HP ENVY 15-j000 Notebook PC series Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
© Copyright 2013 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar en wordt door
Hewlett-Packard Company onder licentie
gebruikt. Intel is een handelsmerk van Intel
Corporation in de Verenigde Staten en
andere landen. Microsoft en Windows zijn
in de Verenigde Staten gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
Het SD-logo is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Tweede editie: april 2013
Eerste editie, februari 2013
Artikelnummer van document: 716682-332
Kennisgeving over het product
In deze handleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de
meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk
zijn niet alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden
of anderszins gebruiken van een
softwareproduct dat vooraf op deze
computer is geïnstalleerd, bevestigt u dat u
gehouden bent aan de voorwaarden van de
HP EULA (End User License Agreement).
Als u niet akkoord gaat met deze
licentievoorwaarden, is uw enige
rechtsmogelijkheid om het volledige,
ongebruikte product (hardware en software)
binnen 14 dagen te retourneren en te
verzoeken om restitutie van het
aankoopbedrag op grond van het
restitutiebeleid dat op de plaats van
aankoop geldt.
Neem contact op met het lokale
verkooppunt (de verkoper) als u meer
informatie wilt of als u een verzoek om
volledige restitutie van het aankoopbedrag
van de computer wilt indienen.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat
de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele
printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of
kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen
met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen
aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals
gedefinieerd door de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC
60950).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Direct aan de slag ........................................................................................................................................... 1
Beste praktijken .................................................................................................................................... 1
Leuk om te doen ................................................................................................................................... 1
Meer hulpmiddelen van HP .................................................................................................................. 2
2 Vertrouwd raken met de computer ................................................................................................................ 4
Informatie over hardware en software zoeken ..................................................................................... 4
Hardware vinden .................................................................................................................. 4
Software vinden ................................................................................................................... 4
Rechterkant .......................................................................................................................................... 5
Linkerkant ............................................................................................................................................. 6
Beeldscherm ........................................................................................................................................ 7
Bovenkant ............................................................................................................................................ 9
Touchpad ............................................................................................................................. 9
Lampjes ............................................................................................................................. 10
Knoppen en luidsprekers ................................................................................................... 11
Toetsen .............................................................................................................................. 13
Onderkant ........................................................................................................................................... 14
Labels ................................................................................................................................................. 15
3 Verbinding maken met een netwerk ............................................................................................................ 16
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 16
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 16
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................. 16
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................... 17
WLAN gebruiken ................................................................................................................ 18
Gebruikmaken van een internetprovider ........................................................... 18
Draadloos netwerk installeren ........................................................................... 19
Draadloze router configureren .......................................................................... 19
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 19
Verbinding maken met een WLAN .................................................................... 20
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
modellen) ........................................................................................................................... 21
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................... 21
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) ............................................................. 21
v
4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken ..................................................................................................... 23
Webcam gebruiken (alleen bepaalde modellen) ................................................................................ 25
Audio gebruiken ................................................................................................................................. 25
Luidsprekers aansluiten ..................................................................................................... 25
Hoofdtelefoon aansluiten ................................................................................................... 26
Microfoon aansluiten .......................................................................................................... 26
Beats Audio gebruiken (alleen bepaalde modellen) .......................................................... 26
Configuratiescherm van Beats Audio openen ................................................... 26
Beats Audio in- en uitschakelen (alleen bepaalde modellen) ........................... 26
Geluid controleren ............................................................................................................. 27
Video gebruiken ................................................................................................................................. 28
Een HDMI-apparaat aansluiten ......................................................................................... 28
Audio-instellingen voor HDMI configureren ....................................................... 29
Intel Wireless Display gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................................... 30
Audio- en videobestanden beheren ................................................................................................... 30
5 Navigeren met aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord .......................................... 31
Touchpad gebruiken ........................................................................................................................... 31
Touchpadbewegingen gebruiken ....................................................................................................... 31
Tikken ................................................................................................................................ 32
Schuiven ............................................................................................................................ 32
Knijpen/zoomen ................................................................................................................. 33
Draaien (alleen bepaalde modellen) .................................................................................. 33
Met twee vingers klikken (alleen bepaalde modellen) ....................................................... 34
Snel bewegen (alleen bepaalde modellen) ........................................................................ 34
Randveegbewegingen ....................................................................................................... 34
Rechterrandveegbeweging ............................................................................... 35
Bovenrandveegbeweging .................................................................................. 35
Linkerrandveegbeweging .................................................................................. 36
Bewegingen op het aanraakscherm gebruiken (alleen bepaalde modellen) ...................................... 36
Schuifbeweging met één vinger ......................................................................................... 36
Tikken ................................................................................................................................ 37
Schuiven ............................................................................................................................ 37
Knijpen/uitrekken ............................................................................................................... 38
Draaien (alleen bepaalde modellen) .................................................................................. 38
Randveegbewegingen ....................................................................................................... 39
Rechterrandveegbeweging ............................................................................... 39
Linkerrandveegbeweging .................................................................................. 39
Bovenrandveegbeweging en onderrandveegbeweging .................................... 40
Voorkeuren voor het aanraakscherm instellen (alleen bepaalde modellen) ...................................... 41
Toetsenbord en muis gebruiken ......................................................................................................... 41
vi
De toetsen gebruiken ......................................................................................................... 41
Actietoetsen gebruiken ...................................................................................... 41
Sneltoetsen van Microsoft Windows 8 gebruiken ............................................. 43
De hotkeys gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................................... 43
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken .................................................................. 44
6 Energiebeheer ............................................................................................................................................... 45
Slaapstand en sluimerstand activeren ............................................................................................... 45
Intel Rapid Start Technology (alleen bepaalde modellen) ................................................. 45
Slaapstand activeren en beëindigen .................................................................................. 46
De sluimerstand handmatig activeren en beëindigen ........................................................ 46
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand ........................................... 47
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ............................................................. 47
Accuvoeding ....................................................................................................................................... 47
Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen ............................................................. 47
Accu-informatie zoeken ..................................................................................................... 48
Accuvoeding besparen ...................................................................................................... 48
Een lage acculading herkennen ........................................................................................ 49
Problemen met lage acculading verhelpen ........................................................................ 49
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................................... 49
Lage acculading verhelpen wanneer geen voedingsbron beschikbaar is ......... 49
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de sluimerstand niet kan
beëindigen ......................................................................................................... 49
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen ................................................................ 49
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren ................................................................. 50
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen ............................................................... 50
Externe netvoedingsbron ................................................................................................................... 50
Problemen met voeding oplossen ..................................................................................... 51
HP CoolSense (alleen bepaalde modellen) ....................................................................................... 51
Softwarecontent vernieuwen met Intel Smart Connect-technology (alleen bepaalde modellen) ....... 51
Computer afsluiten (uitschakelen) ...................................................................................................... 52
7 Gegevens beheren en delen ........................................................................................................................ 53
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 53
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 54
Een USB-apparaat verwijderen ......................................................................................... 54
USB-apparaat met eigen netvoedingsaansluiting aansluiten ............................................ 54
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen ..................................................................................... 55
vii
8 Computer onderhouden ............................................................................................................................... 57
Prestaties verbeteren ......................................................................................................................... 57
Omgaan met schijfeenheden ............................................................................................. 57
Vaste schijf vervangen ....................................................................................................... 58
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde modellen) ................................................ 60
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................................... 60
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................................. 60
Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................... 61
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................... 63
Computer schoonmaken .................................................................................................................... 63
Beeldscherm, zijkanten en beeldschermdeksel schoonmaken ......................................... 64
Touchpad en toetsenbord schoonmaken .......................................................................... 64
Reizen met de computer of de computer transporteren ..................................................................... 64
9 Computer en gegevens beveiligen .............................................................................................................. 66
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 66
Windows-wachtwoorden instellen ...................................................................................... 67
Setup Utility (BIOS)-wachtwoorden instellen ..................................................................... 67
Vingerafdruklezer gebruiken .............................................................................................................. 68
HP SimplePass gebruiken (alleen bepaalde modellen) ..................................................... 68
Vingerafdrukken vastleggen .............................................................................. 68
Vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows ............ 68
Internetbeveiligingssoftware gebruiken .............................................................................................. 68
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................... 69
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................ 69
Software-updates installeren .............................................................................................................. 69
Essentiële beveiligingsupdates installeren ........................................................................ 69
Software-updates van HP en derden installeren ............................................................... 70
Draadloos netwerk beveiligen ............................................................................................................ 70
Back-up maken van applicaties en gegevens .................................................................................... 70
Optioneel beveiligingskabelslot gebruiken ......................................................................................... 70
10 Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken .............................................................................. 72
Setup Utility (BIOS) starten ................................................................................................................ 72
BIOS-update uitvoeren ....................................................................................................................... 72
BIOS-versie vaststellen ..................................................................................................... 72
BIOS-update downloaden .................................................................................................. 73
Systeemdiagnose gebruiken .............................................................................................................. 74
viii
11 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten .......................................................................... 75
Herstelmedia en back-ups maken ...................................................................................................... 75
HP-herstelmedia maken .................................................................................................... 76
Herstellen ........................................................................................................................................... 77
Windows Vernieuwen gebruiken voor snel en eenvoudig herstel ..................................... 78
Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren ........................................................... 78
Herstellen met HP Recovery Manager .............................................................................. 79
Wat u moet weten ............................................................................................. 79
De HP-herstelpartitie gebruiken om een geminimaliseerde image terug te
zetten (alleen bepaalde modellen) .................................................................... 80
HP-herstelmedia gebruiken om te herstellen .................................................... 80
De opstartvolgorde van de computer wijzigen .................................................. 80
De HP-herstelpartitie verwijderen ...................................................................................... 81
12 Specificaties ................................................................................................................................................ 82
Ingangsvermogen ............................................................................................................................... 82
Omgevingsvereisten ........................................................................................................................... 82
13 Elektrostatische ontlading ......................................................................................................................... 84
Index ................................................................................................................................................................... 85
ix
x
1 Direct aan de slag
Deze computer is een krachtig hulpmiddel dat ontworpen is om uw werk en plezier met de computer
te verbeteren. Lees dit hoofdstuk voor meer informatie over wat u na de configuratie moet doen en
waar u meer HP-bronnen kunt vinden. Hier leest u ook wat voor leuke dingen u allemaal met uw
computer kunt doen.
Beste praktijken
Om optimaal te profiteren van uw slimme investering, raden wij u aan na configuratie en registratie
van de computer de volgende stappen uit te voeren:
Als u dat nog niet heeft gedaan, verbindt u de computer met een bekabeld of draadloos netwerk.
Raadpleeg
Verbinding maken met een netwerk op pagina 16 voor meer informatie.
Neem even de tijd om de gedrukte basishandleiding voor Windows 8 door te nemen en de
nieuwe Windows® 8-functies te bekijken.
TIP: Als u snel terug wilt naar het beginscherm van de computer vanuit een open app of het
bureaublad van Windows, drukt u op de Windows-toets
op het toetsenbord. Als u
nogmaals op de Windows-toets drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
Leer de hardware en software van de computer kennen. Raadpleeg
Vertrouwd raken met de
computer op pagina 4 en Entertainmentvoorzieningen gebruiken op pagina 23 voor meer
informatie.
Update de antivirussoftware of koop antivirussoftware. Raadpleeg
Antivirussoftware gebruiken
op pagina 69 voor meer informatie.
Maak een back-up van de vasteschijfeenheid op herstelschijven of een herstel-flashdrive.
Raadpleeg
Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten op pagina 75.
Leuk om te doen
U weet dat u een YouTube-video op de computer kunt bekijken. Maar wist u dat u de computer
ook op een televisie of spelconsole kunt aansluiten? Zie
Een HDMI-apparaat aansluiten
op pagina 28 voor meer informatie.
U weet dat u op de computer naar muziek kunt luisteren. Maar wist u ook dat u liveradio naar de
computer kunt streamen en naar muziek of praatprogramma's uit de hele wereld kunt luisteren?
Raadpleeg
Audio gebruiken op pagina 25.
Ervaar muziek zoals de artiest het bedoeld had, met diepe bassen en een zuiver geluid. Zie
Beats Audio gebruiken (alleen bepaalde modellen) op pagina 26.
Gebruik de TouchPad en de nieuwe aanraakbewegingen van Windows 8 voor een soepele
bediening van afbeeldingen en pagina's met tekst. Raadpleeg
Touchpad gebruiken
op pagina 31 en Touchpadbewegingen gebruiken op pagina 31.
Beste praktijken 1
Meer hulpmiddelen van HP
U hebt Installatie-instructies al gebruikt om de computer in te schakelen en deze handleiding op te
zoeken. Gebruik de volgende tabel voor productinformatie, instructies en meer.
Bron Inhoud
Installatie-instructies
Overzicht van installatie en voorzieningen van de computer.
Basishandleiding voor Windows 8
Overzicht van het gebruik van en de navigatie met Windows®
8.
Help en ondersteuning
Als u Help en ondersteuning wilt openen vanuit het
startscherm, typt u h en selecteert u Help en
ondersteuning. Voor ondersteuning in de VS gaat u
naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor
wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Een breed aanbod van informatie over procedures en tips
voor het oplossen van problemen.
Handleiding voor veiligheid en comfort
Om deze handleiding te openen, typt u in het
startscherm support, selecteert u de app HP
Support Assistant, selecteert u Deze computer en
selecteert u vervolgens Gebruikershandleidingen, of
gaat u naar
http://www.hp.com/ergo.
Aanwijzingen voor een optimale werkplek.
Richtlijnen voor een werkhouding en werkgewoontes die het
comfort verbeteren en het risico van letsel beperken.
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid.
Wereldwijde ondersteuning
Ga naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html voor ondersteuning in uw taal.
Chat online met een ondersteuningsmedewerker van HP.
Ondersteuning via e-mail.
Telefoonnummers voor ondersteuning opzoeken.
Een servicecentrum van HP opzoeken.
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Om deze handleiding te openen, typt u in het
startscherm support, selecteert u de app HP
Support Assistant, selecteert u Deze computer en
selecteert u vervolgens Gebruikershandleidingen.
Belangrijke kennisgevingen over voorschriften, waaronder
informatie over het correct afvoeren van accu's.
2 Hoofdstuk 1 Direct aan de slag
Bron Inhoud
Beperkte garantie*
Om deze handleiding te openen, typt u in het
startscherm support, selecteert u de app HP
Support Assistant, selecteert u Deze computer en
selecteert u vervolgens Garantie en services, of u
gaat naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments.
Specifieke garantiegegevens voor deze computer.
*De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische
handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In sommige landen of regio's wordt door
HP een gedrukte versie van de HP beperkte garantie meegeleverd in de doos. Voor landen/regio's waar de garantie niet in
drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments of
schrijf naar:
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd., Boise, ID 83714, Verenigde Staten
Europa, Midden-Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italië
Azië en Stille Oceaan: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het productnummer, de garantieperiode (te vinden
op het servicelabel) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: stuur uw HP product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Voor ondersteuning in de VS gaat u
naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Meer hulpmiddelen van HP 3
2 Vertrouwd raken met de computer
Informatie over hardware en software zoeken
Hardware vinden
Ga als volgt te werk om te ontdekken welke hardware is geïnstalleerd op uw computer:
1. Typ e op het startscherm en selecteer daarna Configuratiescherm.
2. Selecteer Systeem en beveiliging en selecteer onder Systeem Apparaatbeheer.
U ziet een lijst met alle apparaten die zijn geïnstalleerd op de computer.
Software vinden
Om te weten te komen welke software op uw computer is geïnstalleerd, klikt u rechts in het
startscherm of u veegt met uw vinger over het touchpad om de apps weer te geven. Daarna
selecteert u het pictogram Alle apps.
4 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Rechterkant
Onderdeel Beschrijving
(1)
Audio-uitgang (hoofdtelefoonuitgang)/
Audio-ingang (microfooningang)
Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen
voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset
of een kabel van een televisietoestel aansluiten. Ook kunt u
hierop de microfoon van een optionele headset aansluiten.
Deze ingang biedt geen ondersteuning voor optionele
apparaten met uitsluitend een microfoon.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u
de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt
u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie
over voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende
informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen,
typt u in het startscherm support, selecteert u de app HP
Support Assistant, selecteert u Deze computer en
selecteert u vervolgens Gebruikershandleidingen.
OPMERKING: Wanneer u een apparaat aansluit op deze
connector, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
OPMERKING: Zorg dat de apparaatkabel een connector
met vier pinnen heeft die zowel audio-uit (hoofdtelefoon) als
audio-in (microfoon) ondersteunt.
(2)
USB-3.0-poorten (2) Hierop sluit u optionele USB 3.0-apparaten aan. Deze
poorten zorgen voor hogere USB-prestaties.
OPMERKING: Zie
USB-apparaat gebruiken
op pagina 53 voor informatie over de verschillende types
USB-poorten.
(3)
RJ-45-netwerkconnector Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
RJ-45 (netwerk) statuslampje Wit: Het netwerk is aangesloten.
Oranje: Er vindt een nieuwe activiteit plaats in het netwerk.
(4) Lampje van de netvoedingsadapter Wit: De netvoedingsadapter is aangesloten en de accu
is opgeladen.
Oranje: De netvoedingsadapter is aangesloten en de
accu wordt opgeladen.
Uit: De computer werkt op gelijkstroomvoeding.
(5)
Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
Rechterkant 5
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1)
Bevestigingspunt voor de beveiligingskabel Hiermee sluit u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel
aan op de computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet in de
eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze
voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
(2) Ventilatieopeningen (2) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer u de
computer gebruikt.
(3)
HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel
video- of audioapparaat, zoals een high-definition televisie,
andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur,
of een HDMI-apparaat met hoge snelheid.
(4)
USB 3.0-oplaadpoort Hierop kunt u een optioneel USB-apparaat aansluiten. Via
de USB 3.0-oplaadpoort kunnen ook bepaalde types
mobiele telefoons en MP3-spelers worden opgeladen, zelfs
wanneer de computer uit staat.
OPMERKING: Via een USB-oplaadpoort (ook wel een
'poort met USB-voeding' genoemd) kunnen aangesloten
USB-apparaten worden opgeladen. Via standaard USB-
poorten worden niet alle USB-apparaten opgeladen of ze
worden opgeladen met een lage bedrijfsstroom. Sommige
USB-apparaten moeten worden gevoed en vereisen het
gebruik van een poort met eigen voeding.
OPMERKING: Zie
USB-apparaat gebruiken
op pagina 53 voor informatie over de verschillende types
USB-poorten.
(5)
USB-3.0-poort Hierop sluit u optionele USB 3.0-apparaten aan. Deze poort
zorgt voor hogere USB-prestaties.
OPMERKING: Zie
USB-apparaat gebruiken
op pagina 53 voor informatie over de verschillende types
USB-poorten.
(6)
Ggeheugenkaartlezer Leest gegevens van en naar geheugenkaarten zoals
Secure Digital (SD).
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(7)
Lampje van de vaste schijf
Wit knipperend: Er wordt geschreven naar of gelezen
van de vaste schijf.
Oranje: HP 3D DriveGuard heeft tijdelijk de vaste
schijf geparkeerd.
OPMERKING: Raadpleeg
HP 3D DriveGuard
gebruiken (alleen bepaalde modellen)
op pagina 60voor informatie over HP 3D
DriveGuard.
(8)
Aan/uit-lampje
Wit: De computer is ingeschakeld.
Wit knipperend: De computer staat in de slaapstand,
een energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
Uit: De computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
OPMERKING: Bij bepaalde modellen is de
voorziening Intel® Rapid Start Technology
ingeschakeld in de fabriek. Rapid Start Technology
stelt u in staat de computer snel opnieuw te activeren
als die zich in een inactieve toestand bevindt. Zie
Slaapstand en sluimerstand activeren op pagina 45
voor meer informatie.
Beeldscherm
Beeldscherm 7
Onderdeel Beschrijving
(1) Interne beeldschermschakelaar Wanneer u het beeldscherm dichtdoet terwijl de computer aan
staat, wordt deze schakelaar ingedrukt. Daardoor wordt het
beeldscherm uitgeschakeld en de slaapstand geactiveerd.
OPMERKING: De interne beeldschermschakelaar is niet
zichtbaar aan de buitenkant van de computer.
(2) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
(3) Webcamlampje Aan: De webcam is in gebruik.
(4) HP TrueVision HD-webcam Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken.
Veeg vanaf de rechterrand van het touchpad of
aanraakscherm (alleen bepaalde modellen) om de charms weer
te geven en tik vervolgens op Zoeken en op het zoekvak. Typ c
en selecteer Cyberlink YouCam in de lijst met toepassingen.
– of –
Typ c in het startscherm en selecteer CyberLink
YouCam in de lijst met toepassingen.
(5) WLAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze LAN's (WLAN's,
wireless local-area networks).
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het
gedeelte over uw land of regio in Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu. Om deze handleiding te openen, typt u in
het startscherm support, selecteert u de app HP Support Assistant, selecteert u Deze computer en selecteert u
vervolgens Gebruikershandleidingen.
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) touchpad zone Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) op het scherm
verplaatsen en onderdelen op het scherm selecteren of
activeren.
OPMERKING: Het touchpad ondersteunt ook
randveegbewegingen. Zie
Randveegbewegingen
op pagina 34 voor meer informatie.
(2) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(3) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
Bovenkant 9
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-lampje
Wit: De computer is ingeschakeld.
Wit knipperend: De computer staat in de slaapstand,
een energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
Uit: De computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
OPMERKING: Bij bepaalde modellen is de
voorziening Intel® Rapid Start Technology
ingeschakeld in de fabriek. Rapid Start Technology
stelt u in staat de computer snel opnieuw te activeren
als die zich in een inactieve toestand bevindt. Zie
Slaapstand en sluimerstand activeren op pagina 45
voor meer informatie.
(2)
Lampje voor Geluid uit
Oranje: Het geluid van de computer is uitgeschakeld.
Uit: Het geluid van de computer is ingeschakeld.
(3)
Lampje voor draadloze communicatie Aan: Een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/of
een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje
voor draadloze communicatie oranje wanneer alle
apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(4) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord kunt u
nu alleen hoofdletters typen.
(5) Lampje van de vingerafdruklezer
Wit: De vingerafdrukverificatie is gelukt.
Oranje: De vingerafdrukverificatie is mislukt.
Knoppen en luidsprekers
Bovenkant 11
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-knop
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/
uit-knop om het tablet in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
VOORZICHTIG: De aan/uit-knop ingedrukt houden,
resulteert in het verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Als de computer niet meer reageert en de
afsluitprocedures van Microsoft® Windows® geen
effect hebben, houdt u de aan/uit-knop minstens vijf
seconden ingedrukt om het tablet uit te schakelen.
Veeg vanaf de rechterrand van het touchpad of
aanraakscherm (alleen bepaalde modellen) om de charms
weer te geven en tik vervolgens op Zoeken en op het
zoekvak. Typ energie in het zoekvak, selecteer
Instellingen en selecteer daarna Energiebeheer of zie
Energiebeheer op pagina 45.
– of –
Als u meer wilt weten over de energie-
instellingen, typt u p in het startscherm. Typ energie in het
zoekvak, selecteer Instellingen en selecteer
Energiebeheer, of zie
Energiebeheer op pagina 45.
(2) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
(3) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde
modellen)
Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Toetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) Esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met de b-toets, de
spatiebalk of de esc-toets om veelgebruikte
systeemfuncties uit te voeren.
(3)
Windows-toets Hiermee keert u terug naar het startscherm vanuit een
geopende app of het Windows-bureaublad.
OPMERKING: Als u nogmaals op de Windows-toets
drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
(4) Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte systeemfuncties uit.
OPMERKING: Bij bepaalde modellen wordt met de
actietoets f5 de voorziening voor achtergrondverlichting
van het toetsenbord uit- of ingeschakeld.
(5) num lock-toets Hiermee schakelt u tussen de navigatiefuncties en
numerieke functies op het geïntegreerde numerieke
toetsenblok.
(6) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer num lock is ingeschakeld, kan het worden
gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.
Bovenkant 13
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Onderpaneel Biedt toegang tot de vasteschijfruimte, WLAN-
moduleslot en de geheugenmoduleslots.
VOORZICHTIG: Vervang de module voor draadloze
communicatie alleen door een module die is
goedgekeurd voor gebruik in de computer door de
overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de
regelgeving met betrekking tot apparatuur voor
draadloze communicatie in uw land. Zo voorkomt u
dat het systeem niet meer reageert. Als er na het
vervangen van de module een waarschuwing
verschijnt, verwijdert u de module om de functionaliteit
van de computer te herstellen. Neem vervolgens via
Help en ondersteuning contact op met de
ondersteuning. Typ h op het startscherm en selecteer
Help en ondersteuning.
(2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
(3) Ventilatieopeningen (3) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de
interne onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de
interne ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer
u de computer gebruikt.
(4)
Ontgrendeling voor het afdekplaatje van
de accu
Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte.
14 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(5) HP Triple Bass Reflex subwoofer Produceert superieure bastonen.
(6) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het geluid van de computer
weergegeven.
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland
gebruikt. De labels bevinden zich op eenvoudig toegankelijke locaties.
Servicelabel: bevat belangrijke informatie, waaronder:
OPMERKING: Dit label kan er iets anders uitzien dan de hier afgebeelde label.
Onderdeel
(1) Productnaam
(2) Serienummer
(3) Productnummer
(4) Garantieperiode
(5) Modelbeschrijving (alleen bepaalde modellen)
Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de ondersteuning. Het
servicelabel bevindt zich in de accuruimte.
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het
label met kennisgevingen bevindt zich in de accuruimte.
Label(s) met keurmerk voor apparatuur voor draadloze communicatie: deze labels bevatten
informatie over optionele apparaten voor draadloze communicatie, en de keurmerken van een
aantal landen of regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik. Als uw
computermodel is voorzien van een of meer apparaten voor draadloze communicatie, is de
computer voorzien van een of meer van deze certificeringslabels. U kunt deze informatie nodig
hebben wanneer u de computer in het buitenland gebruikt. Labels met keurmerk voor draadloze
communicatie bevinden zich in de accuruimte.
Labels 15
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt de computer meenemen waar u ook naar toe gaat. Maar ook thuis kunt u de wereld
verkennen en de informatie van miljoenen websites ontsluiten met de computer en een bekabelde of
draadloze netwerkverbinding. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u met die wereld in contact
komt.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. De computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
WLAN-apparaat (wireless local-area network): hiermee kunt u verbinding maken met draadloze
lokale netwerken (ook wel Wi-Fi netwerk, draadloos LAN of WLAN genoemd) in bedrijfsruimtes,
bij u thuis en in openbare ruimtes, zoals vliegvelden, restaurants, café's, hotels en universiteiten.
In een WLAN communiceert het mobiele apparaat voor draadloze communicatie in de computer
met een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
Bluetooth-apparaat (alleen bepaalde modellen): een apparaat waarmee u een PAN (personal
area network) tot stand kunt brengen, zodat u verbinding kunt maken met andere apparaten die
draadloze communicatie via Bluetooth ondersteunen, zoals computers, telefoons, printers,
headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN communiceert elk apparaat direct met
andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief korte afstand (doorgaans 10 meter) van
elkaar bevinden.
Zie de informatie en koppelingen naar websites in Help en Ondersteuning voor meer informatie over
de technologie voor draadloze communicatie. Typ h op het startscherm en selecteer Help en
ondersteuning.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
U kunt de apparaten voor draadloze communicatie in de computer op een van de volgende manieren
in- of uitschakelen:
Knop, schakelaar of toets voor draadloze communicatie (in deze handleiding "knop voor
draadloze communicatie" genoemd)
Voorzieningen van het besturingssysteem
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een knop voor draadloze communicatie, een of meer draadloze apparaten en een
of twee lampjes voor draadloze communicatie, afhankelijk van het model. Standaard zijn alle
apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze
communicatie (Wit) wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Als het lampje voor
draadloze communicatie Wit is, is minimaal één draadloos apparaat ingeschakeld. Als het lampje
voor draadloze communicatie Uit is, zijn alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld.
16 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
OPMERKING: op sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie Oranje als
alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit
te schakelen.
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met
een netwerk, draadloze netwerken beheren en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de bedieningselementen van het besturingssysteem als volgt:
Modus Stappen
1. Veeg vanaf de rechterrand van het touchpad of aanraakscherm (alleen bepaalde modellen)
om de charms weer te geven en tik vervolgens op Zoeken en op het zoekvak.
2. Typ netwerken en delen in het zoekvak en selecteer daarna Netwerkcentrum.
1. Typ n op het startscherm en selecteer Instellingen.
2. Typ netwerken en delen in het zoekvak en selecteer daarna Netwerkcentrum.
Typ voor meer informatie op het startscherm h en selecteer daarna Help en ondersteuning.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 17
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos netwerk (WLAN), dat bestaat uit
andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden door een draadloze router of een
draadloos toegangspunt.
OPMERKING: de begrippen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar
gebruikt.
Grote draadloze netwerken, zoals draadloze bedrijfsnetwerken en openbare draadloze
netwerken, werken meestal met draadloze toegangspunten, die een groot aantal computers en
accessoires ondersteunen en kritieke netwerkfuncties kunnen afschermen.
Een draadloos thuisnetwerk of een klein draadloos kantoornetwerk werkt meestal met een
draadloze router, die ervoor zorgt dat meerdere draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, een printer en bestanden kunnen delen zonder dat daar extra hardware of
software aan te pas komt.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLAN-
infrastructuur (aangeboden door een aanbieder van netwerkdiensten of een openbaar netwerk of
bedrijfsnetwerk).
Gebruikmaken van een internetprovider
Als u thuis internet wilt gebruiken, moet u een account bij een internetprovider openen. Neem contact
op met een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een modem. De
internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een netwerkkabel
waarmee u de draadloze router aansluit op het modem, en het testen van de internetservice.
OPMERKING: van uw internetprovider ontvangt u een gebruikersnaam en wachtwoord voor
toegang tot internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
18 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Draadloos netwerk installeren
Als u een draadloos netwerk wilt installeren en verbinding wilt maken met internet, heeft u de
volgende apparatuur nodig:
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een internetservice met hoge snelheid via
een abonnement bij een internetprovider;
een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2);
een computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
OPMERKING: sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw
internetprovider na wat voor type modem u heeft.
De volgende afbeelding laat een voorbeeld zien van een geïnstalleerd draadloos netwerk dat is
verbonden met internet.
Naarmate uw netwerk groter wordt, kunnen extra draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten voor toegang tot internet.
Als u hulp nodig heeft bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
Draadloze router configureren
Als u hulp nodig heeft bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
OPMERKING: U wordt geadviseerd de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze
communicatie eerst aan te sluiten op de router, met behulp van de netwerkkabel die is geleverd bij de
router. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, koppelt u de kabel los en
krijgt u toegang tot internet via uw draadloze netwerk.
Draadloos netwerk beveiligen
Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos
netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te
beveiligen tegen onbevoegde toegang. Draadloze netwerken in openbare zones (hotspots), zoals
café's en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd. Als u zich zorgen maakt over de
beveiliging van uw computer bij verbinding met een hotspot, beperkt u uw netwerkactiviteiten tot niet-
vertrouwelijke e-mail en eenvoudig surfen op internet.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 19
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten
onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. Tref de volgende voorzorgsmaatregelen om uw draadloze
netwerk hiertegen te beschermen:
Gebruik een firewall.
Een firewall controleert zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw netwerk zijn
verzonden, en verwijdert eventuele verdachte onderdelen. Er bestaan zowel softwarematige als
hardwarematige firewalls. Sommige netwerken maken gebruik van een combinatie van beide
types.
Gebruik codering voor draadloze communicatie.
Codering voor draadloze communicatie maakt gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens
die via het netwerk worden verzonden, te versleutelen en ontsleutelen. Typ voor meer informatie
op het startscherm h en selecteer daarna Help en ondersteuning.
Verbinding maken met een WLAN
U maakt als volgt verbinding met het WLAN:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat ingeschakeld is, is het
lampje voor draadloze communicatie wit. Als het lampje voor draadloze communicatie uit is,
drukt u op de knop voor draadloze communicatie.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
2. Tik of klik op het Windows-bureaublad op het netwerkstatuspictogram in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk.
3. Selecteer uw WLAN in de lijst.
4. Selecteer Verbinden.
Als het draadloze netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een
netwerkbeveiligingscode in te voeren. Voer de code in en selecteer vervolgens OK om de
verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, betekent dit mogelijk dat u zich
buiten het bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
OPMERKING: Als u het WLAN waarmee u verbinding wilt maken niet ziet, tikt u of klikt u op
het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het netwerkstatuspictogram en selecteert
u Netwerkcentrum openen. Selecteer Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk
instellen. Er verschijnt een lijst met opties om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier
verbinding mee te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
5. Volg de instructies op het scherm om de verbinding te voltooien.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, plaatst u de aanwijzer op het pictogram voor de
netwerkstatus in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk om de naam en status van de
verbinding te controleren.
OPMERKING: Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al
naargelang de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische
apparatuur of vaste obstakels zoals wanden en vloeren.
20 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen
bepaalde modellen)
Een Bluetooth-apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging
van communicatie via de gebruikelijke fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals de
volgende:
computers (desktopcomputer, notebookcomputer, pda)
telefoons (mobiele telefoons, draadloze telefoons, gecombineerde gsm/pda's (smartphones))
imagingapparaten (printers, camera's)
geluidsapparatuur (hoofdtelefoons, luidsprekers)
muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN van
Bluetooth-apparaten kunt instellen. Raadpleeg de helpfunctie van de Bluetooth-software voor
informatie over de configuratie en het gebruik van Bluetooth-apparaten.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Er zijn twee soorten bekabelde verbindingen: lokaal netwerk (LAN) en modemverbinding. Een LAN-
verbinding maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modemverbinding, waarbij
gebruik wordt gemaakt van een telefoonkabel. Beide kabels zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! Sluit geen modemkabel of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector,
om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer rechtstreeks op een router in uw huis wilt aansluiten
(in plaats van draadloos te werken), of als u op kantoor verbinding wilt maken met een bestaand
netwerk.
Als u verbinding wilt maken met een lokaal netwerk (LAN), hebt u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel
nodig.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 21
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of
op een router.
OPMERKING: Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met
het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
22 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
Gebruik uw HP-computer als entertainment-hub om via de webcam uw sociale contacten te
onderhouden, geniet van en beheer uw muziek en download en bekijk films. Of sluit externe
apparaten zoals een monitor, projector, tv, luidsprekers of een hoofdtelefoon aan om van de
computer een nog krachtiger entertainmentcentrum te maken.
Multimediavoorzieningen
Hieronder vindt u enkele van de entertainmentvoorzieningen op uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
(2) Webcamlampje Aan: De webcam is in gebruik.
23
Onderdeel Beschrijving
(3) HP TrueVision HD-webcam Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's
maken.
Veeg vanaf de rechterrand van het
touchpad of aanraakscherm (alleen bepaalde
modellen) om de charms weer te geven en tik
vervolgens op Zoeken en op het zoekvak. Typ c en
selecteer Cyberlink YouCam in de lijst met
toepassingen.
– of –
Typ c in het startscherm en selecteer
CyberLink YouCam in de lijst met toepassingen.
(4)
USB-3.0-poorten (3) Hierop sluit u optionele USB 3.0-apparaten aan.
Deze poorten zorgen voor hogere USB-prestaties.
OPMERKING: Zie
USB-apparaat gebruiken
op pagina 53 voor informatie over de verschillende
types USB-poorten.
(5)
Audio-uitgang (hoofdtelefoonuitgang)/
Audio-ingang (microfooningang)
Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met
eigen voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon,
een headset of een kabel van een televisietoestel
aansluiten. Ook kunt u hierop de microfoon van een
optionele headset aansluiten. Deze ingang biedt
geen ondersteuning voor optionele apparaten met
uitsluitend een microfoon.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag
voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset
opzet. Zo beperkt u het risico van
gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende
informatie over veiligheid. Om deze handleiding te
openen, typt u in het startscherm support,
selecteert u de app HP Support Assistant,
selecteert u Deze computer en selecteert u
vervolgens Gebruikershandleidingen.
OPMERKING: Als u een apparaat aansluit op
deze uitgang, worden de computerluidsprekers
uitgeschakeld.
OPMERKING: Zorg ervoor dat de kabel van het
apparaat een connector met 4 geleiders heeft, die
zowel audio-uitvoer (hoofdtelefoon) als audio-invoer
(microfoon) ondersteunt.
(6) Luidsprekers (4) Hiermee wordt het geluid van de computer
weergegeven.
(7) HP Triple Bass Reflex subwoofer Produceert superieure bastonen.
24 Hoofdstuk 4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
Onderdeel Beschrijving
(8)
USB 3.0-oplaadpoort Hierop kunt u een optioneel USB-apparaat
aansluiten. Via de USB 3.0-oplaadpoort kunnen ook
bepaalde types mobiele telefoons en MP3-spelers
worden opgeladen, zelfs wanneer de computer uit
staat.
OPMERKING: Via een USB-oplaadpoort (ook wel
een 'poort met USB-voeding' genoemd) kunnen
aangesloten USB-apparaten worden opgeladen. Via
standaard USB-poorten worden niet alle USB-
apparaten opgeladen of ze worden opgeladen met
een lage bedrijfsstroom. Sommige USB-apparaten
moeten worden gevoed en vereisen het gebruik van
een poort met eigen voeding.
(9)
HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een
optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-
definition televisie, andere compatibele digitale
(audio)apparatuur of een high-speed HDMI-
apparaat.
Webcam gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Uw computer heeft een geïntegreerde webcam, een krachtig sociaal netwerkhulpmiddel, waarmee u
met vrienden en collega´s bij u in de buurt of aan de andere kant van de wereld kunt communiceren.
Met de webcam kunt u met uw software voor expresberichten video streamen, video´s maken en
delen, en foto´s maken.
Modus Stappen
1. Veeg vanaf de rechterrand van het touchpad of aanraakscherm (alleen bepaalde modellen)
om de charms weer te geven en tik vervolgens op Zoeken en op het zoekvak.
2. Typ c en selecteer Cyberlink YouCam in de lijst met toepassingen.
Typ c op het startscherm en selecteer CyberLink YouCam in de lijst met apps.
Voor meer informatie over het gebruik van de webcam gaat u naar Help en ondersteuning. Typ h op
het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
Audio gebruiken
Op uw computer van HP kunt u muziek-cd's beluisteren, muziek downloaden en beluisteren,
audiocontent (inclusief radio) van internet streamen, audio opnemen, en multimedia maken door
audio en video te mengen. Sluit externe audioapparaten, zoals luidsprekers of hoofdtelefoons, aan
om uw luisterervaring te optimaliseren.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze op een USB-poort of op de
audio-uitgang (van een hoofdtelefoon) op de computer of een dockingstation aan te sluiten.
Webcam gebruiken (alleen bepaalde modellen) 25
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de
computer. Zie
Audio-instellingen voor HDMI configureren op pagina 29 voor informatie over het
aansluiten van high-definition luidsprekers op de computer. Zet het geluid zachter voordat u de
luidsprekers aansluit.
Hoofdtelefoon aansluiten
Op de hoofdtelefoonuitgang op de computer kunt u een bekabelde hoofdtelefoon aansluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om een draadloze hoofdtelefoon aan te sluiten op de
computer.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor aanvullende informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen, typt u in het startscherm
support, selecteert u de app HP Support Assistant, selecteert u Deze computer en selecteert u
vervolgens Gebruikershandleidingen.
Microfoon aansluiten
Als u audio wilt opnemen, sluit u een microfoon aan op de microfooningang van de computer. voor
optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon en neemt u alleen op
in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
Beats Audio gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Beats Audio is een verbeterde audiovoorziening die zorgt voor diepe, gecontroleerde bastonen met
behoud van een helder geluid. U kunt Beats Audio ervaren via de interne luidsprekers van de
computer, via externe luidsprekers die op een USB-poort zijn aangesloten, of via een Beats Audio-
hoofdtelefoon die aangesloten is op de hoofdtelefoonaansluiting.
Configuratiescherm van Beats Audio openen
Met het Beats Audio-configuratiescherm kunt u audio- en basinstellingen bekijken en handmatig
regelen.
U kunt het Beats Audio-configuratiescherm als volgt openen:
Modus Stappen
1. Veeg vanaf de rechterrand van het touchpad of aanraakscherm (alleen bepaalde modellen) om
de charms weer te geven en tik vervolgens op Zoeken en op het zoekvak.
2. Typ c en selecteer Configuratiescherm, selecteer Hardware en geluiden, en selecteer daarna
Beats Audio-configuratiescherm.
Typ c op het startscherm en selecteer Configuratiescherm, selecteer Hardware en geluiden, en
selecteer daarna Beats Audio-configuratiescherm.
Beats Audio in- en uitschakelen (alleen bepaalde modellen)
Als u Beats Audio wilt in- of uitschakelen gaat u als volgt te werk:
26 Hoofdstuk 4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
Modus Stappen
1. Veeg vanaf de rechterrand van het touchpad of aanraakscherm (alleen bepaalde modellen) om
de charms weer te geven en tik vervolgens op Zoeken en op het zoekvak.
2. Druk op de fn-toets op het toetsenbord op het scherm in combinatie met de b-toets.
1. Typ c op het startscherm en selecteer Configuratiescherm, selecteer Hardware en geluiden,
en selecteer daarna Beats Audio-configuratiescherm.
2. Volg de instructies op het scherm.
Geluid controleren
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
Modus Stappen
1. Veeg vanaf de rechterrand van het touchpad of aanraakscherm (alleen bepaalde modellen)
om de charms weer te geven en tik vervolgens op Zoeken en op het zoekvak.
2. Typ c, tik op Configuratiescherm, Hardware en geluiden en Geluid.
3. Wanneer het venster Geluid opent, tikt u op het tabblad Geluiden. Tik onder
Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een
alarmsignaal, en selecteer daarna Testen.
1. Typ c in het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de lijst met apps.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.
3. Wanneer het venster Geluid verschijnt, selecteert u het tabblad Geluiden. Selecteer onder
Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een
alarmsignaal, en selecteer daarna Testen.
Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
Modus Stappen
1. Veeg vanaf de rechterrand van het touchpad of aanraakscherm (alleen bepaalde modellen)
om de charms weer te geven en tik vervolgens op Zoeken en op het zoekvak.
2. Typ s en selecteer Geluidsrecorder.
3. Klik op Begin met opnemen en spreek in de microfoon. Sla het bestand op het bureaublad
op.
4. Open een multimediaprogramma en speel het opgenomen geluid af.
1. Typ s in het startscherm en selecteer Geluidsrecorder.
2. Klik op Begin met opnemen en spreek in de microfoon. Sla het bestand op het bureaublad
op.
3. Open een multimediaprogramma en speel het opgenomen geluid af.
U bevestigt of wijzigt de audio-instellingen als volgt op de computer:
Audio gebruiken 27
Modus Stappen
1. Veeg vanaf de rechterrand van het touchpad of aanraakscherm (alleen bepaalde modellen)
om de charms weer te geven en tik vervolgens op Zoeken en op het zoekvak.
2. Typ c en selecteer Configuratiescherm in de lijst met applicaties.
3. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.
1. Typ c in het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de lijst met apps.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.
Video gebruiken
Uw computer van HP is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete
websites kunt bekijken en video en films kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken
zonder dat u een netwerkverbinding nodig hebt.
Als u uw kijkgenot wilt optimaliseren, sluit u op een van de videopoorten van de computer een
externe monitor, een projector of een tv aan. De meeste computers beschikken over een VGA-poort
(VGA = Video Graphics Array), waarop een analoog videoapparaat kan worden aangesloten.
Sommige computers beschikken ook over een HDMI-poort (HDMI = High-Definition Multimedia
Interface), waarop een high-definition monitor of tv kan worden aangesloten.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste
poort van de computer. Raadpleeg hiertoe de instructies van de fabrikant van het apparaat.
Een HDMI-apparaat aansluiten
OPMERKING: Om een HDMI-apparaat op de computer aan te sluiten, hebt u een apart aan te
schaffen HDMI-kabel nodig.
28 Hoofdstuk 4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
Als u het schermbeeld op een high-definition tv of een monitor wilt weergeven, sluit u het high-
definition apparaat aan de hand van de volgende instructies aan.
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de high-definition tv of de monitor.
3. Druk op f4 om het schermbeeld tussen 4 weergavestatussen te schakelen:
Alleen computerscherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het
beeldscherm van de computer.
Dupliceren: Hiermee wordt het beeld tegelijkertijd op de computer en via een extern
apparaat weergeven.
Uitspreiden: Hiermee wordt het beeld uitgespreid over zowel de computer als het externe
apparaat.
Alleen tweede scherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, wordt de beeldschermstatus gewijzigd.
OPMERKING: Pas de schermresolutie van het externe apparaat aan, vooral als u kiest voor
de optie “Uitspreiden”. Typ c in het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de lijst met
apps. Selecteer Vormgeving en persoonlijke instellingen. Selecteer onder Weergave de
optie Beeldschermresolutie aanpassen.
Audio-instellingen voor HDMI configureren
HDMI is de enige video-interface die high-definition video en audio ondersteunt. Ga als volgt te werk
om HDMI-audio in te schakelen nadat u een HDMI-tv op de computer heeft aangesloten:
1. Tik op het Windows-bureaublad op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk of klik er met de rechtermuisknop op. Selecteer vervolgens
Afspeelapparaten.
2. Selecteer op het tabblad Afspelen de naam van het digitale uitvoerapparaat.
3. Selecteer Standaard en selecteer OK.
Video gebruiken 29
Ga als volgt te werk om de audiostream weer via de luidsprekers van de computer weer te geven:
1. Tik op het Windows-bureaublad op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk of klik er met de rechtermuisknop op. Selecteer vervolgens
Afspeelapparaten.
2. Selecteer Luidsprekers en hoofdtelefoon op het tabblad Afspelen.
3. Selecteer Standaard en selecteer OK.
Intel Wireless Display gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Met Intel Wireless Display kunt u inhoud van de computer draadloos overbrengen naar een
ontvangst- of weergaveapparaat, zoals hd-tv, monitor, projector, gameconsole, Blu-ray-speler of dvr,
door gebruik te maken van een optionele (afzonderlijk aan te schaffen) adapter voor draadloze
weergave. Meer informatie over het gebruik van de adapter voor draadloze weergave vindt u in de
instructies van de fabrikant.
Als u Intel Wireless Display wilt openen, typt u w op het startscherm en selecteert u Intel WiDi.
OPMERKING: controleer voordat u de functie voor draadloze weergave gaat gebruiken eerst of het
draadloze apparaat is ingeschakeld.
Audio- en videobestanden beheren
Met CyberLink PowerDVD kunt u uw foto- en videoverzameling beheren en bewerken.
Als u CyberLink PowerDVD wilt openen, typt u c in het startscherm en selecteert u vervolgens
CyberLink PowerDVD.
Raadpleeg de Help-functie van de PowerDVD-software voor meer informatie over het gebruik van
CyberLink PowerDVD.
30 Hoofdstuk 4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
5 Navigeren met aanraakbewegingen,
aanwijsapparaten en het toetsenbord
Op de computer kunt u niet alleen gebruikmaken van het toetsenbord en de muis, maar ook
navigeren met aanraakbewegingen (alleen bepaalde modellen). Aanraakbewegingen kunnen
gebruikt worden op uw TouchPad of op een touchscreen (alleen bepaalde modellen).
OPMERKING: een externe USB-muis (afzonderlijk aan te schaffen) kan worden aangesloten op
een van de USB-poorten van de computer.
Bekijk de handleiding Windows 8 Basics die bij uw computer is meegeleverd. De handleiding biedt
informatie over gebruikelijke taken met TouchPad, het touchscreen of het toetsenbord.
Bepaalde computermodellen hebben speciale actietoetsen of hotkeyfuncties op het toetsenbord om
veelvoorkomende taken mee uit te kunnen voeren.
Sommige computermodellen zijn tevens voorzien van een geïntegreerd numeriek toetsenblok.
Touchpad gebruiken
Het touchpad stelt u in staat op de computer te navigeren met eenvoudige vingerbewegingen.
U kunt de aanraakbewegingen aanpassen door de instellingen, de configuraties van de knoppen, de
kliksnelheid en de opties voor de aanwijzer te wijzigen. Typ c in het startscherm om de lijst Apps
weer te geven. Selecteer Configuratiescherm en vervolgens Hardware en geluiden. Selecteer
onder Apparaten en printers de optie Muis.
Touchpadbewegingen gebruiken
Op een touchpad kunt u met uw vingers de plaats van de aanwijzer op het scherm bepalen.
TIP: Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de corresponderende knoppen van
een externe muis zou gebruiken.
OPMERKING: Touchpadbewegingen worden niet in alle apps ondersteund.
Doe het volgende voor een demonstratie van elke touchpadbeweging:
1. Typ c in het startscherm om de lijst Apps weer te geven. Selecteer Configuratiescherm en
vervolgens Hardware en geluiden.
2. Selecteer Synaptics ClickPad.
3. Selecteer een beweging om de demonstratie te activeren.
U schakelt een beweging als volgt uit of in:
1. Selecteer of wis in het scherm Synaptics ClickPad het selectievak naast de beweging die u wilt
in- of uitschakelen.
2. Selecteer Toepassen en daarna OK.
Touchpad gebruiken 31
Tikken
Als u een selectie wilt maken op het scherm, gebruikt u de de tikfunctie op de TouchPad.
Wijs naar een item op het scherm en tik vervolgens met één vinger op de TouchPad om een
selectie te maken. Dubbeltik op een item om het te openen.
OPMERKING: Tik op het touchpad en houd vast om een Help-scherm met informatie over het
geselecteerde item te openen.
Schuiven
Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te
bewegen.
Plaats twee vingers licht uit elkaar op de TouchPad en sleep ze omhoog, omlaag, naar links of
naar rechts.
32 Hoofdstuk 5 Navigeren met aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord
Knijpen/zoomen
Door te knijpen en te zoomen kunt u in- of uitzoomen op afbeeldingen of tekst.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op de TouchPad en ze daarna van elkaar af te
bewegen.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op de TouchPad en ze daarna naar elkaar toe
te bewegen.
Draaien (alleen bepaalde modellen)
Met de draaifunctie kunt u items zoals foto's draaien.
Wijs naar een object en zet de wijsvinger van uw linkerhand op de TouchPad. Schuif met de
wijsvinger van uw rechterhand in een draaiende beweging van twaalf uur naar drie uur. Voor
een omgekeerde draaiing beweegt u uw rechterwijsvinger van drie uur naar twaalf uur.
OPMERKING: Het draaien is bedoeld voor specifieke apps waar u een object of afbeelding kunt
manipuleren of wijzigen. U kunt dit mogelijk niet voor alle apps gebruiken.
Touchpadbewegingen gebruiken 33
Met twee vingers klikken (alleen bepaalde modellen)
Door met twee vingers te klikken kunt u menuselecties maken voor een object op het scherm.
Plaats twee vingers op de TouchPad en druk naar beneden om het optiemenu te openen voor
het geselecteerde object.
Snel bewegen (alleen bepaalde modellen)
Met een snelle beweging kunt u door schermen navigeren of snel door documenten bladeren.
Plaats drie vingers op de TouchPad en ga met uw vingers in een lichte en snelle beweging
omhoog, omlaag, naar links of naar rechts.
Randveegbewegingen
Met randveegbewegingen kunt u taken uitvoeren, zoals het wijzigen van instellingen en het vinden of
gebruiken van apps.
34 Hoofdstuk 5 Navigeren met aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord
Rechterrandveegbeweging
Met de rechterrandveegbeweging krijgt u toegang tot de charms, waarmee u kunt zoeken en delen,
apps kunt starten, toegang kunt krijgen tot apparaten of instellingen kunt wijzigen.
Veeg uw vinger zachtjes vanaf de rechterrand om de charms weer te geven.
Bovenrandveegbeweging
Met de bovenrandveegbeweging krijgt u toegang tot Alle apps op het startscherm.
BELANGRIJK: Als een app actief is, varieert de bovenrandbeweging afhankelijk van de app.
Veeg uw vinger zachtjes vanaf de rechterrand om de charms weer te geven.
Touchpadbewegingen gebruiken 35
Linkerrandveegbeweging
Met de linkerrandveegbeweging krijgt u toegang tot de recent geopende apps, zodat u hier snel van
kunt wisselen.
Veeg uw vingers langzaam vanaf de linkerrand van het Touchpad om er snel tussen te
schakelen.
Bewegingen op het aanraakscherm gebruiken (alleen
bepaalde modellen)
Met een touchscreencomputer kunt u items op het scherm direct met uw vingers bedienen.
TIP: Op computers met een aanraakscherm kunt u de bewegingen uitvoeren op het scherm op het
touchpad. U kunt ook acties op het scherm uitvoeren met het toetsenbord en de muis.
Schuifbeweging met één vinger
Schuiven met één vinger wordt vooral gebruikt om door lijsten en pagina's te pannen of te schuiven,
maar u kunt het ook gebruiken voor andere interacties, zoals het verplaatsen van een object.
Om over het scherm te schuiven, schuift u één vinger langzaam over het scherm in de richting
waarin u wilt bewegen.
OPMERKING: Als er vele apps worden weergegeven op het startscherm, kunt u met uw
vinger schuiven om het scherm naar links of rechts te verplaatsen.
Als u een object wilt verslepen, houdt u het object ingedrukt en sleept u het naar de gewenste
locatie.
36 Hoofdstuk 5 Navigeren met aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord
Tikken
Als u een selectie wilt maken op het scherm, gebruikt u de tikfunctie op het TouchPad.
Gebruik één vinger om een object op het scherm aan te tikken om een selectie te maken.
Dubbeltik op een item om het te openen.
OPMERKING: Druk op een object en houd uw vinger erop om een helpscherm met informatie
over het object te openen.
Schuiven
Schuiven kan worden gebruikt om de aanwijzer op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag
of opzij te bewegen.
Plaats twee vingers op het scherm en sleep ze omhoog, omlaag, naar links of naar rechts.
Bewegingen op het aanraakscherm gebruiken (alleen bepaalde modellen) 37
Knijpen/uitrekken
Door te knijpen en te zoomen kunt u in- of uitzoomen op afbeeldingen of tekst.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op het scherm en de vingers daarna van elkaar
af te bewegen.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op het scherm en de vingers daarna van elkaar
af te bewegen.
Draaien (alleen bepaalde modellen)
Met de draaifunctie kunt u items zoals foto's draaien.
Plaats uw linkerwijsvinger op het object dat u wilt draaien. Gebruik vervolgens de wijsvinger van
uw rechterhand om een draaiende beweging te maken van twaalf uur naar drie uur. Voor een
omgekeerde draaiing beweegt u uw rechterwijsvinger van drie uur naar twaalf uur.
38 Hoofdstuk 5 Navigeren met aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord
OPMERKING: Het draaien is bedoeld voor specifieke apps waar u een object of afbeelding kunt
manipuleren of wijzigen. U kunt dit mogelijk niet voor alle apps gebruiken.
Randveegbewegingen
Met randveegbewegingen kunt u taken uitvoeren, zoals het wijzigen van instellingen en het vinden of
gebruiken van apps.
Rechterrandveegbeweging
Met de rechterrandveegbeweging krijgt u toegang tot de charms, waarmee u kunt zoeken en delen,
apps kunt starten, toegang kunt krijgen tot apparaten of instellingen kunt wijzigen.
Veeg met uw vinger vanaf de rechterrand van het scherm naar het midden om de charms weer
te geven.
Linkerrandveegbeweging
Door vanaf de linkerrand te vegen krijgt u toegang tot uw geopende apps zodat u eenvoudig kunt
schakelen.
Veeg met uw vinger vanaf de linkerrand van het scherm naar het midden om te schakelen
tussen apps. Veeg met uw vinger, zonder deze op te tillen, terug naar de linkerrand om alle
geopende apps weer te geven.
Bewegingen op het aanraakscherm gebruiken (alleen bepaalde modellen) 39
Bovenrandveegbeweging en onderrandveegbeweging
Met de bovenrand- of onderrandveegbeweging opent u een lijst met op de computer beschikbare
apps.
1. Veeg met uw vinger vanaf de boven- of onderkant van de facetrand op het scherm.
2. Tik op Alle apps om beschikbare apps weer te geven.
40 Hoofdstuk 5 Navigeren met aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord
Voorkeuren voor het aanraakscherm instellen (alleen
bepaalde modellen)
Modus Stappen
1. Veeg vanaf de rechterrand van het touchpad of aanraakscherm (alleen bepaalde modellen)
om de charms weer te geven en tik vervolgens op Zoeken en op het zoekvak.
2. Typ c, tik op Configuratiescherm, tik op Hardware en geluiden, tik op Pen en aanraken en
volg de aanwijzingen op het scherm.
U maakt of wijzigt als volgt toewijzingen voor snelle veegbewegingen:
1. Typ c in het startscherm en tik op Configuratiescherm.
2. Tik achtereenvolgens op Hardware en geluiden, Pen en aanraken en tik op het tabblad
Bewegingen.
3. Tik op Snelle penbewegingen voor navigeren en bewerken en tik daarna op
Aanpassen.
4. Volg de instructies op het scherm om een toewijzing voor een snelle veegbeweging te
maken of te wijzigen.
5. Tik op OK.
Deze voorkeuren zijn specifiek voor het aanraakscherm en de computer.
Toetsenbord en muis gebruiken
Het toetsenbord en de muis stellen u in staat te typen, items te selecteren, te schuiven en dezelfde
functies uit te voeren als bij gebruik van aanraakbewegingen. Met de actietoetsen en hotkeys op het
toetsenbord kunt u specifieke functies uitvoeren.
TIP: Met de Windows-toets op het toetsenbord kunt u snel terugkeren naar het startmenu
vanuit een geopende app of het bureaublad van Windows. Als u nogmaals op de Windows-toets
drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
OPMERKING: Afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw
toetsenbord andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit
gedeelte worden beschreven.
De toetsen gebruiken
Op uw computer kunt u met bepaalde toetsen en combinaties van toetsen op verschillende manieren
toegang krijgen tot informatie of functies uitvoeren.
Actietoetsen gebruiken
Met een actietoets voert u de aan de toets toegewezen functie uit. Het pictogram op elk van de
toetsen f1 t/m f4, f5 (alleen bepaalde modellen) en f6 t/m f12 geeft de toegewezen functie voor die
toets aan.
Om de functie van een actietoets uit te voeren, houdt u de toets ingedrukt.
Voorkeuren voor het aanraakscherm instellen (alleen bepaalde modellen) 41
De actietoetsvoorziening is standaard ingeschakeld. U kunt deze voorziening uitschakelen in Setup
Utility (BIOS). Zie
Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken op pagina 72 voor instructies
voor het openen van Setup Utility (BIOS), en volg daarna de instructies onder aan het scherm.
Om de toegewezen functie te activeren nadat u de actietoetsvoorziening hebt uitgeschakeld, moet de
fn-toets in combinatie met de juiste actietoets worden ingedrukt.
VOORZICHTIG: Wees uiterst voorzichtig wanneer u wijzigingen aanbrengt in Setup Utility. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Pictogram Toets Beschrijving
f1 Hiermee opent u Help en ondersteuning, dat zelfstudieprogramma's, informatie over
het besturingssysteem Windows en de computer, antwoorden op vragen en updates
voor de computer bevat.
Help en ondersteuning voorziet ook in hulpmiddelen voor geautomatiseerde
probleemoplossing en toegang tot de ondersteuning.
f2 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds
verder verlaagd.
f3 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds
verder verhoogd.
f4 Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn
aangesloten. Als bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, wordt
iedere keer dat u op deze toets drukt, geschakeld tussen weergave op het scherm
van de computer, weergave op de monitor en gelijktijdige weergave op het
computerscherm en de monitor.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard
om videogegevens van de computer te ontvangen. Met deze actietoets kan de
weergave ook worden geschakeld van en naar andere apparaten die
weergavegegevens van de computer ontvangen.
f5 Bij bepaalde modellen wordt de voorziening voor achtergrondverlichting van het
toetsenbord uit- of ingeschakeld.
OPMERKING: Om de accuwerktijd te verlengen, schakelt u deze voorziening uit.
f6 Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
f7 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd.
f8 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder
verhoogd.
f9 Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van
een dvd of bd af.
f10 Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen of het afspelen onderbreken of
hervatten.
f11 Hiermee speelt u het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende gedeelte
van een dvd of bd af.
f12 Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: Er moet een draadloos netwerk zijn ingesteld voordat een draadloze
verbinding mogelijk is.
42 Hoofdstuk 5 Navigeren met aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord
Sneltoetsen van Microsoft Windows 8 gebruiken
Microsoft Windows 8 biedt sneltoetsen om handelingen snel uit te voeren. Druk tegelijkertijd op de
Windows-toets
en op de juiste toets om de actie uit te voeren.
Sneltoets Toets Beschrijving
Hiermee keert u terug naar het startscherm vanuit een geopende
app of het Windows-bureaublad.
OPMERKING: Als u nog eens op de toets drukt, keert u terug naar
het vorige scherm.
+ c Hiermee worden de charms weergegeven.
+ d Hiermee kunt u het Windows-bureaublad openen.
+ o Hiermee kunt u automatisch draaien in- of uitschakelen (alleen
bepaalde modellen).
+ tabblad Hiermee schakelt u tussen opstaande apps.
OPMERKING: Blijf deze toetscombinaties indrukken totdat de
gewenste app wordt weergegeven.
alt + f4 Hiermee sluit u een actieve app.
Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie over de sneltoetsen voor Windows 8. Typ h
op het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
De hotkeys gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Een hotkey is een combinatie van de fn-toets en ofwel de esc-toets, de b-toets of de spatiebalk.
U gebruikt een hotkey als volgt:
Druk kort op de fn-toets en druk vervolgens kort op de tweede toets van de combinatie.
Functie Hotkey Beschrijving
Hiermee geeft u
systeeminformatie weer.
fn+esc Hiermee geeft u informatie weer over de hardwareonderdelen van
het systeem en het versienummer van het systeem-BIOS.
Hiermee regelt u de
instellingen voor bastonen.
fn+b Hiermee schakelt u de basinstellingen van Beats Audio in of uit.
Beats Audio is een verbeterde audiovoorziening die zorgt voor diepe,
gecontroleerde bastonen met behoud van een helder geluid. Beats
Audio is standaard ingeschakeld.
U kunt de basinstellingen ook weergeven en regelen via het
besturingssysteem Windows. Als u de eigenschappen van de bas
wilt weergeven en regelen, typt u c op het startscherm en selecteert
u Configuratiescherm. Selecteer Hardware en geluiden en
selecteer daarna Beats Audio-configuratiescherm.
Toetsenbord en muis gebruiken 43
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken
De computer heeft een geïntegreerd numeriek toetsenblok en ondersteunt tevens een optioneel
extern numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok.
Onderdeel Beschrijving
Num Lock -toets Hiermee regelt u de werking van het geïntegreerde numerieke
toetsenblok. Druk op de toets om te schakelen tussen de
standaard numerieke functie op een extern toetsenblok (deze
functie is standaard ingeschakeld) en de navigatiefunctie
(aangeduid met pijlen op de toetsen).
OPMERKING: De toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw
actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok In de fabriek ingesteld om te werken als een extern numeriek
toetsenblok. Druk op de num lock-toets om te schakelen tussen
deze numerieke functie en de navigatiefunctie (aangeduid met de
pijlen op de toetsen).
44 Hoofdstuk 5 Navigeren met aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord
6 Energiebeheer
Uw computer werkt op accuvoeding of maakt gebruik van een externe voedingsbron. Wanneer de
computer alleen op accuvoeding werkt en er geen externe voedingsbron beschikbaar is om de accu
op te laden, is het belangrijk om de opgeladen accu te controleren en niet te gebruiken. De computer
ondersteunt energiebeheerschema’s waarmee ingesteld kan worden hoeveel stroom de computer
mag gebruiken en moet besparen. Op deze manier kunt u de computerprestaties instellen op het
besparen van energie.
Slaapstand en sluimerstand activeren
Microsoft® Windows kent twee energiebesparende standen, de slaapstand en de sluimerstand.
Slaapstand: De slaapstand wordt automatisch ingeschakeld na een periode van inactiviteit
wanneer de computer op accuvoeding of netvoeding werkt. Uw werk wordt opgeslagen in het
geheugen, zodat u uw werk snel kunt hervatten. U kunt de slaapstand ook handmatig initiëren.
Zie
Slaapstand activeren en beëindigen op pagina 46 voor meer informatie.
Sluimerstand: De sluimerstand wordt automatisch geactiveerd wanneer de accu een kritiek laag
ladingsniveau bereikt. Wanneer de sluimerstand wordt geactiveerd, wordt uw werk opgeslagen
in een sluimerstandbestand en wordt de computer uitgeschakeld.
OPMERKING: Als u de sluimerstand handmatig wilt initiëren, moet deze voorziening worden
ingeschakeld via Energiebeheer. Zie
De sluimerstand handmatig activeren en beëindigen
op pagina 46 voor meer informatie.
VOORZICHTIG: Activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een
schijf of een externe mediakaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of
videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING: Wanneer de computer in de slaapstand of de sluimerstand staat, is het niet mogelijk
om netwerkverbindingen te maken of de computer te gebruiken.
Intel Rapid Start Technology (alleen bepaalde modellen)
Op bepaalde modellen is de functie Intel RST (Rapid Start Technology) standaard ingeschakeld.
Rapid Start Technology stelt u in staat de computer snel opnieuw te activeren als die zich in een
inactieve toestand bevindt.
Rapid Start Technology beheert uw energiebesparingsopties als volgt:
Slaapstand: Rapid Start Technology stelt u in staat de slaapstand te selecteren. Om de
slaapstand te beëindigen, drukt u op een willekeurige toets en activeert u het touchpad of drukt
u kort op de aan/uit-knop.
Sluimerstand: Met Rapid Start Technology wordt de sluimerstand geïnitieerd na een inactieve
periode in de slaapstand wanneer de computer op accuvoeding of een externe voedingsbron
werkt of wanneer de accu een kritiek niveau bereikt. Nadat de sluimerstand is geactiveerd, drukt
u op de aan/uit-knop om uw werk te hervatten.
Slaapstand en sluimerstand activeren 45
OPMERKING: U kunt Rapid Start Technology uitschakelen in Setup Utility (BIOS). Als u de
sluimerstand handmatig wilt kunnen initiëren, moet deze door de gebruiker geactiveerde sluimerstand
worden ingeschakeld via Energiebeheer. Zie
De sluimerstand handmatig activeren en beëindigen
op pagina 46.
Slaapstand activeren en beëindigen
Als de computer ingeschakeld is, kunt u als volgt de slaapstand activeren:
Sluit het beeldscherm.
Druk kort op de aan/uit-knop.
Veeg vanaf de rechterrand van het touchpad of aanraakscherm (alleen bepaalde
modellen) om de charms weer te geven, tik op Instellingen, tik op het pictogram Energie en tik
op Slaapstand.
– of –
Wijs vanuit het startscherm naar de rechterboven- of onderhoek van het scherm. Als de
lijst met emoticons wordt geopend, klikt u op Instellingen, het pictogram Energie en vervolgens
op Slaapstand.
U beëindigt als volgt de slaapstand:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Als het beeldscherm gesloten is, opent u het beeldscherm.
Druk op een toets op het toetsenbord.
Tik op of beweeg over het touchpad.
Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en wordt het scherm
weergegeven zoals dit was toen u stopte met werken en de slaapstand werd geactiveerd.
OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer hebt ingesteld voor het beëindigen van de
sluimerstand, dan moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat de computer uw werk opnieuw
weergeeft.
De sluimerstand handmatig activeren en beëindigen
U kunt gebruikers als volgt de sluimerstand handmatig laten activeren en energiebeheerinstellingen
en time-outs laten wijzigen via het onderdeel Energiebeheer.
1. Typ energie op het startscherm, selecteer Instellingen en selecteer daarna Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Het gedrag van de aan/uit-knop bepalen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Selecteer bij Actie als ik op de aan/uit-knop druk de optie Sluimerstand.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Als u de sluimerstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop. De aan/uit-lampjes gaan
branden en uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was gestopt met werken.
46 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
OPMERKING: Als u heeft ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen,
moet uw Windows-wachtwoord worden ingevoerd voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand
Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen
van de slaapstand of de sluimerstand:
1. Typ energie op het startscherm, selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: Als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount moet instellen of het huidige
wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw
gebruikersaccount instellen of wijzigen en volgt u de instructies op het scherm. Als u geen
gebruikerswachtwoord hoeft te maken of te wijzigen, gaat u naar stap 5.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer
gebruiken
De energiemeter bevindt zich op het Windows-bureaublad. Met behulp van de energiemeter krijgt u
snel toegang tot de instellingen van Energiebeheer en kunt u de resterende acculading bekijken.
Wijs op het Windows-bureaublad op het pictogram van de energiemeter om de acculading en
het huidige energiebeheerschema weer te geven.
Klik op het pictogram van de energiemeter en selecteer een item in de lijst om Energiebeheer te
gebruiken of om het energiebeheerschema te wijzigen. Op het startscherm kunt u ook energie
typen, Instellingen selecteren en vervolgens Energiebeheer selecteren.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe
netvoeding werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram
ook een bericht weer.
Accuvoeding
Wanneer zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op
een externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding. Als er in de computer een opgeladen
accu is geïnstalleerd en de netvoedingsadapter is losgekoppeld van de computer, schakelt de
computer automatisch over op accuvoeding en wordt de helderheid van het beeldscherm verlaagd
om accuvoeding te besparen. Een accu in de computer wordt langzaam ontladen wanneer de
computer is uitgeschakeld en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
De accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die
op de computer is aangesloten, en andere factoren.
Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken 47
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde door de
gebruiker vervangbare accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die
als accessoire is aangeschaft bij HP.
VOORZICHTIG: Bij het verwijderen van een door de gebruiker te vervangen accu die de enige
beschikbare voedingsbron vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op of schakel de
computer uit voordat u een accu verwijdert die de enige voedingsbron is. Zo voorkomt u dat er
gegevens verloren gaan.
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
2. Verschuif de accuontgrendeling (1) om de accu los te koppelen.
OPMERKING: De accuvergrendeling keert automatisch terug naar haar oorspronkelijke stand.
3. Kantel de accu (2) omhoog en verwijder de accu uit de computer.
Accu-informatie zoeken
Als u de status van de accu wilt bekijken, of als de accu leeg is, voert u Accucontrole uit in HP
Support Assistant. Voor informatie over de accu typt u support in het startscherm, selecteert u de
app HP Support Assistant en selecteert u vervolgens Accu en prestaties.
HP Support Assistant biedt de volgende hulpprogramma’s en informatie over de accu:
Accutest
Informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit
Accuvoeding besparen
Tips om acculading te besparen en de levensduur van de accu te maximaliseren:
Verlaag de helderheid van het scherm.
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
Verwijder een door de gebruiker te vervangen accu uit de computer als deze niet wordt gebruikt
of opgeladen.
Schakel draadloos uit wanneer u deze niet gebruikt.
Ontkoppel ongebruikte externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron,
zoals een externe vaste schijf die op een USB-poort aangesloten is.
Zet alle optionele externe mediakaarten die u niet gebruikt, stop, schakel ze uit of verwijder ze.
Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
48 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Een lage acculading herkennen
Als een accu de enige voedingsbron van de computer is en een laag of kritiek laag niveau bereikt,
gebeurt het volgende:
Het acculampje (alleen bepaalde modellen) geeft een laag of kritiek laag niveau van de
acculading aan.
– of –
Het energiemeterpictogram in het systeemvak geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
OPMERKING: Raadpleeg Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken
op pagina 47 voor meer informatie over de energiemeter.
Wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het volgende:
Als de sluimerstandvoorziening is uitgeschakeld en de computer aan staat of in de slaapstand
staat, blijft de computer nog even in de slaapstand staan. Vervolgens wordt de computer
uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Als de sluimerstandvoorziening is ingeschakeld en de computer aan staat of in de slaapstand
staat, wordt de sluimerstand geactiveerd.
Problemen met lage acculading verhelpen
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een netvoedingsadapter aan.
Sluit een optioneel dockingapparaat of een uitbreidingsapparaat aan.
Sluit een optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft aan.
Lage acculading verhelpen wanneer geen voedingsbron beschikbaar is
Sla uw werk op en sluit de computer af.
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de sluimerstand niet kan beëindigen
Als de computer niet voldoende acculading heeft om de sluimerstand te beëindigen, gaat u als volgt
te werk:
1. Vervang de lege, door de gebruiker vervangbare accu door een opgeladen accu of sluit de
netvoedingsadapter aan op de computer en op een externe voedingsbron.
2. Beëindig de sluimerstand door kort op de aan/uit-knop te drukken.
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen
VOORZICHTIG: Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen om
beschadiging van de accu te voorkomen.
Verwijder de accu en bewaar deze apart op een koele, droge plaats als een computer meer dan twee
weken niet wordt gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron. Zo bespaart u
acculading.
Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd. Wanneer de capaciteit minder is
dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u de accu weer opbergt.
Accuvoeding 49
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren
WAARSCHUWING! Verminder het risico van brand of brandwonden: probeer de accu niet uit
elkaar te halen, te pletten of te doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe
contactpunten; laat de accu niet in aanraking komen met water of vuur.
Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor het correct afvoeren van afgedankte
accu's. Om deze handleiding te openen, typt u in het startscherm support, selecteert u de app HP
Support Assistant, selecteert u Deze computer en selecteert u vervolgens
Gebruikershandleidingen.
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen
In Accucontrole in HP Support Assistant wordt aangegeven wanneer u de accu moet vervangen
omdat een accucel niet goed werkt, of omdat de accuconditie zover is afgenomen dat de capaciteit
zwak is geworden. Als de accu onder de garantievoorwaarden van HP valt, krijgt u ook informatie
over een garantie-id. Een bericht verwijst u naar de website van HP voor meer informatie over het
bestellen van een vervangende accu.
Externe netvoedingsbron
Raadpleeg de poster Installatie-instructies, die u vindt in de doos van de computer, voor informatie
over het aansluiten van de computer op netvoeding.
De computer gebruikt geen accuvoeding wanneer de computer is aangesloten op een externe
netvoedingsbron via een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel docking- of
uitbreidingsapparaat.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde
compatibele adapter.
Sluit de computer aan op een externe netvoedingsbron in de volgende situaties:
WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast.
Wanneer u informatie schrijft naar een schijf (alleen bepaalde modellen).
Wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert op computers met interne vaste schijven.
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Wanneer u de computer op een externe netvoedingsbron aansluit:
De accu wordt opgeladen.
De helderheid van het beeldscherm wordt verhoogd.
Het pictogram van de energiemeter op het Windows-bureaublad verandert van vorm.
Als u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over naar accuvoeding.
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
Het pictogram van de energiemeter op het Windows-bureaublad verandert van vorm.
50 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Problemen met voeding oplossen
Test de netvoedingsadapter als de computer een van de volgende symptomen vertoont nadat de
computer op de netvoeding aangesloten is:
De computer wordt niet ingeschakeld.
Het display wordt niet ingeschakeld.
De aan/uit-lampjes zijn uit.
Ga als volgt te werk om de netvoedingsadapter te testen:
1. Schakel de computer uit.
2. Verwijder de accu uit de computer.
3. Sluit de netvoedingsadapter op de computer aan en steek de stekker van de adapter vervolgens
in een stopcontact.
4. Zet de computer aan.
Als de aan/uit-lampjes aan gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.
Als de aan/uit-lampjes uit blijven, controleert u of de netvoedingsadapter op de juiste wijze
is aangesloten op de computer en op het stopcontact.
Als de netvoedingsadapter op de juiste wijze is aangesloten maar de aan/uit-lampjes toch
uit blijven, werkt de netvoedingsadapter niet en moet deze worden vervangen.
Neem contact op met de ondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een vervangende
netvoedingsadapter.
HP CoolSense (alleen bepaalde modellen)
HP CoolSense detecteert automatisch wanneer de computer zich niet meer op een "vaste"
locatie bevindt. De prestaties en de ventilatorinstellingen worden zodanig aangepast dat de
temperatuur van de behuizing van de computer een optimaal comfortniveau houdt.
Als HP CoolSense is uitgeschakeld, wordt de positie van de computer niet gedetecteerd en blijven de
prestaties en de ventilatorinstellingen staan op de fabrieksinstelling. Daardoor kan de temperatuur
van de behuizing hoger oplopen dan het geval zou zijn met HP CoolSense aan.
U schakelt CoolSense als volgt in of uit:
Typ koelen op het startscherm, selecteer Instellingen en selecteer daarna HP CoolSense.
Softwarecontent vernieuwen met Intel Smart Connect-
technology (alleen bepaalde modellen)
Als de computer in de slaapstand staat, haalt de Intel® Smart Connect-technologie de computer van
tijd tot tijd uit de slaapstand. Smart Connect werkt vervolgens de inhoud van bepaalde geopende
apps bij. Dientengevolge is uw werk onmiddellijk beschikbaar zodra u de slaapstand beëindigt. U
hoeft niet te wachten terwijl de updates worden gedownload.
Als u deze voorziening wilt inschakelen of de instellingen handmatig wilt aanpassen, typt u
smart op het scherm Start en selecteert u Intel® Smart Connect Technology.
HP CoolSense (alleen bepaalde modellen) 51
Computer afsluiten (uitschakelen)
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt
opgeslagen. Zorg dat u uw werk opslaat voor u de computer uitschakelt.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het
besturingssysteem, en vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Sluit de computer af in de volgende gevallen:
Als u de accu moet vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer
Wanneer u externe hardware aansluit die niet op een USB- of videopoort kan worden
aangesloten.
Wanneer de computer lange tijd niet wordt gebruikt en de externe voedingsbron wordt
losgekoppeld
Hoewel u de computer kunt uitschakelen door de aan/uit-knop ingedrukt te houden, kunt u de
computer het beste afsluiten door de opdracht Afsluiten van Windows te gebruiken:
OPMERKING: Als de computer in de slaap- of sluimerstand staat, moet u eerst de slaap- of
sluimerstand beëindigen door kort op de aan/uit-knop te drukken voordat u de computer kunt
uitschakelen.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Veeg vanaf de rechterrand van het touchpad of aanraakscherm (alleen bepaalde modellen) om
de charms weer te geven, tik achtereenvolgens op Instellingen, het pictogram Energie en
Uitschakelen.
– of –
Wijs de rechterbovenhoek of -onderhoek van het startscherm aan. Wanneer de lijst met charms
wordt geopend, klikt u achtereenvolgens op Instellingen, het pictogram Energie en Afsluiten.
3.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hiervoor beschreven afsluitprocedures te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de beschreven volgorde:
Druk op ctrl+alt+delete, klik op het pictogram Energie en selecteer vervolgens Uitschakelen.
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
Verwijder de accu (bij modellen met een door de gebruiker vervangbare accu).
52 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
7 Gegevens beheren en delen
Schijfeenheden zijn digitale opslagapparaten waarop u gegevens kunt opslaan, beheren, delen en
openen. De computer heeft een interne vaste schijf of een solid-state drive waarop de software en
het besturingssysteem staan en waarop al uw persoonlijke bestanden worden opgeslagen. Sommige
computers beschikken over een optischeschijfeenheid waarmee u cd's, dvd's of Blu-ray-schijven (bd)
(op bepaalde modellen) kunt lezen of erop kunt schrijven.
Voor meer capaciteit of functionaliteit sluit u een externe vaste schijf aan (apart aan te schaffen) zoals
een optische schijf of vaste schijf, of plaatst u een digitale opslagkaart direct van uw telefoon of
camera. Via een op een USB-poort van de computer aangesloten USB-flashdrive kunnen gegevens
snel worden overgebracht. Sommige externe apparaten gebruiken de voeding van de computer;
andere apparaten beschikken over eigen voeding. Sommige apparaten zijn uitgerust met software die
geïnstalleerd moet worden.
OPMERKING: Raadpleeg Verbinding maken met een netwerk op pagina 16 voor meer informatie
over het aansluiten van externe apparaten voor draadloze communicatie.
OPMERKING: Zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over de vereiste software en
stuurprogramma's en over de computerpoort die moet worden gebruikt.
USB-apparaat gebruiken
De meeste computers beschikken over meer dan een USB-poort omdat deze veelzijdige interface
gebruikt kan worden voor het op de computer aansluiten van verschillende typen externe apparaten
zoals een toetsenbord, muis, externe schijf, printer, scanner of hub.
De computer heeft meer dan één type USB-poort. Raadpleeg
Vertrouwd raken met de computer
op pagina 4 voor meer informatie over de typen USB-poorten op de computer. Houd er rekening mee
apparaten te kopen die compatibel zijn met de computer.
Type Beschrijving
USB 3.0 Draagt gegevens over met een snelheid van 640 MB/s. USB
3.0-poorten, die ook wel SuperSpeed-poorten worden
genoemd, zijn ook compatibel met USB 1.0- en USB 2.0-
apparaten.
USB 3.0-oplaadpoort Hierop kunt u een optioneel USB-apparaat aansluiten. Via de
USB 3.0-oplaadpoort kunnen ook bepaalde types mobiele
telefoons en MP3-spelers worden opgeladen, zelfs wanneer
de computer uit staat.
OPMERKING: Via een USB-oplaadpoort (ook wel een
'poort met USB-voeding' genoemd) kunnen aangesloten
USB-apparaten worden opgeladen. Via standaard USB-
poorten worden niet alle USB-apparaten opgeladen of ze
worden opgeladen met een lage bedrijfsstroom. Sommige
USB-apparaten moeten worden gevoed en vereisen het
gebruik van een poort met eigen voeding.
USB-apparaat gebruiken 53
USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat om
beschadiging van een USB-connector te voorkomen.
Sluit de USB-kabel voor het apparaat aan op de USB-poort.
OPMERKING: De USB-poort op de computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte
afgebeelde USB-poort.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
OPMERKING: De eerste keer dat u een USB-apparaat aansluit, verschijnt er een bericht op het
Windows-bureaublad en een pictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk om
aan te geven dat het apparaat wordt herkend door de computer.
Een USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging
van een USB-connector te voorkomen.
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van een USB-apparaat,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties die gebruikmaken van het apparaat.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het systeemvak aan de rechterkant
van de taakbalk van het Windows-bureaublad. Het bericht Hardware veilig verwijderen en
media uitwerpen wordt weergegeven. Volg de instructies op het scherm.
USB-apparaat met eigen netvoedingsaansluiting aansluiten
VOORZICHTIG: Als u een apparaat met eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico van
schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de
stekker uit het stopcontact is gehaald.
1. Sluit het apparaat aan op de computer.
2. Steek de stekker van het apparaat in een geaard stopcontact.
3. Schakel het apparaat in.
54 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
Als u een extern apparaat zonder eigen netvoedingsaansluiting wilt verwijderen, schakelt u het
apparaat uit en koppelt u het vervolgens los van de computer. Als u een extern apparaat met een
eigen netvoedingsaansluiting wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit, koppelt u het los van de
computer en haalt u vervolgens de stekker uit het stopcontact.
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen
Ga als volgt te werk om een digitale opslagkaart te plaatsen:
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een digitale kaart, om
beschadiging van de connectoren van de digitale kaart te voorkomen.
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in het digitale-opslagslot en druk de kaart naar binnen tot deze goed op zijn
plaats zit.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
Ga als volgt te werk om een digitale opslagkaart te verwijderen:
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de digitale kaart,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle toepassingen af die gebruikmaken van de digitale kaart.
2. Klik in het bureaublad van Windows op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk en volg de instructies op het scherm.
3. Druk de kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen 55
OPMERKING: Als de kaart niet uitgeworpen wordt, trek de kaart dan uit het slot.
56 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
8 Computer onderhouden
Het is zeer belangrijk om de computer regelmatig te onderhouden, zodat deze optimaal blijft
functioneren. Dit hoofdstuk bevat informatie over het verbeteren van de prestaties van de computer
door de uitvoering van hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentie en Schijfopruiming. Het biedt ook
informatie over het updaten van programma's en stuurprogramma's, instructies voor het reinigen van
de computer en tips voor het reizen met de computer.
Prestaties verbeteren
Iedereen wil een snelle computer. Door de computer regelmatig te onderhouden met
hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentatie en Schijfopruiming, kunt u de prestaties van de
computer drastisch verbeteren. Naarmate de computer ouder wordt, kunt u ook overwegen grotere
vaste schijven te installeren of meer geheugen toe te voegen.
Omgaan met schijfeenheden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het hanteren van schijfeenheden:
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid installeert of verwijdert. Als u niet zeker
weet of de computer is afgesloten of in de slaap- of hibernationstand staat, schakelt u de
computer in en vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
Raak, voordat u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de
schijfeenheid aan, zodat u niet statisch geladen bent.
Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijf of op de computer niet aan.
Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.
Zorg ervoor dat de accu voldoende is opgeladen alvorens naar een medium te schrijven
wanneer de accu de enige voedingsbron is.
Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie.
Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur
met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In
beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden ntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Verwijder het medium uit een schijfeenheid alvorens de schijfeenheid uit de schijfruimte te
verwijderen, of voordat u een schijfeenheid meeneemt op reis, verzendt of opbergt.
Gebruik het toetsenbord niet en verplaats de computer niet terwijl een optischeschijfeenheid
naar een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is, of ontkoppel de externe vaste schijf op
de correcte wijze, voordat u een computer verplaatst waarop een externe vaste schijf is
aangesloten.
Prestaties verbeteren 57
Vaste schijf vervangen
VOORZICHTIG: Schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten
worden behandeld. Laat de schijfeenheid niet vallen, zet er niets op en stel de schijfeenheid niet bloot
aan vloeistoffen, hoge temperaturen of een hoge vochtigheidsgraad. Raadpleeg
Omgaan met
schijfeenheden op pagina 57 voor de specifieke voorzorgsmaatregelen bij het omgaan met
schijfeenheden.
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren
gaan of het systeem vastloopt:
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid installeert of verwijdert. Als u niet zeker weet of
de computer is afgesloten of in de slaap- of hibernationstand staat, schakelt u de computer in en
vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
4. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
5. Verwijder de accu uit de computer (zie
Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen
op pagina 47).
Verwijder de vaste schijf als volgt:
1. Draai de schroef van het onderpaneel los (1), til het onderpaneel omhoog (2) en verwijder het
(3).
58 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
2. Koppel de kabel van de vaste schijf (1) los van de computer.
3. Trek het lipje van de vaste schijf (2) omhoog en schuif de vaste schijf uit de vaste-schijfruimte.
OPMERKING: Na het verwijderen van de vaste schijf uit de computer verwijdert u de houder
van de vaste schijf om toegang te krijgen tot de vaste schijf.
4. Verwijder de vasteschijfhouder (1) en koppel vervolgens de connector (2) los van de vaste schijf.
Voer deze procedure in omgekeerde volgorde uit om een vaste schijf te installeren.
Prestaties verbeteren 59
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde modellen)
HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen
te houden wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
U laat de computer vallen.
U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten terwijl de computer op accuvoeding
werkt.
Kort na deze gebeurtenissen wordt de normale werking van de vaste schijf door HP 3D DriveGuard
hersteld.
OPMERKING: Vaste schijven in de ruimte voor de primaire of secundaire vaste schijf worden
beschermd door HP 3D DriveGuard. Vaste schijven die zijn aangesloten op USB-poorten, worden
niet beschermd door HP 3D DriveGuard.
Raadpleeg de helpfunctie van de HP 3D DriveGuard-software voor meer informatie.
Schijfdefragmentatie gebruiken
Bij het gebruik van de raken de bestanden op de vaste schijf in de loop der tijd gefragmenteerd. Als
de vaste schijf gefragmenteerd is, betekent dit dat de gegevens op de vaste schijf niet
aaneengesloten (opeenvolgend) zijn. Hierdoor moet de vaste schijf harder werken om de bestanden
te vinden, waardoor de computer trager wordt. Met Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde
bestanden en mappen samengevoegd (of fysiek gereorganiseerd) op de vaste schijf, zodat het
systeem efficiënter werkt.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's (solid-state drives).
Nadat u Schijfdefragmentatie heeft gestart, werkt deze toepassing zelfstandig verder. Al naar gelang
de grootte van de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie meer
dan een uur in beslag nemen.
HP adviseert u om de vaste schijf minstens één keer per maand te defragmenteren. U kunt instellen
dat Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt ook op elk gewenst moment
Schijfdefragmentatie handmatig starten.
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt:
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Typ d op het startscherm en typ daarna schijf in het zoekvak. Selecteer Instellingen en
selecteer daarna De stations defragmenteren en optimaliseren.
3. Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg voor meer informatie de helpfunctie van Schijfdefragmentatie.
Schijfopruiming gebruiken
Met Schijfopruiming wordt op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden die u veilig kunt
verwijderen om schijfruimte vrij te maken, zodat de computer efficiënter werkt.
U gebruikt Schijfopruiming als volgt:
1. Typ d op het startscherm en typ daarna schijf in het zoekvak. Selecteer Instellingen en
selecteer daarna Schijfruimte vrijmaken door onnodige bestanden te verwijderen
2. Volg de instructies op het scherm.
60 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
Geheugenmodules toevoegen of vervangen
Het toevoegen van geheugen zorgt ervoor dat de computerprestaties verbeteren. De computer is te
vergelijken met uw fysieke werkplek. De vaste schijf is het archief waarin u uw werk opslaat en het
geheugen is het bureau waaraan u werkt. Als het geheugen van de computer niet groot genoeg meer
is om al uw werk op te slaan, zoals een bureau waar het werk vanaf valt, daalt uw productiviteit. Een
goede manier om de prestaties te verbeteren is het geheugen van de computer uit te breiden.
De computer heeft twee geheugenmodulecompartimenten. De geheugenmoduleslots bevinden zich
aan de onderkant van de computer onder het onderpaneel. U kunt de capaciteit van de computer
vergroten door een geheugenmodule toe te voegen of de bestaande geheugenmodule in een van de
geheugenmoduleslots te vervangen.
WAARSCHUWING! Haal vóór het plaatsen van een geheugenmodule de stekker uit het
stopcontact en verwijder alle accu's om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
VOORZICHTIG: Door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd
raken. Zorg dat u vrij bent van statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken
voordat u een procedure start.
OPMERKING: Controleer, voordat u gaat werken met een tweekanaals configuratie met een
tweede geheugenmodule, of beide geheugenmodules identiek zijn.
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren
gaan of het systeem vastloopt:
Zet de computer uit voordat u geheugenmodules toevoegt of vervangt. Verwijder een
geheugenmodule niet wanneer de computer aan staat of in de slaapstand of de sluimerstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan
door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
4. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
5. Verwijder de accu uit de computer (zie
Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen
op pagina 47).
6. Verwijder het onderpaneel van de computer.
7. Voor het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule:
a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.
De geheugenmodule komt omhoog.
Prestaties verbeteren 61
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het
geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan
de module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
OPMERKING: Bewaar verwijderde geheugenmodules in een antistatische verpakking om
de module te beschermen.
8. Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule:
VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje in het
geheugenmoduleslot.
b. Druk de module onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het
geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot (2), totdat de module goed op
zijn plaats zit.
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel
de linker- als de rechterkant van de module, totdat de borgklemmetjes vastklikken.
VOORZICHTIG: Zorg ervoor dat u de geheugenmodule niet buigt, om schade aan de
module te voorkomen.
62 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
9. Plaats het onderpaneel terug.
10. Plaats de accu terug.
11. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan.
12. Schakel de computer in.
Programma's en stuurprogramma's bijwerken
U wordt aangeraden regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en stuurprogramma's,
zodat u steeds over de recentste versie beschikt. Met updates kunnen problemen worden opgelost,
en updates voegen nieuwe voorzieningen en opties toe aan de computer. De technologie verandert
continu. Door programma's en stuurprogramma's te updaten, maakt de computer gebruik van de
nieuwste technologie. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat oudere onderdelen van het videosysteem niet
meer goed samenwerken met de meest recente spelsoftware. Zonder het nieuwste stuurprogramma
zou u niet het beste uit de apparatuur halen.
Ga naar
http://www.hp.com/support om de meest recente versie van programma's en
stuurprogramma's van HP te downloaden. U kunt u ook aanmelden voor het ontvangen van
automatische updateberichten wanneer nieuwe updates beschikbaar komen.
Computer schoonmaken
Als u de computer en externe apparaten schoonmaakt, helpt dat om ze in goede conditie te houden.
Als u de computer niet schoonmaakt, kan er stof en vuil in de computer terechtkomen.
Programma's en stuurprogramma's bijwerken 63
VOORZICHTIG: Vermijd de volgende schoonmaakproducten voor het schoonmaken van de
computer:
Sterke oplosmiddelen, zoals alcohol, aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride en
koolwaterstoffen. Deze kunnen het oppervlak van de computer onherstelbaar beschadigen.
Beeldscherm, zijkanten en beeldschermdeksel schoonmaken
Veeg het beeldscherm voorzichtig schoon met een zachte, pluisvrije doek die is bevochtigd met een
alcoholvrij glasreinigingsmiddel. Zorg dat het beeldscherm droog is voordat u de computer dichtdoet.
Gebruik een vochtig, bacteriëndodend doekje voor het schoonmaken van de zijkanten en het
beeldschermdeksel. Vezelhoudende materialen, zoals papieren zakdoekjes, kunnen krassen
veroorzaken op de computer.
OPMERKING: Wanneer u de bovenkant van de computer schoonmaakt, veegt u in een
cirkelbeweging om vuil en stofdeeltjes te verwijderen.
Touchpad en toetsenbord schoonmaken
VOORZICHTIG: Zorg ervoor dat vloeistoffen nooit tussen de toetsen van het toetsenbord kunnen
komen, zelfs niet wanneer u de computer schoonmaakt. Hierdoor kunnen interne componenten
blijvend beschadigd raken.
Om het touchpad en het toetsenbord schoon te maken en te desinfecteren, gebruikt u een
zachte microvezeldoek of een antistatische doek zonder olie (zoals een zemen lap) die is
bevochtigd met een alcoholvrij glasreinigingsmiddel. U kunt ook een kiemdodend
wegwerpdoekje gebruiken.
Gebruik een spuitbus met perslucht met een verlengstuk om te voorkomen dat toetsen blijven
hangen en om stof, pluisjes en vuildeeltjes te verwijderen van het toetsenbord.
WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord schoon te maken. Zo beperkt
u het risico van een elektrische schok en schade aan de interne onderdelen. Een stofzuiger kan
stofdeeltjes op het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
Reizen met de computer of de computer transporteren
Als u de computer wilt meenemen op reis of de computer wilt transporteren, neem dan de volgende
tips in acht om de apparatuur te beschermen.
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
Maak een back-up van uw gegevens op een externe schijfeenheid.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals digitale opslagkaarten, uit de
computer.
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Schakel de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet bij de computer.
Als u moet vliegen, neem de computer dan mee als handbagage; geef de computer niet af met
uw overige bagage.
64 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
VOORZICHTIG: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en
detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden
röntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt
geen schade toe aan schijfeenheden.
Als u de computer tijdens een vlucht wilt gebruiken, luister dan naar dan naar mededelingen
tijdens de vlucht waarin wordt aangegeven wanneer u de computer mag gebruiken. Elke
maatschappij heeft eigen regels voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op
de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Als op de computer een apparaat voor draadloze communicatie is geïnstalleerd, is het mogelijk
dat het gebruik van dit apparaat in sommige omgevingen aan voorwaarden gebonden is. Dit kan
het geval zijn aan boord van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op
gevaarlijke locaties. Als u niet zeker weet wat het beleid is voor het gebruik van een bepaald
apparaat, kunt u het beste vooraf toestemming vragen voordat u de computer gebruikt.
Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regio's die u gaat
bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt
gebruiken. De netspanning, frequentie en stekkers kunnen per land of regio verschillen.
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere
apparaten zijn bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
Reizen met de computer of de computer transporteren 65
9 Computer en gegevens beveiligen
Computerbeveiliging is essentieel om de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van uw
gegevens te waarborgen. Standaardbeveiligingsvoorzieningen die worden geboden door het
besturingssysteem Windows, applicaties van HP en Setup Utility (BIOS), dat geen deel uitmaakt van
Windows, kunnen de computer beschermen tegen uiteenlopende risico's, zoals virussen, wormen en
andere types schadelijke code.
BELANGRIJK: Bepaalde beveiligingsvoorzieningen die in dit hoofdstuk worden genoemd, zijn
mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Gebruik van de computer door onbevoegden Opstartwachtwoord
Computervirussen Antivirussoftware
Ongeoorloofde toegang tot gegevens Firewallsoftware
Ongeoorloofde toegang tot de instellingen van Setup Utility
(BIOS) en overige systeemidentificatiegegevens
Beheerderswachtwoord
Huidige of toekomstige bedreigingen van de computer Software-updates
Ongeoorloofde toegang tot Windows-gebruikersaccounts Gebruikerswachtwoord
Ongeoorloofd meenemen van de computer Beveiligingskabelslot
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen en online
transacties te beveiligen. Er kunnen verschillende types wachtwoorden worden ingesteld. Toen u
bijvoorbeeld de computer voor de eerste keer gebruikte, werd u verzocht een gebruikerswachtwoord
te maken ter beveiliging van de computer. Aanvullende wachtwoorden kunnen worden ingesteld in
Windows of in Setup Utility (BIOS) van HP, dat geen deel uitmaakt van Windows en dat vooraf is
geïnstalleerd op de computer.
Wellicht vindt u het handig om hetzelfde wachtwoord te gebruiken voor een voorziening van Setup
Utility (BIOS) en een beveiligingsvoorziening van Windows.
Maak gebruik van de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Om het risico te beperken dat u geen toegang meer heeft tot bepaalde voorzieningen van de
computer, moet elk wachtwoord worden vastgelegd en op een veilige plaats worden bewaard.
Bewaar de wachtwoorden niet in een bestand op de computer.
Volg, bij het maken van wachtwoorden, de voorschriften die worden gesteld door het
programma.
Wijzig uw wachtwoorden minstens één keer per drie maanden.
Een ideaal wachtwoord is lang en bestaat uit letters, leestekens, symbolen en cijfers.
Voordat u de computer verzendt voor reparatie, maakt u een back-up van uw bestanden.
Verwijder daarna vertrouwelijke bestanden en alle wachtwoordinstellingen.
66 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
Als u meer informatie wilt over Windows-wachtwoorden, bijvoorbeeld een wachtwoord voor
schermbeveiliging, typt u support in het startscherm en selecteert u vervolgens de app HP Support
Assistant.
Windows-wachtwoorden instellen
Wachtwoord Functie
Gebruikerswachtwoord Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
Beheerderswachtwoord Beveiligt de toegang tot de inhoud van de computer op
beheerdersniveau.
OPMERKING: Met dit wachtwoord krijgt u geen toegang
tot de inhoud van Setup Utility (BIOS).
Setup Utility (BIOS)-wachtwoorden instellen
Wachtwoord Functie
Administrator password (Beheerderswachtwoord)
Dit wachtwoord moet worden opgegeven om toegang te
krijgen tot Setup Utility (BIOS).
Als u het beheerderswachtwoord vergeten bent, kunt u
Setup Utility (BIOS) niet openen.
OPMERKING: Het beheerderswachtwoord kan worden
gebruikt in plaats van het opstartwachtwoord.
OPMERKING: Dit beheerderswachtwoord is niet hetzelfde
als een beheerderswachtwoord dat is ingesteld in Windows.
Een beheerderswachtwoord wordt niet weergegeven als het
wordt ingesteld, opgegeven, gewijzigd of verwijderd.
OPMERKING: Als u het opstartwachtwoord bij de eerste
wachtwoordcontrole invoert, moet u het
beheerderswachtwoord invoeren om Setup Utility (BIOS) te
openen.
Power-on password (Opstartwachtwoord) Dit wachtwoord moet telkens worden ingevoerd
wanneer u de computer inschakelt of opnieuw opstart.
Als u het opstartwachtwoord vergeet, kunt u de
computer niet meer inschakelen of opnieuw opstarten.
OPMERKING: Het beheerderswachtwoord kan worden
gebruikt in plaats van het opstartwachtwoord.
OPMERKING: Een opstartwachtwoord wordt niet
weergegeven als het wordt ingesteld, gewijzigd of
verwijderd.
Ga als volgt te werk om een beheerderswachtwoord of een opstartwachtwoord in te stellen, te
wijzigen of te verwijderen in Setup Utility (BIOS):
1. Om Setup Utility (BIOS) te starten, schakelt u de computer aan of start u die opnieuw. Druk snel
op esc en daarna op f10.
2. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) en volg de instructies op het scherm.
De voorkeursinstellingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Wachtwoorden gebruiken 67
Vingerafdruklezer gebruiken
Op bepaalde computermodellen zijn geïntegreerde vingerafdruklezers beschikbaar. Als u de
vingerafdruklezer wilt gebruiken, moet u op de computer een gebruikersaccount en een wachtwoord
instellen, en vervolgens met de HP SimplePass-software één of meer vingerafdrukken registreren.
Raadpleeg 'Vertrouwd raken met de computer' voor de locatie van de vingerafdruklezer op de
computer.
HP SimplePass gebruiken (alleen bepaalde modellen)
HP SimplePass biedt een eenvoudig te gebruiken interface voor het beveiligen van de computer en
het vereenvoudigen van de manier waarop u zich bij de computer en bij met wachtwoorden
beveiligde websites moet aanmelden. U gebruikt een geregistreerde vingerafdruk om:
U bij Windows aan te melden.
Toegang te krijgen tot websites en andere programma's waarvoor u zich moet aanmelden.
Een service voor eenmalige aanmelding in te stellen. U kunt de vingerafdruklezer dan gebruiken
om aanmeldgegevens te maken voor alle applicaties waarvoor u een gebruikersnaam en een
wachtwoord nodig heeft.
Op de computer beveiligde accounts voor meerdere gebruikers in te stellen.
Raadpleeg de Help-functie van de software voor meer informatie over HP SimplePass.
Vingerafdrukken vastleggen
Ga als volgt te werk om met HP SimplePass één of meer vingerafdrukken te registreren:
1. Schuif een vinger over de vingerafdruksensor om HP SimplePass te starten.
– of –
Typ simple op het startscherm en selecteer HP SimplePass.
2. Als het HP SimplePass welkomstscherm wordt weergegeven, klik op Eenvoudig aan de slag.
3. HP SimplePass vraagt u met uw rechterwijsvinger over de sensor te vegen.
4. Veeg 3 keer met uw vinger om de registratie te voltooien.
Als de registratie is gelukt, wordt er boven de vinger een groene cirkel weergegeven.
5. Selecteer Windows-aanmelding instellen om een wachtwoord voor Windows in te stellen.
Vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows
U meldt u als volgt aan bij Windows met uw vingerafdruk:
1. Nadat u uw vingerafdrukken heeft vastgelegd, start u Windows opnieuw.
2. Gebruik een van de vingers waarvan u de vingerafdruk heeft vastgelegd, om u aan te melden bij
Windows.
Internetbeveiligingssoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, wordt de computer
blootgesteld aan computervirussen, spyware en andere online bedreigingen. Om de computer te
beschermen, kan op de computer vooraf internetbeveiligingssoftware zijn geïnstalleerd met antivirus-
68 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
en firewallvoorzieningen. Deze software wordt dan aangeboden als proefversie. Het is noodzakelijk
om beveiligingssoftware regelmatig bij te werken, zodat deze ook bescherming biedt tegen pas
ontdekte virussen en andere veiligheidsrisico's. Wij raden u dringend aan de proefaanbieding te
upgraden of de door u gewenste software aan te schaffen om de computer volledig te beveiligen.
Antivirussoftware gebruiken
Computervirussen kunnen het besturingssysteem, programma's en hulpprogramma's uitschakelen, of
de werking ervan verstoren. Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord
en vernietigd. In de meeste gevallen kan ook eventuele schade die door virussen is aangericht,
worden hersteld. Het is noodzakelijk om antivirussoftware regelmatig bij te werken, zodat deze ook
bescherming biedt tegen pas ontdekte virussen.
Er is op uw computer mogelijk een antivirusprogramma vooraf geïnstalleerd. Wij raden u aan de door
u gewenste antivirussoftware te gebruiken om uw computer volledig te beveiligen.
Voor meer informatie over computervirussen typt u in het startscherm support en selecteert u de
app HP Support Assistant.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een
firewall kan software zijn die u op de computer en/of het netwerk installeert, of een combinatie van
hardware en software.
Er zijn twee soorten firewalls waaruit u kunt kiezen:
Hostgebaseerde firewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is
geïnstalleerd;
Netwerkgebaseerde firewalls die tussen het ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een firewall is geïnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het
systeem worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker
gedefinieerde beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Software-updates installeren
Software van HP, Microsoft en derden die op de computer geïnstalleerd is, moet regelmatig
geüpdatet worden om beveiligingsproblemen te corrigeren en de prestaties van de software te
verbeteren. Raadpleeg 'Update van programma's en stuurprogramma's uitvoeren' voor meer
informatie.
Essentiële beveiligingsupdates installeren
VOORZICHTIG: Microsoft® verstuurt waarschuwingsberichten over essentiële updates. Installeer
alle essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de computer te
beschermen tegen beveiligingslekken en computervirussen.
U kunt ervoor kiezen of updates automatisch geïnstalleerd moeten worden. Als u de instellingen wilt
aanpassen, typt u c op het startscherm en selecteert u Configuratiescherm. Selecteer
achtereenvolgens Systeem en beveiliging, Windows Update en Instellingen wijzigen en volg de
instructies op het scherm.
Software-updates installeren 69
Software-updates van HP en derden installeren
Het verdient aanbeveling periodiek een update uit te voeren van de software en stuurprogramma's
die oorspronkelijk op de computer waren geïnstalleerd. Ga naar
http://www.hp.com/support om de
recentste versies te downloaden. Hier kunt u zich ook aanmelden voor het ontvangen van
automatische updateberichten wanneer nieuwe updates beschikbaar komen.
Als u software van derden heeft geïnstalleerd na de aanschaf van de computer, voert u periodiek een
update van die software uit. Softwarebedrijven voorzien in software-updates van hun producten om
veiligheidsproblemen op te lossen en de functionaliteit van de software te verbeteren.
Draadloos netwerk beveiligen
Schakel tijdens het instellen van het draadloze netwerk altijd de beveiligingsvoorzieningen in.
Raadpleeg 'Draadloos netwerk beveiligen' voor meer informatie.
Back-up maken van applicaties en gegevens
Maak regelmatig een back-up van uw software-applicaties en gegevens om deze te beveiligen tegen
permanent verlies of schade door een virusaanval of een software- of hardwarestoring. Raadpleeg
'Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten' voor meer informatie.
Optioneel beveiligingskabelslot gebruiken
Van een beveiligingskabelslot, dat afzonderlijk moet worden aangeschaft, moet op de eerste plaats
een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. Beveiligingskabelsloten vormen slechts één onderdeel van
een volledige beveiligingsoplossing die moet worden geïmplementeerd om de kans op diefstal te
minimaliseren.
Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders uitzien dan op de
afbeelding in dit gedeelte. Raadpleeg 'Vertrouwd raken met de computer' voor de plaats van het
bevestigingspunt voor de beveiligingskabel.
1. Leg het beveiligingskabelslot om een stevig verankerd voorwerp heen.
2. Steek de sleutel (1) in het beveiligingskabelslot (2).
70 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
3. Steek het beveiligingskabelslot in het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de
computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel.
4. Haal de sleutel uit het slot en bewaar deze op een veilige plaats.
Optioneel beveiligingskabelslot gebruiken 71
10 Setup Utility (BIOS) en
Systeemdiagnose gebruiken
Setup Utility, ook wel Basic Input/Output System (BIOS) genoemd, regelt de communicatie tussen
alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden, het beeldscherm, het
toetsenbord, de muis en de printer). Setup Utility (BIOS) bevat instellingen voor de soorten apparaten
die zijn geïnstalleerd, voor de opstartvolgorde van de computer en voor de hoeveelheid
systeemgeheugen en uitbreidingsgeheugen.
Setup Utility (BIOS) starten
Om Setup Utility (BIOS) te starten, schakelt u de computer aan of start u die opnieuw. Druk snel op
esc en daarna op f10.
Informatie over navigeren in Setup Utility (BIOS) wordt onder op het scherm weergegeven.
OPMERKING: Wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Setup Utility (BIOS).
Fouten kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
BIOS-update uitvoeren
Mogelijk zijn op de website van HP bijgewerkte versies van het BIOS beschikbaar.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn ingepakt in gecomprimeerde bestanden die
SoftPaqs worden genoemd.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat
informatie over de installatie en het oplossen van problemen.
BIOS-versie vaststellen
Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten
welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geïnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS) genoemd) kunt u weergeven
door te drukken op fn+esc (als Windows al is gestart) of door Setup Utility (BIOS) te gebruiken.
1. Start Setup Utility (BIOS) (zie
Setup Utility (BIOS) starten op pagina 72).
2. Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofdmenu).
3. Als u Setup Utility (BIOS) wilt afsluiten zonder uw wijzigingen op te slaan, gebruikt u de
pijltoetsen om Exit (Afsluiten) en Exit Discarding Changes (Afsluiten en wijzigingen negeren)
te selecteren. Druk vervolgens op enter.
72 Hoofdstuk 10 Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: Om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een
optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens
het downloaden en installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact te halen.
Zet de computer niet uit en activeer de slaapstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Typ support in het startscherm en selecteer vervolgens de app HP Support Assistant.
2. Klik op Updates and tune-ups (Updates en verbeteringen) en klik vervolgens op Check for HP
updates now (Nu controleren op HP-updates).
3. Volg de instructies op het scherm.
4. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de meest recente BIOS-update en vergelijk deze met de BIOS-versie die momenteel
op de computer is geïnstalleerd. Als de update recenter is dan het BIOS, noteert u de
datum, naam of een ander typerend kenmerk van de update. Aan de hand van deze
gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze naar de harde schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Als de update recenter is dan uw BIOS, noteer het pad naar de locatie op uw vaste schijf
waar de BIOS update gedownload is. U hebt dit pad nodig wanneer u klaar bent om de
update te installeren.
OPMERKING: Als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de
netwerkbeheerder voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van
het systeem-BIOS.
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op
het scherm verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u
als volgt te werk:
1. Typ e in het startscherm en selecteer File Explorer.
2. Klik op de aanduiding voor de harde schijf. Dit is gewoonlijk Lokaal station (C:).
3. Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map op de vaste schijf die de update
bevat.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: Nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het
gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen.
BIOS-update uitvoeren 73
Systeemdiagnose gebruiken
Met Systeemdiagnose kunt u diagnostische tests uitvoeren om vast te stellen of de hardware van de
computer correct functioneert.
U start Systeemdiagnose als volgt:
1. Schakel de computer in of start de computer opnieuw op, druk snel op esc en druk vervolgens
op f2.
2. Klik op de diagnosetest die u wilt uitvoeren en volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: Als u een diagnosetest wilt stoppen, drukt u op esc.
74 Hoofdstuk 10 Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken
11 Back-ups maken, herstellen en
bestanden terugzetten
De computer is voorzien van hulpmiddelen die HP en het besturingssysteem bieden om u te helpen
uw informatie te beschermen en indien nodig te herstellen. Met deze hulpmiddelen kunt u de
computer terugbrengen naar een goede werkende toestand of zelfs naar de oorspronkelijke
fabriekstoestand. Dit alles met eenvoudige stappen.
De volgende processen komen in dit hoofdstuk aan bod:
Herstelmedia en back-ups maken
Het systeem herstellen
OPMERKING: In deze handleiding staat een overzicht beschreven van opties voor het maken van
back-ups en het herstellen. Zie Help en ondersteuning voor meer details over de geboden
hulpmiddelen. Typ h op het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
Herstelmedia en back-ups maken
In het geval van een systeemfout kunt u het systeem enkel herstellen in de staat van de recentste
back-up.
1. Maak HP Recovery-media als u de computer hebt ingesteld. Met deze stap maakt u een back-
up van de HP Recovery-partitie op de computer. De back-up kan worden gebruikt om het
oorspronkelijke besturingssysteem opnieuw te installeren wanneer de harde schijf is beschadigd
of vervangen.
HP Recovery-media die u maakt bieden de volgende herstelopties:
Systeemherstel—Installeert het originele besturingssysteem opnieuw en de programma's
die in de fabriek zijn geïnstalleerd.
Herstel van geminimaliseerde kopie—Installeert het besturingssysteem en alle aan
hardware gerelateerde stuurprogramma's en software opnieuw, maar geen andere
softwaretoepassingen.
Herstel naar de fabrieksinstellingen—Hiermee herstelt u de computer naar de
oorspronkelijke fabrieksinstellingen door alle gegevens van de harde schijf te verwijderen
en deze opnieuw te partitioneren. Vervolgens worden het besturingssysteem en de
software die in de fabriek was geïnstalleerd, opnieuw geïnstalleerd.
Herstelmedia en back-ups maken 75
Zie HP-herstelmedia maken op pagina 76.
2. Maak systeemherstelpunten wanneer u hardware en softwareapplicaties toevoegt. Een
systeemherstelpunt is een 'momentopname' van de vaste schijf dat op een bepaald tijdstip door
Windows Systeemherstel wordt opgeslagen. Een systeemherstelpunt bevat informatie die
Windows gebruikt, zoals registerinstellingen. Windows maakt automatisch een
systeemherstelpunt tijdens een Windows-update en andere
systeemonderhoudswerkzaamheden (zoals een software-update, beveiligingsscans of
systeemdiagnoses). U kunt op elk gewenst moment handmatig een systeemherstelpunt maken.
Voor meer informatie en stappen om specifieke systeemherstelpunten te maken, zie Help en
Ondersteuning. Typ h op het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
3. Maak een back-up van uw persoonlijke bestanden wanneer u foto's, video's, muziek en andere
persoonlijke bestanden toevoegt. Windows Bestandsgeschiedenis kan zo worden ingesteld dat
er regelmatig en automatisch back-ups worden gemaakt van bibliotheken, het bureaublad,
contactpersonen en favorieten. Als u per ongeluk bestanden van de vaste schijf verwijderd en u
kunt deze bestanden niet meer uit de Prullenbak herstellen, of als bestanden beschadigd raken,
kunt u de bestanden waarvan u met Bestandsgeschiedenis een back-up hebt gemaakt
herstellen. Het herstellen van bestanden is ook zinvol wanneer u de computer opnieuw wilt
instellen door Windows opnieuw te installeren of als u het oorspronkelijke systeem wilt herstellen
met HP Recovery Manager.
OPMERKING: Bestandsgeschiedenis is standaard uitgeschakeld, dus moet de voorziening
worden ingeschakeld.
Zie Help en ondersteuning voor meer informatie over en de procedure voor het inschakelen van
Windows Bestandsgeschiedenis. Typ h op het startscherm en selecteer Help en
ondersteuning.
HP-herstelmedia maken
HP Recovery Manager is een softwareprogramma dat een manier biedt om herstelmedia te maken,
nadat u de computer hebt ingesteld. HP Recovery-media kunt u gebruiken om een
systeemherstelprocedure uit te voeren als de vaste schijf beschadigd raakt. Met Systeemherstel
installeert u het oorspronkelijke besturingssysteem en de programma's die in de fabriek zijn
geïnstalleerd en configureert u de instellingen van de programma's. HP Recovery-media kunnen ook
gebruikt worden om het systeem aan te passen of te helpen bij het vervangen van een harde schijf.
U kunt slechts één set HP Recovery-media maken. Wees voorzichtig met deze herstelmiddelen
en bewaar ze op een veilige plaats.
HP Recovery Manager onderzoekt de computer en bepaalt de benodigde opslagcapaciteit voor
de lege USB-flashdrive of het benodigde aantal lege dvd-schijven.
Om herstelschijven te maken, moet uw computer beschikken over een vaste schijf met de
mogelijkheid dvd's te schrijven, en dient u uitsluitend lege dvd-r, dvd+r, dvd-r dl of dvd+r dl-
schijven te gebruiken. Gebruik geen lees/schrijf-schijven zoals cd±rw, dvd±rw, dubbellaags dvd
±rw of bd-re (herschrijfbare Blu-ray-schijven); deze zijn niet compatibel met de HP Recovery
Manager software. U kunt echter ook een lege USB-flashdrive van hoge kwaliteit gebruiken.
Als de computer geen geïntegreerde optischeschijfeenheid met dvd-schrijfondersteuning heeft,
maar u wilt dvd-herstelmedia maken, kunt u een (afzonderlijk aan te schaffen) externe
optischeschijfeenheid gebruiken om herstelschijven te maken of kunt u herstelschijven voor de
computer aanvragen via de website van HP. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html. Als u een externe
optischeschijfeenheid gebruikt, moet die direct zijn aangesloten op een USB-poort op de
76 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
computer; het station kan niet worden aangesloten op een USB-poort op een extern apparaat,
zoals een USB-hub.
Zorg ervoor dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u de herstelmedia
maakt.
Dit proces kan een uur of langer duren. Onderbreek het proces niet.
U kunt het programma eventueel afsluiten voordat u klaar bent met het maken van alle herstel-
dvd's. HP Recovery Manager zal de huidige dvd branden. De volgende keer dat u HP Recovery
Manager start, wordt u verzocht door te gaan, waarna de resterende schijven worden gebrand.
HP-herstelmedia maken:
1. Typ herstel op het startscherm en selecteer HP Recovery Manager.
2. Selecteer Herstelmedia maken en volg daarna de instructies op het scherm.
Zie
Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 79 indien u het systeem ooit moet herstellen.
Herstellen
Er zijn verschillende opties om uw systeem te herstellen. Kies de methode die het beste bij uw
situatie en expertise past:
Als u uw persoonlijke bestanden en gegeven moet herstellen, kunt u Windows
Bestandsgeschiedenis gebruiken om uw gegevens te herstellen vanaf de back-ups die u hebt
gemaakt. Zie Help en ondersteuning voor meer informatie en de stappen voor het gebruik van
Bestandsgeschiedenis. Typ h op het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
Als u een probleem met een vooraf geïnstalleerd(e) toepassing of stuurprogramma moet
oplossen, gebruikt u de optie Stuurprogramma's en toepassingen opnieuw installeren van HP
Recovery Manager om de afzonderlijke toepassing of het afzonderlijke stuurprogramma
opnieuw te installeren.
Typ herstel op het startscherm, selecteer HP Herstelbeheer en selecteer daarna Stations en
toepassingen opnieuw installeren en volg de instructies op het scherm.
Als u het systeem wilt herstellen naar een vorige staat zonder persoonlijke gegevens te
verliezen, is Windows Systeemherstel een optie. Met Systeemherstel kunt u herstellen zonder
de vereisten van Windows Vernieuwen of het opnieuw installeren. Windows maakt automatisch
systeemherstelpunten tijdens een Windows-update en andere
systeemonderhoudsgebeurtenissen. Ook als u niet handmatig een herstelpunt hebt gemaakt,
kunt u ervoor kiezen te herstellen naar een vorig, automatisch gemaakt punt. Zie Help en
ondersteuning voor meer informatie en de stappen voor het gebruik van Windows
Systeemherstel. Typ h op het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
Als u het systeem snel en gemakkelijk wilt herstellen zonder uw persoonlijke gegevens,
instellingen of apps te verliezen die vooraf op uw computer waren geïnstalleerd of die u had
aangekocht in de Windows Store, kunt u Windows Vernieuwen in overweging nemen. Voor deze
optie hoeft er geen back-up van gegevens te worden gemaakt op een ander station. Zie
Windows Vernieuwen gebruiken voor snel en eenvoudig herstel op pagina 78.
Als u de computer weer in de oorspronkelijke toestand wilt brengen, biedt Windows u daarvoor
een eenvoudige methode waarbij alle persoonlijke gegevens, apps en instellingen van de
computer worden verwijderd en Windows opnieuw wordt geïnstalleerd.
Zie
Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren op pagina 78 voor meer informatie.
Herstellen 77
Als u uw computer opnieuw wilt instellen met een geminimaliseerde afbeelding, kunt u de optie
HP Minimized Image Recovery kiezen uit de HP Recovery-partitie (alleen bepaalde modellen) of
HP Recovery-media. Met herstel van geminimaliseerde kopieën worden alleen
stuurprogramma's en hardware activerende toepassingen geïnstalleerd. Andere toepassingen in
de kopie blijven beschikbaar voor installatie via de optie Stuurprogramma's en toepassingen
opnieuw installeren in HP Recovery Manager.
Zie
Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 79 voor meer informatie.
Als u de oorspronkelijke fabriekspartitionering en -inhoud van de computer wilt herstellen, kunt u
de optie Systeemherstel van de HP Recovery-media kiezen. Zie
Herstellen met HP Recovery
Manager op pagina 79 voor meer informatie.
Als u de harde schijf hebt vervangen, kunt u de optie Fabrieksinstellingen van HP Recovery-
media gebruiken om de fabriekskopie te herstellen op het vervangende station. Zie
Herstellen
met HP Recovery Manager op pagina 79 voor meer informatie.
Als u de herstelpartitie wilt verwijderen om vrije ruimte terug te winnen, biedt HP Recovery
Manager de optie Herstelpartitie verwijderen.
Zie
De HP-herstelpartitie verwijderen op pagina 81 voor meer informatie.
Windows Vernieuwen gebruiken voor snel en eenvoudig herstel
Als uw computer niet goed werkt en uw systeem moet opnieuw stabiel worden, kunt u de optie
Windows Vernieuwen starten om vernieuwd te starten en wat u belangrijk vindt te houden.
BELANGRIJK: Met Vernieuwen worden traditionele toepassingen verwijderd die in de fabriek
oorspronkelijk niet op het systeem waren geïnstalleerd.
OPMERKING: Tijdens Vernieuwen wordt een lijst met verwijderde traditionele toepassingen
opgeslagen, zodat u snel kunt zien wat u misschien opnieuw moet installeren. Zie Help en
ondersteuning voor instructies over het opnieuw installeren van traditionele toepassingen. Typ h op
het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
OPMERKING: Mogelijk wordt bij gebruik van Vernieuwen om uw toestemming of wachtwoord
gevraagd. Zie Help en ondersteuning voor meer informatie. Typ h op het startscherm en selecteer
Help en ondersteuning.
U start Vernieuwen als volgt:
1. Wijs de rechterbovenhoek of -benedenhoek van het startscherm aan om de charms weer te
geven.
2. Klik op Instellingen.
3. Klik op Pc-instellingen wijzigen in de hoek rechtsonder in het scherm en selecteer Algemeen
in het pc-instellingenscherm.
4. Selecteer onder Vernieuw de pc zonder dat dit van invloed is op bestanden de optie Aan de
slag en volg de instructies op het scherm.
Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren
Soms wilt u een gedetailleerde herformattering van de computer uitvoeren of wilt u persoonlijke
informatie verwijderen voordat u de computer wegdoet of recyclet. Het in dit gedeelte beschreven
proces biedt een snelle en eenvoudige manier om de oorspronkelijke toestand van de computer te
herstellen. Deze optie verwijdert alle persoonlijke gegevens, apps en instellingen van de computer en
installeert Windows opnieuw.
78 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
BELANGRIJK: Deze optie biedt geen back-ups van uw gegevens. Maak voor u deze optie gebruikt
back-ups van persoonlijke gegevens die u wilt behouden.
U kunt deze optie initiëren door gebruik te maken van de toets f11 of via het startscherm.
U gebruikt de toest f11 als volgt:
1. Druk op f11 terwijl de computer wordt opgestart.
– of –
Houd f11 ingedrukt als u op de aan/uit-knop drukt.
2. Selecteer Probleemoplossing in het menu opstartopties.
3. Selecteer Fabrieksherstel uitvoeren en volg de instructies op het scherm.
U gebruikt het opstartscherm als volgt:
1. Wijs de rechterbovenhoek of -benedenhoek van het startscherm aan om de charms weer te
geven.
2. Klik op Instellingen.
3. Klik op Pc-instellingen wijzigen in de hoek rechtsonder in het scherm en selecteer Algemeen
in het pc-instellingenscherm.
4. Selecteer onder Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren Aan de slag en volg de
instructies op het scherm.
Herstellen met HP Recovery Manager
Met HP Recovery Manager herstelt u de computer in de oorspronkelijke fabriekstoestand. Als u de
gemaakte HP-herstelmedia gebruikt, kunt u uit een van de volgende herstelopties kiezen:
Systeemherstel—Installeert het originele besturingssysteem opnieuw en configureert de
instellingen vervolgens voor de programma's die in de fabriek zijn geïnstalleerd.
Herstel van geminimaliseerde kopie—Installeert het besturingssysteem en alle aan hardware
gerelateerde stuurprogramma's en software opnieuw, maar geen andere softwaretoepassingen.
Herstel naar de fabrieksinstellingen—Hiermee herstelt u de computer naar de oorspronkelijke
fabrieksinstellingen door alle gegevens van de harde schijf te verwijderen en deze opnieuw te
partitioneren. Vervolgens worden het besturingssysteem en de software die in de fabriek was
geïnstalleerd, opnieuw geïnstalleerd.
Met de HP Recovery-partitie (alleen bepaalde modellen) is alleen herstel van geminimaliseerde
kopieën mogelijk.
Wat u moet weten
HP Recovery Manager herstelt alleen software die in de fabriek is geïnstalleerd. Voor software
die niet bij deze computer is meegeleverd, moet de software worden gedownload van de
website van de fabrikant of moet de software opnieuw worden geïnstalleerd vanaf de media die
door de fabrikant is geleverd.
Herstel met HP Recovery Manager moet worden gebruikt als laatste redmiddel om
computerproblemen op te lossen.
HP Recovery-media moeten gebruikt worden als de harde schijf van de computer niet werkt.
Herstellen 79
Om gebruik te maken van de opties Fabrieksinstellingen of Systeemherstel moet u HP
Recovery-media gebruiken.
Als de HR Recovery-media niet werken, kunt u herstelmedia voor uw systeem aanvragen op de
website van HP. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP.
Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
BELANGRIJK: HP Recovery Manager maakt niet automatisch back-ups van uw persoonlijke
gegevens. Maak voor u gaat herstellen back-ups van persoonlijke gegevens die u wilt behouden.
De HP-herstelpartitie gebruiken om een geminimaliseerde image terug te zetten (alleen
bepaalde modellen)
Met de HP Recovery-partitie (alleen bepaalde modellen) kunt u een geminimaliseerde kopie
herstellen zonder dat u herstelschijven of een herstel-USB-flashdrive nodig heeft. Dit type herstelactie
kan alleen worden gebruikt als de vaste schijf nog werkt.
Ga als volgt te werk om HP Recovery Manager te starten vanaf de HP-herstelpartitie:
1. Druk op f11 terwijl de computer wordt opgestart.
– of –
Houd f11 ingedrukt als u op de aan/uit-knop drukt.
2. Selecteer Probleemoplossing in het menu opstartopties.
3. Selecteer HP Recovery Manager en volg de instructies op het scherm.
HP-herstelmedia gebruiken om te herstellen
U kunt HP Recovery-media gebruiken om het originele systeem te herstellen. Deze methode kan
gebruikt worden als uw systeem geen HP Recovery-partitie heeft of als de harde schijf niet goed
werkt.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Plaats de eerste HP Recovery-schijf die u hebt gemaakt in de optische-schijfeenheid van de
computer of in een optionele externe optische-schijfeenheid en start de computer opnieuw op.
– of –
Plaats de HP Recovery-USB-flashdrive die u hebt gemaakt in een USB-poort van de computer
en start de computer opnieuw op.
OPMERKING: als de computer niet automatisch opnieuw opstart in HP Recovery Manager,
wijzigt u de opstartvolgorde van de computer. Zie
De opstartvolgorde van de computer wijzigen
op pagina 80.
3. Volg de instructies op het scherm.
De opstartvolgorde van de computer wijzigen
Als de computer niet opnieuw start in HP Recovery Manager kunt u de opstartvolgorde van de
computer wijzigen. Dat is de volgorde van in het BIOS vermelde apparaten waar de computer
opstartgegevens zoekt. U kunt de selectie wijzigen voor een optische schijf of een USB-flashdrive.
80 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
Voor het wijzigen van de opstartvolgorde:
1. Plaats de HP Recovery-media die u hebt gemaakt.
2. Start de computer opnieuw op.
3. Druk op esc en houd deze knop ingedrukt terwijl de computer opnieuw opstart en druk
vervolgens op f9 voor de opstartopties.
4. Selecteer de optische schijf of de USB-flashdrive waar u vanaf wilt opstarten.
5. Volg de instructies op het scherm.
De HP-herstelpartitie verwijderen
Met HP Recovery Manager-software kunt u de HP Recovery-partitie verwijderen om schijfruimte vrij
te maken.
BELANGRIJK: Als u de HP Recovery-partitie verwijdert, kunt u niet langer gebruikmaken van
Windows Vernieuwen, de Windows-optie Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren of de HP
Recovery Manager-optie om geminimaliseerde kopieën te herstellen. Maak HP Recovery-media voor
u de Recovery-partitie verwijdert om te zorgen dat u herstelopties hebt; zie
HP-herstelmedia maken
op pagina 76.
Volg de volgende stappen om de HP Recovery-partitie te verwijderen:
1. Typ herstel op het startscherm en selecteer HP Recovery Manager.
2. Selecteer Herstelpartitie verwijderen en volg daarna de instructies op het scherm.
Herstellen 81
12 Specificaties
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt
reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron
voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.
Hoewel de computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend
aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron
die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties. Netspanning in bedrijf en
werkstroom verschillen per platform.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 19,5 V gelijkstroom bij 3,33 A - 65 W
19,5 V gelijkstroom bij 4,62 A - 90 W
19,5 V gelijkstroom bij 6,15 A - 120 W (alleen bepaalde modellen)
Gelijkstroomstekker van externe HP
voeding
OPMERKING: dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: de bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met
kennisgevingen.
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf 5°C tot 35°C 41°F tot 95°F
Buiten bedrijf -20°C tot 60°C -4°F tot 140°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
82 Hoofdstuk 12 Specificaties
In bedrijf -15 m tot 3.048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
Omgevingsvereisten 83
13 Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met
elkaar in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en
vervolgens een metalen deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen beschadigd raken door een ontlading van statische elektriciteit via
vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het risico
van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
Als u de computer moet loskoppelen met het oog op instructies voor het verwijderen of
installeren van onderdelen, zorg dan voor een goede aarding voordat u de computer loskoppelt.
Pas daarna kunt u de behuizing openen.
Bewaar onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak pinnen, aansluitingen en circuits niet aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo min
mogelijk hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetisch gereedschap.
Raak, voordat u onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak van het onderdeel aan,
zodat u niet statisch geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, doet u het in een antistatische verpakking.
Neem contact op met de ondersteuning als u meer wilt weten over statische elektriciteit of hulp nodig
heeft bij het verwijderen of installeren van onderdelen.
84 Hoofdstuk 13 Elektrostatische ontlading
Index
A
aan/uit-knop, herkennen 12
aan/uit-lampjes, herkennen 7, 10
Aanraakscherm, gebruiken 36
accu
afvoeren 50
lage acculading 49
ontladen 48
opbergen 49
vervangen 50
accu, temperatuur 49
Accuhendel, herkennen 14
Accu-informatie zoeken 48
Accuvoeding 47
actietoetsen
afspelen, pauzeren,
hervatten 42
draadloze communicatie 42
geluid harder 42
geluid uit 42
geluid zachter 42
helderheid van beeldscherm
verhogen 42
helderheid van beeldscherm
verlagen 42
Help en ondersteuning 42
herkennen 13
schakelen tussen
beeldschermen 42
stralingsachtergrondverlichting
toetsenbord 42
volgende nummer of
hoofdstuk 42
vorig nummer of hoofdstuk 42
actietoets voor
achtergrondverlichting
toetsenbord, herkennen 42
Afsluiten 52
alles verwijderen en Windows
opnieuw installeren 78
Antivirussoftware, gebruiken 69
Audiofuncties, controleren 27
Audio-uitgang (hoofdtelefoon) 5,
24
B
Back-up maken
persoonlijke bestanden 76
Back-up maken, van software en
gegevens 70
back-ups 75
basinstellingen, hotkey 43
Beats Audio 26, 43
hotkey 26
Beats Audio-configuratiescherm
openen 26
Bedrijfs-WLAN, verbinding 20
Beveiliging, draadloze
communicatie 19
Beveiligingskabel, bevestigen 70
Bevestigen
optionele beveiligingskabel 70
bevestigingspunt voor de
beveiligingskabel, herkennen 6
Bewegingen op het
aanraakscherm 39, 40
draaien 38
knijpen 38
randveegbewegingen 39
schuifbeweging met één
vinger 36
schuiven 37
tikken 37
BIOS
update downloaden 73
update uitvoeren 72
versie vaststellen 72
Bluetooth
apparaat 16
label 15
Bluetooth-apparaat 21
C
Caps Lock, lampje herkennen 11
Computer, opnieuw instellen 78
Computer, reizen met 49
Computer reageert niet 52
Computer schoonmaken 63
Configureren, audio voor HDMI
29
connector, netvoeding 5
Controleren, audiofuncties 27
CyberLink PowerDVD 30
D
digitale kaart, plaatsen 55
Draadloos netwerk, beveiligen 70
Draadloos netwerk (WLAN)
benodigde apparatuur 19
beveiliging 19
effectief bereik 20
gebruiken 18
verbinding maken 20
verbinding met bedrijfs-
WLAN 20
verbinding met openbaar
WLAN 20
Draadloze communicatie,
bedieningselementen
besturingssysteem 16
knop 16
Wireless Assistant (Assistent
voor draadloze
communicatie), software 16
Draadloze communicatie, knop
16
Draadloze communicatie, lampje
16
Draaien, touchpadbeweging 33
E
Elektrostatische ontlading 84
Esc-toets herkennen 13
Essentiële updates, software 69
externe apparaten 54
externe netvoeding gebruiken 50
F
Firewallsoftware 69
Fn-toets, herkennen 13, 43
G
gebruiken, externe netvoeding
50
Index 85
geheugenkaartlezer, herkennen
6
Geheugenmodule
herkennen 14
plaatsen 62
vervangen 61
verwijderen 61
Geheugenmodule, Onderpaneel,
verwijderen 61
Geïntegreerde webcam,
herkennen 8, 24
geïntegreerd numeriek
toetsenblok, herkennen 13
geïntegreerd numeriek toetsenblok
herkennen 44
geluid uit, lampje, herkennen 10
geminimaliseerde image
herstel 80
maken 79
H
harde schijf
herkennen 14
Lampje 7
HDMI
configureren, audio 29
HDMI-poort
herkennen 25
verbinding maken 28
HDMI-poort herkennen 6
herstel 77, 78
HP Recovery Manager 79
media 80
met HP-herstelmedia 77
ondersteunde schijven 76
schijven 76, 80
starten 80
systeem 79
USB-flashdrive 80
herstelmedia
maken 76
maken met HP Recovery
Manager 77
Herstelpartitie 80
verwijderen 81
High-definitionapparatuur,
aansluiten 28, 30
hoofdtelefoon aansluiten 26
hotkeys
basinstellingen 43
beschrijving 43
gebruiken 43
systeeminformatie
weergeven 43
HP 3D DriveGuard 60
HP-herstelmedia
herstel 80
maken 76
HP-herstelpartitie 80
herstel 80
verwijderen 81
HP Recovery Manager 79
corrigeren, opstartproblemen
80
starten 80
Hubs 53
I
In-/uitgangen
audio-uitgang (hoofdtelefoon)
5, 24
netwerk 5
RJ-45 (netwerk) 5
In-/uitzoomen,
touchpadbeweging 33
Ingangsvermogen 82
Installatie, WLAN 19
Intel Wireless Display 30
Interne beeldschermschakelaar,
herkennen 8
Interne microfoons, herkennen 8,
23
Internetbeveiligingssoftware,
gebruiken 68
Internetverbinding instellen 19
K
kabels
USB 54
Kennisgevingen
label met kennisgevingen 15
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 15
Keurmerk voor draadloze
communicatie, label 15
knijpbeweging op het
aanraakscherm 38
knijpen
beweging op het
aanraakscherm 38
Touchpadbewegingen 33
knoppen
aan/uit 12
linkerknop van het touchpad 9
rechterknop van het
touchpad 9
Kritiek lage acculading 49
L
Labels
Bluetooth 15
kennisgevingen 15
keurmerk voor draadloze
communicatie 15
Serienummer 15
service 15
WLAN 15
lage acculading 49
lampjes
aan/uit 7, 10
Caps Lock 11
draadloze communicatie 10
geluid uit 10
harde schijf 7
netvoedingsadapter 5
lampje van de vingerafdruklezer
herkennen 11
lampje voor draadloze
communicatie 10
Leuk om te doen 1
linkerrandveegbeweging 39
Luchthavenbeveiligingsapparatuu
r57
Luidsprekers
herkennen 12, 15, 24
verbinding maken 25
M
microfoon aansluiten 26
Muis, externe
voorkeuren instellen 31
N
netvoedingsadapter 5
testen 51
netvoedingsadapter testen 51
netvoedingsconnector
herkennen 5
86 Index
netwerkconnector herkennen 5
Num Lock-toets, herkennen 44
O
Omgevingsvereisten 82
Onderdelen
beeldscherm 7
bovenkant 9
linkerkant 6
Onderkant 14
rechterkant 5
Onderhoud
Schijfdefragmentatie 60
Schijfopruiming 60
Onderhoud van computer 63
Onderkant 15
ondersteunde schijven, herstel
76
Ontgrendeling accuafdekplaatje
14
oorspronkelijk systeem
herstellen 79
Opbergen, accu 49
Openbaar WLAN, verbinding 20
opnieuw instellen
computer 77, 78
procedure 78
opstartvolgorde
wijzigen, HP Recovery
Manager 80
Optionele externe apparaten
gebruiken 54
P
Poorten
HDMI 6, 25, 28
Intel Wireless Display 30
USB 3.0 5, 6, 24
PowerDVD 30
Productnaam en productnummer,
van computer 15
R
randveegbewegingen 39
bovenrandveegbeweging 40
linkerrandveegbeweging 39
onderrandveegbeweging 40
rechterrandveegbeweging 39
rechterrandveegbeweging 39
recyclen
computer 77, 78
Reizen, met computer 15, 49, 64
RJ-45-netwerkconnector
herkennen 5
S
Schijfdefragmentatie, software 60
Schijfopruiming, software 60
Schuiven, touchpadbeweging 32
Serienummer 15
servicelabels zoeken 15
Setup Utility (BIOS),
wachtwoorden 67
slaapstand
activeren 46
beëindigen 46
Slaapstand
activeren 46
beëindigen 46
geactiveerd bij kritiek lage
acculading 49
Slots
beveiligingskabel 6
geheugenkaart 6
Software
CyberLink PowerDVD 30
essentiële updates 69
Schijfdefragmentatie 60
Schijfopruiming 60
Software-updates, installeren 69
Software-updates van HP en
derden, installeren 70
systeemherstel 79
systeemherstelpunt
maken 76
terugzetten 77
Systeeminformatie, hotkey 43
T
Temperatuur 49
terugzetten, Windows
Bestandsgeschiedenis 77
toetsen
actie 13
esc 13
fn 13
Windows-logo 13
toetsenblok, geïntegreerd
numeriek 13
Toetsenbord, hotkeys
herkennen 43
touchpad
knoppen 9
Touchpadbewegingen
draaien 33
in-/uitzoomen 33
knijpen 33
schuiven 32
touchpad zone, herkennen 9
Transport van computer 64
U
Uitschakelen, computer 52
USB 3.0-poort, herkennen 5, 6,
24
USB-apparaten
beschrijving 53
verbinding maken 54
verwijderen 54
USB-hubs 53
USB-kabel aansluiten 54
V
Vaste schijf
HP 3D DriveGuard 60
Ventilatieopeningen, herkennen
6, 14
Verbinding maken met WLAN 20
vernieuwen 78
computer 77
verwijderde bestanden
terugzetten 77
Video 28
Vingerafdrukken, registreren 68
Vingerafdruklezer
gebruiken 68
Vingerafdruklezer herkennen 12
voeding, accu 47
W
Wachtwoordbeveiliging instellen
voor beëindigen slaapstand 47
Wachtwoorden
Setup Utility (BIOS) 67
Windows 67
Wachtwoorden gebruiken 66
Webcam
gebruiken 25
herkennen 23
Webcamlampje, herkennen 8, 23
Index 87
Windows
alles verwijderen en opnieuw
installeren, optie 78
back-up 76
bestanden terugzetten 77
Bestandsgeschiedenis 76, 77
opnieuw installeren 77, 78
opnieuw instellen 78
systeemherstelpunt 76, 77
vernieuwen 77, 78
Windows-toets, herkennen 13
Windows-wachtwoorden 67
Wireless Assistant (Assistent voor
draadloze communicatie),
software 16
WLAN, label 15
WLAN-antennes, herkennen 8
WLAN-apparaat 15, 18
88 Index
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98

HP ENVY 15-j000 Notebook PC series Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding