugleuning, het portier en de
interieurbekleding. Dek de rugleuning van de stoel ook nooit af met bijvoorbeeld kleding
of accessoires. De werking van de airbag kan hierdoor belemmerd worden en verwon-
dingen veroorzaken als de airbag wordt geactiveerd.
Demontage of wijziging van de stoel en de interieurbekleding is verboden, tenzij dit ge-
beurt door deskundig personeel van de merkdealer.
dispositifs de retenue complémentaires ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coussin gonflable
airbag ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.58
NLD_UD65735_1
Dispositifs de retenue complémentaires (X82 PH2 - Renault)
AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN
De airbag is bedoeld als aanvulling op de werking van de autogordel. De airbag en de autogordel vormen één veiligheidssysteem.
De gordel moet altijd worden gedragen. Het niet-dragen kan de inzittenden bij een ongeval blootstellen aan zware verwondingen.
Niet-dragen van de autogordel vergroot ook het risico op lichte oppervlakkige wonden als de airbag zich ontplooit, hoewel dergelijke
kleine verwondingen nooit zijn uitgesloten bij gebruik van een airbag.
Bij een botsing, zelfs een zware, tegen de achterkant of bij het over de kop gaan van de auto worden de airbags of de gordelspan-
ners niet altijd geactiveerd. Zware stoten onder de auto veroorzaakt door stoepen, gaten in het wegdek, stenen, kunnen de airbagsystemen
activeren.
Het is streng verboden zelf werkzaamheden uit te voeren aan airbags, gordelspanners rekeneenheid, bedrading, enz. Deze mogen uit-
sluitend door speciaal opgeleide monteurs van de merkdealer worden gecontroleerd en gerepareerd.
Om te voorkomen dat de airbag(s) ten onrechte wordt/worden opgeblazen of juist niet als dat wel nodig zou zijn, mag uitsluitend deskundig
personeel van de merkdealer aan het systeem werken.
Laat het airbagsysteem controleren na een aanrijding of (een poging tot) diefstal van de auto.
Als u de auto uitleent of verkoopt, breng de nieuwe berijder/eigenaar dan op de hoogte van deze bijzonderheden door hem dit instructie-
boekje bij de auto te leveren.
Laat de gaspatro(o)n(en) door een merkdealer verwijderen voordat de auto wordt gesloopt.
Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen
te voorkomen.
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.59
NLD_UD80688_2
Sécurité enfants : généralités (X82 PH2 - Renault)
Sécurité enfants : généralités
KINDERVEILIGHEID: algemeen (1/2)
Vervoer van kinderen
U dient zich te houden aan de wetgeving
van het land waarin u zich bevindt.
Het kind moet, net als een volwassene, altijd
correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht
het traject. U bent verantwoordelijk voor de
kinderen die u vervoert.
Een kind is geen volwassene in miniatuur-
formaat. Het staat bloot aan specifieke let-
selrisico’s doordat de spieren en botten nog
in de groei zijn. De autogordel alleen is niet
geschikt voor het vervoer. Gebruik het juiste
kinderzitje en gebruik het correct.
Een botsing met 50 km/u
komt overeen met een val van
10 meter hoogte. Het niet vast-
maken van een kind is het-
zelfde als het laten spelen op een balkon
zonder balustrade op de vierde verdie-
ping!
Houd een kind nooit in uw armen. Bij
een ongeluk zal u het niet kunnen tegen-
houden, zelfs niet als u zelf in uw gordel
vastzit.
Als uw auto betrokken is geweest bij een
verkeersongeluk, moet u het kinderzitje
vervangen en de gordels en de ISOFIX
verankeringen laten controleren.
Als u wilt voorkomen dat de
portieren worden geopend, ge-
bruikt u de functie “Kinderslot”
1.23.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
bijvoorbeeld de ruitbediening, of de por-
tieren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.60
NLD_UD80688_2
Sécurité enfants : généralités (X82 PH2 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: algemeen (2/2)
Gebruik van een kinderzitje
De bescherming die het kinderzitje biedt is
afhankelijk van zijn capaciteit om het kind
vast te houden en van de installatie ervan.
Door een verkeerde installatie komt de bes-
cherming van het kind in gevaar bij krachtig
remmen of een botsing.
Controleer voordat u een kinderzitje koopt,
of het voldoet aan de wettelijke eisen van
het land waar u zich bevindt en of het ge-
monteerd kan worden in uw auto. Raadpleeg
een merkdealer om te weten welke zitje ge-
adviseerd worden voor uw auto.
Lees, vóór het monteren van een kinderzitje,
de gebruiksaanwijzing en houd u aan de in-
structies. Neem, bij problemen met het in-
stalleren, contact op met de fabrikant van de
uitrusting. Bewaar de gebruiksaanwijzing bij
het zitje.
Geef het goede voorbeeld door uw
gordel vast te maken en leer uw kind:
– om de veiligheidsgordel goed om te
doen;
in en uit te stappen aan de andere
kant van het verkeer.
Gebruik geen tweedehands kinderzitje
of zonder gebruiksaanwijzing.
Let op dat niets in de buurt van het kin-
derzitje de installatie ervan belemmert.
Laat een kind nooit onbewaakt
achter in de auto.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en aangepast.
Vermijd te dikke kleding waardoor ruimte
tussen de riemen kan ontstaan 1.43.
Zorg ervoor dat uw kind zijn hoofd of
armen niet uit het raam kan steken.
Controleer regelmatig de juiste houding
van het kind, met name als het slaapt.
1.61
NLD_UD72170_2
Sécurité enfants : choix du siège enfant (X82 PH2 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: keuze van het kinderzitje
Kinderzitje “achterstevoren”
Het hoofd van een baby is, naar verhouding,
zwaarder dan dat van een volwassene en de
nek is zeer kwetsbaar. Vervoer het kind zo
lang mogelijk in deze stand (minstens tot het
2 jaar is). Zo worden het hoofd en de nek
ondersteund.
Kies een omhullend zitje voor een betere
bescherming opzij en vervang het zodra het
hoofd van het kind boven het kuipzitje uit-
steekt.
Kinderzitje “vooruit”
Maximaal 18 kg of 4 jaar, het kind mag in
een voorwaarts gerichte zitje reizen. Kies
het juiste zitje voor het kind: hoofd en buik
zijn de meest kwetsbare lichaamsdelen. Een
vooruit geplaatst kinderzitje dat stevig in de
auto is vastgezet, vermindert het risico dat
het kind zijn hoofd stoot. Vervoer uw kind in
een naar voren gericht zitje met een harnas
of stootkussen als de lengte van het kind dat
toelaat.
Kies een omhullend zitje voor een betere be-
scherming opzij.
Zittingverhogers
Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op
een zittingverhoger waarmee de autogordel
kan worden aangepast aan zijn lichaams-
bouw. De zitting van de verhoger moet ge-
leiders hebben die de gordel over de heupen
van het kind en niet over de buik laat lopen.
Een in hoogte verstelbare rugleuning met
een gordelgeleider wordt geadviseerd om
de gordel op het midden van de schouder
te plaatsen. Deze mag nooit over de hals of
over de armen lopen.
Kies een omhullend zitje voor een betere be-
scherming opzij.
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
Isofix ..........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.62
NLD_UD65738_1
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (X82 PH2 - Renault)
Bevestiging met ISOFIX systeem
De toegelaten ISOFIX kinderzitjes zijn goed-
gekeurd overeenkomstig het reglement
ECE-R44 in één van de drie gevallen:
universeel ISOFIX 3-punts vooruit;
semi-universeel ISOFIX 2-punts;
– specifiek.
Controleer, voor deze twee laatste, of uw
kinderzitje geïnstalleerd kan worden door de
lijst van de geschikte auto’s te raadplegen.
Bevestig het kinderzitje met de ISOFIX gren-
dels als het deze heeft. Het ISOFIX systeem
garandeert een gemakkelijke, snelle en vei-
lige montage.
Het ISOFIX systeem bestaat uit 2 ringen en,
in sommige gevallen, een derde ring.
Choix de la fixation du siège enfant
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van een kinderzitje (1/2)
Er zijn twee bevestigingssystemen voor
kinderzitjes: met de autogordel of met het
ISOFIX systeem.
Bevestiging met de autogordel
De autogordel moet worden afgesteld om
goed te kunnen werken bij krachtig remmen
of bij een botsing.
Laat de gordel lopen zoals de fabrikant van
het kinderzitje voorschrijft.
Controleer altijd de vergrendeling van de au-
togordel door eraan te trekken en zet hem
daarna zo strak mogelijk door op het kinder-
zitje te drukken.
Controleer of het zitje goed vastzit door het
zitje naar links/rechts en naar voren/achte-
ren te bewegen: het zitje moet stevig vast
blijven zitten.
Controleer of het kinderzitje niet dwars is ge-
ïnstalleerd en niet tegen een ruit rust.
De autogordel mag nooit losgemaakt of verdraaid worden. Laat de gordel nooit onder de armen of achter de rug lopen.
Controleer of de gordel niet beschadigd is door scherpe randen.
Als de autogordel niet normaal werkt, kan deze het kind niet beschermen. Raadpleeg een merkdealer. Gebruik deze zitplaats niet
zolang de gordel niet is gerepareerd.
Voordat u een ISOFIX kinder-
zitje installeert dat u hebt ge-
kocht voor een andere auto,
moet u nagaan of het geïnstal-
leerd mag worden. Raadpleeg de lijst
van de fabrikant van het zitje waarop
de auto's staan waarin het zitje gebruikt
mag worden .
Gebruik geen kinderzitje dat de
gordel waarmee het vastzit zou
kunnen losmaken: het onder-
stel van het zitje mag niet op
de gesp en/of de sluiting van de gordel
rusten.
1.63
NLD_UD65738_1
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (X82 PH2 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van een kinderzitje (2/2)
Zet de hoofdsteun in de hoogste stand of
verwijder hem;
leid de gordel 2 (geleverd bij de stoel)
tussen de twee poten van de hoofdsteun
achter;
Bevestig de haak 3 verplicht op de
ring 4 achter de zitplaats die met het
symbool wordt aangeduid.
span de riem zodat het kinderzitje goed
tegen de rugleuning van de auto is ge-
plaatst.
De twee ringen 1, die we herkennen aan
een Ümarkering, bevinden zich tussen de
rugleuning en de zitting van de stoel.
Bevestigingsring van het vooruit
geplaatste zitje op de achterste
zitplaatsen aan de zijkanten
De derde ring wordt gebruikt voor het vast-
maken van de bovenste riem van bepaalde
kinderzitjes.
1
De ISOFIX verankeringen mogen alleen gebruikt worden voor kinderzitjes met het ISOFIX systeem. Bevestig nooit andere kinderzit-
jes, noch de gordel of andere voorwerpen op deze verankeringspunten.
Controleer of niets in de weg zit bij de verankeringspunten.
Als uw auto betrokken is geweest bij een verkeersongeluk, moet u de ISOFIX verankeringen laten controleren en het kinderzitje ver-
vangen.
2
4
3
Verander niets aan de onder-
delen van het oorspronkelijk
gemonteerde systeem: gor-
dels, ISOFIX, stoelen en de be-
vestigingen ervan.
Controleer of de rugleuning
van het vooruit geplaatste kin-
derzitje goed tegen de rugleu-
ning van de stoel in de auto is
geplaatst. In dit geval rust het kinderzitje
niet altijd op de zitting van de stoel in de
auto.
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.64
NLD_UD80689_3
Sécurité enfants : installation du siège enfant, généralités (X82 PH2 - Renault)
installation du siège enfant, généralités
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje, algemeen (1/2)
Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin-
derzitjes bevestigd worden Op het schema
op de volgende bladzijde ziet u waar u een
kinderzitje mag bevestigen.
De genoemde types kinderzitjes zijn niet
overal leverbaar. Controleer, voordat u een
ander kinderzitje gebruikt, bij de fabrikant of
het gemonteerd kan worden.
Controleer of het kinderzitje
of de voeten van het kind het
goed vergrendelen van de
voorstoel niet belemmeren
1.40.
Controleer of het kinderzitje, door het in-
stalleren ervan in de auto, niet loskomt
van het onderstel.
Als u de hoofdsteun moet verwijde-
ren, berg deze dan goed op zodat deze
niet in een projectiel kan veranderen bij
krachtig remmen of een botsing.
Maak het kinderzitje altijd goed vast aan
de auto, ook als het niet in gebruik is,
zodat het niet in een projectiel kan ver-
anderen bij krachtig remmen of een bot-
sing. LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kin-
derzitje op de passagiersstoel
voorin plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld
1.93.
Op zitplaats voorin
Het vervoer van een kind op de plaats van
de voorpassagier is niet in alle landen toe-
gestaan. Raadpleeg de geldende wetgeving
en volg de aanwijzingen van het schema op
de volgende bladzijde.
Voordat u een kinderzitje op deze plaats in-
stalleert (indien dit toegestaan is)
zet de autogordel zo ver mogelijk naar
beneden;
schuif de stoel zo ver mogelijk naar ach-
teren;
– zet de rugleuning enigszins schuin (on-
geveer 25°);
zet de zitting, indien mogelijk, zo ver mo-
gelijk omhoog.
Zet de hoofdsteun van de stoel steeds goed
omhoog zodat deze het kinderzitje niet hin-
dert 1.39.
Als het kinderzitje is geïnstalleerd en als dit
mogelijk is, verplaatst u de autostoel indien
nodig naar voren (voor de nodige ruimte op
de achterste zitplaatsen voor de passagiers
of andere kinderzitjes). Een kinderzitje dat
achterstevoren staat, mag het dashboard
niet raken of niet in maximale naar voren ge-
schoven positie staan.
Wijzig de andere afstellingen niet meer na
het installeren van het kinderzitje.
1.65
NLD_UD80689_3
Sécurité enfants : installation du siège enfant, généralités (X82 PH2 - Renault)
Op middelste zitplaats achter
Controleer of de gordel geschikt is voor de
bevestiging van uw kinderzitje. Raadpleeg
een merkdealer.
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
Op zitplaats achter aan de zijkant
Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn-
stalleerd en neemt ten minste twee zitplaat-
sen in beslag.
Plaats het hoofd van het kind aan de tegen-
over het portier gelegen kant.
Zet de voorstoel van de auto zo ver moge-
lijk naar voren om een kinderzitje achterste-
voren te installeren, en zet deze daarna zo
ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het
kinderzitje komt.
Voor de veiligheid van het vooruit geplaatste
kind:
Zet de stoel vóór het kind niet verder naar
achteren dan tot halverwege de stelrails.
Kantel de rugleuning niet te ver (maxi-
maal 25°) en plaats de zitting zo hoog
mogelijk.
Verwijder altijd de hoofdsteun van de achter-
stoel waarop het kinderzitje wordt geplaatst
3.37. Dit moet gebeuren voordat u het
kinderzitje plaatst.
Controleer of het vooruit geplaatste kinder-
zitje goed tegen de rugleuning van de stoel
van de auto rust.
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje, algemeen (2/2)
Een kinderzitje met een vloers-
teun mag nooit worden geïn-
stalleerd op de middelste zit-
plaats achterin.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Installatie van de zittingverhoger
(groep 2 of 3)
Controleer de werking van de veiligheids-
gordel (rol de gordel op) 1.43.
Stel de veiligheidsgordel als volgt af:
plaats de schouderriem op de schouder
van het kind zonder de nek te raken;
plaats de heupgordel zo dat deze plat op
de dijen en tegen het bekken ligt.
Pas indien nodig de stand van de autostoel
aan.
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.66
NLD_UD80766_3
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (X82 PH2 - Renault)
³Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat
plaatsnemen of een kinderzitje installeert.
²Plaats verboden voor het installe-
ren van een kinderzitje.
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
gordel
¬Plaats toegelaten voor de bevesti-
ging met de gordel van een als
“Universeel” goedgekeurd zitje.
B2: stoel waarop een kinderzitje met “B2”
goedkeuring mag worden bevestigd via de
autogordel.
Siège enfant : fixation par ceinture de sécurité ou par système ISOFIX
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (1/15)
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op deze
stoel plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld
1.93.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
Gesloten bestelwagen 2 zitplaatsen
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.43.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
1.67
NLD_UD80766_3
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (X82 PH2 - Renault)
³Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat
plaatsnemen of een kinderzitje installeert.
²Plaats verboden voor het installe-
ren van een kinderzitje.
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
gordel
¬Plaats toegelaten voor de bevesti-
ging met de gordel van een als
“Universeel” goedgekeurd zitje.
B2: stoel waarop een kinderzitje met “B2”
goedkeuring mag worden bevestigd via de
autogordel.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.43.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op deze
stoel plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld
1.93.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
Gesloten bestelwagen 3 zitplaatsen
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (2/15)
1.68
NLD_UD80766_3
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (X82 PH2 - Renault)
Bestelwagenuitvoeringen met 2 en 3 zitplaatsen
Type kinderzitje Gewicht van het kind
Zitplaats(en) voorpassagier(s)
Met enkele
passagiersstoel
Met bank voor twee zitplaatsen
Zitplaats midden Zitplaats aan de zijkant
Kuipzitje/kinderzitje achter-
stevoren
Groepen 0, 0 + en 1
< tot 13 kg en 9 tot 18 kg U (2) X U (2)
Kinderzitje vooruit geplaatst
Groep 1 9 tot 18 kg U (1) X U (1)
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3 15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg U / B2 (1) X U / B2 (1)
X Plaats verboden voor het installeren van dit type kinderzitje.
U Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel” voor deze leeftijdscategorie;
controleer of het gemonteerd kan worden.
B2 Stoel waarop een kinderzitje met “B2”-goedkeuring mag worden bevestigd via de autogordel: controleer of dit mogelijk is.
(1) Kinderzitje vooruit geplaatst, zet de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de auto. Verwijder de hoofdsteun. Zet de stoel
van de auto zo ver mogelijk naar achteren en zo hoog mogelijk en zet de rugleuning licht schuin (ongeveer 25°).
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (3/15)
(2) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje achterstevoren op deze stoel plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld 1.93.
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
1.69
NLD_UD80766_3
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (X82 PH2 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (4/15)
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op deze
stoel plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld
1.93.
³Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat
plaatsnemen of een kinderzitje installeert.
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
gordel
¬Stoel waar een als “Universeel”
goedgekeurd kinderzitje mag
worden bevestigd met de autogordel.
²Plaats verboden voor het installe-
ren van een kinderzitje.
B2: stoel waarop een kinderzitje met “B2”
goedkeuring mag worden bevestigd via de
autogordel.
B3: stoel waarop een kinderzitje met “B3”
goedkeuring mag worden bevestigd via de
autogordel.
Combi 5 zitplaatsen
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.43.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
1.70
NLD_UD80766_3
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (X82 PH2 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (5/15)
Combi-uitvoering met 5 zitplaatsen
Type kinderzitje Gewicht van het kind Zitplaats voorin
passagier
Zitplaats achter
aan de zijkant
Zitplaats achter
in het midden
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg X U (3) U (3)
Kuipzitje achterstevoren
geplaatst
Groepen 0 en 0+
< tot 13 kg U (1) (2) U (4) U (4)
Kinderzitje achterstevoren
geplaatst
Groepen 0+ en 1
< tot 13 kg en 9 tot 18 kg U (1) (2) U (4) U (4)
Kinderzitje vooruit ge-
plaatst
Groep 1
9 tot 18 kg U (2) U (5) U (5)
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3 15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg U / B2 (2) U / B2 / B3 (5) U / B2 (5)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
(1) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje achterstevoren op deze stoel plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld 1.93.
1.71
NLD_UD80766_3
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (X82 PH2 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (6/15)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel” voor deze leeftijdscategorie; con-
troleer of het gemonteerd kan worden.
B2 = Stoel waarop een kinderzitje met “B2” goedkeuring mag worden bevestigd via de autogordel; controleer of dit mogelijk is.
B3 = Stoel waarop een kinderzitje met “B3” goedkeuring mag worden bevestigd via de autogordel; controleer of dit mogelijk is.
(2) Zet de stoel van de auto zo ver mogelijk naar achteren en zo hoog mogelijk, en zet de rugleuning licht schuin (ongeveer 25°).
(3) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind aan de tegen-
over het portier van de auto gelegen kant.
(4) Zet de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren om een kinderzitje achterstevoren te installeren, en zet deze daarna zo ver mogelijk
terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(5) Kinderzitje vooruit geplaatst, zet de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de auto. Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van
de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje plaatst 3.37. Zet de stoel vóór het kind
niet verder naar achteren dan halverwege de stelrails en de rugleuning ervan niet schuiner dan 25°.
1.72
NLD_UD80766_3
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (X82 PH2 - Renault)
Combi-uitvoering met 6 zitplaatsen
Type kinderzitje Gewicht van het kind
Zitplaats voor Zitplaats achter
Passagiersstoel
in het midden
Passagier
aan zijkant zijkanten In het midden
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg X X U (2) U (2)
Kuipzitje achterstevoren ge-
plaatst
Groepen 0 en 0+
< tot 13 kg X U (1) U (3) U (3)
Kinderzitje achterstevoren
geplaatst
Groepen 0+ en 1
< tot 13 kg en 9 tot 18 kg X U (1) U (3) U (3)
Kinderzitje vooruit geplaatst
Groep 1 9 tot 18 kg X U U (4) U (4)
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3 15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg X U / B2 U / B2 / B3 (4) U (4)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (7/15)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
(1) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje achterstevoren op deze stoel plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld 1.93.
1.73
NLD_UD80766_3
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (X82 PH2 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (8/15)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor de bevestiging met de gordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel” goedgekeurd zitje: controleer of het
gemonteerd kan worden.
B2 = Stoel waarop een kinderzitje met “B2” goedkeuring mag worden bevestigd via de autogordel; controleer of dit mogelijk is.
B3 = Stoel waarop een kinderzitje met “B3” goedkeuring mag worden bevestigd via de autogordel; controleer of dit mogelijk is.
(2) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind aan de tegen-
over het portier van de auto gelegen kant.
(3) Zet de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren om een kinderzitje achterstevoren te installeren, en zet deze daarna zo ver mogelijk
terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(4) Kinderzitje vooruit geplaatst, zet de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de auto. Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van
de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje plaatst 3.37. Zet de stoel vóór het kind
niet verder naar achteren dan halverwege de stelrails en de rugleuning ervan niet schuiner dan 25°.
1.74
NLD_UD80766_3
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (X82 PH2 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (9/15)
³Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat
plaatsnemen of een kinderzitje installeert.
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
gordel
¬Stoel waar een als “Universeel”
goedgekeurd kinderzitje mag
worden bevestigd met de autogordel.
²Plaats verboden voor het installe-
ren van een kinderzitje.
B2: stoel waarop een kinderzitje met “B2”
goedkeuring mag worden bevestigd via de
autogordel.
B3: stoel waarop een kinderzitje met “B3”
goedkeuring mag worden bevestigd via de
autogordel.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op deze
stoel plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld
1.93.
Combi 6 zitplaatsen
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.43.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
1.75
NLD_UD80766_3
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (X82 PH2 - Renault)
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op deze
stoel plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld
1.93.
³Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat
plaatsnemen of een kinderzitje installeert.
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
gordel
¬Stoel waar een als “Universeel”
goedgekeurd kinderzitje mag
worden bevestigd met de autogordel.
²Plaats verboden voor het installe-
ren van een kinderzitje.
B2: stoel waarop een kinderzitje met “B2”
goedkeuring mag worden bevestigd via de
autogordel.
B3: stoel waarop een kinderzitje met “B3”
goedkeuring mag worden bevestigd via de
autogordel.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (10/15)
Combi/bus 8 zitplaatsen
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.43.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
1.76
NLD_UD80766_3
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (X82 PH2 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (11/15)
Combi-/busuitvoering met 8 zitplaatsen
Type kinderzitje Gewicht van
het kind
Zitplaats voorin
passagier
Zitplaats achter
aan de zijkant
op de 2e rij
in het midden
op de 2e rij
aan de zijkant
op de 3e rij
in het midden
op de 3e rij
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg X U (3) U (3) U (3) U (3)
Kuipzitje achterstevo-
ren geplaatst
Groepen 0 en 0+
< tot 13 kg U (1) (2) U (4) U (4) U (4) U (4)
Kinderzitje achterstevo-
ren geplaatst
Groepen 0+ en 1
< tot 13 kg en 9 tot
18 kg U (1) (2) U (4) U (4) U (4) U (4)
Kinderzitje vooruit ge-
plaatst
Groep 1
9 tot 18 kg U (2) U (5) U (5) U (5) U (5)
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg en 22 tot
36 kg U / B2 (2) U / B2 / B3 (5) U / B2 / B3 (5) U / B2 / B3 (5) U / B2 (5)
(1) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje achterstevoren op deze stoel plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld 1.93.
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
1.77
NLD_UD80766_3
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (X82 PH2 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (12/15)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor de bevestiging met de gordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel” goedgekeurd zitje: controleer of het
gemonteerd kan worden.
B2 = Stoel waarop een kinderzitje met "B2" goedkeuring mag worden bevestigd via de autogordel; controleer of dit mogelijk is.
B3 = Stoel waarop een kinderzitje met "B3" goedkeuring mag worden bevestigd via de autogordel; controleer of dit mogelijk is.
(2) Zet de stoel van de auto zo ver mogelijk naar achteren en zo hoog mogelijk, en zet de rugleuning licht schuin (ongeveer 25°).
(3) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind aan de tegen-
over het portier van de auto gelegen kant.
(4) Zet de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren om een kinderzitje achterstevoren te installeren, en zet deze daarna zo ver mogelijk
terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(5) Kinderzitje vooruit geplaatst, zet de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de auto. Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van
de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje plaatst 3.37. Zet de stoel vóór het kind
niet verder naar achteren dan halverwege de stelrails en de rugleuning ervan niet schuiner dan 25°.
1.78
NLD_UD80766_3
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (X82 PH2 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (13/15)
Combi-/busuitvoering met 9 zitplaatsen
Type kinderzitje
Gewicht
van het
kind
Zitplaats voor Zitplaats achter
Passagiersstoel
in het midden
Passagier
aan zijkant
aan de
zijkant op
de 2e rij
in het
midden op
de 2e rij
aan de
zijkant
op de 3e rij
in het
midden op
de 3e rij
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg X X U (2) U (2) U (2) U (3)
Kuipzitje achterstevoren
geplaatst
Groepen 0 en 0+
< tot 13 kg X U (1) U (3) U (3) U (3) U (3)
Kinderzitje achterstevo-
ren geplaatst
Groepen 0+ en 1
< tot 13 kg en 9 tot
18 kg X U (1) U (4) U (3) U (3) U (3)
Kinderzitje vooruit ge-
plaatst
Groep 1
9 tot 18 kg X U U (4) U (4) U (4) U (4)
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg en 22
tot 36 kg X U / B2 U / B2 /
B3 (4) U / B2 (4) U / B2 /
B3 (4) U / B2 (4)
(1) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje achterstevoren op deze stoel plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld 1.93.
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
1.79
NLD_UD80766_3
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (X82 PH2 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (14/15)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor de bevestiging met de gordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel” goedgekeurd zitje: controleer of het
gemonteerd kan worden.
B2 = Stoel waarop een kinderzitje met "B2" goedkeuring mag worden bevestigd via de autogordel; controleer of dit mogelijk is.
B3 = Stoel waarop een kinderzitje met "B3" goedkeuring mag worden bevestigd via de autogordel; controleer of dit mogelijk is.
(2) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind aan de tegen-
over het portier van de auto gelegen kant.
(3) Zet de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren om een kinderzitje achterstevoren te installeren, en zet deze daarna zo ver mogelijk
terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(4) Kinderzitje vooruit geplaatst, zet de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de auto. Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van
de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje plaatst 3.37. Zet de stoel vóór het kind
niet verder naar achteren dan halverwege de stelrails en de rugleuning ervan niet schuiner dan 25°.
1.80
NLD_UD80766_3
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (X82 PH2 - Renault)
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op deze
stoel plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld
1.93.
³Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat
plaatsnemen of een kinderzitje installeert.
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
gordel
¬Stoel waar een als “Universeel”
goedgekeurd kinderzitje mag
worden bevestigd met de autogordel.
²Plaats verboden voor het installe-
ren van een kinderzitje.
B2: stoel waarop een kinderzitje met “B2”
goedkeuring mag worden bevestigd via de
autogordel.
B3: stoel waarop een kinderzitje met “B3”
goedkeuring mag worden bevestigd via de
autogordel.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (15/15)
Combi/bus 9 zitplaatsen
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.43.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
1.81
NLD_UD80767_3
Sièges enfant : fixation par système ISOFIX (X82 PH2 - Renault)
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
ISOFIX-bevestiging
ü Plaats waar een ISOFIX-kinderzitje is
toegelaten.
± De zitplaatsen achterin zijn voor-
zien van een verankering voor de bevesti-
ging van een universeel ISOFIX-kinderzitje
vooruit. De verankeringen bevinden zich in
de bagageruimte en zijn zichtbaar.
De grootte van een ISOFIX-kinderzitje wordt
aangegeven door een letter:
F3 [A], F2 [B], F2X [B1]: naar voren ge-
richte zitjes, groep 1 (9 tot 18 kg);
R3 [C]: voor achterwaarts gerichte zitjes
van groep 1 (van 9 tot 18 kg);
R2 [D], R1 [E]: voor achterwaarts ge-
richte zitjes of kuipzitjes, groep 0 of 0+
(minder dan 13 kg);
L1 [F], L2 [G]: reiswiegen, groep 0
(minder dan 10 kg);
[B2]: stoelverhogers van groep 2 en 3 (15
tot 25 kg en 22 tot 36 kg).
KINDERZITJES: bevestiging via het ISOFIX-bevestigingssysteem (1/12)
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
²Plaats verboden voor het installe-
ren van dit type kinderzitje.
Combi 5 zitplaatsen
1.82
NLD_UD80767_3
Sièges enfant : fixation par système ISOFIX (X82 PH2 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging via het ISOFIX-bevestigingssysteem (2/12)
Combi-uitvoering met 5 zitplaatsen
Type kinderzitje Gewicht van het kind
Grootte van het
zitje ISOFIX
[Hoogte]
Zitplaats voorin
passagier
Zitplaats achter
aan de zijkant
Zitplaats achter
in het midden
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg L1 [F], L2 [G] X IL (1) X
Kuipzitje achterstevoren
geplaatst
Groepen 0 en 0+
< tot 13 kg R1 [E] X IL (2) X
Kinderzitje achterstevoren
geplaatst
Groepen 0+ en 1
< tot 13 kg en 9 tot 18 kg R3 [C], R2 [D] X IL (2) X
Kinderzitje vooruit geplaatst
Groep 1 9 tot 18 kg F3 [A], F2 [B],
F2X [B1] X IUF-IL (3) X
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3 15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg B2 X IUF-IL (3) X
Stoel I-Size X X X
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
1.83
NLD_UD80767_3
Sièges enfant : fixation par système ISOFIX (X82 PH2 - Renault)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van een kinderzitje ISOFIX.
IUF/IL = Plaats toegestaan voor bevestiging door middel van ISOFIX-bevestigingen, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als
“Universeel/semi-universeel of specifiek voor een auto”; controleer of het gemonteerd kan worden.
(1) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind aan de tegen-
over het portier van de auto gelegen kant.
(2) Zet de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren om een kinderzitje achterstevoren te installeren, en zet deze daarna zo ver mogelijk
terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(3) Kinderzitje vooruit geplaatst, zet de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de auto. Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van
de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje plaatst 3.37. Zet de stoel vóór het kind
niet verder naar achteren dan halverwege de stelrails en de rugleuning ervan niet schuiner dan 25°.
KINDERZITJES: bevestiging via het ISOFIX-bevestigingssysteem (3/12)
1.84
NLD_UD80767_3
Sièges enfant : fixation par système ISOFIX (X82 PH2 - Renault)
Combi-uitvoering met 6 zitplaatsen
Type kinderzitje Gewicht van
het kind
Grootte van het
zitje ISOFIX
[Hoogte]
Zitplaats voor Zitplaats achter
Passagiersstoel
in het midden
Passagier
aan zijkant zijkanten In het
midden
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg L1 [F], L2 [G] X X X X
Kuipzitje achterstevoren
geplaatst
Groepen 0 en 0+
< tot 13 kg R1 [E] X X IL (2) X
Kinderzitje achterstevo-
ren geplaatst
Groepen 0+ en 1
< tot 13 kg en 9 tot
18 kg R3 [C], R2 [D] X X X X
Kinderzitje vooruit ge-
plaatst
Groep 1
9 tot 18 kg F3 [A], F2 [B], F2X [B1] X X IUF-IL (3) X
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg en 22 tot
36 kg B2 X X IUF-IL (3) X
Stoel I-Size X X X X
KINDERZITJES: bevestiging via het ISOFIX-bevestigingssysteem (4/12)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
1.85
NLD_UD80767_3
Sièges enfant : fixation par système ISOFIX (X82 PH2 - Renault)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van een kinderzitje ISOFIX.
IUF/IL = Plaats toegestaan voor bevestiging door middel van ISOFIX-bevestigingen, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als
“Universeel/semi-universeel of specifiek voor een auto”; controleer of het gemonteerd kan worden.
(1) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind aan de tegen-
over het portier van de auto gelegen kant.
(2) Zet de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren om een kinderzitje achterstevoren te installeren, en zet deze daarna zo ver mogelijk
terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(3) Kinderzitje vooruit geplaatst, zet de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de auto. Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van
de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje plaatst 3.37. Zet de stoel vóór het kind
niet verder naar achteren dan halverwege de stelrails en de rugleuning ervan niet schuiner dan 25°.
KINDERZITJES: bevestiging via het ISOFIX-bevestigingssysteem (5/12)
1.86
NLD_UD80767_3
Sièges enfant : fixation par système ISOFIX (X82 PH2 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging via het ISOFIX-bevestigingssysteem (6/12)
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
ISOFIX-bevestiging
ü Plaats waar een ISOFIX-kinderzitje is
toegelaten.
± De zitplaatsen achterin zijn voor-
zien van een verankering voor de bevesti-
ging van een universeel ISOFIX-kinderzitje
vooruit. De verankeringen bevinden zich in
de bagageruimte en zijn zichtbaar.
De grootte van een ISOFIX-kinderzitje wordt
aangegeven door een letter:
F3 [A], F2 [B], F2X [B1]: naar voren ge-
richte zitjes, groep 1 (9 tot 18 kg);
R3 [C]: voor achterwaarts gerichte zitjes
van groep 1 (van 9 tot 18 kg);
R2 [D], R1 [E]: voor achterwaarts ge-
richte zitjes of kuipzitjes, groep 0 of 0+
(minder dan 13 kg);
L1 [F], L2 [G]: reiswiegen, groep 0
(minder dan 10 kg);
[B2]: stoelverhogers van groep 2 en 3 (15
tot 25 kg en 22 tot 36 kg).
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
²Plaats verboden voor het installe-
ren van dit type kinderzitje.
Combi 6 zitplaatsen
1.87
NLD_UD80767_3
Sièges enfant : fixation par système ISOFIX (X82 PH2 - Renault)
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
ISOFIX-bevestiging
ü Plaats waar een ISOFIX-kinderzitje is
toegelaten.
± De zitplaatsen achterin zijn voor-
zien van een verankering voor de bevesti-
ging van een universeel ISOFIX-kinderzitje
vooruit. De verankeringen bevinden zich in
de bagageruimte en zijn zichtbaar.
De grootte van een ISOFIX-kinderzitje wordt
aangegeven door een letter:
F3 [A], F2 [B], F2X [B1]: naar voren ge-
richte zitjes, groep 1 (9 tot 18 kg);
R3 [C]: voor achterwaarts gerichte zitjes
van groep 1 (van 9 tot 18 kg);
R2 [D], R1 [E]: voor achterwaarts ge-
richte zitjes of kuipzitjes, groep 0 of 0+
(minder dan 13 kg);
L1 [F], L2 [G]: reiswiegen, groep 0
(minder dan 10 kg);
[B2]: stoelverhogers van groep 2 en 3 (15
tot 25 kg en 22 tot 36 kg).
²Plaats verboden voor het installe-
ren van dit type kinderzitje.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
KINDERZITJES: bevestiging via het ISOFIX-bevestigingssysteem (7/12)
Combi/bus 8 zitplaatsen
1.88
NLD_UD80767_3
Sièges enfant : fixation par système ISOFIX (X82 PH2 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging via het ISOFIX-bevestigingssysteem (8/12)
Combi-/busuitvoering met 8 zitplaatsen
Type kinderzitje Gewicht van
het kind
Grootte van
het zitje
ISOFIX
[Hoogte]
Zitplaats
voorin
passagier
Zitplaats achter
aan de zijkant
op de 2e rij
in het midden
op de 2e rij
aan de zijkant
op de 3e rij
in het midden
op de 3e rij
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg L1 [F], L2 [G] X IL (1) X X X
Kuipzitje achterste-
voren geplaatst
Groepen 0 en 0+
< tot 13 kg R1 [E] X IL (2) X X X
Kinderzitje achter-
stevoren geplaatst
Groepen 0+ en 1
< tot 13 kg en
9 tot 18 kg
R3 [C],
R2 [D] X IL (2) X X X
Kinderzitje vooruit
geplaatst
Groep 1
9 tot 18 kg F3 [A], F2
[B], F2X [B1] X IUF-IL (3) X X X
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg en
22 tot 36 kg B2 X IUF-IL (3) X X X
Stoel I-Size X X X X X
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
1.89
NLD_UD80767_3
Sièges enfant : fixation par système ISOFIX (X82 PH2 - Renault)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van een kinderzitje ISOFIX.
IUF/IL = Plaats toegestaan voor bevestiging door middel van ISOFIX-bevestigingen, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als
“Universeel/semi-universeel of specifiek voor een auto”; controleer of het gemonteerd kan worden.
(1) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind aan de tegen-
over het portier van de auto gelegen kant.
(2) Zet de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren om een kinderzitje achterstevoren te installeren, en zet deze daarna zo ver mogelijk
terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(3) Kinderzitje vooruit geplaatst, zet de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de auto. Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van
de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje plaatst 3.37. Zet de stoel vóór het kind
niet verder naar achteren dan halverwege de stelrails en de rugleuning ervan niet schuiner dan 25°.
KINDERZITJES: bevestiging via het ISOFIX-bevestigingssysteem (9/12)
1.90
NLD_UD80767_3
Sièges enfant : fixation par système ISOFIX (X82 PH2 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging via het ISOFIX-bevestigingssysteem (10/12)
Combi-/busuitvoering met 9 zitplaatsen
Type kinderzitje
Gewicht
van het
kind
Grootte
van het
zitje
ISOFIX
[Hoogte]
Zitplaats voor Zitplaats achter
Passagiersstoel
in het midden
Passagier
aan zijkant
aan de
zijkant op
de 2e rij
in het
midden op
de 2e rij
aan de
zijkant op
de 3e rij
in het
midden op
de 3e rij
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg L1 [F],
L2 [G] X X X X X X
Kuipzitje achterstevo-
ren geplaatst
Groepen 0 en 0+
< tot 13 kg R1 [E] X X IL (2) X X X
Kinderzitje achterstevo-
ren geplaatst
Groepen 0+ en 1
< tot 13 kg en
9 tot 18 kg
R3 [C],
R2 [D] X X X X X X
Kinderzitje vooruit ge-
plaatst
Groep 1
9 tot 18 kg
F3 [A],
F2 [B],
F2X [B1]
X X IUF-IL (3) X X X
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg
en 22 tot
36 kg
B2 X X IUF-IL (3) X X X
Stoel I-Size X X X X X X
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
1.91
NLD_UD80767_3
Sièges enfant : fixation par système ISOFIX (X82 PH2 - Renault)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van een kinderzitje ISOFIX.
IUF/IL = Plaats toegestaan voor bevestiging door middel van ISOFIX-bevestigingen, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als
“Universeel/semi-universeel of specifiek voor een auto”; controleer of het gemonteerd kan worden.
(1) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind aan de tegen-
over het portier van de auto gelegen kant.
(2) Zet de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren om een kinderzitje achterstevoren te installeren, en zet deze daarna zo ver mogelijk
terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(3) Kinderzitje vooruit geplaatst, zet de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de auto. Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van
de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje plaatst 3.37. Zet de stoel vóór het kind
niet verder naar achteren dan halverwege de stelrails en de rugleuning ervan niet schuiner dan 25°.
KINDERZITJES: bevestiging via het ISOFIX-bevestigingssysteem (11/12)
1.92
NLD_UD80767_3
Sièges enfant : fixation par système ISOFIX (X82 PH2 - Renault)
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
ISOFIX-bevestiging
ü Plaats waar een ISOFIX-kinderzitje is
toegelaten.
± De zitplaatsen achterin zijn voor-
zien van een verankering voor de bevesti-
ging van een universeel ISOFIX-kinderzitje
vooruit. De verankeringen bevinden zich in
de bagageruimte en zijn zichtbaar.
De grootte van een ISOFIX-kinderzitje wordt
aangegeven door een letter:
F3 [A], F2 [B], F2X [B1]: naar voren ge-
richte zitjes, groep 1 (9 tot 18 kg);
R3 [C]: voor achterwaarts gerichte zitjes
van groep 1 (van 9 tot 18 kg);
R2 [D], R1 [E]: voor achterwaarts ge-
richte zitjes of kuipzitjes, groep 0 of 0+
(minder dan 13 kg);
L1 [F], L2 [G]: reiswiegen, groep 0
(minder dan 10 kg);
[B2]: stoelverhogers van groep 2 en 3 (15
tot 25 kg en 22 tot 36 kg).
²Plaats verboden voor het installe-
ren van dit type kinderzitje.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
KINDERZITJES: bevestiging via het ISOFIX-bevestigingssysteem (12/12)
Combi/bus 9 zitplaatsen
airbag
désactivation airbag passager avant ...
(page courante)
dispositifs de retenue enfants ....................
(page courante)
sécurité enfants .........................................
(page courante)
système de retenue enfants ......................
(page courante)
transport d’enfants .....................................
(page courante)
1.93
NLD_UD75218_2
Sécurité enfants : désactivation, activation AIRBAG passager avant (X82 PH2 - Renault)
Sécurité enfants : désactivation, activation airbag passager avant
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (1/3)
Uitschakelen van de
passagiersairbag voorin
Voordat u een kinderzitje op de passagiers-
stoel voorin installeert:
controleer of het kinderzitje op deze stoel
kan worden geïnstalleerd;
het volgende is van essentieel belang:
deactivering van de airbagvoor een kin-
derzitje waarin het kind achterstevoren in
de auto zit.
Uitschakelen van de airbag: druk met stil-
staande auto en contact uit, de grendel 1
in en draai deze naar stand OFF.
Als het contact is ingeschakeld, moet u con-
troleren of het ] controlelampje 2 op
het dashboard aangaat en, afhankelijk van
de auto, of het bericht “Passagiersairbag uit
wordt weergegeven.
Dit lampje blijft constant branden om u
eraan te herinneren dat u een kinderzitje
kunt gebruiken.
2
De passagiersairbag voorin
mag alleen worden geacti-
veerd of gedeactiveerd wan-
neer de auto stilstaat met het
contact uit.
Als dit bij rijdende auto gebeurt, lichten
de controlelampjes å en ©
op.
Om de staat van de airbag weer in over-
eenstemming te brengen met de stand
van de grendel, zet u het contact uit en
weer aan.
GEVAAR
Omdat het gevaarlijk is als de
passagiersairbag voorin wordt
geactiveerd als er een kin-
derzitje achterstevoren op de stoel is
geplaatst, mag u NOOIT een bevesti-
gingssysteem voor kinderen achterste-
voren installeren op een stoel met een
ACTIEVE frontale AIRBAG. Dit kan
de DOOD van het KIND of ERNSTIG
LETSEL tot gevolg hebben.
1
1.94
NLD_UD75218_2
Sécurité enfants : désactivation, activation AIRBAG passager avant (X82 PH2 - Renault)
3
GEVAAR
Omdat het gevaarlijk is als de
passagiersairbag voorin wordt
geactiveerd als er een kin-
derzitje achterstevoren op de stoel is
geplaatst, mag u NOOIT een bevesti-
gingssysteem voor kinderen achterste-
voren installeren op een stoel met een
ACTIEVE frontale AIRBAG . Dit kan
de DOOD van het KIND of ERNSTIG
LETSEL tot gevolg hebben.
De merktekens op het dashboard en de stic-
kers A aan elke kant van de zonneklep van
de passagier 3 (bijvoorbeeld de sticker hier-
boven), herinneren u aan deze instructies.
A
A
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (2/3)
airbag
activation airbags passager avant .......
(page courante)
1.95
NLD_UD75218_2
Sécurité enfants : désactivation, activation AIRBAG passager avant (X82 PH2 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (3/3)
Inschakelen van de
passagiersairbag voorin
Zodra het kinderzitje van de passagiersstoel
verwijderd is, moet u de airbag weer inscha-
kelen om de voorpassagier bij een botsing
te beschermen.
De passagiersairbag voorin
mag alleen worden geacti-
veerd of gedeactiveerd wan-
neer de auto stilstaat met het
contact uit.
Als dit bij rijdende auto gebeurt, lichten
de controlelampjes å en ©
op.
Om de staat van de airbag weer in over-
eenstemming te brengen met de stand
van de grendel, zet u het contact uit en
weer aan.
2
Storingen
In geval van een storing aan het systeem
voor het in- en uitschakelen van de passa-
giersairbag, is het verboden een achterste-
voren geplaatst kinderzitje op de voorstoel
te gebruiken.
Het gebruik van de voorstoel door een pas-
sagier wordt ook afgeraden.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
Opnieuw starten van de airbag : auto ge-
stopt, contact uit, druk op en draai de gren-
del naar de stand 1 ON.
Als het contact is ingeschakeld, moet u con-
troleren of het ] controlelampje uit is
en of het controlelampje op het dis-
play na elke start 2 gedurende ongeveer
1 minuut brandt.
De passagiersairbag voorin is ingeschakeld.
1
commandes ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poste de conduite ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
planche de bord .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
menu de configuration ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
menu de personnalisation des réglages du
véhicule .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
personnalisation des réglages du véhicule
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.96
NLD_UD72331_2
Poste de conduite direction à gauche (X82 PH2 - Renault)
Poste de conduite
BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (1/2)
12356 7 9 11
10 921
8
13
14
16
18 15
20
25 21
22
17
12
4
19
26 2324
1.97
NLD_UD72331_2
Poste de conduite direction à gauche (X82 PH2 - Renault)
BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (2/2)
De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
1 Ventilatieroosters links en rechts.
2 Plaats voor asbak of bekerhouder.
3 Schakelaar voor:
richtingaanwijzers;
– verlichting;
mistlichten voor;
– mistachterlichten.
4 Instrumentenpaneel.
5 Plaats bestuurdersairbag en claxon.
6 Schakelaars voor:
functiekeuze van de boordcomputer
en van het menu voor het personali-
seren van de auto-instellingen;
afstandsbediening van de radio,
van het navigatiesysteem.
7 Schakelaar voor:
– de ruitensproeiers/wissers voor de
voor- en achterruit,
functiekeuze van de boordcompu-
ter.
8 De bedieningselementen voor multime-
dia.
9 Centrale ventilatieroosters.
10 Touchscreen of radio, of bovenste op-
bergruimte in het midden.
11 Opbergruimte.
12 Locatie van opbergruimte voor passa-
giers.
13 Dashboardkastje of opberglade.
14 Accessoireaansluiting of aansteker.
15 Handmatige of automatische bediening
van de airconditioning.
16 Opbergvak of inductielaadzone.
17 Handrem.
18 Schakelaars voor:
schakelaar voor de alarmknipper-
lichten;
schakelaar voor ECO-modus;
schakelaars van de centrale portier-
vergrendeling;
inschakelen/uitschakelen van de
functie Stop and Start;
activeren/deactiveren van de par-
keerhulp;
inschakelen/uitschakelen van de
tractiecontrole.
19 Versnellingshendel.
20 Knop voor het starten/stoppen van de
motor.
21 Contactslot voor auto’s met sleutel.
22 Hendel voor de stuurkolomverstelling.
23 Opbergruimte.
24 Knop voor het ontgrendelen van de mo-
torkap.
25 Hoofdschakelaars van de snelheidsre-
gelaar/-begrenzer.
26 Schakelaars voor:
verstellen van de koplampen;
regelweerstand instrumentenver-
lichting;
inschakelen/uitschakelen van de
functie waarschuwing bij overschrij-
den wegmarkering,
commandes ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poste de conduite ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
planche de bord .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
menu de configuration ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
menu de personnalisation des réglages du
véhicule .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
personnalisation des réglages du véhicule
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.98
NLD_UD72332_3
Poste de conduite direction à droite (X82 PH2 - Renault)
BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (1/2)
1 2 3 4 6 479
810 21
12
14
15
21
2224 20
511
13
1718
19
23
26 25
16
1.99
NLD_UD72332_3
Poste de conduite direction à droite (X82 PH2 - Renault)
BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (2/2)
De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
1 Ventilatieroosters links en rechts.
2 Plaats voor bekerhouders.
3 Plaats passagiersairbag.
4 Centrale ventilatieroosters.
5 Opbergruimte.
6 Touchscreen of radio, of bovenste op-
bergruimte in het midden.
7 Schakelaar voor:
richtingaanwijzers;
– verlichting;
mistlichten voor;
– mistachterlichten.
8 Instrumentenpaneel.
9 Plaats bestuurdersairbag en claxon.
10 Schakelaars voor:
functiekeuze van de boordcomputer
en van het menu voor het personali-
seren van de auto-instellingen;
afstandsbediening van de radio,
van het navigatiesysteem.
11 Schakelaar voor:
– de ruitensproeiers/wissers voor de
voor- en achterruit,
functiekeuze van de boordcompu-
ter.
12 Schakelaars voor:
verstellen van de koplampen;
regelweerstand instrumentenver-
lichting;
inschakelen/uitschakelen van de
functie waarschuwing bij overschrij-
den wegmarkering.
13 De bedieningselementen voor multime-
dia.
14 Knop voor het ontgrendelen van de mo-
torkap.
15 Opbergruimte.
16 Contactslot voor auto’s met sleutel.
17 Hendel voor de stuurkolomverstelling.
18 Hoofdschakelaars van de snelheidsre-
gelaar/-begrenzer.
19 Knop voor het starten/stoppen van de
motor.
20 Handrem.
21 Versnellingshendel.
22 Handmatige of automatische bediening
van de airconditioning.
23 Schakelaars voor:
schakelaar voor de alarmknipper-
lichten;
schakelaar voor ECO-modus;
schakelaars van de centrale portier-
vergrendeling;
inschakelen/uitschakelen van de
functie Stop and Start;
activeren/deactiveren van de par-
keerhulp;
inschakelen/uitschakelen van de
tractiecontrole.
24 Opbergvak of inductielaadzone.
25 Accessoireaansluiting of aansteker.
26 Dashboardkastje.
rétroviseurs ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.100
NLD_UD80999_3
Rétroviseurs (X82 PH2 - Renault)
Inklapbare buitenspiegels
De spiegels klappen automatisch uit bij het
ontgrendelen van de auto (schakelaar 3 in
stand B). De spiegels klappen automatisch
in bij het vergrendelen van de auto.
U kunt altijd het inklappen (schakelaar 3 in
stand C) of het uitklappen (schakelaar 3 in
stand A) van de spiegel regelen.
De automatische werking is dan uitgescha-
keld. Om deze weer in te schakelen, zet u de
schakelaar 3 op B.
Rétroviseurs
SPIEGELS (1/2)
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
Afstellen
Selecteer, met het contact aan, de binnen-
spiegel met behulp van de schakelaar 2 en
zet deze daarna met de knop 1 in de ge-
wenste stand.
C
A
B
12
3
Verwarmde buitenspiegels
Bij draaiende motor werkt de spiegelverwar-
ming tegelijk met de achterruitverwarming.
Voorwerpen in het buitens-
piegelglas zijn dichterbij dan ze
lijken.
Voor uw eigen veiligheid dient
u hiermee rekening te houden bij het be-
palen van de afstand, voordat u een ma-
noeuvre uitvoert.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
rétroviseur grand angle..............................
(page courante)
1.101
NLD_UD80999_3
Rétroviseurs (X82 PH2 - Renault)
SPIEGELS (2/2)
Binnenspiegel
De binnenspiegel is verstelbaar.
Spiegel met knopje 4
Om te voorkomen dat u in het donker ver-
blind wordt door achter u rijdende voertui-
gen, kan het spiegelglas in de nachtstand
gekanteld worden met het knopje 4 achter
de spiegel.
Spiegel zonder knopje 4
De achteruitkijkspiegel wordt automatisch
donkerder wanneer er een auto achter u rijdt
met groot licht of zeer fel licht.
4
Groothoek spiegel 6
(afhankelijk van de auto)
Zet de zonneklep 5 omlaag om bij de groot-
hoekspiegel te kunnen die beter zicht opzij
biedt tijdens het manoeuvreren.
E
E
D
D
F
F
De bestuurder heeft uitzicht via:
D de groothoek spiegel;
E de ruit van de passagier;
F de buitenspiegel.
Voorwerpen in het buitens-
piegelglas zijn dichterbij dan ze
lijken.
Voor uw eigen veiligheid dient
u hiermee rekening te houden bij het be-
palen van de afstand, voordat u een ma-
noeuvre uitvoert.
56
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveau de carburant ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poste de conduite ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
afficheur .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de brouillard .........................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
feux :
de direction ..........................................
(page courante)
feux :
de route ................................................
(page courante)
airbag.........................................................
(page courante)
carburant
remplissage .........................................
(page courante)
carburant autonomie..................................
(page courante)
1.102
NLD_UD81099_4
Témoins lumineux (X82 PH2 - Renault)
Témoins lumineux
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (1/5)
Het oplichten van sommige controlelampjes
gaat vergezeld van een boodschap.
šControlelampje markeringslicht
áControlelampje grootlicht
kControlelampje dimlicht
gControlelampje mistlichten
voor
Controlelampje mistachterlicht
Controlelampje automatisch
grootlicht 1.122
cControlelampje richtingaanwij-
zers links
bControlelampje richtingaanwij-
zers rechts
A
Als er geen visueel of geluids-
signaal terug komt, geeft het
een storing van het instrumen-
tenpaneel weer. U moet direct
stoppen zonder het overige verkeer in
gevaar te brengen. Zorg dat de auto in-
derdaad goed gestopt is en neem con-
tact op met een merkdealer.
Instrumentenpaneel: A verschijnt bij het
aanzetten van het contact. Druk zo vaak
als nodig op de schakelaar 1 of trek deze
zo vaak als nodig omhoog om de intensiteit
aan te passen.
Het controlelampje © geeft aan
dat u meteen voorzichtig naar een
merkdealer moet rijden. Als u dit voor-
schrift negeert, loopt u het risico dat uw
auto beschadigd wordt.
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
1
1.103
NLD_UD81099_4
Témoins lumineux (X82 PH2 - Renault)
MWaarschuwingslampje brand-
stofpeil
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft na enkele secondes.
Ga zo snel mogelijk tanken als dit lampje
oplicht tijdens het rijden. Er is dan nog vol-
doende brandstof over om nog ongeveer
50 km te rijden.
®Waarschuwingslampje stop on-
middellijk
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact en dooft zodra de motor start. Het
gaat tegelijk met andere waarschuwings-
lampjes en/of boodschappen branden en
gaat vergezeld van een geluidssignaal.
Het dwingt u, voor uw veiligheid, direct te
stoppen zonder het verkeer in gevaar te
brengen. Stop de motor en start deze niet
opnieuw.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Het waarschuwingslampje
® dwingt u, voor uw
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar
te brengen. Stop de motor en start deze
niet opnieuw. Roep de hulp in van een
merkdealer.
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (2/5)
A
åRichtingaanwijzerAirbag
Het licht op bij het aanzetten van
het contact of het starten van de motor en
dooft binnen enkele seconden.
Als het niet oplicht bij het aanzetten van het
contact of als het oplicht bij draaiende motor,
wijst dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
DWaarschuwingslampje remsy-
steem en waarschuwingslampje
handrem aangetrokken
Het gaat branden bij het aanzetten van het
contact en dooft zodra de handrem is vrij-
gezet.
Als het tijdens het remmen gaat branden
met het waarschuwingslampje ® en
er een geluidssignaal klinkt, dan wijst het op
een daling van de hoeveelheid remvloeistof
of een storing aan het remsysteem.
Stop en roep de hulp in van een merkdealer.
frein à main ................................................
(page courante)
batterie.......................................................
(page courante)
niveaux :
huile moteur .........................................
(page courante)
1.104
NLD_UD81099_4
Témoins lumineux (X82 PH2 - Renault)
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (3/5)
ÚWaarschuwingslampje laad-
stroom
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft na enkele secondes.
Als het tijdens het rijden gaat branden samen
met het waarschuwingslampje ® en er
een geluidssignaal klinkt, betekent dit dat
het elektrische circuit onvoldoende of te veel
geladen wordt.
Stop en roep de hulp in van een merkdea-
ler.
ÀWaarschuwingslampje oliedruk
Dit gaat branden bij het aanzetten
van het contact, en dooft na enkele secon-
des.
Als het tijdens het rijden gaat branden samen
met het waarschuwingslampje ® en er
een geluidssignaal klinkt, moet u direct stop-
pen en het contact uitzetten.
Controleer het oliepeil van de motor. Als het
peil normaal is, is er een andere oorzaak.
Roep de hulp in van een merkdealer.
©Waarschuwingslampje
Dit gaat branden bij het aanzet-
ten van het contact, en dooft zodra de motor
draait. Het kan tegelijk gaan branden met
andere controlelampjes en/of boodschap-
pen op het instrumentenpaneel.
Dit betekent dat u zo snel mogelijk, maar
wel voorzichtig, naar een merkdealer moet
rijden. Als u dit voorschrift negeert, loopt u
het risico dat uw auto beschadigd wordt.
A
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
ÄWaarschuwingslampje luchtver-
ontreiniging
Voor de auto’s die hiermee uitgerust zijn,
licht het op bij het starten van de motor en
daarna dooft het.
Als het continu brandt, moet u zo snel
mogelijk een merkdealer raadplegen;
Als het knippert, moet u vaart verminde-
ren tot het knipperen ophoudt. Neem zo
snel mogelijk contact op met een merk-
dealer 2.24.
xWaarschuwingslampje antiblok-
keersysteem
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft na enkele secondes.
Als dit lampje tijdens het rijden oplicht, wijst
dit op een storing in het ABS-systeem.
Er kan dan met de auto worden geremd als
bij een auto zonder ABS. Raadpleeg snel
een merkdealer.
ABS ...........................................................
(page courante)
ESC : Contrôle dynamique de conduite ....
(page courante)
1.105
NLD_UD81099_4
Témoins lumineux (X82 PH2 - Renault)
Waarschuwingslampje roetfilter
2.12
Waarschuwingslampje voor het
reagenspeil en storingen in het
EGR-systeem. 1.139
ÔWaarschuwingslampje koel-
vloeistoftemperatuur
Bij het aanzetten van het contact of als de
motor wordt gestart als deze koud is, kan het
blauw gaat branden.
Als het rood wordt, moet u stoppen en de
motor een tot twee minuten stationair laten
draaien.
De temperatuur moet zakken en het contro-
lelampje moet verdwijnen. Als dit niet zo is
moet u de motor stoppen. Laat de koelvloei-
stof afkoelen voordat u het peil ervan con-
troleert 4.7.
Als het peil normaal is, betreft het controle-
lampje iets anders. Roep de hulp in van een
merkdealer.
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (4/5)
Controlelampje voor het elektro-
nisch stabiliteitsprogramma
(ESC) en tractiecontrole
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft na enkele secondes.
Het waarschuwingslampje kan om verschil-
lende redenen gaan branden: 2.31.
A
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Waarschuwingslampje motor
op stand-by 2.8.
Waarschuwingslampje motor
kan niet op stand-by worden
gezet 2.8.
Controlelampje bij te lage ban-
denspanning
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden 2.26
ÉControlelampje voorverwar-
ming (dieselmotor)
Met contact aan, moet het oplichten. Het
geeft aan dat voorverwarmingsstiften
werken. Het dooft als de voorverwarming
klaar is. De motor kan starten.
Waarschuwingslampje weglig-
gingscontrole 2.31.
limiteur de vitesse ......................................
(page courante)
régulateur de vitesse .................................
(page courante)
Stop and Start............................................
(page courante)
portes.........................................................
(page courante)
ceintures de sécurité .................................
(page courante)
mode ECO .................................................
(page courante)
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
fonction mode « ECO » .............................
(page courante)
système de surveillance de pression des
pneumatiques ............................................
(page courante)
1.106
NLD_UD81099_4
Témoins lumineux (X82 PH2 - Renault)
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (5/5)
A
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Š‰ Indicatielampjes voor overscha-
kelen naar de volgende versnel-
ling
Dit verschijnt om u te adviseren naar een
hogere versnelling (pijl omhoog) of naar een
lagere versnelling (pijl omlaag) te schakelen.
2.18.
Controlelampje ECO-modus.
Dit verschijnt als de ECO -modus
wordt geactiveerd 2.18.
Perfo Controlelampje prestatiemodus
Dit verschijnt als de -prestatiemodus wordt
geactiveerd. 2.18.
Controlelampje vrijloopmodus
Dit verschijnt als de vrijloopmodus
wordt geactiveerd. 2.18.
ßWaarschuwingslampje vergeten
autogordels voor 1.43.
Waarschuwingslampje geopend
portier
ÓWaarschuwingslampje voet op
het rempedaal
Dit lampje gaat branden wanneer het rem-
pedaal moet worden ingetrapt 2.100.
Φ Controlelampjes snel-
heidsregelaar en snel-
heidsbegrenzer 2.67 en 2.63.
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveau de carburant ...................................
(page courante)
afficheur .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant autonomie..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.107
NLD_UD70751_2
Afficheurs et indicateurs (X82 PH2 - Renault)
DISPLAYS EN METERS (1/4)
Toerenteller 5
(schaalverdeling × 1000)
5
Instrumentenpaneel A
Dit gaat branden wanneer het contact wordt
ingeschakeld. Het oplichten van sommige
controlelampjes gaat vergezeld van een
boodschap.
A
Waarschuwing minimumpeil
motorolie
Als de motor wordt gestart, wordt op het in-
strumentenpaneel een waarschuwing weer-
gegeven als het minimum oliepeil is bereikt.
4.4.
De eerste keer dat deze waarschuwing
wordt weergegeven, kunt u deze laten ver-
dwijnen door op 1 “OK” te drukken.
De volgende waarschuwingen verdwijnen
automatisch na ongeveer 30 seconden.
1
3
2
4
1.108
NLD_UD70751_2
Afficheurs et indicateurs (X82 PH2 - Renault)
Display automatische versnellingsbak 7
2.100
Brandstofpeilmeter 8
Het aantal blokjes dat oplicht geeft het
brandstofpeil aan. Als dit op het minimum
staat, zijn de blokjes uit en het waarschu-
wingslampje brandstofreserve licht op, af-
hankelijk van de auto.
7
8
Snelheidsmeter 9
(km of mijl per uur)
Bepaal uw snelheid alleen volgens de goed-
gekeurde snelheidsmeter 9.
Het controlelampje 6 is slechts een aandui-
ding.
Geluidssignaal snelheidsverklikker
Afhankelijk van de auto en het land wordt
het waarschuwingslampje weerge-
geven en is een geluidssignaal te horen.
Dit geluidssignaal is te horen zodra de auto
sneller rijdt dan 120 km/u. Het waarschu-
wingslampje blijft branden zolang de snel-
heid hoger is dan 120 km/u.
9
DISPLAYS EN METERS (2/4)
6
1.109
NLD_UD70751_2
Afficheurs et indicateurs (X82 PH2 - Renault)
Instrumentenpaneel B
Dit gaat branden wanneer het contact wordt
ingeschakeld. Het oplichten van sommige
controlelampjes gaat vergezeld van een
boodschap.
Afhankelijk van de auto kunt u het instru-
mentenpaneel aanpassen met zelfgekozen
kleuren. Raadpleeg de instructies bij het
multimediasysteem bij auto’s met een mul-
timediascherm.
B
Toerenteller 11
(schaalverdeling × 1000)
Koelvloeistoftemperatuurmeter 12
Bij normaal gebruik moet het controle-
lampje 13 vóór het rode gebied 12 blijven.
Bij zware motorbelasting kan het wel in de
buurt komen. Dit is alleen ernstig als het
waarschuwingslampje ® verschijnt,
samen met een bericht op het instrumenten-
paneel en een piepsignaal.
11
13 12
Auto's zonder een multimediascherm
Schakel het contact uit en druk zo vaak
als nodig op de schakelaar 2 om het tab-
blad 10 weer te geven;
druk herhaaldelijk op 3 of 4 om
“Instellingen” weer te geven en druk ver-
volgens op 1 “OK”;
herhaal dezelfde procedure om
INSTRUM.PANEEL” weer te geven en
vervolgens “Eenheden”.
10
DISPLAYS EN METERS (3/4)
alarme sonore de survitesse .....................
(page courante)
1.110
NLD_UD70751_2
Afficheurs et indicateurs (X82 PH2 - Renault)
Indicatielampje rijstijl 17 2.18
Geluidssignaal snelheidsverklikker
Afhankelijk van de auto en het land wordt
het waarschuwingslampje weerge-
geven en is een geluidssignaal te horen.
Dit geluidssignaal is te horen zodra de auto
sneller rijdt dan 120 km/u. Het waarschu-
wingslampje blijft branden zolang de snel-
heid hoger is dan 120 km/u.
Boordcomputer 14 1.111
Geschat bereik met resterende
brandstof 15
Deze waarde wordt aangegeven na
400 meter gereden te hebben. 1.113.
Totaalteller 16 1.113
14
15
16
17
Snelheidsmeter 18
Brandstofpeilmeter 19
Als het minimumpeil is bereikt, licht het
waarschuwingslampje M in de meter
oranje op en klinkt een geluidssignaal. Ga
zo snel mogelijk tanken.
18
19
DISPLAYS EN METERS (4/4)
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.111
NLD_UD65748_1
Ordinateur de bord : généralités (X82 PH2 - Renault)
Ordinateur de bord
BOORDCOMPUTER: algemeen (1/2)
Boordcomputer 1
Afhankelijk van de auto, beschikt hij over de
volgende functies:
afgelegde afstand;
gegevens van de reis;
– informatieboodschappen;
storingsboodschappen (in combinatie
met het controlelampje ©);
de alarmboodschappen (in combinatie
met het lampje ®).
Alle functies zijn beschreven op de volgende
bladzijden.
1
2
3
4
5
Auto uitgerust met boordcomputer 1
Druk zo vaak als nodig op de schakelaar 2
om het “Voertuig” tabblad te bereiken.
Druk herhaaldelijk op de schakelaar 3 of 4.
Selecties
(het display hangt af van de uitvoering van
de auto en het land)
a) Functieoverzicht, storings- en informatie-
berichten;
b) actueel brandstofverbruik en gemiddelde
brandstofverbruik;
c) dagteller en gemiddelde snelheid;
d) De bandenspanning resetten.
e) instelling van de tijd.
f) Onderhoudsinterval:
– Onderhoudsinterval;
resterende afstand tot olieverversing.
g) Actieradius met resterende reagens.
1.112
NLD_UD65748_1
Ordinateur de bord : généralités (X82 PH2 - Renault)
BOORDCOMPUTER: algemeen (2/2)
Resetten van de dagteller en
ritinstellingen (resetknop)
Zorg ervoor dat een van de ritparameters
wordt weergegeven en druk op de scha-
kelaar 5 “OK” totdat de weergave naar nul
wordt gereset.
Automatische nulinstelling van
de gegevens van de reis
De nulinstelling gebeurt automatisch als één
van de gegevens zijn maximale waarde be-
reikt.
Betekenis van de waarden
gedurende de eerste paar
kilometer na een nulinstelling
De waarden van gemiddeld verbruik, bereik
en gemiddelde snelheid worden stabieler
en nauwkeuriger naarmate de afgelegde
afstand vanaf de laatste nulinstelling groter
wordt.
De eerste kilometers na een nulinstelling
kunt u constateren dat de actieradius toe-
neemt tijdens het rijden. Dit komt doordat re-
kening wordt gehouden met het gemiddeld
verbruik sinds de laatste nulinstelling. Maar
het gemiddeld verbruik kan afnemen als:
de auto met een constante snelheid rijdt;
de motor zijn bedrijfstemperatuur bereikt
(nulinstelling bij koude motor);
u vanuit druk stadsverkeer op de buiten-
weg komt.
5
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
consommation de carburant ......................
(page courante)
1.113
NLD_UD71080_2
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X82 PH2 - Renault - Nissan)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (1/4)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
101778 km
a) Totaalteller en dagteller.
112.4 km
BRANDSTOF VERBR
b) Gegevens van de reis.
Verbruikte brandstof.
Hoeveelheid verbruikte brandstof sinds de laatste nulinstelling.
8 L
GEMIDDELD
c) Gemiddeld verbruik sinds de laatste nulinstelling.
De waarde wordt aangegeven na minstens 400 meter gereden te hebben sinds de laatste
nulinstelling.
5.8 L/100
ACTUEEL VERBRUIK
d) Actueel verbruik.
De waarde wordt aangegeven zodra de auto sneller rijdt dan 30 km/u.
7.4 L/100
autonomie du véhicule...............................
(page courante)
1.114
NLD_UD71080_2
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X82 PH2 - Renault - Nissan)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (2/4)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
ACTIERADIUS
e) Het bereik met de overgebleven brandstof.
Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben.
541 km
AFSTAND
f) Afgelegde afstand sinds de laatste nulinstelling.
522 km
GEMIDDELD
g) Gemiddelde snelheid sinds de laatste nulinstelling.
Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben.
89.4 km/h
autonomie de vidange ...............................
(page courante)
1.115
NLD_UD71080_2
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X82 PH2 - Renault - Nissan)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (3/4)
Voorbeelden van de selectie
Betekenis van de gekozen aanduiding
Boordcomputer met de boodschap afstand tot
de volgende onderhoudsbeurt (vervolg)
h) onderhoudsinterval
Druk met het contact aan en stilstaande motor en als het bericht
Afstand tot onderhoud” verschijnt, ongeveer 5 seconden op de knop 2
of 3 om de afstand tot de volgende olieverversing weer te geven (afstand
en tijd tot de volgende olieverversing). Als de afstand dichtbij de termijn
is, zijn verschillende gevallen mogelijk:
Als het resterende aantal km minder is dan 1500 km of één maand:
wordt het bericht “Onderhoudsbeurt over” weergegeven samen met
de eerstvolgende mogelijkheid (afstand of tijd);
overgebleven afstand is gelijk aan 0 km of datum olieverversing
bereikt: de boodschap “ONDERHOUD UITVOEREN” wordt weerge-
geven en het controlelampje © gaat branden.
Laat zo snel mogelijk de olie verversen.
AFSTAND TOT
ONDERHOUD
OLIE VERV OVER
30 000 km/24 maanden
ONDERHOUD
UITV OVER
300 km/24 dagen
ONDERHOUD
UITVOEREN
afhankelijk van de auto past de afstand tot olieverversing zich aan de rijstijl aan (veel langzaam rijden, huis-aan-huis bezorgen, lang rijden met
stationair toerental, trekken van een aanhangwagen enz.). De overgebleven afstand tot de volgende olieverversing kan dus in sommige geval-
len sneller afnemen dan de werkelijk afgelegde afstand.
Resetten: geef om de afstand tot de volgende olieverversing te resetten de resterende afstand en tijd weer en druk vervolgens ongeveer 10 se-
conden zonder onderbreking op de knop 2 of 3 tot de afstand tot de volgende olieverversing continu wordt weergegeven.
heure .........................................................
(page courante)
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
1.116
NLD_UD71080_2
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X82 PH2 - Renault - Nissan)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (4/4)
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
BANDENSPANNING
SET <DRUK LANG> i) Reset van de bandenspanning 2.26.
BEGRENZER
j) Snelheidsinstelling van de snelheidsregelaar/-begrenzer 2.63 en 2.67.
90 km/h
REGELAAR
90 km/h
k) Tijd en temperatuur 1.120.
13 °C 16:30
GEEN BERICHT IN
GEHEUGEN
l) functieoverzicht.
Aanduiding achtereenvolgens:
informatieboodschappen (passagiersairbag OFF enz...);
storingsboodschappen (inspuitsysteem controleren enz.).
ADBLUE 62% m) Percentage van resterende hoeveelheid reagens 1.139.
Vul AdBlue bij voor 2400 km
g) Actieradius met resterende reagens.
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.117
NLD_UD65750_1
Ordinateur de bord : messages d’information (X82 PH2 - Renault)
BOORDCOMPUTER: informatieboodschappen
Voorbeelden van
boodschappen Betekenis van de gekozen aanduiding
« PARKEERREM
AANGETROKKEN » Geeft aan dat de parkeerrem is vastgezet.
« ACCU ZWAK START
DE MOTOR »
Geeft aan dat de auto moet worden gestart om de accu op te laden (bijvoorbeeld wanneer men tijdens een
langdurige stilstand naar de radio heeft geluisterd).
« OLIE BIJVULLEN » Geeft aan dat het oliepeil moet worden bijgevuld.
« KAART AFWEZIG
INGEDRUKT HOUDEN » Geeft aan dat de automatische portiervergrendeling tijdens het rijden is uitgeschakeld.
« CONTROLEER
STUURBEKRACHT » Geeft aan dat de stuurkolom niet geblokkeerd is.
Zij kunnen u helpen bij het starten van de auto of u informeren over een keuze of een omstandigheid.
Voorbeelden van informatieboodschappen worden hierna gegeven.
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
filtre
à gazole ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.118
NLD_UD65751_1
Ordinateur de bord : messages d’anomalies de fonctionnement (X82 PH2 - Renault)
BOORDCOMPUTER: storingsboodschappen
Zij verschijnen bij het waarschuwingslampje © en het is noodzakelijk direct voorzichtig naar een merkdealer te rijden. Als u dit
voorschrift negeert, loopt u het risico dat uw auto beschadigd wordt.
Zij verdwijnen door een druk op de keuzetoets van de aanduiding of na enkele secondes en worden opgeslagen in het functieoverzicht. Het
lampje © blijft branden. Voorbeelden van storingsboodschappen worden hieronder gegeven.
Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de gekozen aanduiding
« BRANDSTOFFILTER AFTAPPEN » Geeft aan dat er water in het brandstoffilter is, raadpleeg zo snel mogelijk een merkdealer.
“CONTROLEER VOERTUIG” Geeft een storing aan van een van de opname-elementen van de pedalen, van het be-
heersysteem van de accu of van een opname-element van het oliepeil.
CONTROLEER AIRBAGGeeft een storing aan van de aanvullende veiligheidsvoorzieningen. In geval van een on-
geluk, bestaat het risico dat ze niet geactiveerd worden.
“Controleer lucht-verontreiniging” – Geeft een storing aan in het antiluchtverontreinigingssysteem van de auto.
Geeft een storing aan in het systeem voor emissiebeperking als dit gepaard gaat met
het controlelampje 1.139.
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.119
NLD_UD79507_2
Ordinateur de bord : messages d’alerte (X82 PH2 - Renault)
BOORDCOMPUTER: waarschuwingen
Deze verschijnen met het controlelampje ®. U moet dan, voor uw eigen veiligheid, direct stoppen zodra dit zonder gevaar mo-
gelijk is. Stop de motor en start deze niet opnieuw. Raadpleeg een merkdealer.
Hierna krijgt u voorbeelden van waarschuwingen. Opmerking: de berichten verschijnen afzonderlijk of afwisselend (als er meerdere berichten
zijn), eventueel samen met een controlelampje en/of een geluidssignaal.
Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de gekozen aanduiding
RISICO OP SCHADE VERSNELLINGSBAK Geeft een storing van het inspuitsysteem, een oververhitting van de motor van de auto of
een ernstig probleem met de motor van de auto aan.
Storing remsysteem Geeft een probleem in het remsysteem aan.
Storing stuurbekracht.Geeft een probleem in de stuurinrichting aan.
Elektr. storing Geeft een probleem in het laadstroomcircuit van de accu aan (dynamo, enz.).
LEKKE BAND Dit betekent dat minstens een van de banden lek is of veel te lage spanning heeft.
heure .........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
montre .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.120
NLD_UD65753_1
Heure et température extérieure (X82 PH2 - Renault)
Stel het uur in met behulp van knop 3 of 4,
en druk op de schakelaar 5 “OK” om te be-
vestigen.
Stel de minuten in met behulp van knop 3
of 4, druk vervolgens op schakelaar 5 “OK”
om te bevestigen.
Heure et température extérieure
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (1/2)
Als de elektrische voeding onderbroken
is geweest (losgenomen accukabel, ze-
kering doorgebrand, enz.) moet u het
klokje weer gelijk zetten.
Zet het alleen bij stilstaande auto gelijk.
23
4
5
Auto’s uitgerust met een multimedia-
scherm.
De tijd en/of buitentemperatuur verschijnen
op het multimediascherm 1.
Raadpleeg de multimedia-instructies.
Auto’s zonder multimediascherm
Druk zo vaak als nodig op de schakelaar 2
om het “Voertuig” tabblad te bereiken.
Druk herhaaldelijk op schakelaar 3 of 4 om
het 6 klokje in te stellen.
Houd de schakelaar 5 “OK” ingedrukt totdat
de weergave knippert.
1
6
température extérieure ..............................
(page courante)
1.121
NLD_UD65753_1
Heure et température extérieure (X82 PH2 - Renault)
Buitentemperatuurmeter
De buitenthermometer is be-
slist geen gladheidsdetector.
Gladheid is niet alleen van de
temperatuur afhankelijk, maar van meer
factoren zoals de ligging van de weg en
de vochtigheid van de lucht.
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (2/2)
Buitentemperatuurmeter
Bijzonderheid:
Als de buitentemperatuur tussen -3 °C en
+3 °C ligt, knipperen de symbolen °C (waar-
schuwing voor kans op gladheid).
Afhankelijk van de auto, als de elektri-
sche voeding onderbroken is geweest
(losgenomen accukabel, zekering door-
gebrand enz.) wordt de klok automatisch
weer gelijk gezet na enkele minuten,
zodra het systeem weer informatie kan
ontvangen GPS.
éclairage :
extérieur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de position ...........................................
(page courante)
signalisation éclairage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage :
tableau de bord ....................................
(page courante)
feux :
de route ................................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
1.122
NLD_UD75664_2
Éclairages et signalisations extérieurs (X82 PH2 - Renault)
Éclairages et signalisations extérieurs
VERLICHTING EN SIGNALEN (1/6)
šzijlichten
Draai de ring 2 tot het symbool bij
het merkteken 3 staat:
Dit controlelampje op het in-strumentenpa-
neel licht op.
Functie verlichting overdag
De dagrijverlichting schakelt overdag au-
tomatisch in zonder dat u de schakelaar 1
hoeft te bedienen bij het starten van de
motor, en gaat uit bij het stoppen van de
motor.
1
Controleer, voordat u in het
donker wegrijdt, de werking
van de verlichting en stel indien
nodig de stand van de koplam-
pen af op de belasting van de auto. Zorg
ervoor dat de lichten niet bedekt zijn
(vuil, modder, sneeuw, vervoer van voor-
werpen, enz...).
12
3
kDimlicht
Handbediend
Draai de ring 2 tot het symbool bij het merk-
teken 3 staat: Dit controlelampje op het in-
strumentenpaneel licht op.
Automatische werking
(afhankelijk van de auto)
Draai de ring 2 tot het symbool AUTO bij
het merkteken 3 staat: draaiende motor, de
dimlichten schakelen automatisch in en uit,
naargelang de helderheid buiten, zonder dat
u de schakelaar 1 hoeft te bedienen.
1.123
NLD_UD75664_2
Éclairages et signalisations extérieurs (X82 PH2 - Renault)
Het grootlicht wordt automatisch ontstoken
wanneer:
er weinig licht buiten is;
er geen andere auto of verlichting wordt
gedetecteerd;
als de auto sneller dan ongeveer 40 km/u
rijdt.
Als niet aan een van de voorwaarden hier-
onder wordt voldaan, wordt overgeschakeld
naar dimlicht.
Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet
is bedekt (door vuil, modder, damp enzo-
voort...).
Om automatisch grootlicht in te
schakelen:
Draai de ring 2 tot het symbool AUTO bij de
markering 3 staat en duw tegen de schake-
laar 1. Het controlelampje verschijnt
op het instrumentenpaneel.
VERLICHTING EN SIGNALEN (2/6)
áGrootlicht
Met draaiende motor, duw met de
dimlichten aan tegen de lichtschakelaar 1.
Dit controlelampje op het in-strumentenpa-
neel licht op.
Om het grootlicht uit en het dimlicht weer in
te schakelen, trekt u de lichtschakelaar 1 op-
nieuw naar u toe.
Functie “Zet lichten omhoog
tijdens het rijden”
Als het grootlicht is ingeschakeld, verbetert
de functie “Zet lichten omhoog tijdens het
rijden” het zicht van de bestuurder door het
dimlicht en grootlicht automatisch omhoog
te zetten.
3
2
1
Tijdens het uitschakelen van het grootlicht
keren de dimlichten automatisch terug in
hun oorspronkelijke stand.
Automatisch grootlicht
Afhankelijk van de auto ontsteekt
en dooft dit systeem automatisch het groot-
licht. Het gebruikt een camera geplaatst
achter de binnenspiegel om voorliggers en
tegenliggers te detecteren.
Het systeem kan onder bepaalde om-
standigheden niet goed werken, met
name:
extreme weersomstandigheden
(regen, sneeuw, mist enz.);
als er iets achter de voorruit of voor
de camera zit;
als een achterligger of tegenligger
weinig verlichting voert of afgedekte
lampen heeft;
– verkeerde afstelling van de koplam-
pen;
reflecterende systemen;
– ...
1.124
NLD_UD75664_2
Éclairages et signalisations extérieurs (X82 PH2 - Renault)
Als u langs de kant van de weg
parkeert en de achterklep ge-
opend is, kunnen de achter-
lichten hierdoor aan het zicht
onttrokken worden. Waarschuw bijge-
volg andere weggebruikers voor de aan-
wezigheid van uw voertuig door middel
van de gevarendriehoek of op de manier
die is voorgeschreven in het land waar u
zich bevindt.
storingen
Wanneer het bericht “Controleer autom ver-
lichting” op het instrumentenpaneel ver-
schijnt, wordt het systeem uitgeschakeld.
Raadpleeg een merkdealer.
Het gebruik ‘s nachts van een
draagbaar navigatiesysteem
op het gedeelte van de voorruit
onder de camera, kan de wer-
king van het automatische grootlichtsys-
teem verstoren (risico van reflecties op
de voorruit).
Het systeem voor het auto-
matisch inschakelen van het
grootlicht is in geen geval een
vervanging voor de oplettend-
heid en verantwoordelijkheid van de be-
stuurder inzake de verlichting van het
voertuig en de aanpassing daarvan aan
de licht-, zicht- en verkeersomstandig-
heden.
Automatisch grootlicht
(vervolg)
Om automatisch grootlicht uit te
schakelen:
draai de ring 2 in een andere stand dan
AUTO;
of
Trek aan de schakelaar 1.
Het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat uit..
Opmerking: het grootlicht wordt geacti-
veerd bij het uitschakelen van de functie
voor automatisch grootlicht.
3
2
1
VERLICHTING EN SIGNALEN (3/6)
1.125
NLD_UD75664_2
Éclairages et signalisations extérieurs (X82 PH2 - Renault)
VERLICHTING EN SIGNALEN (4/6)
2
Uitschakelen van de lichten
De lichten gaan automatisch uit na stop-
pen van de motor, openen van het bestuur-
dersportier of vergrendelen van de auto. In
dat geval schake-len, bij de volgende keer
starten van de motor, de lichten opnieuw in,
overeen-komstig de stand van ring 2.
N.B.: als de mistlichten branden, dooft de
verlichting niet automatisch.
Geluidssignaal vergeten
verlichting
Indien de lichten nog branden nadat de
motor is uitgeschakeld, klinkt er een sig-
naal bij het openen van het bestuurderspor-
tier om u te waarschuwen dat de lichten
nog branden (om ontlading van de accu of
andere problemen te voorkomen).
storingen
Als het bericht “Controleer verlichting
verschijnt in combinatie met het waar-
schuwingslampje © en het waar-
schuwingslampje k knippert op het
instrumentenpaneel, is er een storing in de
verlichting.
Raadpleeg een merkdealer.
Functie welkomst en afscheid
(afhankelijk van de auto)
Wanneer de functie is ingeschakeld, gaan
de dagrijverlichting en de markeringslichten
achter automatisch aan wanneer card wordt
gedetecteerd of de auto wordt ontgrendeld.
Ze gaan automatisch uit:
ongeveer één minuut nadat ze zijn aan-
gegaan;
wanneer de motor wordt gestart, naarge-
lang van de stand van de schakelaar voor
de verlichting;
of
wanneer de auto wordt vergrendeld.
Inschakelen/Uitschakelen van
de functie
Zie de gebruiksaanwijzing van het multime-
diasysteem om de externe welkomstfunctie
in of uit te schakelen.
Selecteer “ON” of “OFF”.
feux :
de brouillard .........................................
(page courante)
1.126
NLD_UD75664_2
Éclairages et signalisations extérieurs (X82 PH2 - Renault)
VERLICHTING EN SIGNALEN (5/6)
Functie “uitschakelvertraging”
Met deze functie kunt u de markeringslich-
ten en dimlichten korte tijd inschakelen (bijv.
voor het bijlichten bij het openen van een
hek).
Als de motor en de lichten uitgescha-
keld zijn, de 2 ring op AUTO staat, trekt u
de hendel 1 naar u toe: de markeringslichten
en dimlichten gaan ongeveer 30 seconden
aan samen met de waarschuwingslampjes
š en k op het instrumentenpa-
neel.
Om deze tijd te verlengen, kunt u de schake-
laar tot vier keer naar u toe trekken (de maxi-
male tijd is ongeveer twee minuten).
De boodschap “Follow me home voor _ _
_” met de oplichttijd verschijnt op het instru-
mentenpaneel om deze handeling te beves-
tigen. Daarna kunt u uw auto vergrendelen.
Om de verlichting uit te schakelen voordat
deze automatisch uitschakelt, verdraait u de
ring 2 (de stand is onbelangrijk) en draait u
deze daarna terug in de stand AUTO.
2
1
feux additionnels de virage ........................
(page courante)
1.127
NLD_UD75664_2
Éclairages et signalisations extérieurs (X82 PH2 - Renault)
Bochtlichten
(Afhankelijk van de auto)
Bij vooruitrijden met een snelheid van
minder dan circa 40 km/u en de dimlich-
ten aan, gaat in bepaalde omstandighe-
den (stuurwielhoek, richtingaanwijzers aan,
enz.) in een bocht één van de mistlichten
branden om de bocht te verlichten.
In de achteruitversnelling en met de dim-
lichten aan, gaan de twee mistlampen voor
automatisch branden.
Opmerking: bij schakelen van achteruit
naar vooruit (bijvoorbeeld bij een parkeer-
manoeuvre), blijven de twee mistlichten vóór
branden totdat het voertuig harder rijdt dan
10 km/u.
gMistlichten voor
Draai de middelste ring 4 van
de schakelaar 1 zo dat het symbool bij het
merkteken 3 staat en laat dan los.
De werking is afhankelijk van de gevoerde
verlichting; het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat branden.
Mistachterlicht
Draai de middelste ring 4 van de
schakelaar zo dat het symbool bij het merk-
teken 3 staat en laat dan los.
De werking is afhankelijk van de gevoerde
verlichting; het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat branden.
Zodra de weersomstandigheden dit toelaten
moet u de mistachterlichten uitschakelen om
de achter u rijdende weggebruikers niet te
hinderen.
Lichten uit
Draai de middelste ring 4 opnieuw tot het
merkteken 3 tegenover het symbool van de
mistlampen staat die u wilt uitschakelen. Het
bijbehorende controlelampje op het instru-
mentenpaneel dooft.
Bij het uitschakelen van de verlichting, gaan
ook de mistlichten voor en achter uit.
2
134
VERLICHTING EN SIGNALEN (6/6)
Bij mist, sneeuw of bij het vervoer van voorwerpen die voorbij de voorkant van het dak uitsteken, werkt de automatische verlichting niet altijd.
Het inschakelen van de mistlichten blijft onder controle van de bestuurder: de controlelampjes op het instrumentenpaneel informeren u over
het inschakelen (controlelampje brandt) of uitschakelen (controlelampje uit).
éclairage :
extérieur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage des projecteurs .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
signalisation éclairage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage électrique de la hauteur des
faisceaux ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.128
NLD_UD72172_2
Réglage des faisceaux (X82 PH2 - Renault)
Belading Stand van de knop
Bestuurder alleen of met een passagier 0
Alle stoelen bezet 1
Bestuurder met passagiers en
bagage (of belading) tot de maximaal
toegelaten totale massa
2
Bestuurder zonder een passagier
en met bagage (of belading) tot het
maximaal toegelaten totale laadgewicht
3 of 4
In de volgende tabel ziet u enkele voorbeelden. Stel in alle gevallen bediening A in volgens
de belading van de auto, zodat de weg goed zichtbaar is en andere weggebruikers niet ver-
blind worden.
Réglage des projecteurs
KOPLAMPVERSTELLING
Bij de auto’s die ermee uitgerust zijn, kan de
knop A de stand van de koplampen aanpas-
sen aan de belasting.
Druk met de dimlichten aan op de boven-
kant 1 van knop A om de koplampstraal te
verhogen of op de onderkant van de knop 2
om de koplampstraal te verlagen.
A
2
1
avertisseurs sonore et lumineux ................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clignotants .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage :
extérieur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de détresse ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
signal danger .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
signalisation éclairage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
warning ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
klaxon ........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
appel
lumineux ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.129
NLD_UD75219_3
Avertisseurs sonores et lumineux (X82 PH2 - Renault)
Avertisseurs sonores et lumineux
éAlarmknipperlichten
Gebruik schakelaar 2.
Deze schakelaar schakelt gelijktijdig de vier
knipperlichten en de zijknipperlichten in.
Gebruik deze alleen als gevaar dreigt om
andere weggebruikers te waarschuwen dat
u gedwongen bent te stoppen op een abnor-
male plaats of zelfs waar dit verboden is, of
bij bijzondere rij- of verkeersomstandighe-
den.
Richtingaanwijzers
U verplaatst de schakelaar 1 evenwijdig aan
het stuurwiel en in de richting waarin u dit
gaat draaien.
Werking van de sneltoets
Verschuif de hendel even 1 omhoog of
omlaag, waarbij u het weerstandspunt niet
overschrijdt, en laat hem dan weer los: de
hendel keert terug naar zijn oorspronkelijke
stand en het betreffende richtingaanwijzer-
lampje knippert drie keer.
Claxon
Druk op het midden van het stuurwiel A.
Lichtsignaal
Trek voor een lichtsignaal de schakelaar 1
naar u toe.
CLAXON EN LICHTSIGNALEN
A
2
1
essuie-vitres ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lave-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
précautions d’utilisation .............................
(page courante)
précautions d’utilisation
recommandations ................................
(page courante)
1.130
NLD_UD72333_3
Essuie-vitre, lave-vitre avant (X82 PH2 - Renault)
Essuie-vitres, lave-vitres
Bijzonderheid
Tijdens het rijden gaat de wisser langza-
mer werken als de auto stopt. Van snel con-
tinu wissen naar langzaam continu wissen.
Zodra de auto weer gaat rijden, beginnen
de wissers weer met de oorspronkelijk in-
gestelde snelheid te werken. Als u de scha-
kelaar 1 in een andere stand zet, schakelt
u hiermee bovengenoemd automatisme uit.
Verplaats de schakelaar 1 met het contact
aan.
A een enkele wisbeweging.
Door kort te drukken maakt de ruitenwis-
ser één wisbeweging.
B uitschakelen.
C wissen met intervallen.
De wissers vegen met tussenpozen van
enkele seconden. De duur van het in-
terval is te regelen door de ring 2 te ver-
draaien.
D langzaam continu wissen.
E snel continu wissen.
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (1/4)
A
B
C
D
1
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap, of de scha-
kelaar van de ruiten- wisser in
stand B (uit) staat.
Verwondingsgevaar
De standen C en D zijn toegankelijk met
contact aan. De stand E is uitsluitend
toegankelijk bij draaiende motor.
E
1
1.131
NLD_UD72333_3
Essuie-vitre, lave-vitre avant (X82 PH2 - Renault)
De stand D is toegankelijk met contact
aan. De standen C en E zijn uitsluitend
toegankelijk bij draaiende motor.
12
F
G
C automatisch wissen
In deze stand signaleert het systeem
water op de voorruit en schakelt het
wissen in met een aangepaste wis-
snelheid. De inschakeldrempel van het
wissen en de duur van het interval is
te regelen door de ring 2 te verdraaien:
F: minimale gevoeligheid;
G: maximale gevoeligheid.
Hoe hoger de gevoeligheid, des te sneller
reageren de ruitenwissers en wordt de fre-
quentie van het wissen verhoogd.
Auto’s met functie automatisch
wissen
Druk met draaiende motor op de schake-
laar 1.
A een enkele wisbeweging.
Door kort te drukken maakt de ruiten-
wisser één wisbeweging.
B uitschakelen.
A
B
C
D
E
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (2/4)
1
Opmerking:
– de regensensor heeft enkel een onder-
steunende functie. Bij beperkte zicht-
baarheid moet de bestuurder zijn ruiten-
wisser handmatig inschakelen. Bij mist
of sneeuwval werkt de ruitenwisser niet
altijd automatisch en blijft deze onder uw
controle;.
Bij temperaturen onder nul wordt automa-
tisch wissen niet ingeschakeld wanneer
de auto wordt gestart. Deze functie wordt
automatisch ingeschakeld wanneer de
auto sneller rijdt dan een bepaalde snel-
heid (ongeveer 8 km/uur).
Schakel automatisch wissen niet in bij
droog weer.
Ontdooi de voorruit volledig voordat u het
automatisch wissen inschakelt;
wanneer u de auto door een wasstraat
rijdt, moet u de ring 1 van de schake-
laar B in ruststand zetten om het auto-
matisch wissen uit te zetten.
1.132
NLD_UD72333_3
Essuie-vitre, lave-vitre avant (X82 PH2 - Renault)
D langzaam continu wissen.
E snel continu wissen.
Opmerking: er is een onderhoudsstand
voor het vervangen van de ruitenwisserbla-
den.
In deze stand kunnen de bladen worden op-
getild om ze van de voorruit te verwijderen.
Dit kan nuttig zijn:
om de bladen te reinigen;
om de bladen van de voorruit los te
maken in winterse weersomstandighe-
den;
vervang de bladen.
Duw met het contact aan en de motor uit,
de schakelaar van de ruitenwissers E hele-
maal naar de onderste (stand 1). De ruiten-
wisser stopt in een stand iets boven de mo-
torkap. 5.34.
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (3/4)
storingen
Bij een storing van het automatisch wissen,
schakelt de ruitenwisser over op wissen met
intervallen. Roep de hulp in van een merk-
dealer.
De werking van de regensensor kan worden
verstoord bij:
beschadigde ruitenwissers; een water-
laagje of watersporen achterlaten in de
detectiezone van de sensor kunnen de
reactiesnelheid van het automatisch
wissen vergroten of de frequentie van het
wissen verhogen;
Op een voorruit met een chip of barst ter
hoogte van de sensor, of een voorruit die
is bedekt met stof, vuil, insecten, ijs, was
of waterafstotende stoffen, is de ruiten-
wisser minder gevoelig of reageert deze
mogelijk helemaal niet.
1.133
NLD_UD72333_3
Essuie-vitre, lave-vitre avant (X82 PH2 - Renault)
Ruitensproeier
Contact aan: trek de schakelaar 1 naar u
toe.
Door een korte actie komt de ruitensproeier
in werking en maakt de ruitenwisser één
wisbeweging.
Door een lange druk komt de ruitensproeier
in werking en maakt de ruitenwisser drie
wisbewegingen, en na enkele seconden nog
een vierde.
Voordat u iets aan de voorruit doet (wassen van de auto, ontdooien, reinigen van
de voorruit, enz.) moet u de schakelaar 1 in stand B (uit) zetten.
Risico van verwonding en/of beschadiging.
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (4/4)
De werking van een ruitenwisserblad
Let op de staat van de ruitenwisserbladen. Hun levensduur hangt van u af:
houd de bladen schoon: reinig de bladen en de ruit regelmatig met water en zeep;
gebruik ze niet op een droge ruit;
maak ze los van de ruit als ze lange tijd niet zijn gebruikt.
Vervang ze in elk geval zodra hun werking afneemt, ongeveer eens per jaar 5.34.
Voorzorgen bij het gebruik van de wissers
Wanneer er zich obstakels op de voorruit bevinden (vuil, sneeuw, ijs...), maakt u de voor-
ruit (inclusief de centrale zone achter de binnenspiegel) schoon voordat u de ruitenwissers
inschakelt (risico op oververhitting van de motor).
Als een obstakel de beweging van een blad verhindert, kan dat blad stoppen met wissen.
Verwijder het obstakel en schakel de ruitenwisser opnieuw in met de ruitenwisserschake-
laar.
A
B
C
D
E
1
essuie-vitres ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lave-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
personnalisation des réglages du véhicule
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.134
NLD_UD70684_2
Essuie-vitre, lave-vitre arrière (X82 PH2 - Renault)
YAchterruitwisser
Draai met ingeschakeld contact
aan de ring 3 op de schakelaar 1 totdat het
symbool bij de markering 2 staat.
Om de werking te stoppen, draait u de ring 3
weer in de stand UIT.
Opmerking: als u de auto door een was-
straat rijdt, moet u de ring 3 van de scha-
kelaar 1 in ruststand zetten om het automa-
tisch wissen uit te zetten.
Houd u aan de gebruiksvoorschriften.
ACHTERRUITSPROEIER, ACHTERRUITWISSER (1/2)
3
2
Voordat u iets aan de voorruit
doet (wassen van de auto, ont-
dooien, reinigen van de voor-
ruit, enz.) moet u de schake-
laar 1 in stand “uit” zetten.
Risico van verwonding en/of bescha-
digingen.
Gebruik de ruitenwisserarm niet om de
achterklep te openen of te sluiten.
De werking van een
ruitenwisserblad
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
houd de bladen schoon: reinig de
bladen en de ruit regelmatig met
water en zeep;
gebruik ze niet op een droge ruit;
maak ze los van de ruit als ze lange
tijd niet zijn gebruikt.
Vervang ze in elk geval zodra hun wer-
king afneemt, ongeveer eens per jaar
5.34.
Voorzorgen bij het gebruik
van de wissers
Maak, als het vriest of sneeuwt, de
achterruit schoon voordat u de ruiten-
wisser aanzet (de motor kan overver-
hitten).
zorg dat niets de beweging van de
wisser hindert.
1
1.135
NLD_UD70684_2
Essuie-vitre, lave-vitre arrière (X82 PH2 - Renault)
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Verwondingsgevaar
pRuitenwisser en sproeier
achter
Duw met het contact aan lang tegen de
schakelaar 1 en laat vervolgens los.
Als u de schakelaar langer ingedrukt houdt,
wordt de achterruitsproeier ingeschakeld en
maakt de achterruitwisser drie wisbewegin-
gen, en na enkele seconden nog een vierde.
In-/uitschakelen van de achterruitwisser
Wanneer de achteruitversnelling wordt inge-
schakeld, wordt het intervalwissen van de
achterruit ingeschakeld (als de ruitenwissers
van de voorruit werken). Als uw auto is uitge-
rust met een menu om de auto-instellingen
te personaliseren, kunt u deze functie in- of
uitschakelen. Raadpleeg de multimedia-in-
structies.
Voor auto’s die niet zijn uitgerust met een
menu om de instellingen te personaliseren,
kunt u de functie laten deactiveren door een
merkdealer.
Wanneer er zich obstakels op de achterruit
bevinden (vuil, sneeuw ...), probeert de rui-
tenwisser alle obstakels weg te wissen.
Als een obstakel de beweging van het blad
verhindert, kan het blad stoppen. Verwijder
het obstakel, wacht ongeveer 30 seconden
en schakel de ruitenwisser opnieuw in met
de schakelaar voor het wissen.
Voorzorgsmaatregelen
Controleer bij vorst voordat u de ruiten-
wisser inschakelt of het ruitenwisserblad
niet is vastgevroren op de ruit. Als u de
ruitenwisser bedient terwijl het blad ge-
blokkeerd is door vorst, bestaat het risico
dat zowel het blad als de motor van de
ruitenwisser beschadigd raken.
Activeer de ruitenwissers niet op een
droge ruit. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage of beschadiging van de wisser-
bladen.
1
ACHTERRUITSPROEIER, ACHTERRUITWISSER (2/2)
capacité du réservoir carburant .................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
qualité ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
remplissage .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réservoir carburant
capacité ...............................................
(page courante)
bouchon de réservoir carburant.................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.136
NLD_UD70682_2
Réservoir carburant (X82 PH2 - Renault)
Réservoir carburant (remplissage carburant)
Bruikbare inhoud van de tank: ongeveer
80 liter.
Open het linker voorportier om het klepje A
te kunnen openen.
Tijdens het tanken gebruikt u de houder 2 op
het klepje A om de dop 1 aan op te hangen.
Soort brandstof
Gebruik brandstof van goede kwaliteit
die voldoet aan de regelgeving van het be-
treffende land, Deze moet overeenstem-
men met de specificaties op de sticker op de
tankdop A 6.9.
BRANDSTOFTANK (1/3)
Controleer na het tanken, of de dop en
het klepje gesloten zijn.
A
1
2
Vermeng de dieselbrandstof
nooit met benzine (loodvrij of
E85), zelfs niet een kleine hoe-
veelheid.
Gebruik geen ethanol als uw auto hier
niet voor aangepast is.
Voeg geen reagens toe aan de brand-
stof, anders kan de motor beschadigd
raken 1.139.
Als u een toevoegmiddel aan de brand-
stof wilt toevoegen, gebruik dan een pro-
duct dat is goedgekeurd door onze tech-
nische dienst.
Ga naar een merkdealer.
Tanken van brandstof
Wanneer het contact uit is, steekt u het vul-
pistool zo ver mogelijk naar binnen voordat
u met tanken begint (spatgevaar).
Houd tijdens het tanken het vulpistool in
deze stand tot u klaar bent met tanken.
Als het vulpistool automatisch is afgeslagen,
mag u het nog maximaal twee keer gebrui-
ken, om voldoende ruimte in de tank over te
houden voor het uitzetten van de brandstof.
Let op dat bij het tanken geen water bij de
brandstof komt. Het klepje A en zijn omge-
ving moeten schoon blijven.
Als u brandstof wilt tanken,
zet u de motor uit (dus niet
stand-by bij voertuigen met de
Stop and Start-functie): u moet
het contact UIT zetten. 2.3, 2.8.
Risico van brand.
1.137
NLD_UD70682_2
Réservoir carburant (X82 PH2 - Renault)
BRANDSTOFTANK (2/3)
Wijzig of repareer niet zelf het
brandstofsysteem (rekeneen-
heden, bedrading, brandstof-
circuit, inspuitstukken of ver-
stuivers, beschermkappen) vanwege de
grote gevaren voor de veiligheid die hier-
door kunnen ontstaan. Laat deze werk-
zaamheden uitsluitend door uw merk-
dealer uitvoeren.
Tank leeggereden bij
dieselmotor
Auto’s met sleutel/afstandsbediening
Zet de contactsleutel in de stand “Aan” M
2.2 en wacht een paar minuten voor-
dat u start zodat het brandstofcircuit kan
ontluchten;
draai de sleutel in de stand D. Als de
motor niet start, herhaalt u de procedure;
– als de motor na verschillende pogingen
niet start: raadpleeg een merkdealer.
Brandstofsoorten die voldoen aan de
Europese normen die ook gelden voor
de motoren van auto’s die in Europa zijn
verkocht 6.9.
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
De tankdop is van een speci-
aal type.
Vraag naar ditzelfde type als u
een andere dop koopt. Ga naar
een merkdealer.
Rook niet tijdens het tanken en ontsteek
geen open vuur in de nabijheid van de
brandstoftank of de tankdop.
Maak de omgeving van het vulsysteem
niet schoon met een hogedrukreiniger.
Vermeng de dieselbrandstof
nooit met benzine (loodvrij of
E85), zelfs niet een kleine hoe-
veelheid.
Gebruik geen ethanol als uw auto hier
niet voor aangepast is.
Voeg geen reagens toe aan de brand-
stof, anders kan de motor beschadigd
raken 1.139.
Als u een toevoegmiddel aan de brand-
stof wilt toevoegen, gebruik dan een pro-
duct dat is goedgekeurd door onze tech-
nische dienst.
Ga naar een merkdealer.
1.138
NLD_UD70682_2
Réservoir carburant (X82 PH2 - Renault)
Aanhoudende stank
van brandstof
In geval van een aanhoudende
stank van brandstof, moet u:
onmiddellijk stoppen, rekening hou-
dend met het overige verkeer en het
contact afzetten;
de alarmknipperlichten aanzetten en
alle passagiers uit laten stappen en
ze ver van het verkeer houden;
roep de hulp in van een merkdealer.
BRANDSTOFTANK (3/3)
Auto’s met kaart
Druk met de kaart in het interieur op de
startknop 3 zonder de pedalen aan te raken.
Wacht een paar minuten voordat u de auto
start. Het brandstofcircuit wordt dan ont-
lucht. Als de motor niet start, herhaalt u de
procedure.
3
additif (réactif) ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réactif (réservoir) .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réactif remplissage ....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
AdBlue .......................................................
(page courante)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
capacité du réservoir réactif ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
qualité réactif .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réservoir réactif ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
SCR : réduction catalytique sélective ........
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.139
NLD_UD70754_2
Réservoir réactif (X82 PH2 - Renault)
Vullen
Bruikbare capaciteit van de tank: tussen
ongeveer 22 liter en 25 liter (afhankelijk
van de auto).
Zet het contact uit en open het linker voor-
portier om het klepje A te kunnen openen.
Draai de dop 1 los.
Let op: er kan ammoniumhydroxidedamp
ontsnappen uit de opening als de tempera-
tuur van de tank hoog is.
Réservoir réactif
U dient zich te houden aan de wetgeving
van het land waarin u zich bevindt.
Overtreding van de geldende regelgeving is
strafbaar.
De werking van de
startvergrendeling
De reagens is bestemd voor dieselmotoren
voorzien van het SCR-systeem (selectieve
katalysator). Gebruik van de reagens ver-
mindert de hoeveelheid stikstofoxide in uit-
laatgassen.
Het werkelijke verbruik is afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden, de uitrusting en
de rijstijl.
Reagenskwaliteit
Gebruik alleen reagentia die voldoen aan
standaard ISO 22241 en in overeenstem-
ming met de markering op de vuldop.
REAGENSTANK (1/4)
A
1
De tankdop is van een speci-
aal type.
Vraag naar ditzelfde type als u
een andere dop koopt. Ga naar
een merkdealer. Maak de omgeving van
het vulsysteem niet schoon met een ho-
gedrukreiniger.
Als het bericht “XXX KM blok-
kade AdBlue bijvullen” ver-
schijnt, vult u de reagenstank
bij. Volg de instructies voor bij-
vullen.
Risico op stilstand van de auto.
Om reagens bij te vullen, moet de motor
worden gestopt (dus NIET stand-by voor
auto’s met de Stop and Start-functie).
U moet het contact UIT zetten. 2.3,
2.8.
AdBlue .......................................................
(page courante)
1.140
NLD_UD70754_2
Réservoir réactif (X82 PH2 - Renault)
Bijzondere gevallen
De reagensvloeistof bevriest bij ongeveer
-10 °C.
Probeer in deze omstandigheden niet om de
vloeistof bij te vullen als deze bevroren is.
Indien u het reservoir moet vullen of bijvullen
met reagens ( aan), zet u de auto
indien mogelijk op een warmere plek zodat
de reagens weer vloeibaar wordt. Anders
vraagt u een vakman om reagensvloeistof
bij te vullen.
Voorzorgsmaatregelen
U kunt de tank bijvullen bij de pomp. In
andere gevallen is het belangrijk dat u de
informatie op de reagenscontainer (blik of
fles) leest.
Wees voorzichtig als u de reagens bijvult.
Het kan kleding, schoenen, onderdelen
van de carrosserie enz. beschadigen.
Als er reagens overstroomt of op het lakwerk
terechtkomt, moet het betroffen gebied snel
met veel water en een zachte doek worden
gereinigd.
Opmerking: als de reagens kristalliseert,
gebruikt u een zachte spons.
Bij extreem koud weer
Als het vriest moet de reagenstank
worden bijgevuld als de -indicator
en het bericht “Vul AdBlue bij voor 1200 km
verschijnen op het instrumentenpaneel.
De reagens mag niet in con-
tact komen met ogen of huid.
Bij onverhoopt contact spoelen
met veel water. Indien nodig
een arts raadplegen.
REAGENSTANK (2/4)
Er mogen geen werkzaamhe-
den worden uitgevoerd aan
onderdelen van het systeem.
Om schade te voorkomen mag
uitsluitend deskundig personeel van de
merkdealer werkzaamheden aan het
systeem uitvoeren.
Nadat u de reagenstank hebt bijgevuld,
controleert u of de dop en het klepje zijn
gesloten. Start dan de motor en WACHT
10 seconden terwijl de auto stilstaat
met draaiende motor voordat u weer
wegrijdt.
Als u dit niet doet, wordt het bijvullen van
de tank pas geregistreerd nadat de auto
tientallen minuten heeft gereden.
Het bericht “--- Vul AdBlue” verschijnt en/
of de controlelampjes branden totdat het
bijvullen is geregistreerd door het sys-
teem.
AdBlue .......................................................
(page courante)
1.141
NLD_UD70754_2
Réservoir réactif (X82 PH2 - Renault)
REAGENSTANK (3/4)
Onderhoud/actieradius
De informatie op het instrumentenpaneel kan worden vergezeld door een geluidssignaal.
Controleen
waarschuwingslampjes Boodschappen Wat te doen?
“ Vul AdBlue bij voor 2400 km “
Wanneer het bericht verschijnt als het contact wordt aangezet, hebt u
een actieradius van minder dan 2400 km.
Vul de tank bij of laat een merkdealer de reagenstank bijvullen.
verschijnt. “ Vul AdBlue bij voor 1200 km “
Wanneer het bericht verschijnt als het contact wordt aangezet, hebt u
een actieradius tussen 1200 km en 800 km.
Vul de tank bij of laat een merkdealer de reagenstank bijvullen.
verschijnt. “XXX KM stop AdBlue bijvullen”
Het bericht verschijnt als het contact wordt aangezet en wordt her-
haald:
Ongeveer elke 100 km: u hebt een actieradius tussen ongeveer
800 km en 200 km;
Ongeveer elke 50 km: u hebt een actieradius van minder dan
200 km.
In alle gevallen moet de tank met reagens zo spoedig mogelijk
door u of een geautoriseerde dealer worden gevuld.
knippert of
brandt, afhankelijk van de
auto.
“0 KM stop AdBlue bijvullen” De motor wil niet starten.
Voor een herstart moet u zelf de reagenstank bijvullen.
AdBlue .......................................................
(page courante)
1.142
NLD_UD70754_2
Réservoir réactif (X82 PH2 - Renault)
REAGENSTANK (4/4)
Systeemstoringen
Als het controlelampje gaat branden, kan ook een pieptoon te horen zijn.
Controleen
waarschuwingslampjes Boodschappen Wat te doen?
en © gaan
branden.
“Controleer lucht verontreiniging”
“Contoleer kwaliteit AdBlue”
Controleer AdBlue injectie”
Geeft een storing in het systeem aan. Raadpleeg zo spoe-
dig mogelijk uw merkdealer.
en © gaan
branden.
“XXX KM stop antiluchtveront.”
Dit duidt op een storing en op een actieradius van minder dan 1000
km of, afhankelijk van de auto, minder dan 800 km tot de motor
niet meer kan starten.
Deze waarschuwingen worden herhaald:
Ongeveer om de 100 km: uw actieradius is 1000 km tot 200 km
of, afhankelijk van de auto, 800 km tot 200 km tot de motor niet
meer kan starten.
Elke 50 km wanneer er minder dan 200 km resteert voordat de auto
niet meer kan worden gestart.
Raadpleeg zo snel mogelijk de merkdealer.
en © gaan
branden.
“0 KM stop antiluchtveront.” Geeft aan dat de auto niet opnieuw zal starten nadat het contact is
uitgeschakeld. Roep de hulp in van een merkdealer.
2.1
NLD_UD80681_7
Sommaire 2 (X82 PH2 - Renault)
Hoofdstuk 2: Het rijden
(met tips voor zuinig en milieubewust autorijden)
Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2
Startschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2
Starten, stoppen van de motor: auto met sleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.3
De motor starten en stoppen: auto met kaart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.4
Functie Stop and Start . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.8
Bijzonderheden versies met dieselmotor. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.12
Versnellingshendel/Handrem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.17
Tips voor het rijden, Eco-rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.18
Tips voor onderhoud en minder luchtverontreiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.24
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.25
Controlesysteem bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.26
Hulpen correctiesystemen tijdens het rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.31
Lane departure warning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.36
Dodehoekwaarschuwing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.41
Waarschuwing veiligheidsafstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.47
Actieve noodrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.51
Detectie van verkeersborden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.59
Snelheidsbegrenzer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.63
Snelheidsregelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.67
Adaptieve snelheidsregelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.72
Functie “Snelheidsbegrenzer” . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.86
Verhoogd stationair toerental. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.87
Parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.88
Achteruitrijcamera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.96
Automatische transmissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.100
Noodoproep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.104
contacteur de démarrage ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mise en route du moteur............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
démarrage moteur .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mise sous contact du véhicule...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(page courante)
rodage .......................................................
(page courante)
2.2
NLD_UD79508_3
Rodage, contacteur de démarrage : véhicule avec clé (X82 PH2 - Renault)
Rodage
Contacteur de démarrage
Stand “Contact aan” ON 2
Contact aan: u kunt alle accessoires (radio
enz...) gebruiken.
Stand “Starten” START 3
Indien de motor niet aanslaat, moet u de
contactsleutel terug draaien tot de controle-
lampjes uit gaan voor u opnieuw kunt star-
ten. Laat de sleutel los zodra de motor aan-
slaat.
NB: bij een dieselmotor kunnen er tussen
het draaien van de sleutel en het starten
van de motor enkele seconden verstrijken
waarin de motor wordt voorverwarmd.
Stand LOCK 0: “Stop en
stuurslot”
Als u de sleutel uit het slot trekt en het stuur
draait, hoort u een klik: de stuurinrichting is
nu vergrendeld.
Bij het vrijzetten van het stuurslot draait
u het stuur iets heen en weer bij het ver-
draaien van de sleutel.
INRIJDEN, STARTSCHAKELAAR: voertuig met sleutel
Dieselmotor
Rijd de eerste 1500 km niet sneller dan
130 km/uur in de hoogste versnelling en
houd het toerental onder 2500 tr/min.
Daarna kunt u sneller rijden maar pas na
6 000 km zult u over het volle vermogen van
de motor kunnen beschikken.
Trek tijdens het inrijden nooit snel op. Als de
motor nog koud is mag u hem in de lagere
versnellingen nooit met een hoog toerental
laten draaien.
Onderhoudsbeurten: zie het onderhouds-
document van uw auto.
Opmerking: bij een nieuwe auto in de inrijf-
ase: het koelvloeistofpeil kan hoger zijn dan
de markering “MAXI” op de tank, en vervol-
gens dalen tot tussen de niveaus “MINI” en
MAXI”. Dit levert geen risico op.
arrêt du moteur ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
bouton de démarrage/arrêt moteur............
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
démarrage moteur .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mise en route du moteur............................
(page courante)
mise sous contact du véhicule...................
(page courante)
2.3
NLD_UD75647_3
Démarrage, arrêt du moteur : véhicule avec clé (X82 PH2 - Renault)
Stoppen van de motor
Laat de motor stationair draaien en draai de
sleutel terug in de stand LOCK 0.
Démarrage, arrêt du moteur : véhicule avec clé
STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR: auto met sleutel
Starten van de motor
Draai de contactsleutel in de “ON”-stand 2
en houd hem in deze stand totdat het con-
trolelampje voorverwarming uitgaat É.
Om te starten:
bij auto’s uitgerust met een automatische
versnellingsbak, plaatst u de hendel in stand
P of N.
Voor alle auto’s:
draai de sleutel in de “START”-stand 3
zonder gas te geven.
Laat de contactsleutel los zodra de motor is
aangeslagen.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Start uw auto nooit in vrij-
loop op een helling. De stuur-
bekrachtiging kan hierdoor
worden uitgeschakeld.
Kans op ongevallen.
Zet nooit het contact uit voor-
dat de auto compleet stilstaat.
Door het stilzetten van de
motor is er geen bekrachtiging
meer van Als de motor niet meer draait,
zijn er geen stuur- en rembekrachtiging
meer. Ook werken veiligheidsvoorzienin-
gen, zoals airbags en gordelspanners,
niet meer.
Starten van de auto’s
Op horizontale ondergrond, met onbe-
laste auto, is het raadzaam in de tweede
versnelling weg te rijden.
arrêt du moteur ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
démarrage moteur .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(page courante)
mise sous contact du véhicule...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
bouton de démarrage/arrêt moteur............
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte RENAULT
utilisation ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.4
NLD_UD75648_4
Démarrage, arrêt du moteur : véhicule avec carte (X82 PH2 - Renault)
Démarrage, arrêt du moteur : véhicule avec carte
DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (1/4)
De kaart moet zich in de detectiezone 1 be-
vinden voor de bestelwagenversie, en in de
detectiezone 2 voor de combiversie.
druk op de knop 3.
1
Start uw auto nooit in vrij-
loop op een helling. De stuur-
bekrachtiging kan hierdoor
worden uitgeschakeld.
Kans op ongevallen.
Starten van de auto’s
Op horizontale ondergrond, met onbe-
laste auto, is het raadzaam in de tweede
versnelling weg te rijden.
3
2
Om te starten:
zet bij een auto met automatische trans-
missie de hendel in stand P of N, druk op
het rempedaal en druk op de knop 3;
druk voor een auto met een handmatige
versnellingsbak het rempedaal of koppe-
lingspedaal in en druk op de knop 3. Als
een versnelling ingeschakeld is, is het in-
drukken van het koppelingspedaal vol-
doende om te kunnen starten.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
accessoires................................................
(page courante)
2.5
NLD_UD75648_4
Démarrage, arrêt du moteur : véhicule avec carte (X82 PH2 - Renault)
DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (2/4)
Functie accessoires
(Contact aanzetten)
Zodra u bent ingestapt, hebt u een aantal
functies van de auto (radio, navigatiesys-
teem ruitenwisser, enz...) ter beschikking.
Om de andere functies te gebruiken, drukt u
met de kaart in de auto op de knop 3 zonder
de pedalen in te drukken.
3
Bijzonderheden:
als aan een van deze startvoorwaarden
niet is voldaan, verschijnt het bericht
Druk op rem + START”, “Ontkoppel +
starten” of “Selecteer stand P” op het in-
strumentenpaneel;
in sommige gevallen moet het stuurwiel
worden bewogen bij het indrukken van
de startknop 3 om het ontgrendelen van
de stuurkolom mogelijk te maken, het
bericht “Draai stuurwiel + START” waar-
schuwt u daarvoor;
– als de motor wordt gestart bij een zeer
lage buitentemperatuur (onder de -10 °C):
houd het koppelings- of rempedaal
ingedrukt tot de motor start.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, ook niet heel even,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm, zonnig weer de
temperatuur in het interieur heel erg snel
oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
2.6
NLD_UD75648_4
Démarrage, arrêt du moteur : véhicule avec carte (X82 PH2 - Renault)
Als de kaart niet meer in het interieur aan-
wezig is of als de batterij van de kaart leeg
is en u probeert bij stilstaande auto de motor
uit te zetten, verschijnt het bericht “Kaart af-
wezig druk lang START” op het instrumen-
tenpaneel: druk langer dan drie seconden
op de knop 3.
Als de motor is gestopt, blijven de op dat
moment ingeschakelde accessoires (zoals
de radio) nog ongeveer 10 minuten werken.
Als het bestuurdersportier geopend wordt,
schakelen de accessoires uit.
Voorwaarden voor het stoppen
van de motor
Het voertuig moet stilstaan.
De auto moet stilstaan, met de hendel in
stand P of N bij een auto met een automati-
sche transmissie.
De kaart moet zich in de detectiezone 1 be-
vinden bij de bestelwagenversie, en in de
detectiezone 2 bij de combiversie. Druk op
de knop 3: de motor stopt. De stuurkolom
vergrendelt bij het openen van het bestuur-
dersportier of bij het vergrendelen van de
auto.
DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (3/4)
1
3
2
Zet nooit het contact uit voor-
dat de auto compleet stilstaat.
Door het stilzetten van de
motor is er geen bekrachtiging
meer van Als de motor niet meer draait,
zijn er geen stuur- en rembekrachtiging
meer. Ook werken veiligheidsvoorzienin-
gen, zoals airbags en gordelspanners,
niet meer.
2.7
NLD_UD75648_4
Démarrage, arrêt du moteur : véhicule avec carte (X82 PH2 - Renault)
De boodschap “Plaats de kaart in zone +
START” verschijnt op het instrumentenpa-
neel.
Trap het rem- of koppelingspedaal in en
plaats de kaart 5 (knopzijde naar u toe ge-
richt) onder de hoek zoals aangegeven op
een van de plaatsingszones 4. Druk op de
knop 3 om de auto te starten. Het bericht
verdwijnt.
storingen
In sommige gevallen werkt de handsfree-
card niet:
kaartbatterij leeg, accu ontladen, enz.
nabijheid van een apparaat dat de de-
zelfde frequentie gebruik (scherm, mo-
biele telefoon, computerspel, enz...);
de auto bevindt zich in een sterk elektro-
magnetisch veld.
Controleer, als u de auto ver-
laat en vooral als u de kaart bij
u hebt, of de motor volledig is
uitgeschakeld.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm, zonnig weer de
temperatuur in het interieur heel erg snel
oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (4/4)
4
5
démarrage moteur .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mise en veille du moteur............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fonction Stop and Start ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
Stop and Start............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.8
NLD_UD75665_4
Fonction Stop and Start (X82 PH2 - Renault)
Fonction Stop and Start
FUNCTIE STOP AND START (1/4)
Voordat de auto wordt verlaten,
MOET de motor worden afge-
zet (en niet op stand-by worden
gezet) 2.3.
Dit systeem zorgt voor een lager brandstof-
verbruik en vermindert de uitstoot van broei-
kasgassen.
Het systeem wordt automatisch ingescha-
keld wanneer de auto begint te rijden.
Tijdens het rijden zet het systeem de motor
af (op stand-by) wanneer de auto stilstaat
(file, voor een stoplicht enz.).
Omstandigheden waarbij de
motor op stand-by wordt gezet
De auto heeft na de laatste stilstand gere-
den.
Voor een automatische versnellingsbak:
de versnellingsbak is in stand D, M of N;
en
het rempedaal wordt ingedrukt.
Afhankelijk van de auto, als het contro-
lelampje knippert en het bericht
Rempedaal indrukken” verschijnt op het
instrumentenpaneel, geeft dit aan dat het
rempedaal onvoldoende is ingedrukt;
en
het gaspedaal wordt niet ingedrukt;
en
de snelheid is nul.
De motor blijft op stand-by staan wanneer
stand P inschakelt, of wanneer stand N in-
schakelt terwijl de parkeerrem is aangetrok-
ken en het rempedaal wordt losgelaten.
Voor een handgeschakelde versnellings-
bak:
de versnellingshendel staat in de neu-
trale stand (neutraal);
en
het koppelingspedaal wordt losgelaten
Afhankelijk van de auto, als het contro-
lelampje knippert en het bericht
koppeling los laten” verschijnt op het in-
strumentenpaneel, geeft dit aan dat het
koppelingspedaal onvoldoende is vrijge-
geven;
en
de rijsnelheid is nul.
Rijd niet met de auto wanneer
de motor op stand-by staat (het
waarschuwingslampje
wordt op het instrumentenpa-
neel weergegeven).
Voor alle auto’s:
Het waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel gaat branden wanneer de
motor op stand-by staat. De uitrustingen van
de auto blijven in werking terwijl de motor
stilstaat.
De stuurbekrachtiging werkt mogelijk niet
meer als de motor naar stand-by gaat.
In dat geval werkt deze pas weer wanneer
de motor niet meer in de stand-bystand staat
of de snelheid hoger is dan ongeveer 1 km/u
(bij afdalen enzovoort).
2.9
NLD_UD75665_4
Fonction Stop and Start (X82 PH2 - Renault)
FUNCTIE STOP AND START (2/4)
Verhinderen dat de motor op
stand-by wordt gezet
In bepaalde omstandigheden, zoals bij in-
voegen op een kruispunt, is het mogelijk om
bij geactiveerd systeem de motor draaiende
te houden om snel te kunnen starten.
Voor auto’s met automatische versnel-
lingsbak:
Laat de auto stilstaan en oefen slechts een
lichte druk uit op het rempedaal.
Voor auto’s met een handgeschakelde
versnellingsbak:
Houd het koppelingspedaal ingedrukt.
Wanneer de motor afslaat terwijl het
systeem in werking is, moet u het kop-
pelingspedaal volledig induwen om de
motor weer te starten.
Stand-by uitschakelen
Voor een automatische versnellingsbak:
bij openen van het bestuurdersportier;
als de bestuurdersgordel niet is vastge-
maakt;
In de handmatige modus zijn de versnel-
lingshendels ingeschakeld;
het rempedaal wordt losgelaten en de
stand D of M is ingeschakeld;
het rempedaal wordt losgelaten en de
versnelling staat in de stand N met de
handrem uit;
– het rempedaal wordt opnieuw ingedrukt
en de versnelling staat in de stand P of N
terwijl de handrem is ingeschakeld;
de versnelling staat in de stand R;
het gaspedaal is ingedrukt.
Voor een handgeschakelde versnellings-
bak:
als het bestuurdersportier wordt geo-
pend, zonder dat daarbij een versnelling
is ingeschakeld en het koppelingspedaal
niet is ingedrukt;
als de bestuurdersgordel wordt losge-
maakt zonder dat een versnelling inge-
schakeld en het koppelingspedaal niet is
ingedrukt;
de versnellingsbak staat in neutraal en
het koppelingspedaal wordt lichtjes inge-
drukt;
de versnelling is ingeschakeld en het
koppelingspedaal is volledig ingedrukt.
Bijzonderheid: afhankelijk van de auto,
brandt het controlelampje Ä gedu-
rende enkele seconden op het instrumen-
tenpaneel als u het contact uitzet wanneer
de motor op stand-by staat.
Voor auto’s met een
handgeschakelde versnellingsbak
Het herstarten kan worden onderbroken
als het koppelingspedaal te snel wordt
losgelaten terwijl een versnelling wordt
ingeschakeld.
Als u brandstof wilt tanken,
zet u de motor uit (dus niet
stand-by bij voertuigen met de
Stop and Start-functie): u moet
het contact uit zetten. 2.2, 1.136.
Risico van brand.
2.10
NLD_UD75665_4
Fonction Stop and Start (X82 PH2 - Renault)
FUNCTIE STOP AND START (3/4)
Omstandigheden waarbij de
motor niet op stand-by wordt
gezet
Onder bepaalde omstandigheden kan het
systeem de motor niet op stand-by zetten.
Dit is het geval als:
Voor alle auto’s:
het bestuurdersportier niet is gesloten;
de veiligheidsgordel van de bestuurder
is los of was niet vastgemaakt toen het
rijden begon;
de achteruitversnelling is ingeschakeld;
de parkeerhulp is ingeschakeld;
de motorkap niet is vergrendeld;
de buitentemperatuur is te hoog of te
laag;
de accu onvoldoende geladen is;
het verschil tussen de temperatuur in de
auto en de ingestelde temperatuur van
de thermostatische airconditioning te
groot is;
de hoogte is te groot;
de helling is te steil voor auto’s met auto-
matische transmissie;
de functie “Helder zicht” is ingeschakeld
3.8;
de motortemperatuur is te laag;
de luchtzuiveringscyclus wordt ver-
nieuwd;
– ...
Schakel altijd de functie Stop
and Start uit voordat u werk-
zaamheden in de motorruimte
uitvoert.
Afhankelijk van de auto verschijnt het con-
trolelampje op het instrumentenpa-
neel om aan te geven dat de motor niet in
stand-by kan worden gezet. Het waarschu-
wingslampje op het instrumentenpaneel licht
mogelijk op met het bericht:
“Optimalisatie van de acculading” om pri-
oriteit te geven aan de acculading;
“Prioriteit verwarmingscomfort” om priori-
teit te geven aan de airconditioning;
– “Prioriteit draaiende motor” om prioriteit
te geven aan motorfuncties.
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.11
NLD_UD75665_4
Fonction Stop and Start (X82 PH2 - Renault)
Inschakelen, uitschakelen van
de functie
Druk de schakelaar 1 in om de functie uit te
schakelen. De boodschap “Stop & Start uit-
geschakeld” verschijnt op het instrumenten-
paneel en het controlelampje 2 in de scha-
kelaar 1 gaat branden.
Met nog een keer indrukken schakelt het
systeem weer in. De boodschap “Stop &
Start actief” verschijnt op het instrumenten-
paneel en het controlelampje 2in de schake-
laar 1 dooft.
Het systeem wordt automatisch weer in-
geschakeld bij elke vrijwillige start van het
voertuig door het indrukken van de start-
knop 2.3.
Storingen
Wanneer de boodschap “Stop & start contro-
leren” op het instrumentenpaneel verschijnt
en tegelijkertijd het controlelampje 2 in de
schakelaar 1 oplicht, wordt het systeem uit-
geschakeld.
Raadpleeg een merkdealer.
Bijzonderheid van het automatisch weer
starten van de motor
Onder bepaalde omstandigheden kan de
motor vanzelf weer starten om uw veiligheid
en uw comfort te waarborgen.
Dat kan zich met name voordoen wanneer:
de buitentemperatuur is te hoog of te
laag;
de functie “Helder zicht” is ingeschakeld
3.8;
de accu onvoldoende geladen is;
– de rijsnelheid van de auto hoger is dan
5 km/u (bij afdalen);
– het rempedaal herhaaldelijk wordt inge-
drukt of er vaak wordt geremd;
– ...
Afhankelijk van de auto, wordt het controle-
lampje op het instrumentenpaneel
weergegeven om u te melden dat de motor
automatisch opnieuw wordt gestart.
Afhankelijk van de auto, kan het controle-
lampje gepaard gaan met een be-
richt op het instrumentenpaneel:
“Optimalisatie van de acculading” om pri-
oriteit te geven aan de acculading;
“Prioriteit verwarmingscomfort” om priori-
teit te geven aan de airconditioning;
– “Prioriteit draaiende motor” om prioriteit
te geven aan motorfuncties.
Bijzonderheid: als de motor op stand-by
staat en op de schakelaar 1 wordt ge-
drukt, wordt de motor automatisch op-
nieuw gestart.
Voordat de auto wordt verlaten,
MOET de motor worden afge-
zet (en niet op stand-by worden
gezet) 2.3.
FUNCTIE STOP AND START (4/4)
1
2
catalyseur ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
particularité des véhicules diesel ...............
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.12
NLD_UD78585_5
Particularités des versions Diesel (X82 PH2 - Renault)
Particularités des versions Diesel
BIJZONDERHEDEN VAN DE DIESELUITVOERINGEN (1/5)
Toerental van de dieselmotor
Dieselmotoren hebben een inspuitpomp die
ervoor zorgt dat het afgestelde motor-
toerental in geen van de versnellingen kan
worden overschreden.
Als het bericht “Controleer lucht verontrei-
niging” verschijnt en de controlelampjes
Ä en © oplichten, moet u meteen
een merkdealer raadplegen.
Afhankelijk van de gebruikte brandstofsoort,
kan er soms witte rook ontstaan tijdens het
rijden.
Dit wordt veroorzaakt door het automatisch
reinigen van het roetfilter en heeft geen ge-
volgen voor het rijgedrag van de auto.
Als de tank is leeg gereden
Wanneer de tank is gevuld nadat de brand-
stof volledig was afgetapt, moet het brand-
stofcircuit worden ontlucht 1.136 voordat de
motor opnieuw wordt gestart.
Parkeer de auto niet of blijf niet
met draaiende motor staan op
een plaats waar de uitlaat zich
boven brandbaar materiaal
bevindt. Onder ongunstige omstandig-
heden (droogte, harde wind) kan brand
ontstaan als de hete uitlaat in contact
komt met gras of bladeren.
Voorzorgen in de winter
Om problemen bij vorst te voorkomen:
zorg dat de accu steeds goed geladen is;
laat het brandstofpeil in de tank niet on-
nodig laag komen om condensatie van
waterdamp tegen te gaan.
Label met de opaciteit van motorgassen
U vindt de informatie 1 op het etiket A in de
motorruimte of, afhankelijk van het voertuig,
op het identificatieplaatje van het voertuig
6.2.
1 Dieseluitstoot.
A
1
filtre :
à particules ..........................................
(page courante)
2.13
NLD_UD78585_5
Particularités des versions Diesel (X82 PH2 - Renault)
BIJZONDERHEDEN VAN DE DIESELUITVOERINGEN (2/5)
De weergave van het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel kan ge-
combineerd zijn met een hoger motortoeren-
tal en een hogere werking van het koelcircuit
om het roetfilter te reinigen.
Opmerking: Het waarschuwingslampje ver-
schijnt mogelijk weer als de verkeersom-
standigheden met betrekking tot het reinigen
van het filter zich niet volledig voordoen. Als
de auto stilstaat of het motortoerental lager
wordt dan 2.000 tr/min voordat het waar-
schuwingslampje verdwijnt, moet u mogelijk
opnieuw beginnen.
Roetfilter
Het roetfilter wordt gebruikt bij de behande-
ling van uitlaatgassen van dieselmotoren.
Het waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel geeft, afhankelijk van de
auto, aan dat het filter is verstopt en moet
worden schoongemaakt.
Automatische regeneratie
Doe dit zo: blijf rijden wanneer het waar-
schuwingslampje verschijnt, afhan-
kelijk van de verkeersomstandigheden en
de maximumsnelheid, totdat het dooft. Laat
het motortoerental indien mogelijk niet lager
zakken dan 2000 tpm.
Het controlelampje gaat uit na 10 tot 20 mi-
nuten. 1.107.
Voor automatische regeneratie van het
roetfilter is om de 200 km een lange au-
torit nodig (minstens 20 minuten) op een
hoofdweg.
2.14
NLD_UD78585_5
Particularités des versions Diesel (X82 PH2 - Renault)
2
4
3
Handmatige regeneratie
(afhankelijk van de auto)
Als het niet mogelijk is om te voldoen aan
de voorwaarden (benodigde rijtijd etc.), kan
het waarschuwingslampje verschij-
nen, samen met het bericht “Start reinigen
roetfilter”, om aan te geven dat het verza-
digingsniveau te hoog is voor automatische
regeneratie.
U moet snel een handmatige regeneratie uit-
voeren om verzadiging van het roetfilter te
voorkomen: hiervoor moet u mogelijk een
erkende dealer raadplegen.
BIJZONDERHEDEN VAN DE DIESELUITVOERINGEN (3/5)
Handmatige regeneratie van het roetfilter
leidt tot hoge temperaturen in het uitlaatsys-
teem en uitlaatgassen. Tijdens het proces
dat ongeveer 40 minuten duurt, moeten
voorzorgsmaatregelen worden genomen
(zie hieronder en op de volgende pagina).
Om dit te doen, als het controle-
lampje brandt samen met het bericht “Start
reinigen roetfilter”:
parkeer uw auto van de weg af, uit de
buurt van verkeer en op een plaats waar
hij minstens drie meter verwijderd is van
obstakels of materiaal dat gemakkelijk
zou kunnen ontbranden of smelten (bv.
papier, gras, kunststof, droog organisch
materiaal, enz.);
zet de handrem vast;
zet de versnellingshendel in de neutrale
stand (N) bij auto’s met een automatische
versnellingsbak.
Vervolgens, met draaiende motor:
schakel de functie Stop and Start uit, als
het voertuig ermee is uitgerust 2.8;
ga naar het tabblad “Voertuig” in het menu
van het instrumentenpaneel 1.111;
druk verschillende keren op de knop 3
of 4 tot het bericht “Reinigen roetfil [houd
ingedrukt]” verschijnt;
houd de knop 2 ingedrukt totdat het be-
richt “Reinigen roetfilter bezig” or “Regen
40min-voor stop druk op rem” verschijnt.
Het controlelampje knippert.
Wacht tot het waarschuwingslampje ver-
dwijnt (ongeveer 40 minuten). Het bericht
Reinigen roetfilter klaar” verschijnt op het
instrumentenpaneel.
Als niet aan de voorwaarden wordt voldaan
voor of tijdens de regeneratie, verdwijnt het
waarschuwingslampje ; het bericht
Reinigen roet- filter gestopt” verschijnt en
de procedure wordt geannuleerd.
De “Reinigen roetfil [houd ingedrukt]” wordt
weergegeven zodra weer aan de voorwaar-
den is voldaan om de handmatige procedure
te vernieuwen.
filtre :
à particules ..........................................
(page courante)
2.15
NLD_UD78585_5
Particularités des versions Diesel (X82 PH2 - Renault)
Tijdens het regeneratieproces:
neemt het motortoerental eerst toe tot
circa 3000 omw./min. om de motor op
te warmen. Daarna daalt het tot circa
2000 omw./min. tot het einde van de re-
generatie;
de ventilatoren worden geactiveerd. Dit is
een normale werking om de motor af te
koelen;
vaak ontstaan witte rook en een vreemde
geur in het uitlaatsysteem. Dit betekent
niet dat het systeem niet correct werkt.
BIJZONDERHEDEN VAN DE DIESELUITVOERINGEN (4/5)
Start de regeneratie niet in een
garage of een besloten ruimte.
Risico op vergiftiging of ver-
stikking door de uitstoot van
uitlaatgassen.
Zorg ervoor dat zich niemand in de buurt
van de uitlaat bevindt tijdens de regene-
ratie.
Risico van brandwonden.
Parkeer de auto niet op plaatsen waar
brandbaar materiaal zoals gras, blade-
ren of papier in contact of dicht in buurt
kan komen van de hete uitlaat.
Risico van brand.
Laat uw auto tijdens de regeneratie
niet zonder toezicht achter.
Opmerking: start de regeneratie niet bij on-
voldoende olie- of koelvloeistofpeil (contro-
lelampje oliedruk À of controlelampje
koelvloeistoftemperatuur Ô brandt op
het instrumentenpaneel). Als dit het geval is,
vul de vloeistof bij 4.4 en 4.7.
Regeneratie is niet mogelijk:
als het brandstofpeil te laag is;
als de motor te koud is;
bij extreme weersomstandigheden (koud,
warm of zeer grote hoogte).
Als u de roetfilterregeneratie moet onder-
breken, drukt u op een van de pedalen.
In dat geval zal de regeneratie slechts ge-
deeltelijk zijn.
2.16
NLD_UD78585_5
Particularités des versions Diesel (X82 PH2 - Renault)
Het waarschuwingslampje
® dwingt u, voor uw
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar
te brengen. Stop de motor en start deze
niet opnieuw. Roep de hulp in van een
merkdealer.
Bijzondere gevallen
Als het filter oververzadigd is, verschijnt het
waarschuwingslampje © en, afhanke-
lijk van de auto, het waarschuwingslampje
, samen met het bericht “Controleer
inspuitsysteem”. Raadpleeg in dat geval een
merkdealer.
Als het ® waarschuwingslampje op-
licht en, afhankelijk van de auto, het
waarschuwingslampje oplicht, samen met
het bericht “Risico op motorschade”, stop de
auto, zet de motor uit en neem contact op
met een merkdealer.
BIJZONDERHEDEN VAN DE DIESELUITVOERINGEN (5/5)
levier de vitesses .......................................
(page courante)
marche arrière
passage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
frein à main ................................................
(page courante)
changement de vitesses ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
boîte automatique ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.17
NLD_UD65767_1
Levier de vitesses/frein à main (X82 PH2 - Renault)
Levier de vitesses/Frein à main
VERSNELLINGSHENDEL/HANDREM
Versnellingshendel
Inschakelen achteruitversnelling
Auto met handgeschakelde versnellings-
bak: schakel de neutraalstand en daarna de
achteruitversnelling in.
Bij het inschakelen van de achteruitversnel-
ling moet u de ring 1 onder de knop omhoog
trekken voordat u de hendel kunt verplaat-
sen.
auto’s met automatische transmissie
2.100.
Indien de onderkant van de
auto een slag krijgt (bijvoor-
beeld door contact met een
paaltje, een stoeprand of ander
stadsmeubilair), kan de auto ernstig
worden beschadigd (bijvoorbeeld: ver-
vorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
De achteruitrijlichten branden als het contact
aan staat en de achteruitversnelling is inge-
schakeld.
Auto’s voorzien van parkeerhulp 2.88.
Handrem
Vrijzetten
Trek de handgreep iets omhoog waarna u
de knop 2 indrukt en de handgreep omlaag
duwt.
Indien u de handgreep niet voldoende terug
duwt, blijft op het instrumentenpaneel een
lampje branden.
Vastzetten
Trek de handgreep naar boven en controleer
of de auto goed blijft stilstaan.
Bij stilstaande auto kan het
nodig zijn, afhankelijk van de
helling en de belasting van
de auto, om de handrem min-
stens twee extra tanden vaster te zetten
en een versnelling in te schakelen (1e
of achteruitversnelling) voor auto’s met
handgeschakelde versnellingsbak of
stand P voor auto’s met automatische
transmissie.
1
Tijdens het rijden moet de handrem helemaal vrijgezet zijn (rood waarschuwings-
lampje uit), risico van oververhitting of beschadiging.
2
ECO conduite ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
conseils d’économie ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
consommation .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conseils de conduite ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
consommation de carburant ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
économies de carburant ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de vitesses ............................
(page courante)
Stop and Start............................................
(page courante)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
roue libre....................................................
(page courante)
mode performance ....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fonction mode performance .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
énergie
mode performance ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.18
NLD_UD80690_4
Conseils de conduite, Eco conduite (X82 PH2 - Renault)
Conseils de conduite, Eco conduite
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (1/6)
Het brandstofverbruik is goedgekeurd ove-
reenkomstig een voorgeschreven stan-
daardmethode. Deze methode is voor alle
autofabrikanten hetzelfde en maakt het mo-
gelijk om auto’s met elkaar te vergelijken.
Het werkelijke verbruik is afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden van de auto, de ui-
trustingen en de rijstijl. Raadpleeg voor een
optimaal brandstofverbruik onderstaande
aanbevelingen.
Vrijloopfunctie
Afhankelijk van de auto wordt bij auto’s met
een automatische transmissie en de ECO-
modus geactiveerd, in de remfasen (met de
voet volledig van het gaspedaal), de vrijloop
ingeschakeld (automatisch neutraal) om af-
remmen op de motor te verminderen zodat
u verder komt zonder gas te geven. Dit be-
spaart brandstof.
Het controlelampje wordt groen (of
wit, afhankelijk van de auto) op het instru-
mentenpaneel met de auto in vrijloop (auto-
matische neutraalstand).
Opmerking: vrijloopfunctie wordt gedeacti-
veerd als op het rempedaal of het gaspedaal
wordt getrapt.
Afhankelijk van de auto beschikt u over ver-
schillende functies die u kunnen helpen het
brandstofverbruik te verminderen:
de toerenteller;
de vrijloopfunctie;
– prestatiemodus;
Indicatielampje voor overschakelen naar
de volgende versnelling;
het indicatielampje rijstijl;
de trajectbalans en tips voor zuinig rijden
via het bedieningsscherm;
de ECO-modus wordt geactiveerd met
de knop ECO of DRIVE MODE.
De functie Stop and Start 2.8.
Deze informatie wordt aangevuld door het
navigatiesysteem, als de auto hiermee is uit-
gerust.
2.19
NLD_UD80690_4
Conseils de conduite, Eco conduite (X82 PH2 - Renault)
Tips voor het rijden en ECO-
rijden
Als uw voertuig hiermee is uitgerust en als u
rijdt met lage belading, kunt u met de functie
Prestatiemodus ondertoeren beperken, bij
het afremmen prioriteit geven aan remmen
op de motor en dynamischer rijden.
Opmerking: de prestatiemodus is alleen
beschikbaar bij voertuigen met een automa-
tische versnellingsbak 2.100.
De prestatiemodus in-/uitschakelen
Druk op de knop 1 totdat de activering wordt
bevestigd door het bericht “Perfo” in het
gebied 2 op het instrumentenpaneel.
Druk zo vaak als nodig opnieuw op de
knop 1 om terug te keren naar de “normale”
modus. Het controlelampje “Perfo” verdwijnt
om de deactivering te bevestigen.
Elke keer als de motor wordt uitgeschakeld,
wordt de prestatiemodus gedeactiveerd en
moet deze opnieuw worden geselecteerd.
De prestatiemodus kan zowel in de automa-
tische als de handbediende modus gebruikt
worden.
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (2/6)
1
2
indicateurs
de changement de vitesse ...................
(page courante)
indicateurs
de style de conduite .............................
(page courante)
2.20
NLD_UD80690_4
Conseils de conduite, Eco conduite (X82 PH2 - Renault)
5
4
3
Indicatielampje rijstijl 4
Dit lampje informeert u in real time over uw
rijstijl. U wordt geïnformeerd via de grootte
van het controlelampje 4.
Groot: u rijdt rustig en zuinig;
Gemiddeld: u rijdt tamelijk rustig;
Klein: u rijdt te hard.
Voor in -of uitschakelen van de rijstijlindi-
catie raadpleegt u het instructieboekje van
het multimediasysteem.
3
Waarschuwingslampje voor
overschakelen naar de volgende
versnelling 3
Afhankelijk van de auto geeft een waar-
schuwingslampje op het instrumentenpa-
neel het beste moment aan om naar een
hogere of lagere versnelling te schakelen
om het brandstofverbruik zo laag mogelijk
te houden:
Š schakel een hogere versnelling in;
schakel een lagere versnelling in.
4
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (3/6)
mode ECO .................................................
(page courante)
2.21
NLD_UD80690_4
Conseils de conduite, Eco conduite (X82 PH2 - Renault)
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (4/6)
Activeren van de functie
Druk op de schakelaar 5 totdat de activering
wordt bevestigd door het controlelampje 6
op het instrumentenpaneel.
Tijdens het rijden kan de ECO-modus tijde-
lijk worden uitgezet om de motor weer op
volle kracht te laten werken.
Druk daartoe het gaspedaal diep in.
De ECO-modus wordt weer ingeschakeld
zodra u de druk op het gaspedaal vermin-
dert.
Uitschakelen van de functie
Druk zo vaak als nodig opnieuw op de scha-
kelaar 5 om terug te keren naar de normale
modus. Het controlelampje 6 op het in-
strumentenpaneel gaat uit om de uitschake-
ling te bevestigen.
Opmerking: bij voertuigen die zijn uitge-
rust met een automatische versnellingsbak
wordt, telkens wanneer de motor wordt uit-
geschakeld, de ECO-modus gedeactiveerd;
deze moet daarna opnieuw worden geacti-
veerd.
5
6
stand ECO
De ECO-modus is een functie die het brand-
stofverbruik zo laag mogelijk houdt. Dit heeft
invloed op bepaalde rijwerkingen (accelera-
tie, schakelen, snelheidsregelaar, decelera-
tie, enz).
De beperkte versnelling leidt tot brandstof-
besparing in een stedelijke omgeving.
conduite .....................................................
(page courante)
2.22
NLD_UD80690_4
Conseils de conduite, Eco conduite (X82 PH2 - Renault)
Tips voor het rijden en ECO-
rijden
Rijgedrag
Rijd kalm tot de motor zijn bedrijfstem-
peratuur heeft bereikt; dit is beter dan
warmdraaien bij stilstaande auto.
– Dynamisch rijden met veel en vaak op-
trekken en afremmen kost veel brandstof
in verhouding tot de bespaarde tijd.
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (5/6)
Hinder bij het rijden
Aan de bestuurderskant mogen
alleen voor de auto geschikte
matten worden gebruikt die
moeten worden vastgezet aan de vooraf
geïnstalleerde onderdelen. Controleer
regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel
niet meerdere matten op elkaar.
Gevaar van hakende pedalen.
Diepe plassen, overstromingen:
Rijd niet door als het water
op de weg hoger staat dan
de onderrand van de velgen.
Het thermische comfort
Het is normaal dat het brandstofverbruik
van de auto stijgt bij gebruik van de verwar-
ming (vooral wanneer de buitentemperatuur
onder nul daalt) of airconditioning.
Rijden met hoge snelheid stimuleert
het brandstofverbruik van het voertuig
enorm. Voorbeelden (bij constante snel-
heid):
vertragen van 130 km/u naar 110 km/u
bespaart ongeveer tot 20% brandstof;
vertragen van 90 km/u naar 80 km/u
bespaart ongeveer tot 10% brandstof.
Laat het toerental van de motor in de
lagere versnellingen niet te ver oplopen.
Kies indien mogelijk altijd de hoogste ver-
snelling.
Rijd bij een stoplicht kalm weg.
Rem zo weinig mogelijk. Regel de snel-
heid van de auto met het gaspedaal door
voor een obstakel of een bocht tijdig gas
terug te nemen.
– Geef op een helling geen extra gas en
probeer niet dezelfde snelheid te houden.
Houd het gaspedaal bij voorkeur in de-
zelfde stand.
Bij een moderne auto is het niet nodig bij
het schakelen tweemaal te ontkoppelen
of voor het stilzetten van de motor nog
even gas te geven.
pneumatiques ............................................
(page courante)
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
2.23
NLD_UD80690_4
Conseils de conduite, Eco conduite (X82 PH2 - Renault)
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (6/6)
Tips voor het gebruik
Gebruik bij voorkeur de ECO-modus.
Ook het opwekken van elektriciteit kost
brandstof. Schakel alleen die elektrische
apparaten in die u nodig hebt. Maar vei-
ligheid voor alles: rijd met de lichten aan
zodra het zicht minder wordt (zien en
gezien worden).
Gebruik de ventilatieroosters. Bij
100 km/u met openstaande ruiten stijgt
het verbruik met 4%.
Vul de tank niet tot aan de rand, dit voor-
komt overstromen.
Bij auto’s met een niet-automatische
airconditioning schakelt u de aircondi-
tioning uit als deze niet nodig is.
Tips voor zuinig rijden en minder
luchtverontreiniging:
Open bij zeer warm weer of als de auto in
de zon heeft gestaan enkele minuten de
portieren voordat u start, zodat de hete
lucht uit de auto kan ontsnappen.
– Rijd niet met een leeg imperiaal op uw
auto.
Gebruik een aanhangwagen voor het
vervoer van grote voorwerpen.
Gebruik een goedgekeurde dakspoiler
als u met een caravan op reis gaat en stel
de spoiler in de juiste stand af.
– Gebruik uw auto zo weinig mogelijk op
korte afstanden. De motor komt dan niet
op temperatuur.
Banden
Door een te lage bandenspanning neemt
het verbruik toe.
Indien banden worden gemonteerd die
niet zijn voorgeschreven, kan het ver-
bruik stijgen.
conseils antipollution .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
antipollution
conseils ................................................
(page courante)
entretien.....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.24
NLD_UD65769_1
Conseils antipollution, économie de carburant, conduite (X82 PH2 - Renault)
Conseils entretien et antipollution
TIPS VOOR ONDERHOUD EN MINDER LUCHTVERONTREINIGING
Uw auto voldoet aan de eisen voor recycling
aan het einde van de gebruiksduur, die van
kracht werden in 2015.
Bepaalde onderdelen van uw auto zijn
daarom ontwikkeld met het oog op hun later
recycling.
Deze onderdelen zijn gemakkelijk te demon-
teren om opgehaald en behandeld te worden
door gespecialiseerde recyclingbedrijven.
Door zijn ontwerp, door de fabrieksafstellin-
gen en door zijn matig verbruik is uw auto
in overeenstemming met de wettelijke bepa-
lingen over luchtverontreiniging in ons land.
Hij produceert zo weinig mogelijk schade-
lijke uitlaatgassen en rijdt zo zuinig mogelijk.
Maar de luchtverontreiniging en het verbruik
van uw auto hangen ook van u af. Let op dat
hij goed wordt onderhouden en goed wordt
gebruikt.
Onderhoud
Overtreding van de bepalingen inzake lucht-
verontreiniging is strafbaar. Voor een goede
werking van het uitlaatsysteem en het hand-
haven van de emissiewaarden mogen er
alleen originele merkonderdelen gebruikt
worden voor het brandstof- en uitlaatsy-
steem van uw auto.
Laat uw auto controleren en afstellen door
een merkdealer, in overeenstemming met
de instructies in het onderhoudsprogramma
van uw auto: de merkdealer beschikt over
alle gereedschappen om de oorspronkelijke
afstellingen van uw auto te garanderen.
Afstelling van de motor
Luchtfilter, brandstoffilter: een vervuild
filterelement vermindert het rendement.
Laat het vervangen.
Stationair toerental: de ontsteking moet
niet worden afgesteld.
Controle van de uitlaatgassen
Het controlesysteem van de uitlaatgassen
waarschuwt bij een storing in de werking van
de katalysator.
Een dergelijke storing kan leiden tot een ver-
hoogde uitstoot van schadelijke uitlaatgas-
sen en schade aan mechanische organen.
ÄDit lampje op het instrumentenpa-
neel geeft eventuele storingen van
het systeem aan:
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft bij het starten van de motor.
Als het continu brandt, moet u zo snel
mogelijk een merkdealer raadplegen;
als het knippert, moet u vaart verminde-
ren tot het knipperen ophoudt. Raadpleeg
zo spoedig mogelijk een merkdealer.
1.139
environnement ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.25
NLD_UD62239_2
Environnement (BJA - X82 PH2 - Renault)
Environnement
MILIEU
Emissies
De auto is zo ontworpen dat deze minder
broeikasgassen (CO2) uitstoot tijdens het
gebruik en dus minder brandstof verbruikt
(bijvoorbeeld 140 g/km komt overeen met
5,3 l/100 km voor een dieselmotor).
Bovendien zijn de auto’s uitgerust met sys-
temen, zoals een katalysator, een lambda
sonde om de uitlaatgassen te reinigen. Een
filter met actieve koolstof voorkomt dat de uit
de tank afkomstige benzinedamp in de at-
mosfeer terecht komt.
Bij sommige auto’s met een dieselmotor
omvat dit systeem ook met een roetfilter om
de uitstoot van roetdeeltjes te verminderen.
Denk zelf ook aan het milieu
– Gebruikte en vervangen onderdelen na
een door u zelf uitgevoerde onderhouds-
beurt aan uw auto (accu, oliefilter, lucht-
filter, batterijen, enz.) en olieblikken (leeg
of gevuld met oude olie) moeten bij daar-
voor bestemde depots voor klein che-
misch afval ingeleverd worden.
De auto moet aan het eind van zijn be-
staan door een gespecialiseerd bedrijf
worden gesloopt om te worden gerecy-
cleerd.
Houd u aan de lokale voorschriften.
Kringloop
Uw auto is voor 85% recycleerbaar en voor
95% herbruikbaar.
Om deze doelstellingen te behalen, is een
groot aantal onderdelen van de auto ontwor-
pen om gerecycled te worden. De construc-
tie en de materialen zijn zodanig ontworpen
dat de demontage van deze componenten
en hun herverwerking in specifieke bedrijven
wordt vergemakkelijkt.
Om het gebruik van grondstoffen terug te
dringen, bevat de auto met name veel on-
derdelen van gerecycleerde kunststoffen en
duurzame materialen (materialen van plan-
ten of dieren, zoals katoen en wol).
Uw auto is ontwikkeld met een zo groot
mogelijke aandacht voor het milieu gedu-
rende zijn gehele bestaan: bij zijn fabrica-
ge, tijdens zijn gebruik en ten slotte als hij
gesloopt wordt.
Fabricage
De fabricage van uw auto vindt plaats in een
fabriek die stappen onderneemt tot vermin-
dering van de milieueffecten op de leefo-
mgeving en de natuur (vermindering van
wateren energieverbruik, lichten geluidso-
verlast, wateren luchtverontreiniging, schei-
den van afval en terugwinnen van materia-
len uit afvalstoffen).
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
avertisseur de perte de pression des pneu-
matiques ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.26
NLD_UD72336_3
Système de surveillance de pression des pneumatiques (X82 PH2 - Renault)
Système de surveillance de pression des pneumatiques
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (1/5)
Als uw auto is uitgerust met dit systeem, be-
waakt het de bandenspanningen.
De werking van het systeem
Elk wiel (behalve het reservewiel) beschikt
over een drukzender in het ventiel, die de
bandenspanning periodiek meet.
Het systeem geeft de bandenspanning weer
op het instrumentenpaneel 1 en waarschuwt
als de banden te zacht zijn.
Reset van de referentiewaarde
voor bandenspanning
Deze gebeurt:
wanneer de referentiespanning in de
banden moet worden gewijzigd om aan-
gepast te zijn aan de gebruiksomstandig-
heden (onbelast, belast, rijden op de au-
tosnelweg ...);
na het wisselen van de wielen (dit wordt
echter afgeraden);
na het verwisselen van een wiel.
Deze test moet altijd gebeuren na controle
van de bandenspanning in de vier banden
als deze koud zijn.
De bandenspanning moet afgestemd zijn op
het huidige gebruik van de auto (onbelast,
belast, rijden op de autosnelweg ...).
1
Als de wielen zijn verwisseld, moet het
systeem opnieuw worden geïnitiali-
seerd. Ga naar een merkdealer.
2.27
NLD_UD72336_3
Système de surveillance de pression des pneumatiques (X82 PH2 - Renault)
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (2/5)
Resetprocedure
Contact aan, auto staat stil:
– tik op de schakelaar 5 tot u het tabblad
“Voertuig” bereikt.
druk kort op de schakelaar 2 of 3 om naar
de pagina “Bandenspanning” te gaan;
druk lang (ongeveer 3 seconden) op
knop 4 om het resetten te starten. De
knipperende banden gevolgd door de
boodschappen “Inleren bandsp. bezig
en daarna “Plaatsbepaling banden actief
wijst erop dat het verzoek om de referen-
tiewaarde voor bandenspanning te reset-
ten is bevestigd.
Het resetten kan een paar minuten duren tij-
dens het rijden.
Als na het resetten korte afstanden worden
gereden, blijft het bericht “Plaatsbepaling
banden actief” na meerdere keren herstar-
ten mogelijk nog steeds op het scherm.
Opmerking: de referentiespanning van de
banden mag niet lager zijn dan de aanbevo-
len waarde die op de zijkant van het portier
vermeld staat.
4
2
3
5
Waarschuwingslampje ®
dwingt u, voor uw veiligheid,
direct te stoppen zonder het
verkeer in gevaar te brengen.
2.28
NLD_UD72336_3
Système de surveillance de pression des pneumatiques (X82 PH2 - Renault)
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (3/5)
Treeplank Weergaven
(afhankelijk van de auto)
Boodschappen Interpretatie
1
Bandendruk init. lang drukken
Begin met ingeschakeld contact en stilstaande auto met het re-
setten van de spanning van alle vier de banden door de scha-
kelaar 4 OK ingedrukt te houden.
2
Inleren bandsp. bezig
De symbolen “---” vóór elk wiel knipperen om aan te geven dat
het systeem het resetten van de bandenspanning voor alle vier
wielen heeft geregistreerd.
3
Plaatsbepaling banden actief
De symbolen “---” vóór elk wiel blijven branden. Dit systeem
reset de bandenspanning van alle vier banden. U kunt nu rijden.
Het bericht verdwijnt bij korte ritten mogelijk niet.
Let op: tijdens de reset blijft de bandenspanningsbewaking
actief.
4De spanningswaarde van de vier banden verschijnt: de reset-
procedure is voltooid en succesvol.
De onderstaande tabel toont de mogelijke berichten voor de bandenresetprocedure.
2.29
NLD_UD72336_3
Système de surveillance de pression des pneumatiques (X82 PH2 - Renault)
Corrigeren van de
bandenspanning
De spanningen van de vier banden
moeten koud worden ingesteld (raad-
pleeg het label op de zijkant van het be-
stuurdersportier). Indien u de bandenspan-
ning niet bij koude banden kunt controleren,
moet u de opgegeven waarden met 0,2 tot
0,3 bar (3 PSI) verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Reservewiel
Het reservewiel, als uw auto daarmee is uit-
gerust, heeft geen drukzender.
Vervangen van wielen/banden
Voor dit systeem zijn specifieke uitrustingen
nodig (wielen, wieldoppen, enz.). 5.12.
Neem contact op met een merkdealer om
de banden te vervangen en om erachter te
komen welke accessoires bij het systeem
horen. De juiste accessoires zijn altijd ver-
krijgbaar via uw merkdealer: bij gebruik van
andere accessoires functioneert het sys-
teem mogelijk niet juist.
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (4/5)
Spuitbussen voor
bandenreparatie en pompset
Vanwege de specifieke eigenschappen van
de ventielen, mag u alleen uitrustingen ge-
bruiken die door de merkdealer goedge-
keurd zijn. Zie het gedeelte over 5.4.
Bandenspanningsstoringen
De tabel op de volgende pagina vermeldt de
waarschuwingsberichten die op het instru-
mentenpaneel 1 verschijnen wanneer het
systeem een bandenspanningsstoring de-
tecteert.
Verwisselen van een wiel
het kan enkele minuten duren
voordat het systeem de juiste
posities van de wielen en de
bandenspanningen heeft verwerkt, con-
troleer daarom de bandenspanning na
elke ingreep.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie neemt niet de taak
van de bestuurder over. De be-
stuurder moet altijd opletten en blijft ver-
antwoordelijk. Controleer de banden-
spanning, inclusief het reservewiel, één
keer per maand.
1
2.30
NLD_UD72336_3
Système de surveillance de pression des pneumatiques (X82 PH2 - Renault)
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (5/5)
Controleen
waarschuwingslampjes
Boodschappen Weergaven
(afhankelijk van de auto)
Interpretatie
Bandenspanning aanpassen
Het wiel en de bijbehorende spanningswaarde worden
geel weergegeven.
Dit geeft aan dat er een te lage bandenspanning is gedetec-
teerd. Controleer en stel de spanning van de vier banden in
en reset het systeem.
+ ®Lekke band
Het wiel en de bijbehorende spanningswaarde worden
rood weergegeven.
Dit geeft aan dat de betreffende band lek of veel te zacht is.
Pas de spanning van de vier banden aan terwijl deze koud
zijn en reset het systeem als de band leeg is. Vervang de
band (of laat deze vervangen) als deze lek is.
+ ©Controleer bandensensor
Er wordt geen wiel meer weergegeven.
Deze duidt erop dat minstens één wiel niet is voorzien
van een sensor (bijv. reservewiel voor noodgevallen) of
dat de sensor defect is. Ga naar een merkdealer.
Plaatsbepaling banden mislukt
Dit geeft aan dat het systeem niet de spanning van elke
band kan bepalen. Dit kan komen door het gebruik van
een sensor die niet wordt aanbevolen door een er-
kende dealer. Het bandenspanningssensorbewakings-
systeem blijft actief.
De informatie op het instrumentenpaneel duidt op mogelijke bandenspanningsstoringen (bijv. een leeggelopen of lekke band).
Waarschuwingslampje ® dwingt u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te brengen.
ABS ...........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système antiblocage des roues : ABS .......
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance au freinage d’urgence ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
freinage d’urgence .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
contrôle dynamique de conduite : ESC .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
ESC : Contrôle dynamique de conduite ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
aide au démarrage en côte........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
antipatinage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système antipatinage : A.S.R. ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.31
NLD_UD75220_4
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (X82 PH2 - Renault)
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (1/5)
Storingen
© en x worden verlicht op
het instrumentenpaneel en de berich-
ten “Controleer ABS”, “Controleer rem-
systeem” en “Controleer ESC” worden
getoond: dit geeft aan dat ABS, ESC en
de noodstopbekrachtiging zijn uitgescha-
keld. Het remmen blijft mogelijk;
x, D, © en ®
verschijnen op het instrumentenpaneel,
samen met het bericht “Storing remsys-
teem”: dit wijst op een storing in het
remsysteem.
Raadpleeg in beide gevallen een merkdea-
ler.
Antiblokkeersysteem van de
wielen (ABS)
Bij krachtig remmen, voorkomt het ABS
het blokkeren van de wielen, waardoor de
remweg beheersbaar en de auto bestuur-
baar blijft.
In deze situatie zijn uitwijkmanoeuvres tij-
dens het remmen mogelijk. Bovendien ver-
betert dit systeem de remweg, met name op
een weg met weinig grip (natte weg, enz.).
U voelt het in werking komen van het sys-
teem aan het trillen van het rempedaal. Het
ABS kan echter nooit de natuurkundige ei-
genschappen van de grip tussen de banden
en het wegdek verbeteren. Blijf altijd de ge-
bruikelijke voorzichtigheid in acht houden
(afstand bewaren enz...).
Bij krachtig remmen kunt u het rempe-
daal diep ingedrukt houden. Het is niet
nodig “pompend” te remmen. Het ABS
regelt de kracht in het remsysteem.
Het remsysteem werkt nog ge-
deeltelijk. Maar het is gevaar-
lijk om krachtig te remmen. U
moet direct stoppen zonder het
overige verkeer in gevaar te brengen.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Afhankelijk van de auto, kunnen deze be-
staan uit:
het antiblokkeersysteem van de
wielen (ABS);
het elektronische stabiliteitspro-
gramma (ESC) met onderstuurcon-
trole en tractiecontrole;
hulp bij het rijden met aanhangwagen;
de noodstopbekrachtiging;
van de wegliggingscontrole;
hulp bij het wegrijden op een helling.
2.32
NLD_UD75220_4
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (X82 PH2 - Renault)
Bij een storing
Als het systeem een storing signaleert,
verschijnt de boodschap “ControleerESC
op het instrumentenpaneel in combinatie
met het oplichten van de controlelampjes
© en . In dit geval zijn het ESC
en de tractiecontrole uitgeschakeld.
Raadpleeg een merkdealer.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC)
met onderstuurcontrole en
tractiecontrole
Elektronisch stabiliteitsprogramma ESC
Dit systeem helpt u de controle over de auto
te behouden in kritieke rijsituaties (uitwijken
voor een obstakel, verlies van grip op de
weg in een bocht, enz.).
De werking van het systeem
Een opname-element in het stuurwiel regis-
treert de richting waarin de bestuurder de
auto wil laten rijden.
Andere opname-elementen in de auto regis-
treren de werkelijke verplaatsingsrichting.
Het systeem vergelijkt de door de bestuur-
der gekozen richting met de werkelijke ver-
plaatsingsrichting van de auto en corrigeert
deze laatste door, indien nodig, de remmen
van sommige wielen te laten werken en/of
het motorvermogen aan te passen. Als het
systeem is ingeschakeld, knippert het con-
trolelampje op het instrumentenpa-
neel.
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (2/5)
Onderstuurcontrole
Dit verbetert de werking van het ESC bij
sterk onderstuur van de auto (als de voor-
wielen hun grip verliezen).
Tractiecontrole
Dit systeem helpt het slippen van de aan-
gedreven wielen te beperken en de auto bij
het wegrijden, accelereren of decelereren te
controleren.
De werking van het systeem
Met behulp van opname-elementen bij
de wielen, meet en vergelijkt het systeem
constant de snelheid van de aangedreven
wielen en remt het deze af als ze doorslip-
pen. Als een wiel neigt naar doorslippen,
zorgt het systeem voor het afremmen van
het betreffende wiel, totdat de snelheid van
het wiel overeenkomt met de grip op de weg.
Het systeem reageert ook door het toeren-
tal van de motor aan te passen aan de hoe-
veelheid grip onder de wielen, onafhankelijk
van de mate waarin het gaspedaal wordt in-
gedrukt.
Deze functies zijn extra hulp-
middelen in kritieke situaties
waarbij het rijgedrag van de
auto aangepast wordt.
Deze functies kunnen de taak van de
bestuurder niet overnemen. De limieten
van de auto worden hiermee niet ver-
legd en vormen ook geen reden om
harder te gaan rijden. Deze functies
kunnen dus in geen geval de oplettend-
heid of de verantwoordelijkheid van de
bestuurder overnemen - de bestuurder
moet altijd alert zijn op plotselinge ge-
beurtenissen die zich tijdens het rijden
kunnen voordoen.
remorquage
conduite ...............................................
(page courante)
2.33
NLD_UD75220_4
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (X82 PH2 - Renault)
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (3/5)
Noodstopbekrachtiging
Dit systeem is een aanvulling op het ABS dat
zorgt voor het verminderen van de remweg
van de auto.
De werking van het systeem
Het systeem herkent wanneer een noodstop
wordt uitgevoerd. In zo’n noodsituatie ont-
wikkelt de rembekrachtiging zijn maximale
kracht en kan de regeling door het ABS in
werking komen.
Het ABS-remsysteem blijft werken zolang
het rempedaal ingedrukt is.
Remlichten gaan aan
Afhankelijk van de auto kunnen deze knip-
peren bij krachtig afremmen.
Remanticipatie
Afhankelijk van de auto anticipeert het sys-
teem, als u snel het gaspedaal loslaat, op
het remmen om de remweg te verminderen.
Tijdens het gebruik van de snelheidsrege-
laar:
als u het gaspedaal gebruikt, kan het sys-
teem in werking komen als u het pedaal
loslaat;
als u het gaspedaal niet gebruikt, zal het
systeem niet in werking komen.
Bij een storing
Als het systeem een storing signaleert, ver-
schijnt het bericht “Controleer remsysteem
op het instrumentenpaneel, in combinatie
met het waarschuwingslampje ©.
Raadpleeg een merkdealer.
Hulp bij het rijden met
aanhangwagen
Het systeem helpt de auto onder controle
te houden bij gebruik met een aanhangwa-
gen. Het detecteert trillingen die veroorzaakt
worden door het trekken van een aanhang-
wagen in bijzondere rijomstandigheden.
Werkingsvoorwaarden
De trekhaak moet worden goedgekeurd
door een merkdealer.
de bundel moet door een merkdealer
erkend zijn;
de trekhaak moet op de auto aangesloten
zijn.
De werking van het systeem
De functie stabiliseert de auto door:
de voorwielen asymmetrisch af te
remmen om de trillingen die door de aan-
hangwagen worden veroorzaakt af te
zwakken;
de vier wielen af te remmen en het mo-
torkoppel te verminderen om de snelheid
van de auto te verlagen totdat de trillin-
gen stoppen.
Het controlelampje knippert op het
instrumentenpaneel om u te informeren.
contrôle d’adhérence .................................
(page courante)
2.34
NLD_UD75220_4
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (X82 PH2 - Renault)
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (4/5)
Wegliggingscontrole
Wanneer het voertuig hiermee is uitge-
rust, zorgt de wegliggingscontrole ervoor
dat de auto gemakkelijker te besturen is
op een wegdek met minder grip (onvast
wegdek,  ...).
Modus voor “zachte ondergrond”
Druk op de schakelaar 1: het bericht “Zachte
grond geactiveerd” verschijnt op het instru-
mentenpaneel en het waarschuwingslampje
licht op.
Deze stand garandeert een optimaal ge-
bruik bij het rijden op een onvast wegdek
(modder, zand, dode bladeren, ...). In deze
stand houdt de bestuurder de volledige con-
trole over het toerental. Het systeem scha-
kelt automatisch over naar de modus “Weg”
bij een snelheid van ongeveer 50 km/u.
Banden
Als de banden vervangen
moeten worden, mag dit alleen
gebeuren door even grote
banden van hetzelfde merk, met de-
zelfde eigenschappen en met hetzelfde
profiel.
Zij moeten: ofwel gelijk zijn aan de
oorspronkelijk gemonteerde, ofwel
voldoen aan de door de merkdealer
gestelde eisen.
1
Deze functies zijn extra hulp-
middelen in kritieke situaties
waarbij het rijgedrag van de
auto aangepast wordt.
Deze functies kunnen de taak van de
bestuurder niet overnemen. De limieten
van de auto worden hiermee niet ver-
legd en vormen ook geen reden om
harder te gaan rijden. Deze functies
kunnen dus in geen geval de oplettend-
heid of de verantwoordelijkheid van de
bestuurder overnemen - de bestuurder
moet altijd alert zijn op plotselinge ge-
beurtenissen die zich tijdens het rijden
kunnen voordoen.
Werkingsstand “Weg”
Wanneer u de auto start, verschijnt het be-
richt “Automatische mode geactiveerd” op
het instrumentenpaneel.
Deze stand garandeert een optimaal gebruik
in normale rijomstandigheden (droog, voch-
tig, lichte sneeuw, ...).
De werkingsstand “Weg” maakt gebruik van
de functies van de tractiecontrole.
2.35
NLD_UD75220_4
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (X82 PH2 - Renault)
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (5/5)
Hulp bij wegrijden op een helling
Afhankelijk van de helling van de weg helpt
dit systeem de bestuurder bij het wegrijden
op een helling. Het voorkomt dat de auto,
naargelang de helling, achteruit rolt door
automatisch de remmen vast te zetten als
de bestuurder het rempedaal loslaat om het
gaspedaal te bedienen.
Werking van het systeem
Het werkt alleen als de versnellingshendel
niet in de neutrale stand staat en als de auto
helemaal stil staat (rempedaal ingedrukt).
Het systeem houdt de auto ongeveer 2 se-
condes stil. Daarna komen de remmen ge-
leidelijk vrij (de auto rolt naargelang de hel-
ling).
Het systeem van de hulp bij het
wegrijden op een helling kan
niet in alle gevallen totaal ver-
hinderen dat de achteruit rijdt
(zeer steile helling, enz...).
De bestuurder kan altijd het rempedaal
bedienen om het achteruitrijden van de
auto te verhinderen.
De hulp bij het wegrijden op een helling
mag niet gebruikt worden om de auto
langdurig stil te houden: gebruik het
rempedaal.
Deze functie is niet bedoeld om de auto
permanent te laten stilstaan.
Gebruik indien nodig het rempedaal om
de auto te stoppen.
De bestuurder moet bijzonder voorzich-
tig rijden op een glad oppervlak of bij
weinig grip.
Gevaar van ernstige verwondingen.
alerte de sortie de voie ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.36
NLD_UD73430_2
Alerte de sortie de voie (X82 PH2 - Renault)
Alerte de sortie de voie
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (1/5)
Op basis van informatie van de camera 1
waarschuwt de functie de bestuurder wan-
neer een doorgetrokken of onderbroken
streep wordt overschreden of als de auto de
berm nadert (bermplank, vangrail, stoep, op-
hoging, enz.) zonder dat de richtingaanwij-
zers zijn ingeschakeld.
1
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen; deze
moet altijd de controle over zijn auto be-
houden.
Met de waarschuwingsfunctie bij het
overschrijden van de wegmarkering
wordt de verplaatsingsrichting van
de auto niet gecorrigeerd.
Plaats van de camera 1
Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt
(door vuil, modder, condens enzovoort).
2.37
NLD_UD73430_2
Alerte de sortie de voie (X82 PH2 - Renault)
3
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (2/5)
Inschakelen/uitschakelen
Als u de functie wilt activeren, drukt u op
de schakelaar 2 om “Waarschuwing bij ver-
laten rijstrook” op het instrumentenpaneel
te selecteren. Het bericht “Lane departure
geactiveerd” en het waarschuwingslampje
verschijnen op het instrumenten-
paneel.
Druk om de functie uit te schakelen op de
schakelaar 2 om “Lane departure gedeacti-
veerd” op het instrumentenpaneel te selec-
teren. Het controlelampje op het in-
strumentenpaneel gaat uit..
Werking
Wanneer de functie is geactiveerd, worden
het waarschuwingslampje en de
linker- en rechterstreep 3 op het instrumen-
tenpaneel grijs weergegeven.
De functie is gereed om te waarschuwen
als:
snelheid ligt tussen ongeveer 70 km/u en
180 km/u;
en
het waarschuwingslampje en
de indicatoren voor de linker-/rechter-
streep 3 worden wit weergegeven.
De waarschuwingsfunctie wordt geacti-
veerd als de auto een streep overschrijdt
of als de auto een berm nadert (bermplank,
vangrail, stoep, ophoging, enz.) zonder dat
de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
De bestuurder wordt gewaarschuwd:
door een geluidssignaal te geven;
en
het waarschuwingslampje en de
indicator 3 voor de overschreden streep
worden rood.
Telkens wanneer de auto wordt gestart,
blijft de functie in de modus die is op-
geslagen toen de motor voor het laatst
werd uitgeschakeld.
2
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
2.38
NLD_UD73430_2
Alerte de sortie de voie (X82 PH2 - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (3/5)
Tijdelijk niet beschikbaar
De streep wordt zeer snel overschreden;
er wordt continu over een streep gere-
den;
ongeveer vier seconden na het wisselen
van baan;
scherpe bochten;
slecht zicht;
activering van één van de richtingaanwij-
zers;
sterke acceleratie;
– ...
Als de functie niet beschikbaar is, zijn het
waarschuwingslampje en de indica-
toren linker-/rechterstreep op het instrumen-
tenpaneel grijs.
– “Waarschuwing”: pas het gevoelig-
heidsniveau van de streepdetectie aan.
Selecteer hiervoor:
“Late”: streep gedetecteerd bij overschrij-
ding;
Standaard”: streep gedetecteerd bij na-
deren;
Early” streep in de buurt gedetecteerd.
4
Omstandigheden waarin
het systeem niet wordt
ingeschakeld
Het systeem kan niet worden ingeschakeld
wanneer:
de achteruitversnelling is ingeschakeld;
het gezichtsveld van de camera is belem-
merd;
het controlelampje û wordt weerge-
geven.
Het waarschuwingslampje en de in-
dicatoren linker-/rechterstreep op het instru-
mentenpaneel worden grijs.
Afstellen
Auto’s uitgerust met een
multimediascherm.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem om de functie-instellin-
gen van het multimediascherm 4 te bekijken:
– “Volume”: pas het volume van het ge-
luidssignaal aan;
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
2.39
NLD_UD73430_2
Alerte de sortie de voie (X82 PH2 - Renault)
storingen
In geval van een storing worden de indicato-
ren linker- en rechterstreep (en, afhankelijk
van de weergavestijl, het waarschuwings-
lampje ) niet meer weergegeven of
blijven deze grijs op het instrumentenpaneel.
In sommige gevallen wordt het bericht
Controleer camera voor” of het waarschu-
wingslampje © weergegeven op het in-
strumentenpaneel.
Ga naar een merkdealer.
Afstellingen (vervolg)
Auto’s zonder een multimediascherm
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 5 om het tabblad
“Voertuig” weer te geven;
Druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 8 OK;
Druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu
“RIJHULPSYSTEMEN” weer te geven.
Druk op de schakelaar 8 OK;
Druk herhaaldelijk op knop 6 of 7 om het
menu “Lane departure volume” of “Lane
departure gevoeligheid” te openen.
Druk op de schakelaar 8 OK;
doorloop achter elkaar en druk op 6 of 7
om de instelling aan te passen. Druk op
de knop 8 OK.
56
7
8
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (4/5)
2.40
NLD_UD73430_2
Alerte de sortie de voie (X82 PH2 - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing kan de uitlijning van de camera worden gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking. Schakel de functie
uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de camera (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de voorruit) moeten worden uitgevoerd door
een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
bedekte voorruit (vuil, ijs, sneeuw, condensatie enzovoort...).
een complexe omgeving (tunnel enzovoort...);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, zware regen, hagel, ijzel, enz...).
slecht zicht (nacht, mist enzovoort...);
de wegmarkeringen zijn onregelmatig of moeilijk te onderscheiden (bijv. gedeeltelijk gewist, grote onderlinge afstand, vervormd wegdek...);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s enzovoort...);
de weg is smal, bochtig of golvend (scherpe bochten enzovoort...);
u rijdt dicht achter een andere auto op dezelfde rijstrook.
Risico van vals alarm of afwezigheid van waarschuwingen
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (5/5)
avertisseur d’angle mort ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
angle mort : avertisseur .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.41
NLD_UD67701_1
Avertisseur d’angle mort (X82 PH2 - Renault)
Avertisseur d’angle mort
A
Bijzonderheid
Zorg ervoor dat de zones van de ultra-
soonsensoren B en C aan weerszijden van
de bumpers niet zijn afgedekt (door vuil,
modder, sneeuw enz...).
Als een van de ultrasoonsensoren niet af-
gedekt is, verschijnt het bericht “Zijsensoren
geen zicht” op het instrumentenpaneel.
Reinig de zones voor de ultrasoonsensoren.
A
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen; deze
moet altijd de controle over zijn auto be-
houden.
DODEHOEKWAARSCHUWING (1/6)
B
Op basis van de informatie van de sensoren
aan elke kant van de achterbumper (zone B)
waarschuwt het systeem de bestuurder als
er een ander voertuig in de detectiezone A
verschijnt.
De functie waarschuwt u wanneer de snel-
heid van het voertuig hoger is dan circa 30
km/u.
C
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
2.42
NLD_UD67701_1
Avertisseur d’angle mort (X82 PH2 - Renault)
Inschakelen/uitschakelen
Auto’s met een multimediascherm 1
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit-
schakelen van de functie.
Selecteer “ON” of “OFF”.
Auto’s zonder een multimediascherm
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 2 om het tabblad
“Voertuig” weer te geven.
Druk herhaaldelijk op 3 of 4 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 5 OK;
druk steeds op de knop 3 of 4 totdat u bij
het menu “Rijhulpsystemen” komt. Druk
op de schakelaar 5 OK;
Druk op 3 of 4 om het menu “Dode-
hoekwaarschuwing” weer te geven en
druk op de schakelaar 5 OK;
2
3
1
De detectiecapaciteit van het sys-
teem volgt een standaardrijvakbreedte.
Tijdens het rijden op een smalle rijstrook
kan de functie u waarschuwen als er
voorbij de dichtstbijzijnde rijstrook een
auto wordt gedetecteerd.
DODEHOEKWAARSCHUWING (2/6)
4
5
– Druk nogmaals op de schakelaar 5 OK
om de functie in of uit te schakelen:
= functie ingeschakeld
< functie uitgeschakeld
indicateurs .................................................
(page courante)
2.43
NLD_UD67701_1
Avertisseur d’angle mort (X82 PH2 - Renault)
Indicator 6
Op elke binnenspiegel 7 bevindt zich een in-
dicator 6.
Opmerking: reinig de binnenspiegels 7 re-
gelmatig zodat de indicatoren 6 zichtbaar
blijven.
DODEHOEKWAARSCHUWING (3/6)
7
6
Werking
De functie waarschuwt u als uw rijsnelheid
hoger is dan 30 km/u en er een ander voer-
tuig in de dode A zit en in dezelfde richting
als uw voertuig beweegt;
Als u een andere auto inhaalt, verschijnt het
controlelampje 6 alleen als die auto lang
genoeg aanwezig is in de dode hoek van uw
auto A.
A
A
storingen
Als het systeem een storing detecteert, ver-
schijnt het bericht “Controleer zijsensoren
op het instrumentenpaneel. Ga naar een
merkdealer.
2.44
NLD_UD67701_1
Avertisseur d’angle mort (X82 PH2 - Renault)
Display D
Eerste waarschuwing: richtingaanwijzer
niet actief, het controlelampje 6 geeft aan
dat een auto in het gebied van de dode hoek
wordt gedetecteerd en/of dat een auto snel
van achteren op een aangrenzende rijstrook
nadert.
DODEHOEKWAARSCHUWING (4/6)
6
D
E
Display E
Richtingaanwijzer ingeschakeld, het
waarschuwingslampje 6 knippert als de
functie een auto in het waarschuwingsge-
bied van de dode hoek detecteert en/of een
auto snel van achteren nadert aan de kant
waarnaar u het stuurwiel gaat draaien. Als u
de richtingaanwijzer uitschakelt, schakelt de
indicator terug naar de eerste waarschuwing
(display D).
Omstandigheden waarin de
dodehoekwaarschuwing niet
werkt
Tijdens het rijden op een weg met
scherpe bochten;
in omgekeerde volgorde.
Als de auto is uitgerust met een trekhaak die
door het systeem wordt herkend, wordt het
bericht “Aanhanger: dode hoek assist uit
op het instrumentenpaneel weergegeven.
Hiermee wordt u geïnformeerd dat de func-
tie niet operationeel is. Raadpleeg uw merk-
dealer voor het kiezen van de uitrusting die
aangepast is aan uw auto.
Vanwege de ultrasoonsensoren achter
de bumper is het raadzaam om werk-
zaamheden aan de bumper (reparatie,
vervangen, lakwerk enz...) te laten uitvoe-
ren door een vakman.
De detectiecapaciteit van het
systeem volgt een standaardrij-
vakbreedte. Als u op een breed
rijvak rijdt, kan het systeem
geen auto’s detecteren in de dode
hoek.
In geval van blootstelling aan sterke
elektromagnetische golven (zoals
onder hoogspanningslijnen) of in
erg slechte weersomstandigheden
(hevige regen, sneeuw, enz...) kan het
systeem tijdelijk niet goed werken.
Let op de rijomstandigheden.
Kans op ongevallen.
Bij het starten van de motor gaat het sys-
teem terug naar de laatst opgeslagen
status voordat het contact werd uitgezet
(zie de vorige pagina’s).
2.45
NLD_UD67701_1
Avertisseur d’angle mort (X82 PH2 - Renault)
DODEHOEKWAARSCHUWING (5/6)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de aanwijzingen van het systeem.
Het systeem mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een antibotsingssysteem.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
In geval van een botsing kan de uitlijning van de ultrasoonsensoren mogelijk worden gewijzigd, waardoor deze wellicht niet meer naar be-
horen werken. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de ultrasoonsensoren (reparaties, vervangingen enz...) moeten worden uitgevoerd door een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
Complexe omgeving (metalen bruggen, tunnels, wegen met obstakels aan de zijkant, enz...);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel ...).
Risico van vals alarm of afwezigheid van waarschuwingen
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
2.46
NLD_UD67701_1
Avertisseur d’angle mort (X82 PH2 - Renault)
DODEHOEKWAARSCHUWING (6/6)
Beperkingen voor de werking van het systeem
De zones van de ultrasoonsensoren moeten schoon blijven en mogen niet worden gewijzigd, om de goede werking van het sys-
teem te waarborgen.
Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem her-
kend.
In een bocht kunnen de ultrasoon soms tijdelijk geen voertuigen detecteren in de aangrenzende rijstroken.
De waarschuwing komt wellicht laat, als twee andere voertuigen in de aangrenzende rijstroken u naast elkaar van achteren naderen, met
een veel hogere snelheid dan uw auto (op een weg met drie rijstroken).
Het systeem geeft wellicht geen waarschuwing als de andere auto’s rijden met een snelheid die aanzienlijk verschilt van de uwe.
Als de auto door een lang voertuig wordt ingehaald (bijv. een vrachtwagen die inhaalt met een soortgelijke snelheid als de auto) onder-
breekt het systeem mogelijk de waarschuwing vóór het einde van het manoeuvre.
De auto rijdt op een bochtige weg.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
de zones van de ultrasoonsensoren zijn beschadigd (voor- en achterbumper);
De auto is uitgerust met een trekhaak die niet door het systeem wordt herkend.
alerte distances de sécurité .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
distances de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.47
NLD_UD68361_1
Alerte distance de sécurité (X82 PH2 - Renault - Nissan)
Alerte distances de sécurité
WAARSCHUWING VEILIGE AFSTAND (1/4)
1
2
Gebaseerd op de informatie van de radar 2
en de camera 1 informeert deze functie de
bestuurder over het tijdsinterval tussen de
eigen auto en de voorligger zodat een vei-
lige afstand tussen de twee auto’s kan
worden aangehouden.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen; deze
moet altijd de controle over zijn auto be-
houden.
Deze functie wordt ingeschakeld als de auto
rijdt met een snelheid van ongeveer 30 tot
200 km/u.
Plaats van de camera 1
Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt
(door vuil, modder, condens enz.).
Plaats van de radar 2
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of
een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
of wordt geraakt, gewijzigd (bijv. met auto-
lak) of afgedekt door accessoires aan de
voorzijde van het voertuig (bijv. op de grille
of het logo, enz.).
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
2.48
NLD_UD68361_1
Alerte distance de sécurité (X82 PH2 - Renault - Nissan)
WAARSCHUWING VEILIGE AFSTAND (2/4)
Inschakelen/Uitschakelen van
de functie
Auto’s met een multimediascherm 3
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit-
schakelen van de functie.
Selecteer “ON” of “OFF”.
3
Auto’s zonder een multimediascherm
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 4 om het tabblad
“Voertuig” weer te geven;
druk herhaaldelijk op 5 of 6 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 7 OK;
druk herhaaldelijk op 5 of 6 om het menu
“RIJHULPSYSTEMEN” weer te geven.
Druk op de schakelaar 7 OK;
45
6
7
druk herhaaldelijk op 5 of 6 om het menu
Afstand waachuwing” weer te geven.
Druk op de schakelaar 7 OK;
druk nogmaals op de schakelaar 7 OK
om de functie in of uit te schakelen:
= functie ingeschakeld
< functie uitgeschakeld
Telkens wanneer de auto wordt gestart,
blijft de functie in de modus die is op-
geslagen toen de motor voor het laatst
werd uitgeschakeld.
2.49
NLD_UD68361_1
Alerte distance de sécurité (X82 PH2 - Renault - Nissan)
WAARSCHUWING VEILIGE AFSTAND (3/4)
Werking
Als deze functie actief is, wordt de indica-
tor 8 op het instrumentenpaneel weergege-
ven. Deze informeert de bestuurder over de
afstand tussen de eigen auto en de voorlig-
ger.
A (grijs): de functie is niet actief;
A (groen): geen auto gedetecteerd;
B (groen): het tijdsinterval is groter dan of
gelijk aan ongeveer 2 seconden (de af-
stand tussen de twee voertuigen, aange-
past aan uw snelheid);
8
A
B
C
D
C (oranje): het tijdsinterval is ongeveer
1 tot 2 seconden (onvoldoende afstand
tussen de twee voertuigen);
D (rood): het tijdsinterval is ongeveer 1
seconde of minder (de afstand tussen de
twee voertuigen is veel te kort).
Als de afstand tussen de twee auto’s minder
is dan ongeveer 0,5 seconde, worden de in-
dicator 8 en D rood op het instrumentenpa-
neel weergegeven, tezamen met “-.- s”.
In bepaalde omstandigheden wordt het tijds-
interval mogelijk niet getoond:
in een bocht;
bij het veranderen van rijstrook;
als de voorligger ver genoeg verwijderd
is of buiten bereik is van de radar of
camera.
Het interval wordt alleen ge-
toond ter informatie: het sys-
teem kan niet ingrijpen op de
auto.
De functie is niet bestemd om gebruikt
te worden in de stad of in dynamische
rijomstandigheden (bochten, versnel-
lingen, bruusk remmen ...), maar wel in
stabiele rijomstandigheden.
De functie heeft geen invloed op het
remsysteem.
Het gebied rond de radar en camera
moet schoon worden gehouden en in
dit gebied mogen geen manipulaties
worden uitgevoerd om de goede werking
van het systeem te waarborgen.
Alle werkzaamheden die worden uit-
gevoerd in het gebied waar de radar of
camera zich bevindt (reparaties, vervan-
gingen, aanpassingen aan de voorruit
en/of bumper, enz.) moeten door een
vakman of vakvrouw worden uitgevoerd.
2.50
NLD_UD68361_1
Alerte distance de sécurité (X82 PH2 - Renault - Nissan)
WAARSCHUWING VEILIGE AFSTAND (4/4)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing wordt de uitlijning van de radar en/of camera mogelijk gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking ervan.
Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden die worden uitgevoerd in het gebied waar de radar en/of camera zich bevinden/bevindt (reparaties, vervangingen,
aanpassingen aan de voorruit en/of bumper, enz.) moeten door een vakman of vakvrouw worden uitgevoerd.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Obstructie van de voorruit of de bumper (door vuil, ijs, sneeuw, condens, enz..);
een complexe omgeving (metalen brug, tunnel enzovoort...);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel enzovoort...);
slecht zicht (nacht, mist enzovoort...);
slechte contrast tussen de voorligger en de omgeving (bijvoorbeeld witte auto in een sneeuwgebied, enz...);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s enzovoort...);
de weg is smal, bochtig en golvend (scherpe bochten enzovoort...)
Risico van onjuiste vals alarm.
freinage actif d’urgence .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
freinage d’urgence .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
détection de piétons ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
détection de véhicules ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.51
NLD_UD81000_4
Freinage actif d’urgence (X82 PH2 - Renault)
Afhankelijk van het reactievermogen van de
bestuurder kan het systeem helpen bij het
remmen om schade te beperken of een bot-
sing te voorkomen.
Let op: zorg ervoor dat de voorruit en de
voorbumper vrij zijn (van vuil, modder,
sneeuw, condens, kentekenplaat enz.).
Plaats van de camera 1
Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt
(door vuil, modder, condens enz.).
Plaats van de radar 2
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of
een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
of wordt geraakt, gewijzigd (bijv. met auto-
lak) of afgedekt door accessoires aan de
voorzijde van het voertuig (bijv. op de grille
of het logo, enz.).
Freinage actif d’urgence
Met behulp van informatie van de radar 2 en
de camera 1 bepaalt het systeem de afstand
tot de voorligger.
Het systeem informeert de bestuurder als
er een risico bestaat op een frontale botsing
om de juiste noodmanoeuvres mogelijk te
maken (het rempedaal indrukken en/of het
stuurwiel draaien).
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen;
deze moet altijd de controle over zijn
auto behouden.
ACTIEVE NOODSTOP (1/6)
2
Met dit systeem wordt de auto maxi-
maal afgeremd totdat deze zo nodig
volledig stilstaat.
Gebruik om veiligheidsredenen altijd de
autogordel tijdens het rijden en contro-
leer of alles goed vastzit, zodat de inzit-
tenden niet kunnen worden geraakt door
loszittende voorwerpen.
1
2.52
NLD_UD81000_4
Freinage actif d’urgence (X82 PH2 - Renault)
Werkzaamheden
Detectie van auto’s
Tijdens het rijden zal het systeem in geval
van een botsing met het voorliggende voer-
tuig:
waarschuwen voor botsingsgevaar:
bij een voertuigsnelheid tussen 7 en
170 km/u verschijnt het rode bericht
”Remmen” op het instrumentenpaneel 3
en hoort u een waarschuwingssignaal.
Als de bestuurder het rempedaal indrukt
en het systeem nog altijd een risico op
een botsing detecteert, wordt sterker af-
geremd.
de remmen kunnen worden geacti-
veerd: als het voertuig langzamer rijdt
dan circa 120 km/u, terwijl de bestuurder
niet reageert op de waarschuwing en er
een botsing dreigt.
Speciale waarschuwingsfuncties
Afhankelijk van de snelheid kunnen de
waarschuwing en het remmen gelijktijdig ge-
activeerd worden.
Speciale functies van stilstaande auto´s
Stilstaande auto´s worden gedetecteerd
als uw auto met een snelheid van onge-
veer tussen de 7 km/u en 80 km/u rijdt. Het
systeem is niet ingeschakeld en geeft geen
waarschuwing af als u harder dan ongeveer
80 km/u rijdt.
ACTIEVE NOODSTOP (2/6)
In geval van noodmanoeuvre kunt u op
elk moment stoppen met remmen door:
door het gaspedaal kort in te drukken;
of
– aan het stuur te draaien als uitwijk-
manoeuvre bij een botsing.
Als de auto stopt als gevolg van de actieve
noodstop moet de bestuurder de auto stil-
zetten door het rempedaal in te drukken.
Let op: als de bestuurder gebruikmaakt van
bedieningselementen van de auto (stuur-
wiel, pedalen enz.) kan het systeem som-
mige operaties vertragen of niet activeren.
3
écran multifonctions...................................
(page courante)
2.53
NLD_UD81000_4
Freinage actif d’urgence (X82 PH2 - Renault)
ACTIEVE NOODSTOP (3/6)
Het systeem wordt opnieuw ingescha-
keld telkens het contact wordt aangezet.
Inschakelen, uitschakelen van
het systeem
Auto's met een multimediascherm 4
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit-
schakelen van de functie.
Selecteer “ON” of “OFF”.
Bij auto's zonder multimediascherm
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 5 om het tabblad
“Voertuig” weer te geven;
Druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 8 OK;
Druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu
“RIJHULPSYSTEMEN” weer te geven.
Druk op de schakelaar 8 OK;
Druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu
Actief remmen” weer te geven en druk
op de schakelaar 8 OK.
Druk opnieuw op de schakelaar 8 OK om de
functie in of uit te schakelen:
= functie ingeschakeld
< functie uitgeschakeld
als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat
het waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel branden.
4
5
87
6
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.54
NLD_UD81000_4
Freinage actif d’urgence (X82 PH2 - Renault)
ACTIEVE NOODSTOP (4/6)
Tijdelijk niet beschikbaar
Als het systeem een tijdelijke fout detecteert,
licht het waarschuwingslampje op
het instrumentenpaneel op.
De mogelijke oorzaken zijn:
het systeem is tijdelijk inactief (door ver-
blindende zon, dimlichten, slechte weers-
omstandigheden enzovoort). Het sys-
teem werkt weer als het zicht verbetert;
– het systeem wordt tijdelijk onderbroken
omdat de voorruit of de voor- of ach-
terbumper is bedekt met vuil, modder,
sneeuw, condens enz. In dat geval par-
keert u de auto en zet u de motor uit.
Maak de voorruit en de voorbumper
schoon. Als u de motor weer start, ver-
dwijnen het controlelampje en het be-
richt.
Als dit niet het geval is, heeft dit mogelijk een
andere oorzaak. Neem contact op met een
merkdealer.
storingen
© en brandt op het instrumen-
tenpaneel: dit geeft aan dat het systeem een
storing heeft gedetecteerd. Ga naar een
merkdealer.
2.55
NLD_UD81000_4
Freinage actif d’urgence (X82 PH2 - Renault)
ACTIEVE NOODSTOP (5/6)
Actieve noodstop
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. De activering van deze functie wordt mogelijk vertraagd
of niet uitgevoerd als de bestuurder een actie uitvoert (op het stuurwiel, de pedalen, enz.).
Het systeem wordt mogelijk niet ingeschakeld:
wanneer de hendel van de versnellingsbak in de stand Neutraal staat of het koppelingspedaal gedurende ongeveer 10 seconden wordt
ingedrukt;
wanneer de handrem is ingeschakeld;
Als het elektronische stabiliteitsprogramma (ESC) is gestart.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing wordt de uitlijning van de radar en/of camera mogelijk gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking ervan.
Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de radar en/of camera (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de voorruit enz.) moeten worden
uitgevoerd door een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem verstoren of de correcte werking ervan verhinderen, bijvoorbeeld:
een complexe omgeving (metalen brug, tunnel enzovoort...);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel enzovoort...);
slecht zicht (nacht, mist enz.);
weinig contrast tussen een object (bijv. een voertuig) en de omgeving (bijv. een witte auto in de sneeuw, enz.);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto's, enz.);
Obstructie van de voorruit of de radarzone (vuil, ijs, sneeuw, condens, enz.);
– ...
In deze omstandigheden kan het zijn dat het systeem niet reageert of per ongeluk remt.
2.56
NLD_UD81000_4
Freinage actif d’urgence (X82 PH2 - Renault)
ACTIEVE NOODSTOP (6/6)
Beperkingen voor de werking van het systeem
Elke keer dat de auto wordt gestart, voert het systeem een kalibratie uit overeenkomstig de omgeving van de auto en kan het on-
geveer twee tot vijf minuten worden uitgeschakeld.
Voor voertuigen die in tegengestelde richting rijden wordt geen waarschuwing afgegeven en treedt het systeem niet in werking.
Het gebied rond de radar en camera moet schoon en volledig ongewijzigd blijven om de goede werking van het systeem te waarborgen.
Het systeem reageert minder efficiënt op kleine voertuigen, zoals motoren of fietsen, dan op andere voertuigen.
Het systeem werkt mogelijk niet optimaal bij een glad wegdek (regen, sneeuw, ijzel enz.);
– ...
In deze omstandigheden kan het zijn dat het systeem niet reageert of per ongeluk remt.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
de camerazone beschadigd is (bijv. de binnen- of buitenkant van de voorruit);
De voorkant van de auto is beschadigd (impact, krassen op de radar enz.);
de auto wordt gesleept (bij pech);
de voorruit is gebarsten of vervormd (voer geen reparaties uit aan dit gedeelte van de voorruit maar laat deze vervangen door een merk-
dealer).
U rijdt niet op een geasfalteerde weg.
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
Onderbreking van de functie
U kunt het actief noodremmen op elk moment onderbreken door kort het gaspedaal in te drukken of aan het stuur te draaien om uit te wijken.
2.57
NLD_UD68362_1
Alerte de détection de fatigue (X82 PH2 - Renault)
Inschakelen/uitschakelen
Auto’s met een multimediascherm 1
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit-
schakelen van de functie.
Selecteer ON of OFF.
De vermoeidheidsdetectie is een nuttige
functie op eentonige wegen (zoals autosnel-
wegen).
Het rijgedrag van de bestuurder wordt ge-
analyseerd met inachtneming van de ge-
beurtenissen om u te informeren bij elk risico
op vermoeidheid, zoals:
– stuurwielbeweging;
acties van de bestuurder op andere voor-
zieningen (richtingaanwijzers, ruiten-
sproeier, enz.);
gereden tijd zonder pauze;
– ...
WAARSCHUWING VERMOEIDHEIDSDETECTIE (1/2)
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden, in geval van
vermoeidheid. Deze functie
neemt niet de taak van de be-
stuurder over.
In geen geval kan deze functie de oplet-
tendheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het rijden vervangen.
1
De functie wordt standaard geactiveerd
telkens wanneer de auto wordt gestart.
2.58
NLD_UD68362_1
Alerte de détection de fatigue (X82 PH2 - Renault)
– druk de schakelaar 3 achtereenvolgens
omhoog of omlaag tot u bij het menu
Waarschuwing vermoeidheidsdetectie
komt en druk op de schakelaar 2 OK.
Druk opnieuw op de schakelaar 2 OK om
de functie in of uit te schakelen.
Werking
De functie is gereed om te waarschuwen
als:
er is meer dan vijf minuten met het voer-
tuig gereden na elke voertuigstop;
– de voertuigsnelheid hoger is dan onge-
veer 65 km/u;
en
Na het verwijderen van de vorige waar-
schuwing zijn er ongeveer 10 minuten
verstreken.
De functie geeft een waarschuwing als
het systeem herhaaldelijk tekenen van ver-
moeidheid detecteert bij de bestuurder.
WAARSCHUWING VERMOEIDHEIDSDETECTIE (2/2)
Als het gevaar van vermoeidheid bestaat,
verschijnt het bericht “Vermoeidh. det. Neem
een pauze” op het instrumentenpaneel,
samen met een geluidssignaal.
Druk op de schakelaar 2 OK om de waar-
schuwing te wissen.
Het is raadzaam om zo snel mogelijk te
stoppen voor een pauze.
Opmerking:
Als de waarschuwing niet verdwijnt als u
drukt op 2 OK, wordt de piep herhaald.
De functie kan een bepaalde rijstijl inter-
preteren als een teken van vermoeidheid
(“sportief” rijden, onjuist rijden, enz.) of
van rijden op een weg in slechte staat.
storingen
Als het systeem een storing detecteert, ver-
schijnt het bericht “Controleer Vermoeidh.
det.” op het instrumentenpaneel. Roep de
hulp in van een merkdealer.
2
Auto’s zonder een multimediascherm
Houd met stilstaande auto de schake-
laar 2 OK ingedrukt om naar het instel-
lingenmenu te gaan.
– Schakel 3 zolang omhoog of omlaag tot u
bij het menu “Rijondersteun.” komt. Druk
op de schakelaar 2 OK.
3
alerte de survitesse ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
détection de panneaux : alerte de survites-
se ...............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.59
NLD_UD73238_3
Détection de panneaux de signalisation routière (X82 PH2 - Renault)
Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet
is bedekt (door vuil, modder, damp enzo-
voort).
Voor auto’s die hiermee zijn uitgerust, wordt
ook de informatie van het navigatiesysteem
gebruikt.
Als de snelheidsbegrenzer is ingeschakeld,
kunt u de ingestelde snelheid aanpassen
aan de snelheid aangegeven door het sys-
teem.
Als de maximumsnelheid wordt overschre-
den, wordt de bestuurder op het instrumen-
tenpaneel gewaarschuwd.
Détection de panneaux de signalisation routière
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (1/4)
Als een auto met een navigatiesysteem in
een land rijdt met andere snelheidseenhe-
den dan die van de auto, wordt de snel-
heidslimiet weergegeven in de eenheid van
het desbetreffende land, samen met de om-
gerekende snelheidslimiet in de eenheid van
het instrumentenpaneel van de auto.
In landen waarin op bepaalde typen wegen
langzamer moet worden gereden als het
regent, kan de maximumsnelheid automa-
tisch worden aangepast nadat de ruitenwis-
sers enkele seconden zijn gebruikt in auto’s
met een navigatiesysteem.
Bijzondere omstandigheden
Het systeem houdt geen rekening met uit-
zonderlijke snelheidsbeperkingen, bijvoor-
beeld op dagen waarop de luchtverontreini-
ging piekt.
1
Het systeem detecteert aan de kant van de
weg verkeersborden die de maximumsnel-
heid aangeven en geeft de maximumsnel-
heid op het instrumentenpaneel weer.
Deze functie gebruikt vooral de informatie
van de camera 1 op de voorruit, achter de
achteruitkijkspiegel.
2.60
NLD_UD73238_3
Détection de panneaux de signalisation routière (X82 PH2 - Renault)
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (2/4)
Inschakelen/uitschakelen van
het systeem
Auto’s met een multimediascherm 2
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit-
schakelen van de functie.
Selecteer “ON” of “OFF”.
Als de functie actief is, kunt u afhankelijk van
de landelijke wetgeving de optie “Weergave
gevarenzone” activeren. Het systeem vertelt
u hoe ver u van deze zone bent verwijderd
en zodra u deze zone inrijdt.
Auto’s zonder een multimediascherm
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 3 om het tabblad
“Voertuig” weer te geven;
druk herhaaldelijk op 4 of 5 tot u het menu
“Instellingen” bereikt; druk dan op 6 OK;
druk herhaaldelijk op 4 of 5 tot u het menu
“RIJHULPSYSTEMEN” bereikt; druk dan
op 6 OK;
druk herhaaldelijk op 4 of 5 tot u het
menu “Waarschuwing voor snelheid” be-
reikt; druk dan op 6 OK;
druk op de schakelaar 6 OK om de func-
tie te activeren of te deactiveren:
= functie ingeschakeld
< functie uitgeschakeld
2
34
5
6
2.61
NLD_UD73238_3
Détection de panneaux de signalisation routière (X82 PH2 - Renault)
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (3/4)
Werkzaamheden
Controleen waarschuwingslampjes
De functie geeft de volgende waarschu-
wingslampjes weer:
7 Verkeersborden met een maximumsnel-
heid
8 Extra verkeersborden (begin of einde van
zone “Niet inhalen”, maximumsnelheid
op- of afrit, snelheid voor rijden met een
caravan, maximumsnelheid geldend voor
een bepaalde afstand, enz...)
78Als de maximumsnelheid wordt overschre-
den, knippert de cirkel rond het paneel
(waarschuwingslampje 7) en is een geluids-
signaal te horen om de bestuurder te waar-
schuwen.
Verandering van de ingestelde
maximumsnelheid
Als de melding over de maximumsnelheid
afwijkt van de gedetecteerde snelheids-
waarde, drukt u op de volgende schakelaars
en houdt u deze ingedrukt:
9 (RES/+) om de snelheid van de mel-
ding tot de gedetecteerde snelheid te ver-
hogen;
10 (SET/-) om de snelheid van de mel-
ding tot de gedetecteerde snelheid te ver-
lagen.
10
9
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.62
NLD_UD73238_3
Détection de panneaux de signalisation routière (X82 PH2 - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de
waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet
altijd de controle over zijn auto behouden.
De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de
aanwijzingen van het systeem.
Het systeem detecteert verkeersborden die de maximumsnelheid aangeven, maar geen
andere borden (bijv. op- en afritten naar of vanuit stedelijke gebieden, enz.).
Het systeem detecteert mogelijk niet alle snelheidsborden of interpreteert ze mogelijk ver-
keerd.
De bestuurder mag deze borden die niet door het systeem worden gedetecteerd, niet nege-
ren en moet zich altijd aan de verkeersborden en het verkeersreglement houden.
Bij slecht zicht (mist, sneeuw, vorst ...) geeft het systeem wellicht niet de juiste maximum-
snelheid aan.
De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de aanwijzin-
gen van het systeem.
storingen
Het systeem kan de snelheidsbeperking niet
detecteren:
de voorruit niet schoon is;
de camera verblind wordt door de zon;
bij onvoldoende zicht (‘s nachts, bij mist,
enz.);
als de verkeersborden onleesbaar (door
sneeuw, enz.) of verborgen zijn (achter
een andere auto of bomen);
als de informatie van het navigatiesys-
teem niet actueel is.
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (4/4)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
limiteur de vitesse ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur - limiteur de vitesse ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.63
NLD_UD74986_4
Limiteur de vitesse (X82 PH2 - Renault)
Limiteur de vitesse
SNELHEIDSBEGRENZER (1/4)
De snelheidsbegrenzer is een functie die u
helpt om een door u gekozen maximum-
snelheid niet te overschrijden.
De snelheidsbeperking is gekoppeld aan de
functie “Afdalingssnelheidscontrole”, waar-
door het remsysteem de optimale snelheids-
beperking bij afdalen kan hanteren.
Bediening
1 Schakelaar Snelheidsbegrenzer aan/uit.
2 Schakelaar Snelheidsregelaar aan/uit.
3 Schakelaar om de maximumsnelheid te
activeren en te verlagen (SET/-).
4 Schakelaar om de maximumsnelheid te
activeren en te verhogen of om de op-
geslagen maximumsnelheid in te stellen
(RES/+).
5 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde maximumsnelheid blijft in het ge-
heugen) (0).
2
1
3
4
5
U kunt de snelheidsbegrenzer koppelen
aan de functie “Detectie van verkeers-
borden” 2.59.
Tijdelijk niet beschikbaar
Het systeem laat uw auto versnellen en
vertragen met behulp van de motor en
het remsysteem. De remmen worden
geactiveerd om de ingestelde snelheid
aan te houden, met een beperkte rem-
capaciteit. Bij een steile afdaling, bijvoor-
beeld in een bergachtig gebied, kiest u
een lagere versnelling om te profiteren
van het afremmen op de motor.
Om de belasting van het remsysteem
te verminderen en te voorkomen dat
de remmen oververhit raken, kan de
snelheidsbegrenzer tijdelijk worden uit-
geschakeld. U krijgt dan de melding
Controleer begrenzer”. Het bericht ver-
dwijnt wanneer de functie weer beschik-
baar is.
Als de melding blijft, neemt u contact op
met een goedgekeurde dealer.
2.64
NLD_UD74986_4
Limiteur de vitesse (X82 PH2 - Renault)
6
1
3
4
Het rijden
Wanneer een maximumsnelheid is ingesteld
maar nog niet is bereikt, gaat het rijden zoals
bij een auto zonder de functie snelheidsbe-
grenzer.
Zodra de ingestelde snelheid is bereikt, zal
de auto deze niet overschrijden - ook niet
als u het gaspedaal verder indrukt - behalve
in een noodgeval (zie “Ingestelde snelheid
overschrijden”).
Inschakelen
Druk op de schakelaar 1. Het waarschu-
wingslampje 6 wordt grijs weergegeven. Het
bericht “Begrenzer Ingeschakeld” verschijnt
op het instrumentenpaneel, tezamen met
streepjes om aan te geven dat de functie
snelheidsbegrenzer werkt en wacht tot een
maximumsnelheid wordt opgeslagen.
Als u de huidige snelheid wilt opslaan, drukt
u op de schakelaar 4 (RES/+) of de schake-
laar 3 (SET/-): de streepjes worden door de
maximumsnelheid vervangen. Afhankelijk
van de auto brandt het waarschuwings-
lampje 6 wit.
De minimale opgeslagen snelheid is
30 km/u.
SNELHEIDSBEGRENZER (2/4)
6
2.65
NLD_UD74986_4
Limiteur de vitesse (X82 PH2 - Renault)
SNELHEIDSBEGRENZER (3/4)
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi-
mum snelheid te overschrijden door: zo snel
en diep mogelijk het gaspedaal in te druk-
ken (voorbij het “zware punt”)
Tijdens het overschrijden van de snelheid
knippert de snelheid in het rood op het in-
strumentenpaneel. Laat vervolgens het gas-
pedaal los: de functie snelheidsbegrenzer
treedt weer in werking zodra u langzamer
rijdt dan de in het geheugen opgeslagen
snelheid.
U moet uw voeten in de buurt
van de pedalen houden om
snel te kunnen reageren op
een noodgeval.
Als de functie snelheidsbe-
grenzer (na verschillende po-
gingen om deze in te schake-
len) niet beschikbaar is, neemt
u contact op met een merkdealer.
Verandering van de ingestelde
maximumsnelheid
U kunt de ingestelde maximum snelheid ver-
anderen door (het achter elkaar indrukken of
het lang ingedrukt houden) van:
de schakelaar 4 (RES/+) om de snelheid
te verhogen;
de schakelaar 3 (SET/-) om de snelheid
te verlagen.
3
4
2.66
NLD_UD74986_4
Limiteur de vitesse (X82 PH2 - Renault)
SNELHEIDSBEGRENZER (4/4)
Onderbreken van de functie
De werking van de snelheidsbegrenzer
wordt opgeschort als u drukt op de schake-
laar 5 (0). De maximumsnelheid wordt op-
geslagen en op het instrumentenpaneel grijs
weergegeven.
Opnieuw inschakelen van de
maximumsnelheid
Als een snelheid is opgeslagen, kunt u deze
oproepen door op de schakelaar 4 te druk-
ken.
Uitschakelen van de functie
De functie snelheidsbegrenzer wordt onder-
broken:
als u op de schakelaar 1 drukt. In dit
geval wordt er geen snelheid meer in het
geheugen opgeslagen;
als u op de schakelaar 2 drukt. In dat
geval wordt de snelheidsregelaar gese-
lecteerd en er is geen opgeslagen snel-
heid.
Het waarschuwingslampje 6 verdwijnt van
het instrumentenpaneel en het bericht OFF
verschijnt om te bevestigen dat de functie is
uitgeschakeld.
Als de functie snelheidsbegrenzer in de
modus stand-by is gezet, drukt u op de
schakelaar 3 om de functie weer te ac-
tiveren zonder de opgeslagen snelheid
te gebruiken: de actuele snelheid van de
auto wordt gebruikt.
6
2
1
3
4
5
6
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur de vitesse .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur - limiteur de vitesse ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.67
NLD_UD78586_5
Régulateur de vitesse (X82 PH2 - Renault)
Régulateur de vitesse
SNELHEIDSREGELAAR (1/5)
De snelheidsregelaar is een functie die u
helpt de door u gekozen rijsnelheid op een
constante waarde vast te houden, dit wordt
de ingestelde snelheid genoemd.
Vanaf 30 km/u kunt u de snelheid traploos
instellen.
De cruisecontrolfunctie is gekoppeld aan de
functie “Afdalingssnelheidsregeling”, waar-
door het remsysteem de optimale cruise
control bij afdalen kan hanteren.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Ook met deze extra rijhulp is de
bestuurder altijd verplicht om
zich aan de snelheidslimieten te houden
en alert te blijven.
De bestuurder moet altijd controle
houden over de auto.
De snelheidsregelaar moet niet gebruikt
worden in druk verkeer, op een bochtige
of gladde weg (ijzel, aquaplaning, kiezel-
steentjes) en als de weersomstandighe-
den ongunstig zijn (mist, regen, zijwind,
enz.).
Kans op ongevallen.
1
2
3
Bediening
1 Schakelaar Snelheidsregelaar aan/uit.
2 Schakelaar om de ingestelde snelheid
(SET/-) te activeren en te verlagen.
3 Schakelaar om de kruissnelheid te ac-
tiveren en te verhogen of om de kruis-
snelheid (RES/+) uit het geheugen op te
roepen.
4 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde snelheid blijft in het geheugen) (0).
5 Schakelaar Snelheidsbegrenzer aan/uit.
1
5
2
3
4
2.68
NLD_UD78586_5
Régulateur de vitesse (X82 PH2 - Renault)
SNELHEIDSREGELAAR (2/5)
Inschakelen
Druk op de schakelaar 1.
Het waarschuwingslampje 6 wordt grijs
weergegeven.
Het bericht “Regelaar Ingeschakeld” ver-
schijnt op het instrumentenpaneel, tezamen
met streepjes om aan te geven dat de snel-
heidsregelaar actief is en klaar is voor het
opslaan van een ingestelde snelheid.
Instellen van de snelheid
Druk, terwijl de auto rijdt met een constante
snelheid hoger dan ongeveer 30 km/u, op
de schakelaar 2 (SET/-) of de schakelaar 3
(RES/+): de functie wordt ingeschakeld en
de huidige snelheid wordt gebruikt.
De streepjes worden vervangen door de in-
gestelde snelheid. De ingestelde snelheid is
bevestigd wanneer de opgeslagen snelheid
en het waarschuwingslampje groen worden
weergegeven 6.
Als u de functie probeert in te schakelen
wanneer u minder dan 30 km/u rijdt, ver-
schijnt het bericht “Snelh. ongeldig” en blijft
de functie uitgeschakeld.
Het rijden
Als een snelheid in het geheugen is vastge-
legd en de functie snelheidsregelaar is inge-
schakeld, kunt u uw voet van het gaspedaal
nemen.
Let op: u moet de voeten dicht
bij de pedalen te houden om te
kunnen ingrijpen bij noodsitua-
ties.
6
1
2
3
6
2.69
NLD_UD78586_5
Régulateur de vitesse (X82 PH2 - Renault)
SNELHEIDSREGELAAR (3/5)
1
2
3
Veranderen van de ingestelde
snelheid
U kunt de ingestelde snelheid veranderen
door een aantal keren te drukken op:
de schakelaar 2 (SET/-) om de snelheid
te verlagen;
de schakelaar 3 (RES/+) om de snelheid
te verhogen.
Opmerking: Druk op een van de schake-
laars en houd deze ingedrukt om de snel-
heid trapsgewijs te wijzigen.
Sneller rijden dan de gekozen
snelheid
U kunt de snelheid van de auto altijd verho-
gen door het gaspedaal in te drukken.
Zo lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde
snelheid rood op het instrumentenpaneel.
Laat daarna het gaspedaal los: na enkele
secondes gaat uw auto automatisch weer
met de oorspronkelijk ingestelde snelheid
rijden.
Als de functie snelheidsrege-
laar niet meer beschikbaar is
(na verschillende pogingen om
deze te activeren), neemt u
contact op met een erkende dealer.
U moet uw voeten in de buurt
van de pedalen houden om
snel te kunnen reageren op
een noodgeval.
Tijdelijk niet beschikbaar
Het systeem laat uw auto versnellen en
vertragen met behulp van de motor en
het remsysteem. De remmen worden
geactiveerd om de ingestelde snelheid
aan te houden, met een beperkte rem-
capaciteit. Bij een steile afdaling, bijvoor-
beeld in een bergachtig gebied, kiest u
een lagere versnelling om te profiteren
van het afremmen op de motor.
Om de belasting van het remsysteem
te verminderen en te voorkomen dat de
remmen oververhit raken, kan de snel-
heidsregelaar tijdelijk worden uitgescha-
keld. U krijgt dan de melding “Controleer
regelaar”. Het bericht verdwijnt wanneer
de functie weer beschikbaar is.
Als de melding blijft, neemt u contact op
met een goedgekeurde dealer.
2.70
NLD_UD78586_5
Régulateur de vitesse (X82 PH2 - Renault)
SNELHEIDSREGELAAR (4/5)
4
Oproepen van de ingestelde snelheid
Als een snelheid in het geheugen is opge-
slagen, kan deze in de juiste omstandighe-
den (verkeersdrukte, staat van het wegdek,
weersomstandigheden, enz.) worden opge-
roepen. Druk op de schakelaar 3 (RES/+)
als de snelheid van de auto hoger is dan
30 km/u.
Als de snelheid is opgeslagen, verschijnt de
kruissnelheid groen op het display om de ac-
tivering van de snelheidsregelaar te beves-
tigen. Afhankelijk van de auto verschijnt het
controlelampje 6.
Onderbreken van de functie
De functie wordt uitgeschakeld als u drukt
op:
de schakelaar 4 (0);
het rempedaal;
het koppelingspedaal voor een langere
periode of bij langdurige neutrale stand,
op voertuigen met een handgeschakelde
versnellingsbak;
schakelen naar neutraalstand op voertui-
gen met een automatische versnellings-
bak.
De ingestelde snelheid wordt opgeslagen en
op het instrumentenpaneel grijs weergege-
ven.
N.B.: als de eerder opgeslagen snelheid
veel hoger is dan de actuele snelheid, trekt
de auto snel op naar deze hogere snelheid.
Als de regelaar stand-by is, komt de rege-
laarfunctie weer in werking door een druk op
de schakelaar 2 (SET/-), ongeacht de snel-
heid die in het geheugen is opgeslagen; de
actuele snelheid van de auto wordt gebruikt.
6
2
3
6
2.71
NLD_UD78586_5
Régulateur de vitesse (X82 PH2 - Renault)
Het onderbreken of uitschake-
len van de cruise control brengt
geen snelle snelheidsvermin-
dering met zich mee: u moet
remmen door het rempedaal in te trap-
pen.
Uitschakelen van de functie
De functie snelheidsregelaar wordt onder-
broken:
als u op de schakelaar 1 drukt. In dit
geval is er geen ingestelde snelheid;
als u op de schakelaar 5 drukt. In dat
geval wordt de snelheidsbegrenzer gese-
lecteerd en is er geen opgeslagen snel-
heid.
Het waarschuwingslampje 6 en het bericht
“Cruise control OFF” verdwijnen van het in-
strumentenpaneel om te bevestigen dat de
functie is uitgeschakeld.
1
5
6
SNELHEIDSREGELAAR (5/5)
6
régulateur de vitesse adaptatif ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite
régulateur de vitesse adaptatif .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
commandes ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.72
NLD_UD80718_5
Régulateur de vitesse adaptatif (X82 PH2 - Renault)
Régulateur de vitesse adaptatif
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (1/14)
De adaptieve snelheidsregelaar gebruikt
informatie van een radar of camera om de
auto op een bepaalde ingestelde snelheid -
de kruissnelheid - te houden, op een veilige
afstand van uw voorligger.
Het systeem laat uw auto versnellen en ver-
tragen met behulp van de motor en het rem-
systeem.
Het maximumbereik van het systeem is on-
geveer 150 meter. Dit kan variëren afhanke-
lijk van de wegomstandigheden (hoogtever-
schillen, weersomstandigheden, enz.).
De adaptieve snelheidsregelaar is beschik-
baar tussen 30 en 170 km/u, afhankelijk van
de omstandigheden op de weg (verkeer,
weer enz...).
De functie wordt aangeduid met het symbool
.
De adaptieve snelheidsregelaar kan
geen noodstop activeren en heeft
slechts een beperkte remcapaciteit.
Opmerking:
de bestuurder moet zich houden aan de
maximumsnelheden en veilige afstanden
die gelden in het land waar hij rijdt;
– de adaptieve snelheidsregelaar kan het
voertuig afremmen tot een derde van het
remvermogen. Naargelang van de si-
tuatie moet de bestuurder mogelijk zelf
harder remmen.
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Ook met deze extra rijhulp is de
bestuurder altijd verplicht om zich aan de snelheidslimieten te houden en alert te
blijven.
De bestuurder moet altijd de controle over zijn auto houden. De bestuurder moet
zijn snelheid altijd aanpassen aan de omgeving en de rijomstandigheden. De adaptieve
snelheidsregelaar mag alleen worden gebruikt op een autosnelweg of een autoweg met
meerdere rijstroken en gescheiden rijrichtingen. De snelheidsregelaar mag niet gebruikt
worden in druk verkeer, op een bochtige of gladde weg (ijzel, aquaplaning, kiezelsteentjes)
en bij slechte weersomstandigheden (mist, regen, zijwind, enz.).
Kans op ongevallen.
2.73
NLD_UD80718_5
Régulateur de vitesse adaptatif (X82 PH2 - Renault)
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (2/14)
Bedieningsknoppen
3 Veilige afstand instellen
4 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde snelheid blijft in het geheugen) (0).
5 Adaptieve snelheidsregelaar - hoofdknop
voor stoppen/starten .
6 Inschakelen, opslaan en verlagen van de
kruissnelheid (SET/-).
7 Schakelaar om de kruissnelheid te ac-
tiveren en te verhogen of om de kruis-
snelheid (RES/+) uit het geheugen op te
roepen.
Weergaven
8 Controlelampje van de adaptieve
snelheidsregelaar.
9 Voorligger.
10 Opgeslagen veilige afstand.
11 Opgeslagen kruissnelheid.
Plaats van de camera 1
Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt
(door vuil, modder, condens enz.).
Plaats van de radar 2
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of
een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
of wordt geraakt, gewijzigd (bijv. met auto-
lak) of afgedekt door accessoires aan de
voorzijde van het voertuig (bijv. op de grille
of het logo, enz.).
5
6
7
34
1
2
Het gebied rond de radar en
camera moet schoon worden
gehouden en in dit gebied
mogen geen manipulaties
worden uitgevoerd om de goede werking
van het systeem te waarborgen.
8
11
10 9
2
2.74
NLD_UD80718_5
Régulateur de vitesse adaptatif (X82 PH2 - Renault)
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (3/14)
Inschakelen
Gebruik schakelaar 5.
Het controlelampje wordt grijs en het
bericht “Adaptieve regelaar ON” verschijnt
met streepjes die aangeven dat de functie is
ingeschakeld en klaar om een kruissnelheid
op te slaan.
De functie kan niet worden gebruikt wanneer
de parkeerrem is ingeschakeld.
Het bericht “Adaptieve regel. niet beschik-
baar” verschijnt op het instrumentenpaneel.
Instellen van de snelheid
Terwijl de auto stilstaat of met een constante
snelheid rijdt, drukt u op de schakelaar 6
(SET/-) of 7 (RES/+) om de functie te acti-
veren en de huidige snelheid op te slaan. De
kruissnelheid moet minstens 30 km/u zijn.
De streepjes worden vervangen door de
kruissnelheid 11 en de kruissnelheid en het
controlelampje worden groen.
Als u de functie wilt inschakelen bij een snel-
heid van meer dan 170 km/u of minder dan
30 km/u, verschijnt het bericht “Snelh. ongel-
dig” en blijft de functie uitgeschakeld.
Als er een kruissnelheid is opgeslagen en de
regeling ingeschakeld is, kunt u uw voet van
het gaspedaal nemen.
Belangrijk: houd uw voeten
altijd vlakbij de pedalen om
voorbereid te zijn op alle moge-
lijke situaties.
2.75
NLD_UD80718_5
Régulateur de vitesse adaptatif (X82 PH2 - Renault)
6
7
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (4/14)
De volgafstand instellen
U kunt op elk moment de veilige afstand ten
opzichte van uw voorligger wijzigen door
herhaaldelijk op de schakelaar 3 te drukken.
De horizontale afstandsmeter op het instru-
mentenpaneel duidt de beschikbare veilige
afstanden aan:
– afstandsmeter A: grote afstand (komt
overeen met ongeveer 2,4 seconden);
De kruissnelheid instellen
U kunt de snelheid wijzigen door een aantal
keren te drukken op de schakelaar 6 of 7
(voor een kleine wijziging) of de schakelaar
ingedrukt te houden (voor een grotere wij-
ziging).
– gebruik de (SET/-) schakelaar 6 om de
snelheid te verlagen;
gebruik de (RES/+) schakelaar 7 om de
snelheid te verhogen.
Bewaking veilige afstand
inschakelen
Zodra de snelheidsregelaar is ingeschakeld,
verschijnt de standaard veilige afstand 10
in het groen op het instrumentenpaneel. De
standaard veilige afstand komt overeen met
ongeveer twee seconden (zie de volgende
pagina’s).
Als het systeem een voertuig detecteert in
uw rijstrook, verschijnt de omtrek van een
voertuig 9 boven de afstandsmeter 10 op het
instrumentenpaneel.
De snelheid van uw auto wordt continu aan-
gepast aan de snelheid van uw voorligger.
Indien nodig remt uw auto (de remlichten
gaan branden) om de afstand die het instru-
mentenpaneel aangeeft, te bewaren.
Opmerking: de grootte van de omtrek 9 va-
rieert afhankelijk van de afstand tussen u en
uw voorligger. Hoe groter de omtrek, hoe
dichterbij uw voorligger.
A
B
C
D
3
2.76
NLD_UD80718_5
Régulateur de vitesse adaptatif (X82 PH2 - Renault)
Sneller rijden dan de gekozen
snelheid
U kunt de kruissnelheid van de auto altijd
verhogen door het gaspedaal in te drukken.
Als de kruissnelheid wordt overschreden,
wordt deze 11 rood.
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (5/14)
– afstandsmeter B: middelgrote afstand 2
(komt overeen met ongeveer 2 secon-
den);
– afstandsmeter C: middelgrote afstand 1
(komt overeen met ongeveer 1,6 secon-
den);
– afstandsmeter D: kleine afstand (komt
overeen met ongeveer 1,2 seconden).
De geselecteerde afstandsmeter wordt
groen. De andere meters blijven grijs.
Opmerking: u moet de ingestelde afstand
afstemmen op de verkeersdrukte, de lokale
regelgeving en de weersomstandigheden.
De veilige afstand wordt standaard aan-
gepast via de afstandsmeter B.
Laat het gaspedaal los: de snelheidsrege-
laar en veilige afstand gaan automatisch
terug naar de eerder gekozen instellingen.
De afstandsmeter knippert als de afstand
tussen uw auto en uw voorligger kleiner is
dan de ingestelde veilige afstand: de functie
“veilige afstand” is niet langer actief.
11
2.77
NLD_UD80718_5
Régulateur de vitesse adaptatif (X82 PH2 - Renault)
een van de portieren of kleppen wordt ge-
opend;
op de start/stop-knop van de motor wordt
gedrukt;
de helling te steil is;
de auto harder rijdt dan 180 km/u;
Bepaalde rijhulpmiddelen en correctie-
systemen worden ingeschakeld (actieve
noodstop, ABS, ESC, enz...).
Als het koppelingspedaal langdurig wordt
ingedrukt of langdurig in neutrale stand
blijft, op voertuigen met een handgescha-
kelde versnellingsbak.
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (6/14)
Inhaalmanoeuvre
Als u uw voorligger wilt inhalen, activeert
u de indicator om de regeling veilige af-
stand tijdelijk te annuleren zodat de auto
voldoende kan versnellen om de auto in te
halen.
Onderbreken van de functie
U kunt de functie als volgt in stand-by zetten:
druk op de schakelaar 4 (0);
druk tijdens het rijden op het rempedaal.
De functie wordt uitgeschakeld door het sys-
teem als:
U zet de automatische versnellingsbak
op P of N;
U schakelt de achteruitversnelling in;
– de autogordel van de bestuurder wordt
losgemaakt;
In alle gevallen wordt stand-by bevestigd
doordat de controlelampjes grijs worden en
het bericht “Adaptieve regel. niet beschik-
baar” verschijnt.
Als u de adaptieve snelheids-
regelaar in stand-by zet of uit-
schakelt, leidt dit niet tot een
snelle vertraging van de auto:
als u wilt remmen, moet u het rempedaal
indrukken.
7
4
6
2.78
NLD_UD80718_5
Régulateur de vitesse adaptatif (X82 PH2 - Renault)
Stand-by afsluiten
Op basis van de opgeslagen
kruissnelheid
Als een snelheid in het geheugen is opge-
slagen, kan deze in de juiste omstandighe-
den (verkeersdrukte, staat van het wegdek,
weersomstandigheden, enz...) worden op-
geroepen.
Druk op de schakelaar 7 (RES/+) in het
bereik van bevestigde snelheden.
Als u de opgeslagen snelheid oproept, wordt
het inschakelen van de regelaar bevestigd
doordat de ingestelde snelheid groen op-
licht.
Opmerking: als de opgeslagen snelheid
veel hoger is dan de huidige snelheid, trekt
de auto op naar deze hogere snelheid.
Op basis van de huidige snelheid
Als de regelaar stand-by is, komt de rege-
laarfunctie weer in werking door een druk op
de schakelaar 6 (SET/-), ongeacht de snel-
heid die in het geheugen is opgeslagen; de
actuele snelheid van de auto wordt gebruikt.
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (7/14)
2.79
NLD_UD80718_5
Régulateur de vitesse adaptatif (X82 PH2 - Renault)
Afhankelijk van de situatie geeft het systeem
een geluidssignaal in combinatie met:
de oranje waarschuwing E als de aan-
dacht van de bestuurder vereist is;
of
de rode waarschuwing F samen met het
bericht “Remmen“, als onmiddellijke
actie van de bestuurder vereist is.
Reageer altijd gepast op alle waarschu-
wingen en voer de nodige manoeuvres
uit.
E
F
Waarschuwingen “Neem de
controle over”
In sommige situaties (u nadert een veel
langzamer voertuig, er is een voorligger die
snel van rijstrook wisselt, enz.) heeft het
systeem wellicht geen tijd om te reage-
ren.
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (8/14)
5
6
7
Uitschakelen van de functie
De werking van de adaptieve snelheidsre-
gelaar wordt onderbroken als u drukt op de
schakelaar 6.
Het controlelampje verdwijnt om te
bevestigen dat de functie niet langer actief
is.
Tijdelijk niet beschikbaar
De radar kan voertuigen detecteren die vóór
uw auto rijden. Het systeem werkt niet goed
als de radardetectiezone door iets wordt
bedekt of als het signaal wordt gestoord.
Als de radardetectiezone door iets wordt
bedekt of als het signaal wordt gestoord,
verschijnt het bericht “Radar voor geen
zicht” en wordt de adaptieve snelheidsre-
gelaar onderbroken. Het groene controle-
lampje verdwijnt om te bevestigen
dat de functie automatisch is uitgeschakeld.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.80
NLD_UD80718_5
Régulateur de vitesse adaptatif (X82 PH2 - Renault)
Storingen
Als er een storing is in één of meer onder-
delen van het systeem, wordt de adaptieve
snelheidsregelaar onderbroken.
Het controlelampje © verschijnt samen
met, afhankelijk van de storing, een van de
volgende berichten:
– “Controleer camera voor”;
– “Controleer radar voor”;
– “Controleer camera/radar”;
– “Controleer voertuig”.
Ga naar een merkdealer.
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of
een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
of wordt geraakt, gewijzigd (bijv. met auto-
lak) of afgedekt door accessoires aan de
voorzijde van het voertuig (bijv. op de grille
of het logo, enz...).
In bepaalde geografische omstandigheden
kan de functie worden gestoord, zoals:
– droge zones, tunnels, lange bruggen of
weinig gebruikte wegen zonder wegmar-
keringen, borden of bomen in de buurt;
een militaire zone of een luchthaven.
Als u deze gebieden verlaat, zal de functie
weer werken.
Als het bericht niet verdwijnt nadat de motor
opnieuw wordt gestart, moet u altijd een
merkdealer raadplegen.
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (9/14)
Het systeem laat uw auto versnellen en
vertragen met behulp van de motor en
het remsysteem. De remmen worden
geactiveerd om de ingestelde snelheid
aan te houden, met een beperkte rem-
capaciteit. Bij een steile afdaling, bijvoor-
beeld in een bergachtig gebied, kiest u
een lagere versnelling om te profiteren
van het afremmen op de motor.
Om de belasting van het remsysteem
te verminderen en te voorkomen dat de
remmen oververhit raken, kan de adap-
tieve snelheidsregelaar tijdelijk worden
uitgeschakeld. U krijgt dan de melding
Controleer regelaar”. Het bericht ver-
dwijnt wanneer de functie weer beschik-
baar is.
Als de melding blijft, neemt u contact op
met een goedgekeurde dealer.
2.81
NLD_UD80718_5
Régulateur de vitesse adaptatif (X82 PH2 - Renault)
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (10/14)
Beperkingen van de werking van
het systeem
Autodetectie
Het systeem detecteert alleen voertuigen
(auto’s, trucks, motoren) die in dezelfde rich-
ting rijden als uw auto.
Een auto die invoegt in uw rijstrook (bijv. G)
wordt pas door het systeem herkend als
deze in de detectiezones van de camera en
radar komt.
Het systeem kan de auto abrupt of gelei-
delijk laten afremmen.
Wat niet door het systeem wordt gedetec-
teerd:
Voertuigen die op kruispunten aanko-
men: afritten (bijv H);
auto’s die aan de verkeerde kant van
de weg rijden of die achteruit naar u toe
rijden.
Detectie in een bocht
Als u een bocht inrijdt, kan de radar en/of
camera wellicht tijdelijk niet in staat zijn om
een voorligger te detecteren (bijv. J).
Het systeem kan de auto laten versnel-
len.
Als u een bocht uitrijdt, kan de detectie van
voorliggers verstoord of vertraagd worden.
Het systeem kan de auto abrupt of gelei-
delijk laten afremmen.
GH
De adaptieve snelheidsregelaar mag
alleen worden gebruikt op een autosnel-
weg of een autoweg met meerdere rij-
stroken en gescheiden rijrichtingen.
J
2.82
NLD_UD80718_5
Régulateur de vitesse adaptatif (X82 PH2 - Renault)
Detectie van voertuigen in aangrenzende
rijstroken
Het systeem kan voertuigen detecteren die
op een aangrenzende rijstrook rijden als:
u in een bocht rijdt (bijv. K);
u rijdt op een weg met smalle rijstroken;
de snelheid van de auto’s op de aan-
grenzende rijstrook lager is en als één
van deze auto’s te dicht bij een andere
rijstrook rijdt.
Het systeem kan de auto ten onrechte
laten vertragen of afremmen.
Auto’s die verborgen zijn door
hoogteverschillen in de weg
Het systeem kan geen voertuigen detecte-
ren die verborgen zijn door hoogteverschil-
len in de weg of die zich buiten de detec-
tiezones van de camera en radar bevinden
doordat u een helling op- of afrijdt.
Auto’s buiten de detectiezones van
camera en radar
Het systeem reageert laat of helemaal
niet als de auto’s zich buiten de detectiezo-
nes van de camera en radar bevinden, met
name in deze gevallen:
voertuigen die voorwerpen transporteren
die langer zijn dan de lijn;
het gedeelte van een lang voertuig
(bijv. L) dat buiten de radardetectiezone
valt (bouwmachines, sleepwagens die
landbouwmachines verslepen, enz...);
voertuigen die niet in het midden van de
rijstrook rijden;
smalle voertuigen die zeer dichtbij zijn
(bijv. M).
KLM
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (11/14)
2.83
NLD_UD80718_5
Régulateur de vitesse adaptatif (X82 PH2 - Renault)
Stilstaande en langzaam rijdende
voertuigen
Als uw snelheid hoger is dan ongeveer
50 km/u, detecteert het systeem geen:
stilstaande voertuigen (bijv. N);
zeer langzaam rijdende voertuigen.
Als uw snelheid lager is dan ongeveer 50
km/u, reageert het systeem wellicht niet
of zeer laat op:
stilstaande voertuigen (bijv. N);
zeer langzaam rijdende voertuigen;
N
– voorliggers12 die wisselen van rijstrook
en zo een stilstaande auto onthullen 13
(bijv. P).
12
13
Wees altijd klaar om de bediening van
de auto over te nemen bij stilstaande
of zeer langzaam rijdende voertuigen
(bijv. N).
De adaptieve snelheidsregelaar kan
geen noodstop activeren en heeft
slechts een beperkte remcapaciteit.
P
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (12/14)
Geen detectie van vaste obstakels en
kleine objecten
Wat niet door het systeem wordt gedetec-
teerd:
voetgangers, fietsers, scooters, enz.;
– dieren;
vaste obstakels (tolpoorten, muren,
enz.). (bijv. Q).
Deze worden niet herkend door het sys-
teem. Ze kunnen geen alarm of reactie van
het systeem activeren.
Q
13
2.84
NLD_UD80718_5
Régulateur de vitesse adaptatif (X82 PH2 - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Dit is een extra hulp tijdens het rijden, die nooit de bestuurder kan ontslaan van de
verantwoordelijkheid om zich aan de snelheidslimieten en veilige afstanden te houden en alert te blijven.
De bestuurder moet altijd controle houden over de auto.
De bestuurder moet altijd zijn snelheid aanpassen aan de omgeving en aan de verkeersomstandigheden, ongeacht de aanwijzingen
van het systeem.
Met uitzondering van lijnen die rijstroken aanduiden, worden verkeersaanduidingen (verkeerslichten, borden, zebrapaden, enz.) niet herkend
door het systeem. Deze kunnen geen alarm of reactie van het systeem activeren.
Het systeem mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een antibotsingssysteem.
De adaptieve snelheidsregelaar mag alleen worden gebruikt op een autosnelweg of een autoweg met meerdere rijstroken en ge-
scheiden rijrichtingen.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing wordt de uitlijning van de radar en/of camera mogelijk gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking ervan.
Schakel het systeem uit en neem contact op met een merkdealer.
– Alle werkzaamheden in de buurt van de radar en/of camera (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de voorruit, lakwerk, enz.)
moeten worden uitgevoerd door een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
de auto op een bochtige weg rijdt;
de auto wordt gesleept (bij pech);
de auto een aanhangwagen of caravan trekt;
de auto rijdt in een tunnel of in de buurt van een metalen structuur;
de auto bij een tolwegpoort, een gebied met wegwerkzaamheden of in een smalle rijstrook komt;
de auto een zeer steile helling op- of afrijdt;
het zicht slecht is (verblindend zonlicht, mist, enz...);
de auto rijdt op een glad wegdek (regen, sneeuw, grind, enz.);
de weersomstandigheden slecht zijn (regen, sneeuw, zijwind, enz.);
de radarzone is beschadigd (schokken, inslagen, enz.);
de camerazone beschadigd is (bijv. de binnen- of buitenkant van de voorruit);
de voorruit is gebarsten of vervormd.
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (13/14)
2.85
NLD_UD80718_5
Régulateur de vitesse adaptatif (X82 PH2 - Renault)
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
de voorruit of de bumper is bedekt in de radarzone (door vuil, ijs, sneeuw, condensatie, kentekenplaat, enz.);
een complexe omgeving (tunnel, enz.);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, zware regen, hagel, ijzel, enz.);
slecht zicht (nacht, mist enz.);
slechte contrast tussen de voorligger en de omgeving (bijvoorbeeld witte auto in een sneeuwgebied, enz.);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s, enz.);
een smalle, bochtige of heuvelige weg (scherpe bochten, enz.);
een langzame auto met een groot verschil van snelheid;
gebruik van matten die niet geschikt zijn voor de auto. Aan de bestuurderskant mogen alleen voor de auto geschikte matten worden ge-
bruikt, die moeten worden vastgezet aan de vooraf geïnstalleerde onderdelen. Controleer regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel niet
meerdere matten op elkaar. Gevaar van hakende pedalen.
In deze gevallen kan het systeem ten onrechte grijpen.
Risico van onbedoeld remmen of versnelling.
Onvoorziene situaties kunnen gevolgen hebben voor de werking van het systeem. Bepaalde objecten of auto’s die in de herkenningszone
van de camera of de radar verschijnen, kunnen verkeerd worden geïnterpreteerd door het systeem. Dit kan leiden tot onterecht versnellen of
vertragen.
U moet altijd uitkijken voor plotselinge gebeurtenissen die zich tijdens het rijden kunnen voordoen. Houd altijd de auto onder con-
trole door uw voeten vlakbij de pedalen te houden, zodat u voorbereid bent op elke situatie.
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (14/14)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.86
NLD_UD65775_1
Véhicule avec la fonction « bridage vitesse » (X82 PH2 - Renault)
Fonction « Bridage vitesse »
AUTO MET FUNCTIE WETTELIJK VERPLICHTE SNELHEIDSBEGRENZER
De rijsnelheid van de auto kan permanent
op een snelheid ingesteld blijven afhankelijk
van de auto of de wettelijke voorschriften.
Raadpleeg een merkdealer om de waarde
te wijzigen of de functie in/uit te schakelen.
Bij aanwezigheid van een wettelijk ver-
plichte snelheidsbegrenzer (afhankelijk van
de auto) kan deze functie niet uitgeschakeld
worden.
De sticker 1 op het dashboard herinnert u
aan de begrensde snelheid.
Bijzonderheid: als uw auto is uitgerust met
een snelheidsregelaar/-begrenzer, is het bij
volledig intrappen van het gaspedaal (voor-
bij het “zware punt”) niet mogelijk de inge-
stelde snelheid te overschrijden 2.63.
In uitzonderlijke situaties (voorbeeld:
steile afdaling, enz.), kan de ingestelde
snelheid iets overschreden worden,
want de voorziening heeft geen invloed
op het remsysteem.
Deze functie neemt niet de taak
van de bestuurder over. De
grenzen van de auto kunnen
niet overschreden worden en
deze functie kan ook geen reden zijn om
harder te gaan rijden.
1
ralenti .........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.87
NLD_UD65776_1
ralenti accéléré (X82 PH2 - Renault)
Ralenti accéléré
VERHOOGD STATIONAIR TOERENTAL
Druk op de hendel 1, de functie is na enkele
secondes ingeschakeld.
Wijziging verhoogd stationair
toerental
Roep de hulp in van een merkdealer om het
toerental te verhogen of te verlagen.
Uitschakelen van de functie
De functie wordt onderbroken als:
u drukt op het koppelingspedaal en/of
gaspedaal;
– de rijsnelheid van de auto hoger is dan
0 km/u;
het controlelampje ® op het instru-
mentenpaneel oplicht;
het controlelampje © op het instru-
mentenpaneel oplicht;
het controlelampje Ô op het instru-
mentenpaneel oplicht.
1
Bijzonderheid van de functie Stop
and Start: inschakelen van de functie
“Verhoogd stationair toerental” voorkomt
dat de motor overschakelt naar de stand
stand-by 2.8.
aide au parking ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
radar de recul ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.88
NLD_UD72191_3
Aide au parking (X82 PH2 - Renault)
Aide au parking
PARKEERHULP (1/8)
Afhankelijk van de auto detecteert het sys-
teem obstakels voor, achter en aan de zij-
kanten van de auto.
Het systeem van de parkeerhulp wordt pas
ingeschakeld als de auto langzamer dan on-
geveer 10 km/uur rijdt.
Het systeem houdt geen rekening met
sleep- of draagsystemen die niet door het
systeem worden herkend.
Locatie van de
ultrasoonsensoren 1
Zorg ervoor dat de ultrasoonsensoren, aan-
geduid door de pijlen 1, niet worden afge-
dekt (door vuil, modder, sneeuw, een slecht
gemonteerde kentekenplaat), geraakt, aan-
gepast (inclusief lakwerk) of belemmerd
door een accessoire aan de voorkant of (af-
hankelijk van het voertuig) de achterkant of
zijkanten van uw voertuig.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze functie
kan nooit de oplettendheid en
verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen bij het achteruit
manoeuvreren.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
tijdens het rijden: let dus altijd op of er
zich bij het manoeuvreren geen kleine,
smalle obstakels (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets, steen, paaltje, enz.)
in uw blinde hoek bevinden.
1
De werking van de
startvergrendeling
Ultrasoon sensoren, die met pijlen 1 worden
aangegeven, zijn in de bumpers gemon-
teerd om de afstand tussen de auto en een
obstakel te meten.
Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen
waarvan de frequentie toeneemt naarmate
het obstakel dichterbij komt, totdat het een
continu geluid wordt wanneer het obstakel
ongeveer 20 à 30 cm van de auto verwijderd
is.
2.89
NLD_UD72191_3
Aide au parking (X82 PH2 - Renault)
PARKEERHULP (2/8)
Opmerking: het display 2 toont de omge-
ving van de auto en geeft geluidssignalen.
U moet enkele meters rijden voordat de de-
tectie aan de zijkanten wordt ingeschakeld.
Als alle zones een grijze achtergrond
hebben, wordt de volledige omtrek van de
auto bewaakt:
A: de omgeving rondom de auto wordt
geanalyseerd;
B: de omgeving rond de auto is geanaly-
seerd.
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door beschadigd raken (bijvoorbeeld
vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
Werking
Het systeem detecteert de meeste obstakels
voor, achter en naast de auto.
Naargelang van de afstand van het obstakel
zal de frequentie van het geluidssignaal op-
lopen tot een continu signaal weerklinkt op
ongeveer 20 cm voor een obstakel aan de
zijkant en circa 30 cm voor obstakels aan de
voor- of achterkant.
De groene, oranje (of afhankelijk van het
voertuig gele) en rode zones verschijnen op
het display C.
C
A B
2Opmerking: als de rijrichting verandert tij-
dens een manoeuvre, wordt het risico op
een botsing met een obstakel mogelijk te
laat gesignaleerd.
2.90
NLD_UD72191_3
Aide au parking (X82 PH2 - Renault)
PARKEERHULP (3/8)
D
Detectie van obstakels aan de zijkant
Het systeem bepaalt de rijrichting aan de
hand van de richting van de wielen en waar-
schuwt u voor het risico op botsing met een
obstakel 3 aan de zijkant van de auto.
Als er een obstakel wordt gedetecteerd
naast de auto:
weerklinkt er bij het risico op een bot-
sing een geluidssignaal met een steeds
hogere frequentie naargelang u het ob-
stakel nadert, tot het geluidssignaal con-
tinu weerklinkt. De groene, oranje en
rode zones worden getoond op het dis-
play D;
als er geen risico op een botsing bestaat,
wordt er geen signaal afgegeven wan-
neer u het obstakel nadert. De groene,
oranje en rode zones worden gearceerd
weergegeven op het display D.
Opmerking: als de rijrichting verandert tij-
dens een manoeuvre, wordt het risico op
een botsing met een obstakel mogelijk te
laat gesignaleerd.
3
2.91
NLD_UD72191_3
Aide au parking (X82 PH2 - Renault)
Afstellen
Afhankelijk van de auto kunt u met draai-
ende motor sommige parameters instellen
via het multimediascherm 4. Raadpleeg de
gebruiksaanwijzing van het multimediasys-
teem voor meer informatie.
Geluidsvolume van de parkeerhulp
Regel het volume van de parkeerhulp door
op + of - te drukken.
Geluid van het systeem
Hiermee kunt u het geluid van het systeem
kiezen.
Het geluid van het systeem uitschakelen
Schakel het geluid van de parkeerhulp in of
uit.
Opmerking: als u het geluid uitschakelt,
wordt u niet meer gewaarschuwd met een
geluidssignaal wanneer u een obstakel
nadert.
PARKEERHULP (4/8)
Als de auto rijdt met een snelheid van
minder dan ongeveer 10 km/u, kunnen
sommige geluidsbronnen (motorfiets,
vrachtwagen, drilboor, enz...) het piep-
signaal van de parkeerhulp opwekken.
Auto’s uitgerust met een
multimediascherm
Inschakelen/uitschakelen
Zie de multimedia-instructies om via het
multimediascherm 4 de verschillende gebie-
den die door de ultrasone sensoren worden
bestreken (voor, zijkant en/of achterkant) in
of uit te schakelen.
Selecteer “ON” of “OFF”.
Wanneer de motor wordt gestart, blijft
vraagt het systeem dezelfde staat als
vóór het uitzetten van het contact op.
4
2.92
NLD_UD72191_3
Aide au parking (X82 PH2 - Renault)
Druk herhaaldelijk op 8 of 9 om het menu
PARKEER ASSIST.” weer te geven.
Druk op de schakelaar 10 OK ;
selecteer “ON” of “OFF” om de functie in
of uit te schakelen.
Auto’s zonder een
multimediascherm
Inschakelen/uitschakelen
Zet de auto stil en druk op de knop 6 om de
parkeerhulp uit te schakelen. Het controle-
lampje 5 in de schakelaar licht op. Druk nog-
maals op de schakelaar 6 om de functie in te
schakelen. Het controlelampje in de schake-
laar 5 gaat uit.
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door beschadigd raken (bijvoorbeeld
vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
6
6
Parkeerhulp-functies instellen via het
instrumentenpaneel
(beschikbaar op voertuigen met parkeerhulp
voor en opzij)
Druk met stilstaande auto zo vaak als
nodig op de schakelaar 7 om het tabblad
“Voertuig” weer te geven;
Druk herhaaldelijk op 8 of 9 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 10 OK;
Wanneer de motor wordt gestart, blijft
vraagt het systeem dezelfde staat als
vóór het uitzetten van het contact op.
Als de knop 6 niet kan worden gebruikt
om de parkeerhulp weer in te schakelen,
controleer dan of de functie niet op het
instrumentenpaneel is uitgeschakeld.
Raadpleeg het kopje “Speciale functie
op auto’s met parkeerhulp voor, achter
en opzij” om deze weer in te schakelen.
9
8
7
10
PARKEERHULP (5/8)
5
6
2.93
NLD_UD72191_3
Aide au parking (X82 PH2 - Renault)
Selecteer “VOLUME TOON” om het
volume van de Parkeerhulp met 8 of 9 te
wijzigen.
Automatisch uitschakelen van
de parkeerhulp
Het systeem schakelt uit:
als de auto sneller rijdt dan ongeveer
10 km/u;
afhankelijk van het voertuig, als het voer-
tuig langer dan ongeveer drie seconden
stilstaat en er een obstakel is gedetec-
teerd (bijvoorbeeld in een file enz...);
in de neutrale stand van een voertuig met
handgeschakelde versnellingsbak, of in
stand N of P van een automatische trans-
missie;
wanneer een bedieningsfout wordt gede-
tecteerd.
Let op: als het voertuig is uitgerust met een
trekhaak die door het systeem wordt her-
kend, wordt alleen de parkeerhulp achter
uitgeschakeld.
PARKEERHULP (6/8)
Parkeerhulp handmatig
uitschakelen
Schakel de functie uit in deze gevallen:
als er een niet door het systeem her-
kende trekhaak, drager of aanhanger
vóór de ultrasoonsensoren is geplaatst,
moet u het systeem uitschakelen;
bij schade aan de ultrasone sensoren.
storingen
Als het systeem een storing in de werking
detecteert, klinkt elke keer bij het inschake-
len van de achteruitversnelling gedurende
ongeveer drie seconden een piepgeluid en
verschijnt het bericht “Controleer parkeer-
hulp” op het instrumentenpaneel. Ga naar
een merkdealer.
Afstellen
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 7 om het tabblad
“Voertuig” weer te geven;
Druk herhaaldelijk op 8 of 9 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 10 OK ;
Druk herhaaldelijk op 8 of 9 om het menu
PARKEER ASSIST.” weer te geven.
Druk op de schakelaar 10 OK ;
9
8
7
10
2.94
NLD_UD72191_3
Aide au parking (X82 PH2 - Renault)
PARKEERHULP (7/8)
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
In geval van een botsing kan de uitlijning van de sensoren mogelijk worden gewijzigd, waardoor deze wellicht niet meer naar behoren
werken. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de opname-elementen (reparaties, vervangingen enz.) moeten worden uitgevoerd door een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem verstoren of de correcte werking ervan verhinderen, bijvoorbeeld:
slechte weersomstandigheden (regen, sneeuw, hagel, ijzel enz.);
bij blootstelling aan sterke elektromagnetische golven (onder hoogspanningsleidingen enz.);
sommige soorten geluid (motorfiets, vrachtwagen, pneumatische boormachine enz.);
montage van een niet-compatibele trekhaak of trekhaak;
– ...
Risico van vals alarm of afwezigheid van waarschuwingen
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
2.95
NLD_UD72191_3
Aide au parking (X82 PH2 - Renault)
PARKEERHULP (8/8)
Beperkingen voor de werking van het systeem
De zone rond de opname-elementen moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede werking van het systeem te waar-
borgen.
Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem her-
kend.
Het systeem detecteert mogelijk geen objecten die zich te dicht bij het voertuig bevinden.
Het systeem geeft wellicht geen waarschuwing als de andere auto’s of objecten een snelheid hebben die aanzienlijk verschilt van de uwe.
Als u tijdens een manoeuvre van richting verandert, kan dit het melden van obstakels vertragen.
Als de auto een aanhanger trekt, moet het parkeerhulpsysteem achter worden uitgeschakeld.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
De omgeving rond de opname-elementen beschadigd is;
het voertuig is uitgerust met een trekhaak die niet door het systeem wordt herkend (kogel, haak, adapter, enz.).
caméra
de recul ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.96
NLD_UD80787_3
Caméra de recul (X82 PH2 - Renault)
Caméra de recul
ACHTERUITRIJCAMERA (1/4)
Werking
Bij ingeschakelde achteruitversnelling geeft
de camera 1 op de achterklep of de klapdeur
(afhankelijk van de auto) een overzicht van
de omgeving achter de auto op de spiegel 2
of op het multimediadisplay 3 (afhankelijk
van de auto) samen met twee bewegende of
vaste geleidelijnen 4 en 5.
1
Opmerking: zorg ervoor dat de achteruitrij-
camera niet bedekt is (vuil, modder, sneeuw,
condensatie, enz.).
2
Deze functie is een extra hulp-
middel. De bestuurder moet
altijd opletten en blijft verant-
woordelijk.
De bestuurder moet altijd bedacht zijn
op plotselinge gebeurtenissen tijdens
het rijden: let dus bij het manoeuvreren
altijd op uw blinde hoek en kijk of daar
geen kleine, smalle obstakels (zoals
een kind, dier, kinderwagen, fiets, steen,
paaltje, enz.) zijn.
2.97
NLD_UD80787_3
Caméra de recul (X82 PH2 - Renault)
Vaste tekening 5
De vaste tekening bestaat uit gekleurde
merktekens A, B en C die de afstand achter
de auto aangeven:
A (rood) op ongeveer 30 centimeter van
de auto;
B (geel) op ongeveer 70 centimeter van
de auto;
C (groen) op ongeveer 150 centimeter
van de auto.
De tekening blijft staan en geeft de verplaat-
singsrichting van de auto aan als de wielen
in lijn zijn met de auto.
Dit systeem wordt eerst gebruikt met behulp
van een of meer tekeningen (bewegend
voor de verplaatsingsrichting en vast voor
de afstand). Als de rode zone bereikt is, ge-
bruikt u de afbeelding van de bumper om
nauwkeurig te stoppen.
Bewegende tekening 4
(afhankelijk van de auto)
Deze wordt in het blauw op het multimedi-
adisplay 3 weergegeven. Hij geeft de ver-
plaatsingsrichting van de auto aan afhanke-
lijk van de stand van het stuurwiel.
4
C
B
A
5
3
Instellingen
(afhankelijk van de auto)
Met lopende motor kunt u op het multimedia-
scherm 3 de geleidelijnen toevoegen of ver-
wijderen en de instellingen voor het came-
rabeeld regelen (helderheid, contrast enz.).
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
ACHTERUITRIJCAMERA (2/4)
2.98
NLD_UD80787_3
Caméra de recul (X82 PH2 - Renault)
ACHTERUITRIJCAMERA (3/4)
Het scherm geeft een omgekeerd beeld.
De tekeningen zijn weergaven die op
een vlakke ondergrond worden gepro-
jecteerd. Deze informatie is niet geldig
als deze wordt weergegeven op een ver-
ticaal object of een object op de grond.
De voorwerpen die op de rand van het
scherm verschijnen kunnen vervormd
zijn.
In geval van te veel licht (sneeuw, auto
in de zon, enz.) kan het zicht van de
camera gestoord zijn.
Als de achterdeuren open staan of niet
goed gesloten zijn, verschijnt het bericht
Achterklep open” en verdwijnt, afhan-
kelijk van het voertuig, de weergave van
het camerabeeld.
Storingen
Als de achteruitversnelling is ingeschakeld
en het systeem een bedieningsfout detec-
teert, wordt het multimediascherm tijdelijk
zwart 3.
Dit kan komen door een storing die van in-
vloed is op de camera of het scherm (hel-
derheid, vast beeld, vertraagde communica-
tie, enz.).
Als de tijdelijke weergave van het zwarte
scherm aanhoudt, neem dan contact op met
een erkende dealer.
2.99
NLD_UD80787_3
Caméra de recul (X82 PH2 - Renault)
ACHTERUITRIJCAMERA (4/4)
Het verschil tussen de geschatte
afstand en de werkelijke afstand
Achteruit een steile helling oprijden
De vaste richtlijnen 6 tonen de afstanden
dichterbij dan ze werkelijk zijn.
De voorwerpen die op het scherm worden
getoond, zijn in werkelijkheid verder weg op
de helling.
Als er op het scherm bijvoorbeeld een voor-
werp op D wordt weergegeven is de werke-
lijk afstand van het voorwerp E.
Achteruit een steile helling afrijden
De vaste richtlijnen 6 tonen de afstanden
verder weg dan ze werkelijk zijn.
Daarom zijn de voorwerpen die op het
scherm worden getoond in werkelijkheid
dichterbij op de helling.
Als er op het scherm bijvoorbeeld een voor-
werp op G wordt weergegeven is de werke-
lijk afstand van het voorwerp F.
Achteruitrijden richting een uitsteeksel
Positie H lijkt verder weg dan de positie J op
het scherm. Maar positie H is op dezelfde af-
stand als positie K.
De verplaatsingsrichting die wordt aange-
geven door de vaste en mobiele richtlijnen
houden geen rekening met de hoogte van
het voorwerp. Dus het risico bestaat dat de
auto tegen het voorwerp botst als deze er in
zijn achteruit naartoe rijdt K.
6DEFG
H
K
HJ K
J
D E
6
F
G
boîte de vitesses automatique (utilisation)
(jusqu’à la fin de l’UD)
levier de sélection de boîte automatique ...
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de vitesses ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
marche arrière
passage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
levier de vitesses .......................................
(page courante)
mise en route .............................................
(page courante)
palettes de changement de vitesse ...........
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.100
NLD_UD65779_1
Boîte de vitesses automatique (X82 PH2 - Renault)
Boîte de vitesses automatique
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (1/4)
2
Werkzaamheden
Met de selecteurhendel 1 in stand P, start
u de motor.
Om de selecteurhendel uit stand P te ver-
plaatsen, moet u het rempedaal indrukken
voordat u de ontgrendelknop 2 indrukt.
Houd uw voet op het rempedaal (het lampje
Ó op het display dooft) als u de stand
P verlaat.
Schakel D of R alleen in als de auto stil-
staat, het rempedaal is ingedrukt en het
gaspedaal niet, en de motor draait.
1
Selecteurhendel 1
P: parkeren
R: achteruitrijden
N: neutraal
D: automatische werking
M: handbediend
+: omhoog bijstellen
: omlaag bijstellen
De op dit moment ingeschakelde versnelling
verschijnt op het display op het instrumen-
tenpaneel A.
Opmerking: druk op de knop 2 om van de
stand D of N naar R of P te gaan.
Stand automatisch
Zet de hendel 1 in stand D.
U hoeft de selecteurhendel niet meer te ver-
plaatsen. Er wordt automatisch geschakeld
in overeenstemming met de belasting van
de auto, de hoeveelheid gas die u geeft en
de helling van de weg.
Soms (bijv. geparkeerd op een steile
helling) is er veel kracht vereist om de
versnellingshendel vanuit stand P in een
andere stand te zetten.
A
2.101
NLD_UD65779_1
Boîte de vitesses automatique (X82 PH2 - Renault)
om naar een hogere versnelling te scha-
kelen, trekt u de hendel even naar achte-
ren.
De ingeschakelde versnelling verschijnt op
het display op het instrumentenpaneel.
Bijzondere gevallen
In sommige gevallen (zoals ter bescher-
ming van de motor, bij werking van het elek-
tronisch stabiliteitsprogramma: ESC, enz.)
wordt automatisch de juiste versnelling ge-
kozen.
Ook kan, om verkeerde manoeuvres te
voorkomen, het schakelen door het systeem
geweigerd worden. In dit geval knippert de
aanduiding van de versnelling enkele secon-
des om u te waarschuwen.
Stand handgeschakeld
Verplaats de selecteurhendel 1 naar stand D
en vervolgens naar rechts, naar stand M.
Door de hendel even te verplaatsen, kunt u
handmatig de versnellingen bedienen.
om naar een lagere versnelling te scha-
kelen, duwt u de hendel even naar voren;
1
Controleer of het controle-
lampje P op het instrumen-
tenpaneel wordt geactiveerd,
voordat u de auto verlaat.
Risico dat de auto wegrolt.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (2/4)
Rijden in automatische modus
(vervolg)
Zuinig rijden
Laat de selecteurhendel voor normaal ge-
bruik in stand D staan. Als het gaspedaal
iets wordt ingedrukt, schakelt de transmis-
sie bij een lage snelheid naar de volgende
versnelling.
Accelereren en inhalen
Druk het gaspedaal snel en diep in (voorbij
het zware punt van het pedaal).
Hierdoor wordt, binnen de mogelijkhe-
den van de motor, teruggeschakeld naar
de optimale versnelling.
2.102
NLD_UD65779_1
Boîte de vitesses automatique (X82 PH2 - Renault)
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (3/4)
Om veiligheidsredenen mag u
nooit het contact uitzetten voor-
dat de auto compleet stilstaat.
Onderhoudsintervallen
Raadpleeg het onderhoudsdocument voor
uw auto of een geautoriseerde dealer om na
te gaan of periodiek onderhoud noodzakelijk
is voor de automatische transmissie.
Als de transmissie geen onderhoud nodig
heeft, hoeft geen olie te worden bijgevuld.
Bijzondere omstandigheden
Als door de helling van de weg of in
bochten de automatische werking niet
gehandhaafd kan worden (bijv. in de
bergen) is het raadzaam om op hand-
matig schakelen over te gaan. Hiermee
voorkomt u het automatisch achter elkaar
schakelen door de versnellingsbak bij
stijgen en is het mogelijk op de motor te
remmen bij lange afdalingen.
– Om bij erg koud weer te voorkomen dat
de motor afslaat, raden wij u aan na het
starten van de motor even te wachten
voordat u de hendel verplaatst van P of
N naar D of R.
Laat om op een helling stil te blijven
staan uw voet niet op het gaspedaal
rusten.
Risico van oververhitting van de au-
tomatische versnellingsbak.
Parkeren van de auto
Als de auto stilstaat, houdt u het rempedaal
ingedrukt en zet u de selecteurhendel in
stand P: de aangedreven wielen zijn mecha-
nisch geblokkeerd door de aandrijfas.
Controleer of de elektronische parkeer-
rem is vastgezet.
Opmerking: als de auto in stand P gepar-
keerd staat op een steile helling, verschijnt
het bericht “Parkeerrem aantrekken” op het
instrumentenpaneel en hoort u een geluids-
signaal.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.103
NLD_UD65779_1
Boîte de vitesses automatique (X82 PH2 - Renault)
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (4/4)
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door beschadigd raken (bijvoorbeeld
vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
3
2
Als deze functie is ingeschakeld en de
hendel vastzit in P, drukt u op het rempe-
daal. U kunt de hendel handmatig losma-
ken. Doe dit zo: maak de onderkant van
de hendel los en plaats een gereedschap
(starre as) in de gleuf 3 (links of rechts van
de hendel). Druk ondertussen op het ge-
reedschap (starre as) en op de knop 2 om
de hendel te ontgrendelen.
Raadpleeg zo snel mogelijk een merkdealer;
storingen
als tijdens het rijden het bericht
Controleer auto.transmissie” verschijnt
op het instrumentenpaneel, duidt dit op
een defect. Raadpleeg zo snel mogelijk
een merkdealer;
als tijdens het rijden het bericht
Oververhitting auto.transmissie” ver-
schijnt op het instrumentenpaneel, stop
dan zo snel mogelijk om de versnellings-
bak te laten afkoelen en wacht totdat het
bericht verdwenen is.
Storingen oplossen bij een auto met
een automatische transmissie 5.37.
secours (appel) ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.104
NLD_UD75039_2
Appel d’urgence (X82 PH2 - Renault)
Appel d’urgence
NOODOPROEP (1/3)
Een oproep gebeurt altijd als volgt:
de noodoproep wordt ingesteld;
verstuurt gegevens over het incident
(constructeursplaatje van de auto, tijd
van het gesprek, laatste locaties, richting
van de auto);
gesproken communicatie met de hulp-
diensten;
indien nodig wordt een hulpdienst gebeld.
De noodoproep heeft twee modi:
automatische modus;
Handmatige modus.
1
2
3
4
5
1 Waarschuwingslampje werking systeem:
groen: in werking
(netwerk beschikbaar);
uit: niet in werking
(netwerk niet beschikbaar);
rood: in werking
storing;
groen knipperend: bellen.
2 Controlelampje automatische modus.
3 SOS-knop.
4 Microfoon.
5 Luidspreker
Gebruik de noodoproep alleen in een
noodgeval, als u betrokken bent bij een
ongeval of als u getuige bent van een
ongeval of in fysieke nood bent.
Als de auto hiermee is uitgerust, worden de
hulpdiensten via de noodoproepfunctie au-
tomatisch of handmatig verwittigd (koste-
loos) bij een ongeval of als u onwel wordt,
zodat ze zo snel mogelijk kunnen komen.
Opmerking: de noodoproep werkt:
in landen die een dekking hebben van de
bijbehorende telematicahulpdiensten en
infrastructuur die compatibel zijn met het
systeem;
afhankelijk van de netwerkdekking in
de geografische regio waar het voertuig
wordt bestuurd.
Als u de functie voor noodoproep gebruikt
om te melden dat u een ongeval hebt
gezien, houdt dit in dat u stopt zodra de ver-
keersomstandigheden dit toestaan, zodat
de hulpdiensten uw auto kunnen vinden en
daarmee de locatie van het gemelde onge-
val.
Houd u altijd aan de ter plaatse geldende
wetgeving.
2.105
NLD_UD75039_2
Appel d’urgence (X82 PH2 - Renault)
NOODOPROEP (2/3)
In geval van onbedoelde activering kunt u de
oproep annuleren door 2 seconden lang te
drukken op de 3-knop voordat de verbinding
met het callcenter tot stand komt.
Zodra de oproep is ingesteld, kan alleen het
callcenter de oproep beëindigen.
Testmodus
(afhankelijk van lokale wetgeving)
De testmodus is exclusief gereserveerd voor
goedgekeurde dealers, om te controleren of
de noodoproepfunctie goed werkt.
De testmodus activeren:
drie keer kort op de 3-knop te drukken;
ongeveer 15 seconden te wachten;
drie keer kort op de 3-knop te drukken.
De testmodus wordt automatisch afgeslo-
ten.
Automatische modus
Als de waarschuwingslampje automatische
modus 2 groen oplicht, bevestigt dit dat het
automatische systeem is ingeschakeld.
De noodoproep wordt automatisch gedaan
als de beschermende uitrusting (gor-
delspanners, airbag, enz.) werd geactiveerd
vanwege een ongeval.
Handmatige modus
De noodoproep wordt uitgevoerd door:
– de 3-knop in te drukken en ten minste
drie seconden ingedrukt te houden;
of
– de 3-knop vijf keer binnen tien seconden
in te drukken.
1
2
3
In geval van een ongeluk blijft
u, als de plaats en het verkeer
dit toestaan, dicht bij de auto
om eventuele oproepen van
het callcenter snel te kunnen beantwoor-
den.
2.106
NLD_UD75039_2
Appel d’urgence (X82 PH2 - Renault)
NOODOPROEP (3/3)
Storingen
In sommige gevallen werkt de noodoproep
niet (bijvoorbeeld bij een zwakke accu).
Als het systeem een storing detecteert,
wordt het waarschuwingslampje 1 gedu-
rende meer dan 30 minuten rood; raadpleeg
zo snel mogelijk een merkdealer.
1
Het systeem werkt met een speciale
accu. De gebruiksduur van de accu is
ongeveer vier jaar (het waarschuwings-
lampje 1 wordt rood als deze vier jaar
bijna voorbij zijn).
Raadpleeg een merkdealer.
Voor uw veiligheid en een
goede werking van het sys-
teem, moeten alle werkzaam-
heden aan de accu (uitbouwen,
loskoppelen enz.) worden uitgevoerd
door een gespecialiseerd vakman.
Risico op brandwonden door elektri-
sche schokken.
U moet zich verplicht houden aan de ver-
vangingsintervallen die worden aange-
geven in het onderhoudsboekje zonder
deze te overschrijden.
De accu is van een speciaal type. Zorg
dat deze wordt vervangen door een van
hetzelfde type.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Zonder de functie noodoproep is het sys-
teem niet te volgen en zal niet constant
worden bewaakt. Gegevens worden
voortdurend en automatisch gewist en
het systeem slaat alleen de laatste drie
locaties van de auto op.
Volgens de lokale wetgeving worden ge-
gevens alleen verzonden in geval van
een noodoproep. Gegevens die worden
verzonden naar het callcenter worden
behandeld overeenkomstig de privacy-
wetgeving die van toepassing is in het
land waarin u zich bevindt. Het systeem
slaat de activiteitengeschiedenis maar
voor 13 uur op.
De eigenaar van de auto heeft het recht
zijn gegevens in te zien. Hij heeft het
recht de gegevens te laten corrigeren,
verwijderen of blokkeren.
3.1
NLD_UD80682_7
Sommaire 3 (X82 PH2 - Renault)
Hoofdstuk 3: Uw comfort
Ventilatieroosters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2
Verwarming, handbediende airconditioning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.4
Automatische airconditioning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.8
Airconditioning: informatie en tips voor het gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.12
Extra airconditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.14
Multimedia-uitrusting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.16
Ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.18
Zonnekleppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.21
Binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.22
Opbergruimte, indeling interieur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.25
Accessoireaansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.35
Achterbank: gebruiksmogelijkheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.38
Bagage-afdekplaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.42
Bagagebevestigingsnet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.43
Transport van goederen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.45
Vervoer van voorwerpen: trekhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.47
Dakdragers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.49
aérateurs ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.2
NLD_UD65782_1
Aérateurs (sorties air) (X82 PH2 - Renault)
Aérateurs
VENTILATIEROOSTERS (1/2)
3
8
5
6
12
7
1 ontwasemingssleuf linker zijruit.
2 ventilatierooster links.
3 ontwasemingssleuf onder de voorruit
4 centrale ventilatieroosters.
5 ventilatierooster rechts.
6 ontwasemingssleuf rechter zijruit.
7 ventilatieroosters voeten.
8 bedieningspaneel.
7
4
3.3
NLD_UD65782_1
Aérateurs (sorties air) (X82 PH2 - Renault)
Linker en rechter
ventilatieroosters
Hoeveelheid lucht
Schuif om de zijventilatieopening links te
sluiten het lipje 11 helemaal naar rechts.
Schuif om de zijventilatieopening rechts te
sluiten het lipje 11 helemaal naar links.
Luchtstroomrichting
Richt de luchtstroom door het ventilatieroos-
ter 11 te draaien.
Centrale ventilatieroosters
Hoeveelheid lucht
schuif om de centrale ventilatieopening links
te sluiten het lipje 9 helemaal naar links.
Schuif om de centrale ventilatieopening
rechts te sluiten het lipje 10 helemaal naar
rechts.
Luchtstroomrichting
Richt de luchtstroom door het zijventilatie-
rooster 9 of 10 te draaien.
VENTILATIEROOSTERS (2/2)
11
Gebruik, in geval van stankoverlast in de
auto, alleen speciaal hiervoor bestemde
middelen. Raadpleeg een merkdealer.
Stop niets in het ventilatiecir-
cuit van de auto (bijvoorbeeld
in geval van stank enz.).
Risico van explosie of brand.
109
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
climatisation ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.4
NLD_UD72192_3
Air conditionné manuel (X82 PH2 - Renault)
Regeling van de
ventilatiesnelheid.
Draai de knop 3 van 0 naar 4. Hoe verder
u de knop rechtsom draait, hoe meer lucht
er in het interieur wordt geblazen. Als u de
luchttoevoer wilt stoppen, zet de knop 3 dan
op 0.
Het systeem is gestopt: de ventilatiesnel-
heid van de lucht in het interieur is nul (stil-
staande auto), als de auto rijdt kunt u echter
een geringe luchtstroom voelen.
Let op: door langdurig gebruik van deze
knop in stand 0 kunnen de zijruiten en de
voorruit beslaan en kan de atmosfeer in het
interieur minder aangenaam worden door-
dat er geen luchtverversing is.
Chauffage et air conditionné manuel
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (1/4)
Bedieningsknoppen
De aanwezigheid van de bedieningsknop-
pen hangt van de uitrusting van de auto af.
1 Verdeling van de lucht.
2 Ontdooien/verwarmen van de spiegels
en, afhankelijk van de auto, van de ach-
terruit.
3 Regeling van de ventilatiesnelheid
4 Luchtkringloop.
5 Regeling van de temperatuur van de
lucht.
6 Airconditioning.
Informatie en tips voor gebruik 3.12
Regelen van de temperatuur
Draai de knop 5 afhankelijk van de ge-
wenste temperatuur. Hoe verder de aanwij-
zer in het rode gedeelte staat, hoe hoger de
temperatuur.
123 5
46
désembuage
pare-brise .............................................
(page courante)
3.5
NLD_UD72192_3
Air conditionné manuel (X82 PH2 - Renault)
HANDMATIGE AIRCONDITIONING (2/4)
Inschakeling van de
afsluiting van de buitenlucht /
luchtkringloop
Druk op de toets 4 (het controlelampje
brandt).
In deze stand wordt de lucht vanuit het inte-
rieur aangezogen en zonder toevoeging van
buitenlucht teruggevoerd in de auto.
De kringloopstand kan gebruikt worden:
om het interieur af te sluiten van de bui-
tenlucht als het buiten stinkt;
– om sneller de gewenste temperatuur in
het interieur te bereiken.
Achterruitverwarming
Draaiende motor, druk op de toets 2. Het
ingebouwde controlelampje licht op.
Hiermee worden de achterruit en, afhanke-
lijk van de auto, de buitenspiegels elektrisch
verwarmd.
U schakelt deze functie uit door opnieuw
op de toets 2 te drukken. De verwarming
schakelt na enige tijd automatisch uit.
Snel ontwaseming
Isolatie passagiersruimte/luchtrecirculatie
uitgeschakeld (waarschuwingslampje op de
knop 4 is uit):
– druk op de knop 2 (het waarschuwings-
lampje gaat branden) en zet de knop 1 in
de ontwasemingsstand W ;
zet de knoppen 3 en 5 in de volgende
standen:
de ventilatorsnelheid in stand 3 of 4;
– maximumtemperatuur;
druk op de knop 6 (het waarschuwings-
lampje op de knop gaat branden): acti-
vering van de airconditioning versnelt de
ontwaseming door de lucht uit te drogen.
123 5
46
Als de airconditioning niet is ingeschakeld (“A/C -lampje op de 6-schakelaar uit), kan lang-
durig gebruik van de kringloopstand condensvorming op de zijruiten en voorruit veroor-
zaken alsook andere problemen als gevolg van de aanwezigheid van niet opnieuw gecir-
culeerde lucht in de cabine. Om dit te voorkomen, wordt de luchtkringloopstand na een
bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld.
3.6
NLD_UD72192_3
Air conditionné manuel (X82 PH2 - Renault)
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (3/4)
Verdeling van de lucht in het
interieur
Draai de schakelaar 1 om uw verdeling te
kiezen.
JDe lucht wordt naar de ventilatie-
roosters in het dashboard ge-
voerd.
GDe lucht wordt naar alle ventilatie-
roosters in het dashboard en de
voetenruimtes gevoerd.
FDe lucht wordt in hoofdzaak naar
de voeten van de inzittenden en de
ventilatieroosters in het dashboard gevoerd.
Om de lucht alleen naar te voetenruimtes te
laten gaan, sluit u de roosters in het dash-
board.
iDe lucht wordt naar de ontwase-
mingsroosters onder de voorruit, in
het dashboard en de voorportieren ennaar
de voetenruimtes gevoerd.
WDe lucht wordt naar de uitstroom-
sleuven onder de voorruit en de
voorste zijruiten gevoerd.
1
3.7
NLD_UD72192_3
Air conditionné manuel (X82 PH2 - Renault)
Door het inschakelen van de
airconditioning:
gaat de temperatuur in het interieur
omlaag;
ontwasemen de ruiten snel.
De airconditioning werkt niet bij lage buiten-
temperaturen.
Gebruik van de airconditioning bij warm
weer
Om de temperatuur bij warm weer snel aan
te passen, schakelt u de airconditioning in
met de knop 6.
Schakel de luchtrecirculatie in door op de
knop 3 te drukken.
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (4/4)
In- en uitschakelen van de
airconditioning
Toets 6 zorgt voor het inschakelen (controle-
lampje brandt) of het uitschakelen (controle-
lampje is uit) van de airconditioning.
Het systeem werkt niet als de 3 knop in
stand “0” staat.
Maak nooit de slangen van
de airconditioning los. Dit is
gevaarlijk voor de ogen en de
huid.
Auto’s die zijn uitgerust met de ECO-
modus (schakelaar 7): als u de ECO-
modus activeert, kan de werking van de
verwarming en/of airconditioning nadelig
worden beïnvloed 2.18.
36
7
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pare-brise dégivrant...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulation de la température......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
climatisation ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
désembuage
vitre arrière ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
désembuage
pare-brise .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dégivrage/désembuage de pare-brise .......
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.8
NLD_UD72337_2
Air conditionné automatique (X82 PH2 - Renault)
Air conditionné automatique
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (1/4)
Automatische werking
De automatische airconditioning garan-
deert (met uitzondering van extreme geval-
len) een temperatuurcomfort in het interieur
en het helder houden van de ruiten, bij een
zo optimaal mogelijk brandstofverbruik. Het
systeem regelt de ventilatiesnelheid, lucht-
verdeling en luchtkringloop, en het in- of uit-
schakelen van de airconditioning en verwar-
ming.
AUTO : optimaal bereiken van de gewenste
temperatuur afhankelijk van de omstandig-
heden buiten de auto. Druk op de knop 4.
Bedieningsknoppen
(afhankelijk van de auto)
1 Regeling van de ventilatiesnelheid.
2 Functie “Helder zicht”.
3 Regeling van de temperatuur van de
lucht.
4 Inschakelen van de automatische wer-
king.
5 Bediening van de airconditioning.
6 Verdeling van de lucht in het interieur.
7 Luchtkringloop.
8 Ontdooien/ontwasemen van de achterruit
en, afhankelijk van de auto, van de spie-
gels.
1345
26
7
8
Regeling van de
ventilateursnelheid
Normaal zorgt het systeem automatisch
voor de juiste ventilateursnelheid om de
ingestelde temperatuur te bereiken en te
handhaven.
U kunt altijd de ventilatiesnelheid verhogen
of verlagen door aan de knop 1 te draaien.
Regeling van de temperatuur
Draai knop 3 afhankelijk van de gewenste
temperatuur.
Hoe verder u de knop rechtsom draait, hoe
warmer het wordt.
Opmerking: met de hoogste en laagste
instellingen levert het systeem maximaal
koude of warme lucht (16,5 °C en 25,5 °C).
Drukken op een andere knop dan de
knop AUTO zorgt ervoor dat de automa-
tische modus wordt uitgeschakeld.
3.9
NLD_UD72337_2
Air conditionné automatique (X82 PH2 - Renault)
Functie “helder zicht”
Druk op de knop 2: het ingebouwde contro-
lelampje gaat branden.
Met deze functie worden de voorruit, de
zijruiten voor, de achterruit en de buiten-
spiegels snel ontdooid en ontwasemd (af-
hankelijk van de auto). Hierdoor worden
automatisch de airconditioning en de achter-
ruitverwarming ingeschakeld.
Druk op de toets 8 om de werking van de
achterruitverwarming te stoppen, het inge-
bouwde controlelampje dooft.
U schakelt deze functie uit met een druk
op de toets 2 of 4.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (2/4)
Sommige toetsen hebben een inge-
bouwd controlelampje dat de staat van
de functie aangeeft.
De luchtstroom wordt naar de ven-
tilatieroosters van het dashboard
gevoerd, naar de voeten van de inzittenden
voorin en afhankelijk van de auto, van de in-
zittenden op de stoelen van de tweede rij.
De lucht wordt hoofdzakelijk naar
de ontwasemingsroosters in het
dashboard geleid.
De lucht wordt voornamelijk naar
de voetenruimtes gevoerd.
Wijzigen van de verdeling van
de lucht in het interieur
Draai de knop 6. het controlelampje in de
toets waarop u hebt gedrukt, licht op.
WDe lucht wordt naar de uitstroom-
sleuven onder de voorruit en de
voorste zijruiten gevoerd.
De lucht wordt naar de roosters
van de zijruiten voorin, de ontwa-
semingssleuven onder de voorruit en naar
de voetenruimtes gevoerd.
246
8
mode ECO .................................................
(page courante)
3.10
NLD_UD72337_2
Air conditionné automatique (X82 PH2 - Renault)
Achterruitverwarming
Druk op de toets 8, het ingebouwde contro-
lelampje brandt. De achterruit wordt nu snel
ontwasemd en de buitenspiegels worden
verwarmd (afhankelijk van de uitvoering).
U schakelt deze functie uit door opnieuw
op de toets 8 te drukken. De verwarming
schakelt na enige tijd automatisch uit.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (3/4)
In- en uitschakelen van de
airconditioning
Normaal schakelt het systeem automatisch
de airconditioning in of uit, afhankelijk van
de weersomstandigheden.
Druk op knop 5 om de airconditioning te
stoppen. Het ingebouwde controlelampje
dooft.
Auto’s uitgerust met ECO modus
(schakelaar 9): na het inschakelen kan
de ECO modus de werking van de au-
tomatische airconditioning nadelig beïn-
vloeden 2.18.
Maak nooit de slangen van
de airconditioning los. Dit is
gevaarlijk voor de ogen en de
huid.
5
8
9
3.11
NLD_UD72337_2
Air conditionné automatique (X82 PH2 - Renault)
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (4/4)
7
1
Inschakelen van de
luchtkringloop (isolatie van het
interieur)
Deze functie wordt automatisch geregeld,
maar u kunt ze handmatig inschakelen. In
dat geval wordt de inschakeling bevestigd
door het controlelampje in de toets 7.
Handbediening
Druk op de knop 7: het ingebouwde contro-
lelampje gaat branden.
Bij langdurig gebruik van deze stand kunnen
de ruiten aan de binnenkant beslaan of weer
aanvriezen. Ook zal het in de auto, door
gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan stin-
ken.
Om dit te voorkomen, wordt de luchtkring-
loopstand na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Uitschakelen van het systeem
Draai de knop 1 naar “OFF” om het systeem
te stoppen. U schakelt het systeem weer in
door de knop 1 te draaien en de ventilatie-
snelheid in te stellen of door op de toets 4
te drukken.
Door het gebruik van de airconditioning
neemt het brandstofverbruik toe (gebruik
de airconditioning daarom niet als het
niet nodig is).
Als u de ontwasemings-/ontdooifunctie
gebruikt, wordt de luchtkringloopstand
uitgeschakeld.
4
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulation de la température......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
climatisation ...............................................
(page courante)
3.12
NLD_UD65785_1
Air conditionné : informations et conseils d’utilisation (X82 PH2 - Renault)
Air conditionné : informations et conseils d’utilisation
Storingen
Raadpleeg bij een storing altijd een merk-
dealer.
Minder goede werking van ontdooien,
ontwasemen of airconditioning.
Dit kan het gevolg zijn van een vervuild
patroon van het interieurfilter.
Geen gekoelde lucht.
Controleer of alle bedieningsorganen in
de juiste stand staan en de zekeringen
goed zijn. Als dit niet zo is moet u het sys-
teem stoppen.
Water onder de auto
Maak u zich niet ongerust als er condens-
water onder de auto druppelt, dit is normaal
na langdurig gebruik van de airconditioning.
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (1/2)
Stop niets in het ventilatiecir-
cuit van de auto (bijvoorbeeld
in geval van stank enz.).
Risico van explosie of brand.
Maak nooit de slangen van
de airconditioning los. Dit is
gevaarlijk voor de ogen en de
huid.
Verbruik
Het is normaal dat het brandstofverbruik
hoger is (vooral in stadsverkeer) als u de air-
conditioning gebruikt.
Voor auto’s met een airconditioning zonder
automatische werkstand, zet het systeem
uit, als u het niet meer nodig hebt.
Tips voor zuinig rijden en minder
luchtverontreiniging
Rijd met open ventilatierooster en gesloten
ruiten. Open bij zeer warm weer of als de
auto in de zon heeft gestaan enkele minuten
de portieren voordat u start, zodat de hete
lucht uit de auto kan ontsnappen.
Onderhoud
Raadpleeg voor de controle-intervallen het
onderhoudsdocument van uw auto.
Tips voor het gebruik
In sommige gevallen, (airconditioning uit,
luchtkringloop in werking, ventilatiesnelheid
nul of laag, enz.) kunnen de ruiten van de
auto beslaan.
Als de ruiten beslagen zijn, gebruikt u de
functie “helder zicht” om het doorzicht te
verbeteren; gebruik bij voorkeur de aircondi-
tioning in de automatische werkstand om het
beslaan te voorkomen.
Gebruik de airconditioning regelma-
tig, ook bij koud weer; laat de airco ten
minste eenmaal per maand gedurende
ongeveer 5 minuten draaien.
Auto’s uitgerust met de ECO-modus
Als de ECO-modus actief is, kan de wer-
king van de airconditioning verminderen
2.18.
3.13
NLD_UD65785_1
Air conditionné : informations et conseils d’utilisation (X82 PH2 - Renault)
Het koelvloeistofcircuit (waarvan sommige
componenten hermetisch zijn afgesloten)
kan fluorhoudende broeikasgassen bevat-
ten.
Afhankelijk van het voertuig, u kunt de vol-
gende informatie vinden op sticker A in de
motorruimte.
De aanwezigheid en de plaats van de in-
formatie op sticker A zijn afhankelijk van de
auto.
AAA
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten 2.3.
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (2/2)
ÑType airconditioningsvloeistof
Type olie in de slangen van de
airconditioning
Ontvlambaar product
Raadpleeg het instructieboekje
Onderhoud
Hoeveelheid airconditio-
ningsvloeistof aanwezig
in de auto.
x,xxx kg
Global Warming Potential
oftewel aardopwar-
mingsvermogen (CO2-
equivalent).
GWP xxxxx
Hoeveelheid in gewicht
en CO2-equivalent.
CO2-
equivalent
x,xx t
Maak nooit de slangen van
de airconditioning los. Dit is
gevaarlijk voor de ogen en de
huid.
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
climatisation ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.14
NLD_UD72338_2
Climatisation additionnelle (X82 PH2 - Renault)
Climatisation additionnelle
EXTRA AIRCONDITIONING (1/2)
Als de auto hiermee uitgerust is, beschikt hij
over vier draaibare ventilatieroosters en een
bedieningsconsole 1.
Deze bedieningsknoppen zijn uitsluitend be-
doeld voor de hoeveelheid lucht die in het
interieur wordt geblazen:
een knop voor warme lucht (de lucht
komt uit de ventilatieroosters onderaan);
een knop voor koude lucht (de lucht komt
uit de ventilatieroosters bovenaan).
N.B.: de vier ventilatieroosters mogen niet
alle tegelijk gesloten zijn (het systeem kan
hierdoor defect raken).
Auto met handbediende
airconditioning
Controleer of de airconditioning ingescha-
keld is (controlelampje van knop 2 is aan).
Opmerking: de knop 2 heeft een wer-
kingscontrolelampje:
Als het waarschuwingslampje brandt,
geeft dit aan dat de functie werkt;
als het lampje uit is, is de functie uitge-
schakeld.
2
1
3.15
NLD_UD72338_2
Climatisation additionnelle (X82 PH2 - Renault)
EXTRA AIRCONDITIONING (2/2)
Auto uitgerust met automatische
airconditioning
Controleer of de airconditioning ingescha-
keld is (controlelampje van knop A/C OFF 4
is aan).
Om de instellingen voor de bedieningscon-
sole 1 te activeren, drukt u op de schake-
laar 3. Controlelampje en 5 bediening 1 van
knop 3 zijn uit.
Let op: de schakelaar 3 en de bedie-
ningsconsole 1 zijn uitgerust met een waar-
schuwingslampje voor de werking:
als de schakelaar 3 en het waarschu-
wingslampje 5 oplichten, geeft dit aan dat
de bediening 1 niet is geactiveerd;
als de schakelaar 3 en het waarschu-
wingslampje 5 uit zijn, geeft dit aan dat
de bediening 1 werkt.
5
1
43
équipements multimédia............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
téléphone ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de navigation ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
radio...........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
commandes
au volant ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
commande intégrée de téléphone mains-li-
bres............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
commande sous volant..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prise USB ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.16
NLD_UD70808_2
Équipement multimédia (X82 PH2 - Renault)
Radio 3De aanwezigheid en de plaats van deze ap-
paratuur zijn afhankelijk van de multimedia-
apparatuur van de auto.
1 Multimedia-aanraakscherm.
2 Bediening bij het stuurwiel.
3 Radio.
Stuurkolomschakelaars 4
Bij auto’s die hiermee zijn uitgerust kunt u
de knoppen van de handsfree telefoon 5 en
spraakherkenning 6 gebruiken.
Équipement multimédia
MULTIMEDIA-UITRUSTING (1/2)
Voor de werking van deze apparatuur:
raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de
uitrusting.
1
2
4
6
5
3
3.17
NLD_UD70808_2
Équipement multimédia (X82 PH2 - Renault)
Microfoon 7
MULTIMEDIA-UITRUSTING (2/2)
Inductielader 8
(afhankelijk van de auto)
3.25
Gebruik van de telefoon
Houd u altijd aan de wettelijke
voorschriften met betrekking
tot het gebruik van dit appa-
raat.
8
7
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lève-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.18
NLD_UD65787_1
Vitres (X82 PH2 - Renault)
Vitres
RUITEN (1/3)
Leg nooit iets op de bovenkant van een
halfgeopende ruit: risico van beschadi-
ging van de ruitbediening.
1
2
3
Elektrische ruitbediening
Contact aan:
druk op de schakelaar van de betreffende
ruit om de ruit tot de gewenste hoogte te
laten zakken;
trek de schakelaar van de betreffende
ruit omhoog om de ruit tot de gewenste
hoogte te brengen.
Vanaf de bestuurdersplaats
Gebruik schakelaar:
1 voor de bestuurderskant;
2 voor de passagierskant voor.
Vanaf de passagiersplaats voor
Gebruik de schakelaar 3.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Laat uw sleutel of kaart nooit
in de auto liggen als u de auto,
ook slechts korte tijd, verlaat en er een
kind (of dier) in de auto zit. Zij kunnen
zichzelf of anderen in gevaar brengen
door de motor te starten of apparatuur te
bedienen zoals de versnellingshendel of
de ruitbediening. In geval van beknelling
van een lichaamsdeel draait u direct de
bewegingsrichting van de ruit om door te
drukken op de betreffende schakelaar.
Gevaar van ernstige verwondingen.
3.19
NLD_UD65787_1
Vitres (X82 PH2 - Renault)
Werking van de sneltoets
Afhankelijk van de auto is deze modus een
aanvulling op de hiervoor beschreven wer-
king van de elektrische ruitbediening. Deze
is alleen aanwezig bij de bestuurdersruit.
Druk of trek kort en krachtig aan de scha-
kelaar 1: de ruit gaat geheel omlaag of
omhoog. Een actie op de schakelaar stopt
de werking van de ruit.
RUITEN (2/3)
Wanneer u de ruiten sluit, moet
u erop letten dat er geen enkel
lichaamsdeel (arm, hand, enz.)
uit het voertuig steekt.
Gevaar van ernstige verwondingen.
Storingen
Als het sluiten van de ruit niet goed werkt,
schakelt het systeem over op werking
zonder sneltoets: u kunt in dit geval de wer-
king herstellen door de schakelaar van de
betreffende ruit zo vaak te bedienen tot de
ruit geheel is gesloten (de ruit gaat stap voor
stap omhoog) en de schakelaar dan langer
dan een seconde ingedrukt te houden (kant
sluiten) en daarna de ruit compleet te sluiten
om het systeem te resetten.
Indien nodig, raadpleeg uw merkdealer.
1
De elektrische ruitbediening
werkt niet.
De sneltoets van de elektrische ruitbedie-
ning is voorzien van hittebescherming: als
u de ruitschakelaar meer dan zestien keer
na elkaar indrukt, gaat deze in de beveiligde
modus (de ruit wordt vergrendeld).
Wat kunt u doen:
Gebruik de elektrische ruitschakelaar
kort en met tussenpozen van ongeveer
30 seconden.
Bij draaiende motor wordt de ruit ontgren-
deld nadat de schakelaar van de elektri-
sche ruitbediening circa 20 minuten niet
is gebruikt.
Opmerking: Als de ruit tijdens het sluiten op
weerstand stuit (bijvoorbeeld een tak), stopt
de ruit en schuift deze daarna enkele centi-
meters terug.
3.20
NLD_UD65787_1
Vitres (X82 PH2 - Renault)
Schuifruiten achter
Beweeg de handgreep 4 en schuif de ruit tot
de gewenste stopstand.
4
Schuifruiten en -deuren
Voordat u ze beweegt, let u
goed op of geen lichaamsdelen
van passagiers door de open
ruit of het portier naar buiten steken.
RUITEN (3/3)
pare-soleil ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
rétroviseur grand angle..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.21
NLD_UD70608_2
Pare-soleil (X82 PH2 - Renault)
Pare-soleil
ZONNEKLEP
Zonwering
Laat de zonneklep 1 zakken.
De zonneklep kan tegen de ruit worden ge-
kanteld.
1
1
Make-upspiegel 3
(afhankelijk van de auto)
Zet de zonneklep omlaag om bij de ma-
ke-upspiegel te kunnen komen.
3
Groothoek spiegel 2
(afhankelijk van de auto)
Zet de zonneklep omlaag om bij de groot-
hoekspiegel te kunnen komen.
Bijzonderheid van de groothoekspiegel
1.100.
2
éclairage :
intérieur ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plafonnier ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
spots d’éclairage........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.22
NLD_UD65789_1
Eclairage intérieur (X82 PH2 - Renault)
Binnenlichten
Gebruik van de schakelaars 1, 2 of 3 acti-
veert het volgende:
een constant brandende verlichting;
een verlichting die gaat branden als één
van de portieren wordt geopend, De bin-
nenverlichting gaat alleen uit als de por-
tieren, waarop de verlichting reageert,
goed gesloten zijn;
het onmiddellijk uitgaan.
Éclairage intérieur
Het ontgrendelen en het openen van de
portieren zorgen voor het tijdelijk bran-
den van de binnenlichten en de lichten.
BINNENVERLICHTING (1/3)
1
2
3
Leesspot
(afhankelijk van de auto)
Kantel de schakelaar 4.
14
3.23
NLD_UD65789_1
Eclairage intérieur (X82 PH2 - Renault)
6
Verlichting bagageruimte 6
Deze gaat branden bij het openen van de
bagageruimte.
Wanneer de portieren correct gesloten
zijn, doven het binnenlicht en de andere
lichten bij het vergrendelen of starten
van de motor.
BINNENVERLICHTING (2/3)
Verlichting dashboardkastje 5
Deze gaat branden bij het openen van het
dashboardkastje.
5
3.24
NLD_UD65789_1
Eclairage intérieur (X82 PH2 - Renault)
Binnenlicht achter 8
Draai de knop 9 om het volgende te active-
ren:
een constant brandende verlichting;
een verlichting die gaat branden als een
van de achterportieren wordt geopend.
De binnenverlichting gaat alleen uit als
de portieren, waarop de verlichting rea-
geert, goed gesloten zijn;
onmiddellijk uitgaan van de verlichting.
9
8
BINNENVERLICHTING (3/3)
Verlichting voor de zitplaatsen
achterin 7
Druk op de knop 7 om het volgende te ac-
tiveren:
een constant brandende verlichting;
een verlichting die gaat branden als één
van de portieren wordt geopend.
7
rangements................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
vide-poches ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aménagements ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poignée de maintien ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.25
NLD_UD75649_4
Rangements, aménagements habitacle (X82 PH2 - Renault)
Positie opbergvakken bij stuur
rechts
Rangements, aménagements habitacle
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (1/10)
Blikjeshouder 1
Deze plaats kan gebruikt worden als blik-
houder of de asbak kan erin worden opge-
borgen.
Open de opbergruimte 2
Laat geen spullen op de vloer
(bij de bestuurder) liggen. In
geval van plotseling remmen
zouden deze onder de peda-
len terecht kunnen komen, waardoor de
bestuurder deze niet meer goed kan be-
dienen.
1
2
11
2
Bekerhouder passagier 1
Plaats uw kaart niet in het opbergvak 2,
omdat ze dan wellicht niet wordt gede-
tecteerd.
3.26
NLD_UD75649_4
Rangements, aménagements habitacle (X82 PH2 - Renault)
Opbergruimte middenconsole/
inductielaadzone 4
Raadpleeg voor meer informatie over de in-
ductielaadzone de gebruiksaanwijzing van
het multimediasysteem.
Opbergruimte zonneklep 3
Hierin kunt u kaartjes (bijvoorbeeld van een
tolweg) bevestigen.
Gebruik van de telefoon en/
of de multimediatablet
Houd u altijd aan de wettelijke
voorschriften met betrekking
tot het gebruik van dit apparaat.
3
4
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (2/10)
Voorwerpen die achterblijven in de in-
ductieoplaadzone 4 kunnen oververhit
raken. U wordt geadviseerd om deze in
de daarvoor bestemde zones te plaat-
sen (opbergruimte, opbergruimte achter
zonneklep enz.).
Zorg vooral dat er niets (startkaart, USB-
stick, SD-kaart, creditcard, juwelen,
sleutels, munten, enz.) in de inductieo-
plaadzone 4 ligt terwijl de telefoon wordt
opgeladen. Verwijder alle magnetische
kaarten of creditcards uit het hoesje
voordat u de telefoon in de inductielaad-
zone plaatst 4.
Let op dat er geen harde,
zware of scherpe voorwerpen
in de “open” bergruimtes ge-
plaatst zijn, zodat zij tegen de
inzittenden geslingerd kunnen worden
bij het rijden door een bocht of bij plotse-
ling remmen.
3.27
NLD_UD75649_4
Rangements, aménagements habitacle (X82 PH2 - Renault)
Let op dat er geen harde,
zware of scherpe voorwerpen
in de “open” bergruimtes ge-
plaatst zijn, zodat zij tegen de
inzittenden geslingerd kunnen worden
bij het rijden door een bocht, bij plotse-
ling remmen of bij een botsing.
Opbergruimte 5
Hierin passen betaalkaarten, geld, docu-
menten van A4-formaat enz...
5
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (3/10)
Inbouwplaats voor de radio 6Opbergvakken in het
dashboard 7 en 8
Laat geen spullen op de vloer
(bij de bestuurder) liggen. In
geval van plotseling remmen
zouden deze onder de peda-
len terecht kunnen komen, waardoor de
bestuurder deze niet meer goed kan be-
dienen.
7
8
6
3.28
NLD_UD75649_4
Rangements, aménagements habitacle (X82 PH2 - Renault)
Opbergruimte in het dashboard
aan de passagierszijde 10 en 11
Let op dat er geen harde,
zware of scherpe voorwerpen
in de “open” bergruimtes ge-
plaatst zijn, zodat zij tegen de
inzittenden geslingerd kunnen worden
bij het rijden door een bocht of bij plotse-
ling remmen.
10
11
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (4/10)
6
9
Dashboardkastje 9
3.29
NLD_UD75649_4
Rangements, aménagements habitacle (X82 PH2 - Renault)
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (5/10)
Dashboardkastje 12
Druk om te openen op de hendel 13.
Afhankelijk van de auto beschikt het dash-
boardkastje over ventilatie en airconditio-
ning (er past een fles in van 1,5 liter).
13
12
Positie dashboardkastje bij
stuur rechts
13
12
Opberglade aan
passagiersstoel 14
Druk op de knop 15 om het te openen.
Afhankelijk van de auto beschikt het dash-
boardkastje over ventilatie en airconditio-
ning (er past een fles in van 1,5 liter).
14
15
Maximaal toegestane lading in de opber-
glade 14: 4 kg, gelijkmatig verdeeld.
Maximaal toegestaan gewicht in het
handschoenenkastje 12: 4 kg, gelijkma-
tig verdeeld.
3.30
NLD_UD75649_4
Rangements, aménagements habitacle (X82 PH2 - Renault)
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (6/10)
Opbergruimte in
voorportieren 16
Opbergbak 18 onder de zitting
voorin
Trek, om erbij te kunnen komen, aan de
lipjes 17 en kantel de zittingA naar voren.
Laat de zitting altijd gesloten tij-
dens het rijden:
er is risico op verwondin-
gen bij plotseling remmen of
bij een ongeluk;
er is risico op rondslingerende
voorwerpen in het interieur.
18
16
A
17
accoudoir
avant ....................................................
(page courante)
3.31
NLD_UD75649_4
Rangements, aménagements habitacle (X82 PH2 - Renault)
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (7/10)
Rugleuning in tafelstand
Als de auto hiermee uitgerust is, klapt u
de rugleuning van de middelste stoel naar
beneden en door de hendel 23 omhoog te
trekken. Op de achterkant van de middelste
stoel vindt u:
een blikjeshouder 19;
een opbergruimte 21;
een tafeltje 22.
Het is verboden op de middel-
ste stoel te gaan zitten als de
rugleuning neergeklapt is.
23
22
21 24
19
20
24
Opbergruimte 21
Druk op de knop 20 om het te openen.
Binnenin kan met de riem 24 een voorwerp
op zijn plaats gehouden worden.
Als de opbergruimte 21 gesloten is, kunt u
via de opening 24 een laadkabel van een
apparaat aansluiten op de accessoireaan-
sluiting.
21
3.32
NLD_UD75649_4
Rangements, aménagements habitacle (X82 PH2 - Renault)
Tafeltje 22
Trek aan de hendel 20 om het tafeltje te ont-
grendelen.
Plaats voor het installeren van het tafeltje de
uiteinden 25 van het tafeltje in de uitsparin-
gen 26 of 27.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (8/10)
U kunt met behulp van de klem 28 docu-
menten vastmaken.
Druk op de knop 29 om het tafeltje te ver-
wijderen.
Opmerking: zorg dat het tafeltje goed op
zijn plaats zit en alles uit de bekerhouder is
gehaald voordat u de rugleuning van de mid-
delste stoel weer omhoog zet. Let er op dat
de rugleuning van de middelste stoel goed
vergrendeld is
28
22
Let op bij het accelereren of
het rijden in een bocht, dat de
inhoud van de beker of het
blikje niet over de rand stroomt.
Risico van brandwonden als de vloei-
stof warm is en/of vlekken.
Let op dat er geen harde,
zware of scherpe voorwerpen
uitsteken of zo in open opberg-
ruimtes zijn geplaatst, dat zij
tegen de inzittenden geslingerd kunnen
worden bij het rijden door een bocht, bij
plotseling remmen of bij een botsing.
26
27
20 22 25
29
Opbergzakken 30 in de
achterstoelen
30
3.33
NLD_UD75649_4
Rangements, aménagements habitacle (X82 PH2 - Renault)
Handgreep 31
Hieraan kan men zich vasthouden tijdens
het rijden.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (9/10)
31
Kledinghaken 32
Afhankelijk van de auto kan de wand in de
laadruimte voorzien zijn van haken.
Om veiligheidsredenen is het gebruik van de
haak uitsluitend bestemd voor het ophangen
van kleding.
32 33
Opbergruimte boven de
laadruimte achter 33
Uitsluitend bestemd voor het vervoer van
voorwerpen.
De opbergruimte boven de laadruimte
achter is geschikt voor maximaal 35 kg aan
gelijkmatig verdeelde spullen.
Zorg er voor dat er geen zwaar
en/of scherp voorwerp ge-
plaatst wordt dat zou kunnen
vallen.
Verwondingsgevaar
Gebruik deze hendel 31 niet bij het in- of
uitstappen.
3.34
NLD_UD75649_4
Rangements, aménagements habitacle (X82 PH2 - Renault)
Gebruik de klep 36 om de lengte van de
lading te verlengen:
trek aan het lipje 35 om de zitting omhoog
te halen B;
kantel de klep 36 naar de binnenkant
van de stoel en trek tegelijkertijd aan het
lipje 37.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (10/10)
36
Nis 34 en klep 36
Afhankelijk van de lengte van de vervoerde
voorwerpen in de laadruimte, gebruikt u de
nis 34.
Open de klep 36 die door magneten op zijn
plaats wordt gehouden.
36
B37
Laat geen voorwerpen op de
vloer (vóór de bestuurder)
liggen. In geval van plotseling
remmen kunnen deze onder
de pedalen terecht komen, waardoor de
bestuurder deze niet meer goed kan be-
dienen.
Let op dat er geen harde,
zware of scherpe voorwerpen
in de “open” bergruimtes ge-
plaatst zijn, zodat zij tegen de
inzittenden geslingerd kunnen worden
bij het rijden door een bocht, bij plotse-
ling remmen of bij een botsing.
34
35
Als de klep 36 geopend is, mag
de voorste passagiersstoel aan
de zijkant niet worden gebruikt.
Risico op ernstig letsel bij
plotseling remmen of een botsing.
allume-cigares ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
cendrier......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prise accessoires .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prise USB ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.35
NLD_UD70809_2
Prises accessoires (X82 PH2 - Renault)
Prise accessoires
ACCESSOIREAANSLUITINGEN (1/2)
3
Accessoireaansluiting
De aansluiting 1 en afhankelijk van de auto,
de aansluitingen 2, 3 en 4 zijn bestemd
voor het aansluiten van accessoires die zijn
goedgekeurd door onze technische dienst.
Hun vermogen mag niet meer dan 120 W
(12 V) zijn.
1
Sluit alleen accessoires aan
met een vermogen van maxi-
maal 120 watt (12 V).
Als verschillende accessoire-
aansluitingen tegelijk worden gebruikt,
mag het totale vermogen van de aan-
gesloten accessoires niet meer zijn dan
180 watt.
Risico van brand.
Controleer, voordat u de auto verlaat,
altijd of alle apparaten zijn losgekop-
peld van de accessoireaansluiting om
eventuele storingen te voorkomen (ont-
laden van accu, vergrendelen van por-
tieren en kleppen niet mogelijk, enz).
3
2
3.36
NLD_UD70809_2
Prises accessoires (X82 PH2 - Renault)
Bekerhouder 5 en 6
Hierin kunnen een losse asbak, blikjes enz.
worden geplaatst...
Als uw auto geen aansteker en asbak
heeft, kan uw merkdealer u deze leve-
ren.
5
5
ACCESSOIREAANSLUITINGEN (2/2)
4
6
appuis-tête .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage de la position de conduite .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.37
NLD_UD65792_1
Appuis-tête arrière (X82 PH2 - Renault)
Hoofdsteun terugplaatsen
Steek de poten van de hoofdsteun in de hou-
ders (zet de rugleuning indien nodig schuin).
Druk de hoofdsteun zo ver mogelijk omlaag,
trek de steun dan omhoog tot hij blokkeert.
Controleer de vergrendeling van elke poot 2
in de rugleuning.
De hoofdsteun is een veilig-
heidsorgaan dat altijd op zijn
plaats moet zitten en goed
moet zijn afgesteld.
Verwijderen van de hoofdsteun
Druk op de knop 1 en trek de hoofdsteun
omhoog tot die vrijkomt (zet de rugleuning
indien nodig schuin).
HOOFDSTEUN ACHTER
1
2
banquette arrière .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges arrière
Fonctionnalités .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dossiers arrière ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.38
NLD_UD65793_1
Banquette arrière : fonctionnalités (X82 PH2 - Renault)
Banquette arrière : fonctionnalités
ACHTERBANKEN: werking (1/4)
Afhankelijk van de uitvoering kan de auto
twee achterbanken hebben: de bank 2 (2e rij
zitplaatsen) en de bank 1 (3e rij zitplaatsen).
Bank 2
Steek de gespen 3 in de houders 4 voordat
u de rugleuning(en) verplaatst.
Druk, om de toegang tot de achterste rij
(bank 1) te vergemakkelijken, de hendel 5
omlaag (beweging A) om de rugleuning van
de bank te kantelen 2.
Vergeet niet de gordel opnieuw te vergren-
delen als een passagier op deze plaats gaat
zitten.
Bij het terugplaatsen van de
banken, moet u opletten dat
deze goed vergrendeld zijn.
Zorg ervoor dat de zijgordels
goed in hun grendel vergrendeld zijn.
2
1
4
5
A
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
3
3.39
NLD_UD65793_1
Banquette arrière : fonctionnalités (X82 PH2 - Renault)
Bank 1
Deze bank is opvouwbaar en neerklapbaar.
Om hem op te vouwen
Trek aan de riem voor de ontgrendeling
van de rugleuning 6;
klap de rugleuning op het zitkussen.
1
7
B
Neerklappen
(afhankelijk van de auto)
Neem de buizen 7 vast en breng ze tege-
lijk naar elkaar toe (beweging B);
kantel de stoel in zijn geheel naar voren
tot hij vergrendeld is;
druk op de bovenkant van het zitkus-
sen (in C) en vergrendel de stoel in deze
stand door op de hendels voor de blokke-
ring 8 te duwen;
– controleer of de stoel goed vergrendeld
is.
Controleer bij het bewegen van
de achterbank of de veranke-
ringspunten schoon zijn (zij
moeten vrij zijn van steentjes,
doeken of enig ander onderdeel dat het
vergrendelen van de bank zou kunnen
hinderen).
ACHTERBANKEN: werking (2/4)
6
8
C
C
3.40
NLD_UD65793_1
Banquette arrière : fonctionnalités (X82 PH2 - Renault)
verplaats de bank naar achteren om de
verankeringspunten vrij te maken (bewe-
ging F);
til de bank op (beweging G);
verplaats de bank weer naar achteren
(beweging H) om de voorste veranke-
ringspunten vrij te maken;
verwijder de bank via de voorkant van de
auto.
ACHTERBANKEN: werking (3/4)
Verwijderen/terugplaatsen van
de banken 1 en 2
(afhankelijk van de auto)
Zij worden op dezelfde manier uitgebouwd
en ingebouwd.
Verwijderen
Maak eerst de zijgordels los door ze uit hun
grendel te halen.
Druk onder de bank op de grendel 9 en
trek deze naar voren (bewegingen C
en D);
til hem op (beweging E);
Het is verboden de banken 1
en 2 te verwisselen.
1
2
C
D
E
F
G
H
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat. Verwijderen van de bank 2 voor het ver-
wijderen van de bank 1.
9
9
3.41
NLD_UD65793_1
Banquette arrière : fonctionnalités (X82 PH2 - Renault)
ACHTERBANKEN: werking (4/4)
Terugplaatsen
Richt de bank ten opzichte van de voor-
ste verankeringspunten;
druk tegen de bank tot deze op de achter-
ste verankeringspunten valt;
– zet de grendels 9 omlaag en druk ze in
hun vergrendeling;
zorg voor de juiste uitlijning van de vi-
suele markeringen op de vergrendelin-
gen 9.
Bij het terugplaatsen van de
banken, moet u opletten dat
deze goed vergrendeld zijn.
Zorg ervoor dat de zijgordels
goed in hun grendel vergrendeld zijn.
Plaats de achterbanken altijd
op de oorspronkelijke veranke-
ringspunten.
Het is verboden om tijdens het
rijden de bank “achterstevoren” te ge-
bruiken.
9
cache-bagages ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.42
NLD_UD65794_1
Cache-bagages (X82 PH2 - Renault)
Cache-bagages
BAGAGE-AFDEKPLAAT
Plaats geen voorwerpen en
vooral geen zware of harde
voorwerpen op de bagage-af-
dekplaat. Bij plotseling remmen
of in geval van een ongeluk kunnen
rondslingerende spullen de inzittenden
in gevaar brengen.
AA
B
De bagageafdekplaat bestaat uit een of
twee delen.
Er zijn twee standen mogelijk:
de hoge stand A;
de lage stand B.
Afhankelijk van de auto kunt u het deel 1
omhoog zetten tot het verticaal staat om het
laden van de bagageruimte te vergemakke-
lijken.
1
coffre à bagages ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’objets
dans le coffre .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anneaux d’arrimage ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
filet de séparation ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.43
NLD_UD65795_1
Filet de séparation (X82 PH2 - Renault)
Filet de séparation
SCHEIDINGSNET (1/2)
Voor de auto’s die ermee zijn uitgerust, is
het scheidingsnet A nuttig voor het vervoer
van dieren of bagage, om deze af te schei-
den van het passagiersgedeelte.
Het net kan op twee manieren geplaatst
worden:
achter de voorstoelen;
achter een achterbank.
Aanbrengen van het
scheidingsnet achter de
voorstoelen
Aan beide kanten in de auto:
Bevestiging aan de bovenkant:
houd het klepje 2 omhoog met behulp
van een platte schroevendraaier of gelijk-
aardig om bij de bevestigingsopening te
komen,
schuif de bovenste stang 1 van het net zo
ver mogelijk in het breedste deel 3 van de
opening,
– schuif de stang in het onderste gedeel-
te 4 van de opening.
Bevestiging aan de onderkant:
zet de haak van de band van het net
vast 5 aan de ring 7 op de poot van de
bank;
– stel de band van het net zo af, dat het
goed strak staat.
Verwijderen
Ontspan de band door het afstelmecha-
nisme 6 omhoog te bewegen. Maak de gor-
dels los.
Zorg ervoor dat het uiteinde
van de stang 1 tegen het plaa-
twerk steunt en niet tegen het
plastic van het klepje.
A
1
2
3
4
7
5
6
3.44
NLD_UD65795_1
Filet de séparation (X82 PH2 - Renault)
SCHEIDINGSNET (2/2)
Aanbrengen van het
scheidingsnet A achter de
achterstoelen
Aan beide kanten in de auto:
Bevestiging aan de bovenkant:
houd het klepje 2 omhoog met behulp
van een platte schroevendraaier of gelij-
kaardig om bij de bevestigingsopening te
komen,
schuif de bovenste stang 1 van het net zo
ver mogelijk in het breedste deel 3 van de
opening,
– schuif de stang in het onderste gedeel-
te 4 van de opening.
Bevestiging aan de onderkant:
bevestig de haak 5 van de band van het
net aan de ring 8;
– stel de band van het net zo af, dat het
goed strak staat.
Verwijderen
Maak de band los. Maak de gordels los.
Zorg ervoor dat het uiteinde
van de stang 1 tegen het plaa-
twerk steunt en niet tegen het
plastic van het klepje.
1
2
3
4
5
8
A
coffre à bagages ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’objets
dans le coffre .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anneaux d’arrimage ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.45
NLD_UD78702_3
Transport d’objets (X82 PH2 - Renault)
Transport d’objets
VERVOER VAN VOORWERPEN (1/2)
De zwaarste voorwerpen
plaatst u zo laag mogelijk op de
laadvloer.
Zet de lading indien mogelijk
vast aan de bevestigingspunten (indien
aanwezig) op de vloer van de laadruimte.
De lading moet zo geplaatst zijn dat niets
naar voren op de passagiers geslingerd
kan worden als de bestuurder plotseling
moet remmen, of naar achteren bij snel
optrekken of in geval van rijden op een
steile helling.
Maak de autogordels van de zitplaatsen
achter vast, ook als deze niet bezet zijn.
Transport van goederen in de
laadruimte
Afhankelijk van de auto, kunnen de goede-
ren worden vastgemaakt aan de ringen 1
en 2, zodat zij niet kunnen kantelen. Het
aantal ringen en hun plaats kan verschillen
afhankelijk van de auto.
De ringen 1 dienen uitsluitend als on-
dersteuning tegen het kantelen van de
lading. De lading moet eerst aan de be-
vestigingsringen 2 op de vloer van de
auto vastgemaakt worden.
1
1
2
Zorg ervoor dat de vervoerde voorwerpen
gelijkmatig over de laadruimte worden ver-
deeld.
3.46
NLD_UD78702_3
Transport d’objets (X82 PH2 - Renault)
Wanneer u met de klapdeur
rechtsachter open rijdt, zet dan
altijd de vervoerde lading goed
vast.
De linkerdeur die gesloten blijft, mag
niet gebruikt worden als manier om de
vervoerde lading vast te zetten. Er mag
alleen bij wijze van uitzondering worden
gereden met de klapdeur rechts achter
geopend.
Houdt u zich in alle gevallen aan de ter
plaatse geldende wetgeving.
Risico van vallende lading op het
wegdek.
Bijzonderheid gesloten
bestelwagen
F max: 400 daN
VERVOER VAN VOORWERPEN (2/2)
Zorg voor uw eigen veiligheid
ervoor, dat alle portieren van
uw auto goed gesloten zijn
voordat u wegrijdt.
remorquage
attelage ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
attelage
montage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
caravanage ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.47
NLD_UD78592_3
Transport d’objets : attelage (X82 PH2 - Renault)
Transport d’objets : attelage
VERVOER VAN VOORWERPEN: slepen (1/2)
Plaatsen van de trekkogel
Plaats de kogel ten opzichte van de bouten 1
of 2 en houd daarbij de hoogte B aan, die
tussen 350 en 420 mm moet liggen wanneer
de auto beladen is (naar het voorbeeld van
de tekening hierboven).
Raadpleeg voor de montage van de trek-
haakkogel de montagevoorschriften van de
uitrusting.
A
2
B11
Plaatsen van een trekhaak
A: 1093 mm
3.48
NLD_UD78592_3
Transport d’objets : attelage (X82 PH2 - Renault)
Toegestane kogeldruk, maximaal toe-
gelaten massa’s met geremde en on-
geremde aanhangwagens 6.10.
Keuze en monteren van een trekhaak
Maximale massa van de trekhaak:
9.5 kg bij een auto met een trekhaak-
voorbereiding;
31.5 kg bij een auto zonder een trek-
haakvoorbereiding.
Het is niet toegestaan een mechani-
sche sleepuitrusting (kogel, haak, etc.)
te monteren die zonder gereedschap
kan worden verwijderd of intrekbaar is
als deze niet eenvoudig kan worden ver-
wijderd of verplaatst wanneer ze niet in
gebruik is.
Raadpleeg voor de montage van de
trekhaakkogel de montagevoorschriften
van de uitrusting.
Het is raadzaam deze voorschriften bij
uw instructieboekje te bewaren.
De verlichting of de kentekenplaat
mogen niet worden geblokkeerd door de
sleepuitrusting als deze niet in gebruik
is. Verwijder of verplaats de sleepuitrus-
ting (kogel, trekhaak, enz.) die zonder
gereedschap kan worden verwijderd,
evenals intrekbare voorwerpen, wan-
neer deze niet in gebruik zijn.
In alle gevallen moet u zich houden aan
de voorschriften van het land waarin u
zich bevindt.
VERVOER VAN VOORWERPEN: slepen (2/2)
Speciaal geval: een aanhanger
aansluiten op of loskoppelen van het
sleepsysteem
Elke keer als u een aanhanger (caravan,
aanhangwagen, etc.) aansluit of loskoppelt
van het sleepsysteem of als u een defect
lampje vervangt, 5.21 moeten de verlich-
tingssystemen van het voertuig en de aan-
hanger worden gesynchroniseerd.
Dat doet u zo:
– schakel alle lichten van het voertuig uit
(binnen en buiten);
zet het contact uit;
– stap uit het voertuig en sluit alle portie-
ren met de sleutel of de handsfree kaart.
1.5, 1.12;
wacht ongeveer 5 minuten voordat u
weer in de auto stapt.
Controleer de verlichting voordat u gaat
rijden.
Opmerking: bij het aan-/afkoppelen van de
aanhanger met ingeschakelde verlichting,
kunnen de aanhangerlichten knipperen.
barres de toit..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
galerie
barres de toit ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
becquet ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
installation accessoires..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.49
NLD_UD67904_1
Barres de toit (X82 PH2 - Renault)
Raadpleeg een merkdealer voor het
kiezen van de uitrusting die aangepast
is aan uw auto.
Montage moet gebeuren volgens de
montagevoorschriften van de fabrikant.
Het is raadzaam deze voorschriften bij
uw instructieboekje te bewaren.
Max. dakbelasting 6.10.
Voorzorgsmaatregelen voor het
gebruik
Gebruik van de achterklep
Controleer voor het gebruik van de achter-
klep, de voorwerpen en/of accessoires (fiet-
sendrager, dakkoffer, enz.) op de dakdra-
gers: deze moeten op de juiste wijze zijn be-
vestigd en goed vastzitten en mogen de be-
weging van de achterklep niet hinderen.
Barres de toit
DAKDRAGERS
Toegang tot
bevestigingspunten 1
Als de originele dakdragers,
die goedgekeurd zijn door onze
technische dienst, geleverd
worden met bouten, gebruik
dan uitsluitend deze bouten voor het be-
vestigen van de dakdragers op de auto.
1
1
3.50
NLD_UD68886_1
Filler NU (X82 PH2 - Renault)
4.1
NLD_UD80683_7
Sommaire 4 (X82 PH2 - Renault)
Hoofdstuk 4: Onderhoud
Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2
Oliepeil van de motor: algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.4
Motoroliepeil: bijvullen, vullen, olie verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.5
Motorolie verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.6
Peilen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.7
koelvloeistof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.7
remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.8
ruitensproeierreservoir . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.9
Filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.9
Uw bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.10
Accu. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.12
Onderhoud van de carrosserie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.14
Onderhoud van de bekleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.17
capot moteur..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.2
NLD_UD65800_1
Capot moteur (X82 PH2 - Renault)
Capot moteur
Trek aan de handgreep 1 om hem te openen.
MOTORKAP (1/2)
1
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Druk niet op de motorkap:
risico van ongewenst sluiten
van de motorkap.
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Verwondingsgevaar
Bij een botsing, zelfs een lichte,
tegen de grille of de motorkap
moet u zo snel mogelijk het
vergrendelingssysteem van
de motorkap laten controleren door een
merkdealer.
Zorg er na alle werkzaamhe-
den in de motorruimte voor dat
u niets vergeet (doeken, ge-
reedschap enz.).
Deze kunnen de motor beschadigen of
brand veroorzaken.
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten 2.3.
4.3
NLD_UD65800_1
Capot moteur (X82 PH2 - Renault)
Sluiten van de motorkap
Controleer of er geen gereedschap of
andere voorwerpen in de motorruimte zijn
achtergebleven.
Om de motorkap te sluiten, pakt u het
midden van de motorkap en laat u deze van
30 cm hoogte dichtvallen. Hij vergrendelt
door zijn gewicht.
MOTORKAP (2/2)
2
Veiligheidshaak van de
motorkap
Om deze te ontgrendelen drukt u het lipje 2
naar links terwijl u de motorkap opent.
Motorkap openen
Zet de motorkap met de hand omhoog, deze
wordt ondersteund met behulp van gasve-
ren.
Controleer de vergrendeling
van de kap.
Controleer of niets de vergren-
deling belemmert (steentje,
doek, enz.).
entretien :
mécanique ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveau d’huile moteur ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
huile moteur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
jauge d’huile moteur ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.4
NLD_UD78593_2
Niveau huile moteur : généralités (X82 PH2 - Renault)
Niveau huile moteur : généralités
Iedere motor verbruikt wat olie voor het
smeren en koelen van de bewegende delen
in de motor. Het is daarom normaal dat u
tussen twee onderhoudsbeurten olie moet
bijvullen.
Indien u na de inrijperiode echter meer dan
0,5 liter olie per 1000 km moet bijvullen,
dient u dit aan een merkdealer te melden.
Controleer het oliepeil regelmatig en
in ieder geval voor elke grote reis: vul
indien nodig tijdig olie bij om ernstige
schade aan de motor te voorkomen.
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: algemeen
Overschrijding van het
maximumpeil van de
motorolie
Het maximumpeil B mag nooit
worden overschreden: dit kan leiden tot
schade aan de motor en het antiveront-
reinigingssysteem.
Als het peil boven “MAXI” is, start de
motor dan niet en roep de hulp in van
een merkdealer.
Aflezen van het oliepeil
De auto moet horizontaal staan en de motor
mag geruime tijd niet hebben gedraaid.
Voor het exacte oliepeil en het controle-
ren of het maximumpeil niet overschre-
den is (risico op schade aan motor), moet
u de peilstaaf gebruiken.
Afhankelijk van de auto waarschuwt het dis-
play van het instrumentenpaneel uitsluitend
als het oliepeil minimaal is.
haal de peilstaaf eruit en veeg hem af
met een droge en niet pluizende doek;
duw de peilstaaf zo diep mogelijk terug in
de motor;
haal de peilstaaf weer uit de motor;
– lees het peil af; dit mag nooit lager zijn
dan de markering “MINIA en nooit
hoger dan de markering “MAXIB.
Duw de peilstaaf na het aflezen van het peil
zo diep mogelijk terug in de motor.
A
B
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten 2.3.
Motorolie bijvullen
Gebruik een trechter of be-
scherm het gedeelte rond te
vulopening om te voorkomen
dat er motorolie op een warm gedeelte
van de motorruimte of een gevoelig on-
derdeel (d.z.w. elektrische onderdelen)
terechtkomt.
Risico van brand.
huile moteur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
vidange moteur ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveau d’huile moteur ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
capacités huile moteur...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
filtre :
à huile ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.5
NLD_UD70672_2
Niveau huile moteur : appoint, remplissage, vidange (X82 PH2 - Renault)
Niveau huile moteur : appoint, remplissage, vidange
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: olie (bij)vullen, verversen (1/2)
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten 2.3.
Laat de motor nooit in een af-
gesloten ruimte draaien: uit-
laatgassen zijn giftig.
Olie aftappen: let op bij het af-
tappen van hete olie dat u zich
er niet aan brandt.
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap, of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Verwondingsgevaar.
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Overschrijding van het
maximumpeil van de
motorolie
Het maximumpeil mag nooit
worden overschreden: dit kan leiden tot
schade aan de motor en het antilucht-
verontreinigingssysteem.
Als het peil boven het maximum is, start
de motor dan niet en roep de hulp in
van een merkdealer.
Motorolie bijvullen
Gebruik een trechter of be-
scherm het gedeelte rond te
vulopening om te voorkomen
dat er motorolie op een warm gedeelte
van de motorruimte of een gevoelig on-
derdeel (d.z.w. elektrische onderdelen)
terechtkomt.
Risico van brand.
Oliepeil bijvullen en/of con-
troleren: let er bij het bijvullen
of controleren van het oliepeil
op dat er geen olie op de mo-
toronderdelen lekt.
Vergeet niet de dop goed te sluiten en de
peilstaaf terug te plaatsen om te voorko-
men dat er olie op hete motoronderde-
len spat.
Risico van brand.
4.6
NLD_UD70672_2
Niveau huile moteur : appoint, remplissage, vidange (X82 PH2 - Renault)
(Bij)vullen
De auto moet horizontaal staan en de motor
moet koud zijn (bijvoorbeeld voordat u
‘s morgens wegrijdt).
Vidange moteur
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: olie (bij)vullen, verversen (2/2)
Olie verversen
Interval: raadpleeg het onderhoudsdocu-
ment van uw auto.
Inhoud bij verversen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto of neem contact op met een merk-
dealer.
Controleer het motoroliepeil altijd met
behulp van de peilstaaf zoals eerder uitge-
legd (dit mag nooit lager zijn dan “MINI” of
hoger dan “MAXI” op de peilstaaf).
Soort motorolie
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen
Draai de dop 1 los;
vul bij (in de regel ligt de hoeveelheid
tussen de aflezingen “MINI” en “MAXI”
op de peilstok 2 tussen 1,5 en 2 liter, af-
hankelijk van de motor);
wacht 10 minuten om de olie naar bene-
den te laten zakken in de motor;
controleer het peil met de peilstaaf 2
zoals hiervoor is beschreven.
Als u klaar bent, moet u de peilstaaf tegen
de aanslag terugplaatsen of de dop geheel
vastdraaien.
Vul nooit bij tot boven het maximumpeil
“MAXI” en vergeet niet de dop 1 en de
peilstaaf 2 terug te plaatsen.
1
2
niveaux ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
liquide de refroidissement moteur .............
(page courante)
réservoir
liquide de refroidissement ....................
(page courante)
niveaux :
liquide de refroidissement ....................
(page courante)
4.7
NLD_UD65803_1
Niveau / Filtres (X82 PH2 - Renault)
Koelvloeistof
Bij stilstaande motor op horizontale onder-
grond, moet het peil bij koude motor liggen
tussen de merktekens “MINI” en “MAXI”
aangegeven op het koelvloeistofreservoir 1.
Vul bij koude motor bij, voordat het peil be-
neden het “MINI”-merkteken is gedaald.
Niveaux
liquide de refroidissement moteur
Zolang de motor warm is,
mogen er geen werkzaamhe-
den aan de motor en het koel-
systeem worden uitgevoerd.
Risico van brandwonden.
PEILEN (1/3)
1
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Verwondingsgevaar.
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten 2.3.
liquide de freins .........................................
(page courante)
niveaux :
liquide de frein .....................................
(page courante)
réservoir
liquide de freins ....................................
(page courante)
4.8
NLD_UD65803_1
Niveau / Filtres (X82 PH2 - Renault)
liquide de freins
Peil 2
Het is normaal dat het remvloeistofpeil daalt
met het slijten van de remblokken, maar het
mag nooit beneden het “MINI"-merkteken
komen.
Als u zelf de slijtage van de schijven en blok-
ken wilt controleren, dan kunt u bij de merk-
dealer of op de web-site van de constructeur
een document verkrijgen met een controle-
methode.
Vullen
Na werkzaamheden aan het hydraulische
circuit moet de remvloeistof worden vervan-
gen door een deskundige.
Gebruik hiervoor uitsluitend door onze tech-
nische dienst goedgekeurde remvloeistof uit
een verzegelde verpakking.
Interval voor het vervangen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Remvloeistof
Controle van het peil moet bij stilstaande
motor en op horizontale ondergrond plaats-
vinden.
Controleer regelmatig het peil van de rem-
vloeistof en zeker als u bij het remmen een
verschil, hoe gering ook, opmerkt.
PEILEN (2/3)
2
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen
Regelmatige controle van het peil
Controleer regelmatig het peil van de
koelvloeistof (de motor kan ernstig bescha-
digen door een gebrek aan koelvloeistof).
Vul uitsluitend bij met door onze technische
dienst goedgekeurde producten die zorgen
voor:
een bescherming tegen bevriezen;
een bescherming tegen corrosie van het
koelcircuit.
Interval voor het vervangen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
filtre :
à air ......................................................
(page courante)
réservoir
lave-vitres ............................................
(page courante)
niveaux :
réservoir lave-vitre ...............................
(page courante)
filtre :
habitacle ..............................................
(page courante)
4.9
NLD_UD65803_1
Niveau / Filtres (X82 PH2 - Renault)
réservoir lave-vitres
Filtres
Filters
Het vervangen van de filters (luchtfilter, inte-
rieurfilter, brandstoffilter) maakt deel uit van
het onderhoudsprogramma van uw auto.
Interval voor het vervangen van de fil-
ters: raadpleeg het onderhoudsdocument
van uw auto.
Voorruitsproeierreservoir
Vullen
Stilstaande motor, open de dop 3. Vul bij tot
u de vloeistof ziet en plaats de dop terug.
Vloeistof
Product voor ruitensproeiers (‘s winters met
speciale antivries).
PEILEN (3/3)
3
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
gonflage des pneumatiques ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.10
NLD_UD65804_1
Pressions de gonflage des pneumatiques (X82 PH2 - Renault)
Pressions de gonflage des pneumatiques
BANDENSPANNINGEN (1/2)
A
Voor uw veiligheid en voor de
naleving van de geldende we-
tgeving.
Als de banden moeten worden
vervangen, dan mag dit alleen gebeuren
met even grote banden van hetzelfde
merk, hetzelfde type en dezelfde struc-
tuur op eenzelfde profiel.
Ze moeten: ten minste hetzelfde laad-
vermogen en dezelfde maximumsnel-
heid als de oorspronkelijke banden
hebben, ofwel voldoen aan de door
de merkdealer gestelde eisen.
Indien u deze instructies niet respec-
teert, kunt u uw veiligheid in gevaar
brengen en is uw auto mogelijk niet
conform de voorschriften.
Risico op verlies van de controle over
de auto.
Sticker A
Open het bestuurdersportier om het te lezen.
De bandenspanning dient bij koude banden
te worden gecontroleerd.
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opgege-
ven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (of 3 PSI)
verhogen. Verlaag nooit de spanning van
een warme band.
Auto met waarschuwing bij verlies van
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekkage,
niet goed opgepompt, enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel 2.26.
4.11
NLD_UD65804_1
Pressions de gonflage des pneumatiques (X82 PH2 - Renault)
BANDENSPANNINGEN (2/2)
C
DE
B
A
B: bandenspanning van de voorwielen niet
op autosnelweg, of met minder dan 4 per-
sonen in de auto.
C: bandenspanning van de achterwielen niet
op autosnelweg, of met minder dan 4 per-
sonen in de auto.
D: bandenspanning van de voorwielen op
autosnelweg of bij zware belasting.
E: bandenspanning van de achterwielen op
autosnelweg of bij zware belasting.
Voertuig volledig beladen
(maximaal toelaatbaar
laadgewicht Maxi) en met
een aanhangwagen
De maximumsnelheid is beperkte tot 100
km/uur en de bandenspanning moet
worden verhoogd met 0,2 bar 6.10.
Kans op klapband.
De veiligheid van de banden en de mon-
tagevoorschriften van de ketting: voor in-
formatie over het onderhoud en, afhankelijk
van de uitvoering van de auto, het gebruik
van sneeuwkettingen 5.12.
batterie.......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
entretien :
mécanique ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.12
NLD_UD70574_2
Batterie (X82 PH2 - Renault)
Batterie
ACCU (1/2)
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten 2.3.
Vervangen van de accu
Voor uw veiligheid en voor een
goede werking van de elek-
trische apparatuur in de auto
(lampen, ruitenwisser, ABS
enz...), is het cruciaal dat elke ingreep
aan de accu (demontage, loskoppeling
enz...) altijd wordt uitgevoerd door een
gespecialiseerde vakman.
Risico op brandwonden door elektri-
sche schokken.
Houd u aan de vervangingsintervallen in
het onderhoudsboekje. U mag deze niet
overschrijden.
De accu is van een speciaal type. Zorg
dat deze wordt vervangen door een van
hetzelfde type.
Roep de hulp in van een merkdealer.
4.13
NLD_UD70574_2
Batterie (X82 PH2 - Renault)
ACCU (2/2)
1
Deze bevindt zich onder het deksel 1 en
vraagt geen onderhoud. U mag de accu
niet openen of er vloeistof aan toevoe-
gen.
2
A23 4
567
Sticker A
Houd u aan de indicaties op de accu:
2 open vuur en roken verboden;
3 oogbescherming verplicht;
4 op afstand van kinderen houden;
5 explosieve stoffen;
6 zie de handleiding van de auto;
7 corrosieve stoffen.
Met contact uit kunnen ook sommige
stroomverbruikers worden uitgeschakeld
(dimlichten, radio, ventilatie, binnenverlich-
ting, enz...). Als het niveau kritiek wordt,
verschijnt het bericht “Accu zwak start de
motor”.
De capaciteit van uw accu kan verminderen,
vooral als u uw auto gebruikt:
voor korte ritten;
in stadsverkeer;
als de temperatuur daalt;
bij stilstaande auto en uitgeschakelde
motor.
entretien :
carrosserie ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lavage ........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
peinture
entretien ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
protection anticorrosion .............................
(page courante)
4.14
NLD_UD78703_2
Entretien de la carrosserie (X82 PH2 - Renault)
Entretien de la carrosserie
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (1/3)
Wat u moet doen
Was uw auto regelmatig, met de motor uit,
met door onze technische diensten geselec-
teerde shampoos (nooit met schuurmidde-
len). Sproei vooraf grondig schoon:
aanslag van boomhars en luchtverontrei-
niging;
modder uit de wielkuipen en onder de bo-
demplaat die anders lange tijd het vocht
kunnen vasthouden;
de uitwerpselen van vogels, die een
chemische reactie met de lak veroorza-
ken waardoor deze snel kan ontkleuren
en zelfs kan loslaten;
Deze vlekken moet u meteen wegwas-
sen, want zij kunnen later niet meer door
poetsen worden verwijderd;
zout, dat vooral in de wielkuipen en onder
de bodemplaat achterblijft na te hebben
gereden op wegen waar gestrooid is.
Ontdoe de auto regelmatig van plantenres-
ten (hars, bladeren enz.).
Een goed onderhouden auto gaat langer
mee. Daarom wordt aangeraden de buiten-
kant van de auto regelmatig te onderhou-
den.
Uw auto is op doelmatige wijze tegen roest-
vorming beschermd. Toch staat hij bloot aan
de invloed van verschillende parameters.
Agressieve stoffen in de lucht:
Luchtverontreiniging (in steden en in in-
dustriegebieden);
zilte lucht langs de kust, vooral bij warm
weer;
wisselende klimaatinvloeden en verande-
ringen in de vochtigheidsgraad (wegen-
zout in de winter, water waarmee de weg
wordt schoongespoeld enz.).
Kleine beschadigingen in het dagelijks
gebruik
Schurende werking:
Stof in de lucht, zand, modder, opspattende
steentjes, enz.
Er zijn een aantal maatregelen nodig om de
hierboven genoemde gevaren te bestrijden.
Houd rekening met lokale voorschriften
inzake het wassen van een auto (bv. niet op
de openbare weg).
Houd bij het rijden op pas geasfalteerde
wegen afstand van de andere auto’s om be-
schadiging van lak en ruiten door opspat-
tend grind te voorkomen.
Kleine beschadigingen van de lak moet
u snel herstellen of laten herstellen zodat
roest ook daar geen kans krijgt.
Laat uw merkdealer regelmatig de carrosse-
rie inspecteren als de auto een plaatwerk-
garantie heeft. Raadpleeg het onderhouds-
document.
Bewegende delen of mechanische organen
moeten na reiniging altijd met een door onze
technische dienst goedgekeurd product op-
nieuw worden beschermd.
Bij de merkdealer vindt u een uitgebreid
gamma speciale onderhoudsproducten.
4.15
NLD_UD78703_2
Entretien de la carrosserie (X82 PH2 - Renault)
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (2/3)
Ontvetten of reinigen met
behulp van een hoge-
drukreiniger of sproeipro-
ducten die niet door onze
technische dienst zijn goed-
gekeurd:
mechanische delen (bijv. de motor-
ruimte);
de wielen (bijv. remsysteemcomponen-
ten zoals remklauwen);
onderkant carrosserie;
scharnierende delen (bijv. aan de portie-
ren);
– gelakte plastic delen aan de buitenkant
(bijv. bumpers).
Hierdoor kunnen oxidatie of storingen ont-
staan.
Wat u niet moet doen
De auto wassen in felle zon of als het vriest.
Vuil of insectenresten wegkrabben, zonder
ze eerst met water los te weken.
De auto verwaarlozen zodat vuil zich kan
ophopen.
Kleine beschadigingen niet (laten) bijwer-
ken.
Verwijder geen vlekken met oplosmiddelen
die niet door onze technische dienst worden
aanbevolen. De lak kan hierdoor worden
aangetast.
Vaak door sneeuw en modder rijden zonder
de auto te wassen, met name de wielkuipen
en de bodemplaat.
4.16
NLD_UD78703_2
Entretien de la carrosserie (X82 PH2 - Renault)
Rijden door een wasstraat
Zet de schakelaar van de ruitenwisser
terug in de ruststand 1.130. Controleer
de bevestiging van de uitrusting aan de
buitenkant, extra lampen, achteruitkijkspie-
gels en zet de ruitenwisserbladen vast met
tape.
Verwijder de spriet van de radioantenne
indien uw auto hiermee is uitgerust.
Denk eraan na het wassen het tape te ver-
wijderen en de antenne terug te plaatsen.
Reinigen van de koplampen,
de opname-elementen en de
camera’s
Veeg deze schoon met een zachte doek of
poetskatoen. Als dit onvoldoende is, bevoch-
tig deze dan met wat zeepsop en veeg deze
af met een zachte doek of poetskatoen.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig af met een
droge zachte doek.
Gebruik geen reinigingsmiddelen met al-
cohol of gereedschap zoals een ijskrab-
ber.
Bijzonderheid van auto’s met
matte lak
Voor dit type lak moeten bepaalde voor-
zorgsmaatregelen worden genomen.
Wat u moet doen
De auto overvloedig met de hand met water
wassen en daarbij een zachte doek, spons,
enz. gebruiken.
Wat u niet moet doen
Producten op basis van was gebruiken (op-
wrijven).
Te hard wrijven.
De auto wassen in een wasstraat.
Stickers op de lak plakken (risico op achter-
blijvende resten).
De auto reinigen met een
hogedrukreiniger.
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (3/3)
Reinigen van stickers,
decoratiefolie, enz.
Wat u moet doen
Veeg deze schoon met een zachte doek
of poetskatoen. Bevochtig met zeepsop en
veeg schoon met een zachte doek of poets-
katoen.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig af met een
droge zachte doek.
Wat u niet moet doen
Producten op basis van alcohol gebruiken.
Gereedschap gebruiken (bijv. schraper). Te
hard wrijven.
Reinig het gebied met
een hogedrukreiniger.
entretien :
garnitures intérieures ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
garnitures intérieures
entretien ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
nettoyage :
intérieur véhicule ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.17
NLD_UD65807_1
Entretien des garnitures intérieures (X82 PH2 - Renault)
Entretien des garnitures intérieures
Ruiten van instrumenten
(bv. van het dashboard, het klokje, de bui-
tenthermometer, het radiopaneel ...)
Veeg deze schoon met een zachte doek of
poetskatoen.
Als dat onvoldoende is, gebruik dan een
in zeepsop gedrenkte doek (of poetska-
toen) en veeg de ruit voorzichtig na met een
andere vochtige doek of poetskatoen.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig af met
een droge zachte doek.
Gebruik geen producten met alcohol en/
of spuit vloeistoffen in dit gebied.
Autogordels
Deze moeten goed schoon worden gehou-
den.
Gebruik producten die door de merkdealer
worden geleverd of lauw zeepsop en een
spons; veeg de gordels met een doek droog.
Gebruik geen wasmiddelen of kleurstof-
fen omdat deze de gordels kunnen aan-
tasten.
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (1/2)
Textiel (stoelen,
deurbekleding ...)
Stofzuig het textiel regelmatig.
Vloeistofvlekken
Gebruik zeepsop.
Absorbeer de vlek of duw er lichtjes op (nooit
wrijven) met een zachte doek. Spoel daarna
het restant af en absorbeer dit.
Vlekken van vaste of halfvaste
substanties
Verwijder restanten van vaste of halfvaste
substantiesonmiddellijk met behulp van
een spatel; werk daarbij vanaf de randen
naar het midden van de vlek om te voorko-
men dat deze wordt uitgesmeerd.
Reinig vloeibare vlekken zoals aangegeven.
Snoep en kauwgom verwijderen
Leg een ijsblokje op de vlek om deze te
laten uitharden en ga daarna te werk zoals
bij vaste vlekken.
Een goed onderhouden auto gaat langer
mee. Daarom wordt aangeraden de binnen-
kant van de auto regelmatig te onderhou-
den.
Een vlek moet altijd snel behandeld worden.
Reinig de bekleding (ongeacht het soort
vlek) met koud (of lauwwarm) zeepsop op
basis van natuurlijke zeep.
Gebruik geen detergenten (afwasmiddel,
producten in poedervorm, producten op
alcoholbasis enz.).
Gebruik een zachte doek.
Spoel en absorbeer het overschot.
Multimediascherm
Onderhoud van het scherm kan afhanke-
lijk zijn van het type multimedia-apparatuur.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Raadpleeg de merkdealer voor advies
over het onderhoud van het interieur en/
of bij een onbevredigend resultaat.
4.18
NLD_UD65807_1
Entretien des garnitures intérieures (X82 PH2 - Renault)
Wat u niet moet doen
Plaats geen voorwerpen zoals deodorant,
parfums enz... bij de ventilatieroosters; deze
kunnen de bekleding van het dashboard
aantasten.
Gebruik van een hogedruk-
reiniger of sproeiproducten
in het interieur van de auto:
als geen bijzondere voorzorgsmaatrege-
len worden genomen, bestaat het gevaar
dat elektrische en elektronische compo-
nenten in de auto defect raken.
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (2/2)
Verwijderen/terugplaatsen
van oorspronkelijk in de auto
aangebrachte afneembare
uitrusting
Als u afneembare uitrusting (bijv. matten)
verwijdert om het interieur te reinigen, moet
u altijd zorgen dat u ze correct en aan de
goede kant terugplaatst (leg de bestuur-
dersmat aan de kant van de bestuurder
enz...) en dat u ze vastzet met de elemen-
ten die bij de uitrusting zijn geleverd (zet de
bestuurdersmat vast met de daarvoor be-
stemde klemmen).
Controleer altijd, terwijl de auto nog stilstaat,
of niets de besturing hindert (obstakel onder
de pedalen, een hak die achter de mat blijft
hangen, enzovoort).
5.1
NLD_UD80684_7
Sommaire 5 (X82 PH2 - Renault)
Hoofdstuk 5: Praktische tips
Lekke band, reservewiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2
Pompset voor de banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.4
De gereedschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.8
Velg, wiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.9
Verwisselen van een wiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.10
Banden (veiligheid, wielen, wintergebruik) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.12
Accu: storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.15
Zekeringen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.17
Koplampen en stadslichten (lampen vervangen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.19
Achterlichten: vervangen van een lamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.21
Zijknipperlichten (vervangen van een lamp) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.24
Binnenverlichting: vervangen van een lamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.25
Sleutel, FM-afstandsbediening: batterij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.28
Kaart: batterij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.30
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.32
Ruitenwisser (vervangen van een ruitenwisserblad) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.34
Aanhanger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.37
Radio inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.40
Storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.41
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
roue de secours .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.2
NLD_UD65809_1
Crevaison, roue de secours (X82 PH2 - Renault)
Crevaison, roue de secours
In geval van een lekke band
Afhankelijk van de auto, beschikt u over een
oppompset voor de banden of een reserve-
wiel (raadpleeg de volgende bladzijdes).
Auto met waarschuwing bij verlies van
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz...) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel 2.26.
Laat het reservewiel regelmatig door uw dealer controleren. Na verloop van tijd
kan het door veroudering onbruikbaar worden.
Auto met een reservewiel dat afwijkt van de andere vier wielen:
Monteer nooit meer dan één reservewiel op een auto.
Doordat het reservewiel een kleinere diameter heeft dan het oorspronkelijke wiel, is de
bodemhoogte van de auto kleiner geworden.
Vervang zo snel mogelijk het reservewiel door een wiel dat identiek is aan het originele
wiel.
Bij tijdelijke gebruik van dit reservewiel, mag de rijsnelheid niet hoger zijn dan de snel-
heid die op de sticker op het wiel aangegeven staat.
De montage van dit wiel kan het rijgedrag van uw auto veranderen. Voorkom snel op-
trekken en krachtig remmen en verminder uw snelheid in bochten.
Als u sneeuwkettingen moet gebruiken, monteer dan het reservewiel op de achteras en
controleer de bandenspanning.
LEKKE BAND, RESERVEWIEL (1/2)
Als u de auto stilzet in de berm
van de weg, moet u de andere
weggebruikers waarschuwen
door middel van de gevaren-
driehoek of op een andere wijze, vol-
gens de regels van het land waar u bent.
In bepaalde gevallen (lekke band achter, beladen auto met aanhangwagen enz...) kan het
nodig zijn de auto eerst op te krikken (onder het kriksteunpunt dat het dichtst bij het betref-
fende wiel zit) om bij het reservewiel te kunnen komen.
5.3
NLD_UD65809_1
Crevaison, roue de secours (X82 PH2 - Renault)
Voor het terugplaatsen van het reserve-
wiel B
Ga in omgekeerde volgorde te werk.
Controleer de goede stand van de houder 4
voordat u de moeren 3 en 5 vastzet.
Let op: plaats de wieldop niet op het nood-
reservewiel, zodat u de veiligheidsmedede-
ling op het label op het noodreservewiel niet
verbergt. Het bericht geeft de maximumsnel-
heid van 80 km/u aan. Houd u aan de limie-
ten van de lokale wetgeving van het land
waarin u zich bevindt.
LEKKE BAND, RESERVEWIEL (2/2)
Reservewiel
Gebruik op ermee uitgeruste voertuigen het
gereedschap A bestaande uit:
– wielmoersleutel 2;
voor sommige uitvoeringen, speciaal
eindstuk 1 (dat moet worden toege-
voegd).
Bovenstaande elementen zijn opgeborgen
in de gereedschapsset 5.8.
Reservewiel B verwijderen
Draai met behulp van het gereedschap A de
moer 5 (rechts) geheel en de moer 3 (links)
gedeeltelijk los, zodat de uitsparing van de
houder 4 vrijkomt van de moer 3.
Maak het reservewiel in verticale en horizon-
tale richting vrij.
Afhankelijk van de auto ligt er een gebruiks-
aanwijzing met deze instructies bij het ge-
reedschap.
A
4
3
B
5
1
2
2
Raak het uitlaatsysteem niet
aan.
Risico van brandwonden.
kit de gonflage des pneumatiques .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
gonflage des pneumatiques ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.4
NLD_UD65810_1
Kit de gonflage des pneumatiques (X82 PH2 - Renault)
Kit de gonflage des pneumatiques
POMPSET VOOR DE BANDEN (1/4)
De set is uitsluitend bestemd
en goedgekeurd voor het op-
pompen van banden van een
auto die met deze set uitgerust
is.
In geen geval mag de set gebruikt
worden voor het oppompen van banden
van een andere auto of enig ander op-
pompbaar voorwerp (zwemband, boot,
enz.).
Voorkom dat de huid in contact komt met
de vloeistof tijdens de reparatiehandelin-
gen. Als toch druppeltjes ontsnappen,
moet u deze overvloedig afspoelen.
Houd de reparatieset uit de buurt van
kinderen.
Gooi het lege reservoir niet in de natuur.
Lever het in bij uw merkdealer of bij een
depot voor klein chemisch afval.
Het reservoir heeft een beperkte houd-
baarheid die is aangegeven op zijn
etiket. Controleer de houdbaarheidsda-
tum.
Ga bij een merkdealer langs om de
pompslang en het reservoir met het re-
paratieproduct te laten vervangen.
A
B
De set repareert beschadigde
banden waarvan het loopvlak A
beschadigd is door een voor-
werp van minder dan 4 millime-
ter. Hij repareert niet alle typen lekken,
zoals sneden van meer dan 4 millimeter,
sneden aan de zijkant B van de band,
enz.
Controleer ook of de velg in goede staat
is.
Verwijder niet het voorwerp dat de oor-
zaak is van de lekkage als dit nog in de
band zit.
Gebruik de pompset niet als de
band beschadigd is door het
rijden met een lekke band.
Controleer dus zorgvuldig de
zijkant van de banden voor het repare-
ren.
Bovendien kan het rijden met zachte of
zelfs platte (of lekke) banden de veilig-
heid in gevaar brengen en niet te repa-
reren blijken.
Deze reparatie is tijdelijk.
Een lekke band moet zo snel mogelijk
worden gerepareerd en vóór terugplaat-
sing door een deskundige worden on-
derzocht.
Voor het vervangen van een band die
met behulp van deze set gerepareerd is,
moet u de specialist op de hoogte bren-
gen.
Tijdens het rijden kan een trilling gevoeld
worden door de aanwezigheid van het
product in de band.
avertisseur de perte de pression des pneu-
matiques ....................................................
(page courante)
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
5.5
NLD_UD65810_1
Kit de gonflage des pneumatiques (X82 PH2 - Renault)
POMPSET VOOR DE BANDEN (2/4)
Voordat u de set gebruikt zet
u de auto aan de kant van de
weg, ver genoeg van het ver-
keer, schakelt u de alarmknip-
perlichten in, zet u de handrem vast, laat
u alle inzittenden uit de auto stappen en
zorgt u dat deze zich op veilige afstand
van het verkeer bevinden.
Als u de auto stilzet in de berm
van de weg, moet u de andere
weggebruikers waarschuwen
door middel van de gevaren-
driehoek of op een andere wijze, vol-
gens de regels van het land waar u bent.
Gebruik, afhankelijk van de auto, in geval
van een lekke band de pompset in de ge-
reedschapsset onder de bestuurdersstoel.
Zet, om de set eruit te halen, de bestuur-
dersstoel helemaal naar voren en kantel de
rugleuning. Draai de bevestigingsbout C van
de set los en draai de set om deze te ver-
wijderen.
C
Auto met waarschuwing bij verlies van
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel 2.26.
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
5.6
NLD_UD65810_1
Kit de gonflage des pneumatiques (X82 PH2 - Renault)
Stop het pompen na maximaal 15 minu-
ten en controleer de spanning (op de ma-
nometer 1).
Opmerking: terwijl de fles leegloopt (on-
geveer 30 seconden), geeft de manome-
ter 1 kort een druk tot 6 bar aan, daarna
daalt de spanning.
Spanning aanpassen: ga voor meer
spanning door met oppompen. U verlaagt
de spanning door op de knop 2 te druk-
ken.
Als na 15 minuten de minimum spanning
van de band van 1,8 bar nog niet is be-
reikt, dan is reparatie niet mogelijk. Ga
niet rijden, maar neem contact op met
een merkdealer.
POMPSET VOOR DE BANDEN (3/4)
Als de band correct is opgepompt, verwijdert
u de set: schroef de pompaansluiting van de
pompset voor de fles 3 om spatten te voor-
komen, en bewaar de fles in een plastic ver-
pakking om te voorkomen dat het product
gaat lekken.
Plak het etiket met de rijvoorschriften op
een voor de bestuurder zichtbare plaats
op het dashboard;
Berg de set op.;
Als de band na de eerste keer oppompen
nog steeds lek is, moet er worden gere-
den om het gat te vullen.
Start meteen en rijd met een snelheid van
20 tot 60 km/u om het product gelijkmatig
in de band te verdelen; stop na een af-
stand van 3 kilometer om de spanning te
controleren;
Als de spanning hoger is dan 1,3 bar
maar lager dan de voorgeschreven span-
ning (raadpleeg de sticker op de rand van
het bestuurdersportier), corrigeer deze
dan. Of neem contact op met een merk-
dealer: de band kan niet worden gerepa-
reerd.
3
Laat geen voorwerpen bij de
voeten van de bestuurder
liggen. In geval van plotseling
remmen zouden deze voorwer-
pen onder de pedalen terecht kunnen
komen, waardoor de bestuurder deze
niet meer goed zou kunnen bedienen.
2
1
Draaiende motor, parkeerrem vastgezet,
Ontkoppel de accessoires die zijn aange-
sloten op de accessoireaansluiting.
Lees de info op de pompsetcompres-
sor onder de bestuurdersstoel en volg
de instructies.
pomp de band op tot de voorgeschreven
spanning 4.10 ;
5.7
NLD_UD65810_1
Kit de gonflage des pneumatiques (X82 PH2 - Renault)
POMPSET VOOR DE BANDEN (4/4)
Voorzorgsmaatregel bij het
gebruik van de set
de set mag niet langer dan 15 minuten aan-
eengesloten gebruikt worden.
De fles moet na het eerste gebruik worden
vervangen, ook al zit er nog vloeistof in.
Na een reparatie met behulp
van de set, mag u niet meer
dan 200 km rijden. Verminder
bovendien uw snelheid en rijd
in elk geval niet sneller dan 80 km/u. Het
etiket dat u op een zichtbare plaats op
het dashboard moet plakken, herinnert
u hieraan.
Afhankelijk van het land of de plaatse-
lijke voorschriften, moet een met de
pompset gerepareerde band worden
vervangen.
Let op, als een ventieldopje
ontbreekt of niet goed vast-
gezet is, kan er lucht uit de
banden ontsnappen en de ban-
denspanning afnemen.
Zorg altijd dat de ventieldopjes gelijk
zijn aan de originele en dat ze helemaal
vastgezet zijn.
bloc outils...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé d’enjoliveur ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
cric .............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
manivelle ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anneaux de remorquage ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé de roue .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.8
NLD_UD65811_1
Outils (X82 PH2 - Renault)
De aanwezigheid van de gereedschappen
in de gereedschapset is afhankelijk van de
auto. Het gereedschap 2 bevindt zich onder
de bestuurdersstoel. Zet de stoel naar voren
en klap de rugleuning neer om het eruit te
nemen 1.40. Draai de bevestigingsbout 1
van de set los en draai de set om deze te
verwijderen.
Krik 3
Vouw hem correct in voordat u hem in zijn
houder plaatst (let op dat u de hendel goed
terugplaatst).
Antidiefstaldop 4 voor de wielbout
GEREEDSCHAP
Outils
Wieldopsleutel 5
Hiermee kunt u de wieldoppen verwijderen.
Haakse sleutel 6
Wielmoersleutel 7
Hiermee draait u de wielbouten en de reser-
vewielhouder los en zet u deze weer vast.
Sleepoog 8 5.37
3
4
Laat nooit gereedschap in de
auto rondslingeren. Dit is ge-
vaarlijk als u plotseling moet
remmen. Plaats na gebruik de
gereedschappen weer goed in hun steun
en berg deze correct op in de houder om
de kans op letsel te verminderen.
Gebruik de krik alleen voor het verwisse-
len van een wiel. De krik mag nooit als
steun bij werkzaamheden onder de auto
worden gebruikt.
Laat geen spullen op de vloer
(bij de bestuurder) liggen. In
geval van plotseling remmen
zouden deze onder de peda-
len terecht kunnen komen, waardoor de
bestuurder deze niet meer goed kan be-
dienen.
2
5
6
7
8
1
clé d’enjoliveur ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enjoliveurs .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.9
NLD_UD72193_2
Enjoliveur, roue (X82 PH2 - Renault)
Enjoliveur, roue
VELG, WIEL
Laat nooit gereedschap in de
auto rondslingeren. Dit is ge-
vaarlijk als u plotseling moet
remmen. Plaats na gebruik de
gereedschappen weer goed in hun steun
en berg deze correct op in de houder om
de kans op letsel te verminderen.
Wieldop 1
Steek het haakje van de wieldopsleutel 2
(opgeborgen bij het gereedschap) in een
van de openingen langs de omtrek van de
wieldop.
Om hem weer terug te plaatsen, richt u hem
ten opzichte van het ventiel 3.
Duw de haakjes er in, vanaf het ventiel A,
daarna B en C en tot slot tegenover het ven-
tiel D.
Wieldop 4
Maak de wieldop los met behulp van de
wieldopsleutel 2 (opgeborgen in de gereed-
schapsset) door het haakje in de opening
aan de rand van de wieldop te steken.
Plaats bij het terugplaatsen de 5 bevestigin-
gen van de wieldop tegenover de 5 wielbou-
ten en druk krachtig op het midden van de
wieldop om hem op het wiel vast te klem-
men.
D
B
A
22
2
1
4
C
3
changement de roue..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
levage du véhicule
Changement de roue ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.10
NLD_UD72215_2
Changement de roue (X82 PH2 - Renault)
Changement de roue
VERWISSELEN VAN EEN WIEL (1/2)
Schakel de alarmknipperlich-
ten in.
Parkeer de auto op veilige af-
stand van het verkeer op een
horizontale, stroeve en stevige onder-
grond.
Zet de handrem vast en schakel een ver-
snelling in (eerste of achteruit, of P bij
een automatische transmissie).
Laat alle inzittenden uitstappen en houd
hen op veilige afstand van het verkeer.
Als u de auto stilzet in de berm
van de weg, moet u de andere
weggebruikers waarschuwen
door middel van de gevaren-
driehoek of op een andere wijze, vol-
gens de regels van het land waar u bent.
Als u merkt dat een band lek is
moet u direct stoppen en het
reservewiel monteren.
Een lekke band moet zo snel
mogelijk worden gerepareerd en vóór
terugplaatsing door een deskundige
worden onderzocht.
Laat nooit gereedschap in de
auto rondslingeren. Dit is ge-
vaarlijk als u plotseling moet
remmen. Plaats na gebruik de
gereedschappen weer goed in hun steun
en berg deze correct op in de houder om
de kans op letsel te verminderen.
Gebruik de krik alleen voor het verwisse-
len van een wiel. De krik mag nooit als
steun bij werkzaamheden onder de auto
worden gebruikt.
5.11
NLD_UD72215_2
Changement de roue (X82 PH2 - Renault)
VERWISSELEN VAN EEN WIEL (2/2)
Draai de moeren los en verwijder het wiel.
Plaats het reservewiel tegen de naaf.
Monteer de moeren, draai ze vast en laat de
krik zakken.
Draai, met de wielen op de grond, de moeren
volledig vast en controleer zo snel mogelijk
of deze vastzitten.
Plaats de wieldop.
Antidiefstalbouten
Als u antidiefstalbouten gebruikt, moet
u deze bouten zo dicht mogelijk bij het
ventiel plaatsen (risico dat de wieldop
niet gemonteerd kan worden).
1
Verwijder de wieldop 5.8.
Draai de wielbouten iets los met de wiel-
moersleutel 1. Plaats deze zo dat u deze
naar beneden kunt drukken.
Steek de krik 2 horizontaal tot de top van de
krik 3 bij het gat 4 in het onderste gedeelte
van de carrosserie komt, dat het dichtst bij
het betreffende wiel zit.
Begin met vastzetten om de onderkant van
de krik goed neer te zetten (hij moet verti-
caal onder de auto staan en in één lijn staan
met de kop van de krik).
4
3
3
2
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
roues (sécurité)..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.12
NLD_UD65813_1
Pneumatiques (X82 PH2 - Renault)
Deze slijtagecontrolestiften zijn op regel-
matige afstanden over de omtrek van het
loopvlak verdeeld. Als het loopvlak van
een band tot aan deze stiften is wegge-
sleten, zoals bij 2, moet u deze band laten
vervangen omdat er dan nog slechts
1,6 mm profiel overblijft.
Ook door overbelasting, door het langdurig
snel rijden bij hoge buitentemperaturen en
door het regelmatig rijden op slechte wegen,
kunnen de banden worden beschadigd,
waardoor de veiligheid in gevaar komt.
Onderhoud van de banden
De banden moeten in goede staat verkeren
en voldoende profiel hebben; de merken die
door onze technische dienst zijn goedge-
keurd, zijn voorzien van slijtagecontrolestif-
ten 1, die op regelmatige afstanden over
de omtrek van het loopvlak zijn verdeeld.
Pneumatiques (sécurité pneumatiques, roues, utilisation hivernale)
BANDEN (1/3)
Bestuurdersfouten, zoals
“rijden tegen een stoeprand”,
kunnen de banden en de
velgen beschadigen, en de
voorwielen of achterwielen ontregelen.
Laat in dat geval hun staat door een
merkdealer controleren.
De banden vormen de enige verbinding
tussen de auto en het wegdek, het is daarom
van het grootste belang dat zij in goede staat
verkeren.
Houd u strikt aan de wettelijke voorschriften
op dit gebied.
1
2
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
5.13
NLD_UD65813_1
Pneumatiques (X82 PH2 - Renault)
BANDEN (2/3)
Bandenspanning
Houd u aan de bandenspanningen (inclusief
het reservewiel), controleer de bandenspan-
ningen ten minste eenmaal per maand en
zeker voor een lange rit (raadpleeg de stic-
ker op de zijkant van het bestuurderspor-
tier).
Controleer de spanning bij koude banden,
houd geen rekening met een hogere waarde
bij warm weer of na een snel gereden rit.
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (of 3 PSI)
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Door een te lage banden-
spanning ontstaat vroegtijdige
slijtage en worden de banden
abnormaal heet, met alle ge-
volgen van dien voor de veiligheid:
slechte wegligging,
risico van een klapband of het losla-
ten van het loopvlak.
De bandenspanning is afhankelijk van
de belasting en de snelheid. Pas de ban-
denspanning aan de gebruiksomstan-
digheden aan (raadpleeg de sticker op
de zijkant van het bestuurdersportier).
Auto met waarschuwing bij verlies van
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel 2.26.
Het kruisen van de wielen
Wij raden u af de wielen onderling van plaats
te verwisselen.
Reservewiel 5.10
Let op, als een ventieldopje
ontbreekt of niet goed vast-
gezet is, kan er lucht uit de
banden ontsnappen en de ban-
denspanning afnemen.
Zorg altijd dat de ventieldopjes gelijk
zijn aan de originele en dat ze helemaal
vastgezet zijn.
utilisation hivernale ....................................
(page courante)
5.14
NLD_UD65813_1
Pneumatiques (X82 PH2 - Renault)
De banden in de winter
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen mogen uitsluitend rond
de voorwielen worden gelegd.
Als een te grote bandenmaat is gemonteerd,
kunnen er geen sneeuwkettingen worden
gemonteerd.
Winterbanden
Voor een optimale grip van uw auto raden
wij u aan deze banden op de vier wielen te
monteren.
Let op deze banden hebben soms een pijl
met de draairichting en een indicatie van de
maximum snelheid die lager kan liggen dan
de topsnelheid van uw auto.
BANDEN (3/3)
Spijkerbanden
Het gebruik van spijkerbanden is slechts
onder bepaalde omstandigheden toege-
staan.
Houd u aan de ter plaatse geldende voor-
schriften, en rijd niet sneller dan de daarmee
toegelaten maximumsnelheid.
Indien u voor deze banden kiest, moeten zij
in ieder geval links en rechts voor worden
gemonteerd.
Wij raden u in ieder geval aan een merk-
dealer te raadplegen. Hij weet als geen
ander welke voorzieningen het beste bij
uw auto passen.
17” wielen zijn niet geschikt
voor sneeuwkettingen.
Indien u sneeuwkettingen wilt
gebruiken, zijn er speciale
maatregelen nodig.
Raadpleeg een merkdealer.
Vervangen van de banden
Voor uw veiligheid en voor de
naleving van de geldende we-
tgeving.
Als de banden moeten worden
vervangen, dan mag dit alleen gebeuren
met even grote banden van hetzelfde
merk, hetzelfde type en dezelfde struc-
tuur op eenzelfde profiel.
Deze moeten: ten minste hetzelfde
laadvermogen en dezelfde maxi-
mumsnelheid als de oorspronkelijke
banden hebben, ofwel voldoen aan de
door de merkdealer gestelde eisen.
Indien u deze instructies niet respec-
teert, kunt u uw veiligheid in gevaar
brengen en is uw auto mogelijk niet
conform de voorschriften.
Risico op verlies van de controle over
de auto.
Het gebruik van sneeuwkettingen is alleen mogelijk in combinatie met even grote
banden als die welke oorspronkelijk zijn gemonteerd op uw auto.
Op de wielen kunnen alleen specifieke sneeuwkettingen gemonteerd worden.
Raadpleeg een merkdealer.
batterie.......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
batterie
dépannage ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.15
NLD_UD75369_2
Batterie : dépannage (X82 PH2 - Renault)
Batterie : dépannage
ACCU: pechhulp (1/2)
Om vonkvorming te voorkomen:
Controleer of alle stroomverbruikers (bin-
nenlichten enz.) zijn uitgeschakeld voor-
dat u de accuklemmen losmaakt of aan-
sluit;
schakel de acculader uit voordat u deze
op de accu aansluit of ervan losmaakt;
– plaats geen metalen voorwerpen op de
accu; dit kan kortsluiting veroorzaken
tussen de accupolen;
wacht minstens één minuut na het afzet-
ten van de motor voordat u de accuka-
bels losmaakt;
sluit de accukabels weer aan nadat u
alles terug hebt geplaatst.
Aansluiting van een acculader
De acculader moet geschikt zijn voor een
accu met een nominale spanning van
12 volt.
Maak de accukabels nooit los als de motor
draait. Houd u aan de voorschriften van
de fabrikant van de acculader.
Voor bepaalde accu’s gelden
speciale voorwaarden bij het
laden, raadpleeg uw merkdea-
ler.
Voorkom elk risico op een vonk die on-
middellijk een explosie tot gevolg zou
kunnen hebben. Zorg dat het opladen
in een goed geventileerde ruimte plaats-
vindt.
Gevaar van ernstige verwondingen.
De accu bevat zwavelzuur.
Vermijd daarom contact met de
ogen, de huid of kleding. Bij on-
verhoopt contact spoelen met
veel water. Indien nodig een arts raad-
plegen.
Houd open vuur, gloeiende voorwerpen
en vonken verwijderd van de accu: ex-
plosiegevaar.
Let op bij werkzaamheden dicht bij
de motor, deze kan nog warm zijn.
Bovendien kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten 2.3.
5.16
NLD_UD75369_2
Batterie : dépannage (X82 PH2 - Renault)
ACCU: pechhulp (2/2)
Sluit de negatieve kabel B op de pool 3
() van de hulpaccu aan en daarna op de
pool 2 () van de ontladen accu.
Start de motor van de hulpauto en laat deze
met een middelmatig toerental draaien.
Met draaiende motor, verschijnt het bericht
12V accu wordt geladen” op het instrumen-
tenpaneel gedurende ongeveer 5 minuten.
Als de motor van uw voertuig niet onmid-
dellijk start, zet u het contact af en wacht
u enkele seconden voordat u de handeling
herhaalt.
Starten met starthulpkabels
Als u voor het starten de accu van een
andere auto moet gebruiken, koop dan de
startkabels (met groot oppervlak) bij een
merkdealer of controleer, als u reeds start-
kabels heeft, of deze in goede staat verke-
ren.
Beide accu’s moeten dezelfde spanning
hebben: 12 volt. De hulpaccu moet min-
stens de capaciteit (ampère-uur, Ah) hebben
van de ontladen accu.
Let erop dat de auto’s elkaar niet raken
(kortsluitingsgevaar als u de pluspolen met
elkaar verbindt) en dat de ontladen accu
goed aangesloten is. Zet het contact af van
uw auto.
Afhankelijk van de auto maakt u de accukap
los.
Sluit de positieve kabel A aan op de plus-
pool 1 (+) van de ontladen accu en daarna
op de pluspool 4 (+) van de hulpaccu.
Controleer of de kabels A en B
elkaar nergens raken en of de
positieve kabel A geen me-
talen delen van de hulpauto
raakt.
Risico van letsel en/of beschadiging
van de auto.
2
12
4
A
B
3
1
Ontkoppel bij draaiende motor de kabels A
en B in omgekeerde volgorde (2 - 3 - 4 - 1).
fusibles ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.17
NLD_UD73242_3
Fusibles (X82 PH2 - Renault)
Tangetje 1
Trek de zekering los met behulp van het tan-
getje 5, dat zich op de achterkant van de
klep 1 bevindt.
U kunt de zekering uit het tangetje schuiven.
Gebruik niet de ongebruikte plaatsen op de
zekeringplaat om reservezekeringen in te
steken.
Fusibles
ZEKERINGEN (1/2)
5
Zorg dat u altijd een doos met reserve-
lampen en -zekeringen in de auto heeft,
deze is verkrijgbaar bij een merkdealer.
Controleer de betreffende ze-
kering en vervang hem, indien
nodig, door een zekering met
hetzelfde amperage als de
oorspronkelijke zekering.
Door een te sterke zekering kan de be-
drading te heet worden en kan brand
ontstaan als een elektrisch orgaan door
een storing te veel stroom verbruikt.
Zekeringen in het interieur
Controleer de staat van de zekeringen als
een elektrisch apparaat niet werkt.
Trek de rand A van het opbergvak 1 stevig
naar u toe om bij de zekeringen te komen.
Het opbergvak 1 terugplaatsen: zet de cen-
treerpennen 2 vast in de openingen 3. Laat
het opbergvak vervolgens iets zakken 1 om
de klemmen uit te lijnen 4 op de juiste in-
kepingen.
Druk op de bovenkant, het midden en de on-
derkant van het opbergvak om het goed te
vergrendelen.
2
2
4
1
3
3
4
A
5.18
NLD_UD73242_3
Fusibles (X82 PH2 - Renault)
ZEKERINGEN (2/2)
Bestemming van de zekeringen
(de aanwezigheid en locatie van de zekeringen is afhankelijk van de uitvoering)
Symbool Bestemming
HRuitensproeier
îMultimedia-accessoireaansluiting, multimediascherm
ÆVoor en achter tweede rij accessoireaansluiting
ÌGeluidssignaal
ÝAansluiting trekhaak
Verwarmde achteruitkijkspiegels
×Remlichten, UCH
UCH, ruitenwisser achter, mistlamp achter
DRichtingaanwijzerlichten, alarmknipperlichten, derde
remlichten
Raadpleeg de sticker met de verklaring
van de zekeringen in de opbergruimte.
Bepaalde zekeringen mogen alleen
worden vervangen door een vakman.
Deze zekeringen staan niet aangegeven
op de sticker.
U mag enkel werkzaamheden uitvoeren
aan de zekeringen die zijn aangegeven
op de sticker.
ampoules
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de croisement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de position ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de route ................................................
(page courante)
lampes
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
avant ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clignotants .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
remplacement des lampes ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
remplacement
lampes feux avant ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
remplacement
lampes feux latéraux ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.19
NLD_UD71032_2
Projecteurs avant et latéraux : remplacement des lampes (X82 PH2 - Renault)
Projecteurs avant et latéraux (remplacement des lampes)
KOPLAMPEN EN STADSLICHTEN: lampen vervangen (1/2)
Wijzig niet zelf de bedrading
van de auto want door een ver-
keerde aansluiting kan de elek-
trische installatie worden be-
schadigd (bedrading, organen en in het
bijzonder de dynamo). Laat eventuele
veranderingen door een merkdealer uit-
voeren. Hij beschikt over de noodzake-
lijke onderdelen.
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Verwondingsgevaar.
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten 2.3.
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Zorg dat u altijd een doos met reserve-
lampen en -zekeringen in de auto hebt,
deze is verkrijgbaar bij uw merkdealer.
LED-rijverlichting,
-markeringslichten en
-richtingaanwijzers 1
Ga naar een merkdealer.
LED-grootlicht 2
Ga naar een merkdealer.
2
1
5.20
NLD_UD71032_2
Projecteurs avant et latéraux : remplacement des lampes (X82 PH2 - Renault)
KOPLAMPEN EN STADSLICHTEN: lampen vervangen (2/2)
LED-dimlicht 3
Raadpleeg een merkdealer.
LED-mistlampen 4
Ga naar een merkdealer.
LED-zijknipperlichten 5
Ga naar een merkdealer.
5
Extra lampen
Vraag een merkdealer advies indien u extra
lampen (mistlichten of verstralers) op uw
auto wilt monteren.
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Verwondingsgevaar.
4
3
ampoules
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clignotants .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de brouillard .........................................
(page courante)
feux :
de direction ..........................................
(page courante)
feux :
de position ...........................................
(page courante)
feux :
de recul ................................................
(page courante)
feux :
de stop .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lampes
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
remplacement
lampes feux arrière ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.21
NLD_UD65817_1
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (X82 PH2 - Renault)
Feux arrière : remplacement des lampes
ACHTERLICHTEN: vervangen van een lamp (1/4)
Achterlichten A
Verwijder de schroeven 1.
Draai het lamphuis lichtjes en maak het vrij
om bij de lamphouder 2 te kunnen komen.
Wip de lamphouders los door ze een kwart
slag te draaien.
Wip de lampen los door lichtjes te drukken
en een kwart slag te draaien.
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Verwondingsgevaar
A
A
2
2
1
3
4
Richtingaanwijzers 3
Peervormige lamp met bajonetfitting PY
21W.
Markeringslicht en remlicht 4
Peervormige lamp met bajonetfitting P
21/5W.
5.22
NLD_UD65817_1
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (X82 PH2 - Renault)
ACHTERLICHTEN: vervangen van een lamp (2/4)
Achterlichten B
Verwijder de schroeven 5.
Maak het lamphuis vrij.
Draai de lamphouder 6 of 7 en maak hem
vrij.
Vervang de betreffende lamp.
Plaats de lamphouder terug en zet deze vast
door hem te draaien.
Controleer of hij goed vastzit.
Plaats het lamphuis terug en schroef het
vast.
6 Mistlicht
(alleen aan bestuurderskant)
Peervormige lamp met bajonetfitting
W16W.
7 Achteruitrijlicht
Peervormige lamp met bajonetfitting
W16W.
B56
7
5.23
NLD_UD65817_1
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (X82 PH2 - Renault)
ACHTERLICHTEN: vervangen van een lamp (3/4)
Derde remlicht op klapdeuren
achter
Verwijder de moeren 8.
Trek het licht zijdelings naar buiten om bij de
lamp 9 te kunnen komen.
Peervormige lamp met bajonetfitting P 21W.
9
8
feux :
de plaque d’immatriculation .................
(page courante)
répétiteurs latéraux ....................................
(page courante)
5.24
NLD_UD65817_1
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (X82 PH2 - Renault)
Répétiteurs latéraux (remplacement des lampes)
ACHTERLICHTEN: vervangen van een lamp (4/4)
Derde remlicht op achterklep
Verwijder de moeren 10.
Trek het licht naar buiten om bij de lamp 11
te kunnen komen.
Peervormige lamp met bajonetfitting P 21W.
Kentekenverlichting
De lamp is bij uitvoeringen met klapdeuren
en achterklep op dezelfde manier bereik-
baar.
Maak de verlichting 12 (met een platte
schroevendraaier) los.
Maak het kapje los van het lamphuis zodat u
bij de lamp kunt komen.
Lamptype: W5W.
11
10
12
12
ampoules
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage :
intérieur ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lampes
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plafonnier ...................................................
(page courante)
remplacement
lampes intérieures ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.25
NLD_UD65818_1
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (X82 PH2 - Renault)
Éclairage intérieur : remplacement des lampes
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (1/3)
Led-interieurverlichting 1 en 2
(afhankelijk van de auto)
Ga naar een merkdealer.
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Verwondingsgevaar.
2
1
3
Verlichting dashboardkastje 3
Verwijder de lichtkap met een platte schroe-
vendraaier.
Trek aan de lamp om hem uit zijn houder te
halen.
Lamptype: W5W
Vervang de lamp en zet de lichtkap op zijn
plaats.
5.26
NLD_UD65818_1
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (X82 PH2 - Renault)
Verlichting 4
Ga naar een merkdealer.
2
2
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (2/3)
Lamptype: 2 : W5W
(afhankelijk van de auto)
Vervang de lamp en zet de lichtkap op zijn
plaats.
4
5.27
NLD_UD65818_1
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (X82 PH2 - Renault)
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (3/3)
Binnenlicht 5
Verwijder de lichtkap met een platte schroe-
vendraaier.
Trek aan de lamp om hem uit zijn houder te
halen.
Lamptype: W5W
Vervang de lamp en zet de lichtkap op zijn
plaats.
5
6
Binnenlicht 6
(afhankelijk van de auto)
Lampversie
Verwijder de lichtkap met een platte schroe-
vendraaier.
Trek aan de lamp om hem uit zijn houder te
halen.
Lamptype: W5W
Vervang de lamp en zet de lichtkap op zijn
plaats.
LED-uitvoering
Ga naar een merkdealer.
télécommande de verrouillage des portes
piles .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé/télécommande à radiofréquence
pile .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clés
remplacement de la pile .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pile (télécommande) ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.28
NLD_UD65819_1
Télécommande à radiofréquence : pile (X82 PH2 - Renault)
Clé, télécommande à radiofréquence : pile
FM-AFSTANDSBEDIENING: accu (1/2)
Vervangen van het batterijtje
Open de afstandsbediening via gleuf 1 met
behulp van een platte schroevendraaier en
vervang de batterij 2 en let daarbij op het
type batterij en de juiste polariteit (+ en -) die
op de onderkant van het deksel zijn aange-
geven.
Controleer bij het monteren, of het deksel
goed vastzit en de schroef goed vastgezet
is.
N.B.: raak bij het vervangen van het batte-
rijtje niet de elektronische printplaat in de
sleutel aan.
Controleer bij het monteren, of het
deksel goed vastzit en de schroef goed
vastgezet is.
De batterijtjes zijn verkrijgbaar bij een
merkdealer, de levensduur is ongeveer
twee jaar.
Let op dat er geen inkt op het batterijtje
zit: risico van slecht elektrisch contact.
storingen
Als de accu om een juiste werking te kunnen
garanderen, kunt u nog steeds de auto star-
ten en vergrendelen/ontgrendelen 1.32.
Als deze vervangen moeten
worden, moet u hetzelfde of
een gelijkwaardig accutype ge-
bruiken (raadpleeg een merk-
dealer).
1
2
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
5.29
NLD_UD65819_1
Télécommande à radiofréquence : pile (X82 PH2 - Renault)
Gooi lege batterijen niet in de natuur.
Lever ze in bij een inzamelplaats voor
gebruikte batterijen.
Voorzorgen met betrekking
tot batterijen:
Houd (nieuwe of oude) bat-
terijen buiten het bereik van
kinderen.
batterijen niet inslikken;
Risico van chemische brandwon-
den die dodelijk kunnen zijn.
Indien er batterijtjes zijn ingeslikt of in
het lichaam ingebracht, moet zo snel
mogelijk een arts worden geraad-
pleegd.
Bij het vervangen:
controleer of de accu’s cor-
rect zijn geplaatst;
Risico van explosie.
Als de klep niet goed sluit: niet ge-
bruiken en buiten bereik van kinderen
houden.
FM-AFSTANDSBEDIENING: accu (2/2)
carte « mains libres » : pile ........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte : pile ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.30
NLD_UD71033_2
Carte : pile (X82 PH2 - Renault)
Carte : pile
KAART: batterij (1/2)
Vervangen van het batterijtje
Als het bericht “Batterij kaart bijna leeg” ver-
schijnt op het instrumentenpaneel, vervangt
u het batterijtje in de kaart:
schuif de behuizing achter 1 omlaag ter-
wijl u op de zone A drukt;
verwijder het afdekkapje 2 van het batte-
rijtje;
verwijder het batterijtje door op één kant
ervan te drukken en het aan de andere
kant op te tillen;
plaats dit terug volgens de richting en het
model aangeduid in het deksel.
Ga bij het monteren te werk in omgekeerde
volgorde, druk daarna vier keer, in de nabij-
heid van de auto, op één van de knoppen
van de card: de boodschap verdwijnt als
weer gestart wordt.
Zorg dat het deksel goed vastzit.
Opmerking: kom bij het vervangen van het
batterijtje niet aan het elektronische circuit
en de contacten in de kaart.
De batterijtjes zijn verkrijgbaar bij een
merkdealer, de levensduur is ongeveer
twee jaar. Let op dat er geen inkt op het
batterijtje zit: risico van slecht elektrisch
contact.
Zorg dat het deksel goed vastzit.
Als deze vervangen moeten
worden, moet u hetzelfde of
een gelijkwaardig accutype ge-
bruiken (raadpleeg een merk-
dealer).
Bij het vervangen:
Controleer of de batterijtjes
goed zijn geplaatst.
explosiegevaar.
Als de klep niet goed sluit: niet ge-
bruiken en buiten bereik van kinderen
houden.
A
1
2
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
5.31
NLD_UD71033_2
Carte : pile (X82 PH2 - Renault)
Voorzorgen met
betrekking tot
batterijen:
Houd (nieuwe of oude) batterijen
buiten het bereik van kinderen.
Slik de batterijtjes niet in.
Risico van chemische brandwon-
den die dodelijk kunnen zijn.
Wanneer de kaart is ingeslikt of in
enig deel van het lichaam is gesto-
ken, raadpleeg dan zo snel mogelijk
een arts.
storingen
Als de accu om een juiste werking te kunnen
garanderen, kunt u nog steeds de auto star-
ten en vergrendelen/ontgrendelen 2.4.
KAART: batterij (2/2)
Gooi lege batterijen niet weg, maar lever
ze in bij een inzamelpunt voor lege bat-
terijen.
accessoires................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.32
NLD_UD81100_4
Accessoires (X82 PH2 - Renault)
Accessoires
ACCESSOIRES (1/2)
Elektrische en elektronische accessoires
Controleer vóór het installeren van een dergelijk accessoire (bij zenders/ontvangers vooral: frequentieband, vermogen, plaats van de
antenne enz.) of dat geschikt is voor uw auto. Vraag advies aan een merkdealer.
Voordat u een accessoire op een stopcontact aansluit, moet u controleren of u het maximaal toegestane vermogen voor het stopcon-
tact niet overschrijdt 3.16, 3.35. Risico op brand.
Werkzaamheden aan het elektrische en/of elektronische circuit van het voertuig mogen alleen worden uitgevoerd door een gekwalificeerde
vakman. Een onjuiste aansluiting en/of installatie van elektrische/elektronische accessoires die niet door de fabrikant zijn goedgekeurd, kan
leiden tot:
schade aan de elektrische en/of elektronische apparatuur;
schade aan daarop aangesloten onderdelen;
het verzamelen en gebruiken van voertuiggegevens;
een inbreuk op uw privacy (wijziging of verwijdering van en/of ongeoorloofde toegang tot persoonsgegevens).
Risico van ernstige ongevallen.
Risico van inbreuk op privacy.
Als u op een later tijdstip elektrische apparatuur wilt installeren, moet u het vermogen en de positie van de bijbehorende zekering controleren.
De diagnoseaansluiting gebruiken
Het aansluiten van elektronische accessoires op de diagnoseaansluiting kan de elektronische systemen van het voertuig ernstig verstoren en/
of inbreuk maken op uw privacy (wijziging of verwijdering van en/of ongeoorloofde toegang tot persoonsgegevens).
Voor uw veiligheid is het raadzaam alleen door de fabrikant goedgekeurde elektronische accessoires te gebruiken: raadpleeg een merkdealer.
Risico van ernstige ongevallen.
Risico van inbreuk op privacy.
5.33
NLD_UD81100_4
Accessoires (X82 PH2 - Renault)
Achteraf inbouwen van accessoires
Raadpleeg een merkdealer als u accessoires op de auto wilt installeren. Om zeker te zijn dat uw auto goed werkt en om elk risico te
vermijden dat uw veiligheid kan aantasten, raden wij u aan om door de constructeur goedgekeurde accessoires te gebruiken: deze
zijn aan uw auto aangepast en alleen deze worden door de constructeur gegarandeerd.
Als u een antidiefstalstang gebruikt, bevestig deze dan uitsluitend op het rempedaal.
Hinder bij het rijden
Gebruik aan de bestuurderskant matten die geschikt zijn voor de auto en zet deze vast aan de vooraf geïnstalleerde onderdelen. Controleer
regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel niet meerdere matten op elkaar.
Gevaar van hakende pedalen.
ACCESSOIRES (2/2)
balais d’essuie-vitres .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
essuie-vitres
balais ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.34
NLD_UD65822_1
Balais d essuie-vitres (X82 PH2 - Renault)
Essuie-vitres (remplacement des balais)
RUITENWISSERBLADEN (1/3)
Ruitenwisserblad voor 1
Zet met het contact aan en de motor uit-
geschakeld de ruitenwisserhendel geheel
omlaag: de wissers stoppen in een stand
weg van de motorkap.
1
2
3
Bij het monteren
Plaats het blad 3 van de ruitenwisserarm 1
in een hoek van 30°.
Schuif het blad op de arm tot het vastklemt.
Controleer de vergrendeling. Laat de arm
van het ruitenwisserblad voorzichtig zakken.
Zet met het contact aan de schakelaar van
de ruitenwisser in ruststand.
3
1
Til de ruitenwisserarm op 3, druk op de
knop 2 om het blad los te halen 1.
1
5.35
NLD_UD65822_1
Balais d essuie-vitres (X82 PH2 - Renault)
Controleer als het vriest,
voordat u wegrijdt, of de rui-
tenwissers voor en achter niet
aan het glas zijn vastgevroren.
De wissermotor kan hierdoor te warm
worden.
Controleer regelmatig de wisserbla-
den.
Zodra hun werking afneemt moet u ze
vervangen, ongeveer eens per jaar.
Bij het vervangen van het blad, let bij het
verwijderen van het blad op, dat u hem
niet op de ruit laat vallen: u zou de ruit
kunnen breken.
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
reinig de bladen, de voorruit en de
achterruit regelmatig met water met
zeep;
gebruik ze niet als de voorruit of ach-
terruit droog zijn;
maak ze los van de voorruit of achter-
ruit als ze lang niet gebruikt zijn.
RUITENWISSERBLADEN (2/3)
5.36
NLD_UD65822_1
Balais d essuie-vitres (X82 PH2 - Renault)
RUITENWISSERBLADEN (3/3)
A
5
4
Ruitenwisserblad achter op
klapdeuren achter
Til de ruitenwisserarm 4 op;
kantel het blad 5 tot u weerstand voelt;
trek het wisserblad los van de arm (rich-
ting A).
Bij het monteren
Ga te werk in omgekeerde volgorde van de-
montage. Controleer of het blad goed is ver-
grendeld.
Ruitenwisserblad achterruit op
achterklep
Til de ruitenwisserarm 6 op;
trek aan het lipje 8 (beweging B) en duw
het blad 7 naar boven.
7
8
B
6
anneaux de remorquage ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
remorquage
dépannage ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.37
NLD_UD65823_1
Remorquage : dépannage (X82 PH2 - Renault)
Remorquage
SLEPEN: pech (1/3)
Koppel een eventuele aanhangwagen
los.
Gebruik nooit de assen of de aandrijfassen.
De sleeppunten mogen alleen gebruikt
worden om de auto mee te slepen: het mag
in geen geval gebruikt worden om de auto
direct of indirect aan op te hijsen.
Houd u altijd aan de wettelijke bepalingen
inzake het slepen. Als u de sleepauto be-
stuurt, let dan op het toegestane sleepge-
wicht voor uw auto 6.10.
Voordat u gaat slepen, moet u de versnel-
lingsbak in neutraal zetten, de stuurkolom
ontgrendelen en vervolgens de parkeerrem
loszetten.
Voor auto’s met een automatische transmis-
sie moet u een beroep doen op een merk-
dealer als u de versnellingshendel niet in
stand N kunt zetten.
Stuurkolomontgrendeling
Afhankelijk van de auto steekt u de sleutel in
het stopcontact of drukt u circa twee secon-
den op de startknop als u de kaart bij u hebt.
Zet de hendel terug in neutraal (stand N voor
een auto met automatische transmissie)
De stuurkolom ontgrendelt, de accessoires
liggen tegen voeding: en u kunt de verlich-
ting gebruiken (remlichten, richtingaanwij-
zers, enz...). In het donker moet de auto ver-
licht zijn.
Druk, afhankelijk van de auto, na het slepen
twee keer kort op de startknop van de motor
(risico van het ontladen van de accu).
Gebruik een starre sleep-
stang. Indien u een touw of
kabel gebruikt bij het slepen
(als dit wettelijk toegestaan is),
moet de auto die gesleept wordt nog
kunnen remmen.
De auto die gesleept wordt, moet te
allen tijde bestuurbaar zijn.
Tijdens het slepen, moet zo veel
mogelijk het plotseling gas geven of
remmen vermeden worden om be-
schadiging aan de auto te voorko-
men.
U mag in geen geval sneller rijden
dan 25 km/u.
Duw de auto niet aan als de stuurko-
lom is vergrendeld.
Bij stilstaande motor werken de
stuur- en rembekrachtiging niet
meer.
Verwijder niet de contactsleutel
of de card uit de lezer tijdens
het slepen.
5.38
NLD_UD65823_1
Remorquage : dépannage (X82 PH2 - Renault)
Als deze functie is ingeschakeld en de
hendel vastzit in P, drukt u op het rempe-
daal. U kunt de hendel handmatig losma-
ken. Doe dit zo: maak de onderkant van
de hendel los en plaats een gereedschap
(starre as) in de gleuf 2 (links of rechts van
de hendel). Druk ondertussen op het ge-
reedschap (starre as) en op de knop 1 om
de hendel te ontgrendelen.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
Slepen van een voertuig met een
automatische transmissie
Vervoer de auto op een plateau of sleep
hem met beide voorwielen van de grond.
In uitzonderlijke omstandigheden kunt
u de auto verslepen met de vier wielen op
de grond, uitsluitend vooruit rijdend met de
versnellingshendel in neutrale stand N, over
een afstand van maximaal 80 km en met
een maximale snelheid van 25 km/u.
SLEPEN: pech (2/3)
2
1
5.39
NLD_UD65823_1
Remorquage : dépannage (X82 PH2 - Renault)
SLEPEN: pech (3/3)
Sleeppunt achter 3
(Auto zonder trekhaak)
Sleeppunt achter 4
(Auto’s met een trekhaak)
Raadpleeg voor de montage van de trek-
haakkogel de montagevoorschriften van de
uitrusting.
Sleeppunt voor
Maak het kapje 5 los door een platte schroe-
vendraaier onder het kapje te steken.
Zet de sleephaak 6 helemaal vast: eerst
zo ver mogelijk met de hand en vervolgens
met de wielsleutel 7 totdat deze vergrendelt.
Gebruik uitsluitend het sleepoog 6 dat is op-
geborgen bij het gereedschap 5.8.
5
6
3
Gebruik uitsluitend
Aan de achterkant:
voor auto’s zonder trekhaak, het
sleeppunt 3;
voor auto’s met trekhaak, het sleep-
punt 4 (trekhaakkogel).
Aan de voorkant:
voorkant, sleepoog 6 (in de gereed-
schapsset) en het sleeppunt.
4
Zorg ervoor dat het sleepoog
correct met bouten is beves-
tigd.
Risico om het gesleepte
object te verliezen.
7
haut-parleurs
emplacement .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
installation radio.........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pré-équipement radio ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
radio
pré-équipement .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)équipements multi-
média .........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.40
NLD_UD72340_2
Pré-équipement radio (X82 PH2 - Renault)
Pré-équipement radio
RADIO INBOUWEN
Plaats van de luidsprekers 2
Raadpleeg een erkende dealer om de luid-
sprekers te installeren.
2
1
Inbouwplaats voor de radio 1
(afhankelijk van de auto)
De aanwezigheid van aansluitingen en de
plaats van deze uitrusting hangen af van de
voertuiguitvoering.
Raadpleeg een erkende dealer voor het in-
stalleren van radioapparatuur.
Volg altijd nauwgezet de inbouwvoor-
schriften van de uitrusting op.
De benodigde steunen en verbin-
dingskabels die de merkdealer u kan
leveren, verschillen per type voertuig
en per type radio.
Raadpleeg een merkdealer voor hun
onderdeelnummers.
Wijzig niet zelf de bedrading van de
auto want door een verkeerde aan-
sluiting kan de elektrische installatie
worden beschadigd (bedrading, orga-
nen en in het bijzonder de dynamo).
Laat eventuele veranderingen door
een merkdealer uitvoeren.
Voor de werking van deze uitrustingen:
raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de
uitrusting die u het beste bij de andere
boekjes van de auto kunt bewaren.
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.41
NLD_UD80691_4
Anomalies de fonctionnement (X82 PH2 - Renault)
Anomalies de fonctionnement
STORINGEN (1/8)
Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo-
gelijk door een merkdealer nakijken.
Gebruik van de kaart MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De kaart kan geen portie-
ren ontgrendelen of ver-
grendelen.
Batterij van de card leeg. Vervang de batterij. U kunt nog steeds uw auto vergrendelen/
ontgrendelen en starten 1.32 en 2.3.
Gebruik van apparaten die op dezelfde fre-
quentie als de card werken (mobiele tele-
foon, enz.).
Gebruik deze apparaten niet langer of gebruik de sleutel
1.32.
De auto bevindt zich in een sterk elektro-
magnetisch veld.
Accu van de auto ontladen.
Gebruik de sleutel die in de kaart is ingebouwd
1.32.
De boodschap “Plaats de kaart in zone +
START” verschijnt op het instrumentenpa-
neel.
Plaats de card in de daarvoor bestemde positie 2.4 en druk
vervolgens op de op START-toets.
De motor van de auto is gestart. Als de motor draait, werkt het vergrendelen/ontgrendelen met
de card niet. Zet het contact uit.
Desynchronisatie van de kaart. Ontgrendel het bestuurdersportier door de sleutel die in de
kaart zit, in het portierslot te steken; 1.34plaats de kaart in
de daarvoor bestemde positie 2.4 en druk op START om
de kaart te synchroniseren.
5.42
NLD_UD80691_4
Anomalies de fonctionnement (X82 PH2 - Renault)
Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo-
gelijk door een merkdealer nakijken.
Gebruik van de afstandsbediening MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De afstandsbediening werkt niet voor het
ontgrendelen of vergrendelen van de por-
tieren.
Batterij van de afstandsbediening leeg. Gebruik de sleutel.
Gebruik van apparaten die op dezelfde frequen-
tie als de afstandsbediening werken (mobiele te-
lefoon, enz.).
Gebruik deze apparaten niet of gebruik de sleu-
tel.
De auto bevindt zich in een sterk elektromagne-
tisch veld.
Accu ontladen.
Vervang de batterij. U kunt nog steeds uw auto
vergrendelen/ontgrendelen en starten 1.32
en 2.3.
De motor van de auto is gestart. Als de motor draait, werkt het vergrendelen/
ontgrendelen met de sleutel niet. Zet het con-
tact uit.
Desynchronisatie van de afstandsbediening. Ontgrendel het bestuurdersportier met de sleu-
tel in het deurslot en start vervolgens de motor
2.3 om de afstandsbediening te synchroni-
seren.
STORINGEN (2/8)
5.43
NLD_UD80691_4
Anomalies de fonctionnement (X82 PH2 - Renault)
STORINGEN (3/8)
U schakelt de startmotor in MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De controlelampjes op het instrumentenpaneel
gaan zwakker of niet branden, de startmotor
draait niet.
Accuklemmen niet goed vastge-
zet, los of geoxideerd.
Vastzetten, aansluiten of reinigen indien geoxideerd.
Accu ontladen of defect. Sluit een andere accu aan op de ontladen accu 5.15, of
vervang de accu indien nodig.
Duw de auto niet aan als de stuurkolom is vergrendeld.
Circuit defect. Raadpleeg een merkdealer.
De motor wil niet starten. De voorwaarden voor het star-
ten zijn niet vervuld.
2.3
De handsfree-kaart werkt niet. 2.4 en 5.30.
De motor weigert te stoppen. Card niet gedetecteerd. 2.4 en 5.30.
Elektronische storing. Druk vijf keer snel op de startknop.
De stuurkolom blijft vergrendeld. Stuurwiel geblokkeerd. Draai het stuurwiel terwijl u drukt op de startknop van de
motor 2.3.
Circuit defect. Raadpleeg een merkdealer.
5.44
NLD_UD80691_4
Anomalies de fonctionnement (X82 PH2 - Renault)
STORINGEN (4/8)
Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Witte rook uit de uitlaat. In de dieselmotor hoeft dit geen storing te zijn.
De rook ontstaat door de regeneratie van het
roetfilter.
2.12
Rook onder de auto bij het aanzetten
van de verwarming.
Dit hoeft geen storing te zijn, de rook wordt
veroorzaakt door de verwarming.
In dat geval verdwijnt de rook geleidelijk wan-
neer de temperatuur in de auto de ingestelde
temperatuur heeft bereikt.
Rook onder de motorkap. Kortsluiting of lekkage van het koelcircuit. Stop, zet het contact uit, ga bij de auto vandaan
en roep de hulp in van een merkdealer.
Het waarschuwingslampje voor de olie-
druk gaat branden:
in een bocht of tijdens het remmen Het peil is te laag. Motorolie bijvullen 4.5.
dooft langzaam of blijft branden bij gas
geven
Te lage oliedruk. Stop en roep de hulp in van een merkdealer.
5.45
NLD_UD80691_4
Anomalies de fonctionnement (X82 PH2 - Renault)
STORINGEN (5/8)
Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Het sturen gaat zwaar. Oververhitting van de bekrachtiging.
Probleem met de elektrische bekrachti-
gingsmotor.
Storing in het hulpsysteem.
Rijd voorzichtig bij lage snelheid, let op de kracht
die u moet zetten op het stuurwiel om de wielen
te draaien. Raadpleeg een merkdealer.
Trillingen. Banden te zacht, beschadigd of uit balans. Controleer de bandenspanning, als deze goed
is, laat dan de banden door een merkdealer na-
kijken.
De motor wordt te warm. De koelvloeistoftem-
peratuurmeter staat in de gevarenzone en het
waarschuwingslampje ® brandt.
Koelventilateur defect. Stop de auto, stop de motor en roep de hulp in
van een merkdealer.
Koelvloeistoflekkage. Controleer het koelvloeistofreservoir: er moet
vloeistof inzitten. Als het leeg is, raadpleeg zo
snel mogelijk een merkdealer.
De vloeistof in het expansievat borrelt. Mechanische storing: koppakking opgebla-
zen.
Zet de motor stil.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Radiateur: als er veel te weinig koelvloeistof is, mag deze niet worden bijgevuld met koude koelvloeistof wanneer de motor nog erg
heet is. Na elke reparatie waarbij het koelsysteem geheel of gedeeltelijk is afgetapt, moet dit met nieuwe koelvloeistof worden bijge-
vuld. Gebruik hiervoor alleen door onze technische diensten goedgekeurde koelvloeistof.
5.46
NLD_UD80691_4
Anomalies de fonctionnement (X82 PH2 - Renault)
Gestopt MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De koelventilator van de motor begint te
draaien nadat het contact is uitgescha-
keld.
Dit is meestal geen defect. De koelventi-
lator van de motor kan starten om de mo-
tortemperatuur te regelen. Dit kan enkele
minuten doorgaan nadat de motor is uit-
geschakeld.
De koelventilator van de motor draait
langer dan 10 minuten nadat de motor is
uitgeschakeld.
Raadpleeg een merkdealer.
STORINGEN (6/8)
5.47
NLD_UD80691_4
Anomalies de fonctionnement (X82 PH2 - Renault)
STORINGEN (7/8)
Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De ruitenwisser werkt niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit.
Elektrische installatie defect. Raadpleeg een merkdealer.
Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen;
raadpleeg de informatie 5.17.
De ruitenwisser stopt niet. Elektrische verstelling defect. Raadpleeg een merkdealer.
Knipperfrequentie te hoog. Defecte achterlamp. 5.19 of 5.21.
De knipperlichten werken niet. Elektrische installatie of schakelaar defect. Raadpleeg een merkdealer.
Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen
5.17.
De koplampen schakelen niet in of niet uit. Elektrische installatie of schakelaar defect. Raadpleeg een merkdealer.
Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen
5.17.
5.48
NLD_UD80691_4
Anomalies de fonctionnement (X82 PH2 - Renault)
STORINGEN (8/8)
Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Condens in de koplampen of achterlich-
ten.
Condens is een normaal verschijnsel dat
door variaties in temperatuur en vochtig-
heid kan worden veroorzaakt.
In dat geval verdwijnen de sporen geleidelijk
aan als de lichten branden.
Het waarschuwingslampje van het niet
dragen van de autogordels vooraan brandt
niet in overeenstemming met het vastma-
ken van de autogordels.
Een voorwerp tussen de vloer en de stoel
hindert de werking van het opname-ele-
ment.
Verwijder elk voorwerp onder de stoelen voor-
aan.
6.1
NLD_UD80685_7
Sommaire 6 (X82 PH2 - Renault)
Hoofdstuk 6: Technische gegevens
Identificatieplaatjes auto . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.2
Technische informatie voor de hulpdiensten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.3
Identificatie van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.4
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.5
Gegevens van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.9
Aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.10
Massa’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.10
Onderdelen en reparaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.12
Onderhoudscoupons . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.13
Plaatwerkcontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.19
plaques d’identification ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.2
NLD_UD78594_3
Plaques d’identification véhicule (X82 PH2 - Renault)
Plaques d’identification véhicule
IDENTIFICATIEPLAATJES AUTO
De gegevens op het constructeursplaatje
moeten bij eventuele klachten en bij het
bestellen van onderdelen altijd worden
vermeld.
De aanwezigheid en de plaats van de in-
formatie zijn afhankelijk van de auto.
Constructeursplaatje A
1 Naam van de fabrikant.
2 Nummer van communautair ontwerp of
registratienummer.
3 Identificatienummer.
Afhankelijk van de auto wordt deze
informatie herhaald op de marke-
ring B.
4 MMAC (Max. toegelaten totaalmassa).
5 MTR (Maximaal toegelaten trein-
massa: auto met aanhanger).
6 MMTA (Max. toegelaten massa) geme-
ten onder de vooras.
7 MMTA achteras.
8 Gereserveerd voor zakelijke of aanvul-
lende inschrijvingen.
9 Dieseluitstoot.
Afhankelijk van het voertuig vindt u
deze informatie niet op het plaatje van
de fabrikant, maar op het label met de
rookopaciteit van de motor 2.12.
10 Laknummer (kleurcode).
A
97
8
10
5
1
2
3
4
6
B
A
QR Code ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.3
NLD_UD73239_1
Informations techniques pour les secours (X82 PH2 - X82 - Renault)
Informations techniques pour les secours
TECHNISCHE INFORMATIE VOOR DE HULPDIENSTEN
De QR Code op het label A geeft hulpverle-
ners via een tablet of smartphone direct toe-
gang tot de technische voertuiginformatie
die ze nodig hebben bij een ongeval.
Opmerking: op uitvoeringen zonder achter-
ruit zit het label A alleen op de voorruit.
Zorg dat het label A altijd aanwezig en zicht-
baar is, zowel op de voorruit als de achter-
ruit.
Elke wijziging of beschadiging maakt
toegang tot de informatie onmogelijk.
AA
identification du moteur .............................
(page courante)
6.4
NLD_UD72194_2
Plaques d’identification moteur (X82 PH2 - Renault)
Identification moteur
De motoridentificatiegegevens in zone A
moeten bij correspondentie en bij het be-
stellen van onderdelen altijd worden ver-
meld.
(de plaats is afhankelijk van het motortype)
1 Type van de motor.
2 Indicenummer van de motor.
3 Serienummer van de motor.
MOTOR-ID
A
21
3A
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dimensions ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.5
NLD_UD73240_3
Dimensions (en mètres) (X82 PH2 - Renault)
Dimensions
AFMETINGEN (in meter) (1/4)
Besteluitvoering
C A D
B
QZ1
E
G
F
H Z
Y
Y1
J
K
6.6
NLD_UD73240_3
Dimensions (en mètres) (X82 PH2 - Renault)
AFMETINGEN (in meter) (2/4)
Complete auto’s en zonder latere aanpassingen
GESLOTEN BESTEL
Standaard chassis Lang chassis
Standaard
besteluitvoering
Verhoogde
besteluitvoering
Standaard
besteluitvoering
Verhoogde
besteluitvoering
A3,098 3,498
B5,080 5,480
C1,014
D0,968
E1,615
F1,628
G2,312 → 2,165(1)
H(2) 1,953 → 1,997 2,476 → 2,509 1,953 → 1,997 2,476 → 2,509
J(2) 0,552
K(3) 0,160 → 0,166
Q1,387 1,913 1,387 1,913
Y1,370 1,167 1,370 1,167
Y1 1,391
Z1,295 1,818 1,295 1,818
Z1 2,537 2,937
(1) Portierspiegels ingeklapt
(2) Onbelast
(3) Belast.
6.7
NLD_UD73240_3
Dimensions (en mètres) (X82 PH2 - Renault)
H
Z
Y
Y1
J
AFMETINGEN (in meter) (3/4)
Combi-uitvoering
C A D
B
Q
Z1
E
G
F
K
6.8
NLD_UD73240_3
Dimensions (en mètres) (X82 PH2 - Renault)
AFMETINGEN (in meter) (4/4)
Complete auto’s en zonder latere aanpassingen
(1) Portierspiegels ingeklapt
(2) Onbelast
(3) Belast.
COMBI
Standaard chassis Lang chassis
Met bank 3e rij Zonder bank 3e rij Met bank 3e rij Zonder bank 3e rij
A3,098 3,498
B5,080 5,480
C1,014
D0,968
E1,615
F1,628
G2,312 → 2,165(1)
H(2) 1,935 → 2,020 1,935 → 2,020
J(2) 0,552
K(3) 0,160→ 0,161
Q1,369
Y1,370
Y1 1,391
Z1,306
Z1 0,736 1,620 1,136 2,020
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
moteur
caractéristiques ....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
caractéristiques moteurs ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.9
NLD_UD72195_2
Caractéristiques moteurs (X82 PH2 - Renault)
Caractéristiques moteurs
GEGEVENS VAN DE MOTOR
Uitvoeringen 2.0 dCi
Type van de motor
(zie motorplaatje) M9R
Cilinderinhoud (cm3) 1997
Soort brandstof
Octaangetal
Dieselbrandstof.
De sticker in de tankdopklep geeft aan welke brandstoffen toegestaan zijn.
Brandstof die voldoet aan de
Europese norm en die compati-
bel is met de motoren van auto´s
verkocht in Europa (neem voor
andere gevallen contact op met
een merkdealer).
Dieselbrandstof die voldoet aan de norm EN 590 bevat tot 7 % methylesther vetzuur.
Dieselbrandstof die voldoet aan de norm EN 16734 bevat tot 10 % methylesther vetzuur.
Dieselbrandstof die voldoet aan de norm EN 15940 bevat tot 7% methylester.
Bougies – –
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
caravanage ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
charges remorquables ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
masses ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’objets
sur le toit ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
charge admise sur le toit ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.10
NLD_UD75373_2
Masses (en kg) (X82 PH2 - Renault)
Charge remorquable
Masses
MASSAS (in kg) (1/2)
Uitvoeringen (naargelang het land) Standaard BESTELUITVOERING Verhoogde BESTELUITVOERING
Max. toegelaten totaalmassa (MMAC)
Max. toegelaten massa (MMTA)
Max. toegelaten treinmassa (MTR)
Massa’s aangegeven op het constructeursplaatje 6.2
Massa aanhanger geremd* wordt verkregen door berekening: MTR - MMAC
Aanhangwagenmassa ongeremd *750
Max. kogeldruk op trekhaak* 100
Maximaal toegelaten dakbelasting 200 (met inbegrip van de
dragende delen)
150 (met inbegrip van de
dragende delen)
* Trekgewicht (trekken van een caravan, boot en dergelijke)
Het trekken van een aanhangwagen is verboden wanneer de berekening MTR - MMAC gelijk is aan nul of wanneer de op het constructeursplaatje
aangegeven MTR gelijk is aan nul (of niet wordt aangegeven).
Respecteer de in het land geldende voorwaarden voor het trekken en de toegelaten maximale massa’s. Laat uw merkdealer een trekhaak
monteren en de bedrading van de auto aanpassen.
In geval van een auto met aanhanger, mag de max. toegelaten treinmassa (auto + aanhanger) nooit overschreden worden. Toch is toe-
gestaan:
een overschrijding van de max. toegelaten massa (MMTA) gemeten onder de achteras tot 15 %,
een overschrijding van de max. toegelaten totaalmassa (MMAC) tot 10 % of 100 kg (tot de eerste van deze twee waarden is bereikt).
In beide gevallen mag de maximumsnelheid van auto en aanhanger niet hoger zijn dan 80 km/u (afhankelijk van de wettelijke voorschriften) en
moet de bandenspanning worden verhoogd met 0,2 bar (3 PSI).
Het motorvermogen neemt af naarmate u hoger in de bergen rijdt. Wij adviseren u de maximale belasting met 10 % per 1 000 meter stijging te
verminderen.
De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zij variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg uw
merkdealer.
6.11
NLD_UD75373_2
Masses (en kg) (X82 PH2 - Renault)
MASSAS (in kg) (2/2)
De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zijn variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg de
merkdealer.
COMBI uitvoeringen (afhankelijk van het land)
Max. toegelaten totaalmassa (MMAC)
Max. toegelaten massa (MMTA)
Max. toegelaten treinmassa (MTR)
Massa’s aangegeven op het constructeursplaatje 6.2
Massa aanhanger geremd* wordt verkregen door berekening: MTR - MMAC
Massa aanhanger ongeremd* 750
Max. kogeldruk op trekhaak* 100
Maximaal toegelaten dakbelasting 200 (met inbegrip van de dragende delen)
* Trekgewicht (trekken van een caravan, boot en dergelijke)
Het trekken van een aanhangwagen is verboden wanneer de berekening MTR - MMAC gelijk is aan nul of wanneer de op het constructeursplaatje
aangegeven MTR gelijk is aan nul (of niet wordt aangegeven).
Respecteer de in het land geldende wettelijke sleepvoorschriften. Neem contact op met een erkende dealer over het aanpassen van de trekin-
richting.
In geval van een auto met aanhanger, mag de max. toegelaten treinmassa (auto + aanhanger) nooit overschreden worden. Toch is toe-
gestaan:
een overschrijding van de max. toegelaten massa (MMTA) gemeten onder de achteras tot 15 %,
een overschrijding van de max. toegelaten totaalmassa (MMAC) tot 10 % of 100 kg (tot de eerste van deze twee waarden is bereikt).
In beide gevallen is de maximumsnelheid van de combinatie 100 km/u (afhankelijk van de wettelijke voorschriften) en moet de bandenspanning
worden verhoogd met 0,2 bar (3 PSI).
Het motorvermogen neemt af naarmate u hoger in de bergen rijdt. Wij adviseren u de maximale belasting met 10 % per 1 000 meter stijging te
verminderen.
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pièces de rechange ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.12
NLD_UD65832_1
Pièces de rechange et réparations (X82 PH2 - Renault)
Pièces de rechange et réparations
De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on-
derdelen die in de fabriek worden gebruikt.
Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een
merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
ONDERDELEN EN REPARATIES
justificatifs d’entretien ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
entretien :
mécanique ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
entretien :
autonomie de vidange .........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.13
NLD_UD65833_1
Justificatif d’entretien (X82 PH2 - Renault)
Justificatifs d’entretien
ONDERHOUDSCOUPONS (1/6)
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
VIN: ..................................................................................
6.14
NLD_UD65833_1
Justificatif d’entretien (X82 PH2 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (2/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.15
NLD_UD65833_1
Justificatif d’entretien (X82 PH2 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (3/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.16
NLD_UD65833_1
Justificatif d’entretien (X82 PH2 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (4/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.17
NLD_UD65833_1
Justificatif d’entretien (X82 PH2 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (5/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.18
NLD_UD65833_1
Justificatif d’entretien (X82 PH2 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (6/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
contrôle anticorrosion ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.19
NLD_UD65834_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (X82 PH2 - Renault)
Contrôle anticorrosion
PLAATWERKCONTROLE (1/6)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.20
NLD_UD65834_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (X82 PH2 - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (2/6)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.21
NLD_UD65834_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (X82 PH2 - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (3/6)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.22
NLD_UD65834_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (X82 PH2 - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (4/6)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.23
NLD_UD65834_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (X82 PH2 - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (5/6)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.24
NLD_UD65834_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (X82 PH2 - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (6/6)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
7.1
FRA_UD80686_7
Index (X82 PH2 - Renault)
A
aan/uit knop van de motor ..................................................... 2.3 → 2.7
aanhangwagen ....................................................................6.10 – 6.11
aansteker ............................................................................ 3.35 – 3.36
aanvullende bevestigingsmiddelen
bij de autogordels achterin ...................................................... 1.56
bij de autogordels voorin ............................................. 1.50 → 1.55
zijkant ...................................................................................... 1.57
aanvullende bevestigingsmiddelen................................................ 1.58
aanvullende bevestigingsmiddelen bij de gordels .............1.50 → 1.58
aanwijzers:
richtingaanwijzers .................................................................. 1.129
ABS ........................................................................1.105, 2.31 → 2.35
accessoireaansluiting ......................................................... 3.35 – 3.36
accessoires.................................................................. 2.5, 5.32 – 5.33
accessoires inbouwen ................................................................... 3.49
accu .............................................. 0.9, 1.104, 4.12 – 4.13, 5.15 – 5.16
achterbank
gebruiksmogelijkheden ...............................................3.38 → 3.41
achterbank .....................................................1.47 – 1.48, 3.38 → 3.41
achteruitrijradar..................................................................2.88 → 2.95
achteruitversnelling
inschakelen ....................................................2.17, 2.100 → 2.103
actieradius .......................................................... 1.102, 1.107 → 1.110
actieradius van de auto ................................................................1.114
actieve noodstop ...............................................................2.51 → 2.56
adaptieve snelheidsregeling .............................................. 2.72 → 2.85
AdBlue ........................................................................... 1.139 → 1.142
afstandsbediening van de portiervergrendeling
batterijtjes ..................................................................... 5.28 – 5.29
afstandsbediening van de vergrendeling ...............................1.2 → 1.4
afstandsregeling ................................................................2.47 → 2.50
afstellen van de juiste zithouding..........1.39 – 1.41, 1.43 → 1.49, 3.37
airbag
activeren passagiersairbags voorin ......................................... 1.95
uitschakeling passagiersairbag voor ....................................... 1.93
airbag..................................................1.50 → 1.55, 1.57 – 1.58, 1.102
airbags ............................................................................................ 0.7
airconditioning .....................................................................3.4 → 3.15
alarmknipperlichten ..................................................................... 1.129
antiblokkeersysteem: ABS .................................................2.31 → 2.35
anticorrosiebescherming ............................................................... 4.14
antiluchtverontreiniging
tips ........................................................................................... 2.24
armsteun
voorin ............................................................................. 1.40, 3.31
armsteun........................................................................................ 1.40
asbak .................................................................................. 3.35 – 3.36
autogordels .............................................0.7, 1.43 → 1.55, 1.58, 1.106
automatische bak .......................................................................... 2.17
automatische portiervergrendeling tijdens het rijden ..................... 1.38
automatische transmissie (gebruik) ...............................2.100 → 2.103
B
bagageafdekplaat .......................................................................... 3.42
bagageruimte.....................................................................3.43 → 3.46
banden......................0.3, 2.23, 2.26 → 2.30, 4.10 – 4.11, 5.12 → 5.14
bandenspanning ..... 0.8, 1.106, 1.116, 2.23, 2.26 → 2.30, 4.10 – 4.11,
5.4 → 5.7, 5.5 – 5.6, 5.13
bandenspanning-controlesysteem............................................... 1.106
batterij
pechhulp ....................................................................... 5.15 – 5.16
batterijtje (afstandsbediening) ............................................ 5.28 – 5.29
bedieningselementen
stuurwiel ....................................................................... 3.16 – 3.17
bedieningsorganen ........................... 0.5, 1.96 → 1.99, 1.102 → 1.106
bestuurdersondersteuning ................... 0.6, 2.36 → 2.56, 2.59 → 2.62,
2.72 → 2.85
bevestigingsmiddelen voor kinderen ....1.59 – 1.60, 1.62 → 1.80, 1.93
bevestigingssysteem voor kinderen .....1.59 – 1.60, 1.62 → 1.80, 1.93
bijzonderheid van de dieselmotor ......................................2.12 → 2.16
binnenlicht ................................................................3.22 → 3.24, 5.25
bochtlichten ................................................................................. 1.127
boodschappen op het instrumentenpaneel ...................1.111 → 1.119,
1.139 → 1.142, 2.8 → 2.11
boordcomputer ..................................... 1.102 → 1.106, 1.111 → 1.119
brandstof
kwaliteit ...................................................................1.136 → 1.138
tanken ..........................................................1.102, 1.136 → 1.138
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (1/6)
7.2
FRA_UD80686_7
Index (X82 PH2 - Renault)
tips over brandstof .......................................................2.18 → 2.23
verbruik .......................................................................2.18 → 2.23
brandstof besparen............................................................2.18 → 2.23
brandstofpeil .................................................................. 1.102 → 1.107
brandstoftank
inhoud ................................................................................... 1.136
brandstofverbruik .................................................... 1.113, 2.18 → 2.23
buitentemperatuur ....................................................................... 1.121
C
camera
achteruitrijcamera ........................................................2.96 → 2.99
caravan trekken ...............................................3.47 – 3.48, 6.10 – 6.11
card .....................................................................................1.8 → 1.22
claxon .......................................................................................... 1.129
claxon en lichtsignaal .................................................................. 1.129
commando’s ......................................... 0.5, 1.96 → 1.99, 2.72 → 2.85
configuratiemenu ............................................................... 1.96 → 1.99
contact aanzetten van de auto ..............................................2.2 → 2.7
controlelampjes ............................................................. 1.102 → 1.119
D
dakdragers..................................................................................... 3.49
dashboard...................................................................0.5, 1.96 → 1.99
display ........................................................................... 1.102 → 1.110
dode hoek: waarschuwing ................................................. 2.41 → 2.46
dodehoekwaarschuwing .................................................... 2.41 → 2.46
dynamische rijcontrole: ESC .............................................2.31 → 2.35
E
ECO-modus ............................................................... 1.106, 2.21, 3.10
ECO-rijden ......................................................................... 2.18 → 2.23
ECO-werkingsmodus................................................................... 1.106
ESC: dynamische rijcontrole ..................................1.105, 2.31 → 2.35
extra portiervergrendeling....................................................... 1.7, 1.22
F
filter
brandstof ................................................................................1.118
filter:
interieur ..................................................................................... 4.9
lucht ........................................................................................... 4.9
olie .................................................................................... 4.5 – 4.6
roet ................................................................................. 2.13, 2.15
functie prestatiemodus ......................................................2.18 → 2.23
functie Stop and Start .......................................................... 2.8 → 2.11
G
gegevens van de motor ................................................................... 6.9
geïntegreerde bediening van handsfree telefoon ............... 3.16 – 3.17
geluidssignaal snelheidsverklikker ...............................................1.110
geluidssignaal verlichting brandt nog ................................1.23 → 1.26
gereedschap .................................................................................... 5.8
gordelspanners
autogordels voorin .......................................................1.50 → 1.55
gordelspanners ..................................................................1.50 → 1.55
gripcontrole .................................................................................... 2.34
groothoek spiegel ............................................................... 1.101, 3.21
H
handgreep .........................................................................3.25 → 3.34
handrem ............................................................................. 1.104, 2.17
handsfree kaart: batterij ...................................................... 5.30 – 5.31
hoofdsteunen ........................................................................ 1.39, 3.37
hulp bij wegrijden op helling ..............................................2.31 → 2.35
hulpdiensten bellen........................................................2.104 → 2.106
I
identificatie van de auto ................................................................... 0.8
identificatieplaatjes .......................................................................... 6.2
identificatieplaatjes auto .................................................................. 0.8
imperiaal
dakdragers .............................................................................. 3.49
informatie en algemene tips ............................................................ 0.1
inhoud brandstoftank ..................................................... 1.136 → 1.138
inhoud motorolie ..................................................................... 4.5 – 4.6
inhoud van reagenstank ................................................1.139 → 1.142
inrichting ............................................................................3.25 → 3.34
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (2/6)
7.3
FRA_UD80686_7
Index (X82 PH2 - Renault)
inrijden ............................................................................................. 2.2
instrumentenpaneel ....... 0.5, 1.102 → 1.121, 2.8 → 2.11, 2.18 → 2.23
interieurbekleding
onderhoud .................................................................... 4.17 – 4.18
Isofix ................................................................................... 1.62 – 1.63
K
kaart
gebruik .......................................................................... 1.8 → 1.11
motor start niet in hands-free stand ..............................1.8 → 1.22
kaart: batterij .............................................1.8 → 1.22, 5.30 – 5.31
kaart: gebruik ..............................................................1.12 → 1.22
kaartleeslampje ........................................................... 3.22 → 3.24
katalysator .........................................................................2.12 → 2.16
kinderen ........................................... 0.4, 1.8, 1.59 – 1.60, 3.18 → 3.20
kinderen (veiligheid) ............................................................... 1.8, 1.24
kinderen vervoeren ...............................1.59 – 1.60, 1.62 → 1.80, 1.93
kinderveiligheid ....0.4, 1.24, 1.55, 1.59 – 1.60, 1.62 → 1.80, 1.93, 2.4,
3.18 → 3.20
kinderzitjes.....................................................1.59 – 1.60, 1.62 → 1.80
klokje .............................................................................. 1.120 – 1.121
knipperlichten
rijstijl ........................................................................................ 2.20
schakelen ................................................................................ 2.20
knipperlichten .........................................................1.129, 5.19 → 5.24
koelvloeistof ..................................................................................... 4.7
koplampen
verstellen ............................................................................... 1.128
vervangen van een lamp .............................................. 5.19 – 5.20
voor .............................................................................. 5.19 – 5.20
koplampen elektrisch verstellen .................................................. 1.128
krik ................................................................................................... 5.8
L
lak
onderhoud ................................................................... 4.14 → 4.16
lampen
vervangen ...................................................................5.19 → 5.27
lekke band .......................................... 0.10, 5.2 → 5.8, 5.10 – 5.11
lichten:
achteruitrijlichten ..................................................................... 5.21
alarmknipperlichten ............................................................... 1.129
dimlichten ............................................... 1.102, 1.122, 5.19 – 5.20
grootlicht ............................................................ 1.102, 1.122, 5.19
kentekenverlichting ................................................................. 5.24
markeringslichten ............................................. 1.122, 5.19 → 5.21
mistlichten ......................................................... 1.102, 1.126, 5.21
regeling ................................................................................. 1.128
remlichten ....................................................................5.21 → 5.24
richtingaanwijzers ..................................1.102, 1.129, 5.19 → 5.21
luidsprekers
plaats ....................................................................................... 5.40
M
massa’s ...............................................................................6.10 – 6.11
maten.....................................................................................6.5 → 6.8
menu persoonlijke instellingen van de auto.......................1.96 → 1.99
meters............................................................................................ 2.43
meters:
instrumentenpaneel. .. 1.102 → 1.112, 1.139 → 1.142, 2.8 → 2.11,
2.18 → 2.23
milieu ....................................................................................... 2.25
motor
gegevens ................................................................................... 6.9
motor op stand-by zetten ..................................................... 2.8 → 2.11
motoridentificatie ...................................................................... 0.8, 6.4
motorkap................................................................................. 4.2 – 4.3
motorolie ................................................................................ 4.4 → 4.6
motorolie verversen ................................................................ 4.5 – 4.6
multifunctiescherm......................................................................... 2.53
multimedia uitrusting.................................................. 3.16 – 3.17, 5.40
N
navigatiesysteem ................................................................ 3.16 – 3.17
noodsleutel .......................................................................... 1.8 → 1.11
noodstopbekrachtiging ......................................................2.31 → 2.35
noodstopbekrachtiging: BAS ....................... 2.31 → 2.35, 2.51 → 2.56
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (3/6)
7.4
FRA_UD80686_7
Index (X82 PH2 - Renault)
O
oliepeil van de motor .............................................................4.4 → 4.6
onderdelen..................................................................................... 6.12
onderhoud ..................................................................................... 2.24
onderhoud:
carrosserie ..................................................................4.14 → 4.16
interieurbekleding ......................................................... 4.17 – 4.18
mechanisch ...................................... 4.4, 4.12 – 4.13, 6.13 → 6.18
onderhoudsinterval ......................................................6.13 → 6.18
onderhoudscoupons .......................................................... 6.13 → 6.18
onderhoudsinterval .......................................................................1.115
ontdooien/ontwasemen voorruit .......................................... 3.8 → 3.11
ontgrendelen van de portieren.......................1.32 – 1.33, 1.35 → 1.37
ontwaseming
achterruit ....................................................................... 3.8 → 3.11
voorruit ................................................................... 3.5, 3.8 → 3.11
opbergruimtes....................................................................3.25 → 3.34
openen van de portieren..................................................... 1.23 – 1.24
opkrikken van de auto
verwisselen van een wiel ..............................................5.10 – 5.11
opslag/organisatie ........................................................................... 0.4
P
parkeerhulp........................................................................2.88 → 2.95
pechhulp ....................................................................................... 0.10
peilen
remvloeistof ............................................................................... 4.8
ruitensproeierreservoir .............................................................. 4.9
peilen .............................................................................. 0.9, 4.7 → 4.9
peilen:
koelvloeistof .............................................................................. 4.7
motorolie ............................................................................... 1.104
peilstaaf motorolie ........................................................................... 4.4
persoonlijke instellingen van de auto ........1.96 → 1.99, 1.134 – 1.135
plaatwerkcontrole ..............................................................6.19 → 6.24
pompset voor de banden .......................................................5.4 → 5.7
portieren .................................................................1.27 → 1.30, 1.106
portieren ...........................................................................1.23 → 1.31
portieren / achterklep ..................... 1.2 → 1.11, 1.22, 1.32 – 1.33, 1.38
portieren vergrendelen ..............1.2 → 1.11, 1.22 → 1.26, 1.32 – 1.33,
1.35 → 1.38
portieren vergrendelen/ontgrendelen
de handsfree functie ................................................................ 1.22
extra portiervergrendeling ................................................ 1.7, 1.22
portieren vergrendelen/ontgrendelen ..................1.2, 1.7, 1.12 → 1.22
portiervergrendeling........... 1.2 → 1.7, 1.22, 1.25 → 1.30, 1.32 – 1.33,
1.35 → 1.38
prestatiemodus .................................................................. 2.18 → 2.23
Q
QR-code ......................................................................................... 6.3
R
radio.................................................................................... 3.16 – 3.17
radio inbouwen .............................................................................. 5.40
radiovoorbereiding ......................................................................... 5.40
reagens bijvullen............................................................1.139 → 1.142
reagens(tank) ................................................................1.139 → 1.142
reagenskwaliteit .............................................................1.139 → 1.142
reagenstank ................................................................... 1.139 → 1.142
remvloeistof ..................................................................................... 4.8
RENAULT card
gebruik ............................................................................2.4 → 2.7
reservewiel ............................................................................. 5.2 – 5.3
reservoir
ruitensproeier ............................................................................ 4.9
rijden .... 0.6, 2.2 → 2.7, 2.12 → 2.16, 2.22, 2.26 → 2.56, 2.63 → 2.86,
2.88 → 2.95, 2.100 → 2.103
rijhulp ...............................0.6, 2.36 → 2.56, 2.59 → 2.62, 2.72 → 2.85
rijhulpsystemen
adaptieve snelheidsregelaar .......................................2.72 → 2.85
rijpositie
instellingen ...........................................................0.4, 1.43 → 1.49
rijtips ..................................................................................2.18 → 2.23
rijverlichting............................................................................1.2 → 1.4
rugleuningen achter ..................................... 1.43 → 1.49, 3.38 → 3.41
rugleuningen voor ..........................................1.40 – 1.41, 1.43 → 1.49
ruitbediening. ..................................................................... 3.18 → 3.20
ruiten................................................................................................ 0.3
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (4/6)
7.5
FRA_UD80686_7
Index (X82 PH2 - Renault)
ruitensproeiers ............................................................... 1.130 → 1.135
ruitenwisser
bladen .........................................................................5.34 → 5.36
ruitenwisser ...................................................................1.130 → 1.135
ruitenwisserbladen....................................................0.10, 5.34 → 5.36
S
schakelen ..................................................2.17 – 2.18, 2.100 → 2.103
schakelpeddel................................................................2.100 → 2.103
scheidingsnet...................................................................... 3.43 – 3.44
schermen
multimediascherm ................................................. 2.38, 2.42, 2.48
schoonmaken:
binnenkant auto ............................................................ 4.17 – 4.18
SCR: selectieve katalysator...........................................1.139 → 1.142
selecteurhendel automatische transmissie....................2.100 → 2.103
signaal
licht ........................................................................................ 1.129
signaal afstandsregeling ....................................................2.47 → 2.50
signaal bij verlies van bandenspanning ......................2.26 → 2.30, 5.5
signalen verlichting ........................................................ 1.122 → 1.129
sjorringen ........................................................................... 3.43 → 3.46
sleepogen ................................................................... 5.8, 5.37 → 5.39
slepen
pechhulp ......................................................................5.37 → 5.39
rijgedrag .................................................................................. 2.33
slepen ............................................................................................ 0.10
sleutel/FM-afstandsbediening
batterijtje ....................................................................... 5.28 – 5.29
gebruik ............................................................................1.2 → 1.6
sleutels
vervangen van het batterijtje ........................................ 5.28 – 5.29
sleutels ..................................................................................1.2 → 1.6
sluiten van de portieren ............................................. 1.23 – 1.24, 1.38
snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging ...................................... 1.42
snelheidsalarm ..................................................................2.59 → 2.62
snelheidsbegrenzer ................................................1.106, 2.63 → 2.66
snelheidsregelaar ...................................................1.106, 2.67 → 2.71
snelheidsregelaar/-begrenzer ............................................2.63 → 2.71
spiegels ................................................................... 0.3, 1.100 – 1.101
spoiler ............................................................................................ 3.49
starten.......................................................................................... 2.100
starten van de motor............................................................ 2.2 → 2.11
startschakelaar ................................................................................ 2.2
stationair toerental ......................................................................... 2.87
stilzetten van de motor ..........................................................2.3 → 2.7
stoelen ............................................................................................. 0.4
stoelverwarming ............................................................................ 1.40
Stop and Start.................................................. 1.106, 2.8 → 2.11, 2.18
storingen ........ 1.102 → 1.106, 2.5, 2.11, 2.39, 2.54, 2.62, 2.80, 2.103,
5.29, 5.31, 5.41 → 5.48
stuurbekrachtiging ......................................................................... 1.42
stuurwiel
verstellen ................................................................................. 1.42
stuurwielbediening .............................................................. 3.16 – 3.17
T
tank
koelvloeistof .............................................................................. 4.7
remvloeistof ............................................................................... 4.8
tankdop .......................................................................... 1.136 → 1.138
tankdopklep ..................................................................................... 0.3
technische gegevens ...........................................................6.5 → 6.12
telefoon ............................................................................... 3.16 – 3.17
temperatuurregeling ............................................................3.8 → 3.13
tijd .........................................................................1.116, 1.120 – 1.121
tips voor een schoner milieu .......................................................... 2.24
toegang
auto ........................................................................................... 0.3
toegestane dakbelasting......................................................6.10 – 6.11
toevoegmiddel (reagens) ...............................................1.139 → 1.142
tractiecontrole .................................................................... 2.31 → 2.35
tractiecontrole: ASR ...........................................................2.31 → 2.35
trekhaak
plaatsen ........................................................................ 3.47 – 3.48
trekken
trekhaak ....................................................................... 3.47 – 3.48
U
usb-aansluiting ............................................... 3.16 – 3.17, 3.35 – 3.36
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (5/6)
7.6
FRA_UD80686_7
Index (X82 PH2 - Renault)
V
van geluidssignaal
alarmwaarschuwing portier vergeten te sluiten ...........1.23 → 1.31
veiligheidsvoorzieningen zijkant .............................................. 1.57
ventilatie ..............................................................................3.2 → 3.15
ventilatieroosters .................................................................... 3.2 – 3.3
verkeersbordherkenning: snelheidsalarm..........................2.59 → 2.62
verlichting
binnenkant ............................................. 3.22 → 3.24, 5.25 → 5.27
buitenkant .........................................................0.3, 1.122 → 1.129
instrumentenpaneel ............................................................... 1.122
vermogen
prestatiemodus ............................................................2.18 → 2.23
versnellingshendel .............................................................. 2.17, 2.100
verstellen van de koplampen ....................................................... 1.128
verstellen van de voorstoelen ............................................. 1.40 – 1.41
vervangen van een lamp ...................................................5.19 → 5.27
vervanging
lampen achter .............................................................5.21 → 5.24
lampen binnenverlichting ............................................5.25 → 5.27
lampen koplampen ....................................................... 5.19 – 5.20
lampen stadslicht ......................................................... 5.19 – 5.20
vervoer van voorwerpen
in de bagageruimte .....................................................3.43 → 3.46
op het dak .....................................................................6.10 – 6.11
verwarming .......................................................................... 3.4 → 3.15
verwisselen van een wiel ..................................................... 5.10 – 5.11
voor de veiligheid van de kinderen .................................... 1.23 → 1.31
voorruitverwarming .............................................................. 3.8 → 3.11
voorstoelen
verstellen ............................................................. 1.39 – 1.41, 1.43
voorzorgsmaatregelen voor het gebruik
aanbevelingen ....................................................................... 1.130
voorzorgsmaatregelen voor het gebruik ...................................... 1.130
vrijloop ........................................................................................... 2.18
W
waarneming van voertuigen ..............................................2.51 → 2.56
waarneming van voetgangers ...........................................2.51 → 2.56
waarschuwing bij het verlaten van de rijstrook .................. 2.36 → 2.40
wassen ..............................................................................4.14 → 4.16
welkom in uw auto
algemene inleiding ................................................................... 0.1
welkom in uw auto .......................................................................... 0.1
wieldoppen ...................................................................................... 5.9
wieldopsleutel ......................................................................... 5.8 – 5.9
wielen (veiligheid) .............................................................. 5.12 → 5.14
wielmoersleutel ................................................................................ 5.8
wielsleutel ........................................................................................ 5.8
wintergebruik ................................................................................. 5.14
Z
zekeringen ................................................................. 0.10, 5.17 – 5.18
zijknipperlichten ............................................................................. 5.24
zonneklep ...................................................................................... 3.21
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (6/6)
7.7
FRA_UD80686_7
Index (X82 PH2 - Renault)
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (6/6)
7.8
NLD_UD68886_1
Filler NU (X82 PH2 - Renault)
t a
RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 122-122 BIS, AVENUE DU GENERAL LECLERC
92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / renaultgroup.com
NU 1374-6 – 99 91 023 14S – 03/2023 – Edition néerlandaise
t a
à999102314Sòïëä 1X
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363
  • Page 364 364
  • Page 365 365
  • Page 366 366
  • Page 367 367
  • Page 368 368
  • Page 369 369
  • Page 370 370
  • Page 371 371
  • Page 372 372
  • Page 373 373
  • Page 374 374
  • Page 375 375
  • Page 376 376
  • Page 377 377
  • Page 378 378
  • Page 379 379
  • Page 380 380
  • Page 381 381
  • Page 382 382
  • Page 383 383
  • Page 384 384
  • Page 385 385
  • Page 386 386
  • Page 387 387
  • Page 388 388
  • Page 389 389
  • Page 390 390
  • Page 391 391
  • Page 392 392
  • Page 393 393
  • Page 394 394
  • Page 395 395
  • Page 396 396
  • Page 397 397
  • Page 398 398
  • Page 399 399
  • Page 400 400
  • Page 401 401
  • Page 402 402
  • Page 403 403
  • Page 404 404
  • Page 405 405
  • Page 406 406
  • Page 407 407
  • Page 408 408
  • Page 409 409
  • Page 410 410
  • Page 411 411
  • Page 412 412

Renault Trafic Handleiding

Type
Handleiding