2.6. BEGINNEN MET DE TRAINING
Houd u altijd vast aan de handgrepen bij het betreden en
verlaten van de band of wanneer u tijdens het lopen de
bandsnelheid wijzigt. Spring nooit van een bewegende band
af!
Ga voordat u de band start wijdbeens staan op de grijze
zijkanten, die zich aan weerszijden van de band bevinden en
start dan pas de looptrainer. Start de band nooit terwijl u er
op staat.
2.7. EIGEN KEUZE EN
TRAININGSPROGRAMMA’S
2.7.1. EIGEN KEUZE BEDIENING
Indien u geen gebruik wil maken van reeds geïnstalleerde
trainingsprogramma’s (zie 2.7.2.), kunt u de band
eenvoudigweg starten met de toets HAAS (SPEED/FAST).
De band gaat dan lopen met een snelheid van 1,5 km/h (1,0
mph). Stap de band op terwijl u zich vasthoudt aan de
handrails. U kunt nu de snelheid opvoeren door herhaaldelijk
op de toets HAAS te drukken, totdat de gewenste snelheid
bereikt is. U kunt de snelheid verlagen met de toets
SCHILDPAD.
LET OP! Stap niet op de band wanneer deze sneller
loopt dan 1,5 km/h of 1,0 mph.
Desgewenst kunt u de hellinghoek van de band wijzigen
middels de toetsen UP en DOWN. De hellinghoek zal
toenemen, respectievelijk afnemen, in stappen van 1%.
2.7.2. HET SELECTEREN
VAN EEN TRAININGSPROGRAMMA
Bestaande trainingsprogramma’s (geïnstalleerde prog-
ramma’s of eigen programma’s) kunnen worden opge-
roepen met de toets MEMORY. LET OP! Indien u nog geen
eigen programma’s heeft opgeslagen kunt u alleen
geïnstalleerde programma’s oproepen. Kies het gewenste
programma middels de pijltoetsen (SET/ADJUST) en
bevestig met ENTER.
Vervolgens kunt u middels SET/ADJUST de zwaarte van het
trainingsprogramma regelen. Niveau IL 1 = beginner, IL 2
= gemiddeld, 3 = gevorderd, 4 = actieve trimmer, 5 =
sporter. Bevestig uw keuze middels de ENTER-toets.
Start het programma met de toets HAAS (SPEED/FAST).
Het bedieningspaneel zal geprogrammeerde wijzigingen van
snelheid en hellinghoek 15 seconden van te voren aankon-
digen middels een geluidssignaal en het bijbehorende
lampje gaat knipperen.
2.8. SCAN
Met de SCAN/SELECT-toets kunt u de schermpagina’s
automatisch doorbladeren. Elke drie seconden wordt van
scherm gewisseld. LET OP! De meter zal alleen de hartslag
meten indien de hartslagzender op de borst bevestigd is (zie
2.14. HARTSLAGMETING). U een pagina vastzetten door
opnieuw op de SCAN/SELECT-toets te drukken.
2.4. VOORKEURINSTELLINGEN
Deze looptrainer geeft u de mogelijkheid om een aantal
eigen voorkeuren in te stellen. Zo kunt u bijvoorbeeld kiezen
tussen het metrische (km, km/u, kg) en Engelse stelsel (mijl,
mph, pond). Verder kunt u geluidssignalen aan- of uitzetten
en aangeven hoe lang het bedieningspaneel tijdens een
onderbreking trainingsgegevens dient te bewaren.
Bovendien kunt u het geheugen beveiligen tegen ongewild
wissen of overschrijven.
1. Vanuit het menu “GEWICHT INVOEREN” op de
STOP-toets drukken en houd deze ingedrukt
terwijl u op SCAN/SELECT drukt.
2. Op het scherm verschijnt nu de tekst “EngL”
(Engels stelsel) of “ISo” (metrisch stelsel). Bepaal
uw keuze middels de pijltoetsen.
3. Druk opnieuw op de toets SCAN/SELECT. Op het
scherm verschijnt nu de tekst “Aud 1” (geluid aan)
of “Aud 0” (geluid uit). Bepaal uw keuze middels
de pijltoetsen.
4. Druk nogmaals op SCAN/SELECT. Op het
scherm verschijnt nu de tekst “to 1”, “to 2”, “to 3”,
“to 4”, “to 5” (to = time out, onderbreking). U heeft
nu de mogelijkheid om aan te geven hoe lang het
bedieningspaneel uw trainingsgegevens tijdens
een onderbreking dient te bewaren. Indien u
bijvoorbeeld kiest voor “to 4”, kunt u een
onderbreking van ten hoogste 4 minuten inlassen
en daarna de training voortzetten zonder dat de
eerder verkregen resultaten verloren gaan.
5. Druk opnieuw op de SCAN/SELECT-toets. Op het
scherm verschijnt nu de tekst “PEnb”
(geheugenbeveiliging uit) of “PdIS”
(geheugenbeveiliging aan). Middels de pijltoetsen
kunt u kiezen voor de gewenste optie. Indien de
geheugenbeveiliging aan is, kunnen uw eigen
trainingsprogramma’s niet worden gewist of
gewijzigd.
6. Druk ten slotte op ENTER. Het bedieningspaneel
keert nu terug naar het menu “GEWICHT
INVOEREN”.
2.5. GEWICHT INVOEREN
Wanneer u de stroom inschakelt, verschijnt op het scherm
het menu “GEWICHT INVOEREN”.
1. Naast de tekst WEIGHT knippert een
signaallampje en het scherm laat het gewicht zien
dat de vorige keer is opgegeven.
2. Voer middels de pijltoetsen uw eigen gewicht in,
in kilogrammen, of in Engelse ponden, als u eerder
heeft gekozen voor het Engelse stelsel (zie 2.4.
VOORKEURINSTELLINGEN).
3. Druk op ENTER nadat de gegevens correct zijn
ingevoerd.
4. Nu zal het signaallampje bij de tekst SPEED gaan
branden; het scherm toont de snelheid “0,0”.
46
NL