KTM 250 EXC-F Six Days 2013 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2013
250 EXC‑F EU
250 EXC‑F AUS
250 EXC‑F SIX DAYS EU
250 XCF‑W USA
Artikelnr. 3211862nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTM KLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we
zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder de serienummers van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 12) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 12)
Sleutelnummer (Alle EXC‑F modellen) ( pag. 12)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkin-
gen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling van de motorfietsen kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen,
kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en
zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de pro-
ductie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkhe-
den, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2012 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement
ISO 9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÃœV Management Service
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................ 5
1.1 Gebruikte pictogrammen.................................... 5
1.2 Gebruikte formatering........................................ 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik...................... 6
2.2 Veiligheidsaanwijzingen..................................... 6
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ........................ 6
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................ 6
2.5 Veilig gebruik ................................................... 7
2.6 Beschermende kleding ...................................... 7
2.7 Werkinstructies................................................. 7
2.8 Milieu.............................................................. 8
2.9 Bedieningshandleiding ...................................... 8
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN .................................... 9
3.1 Garantie........................................................... 9
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............................. 9
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren .......................... 9
3.4 Service ............................................................ 9
3.5 Afbeeldingen .................................................... 9
3.6 Klantenservice.................................................. 9
4 AFBEELDING VOERTUIG............................................ 10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symboolweergave) .......................................... 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symboolweergave) .......................................... 11
5 SERIENUMMERS....................................................... 12
5.1 Framenummer ................................................ 12
5.2 Typeplaatje .................................................... 12
5.3 Sleutelnummer (Alle EXC‑F modellen) .............. 12
5.4 Motornummer................................................. 12
5.5 Artikelnummer voorvork ................................... 12
5.6 Artikelnummer schokdemper............................ 13
6 BEDIENINGSELEMENTEN.......................................... 14
6.1 Koppelingshendel ........................................... 14
6.2 Remhendel..................................................... 14
6.3 Gashendel...................................................... 14
6.4 Stopknop (Alle EXC‑F modellen)....................... 14
6.5 Stopknop (XCF‑W)........................................... 14
6.6 Claxonknop (Alle EXC‑F modellen).................... 15
6.7 Lichtschakelaar (Alle EXC‑F modellen).............. 15
6.8 Lichtschakelaar (XCF‑W).................................. 15
6.9 Richtingaanwijzerschakelaar (Alle EXC‑F
modellen)....................................................... 15
6.10 Noodstopschakelaar (EXC‑F AUS) ..................... 15
6.11 E-starterknop (EXC‑F AUS) .............................. 16
6.12 E-starterknop (EXC‑F EU, EXC-F SIX DAYS,
XCF‑W) .......................................................... 16
6.13 Overzicht controlelampjes (Alle EXC‑F
modellen)....................................................... 16
6.14 Overzicht controlelampjes (XCF‑W) ................... 16
6.15 Tachometer .................................................... 17
6.15.1 Overzicht ................................................... 17
6.15.2 Activering en test........................................ 17
6.15.3 Tripmaster-schakelaar ................................. 17
6.15.4 Kilometer of mijl instellen ........................... 17
6.15.5 Tijd instellen .............................................. 18
6.15.6 Tachometerfuncties instellen ....................... 18
6.15.7 Rondetijd oproepen..................................... 19
6.15.8 Weergavemodus SPEED (snelheid) ............... 19
6.15.9 Weergavemodus SPEED/H (rij-uren).............. 19
6.15.10 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)................ 20
6.15.11 Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)........ 20
6.15.12 Weergavemodus SPEED/ODO (odometer)....... 20
6.15.13 Weergavemodus SPEED/TR1
(tripmaster 1) ............................................. 20
6.15.14 Weergavemodus SPEED/TR2
(tripmaster 2) ............................................. 21
6.15.15 Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde
snelheid 1)................................................. 21
6.15.16 Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde
snelheid 2)................................................. 21
6.15.17 Weergavemodus SPEED/S1
(chronometer 1).......................................... 22
6.15.18 Weergavemodus SPEED/S2
(chronometer 2).......................................... 22
6.15.19 Functieoverzicht ......................................... 22
6.15.20 Overzicht voorwaarden voor
activeerbaarheid ......................................... 23
6.16 Tankdop openen ............................................. 23
6.17 Tankdop sluiten .............................................. 24
6.18 Regelschroef stationair toerental....................... 24
6.19 Versnellingshendel .......................................... 24
6.20 Kickstarter ..................................................... 25
6.21 Rempedaal..................................................... 25
6.22 Zijstandaard ................................................... 25
6.23 Stuurslot (Alle EXC‑F modellen) ....................... 25
6.24 Stuur vergrendelen (Alle EXC‑F modellen) ......... 26
6.25 Stuur ontgrendelen (Alle EXC‑F modellen) ......... 26
7 INBEDRIJFNAME....................................................... 27
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname............. 27
7.2 Motor inrijden................................................. 28
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden ................................. 28
7.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand......... 29
7.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand ............ 29
7.6 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig
circuit............................................................ 30
7.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge
temperatuur en langzaam rijden ....................... 30
7.8 Voorbereiden op rijden bij lage temperatuur of
sneeuw .......................................................... 30
8 RIJ-INSTRUCTIES...................................................... 31
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname................................................. 31
8.2 Starten .......................................................... 31
8.3 Beginnen met rijden........................................ 32
8.4 Schakelen, rijden............................................ 32
8.5 Afremmen ...................................................... 32
8.6 Stoppen, parkeren........................................... 33
8.7 Transport ....................................................... 33
8.8 Brandstof tanken ............................................ 34
9 SERVICESCHEMA...................................................... 35
9.1 Serviceschema................................................ 35
9.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende
opdracht) ....................................................... 36
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................................ 37
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht
controleren..................................................... 37
10.2 Ingaande demping schokdemper ...................... 37
10.3 Ingaande demping low speed voor
schokdemper instellen..................................... 37
10.4 Ingaande demping high speed voor
schokdemper instellen..................................... 38
10.5 Uitgaande demping schokdemper instellen........ 38
10.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen ......... 39
INHOUDSOPGAVE 3
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren ...... 39
10.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren..................................................... 39
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen x...... 40
10.10 Dynamische veerweg instellen x ..................... 40
10.11 Basisinstelling voorvork controleren .................. 41
10.12 Ingaande demping voorvork instellen ................ 41
10.13 Uitgaande demping voorvork instellen ............... 42
10.14 Veervoorspanning voorvork instellen
(EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W) ....................... 43
10.15 Stuurpositie.................................................... 43
10.16 Stuurpositie instellen x.................................. 43
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................ 45
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ...................... 45
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ........................... 45
11.3 Vorkpoten ontluchten ...................................... 45
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ...................... 45
11.5 Voorvorkprotector losmaken.............................. 46
11.6 Voorvorkprotector positioneren.......................... 46
11.7 Vorkpoten demonteren..................................... 46
11.8 Vorkpoten monteren x ................................... 47
11.9 Voorvorkprotector demonteren x ..................... 48
11.10 Voorvorkprotector inbouwen x......................... 48
11.11 Onderste kroonplaat demonteren x
(EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W) ....................... 48
11.12 Onderste kroonplaat demonteren x (EXC-F
SIX DAYS)...................................................... 49
11.13 Onderste kroonplaat monteren x (EXC‑F EU,
EXC‑F AUS, XCF‑W) ........................................ 50
11.14 Onderste kroonplaat monteren x (EXC-F SIX
DAYS)............................................................ 52
11.15 Speling balhoofdlager controleren..................... 53
11.16 Speling balhoofdlager instellen x (EXC‑F EU,
EXC‑F AUS, XCF‑W) ........................................ 54
11.17 Speling balhoofdlager instellen x (EXC-F SIX
DAYS)............................................................ 54
11.18 Balhoofdlager insmeren x .............................. 55
11.19 Spatbord voor demonteren ............................... 55
11.20 Spatbord voor inbouwen .................................. 55
11.21 Schokdemper uitbouwen x............................. 55
11.22 Schokdemper inbouwen x.............................. 56
11.23 Zadel afnemen................................................ 56
11.24 Zadel monteren............................................... 56
11.25 Afdekking luchtfilterbak demonteren................. 56
11.26 Afdekking luchtfilterbak monteren .................... 57
11.27 Luchtfilter demonteren x............................... 57
11.28 Luchtfilter monteren x................................... 57
11.29 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen x............ 58
11.30 Luchtfilterbak afdichten x ............................. 58
11.31 Einddemper uitbouwen.................................... 58
11.32 Einddemper inbouwen..................................... 59
11.33 Glasvezelvulling einddemper vervangen x........ 59
11.34 Brandstoftank demonteren x.......................... 60
11.35 Brandstoftank monteren x.............................. 61
11.36 Kettingvervuiling controleren............................ 62
11.37 Ketting reinigen .............................................. 62
11.38 Kettingspanning controleren ............................ 63
11.39 Kettingspanning instellen ................................ 63
11.40 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............................. 64
11.41 Kettinggeleiding instellen x ........................... 66
11.42 Frame controleren x...................................... 66
11.43 Achterbrug controleren x ............................... 66
11.44 Gaskabellegging controleren............................. 66
11.45 Rubberen stuurcovers controleren..................... 67
11.46 Rubberen stuurcovers vastzetten ...................... 67
11.47 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........ 67
11.48 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren...................................... 68
11.49 Vloeistof hydraulische koppeling verversen x.... 68
11.50 Motorbescherming demonteren (EXC‑F AUS,
EXC-F SIX DAYS) ............................................ 69
11.51 Motorbescherming monteren (EXC‑F AUS,
EXC-F SIX DAYS) ............................................ 69
12 REMSYSTEEM........................................................... 70
12.1 Vrije slag remhendel controleren....................... 70
12.2 Vrije slag remhendel instellen (Alle EXC‑F
modellen)....................................................... 70
12.3 Uitgangspositie remhendel instellen (XCF‑W)..... 70
12.4 Remschijven controleren.................................. 71
12.5 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren .......... 71
12.6 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x .............. 71
12.7 Remplaketten voorwielrem controleren .............. 72
12.8 Remplaketten voorwielrem vervangen x........... 72
12.9 Vrije slag rempedaal controleren....................... 74
12.10 Uitgangspositie rempedaal instellen x............. 74
12.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ....... 75
12.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x ........... 75
12.13 Remplaketten achterwielrem controleren ........... 76
12.14 Remplaketten achterwielrem vervangen x........ 77
13 WIELEN, BANDEN ..................................................... 79
13.1 Voorwiel demonteren x .................................. 79
13.2 Voorwiel inbouwen x...................................... 79
13.3 Achterwiel uitbouwen x ................................. 80
13.4 Achterwiel inbouwen x .................................. 80
13.5 Bandentoestand controleren............................. 81
13.6 Bandenspanning controleren............................ 82
13.7 Spaakspanning controleren .............................. 82
14 ELEKTRONICA........................................................... 84
14.1 Accu demonteren x....................................... 84
14.2 Accu monteren x .......................................... 84
14.3 Accu laden x................................................ 84
14.4 Hoofdzekering vervangen ................................. 85
14.5 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers
vervangen....................................................... 86
14.6 Zekering radiateurventilator vervangen (EXC-F
SIX DAYS)...................................................... 87
14.7 Koplampkap met koplamp uitbouwen................ 88
14.8 Koplampkap met koplamp inbouwen................. 88
14.9 Lamp koplamp vervangen ................................ 88
14.10 Knipperlichtlamp vervangen............................. 89
14.11 Koplampstand controleren ............................... 90
14.12 Lichtbundelbreedte koplamp instellen............... 90
14.13 Accu tachometer vervangen.............................. 90
15 KOELSYSTEEM.......................................................... 92
15.1 Koelsysteem................................................... 92
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren ............. 92
15.3 Koelmiddelpeil controleren .............................. 93
15.4 Koelmiddel aftappen x .................................. 93
15.5 Koelmiddel vullen x ...................................... 94
16 MOTOR AFSTELLEN .................................................. 95
16.1 Gaskabelspeling controleren............................. 95
16.2 Gaskabelspeling instellen x............................ 95
16.3 Stationair toerental instellen x ....................... 96
INHOUDSOPGAVE 4
16.4 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren..................................................... 96
16.5 Uitgangspositie versnellingshendel
instellen x.................................................... 96
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR .......................... 97
17.1 Brandstofzeef vervangen x ............................. 97
17.2 Motoroliepeil controleren ................................. 97
17.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeven reinigen x ...................................... 98
17.4 Motorolie bijvullen ........................................ 100
18 REINIGING, ONDERHOUD........................................ 101
18.1 Motorfiets reinigen ........................................ 101
18.2 Controle en onderhoud voor rijden in winter..... 102
19 STALLING ............................................................... 103
19.1 Stalling........................................................ 103
19.2 Inbedrijfname na stalling ............................... 103
20 FOUTEN OPSPOREN................................................ 104
21 KNIPPERCODE ........................................................ 106
22 TECHNISCHE GEGEVENS......................................... 108
22.1 Motor........................................................... 108
22.2 Aanhaalmomenten motor ............................... 108
22.3 Vulhoeveelheden........................................... 110
22.3.1 Motorolie ................................................. 110
22.3.2 Koelmiddel .............................................. 110
22.3.3 Brandstof................................................. 110
22.4 Chassis ........................................................ 110
22.5 Elektronica................................................... 111
22.6 Banden........................................................ 111
22.7 Voorvork....................................................... 111
22.7.1 EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W ................... 111
22.7.2 EXC-F SIX DAYS ....................................... 112
22.8 Schokdemper ............................................... 112
22.9 Aanhaalmomenten chassis............................. 113
23 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................ 115
24 HULPSTOFFEN........................................................ 117
25 NORMEN ................................................................ 119
INDEX ............................................................................ 120
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets
door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merkâ„¢ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
(Alle EXC‑F modellen)
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij
normaal gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste
internationale motorsportbonden.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie (beperkt vermogen) toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
De niet gehomologeerde versie van de motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het open-
bare wegennet.
De motorfiets is speciaal ontworpen voor de langeafstandsraces en niet in de eerste plaats gebouwd voor het overwegende
gebruik in motocross-races.
(XCF‑W)
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij
normaal gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste
internationale motorsportbonden.
Info
De motorfiets is speciaal ontworpen voor de langeafstandsraces en niet in de eerste plaats gebouwd voor het overwegende
gebruik in motocross-races.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom
zorgvuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze
stickers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet
herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisa-
tie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 7
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voor-
dat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden als voor
onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsys-
teem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallen Gevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
– Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
– Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Geen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
– Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtin-
gen, pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzin-
gen van de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 8
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan.
Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en
de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving
in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor
het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt
u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het
beste afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets
niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 9
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het serviceboekje en op KTM dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade of
gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het serviceboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprake-
lijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw KTM-dealer adviseert u
graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein, kunnen
componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig onderdelen
reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrij-
ving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symboolweergave)
L00001-01
1 Tankdop
2 Afdekking luchtfilterbak
3 Voorvork instelling ingaande demping
4 Versnellingshendel ( pag. 24)
5 Motornummer ( pag. 12)
6 Zijstandaard ( pag. 25)
4 AFBEELDING VOERTUIG 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symboolweergave)
L00002-01
1 Stopknop ( pag. 14)
1 Claxonknop ( pag. 15)
1 Lichtschakelaar ( pag. 15)
1 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 15)
2 Noodstopschakelaar ( pag. 15)
2 E-starterknop ( pag. 16)
3 Gashendel ( pag. 14)
4 Instelling uitgaande demping voorvork en instelling veervoorspanning
5 Schokdemper instelling uitgaande demping
6 Kijkglas remvloeistof achter
7 Schokdemper instelling ingaande demping
8 Kijkglas motorolie
9 Rempedaal ( pag. 25)
10 Kickstarter ( pag. 25)
5 SERIENUMMERS 12
5.1 Framenummer
C00125-10
Het framenummer 1 is in de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
101290-10
(XCF‑W)
Het typeplaatje 1 is vooraan op het balhoofd aangebracht.
5.3 Sleutelnummer (Alle EXC‑F modellen)
500125-10
Het sleutelnummer 1 voor het stuurslot is ingefreesd in de sleutelhanger.
5.4 Motornummer
101435-10
Het motornummer 1 is in de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5.5 Artikelnummer voorvork
101654-10
Het artikelnummer van de voorvork 1 is aan de binnenzijde van de asopname gegra-
veerd.
5 SERIENUMMERS 13
5.6 Artikelnummer schokdemper
101436-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1 is in het bovenste gedeelte van de schok-
demper aan motorzijde boven de stelring gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 14
6.1 Koppelingshendel
101628-10
De koppelingshendel 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
101629-10
De remhendel 1 bevindt zich aan de rechterzijde van het stuur.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.3 Gashendel
101630-10
De gashendel 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Stopknop (Alle EXC‑F modellen)
101631-10
De stopknop 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• Stopknop in de uitgangspositie – In deze stand is het ontstekingscircuit geslo-
ten, de motor kan worden gestart.
• Stopknop ingedrukt – In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken, een
draaiende motor gaat uit, een stilstaande motor springt niet aan.
6.5 Stopknop (XCF‑W)
101646-10
De stopknop 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• Stopknop in de uitgangspositie – In deze stand is het ontstekingscircuit geslo-
ten, de motor kan worden gestart.
• Stopknop ingedrukt – In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken, een
draaiende motor gaat uit, een stilstaande motor springt niet aan.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 15
6.6 Claxonknop (Alle EXC‑F modellen)
101631-11
De claxonknop 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• Claxonknop in de uitgangspositie
• Claxonknop ingedrukt – In deze stand wordt de claxon bediend.
6.7 Lichtschakelaar (Alle EXC‑F modellen)
101632-10
De lichtschakelaar 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Licht uit – Lichtschakelaar naar rechts geschakeld. In deze stand is het
licht uitgeschakeld.
Dimlicht aan – Lichtschakelaar bevindt zich in de middelste stand. In
deze stand is het dimlicht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan – Lichtschakelaar naar links geschakeld. In deze stand
is het groot licht en achterlicht ingeschakeld.
6.8 Lichtschakelaar (XCF‑W)
101303-10
De lichtschakelaar 1 bevindt zich rechts naast de tachometer.
Mogelijke toestanden
• Licht uit – Lichtschakelaar is tot de aanslag ingedrukt. In deze stand is het licht
uitgeschakeld.
• Licht aan – Lichtschakelaar is tot de aanslag uitgetrokken. In deze stand is het
dimlicht en achterlicht ingeschakeld.
6.9 Richtingaanwijzerschakelaar (Alle EXC‑F modellen)
101633-10
De richtingaanwijzerschakelaar 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit – Richtingaanwijzerschakelaar bevindt zich in de
middelste stand.
Richtingaanwijzer links aan – Richtingaanwijzerschakelaar naar links
geschakeld.
Richtingaanwijzer rechts aan – Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
geschakeld.
6.10 Noodstopschakelaar (EXC‑F AUS)
101634-10
De noodstopschakelaar 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit – In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken,
een draaiende motor gaat uit, een stilstaande motor springt niet aan.
Ontsteking aan – In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten, de
motor kan worden gestart.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 16
6.11 E-starterknop (EXC‑F AUS)
101634-11
De e-starterknop 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• E-starterknop in de uitgangspositie
• E-starterknop ingedrukt – In deze stand wordt de e-starter bediend.
6.12 E-starterknop (EXC‑F EU, EXC-F SIX DAYS, XCF‑W)
101635-10
De e-starterknop 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• E-starterknop in de basisstand
• E-starterknop ingedrukt – In deze stand wordt de e-starter bediend.
6.13 Overzicht controlelampjes (Alle EXC‑F modellen)
101304-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje groot licht brandt blauw – Groot licht is ingeschakeld.
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt/knippert oranje – De OBD heeft
een kritieke emissie- of veiligheidsfout herkend.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt oranje – Brandstofpeil heeft
de reservemarkering bereikt.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen – Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
6.14 Overzicht controlelampjes (XCF‑W)
101302-01
Mogelijke toestanden
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt/knippert oranje – De OBD heeft
een kritieke emissie- of veiligheidsfout herkend.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt oranje – Brandstofpeil heeft
de reservemarkering bereikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 17
6.15 Tachometer
6.15.1 Overzicht
400312-01
– Met de knop wijzigt u de weergavemodus of gaat u naar een van de setupmenu's.
– Met de knop worden verschillende functies aangestuurd.
– Met de knop worden verschillende functies aangestuurd.
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus SPEED/H en SPEED/ODO
geactiveerd.
6.15.2 Activering en test
400313-01
Tachometer activeren
De tachometer wordt geactiveerd als u op een van de knoppen drukt of als hij van de
wieltoerentalsensor een impuls ontvangt.
Displaytest
Voor de functiecontrole van de display lichten kort alle indicatiesegmenten op.
400314-01
WS (wheel size)
Na de functiecontrole van de display wordt kort de wielafmeting WS (wheel size) weer-
gegeven.
Info
Het cijfer 2205 komt overeen met de omvang van een 21"-voorwiel met stan-
daardbanden.
Vervolgens gaat de weergave naar de laatste geselecteerde modus.
6.15.3 Tripmaster-schakelaar
(Optie: Tripmaster-schakelaar)
Met de Tripmaster-schakelaar kunt u de functies van de tachometer vanaf het stuur bedienen.
Info
De tripmaster is optioneel leverbaar.
6.15.4 Kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewisseld blijft de waarde ODO bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerde eenheid.
De waarden TR1, TR2, A1, A2 en S1 worden bij het omstellen gewist.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400329-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat H rechtsonder op de display wordt weergege-
ven.
– Knop 3 - 5 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies worden weergegeven.
– De toets zo vaak indrukken, totdat de weergave Km/h/Mph knippert.
Km/h instellen
– Knop indrukken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 18
Mph instellen
– Knop indrukken.
– Knop 3 - 5 seconden indrukken.
De instellingen worden opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
Info
Indien er gedurende 20 seconden geen toets wordt ingedrukt of geen impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor, worden de instellingen automa-
tisch opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
6.15.5 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400330-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat CLK rechtsonder op de display wordt weerge-
geven.
– Knop 3 - 5 seconden indrukken.
Uurweergave knippert.
– Uurweergave met de toets resp. toets instellen.
– Knop kort indrukken.
Het volgende segment van de weergave knippert en kan worden ingesteld.
– Door de toets en toets in te drukken kunnen de volgende segmenten op
dezelfde wijze als de uurweergave worden ingesteld.
Info
De seconden kunnen alleen op nul worden gezet.
– Knop 3 - 5 seconden indrukken.
De instellingen worden opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
Info
Indien er gedurende 20 seconden geen toets wordt ingedrukt of geen impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor, worden de instellingen automa-
tisch opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
6.15.6 Tachometerfuncties instellen
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus SPEED/H en SPEED/ODO geactiveerd.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400318-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat H rechtsonder op de display wordt weergege-
ven.
– Knop 3 - 5 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies worden weergegeven.
– De toets kort indrukken om naar de gewenste functie te wisselen.
De geselecteerde functie knippert.
Functie activeren
– Knop indrukken.
Pictogram blijft op de display staan en de weergave wisselt naar de vol-
gende functie.
Functie deactiveren
– Knop indrukken.
Pictogram op de display verdwijnt en de weergave wisselt naar de volgende
functie.
– Alle gewenste functies op deze wijze activeren of deactiveren.
– Knop 3 - 5 seconden indrukken.
De instellingen worden opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 19
Info
Indien er gedurende 20 seconden geen toets wordt ingedrukt of geen impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor, worden de instellingen automa-
tisch opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
6.15.7 Rondetijd oproepen
Info
Deze functie kan alleen worden opgeroepen als er rondetijden zijn gemeten.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400321-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat LAP rechtsonder op de display wordt weerge-
geven.
– Knop kort indrukken.
Aan de linkerzijde van de display wordt LAP 1 weergegeven.
– De rondes 1-10 kunnen met de knop worden opgeroepen.
– Knop geen functie.
– Knop kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Info
Als er een impuls van de wieltoerentalsensor wordt ontvangen, wisselt de
linkerzijde van de display terug naar de SPEED-modus.
6.15.8 Weergavemodus SPEED (snelheid)
400317-02
– Knop zo vaak kort indrukken totdat SPEED links op de display wordt weergegeven.
In de weergavemodus SPEED wordt de actuele snelheid weergegeven.
De actuele snelheid kan in Km/h of in Mph worden weergegeven.
Info
Landspecifieke instelling instellen.
Als er een impuls van het voorwiel wordt ontvangen wisselt de linkerzijde van de
tachodisplay naar de modus SPEED en wordt de actuele snelheid weergegeven.
6.15.9 Weergavemodus SPEED/H (rij-uren)
400316-01
Voorwaarden
• De motorfiets staat stil.
– Knop zo vaak kort indrukken totdat H rechtsonder op de display wordt weergege-
ven.
In de weergavemodus H worden de rij-uren van de motor weergegeven.
De rij-urenteller slaat de totale rijtijd op.
Info
De bedrijfsurenteller is nodig om te kunnen voldoen aan de servicewerkzaamhe-
den.
Als de tachometer zich bij het starten in de weergavemodus H bevindt, wisselt
hij automatisch naar de weergavemodus ODO.
De weergavemodus H wordt tijdens het rijden onderdrukt.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de tachofuncties.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6 BEDIENINGSELEMENTEN 20
6.15.10 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)
400319-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat CLK rechtsonder op de display wordt weerge-
geven.
In de weergavemodus CLK wordt de tijd weergegeven.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de klok.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.15.11 Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
400320-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat LAP rechtsonder op de display wordt weerge-
geven.
In de weergavemodus LAP kan met de chronometer maximaal 10 rondetijden worden
gemeten.
Info
Als de rondetijd doorloopt nadat op de knop is ingedrukt zijn 9 geheugen-
plaatsen bezet.
De 10e ronde moet met de knop worden gemeten.
Knop indrukken. Start of stopt de tijd.
Knop indrukken. Meet de actuele rondetijd, slaat deze op en de chronometer
start de volgende ronde.
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
De chronometer en rondetijd worden teruggezet.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.15.12 Weergavemodus SPEED/ODO (odometer)
400317-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat ODO rechtsonder op de display wordt weerge-
geven.
In de weergavemodus ODO wordt het totale gereden traject weergegeven.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
–
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.15.13 Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
400323-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat TR1 rechtsboven op de display wordt weerge-
geven.
De TR1 (tripmaster 1) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
Hiermee kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee
tankstops worden gemeten.
TR1 is aan A1 (gemiddelde snelheid 1) en S1 (chronometer 1) gekoppeld.
Info
Als 999,9 wordt overschreden, worden de waarden TR1, A1 en S1 automatisch
teruggezet op 0,0.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
6 BEDIENINGSELEMENTEN 21
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Weergave van TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.15.14 Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
400324-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat TR2 rechtsboven op de display wordt weerge-
geven.
De TR2 (tripmaster 2) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
De weergegeven waarde kan handmatig met de toets en de toets worden ingesteld.
Deze functie is praktisch bij ritten volgens het roadbook.
Info
De waarde TR2 kan ook tijdens het rijden handmatig worden gecorrigeerd met
de toets en de knop .
Als 999,9 wordt overschreden wordt de waarde TR2 automatisch teruggezet op
0,0.
Knop indrukken. Verhoogt waarde TR2.
Knop indrukken. Verlaagt waarde TR2.
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Wist waarde TR2.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.15.15 Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
400325-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat A1 rechtsboven op de display wordt weerge-
geven.
A1 (gemiddelde snelheid 1) geeft de gemiddelde snelheid weer op basis van de bereke-
ning van TR1 (tripmaster 1) en S1 (chronometer 1) aan.
De berekening van deze waarde wordt geactiveerd met de eerste impuls van de wieltoe-
rentalsensor en eindigt 3 seconden na de laatste impuls.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Weergave van TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.15.16 Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
400326-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat A2 rechtsboven op de display wordt weerge-
geven.
A2 (gemiddelde snelheid 2) geeft de gemiddelde snelheid aan op basis van de actuele
snelheid als de chronometer S2 (chronometer 2) loopt.
Info
De weergegeven waarde kan afwijken van de daadwerkelijke gemiddelde snel-
heid als S2 na het rijden niet is gestopt.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
–
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6 BEDIENINGSELEMENTEN 22
6.15.17 Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
400327-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat S1 rechtsboven op de display wordt weerge-
geven.
S1 (chronometer 1) geeft de rijsnelheid weer op basis van TR1 en loopt verder als een
impuls wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor.
De berekening van deze waarde start met de eerste impuls van de wieltoerentalsensor
en eindigt 3 seconden na de laatste impuls.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Weergave van TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.15.18 Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
400328-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat S2 rechtsboven op de display wordt weerge-
geven.
S2 (chronometer 2) is een met de hand te bedienen chronometer.
Als S2 op de achtergrond loopt, knippert de weergave S2 op de display van de tacho-
meter.
Knop indrukken. Start of stopt S2.
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Weergave van S2 en A2 worden op 0,0 gezet.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.15.19 Functieoverzicht
Weergave Knop indrukken. Knop indrukken. Knop 3 - 5 seconden
indrukken.
Knop kort indrukken.
Weergavemodus
SPEED/H (rij-uren)
Geen functie Geen functie Weergave wisselt naar
het setupmenu voor de
tachofuncties.
Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/CLK (tijd)
Geen functie Geen functie Weergave wisselt naar
het setupmenu voor de
klok.
Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/LAP (rondetijd)
Start of stopt de tijd. Meet de actuele ronde-
tijd, slaat deze op en
de chronometer start de
volgende ronde.
De chronometer en ron-
detijd worden terugge-
zet.
Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/ODO (odometer)
Geen functie Geen functie – Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/TR1
(tripmaster 1)
Geen functie Geen functie Weergave van TR1, A1
en S1 worden op 0,0
gezet.
Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/TR2
(tripmaster 2)
Verhoogt waarde TR2. Verlaagt waarde TR2. Wist waarde TR2. Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/A1 (gemiddelde
snelheid 1)
Geen functie Geen functie Weergave van TR1, A1
en S1 worden op 0,0
gezet.
Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/A2 (gemiddelde
snelheid 2)
Geen functie Geen functie – Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/S1
(chronometer 1)
Geen functie Geen functie Weergave van TR1, A1
en S1 worden op 0,0
gezet.
Volgende weergavemo-
dus
6 BEDIENINGSELEMENTEN 23
Weergave Knop indrukken. Knop indrukken. Knop 3 - 5 seconden
indrukken.
Knop kort indrukken.
Weergavemodus
SPEED/S2
(chronometer 2)
Start of stopt S2. Geen functie Weergave van S2 en A2
worden op 0,0 gezet.
Volgende weergavemo-
dus
6.15.20 Overzicht voorwaarden voor activeerbaarheid
Weergave De motorfiets staat
stil.
Menu activeerbaar
Weergavemodus SPEED/H (rij-uren) •
Weergavemodus SPEED/CLK (tijd) •
Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd) •
Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1) •
Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2) •
Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1) •
Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2) •
Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1) •
Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2) •
6.16 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
101305-10
– Ontgrendelknop 1 indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en naar boven toe
eraf nemen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 24
6.17 Tankdop sluiten
101306-10
– Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien, totdat de ontgrendelknop 1 vast-
klikt.
Info
Erop letten dat de slang voor het ontluchten van de brandstoftank 2 zonder
knikken wordt gelegd.
6.18 Regelschroef stationair toerental
L00005-01
De regelschroef voor het stationaire toerental 1 bevindt zich aan linksboven op de
regelklep.
De regelschroef voor het stationaire toerental heeft twee functies.
Door te draaien kan het stationaire toerental worden geregeld.
Door het eruit trekken tot de aanslag kan het stationaire toerental voor de koude start
worden verhoogd.
Mogelijke toestanden
• Toerentalverhoging geactiveerd – Regelschroef voor stationair toerental is tot de
aanslag uitgetrokken.
• Toerentalverhoging gedeactiveerd – Regelschroef voor stationair toerental is tot de
aanslag ingedrukt.
6.19 Versnellingshendel
101437-10
De versnellingshendel 1 is aan de linkerzijde van de motor gemonteerd.
101438-10
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 25
6.20 Kickstarter
101439-10
De kickstarter 1 is aan de rechterzijde van de motor aangebracht.
De motor kan naar keuze met de kickstarter of met de e-starter worden gestart.
Het bovenste deel van de kickstarter kan worden gezwenkt.
Info
Voordat u gaat rijden moet het bovenste deel van de kickstarter naar de motor
worden gezwenkt.
6.21 Rempedaal
101440-10
Het rempedaal 1 bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.22 Zijstandaard
101441-10
De zijstandaard 1 bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
101442-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het neerzetten van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard 1 worden opgeklapt en met de rubber-
band 2 worden geborgd.
6.23 Stuurslot (Alle EXC‑F modellen)
101313-10
Het stuurslot 1 is aan de linkerzijde van het balhoofd aangebracht.
Met het stuurslot kan het stuur worden geblokkeerd. Sturen en rijden is dan niet meer
mogelijk.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 26
6.24 Stuur vergrendelen (Alle EXC‑F modellen)
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
400732-01
– Voertuig parkeren.
– Het stuur volledig naar rechts draaien.
– Sleutel in het stuurslot steken, naar links draaien, indrukken en naar rechts
draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
Info
De sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
6.25 Stuur ontgrendelen (Alle EXC‑F modellen)
400731-01
– Sleutel in het stuurslot steken, naar links draaien, uittrekken en naar rechts
draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
Info
De sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
7 INBEDRIJFNAME 27
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallen Gevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
– Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Geen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
– Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallen Beperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
– Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleer-
baar worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Kritiek rijgedrag door niet aangepaste rijwijze.
– Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar voor ongevallen door het meenemen van een bijrijder.
– Uw voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder. Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting
uitvallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag.
– Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstal Gebruik door onbevoegde personen.
– Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
– Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het afleveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
– Lees voordat u voor het eerst gaat rijden de volledige bedieningshandleiding goed door.
– Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
– Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 67)
(Alle EXC‑F modellen)
– Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 70)
(XCF‑W)
– Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 70)
–
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 74)
–
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. x ( pag. 96)
– Oefen voordat u een grotere rit gaat maken eerst op een daarvoor geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de
motorfiets.
Info
Geadviseerd wordt bij het rijden op het terrein iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar te assisteren.
– Probeer ook eens zo langzaam mogelijk en staand te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
7 INBEDRIJFNAME 28
– Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
– Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat uw voeten op de voetsteunen rusten.
– Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het gewicht moet
gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
– Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht nemen.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
– Motor inrijden. ( pag. 28)
7.2 Motor inrijden
– Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental en motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens het eerste rij-uur 7.000 1/min
Maximaal motorvermogen
Tijdens de eerste 3 rij-uren ≤ 75 %
– Vol gas geven vermijden!
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig
onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
– KTM adviseert bij zwaardere gebruiksomstandigheden en voor betere rijprestaties, de aangegeven motorolie te gebruiken.
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 115)
–
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x ( pag. 58)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
–
Luchtfilterbak afdichten. x ( pag. 58)
– Rubberen stuurcovers vastzetten. ( pag. 67)
– Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
– Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
– Rijden op droog zand. ( pag. 29)
– Rijden op nat zand. ( pag. 29)
– Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 30)
– Rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden. ( pag. 30)
– Rijden bij lage temperatuur of sneeuw. ( pag. 30)
7 INBEDRIJFNAME 29
7.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand
600869-01
– Stofbescherming voor luchtfilter monteren.
Stofbescherming voor luchtfilter (77206920000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600871-01
– Zandbescherming voor luchtfilter monteren.
Zandbescherming voor luchtfilter (59006022000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
– Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 117)
– Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
– Radiateurlamellen reinigen.
– Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand
600870-01
– Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (77206921000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
– Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 117)
– Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
– Radiateurlamellen reinigen.
– Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7 INBEDRIJFNAME 30
7.6 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig circuit
600870-01
– Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (77206921000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
– Staalkettingwiel monteren.
– Motorfiets reinigen. ( pag. 101)
– Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden
600868-01
– Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet, als de koppeling wegens een te lange secun-
daire overbrenging vaak moet worden bediend.
– Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 117)
– Radiateurlamellen reinigen.
– Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
– Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 93)
7.8 Voorbereiden op rijden bij lage temperatuur of sneeuw
600870-01
– Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (77206921000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 31
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
– Motoroliepeil controleren. ( pag. 97)
– Elektrische installatie controleren.
– Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 71)
– Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 75)
– Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 72)
– Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 76)
– De werking van het remsysteem controleren.
– Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 93)
– Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 62)
– Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 64)
– Kettingspanning controleren. ( pag. 63)
– Toestand van de banden controleren. ( pag. 81)
– Bandenspanning controleren. ( pag. 82)
– Spaakspanning controleren. ( pag. 82)
– Vuilschrapers van vorkpoten reinigen. ( pag. 45)
– Vorkpoten ontluchten. ( pag. 45)
– Luchtfilter controleren.
– Instelling en bedieningsgemak van alle bedieningselementen controleren.
– Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vastzitten controleren.
– Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motor Hoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
– Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
101442-11
– Motorfiets van standaard nemen en standaard met rubberband 1 vastzetten.
– Versnelling in vrij schakelen.
(EXC‑F AUS)
– Noodstopschakelaar in de stand schakelen.
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 20 °C
– Regelschroef voor stationair toerental tot de aanslag eruit trekken.
400733-01
– E-starterknop indrukken of de kickstarter helemaal en krachtig intrappen.
Info
E-starterknop maximaal 5 seconden indrukken. Ten minste 5 seconden
wachten tot de volgende startpoging.
Tijdens het starten brandt het FI waarschuwingslampje kort voor een functie-
controle.
8 RIJ-INSTRUCTIES 32
8.3 Beginnen met rijden
Info
Bij voertuigen met lichtinstallatie moet u voordat u gaat rijden het licht inschakelen. U wordt dan eerder gezien door de andere
verkeersdeelnemers.
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubberband worden geborgd.
– Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Terugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
– Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan
blokkeren.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een
geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
– Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gelijktijdig koppe-
lingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
– Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet u deze op ¾ gas terugdraaien. De snel-
heid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
– Geef altijd slechts zoveel gas als de motor op dat moment kan verwerken – abrupt opendraaien van de gashendel verhoogt het ver-
bruik.
– Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
– Koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven resp. nog
een keer schakelen.
– De motor uitzetten als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
≥ 2 min
– Voorkom dat de koppeling vaak en gedurende langere tijd gaat slepen. Hierdoor wordt de motorolie verwarmd en dus ook de motor
en het koelsysteem.
– Met een lager toerental rijden in plaats van met een hoger toerental en een slepende koppeling.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Te sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.
– De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
– Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
– Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
– Op een zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
– Het remmen moet altijd voor begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij ook naar een lagere versnelling afhankelijk van de
snelheid.
– Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug, maar overbelast
de motor niet. Zo hoeft u veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet oververhit.
8 RIJ-INSTRUCTIES 33
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstal Gebruik door onbevoegde personen.
– Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
– Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brand Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
– Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Aanwijzing
Schade aan materiaal Beschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
– De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten als hij op de zijstandaard
staat. De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.
– Motorfiets afremmen.
– Versnelling in vrij schakelen.
(XCF‑W)
– Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
(Alle EXC‑F modellen)
– Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
– Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brand Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
– Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
401475-01
– Motor uitzetten.
– Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen
tegen omvallen en wegrollen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 34
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Aanwijzing
Schade aan materiaal Voortijdige slijtage van het brandstoffilter.
– In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
– Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
– Motor parkeren.
– Tankdop openen. ( pag. 23)
AA
401226-10
– Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A 35 mm
Brandstoftank-
inhoud totaal
ca. (Alle EXC‑F
modellen)
9 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 115)
Brandstoftankin-
houd totaal ca.
(XCF‑W)
8,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 115)
– Tankdop sluiten. ( pag. 24)
9 SERVICESCHEMA 35
9.1 Serviceschema
S1N S15A S30A
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x
• • •
Werking van de elektrische installatie controleren. • • •
Accu controleren en laden. x
• •
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 72) • •
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 76) • •
Remschijven controleren. ( pag. 71) • •
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage. • •
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 75) • •
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 74) • •
Frame en achterbrug controleren. x
• •
Achterbrugophanging controleren. x
•
Zwenklager aan schokdemper boven en onder controleren. x
• •
Toestand van de banden controleren. ( pag. 81) • • •
Bandenspanning controleren. ( pag. 82) • • •
Wiellager op speling controleren. x
• •
Wielnaven controleren. x
• •
Velgslag controleren. x
• • •
Spaakspanning controleren. ( pag. 82) • • •
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 64) • •
Kettingspanning controleren. ( pag. 63) • • •
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemak-
kelijk bewegen. x
• •
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 68) • •
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 71) • •
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 70) • •
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 53) • • •
Klepspeling controleren. x
• •
Koppeling controleren. x
•
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. x ( pag. 98)
• • •
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchting-, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op
scheuren, dichtheid en correcte legging. x
• • •
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 92) • • •
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging. x
• •
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikvrije legging en instelling. • • •
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x
• •
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. x ( pag. 59)
•
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x
• • •
Koplampstand controleren. ( pag. 90) • • •
Brandstofzeef vervangen. x ( pag. 97)
• • •
Brandstofdruk controleren. x
• •
Stationair toerental instellen. x ( pag. 96)
• • •
Controleren of de radiateurventilator werkt. x (EXC-F SIX DAYS)
• • •
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. • • •
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x
• • •
Service op KTM DEALER.NET invoeren en noteren in het serviceboekje. x
• • •
S1N: eenmalig na 1 rij-uur
S15A: om de 15 rij-uren
S30A: om de 30 rij-uren / na iedere race
9 SERVICESCHEMA 36
9.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende opdracht)
S15N S45A S105A J1A
Remvloeistof van de voorwielrem vervangen. x
•
Remvloeistof van de achterwielrem vervangen. x
•
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. x ( pag. 68)
•
Balhoofdlager insmeren. x ( pag. 55)
•
Vonkenvanger reinigen. x (XCF‑W)
•
Voorvorkservice uitvoeren. (EXC-F SIX DAYS) x
• •
Voorvorkservice uitvoeren. (EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W) x
• •
Schokdemperservice uitvoeren. x
•
Bougie en bougiedop vervangen. x
•
Zuigers vervangen. x
•
Cilinder controleren/opmeten. x
•
Cilinderkop controleren. x
•
Kleppen, klepveren en klepveersteunen controleren. x
•
Nokkenas en nokvolger controleren. x
•
Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. x
•
Aandrijving en versnelling controleren. x
•
Oliedrukregelklep controleren. x
•
Oliepompen en smeersysteem controleren. x
•
Distributie controleren. x
•
Alle motorlagers vervangen. x
•
S15N: eenmalig na 15 rij-uren
S45A: om de 45 rij-uren
S105A: om de 105 rij-uren / om de 50 rij-uren na gebruik voor sportdoeleinden
J1A: jaarlijks
10 CHASSIS AFSTELLEN 37
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
– Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om beschadiging
aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te voorkomen moeten de basisin-
stelling en veringscomponenten passen bij het gewicht van de bestuurder.
– KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld op een standaard
gewicht van een bestuurder (met complete veiligheidskleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard rijgewicht 75… 85 kg
– Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de basisinstelling van
de veringscomponenten worden aangepast.
– Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moet een aangepaste vering
worden gemonteerd.
10.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in
het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
10.3 Ingaande demping low speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
101314-10
– Stelschroef 1 met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
– Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
10 CHASSIS AFSTELLEN 38
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.4 Ingaande demping high speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
101314-11
– Stelschroef 1 met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
– Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omwentelingen
Standaard 1,5 omwentelingen
Sport 1,25 omwentelingen
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.5 Uitgaande demping schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
101315-10
– Stelschroef 1 met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
– Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 28 klikken
Standaard 24 klikken
Sport 22 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
10 CHASSIS AFSTELLEN 39
10.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
400988-10
Hoofdwerk
– Een zoveel mogelijk loodrechte afstand tussen de achteras en een vast punt meten,
bijv. een markering aan de zijbekleding.
– Waarde als maat A noteren.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren
0
0
AA
0
0
BB
400989-10
– Maat A achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 39)
– De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop houden.
– Opnieuw de afstand meten tussen de achteras en het vaste punt.
– Waarde als maat B noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat A en B.
– Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 33… 35 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
–
Veervoorspanning van de schokdemper instellen. x ( pag. 40)
10.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
0
0
AA
0
0
CC
400990-10
– Maat A achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 39)
– Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met
volledige veiligheidskleding in een normale zitpositie (voeten op de voetsteunen) op
de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
– Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de achteras en het vaste
punt.
– Waarde als maat C noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat A en C.
– Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 105… 115 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
–
Dynamische veerweg instellen. x ( pag. 40)
10 CHASSIS AFSTELLEN 40
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen x
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning wijzigt moet u de momentele instelling noteren - bijv. de veerlengte meten.
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
–
Schokdemper uitbouwen. x ( pag. 55)
– Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
401026-10
Hoofdwerk
– Schroef 1 losdraaien.
– Stelring 2 draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T106S)
– Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
– Veer door het draaien van de stelring 2 op de aangegeven maat A spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Comfort 7 mm
Standaard 7 mm
Sport 7 mm
Info
Afhankelijk van de statische resp. dynamische veerweg kan een hogere of
lagere veervoorspanning nodig zijn.
– Schroef 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Nawerk
–
Schokdemper inbouwen. x ( pag. 56)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
10.10 Dynamische veerweg instellen x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
–
Schokdemper uitbouwen. x ( pag. 55)
– Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
– Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 66 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 69 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 72 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoor-
spanning worden gecompenseerd.
Nawerk
–
Schokdemper inbouwen. x ( pag. 56)
10 CHASSIS AFSTELLEN 41
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
– Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 39)
– Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 39)
– Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 38)
10.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
– Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net als bij de schokdem-
per door de veervoorspanning worden gecompenseerd.
– Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het inveren) moeten
beslist hardere vorkveren worden gemonteerd om beschadiging aan voorvork en
frame te voorkomen.
10.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
100020-10
(EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W)
– Beschermkappen 1 verwijderen.
– Stelschroeven 2 met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven 2 bevinden zich aan het onderste uiteinde van de
vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
– Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 22 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 18 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het inveren.
– Beschermkappen 1 monteren.
101647-10
(EXC-F SIX DAYS)
– Witte stelschroef 3 tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef 3 bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de linker
voorpoot.
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot (witte stel-
schroef). De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot (rode
stelschroef).
– Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
10 CHASSIS AFSTELLEN 42
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 24 klikken
Standaard 22 klikken
Sport 16 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het inveren.
10.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
101316-10
(EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W)
– Stelschroeven 1 met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven 1 bevinden zich aan het bovenste uiteinde van de
vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
– Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 16 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het uitveren.
101648-10
(EXC-F SIX DAYS)
– Rode stelschroef 2 tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef 2 bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter
voorpoot.
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot (rode
stelschroef). De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot
(witte stelschroef).
– Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 18 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het uitveren.
10 CHASSIS AFSTELLEN 43
10.14 Veervoorspanning voorvork instellen (EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W)
101317-01
– Stelschroeven tot de aanslag tegen de klok in draaien.
Info
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
– Afhankelijk van het voorvorktype een aantal slagen met de klok mee terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 1 omwenteling
Standaard 2 omwentelingen
Sport 2 omwentelingen
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de veervoorspanning, draaien tegen de
klok in verlaagt de veervoorspanning.
Het instellen van de veervoorspanning heeft geen invloed op de instelling
van de uitgaande demping.
In het algemeen dient er echter bij een hogere veervoorspanning ook een
hogere uitgaande demping te worden ingesteld.
10.15 Stuurpositie
0
0
BB
0
0
AA
101487-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boringen op een afstand A van elkaar.
Afstand boringen A 15 mm
De boringen op de stuuradapters zijn op een afstand B van het midden geplaatst.
Afstand boringen B 3,5 mm
De stuuradapters kunnen in 4 verschillende posities worden gemonteerd.
10.16 Stuurpositie instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gebroken stuur.
– Als het stuur wordt gebogen of uitgelijnd, treedt er materiaalmoeheid op en kan het stuur breken. Stuur altijd vervangen.
0
0
22
0
0
11
101488-10
– De vier schroeven 1 verwijderen. Stuurklemmen afnemen. Stuur afnemen en opzij-
leggen.
Info
Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
– De twee schroeven 2 verwijderen. Stuuradapters afnemen.
– Stuuradapters in de gewenste positie zetten. De twee schroeven 2 monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243â„¢
Info
Stuuradapter links en rechts gelijkmatig positioneren.
– Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed zijn gelegd.
10 CHASSIS AFSTELLEN 44
– Stuurklemmen positioneren. De vier schroeven 1 monteren en gelijkmatig vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
Info
Erop letten dat de spleten even groot zijn.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 45
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
101443-01
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
– Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (54829055000)
De wielen mogen de bodem niet meer aanraken.
– Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
101441-10
– Motorfiets van hefbok nemen.
– Hefbok verwijderen.
– Voor het afstellen van de motorfiets de zijstandaard 1 met de voet op de bodem
duwen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubber-
band worden geborgd.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
101319-10
Hoofdwerk
– Ventilatieschroeven 1 even verwijderen.
Eventueel aanwezige overdruk verdwijnt uit de binnenruimte van de voorvork.
– Ventilatieschroeven monteren en vastdraaien.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
– Voorvorkprotector losmaken. ( pag. 46)
101320-10
Hoofdwerk
– Vuilschraper 1 aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnenpoot af. In de loopt
van de tijd kan er vuil achter de vuilschrapers terechtkomen. Wanneer dit
vuil niet wordt verwijderd kunnen de daarachter liggende oliekeerringen
gaan lekken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 46
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de rem-
schijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen
met een remmenreiniger.
– Vuilschraper en binnenpoot aan beide vorkpoten reinigen en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 118)
– Vuilschrapers in montagepositie terugduwen.
– Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
– Voorvorkprotector positioneren. ( pag. 46)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.5 Voorvorkprotector losmaken
101321-10
– Schroeven 1 verwijderen en klem afnemen.
– Schroeven 2 aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector omlaag schuiven.
– Schroeven aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector omlaag schuiven.
11.6 Voorvorkprotector positioneren
101321-11
– Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven 1 monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
– Kabelboom positioneren.
– Remkabel positioneren. Klem opzetten, schroeven 2 monteren en vastdraaien.
– Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
– Koplampkap met koplamp uitbouwen. ( pag. 88)
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
–
Voorwiel demonteren. x ( pag. 79)
101322-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 verwijderen en klem verwijderen.
– Kabelbinder 2 verwijderen.
– Schroeven 3 verwijderen en remklauw verwijderen.
– Remklauw met remkabel spanningsloos opzij hangen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 47
101323-10
(EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W)
– Schroeven 4 losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
– Schroeven 5 losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
101324-10
(EXC-F SIX DAYS)
– Schroeven 4 losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
– Schroeven 5 losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11.8 Vorkpoten monteren x
101325-10
Hoofdwerk
– Vorkpoten positioneren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven inge-
freesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven 1 naar voren positioneren.
101323-11
(EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W)
– Schroeven 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
– Schroeven 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 15 Nm
101324-11
(EXC-F SIX DAYS)
– Schroeven 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
– Schroeven 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 12 Nm
101326-10
– Remklauw positioneren, schroeven 4 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243â„¢
– Kabelbinder 5 monteren.
– Koplampkap met koplamp inbouwen. ( pag. 88)
– Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven 6 monteren en
vastdraaien.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 48
Nawerk
–
Voorwiel inbouwen. x ( pag. 79)
11.9 Voorvorkprotector demonteren x
Voorwerk
– Koplampkap met koplamp uitbouwen. ( pag. 88)
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
–
Voorwiel demonteren. x ( pag. 79)
– Vorkpoten demonteren. ( pag. 46)
101327-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector naar boven toe ver-
wijderen.
– Schroeven aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector naar boven toe ver-
wijderen.
11.10 Voorvorkprotector inbouwen x
101327-10
Hoofdwerk
– Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven 1 monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
– Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
–
Vorkpoten monteren. x ( pag. 47)
–
Voorwiel inbouwen. x ( pag. 79)
11.11 Onderste kroonplaat demonteren x (EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W)
Voorwerk
– Koplampkap met koplamp uitbouwen. ( pag. 88)
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
–
Voorwiel demonteren. x ( pag. 79)
– Vorkpoten demonteren. ( pag. 46)
– Spatbord voor demonteren. ( pag. 55)
– Stuurcovers verwijderen.
– Kabelhouder voor de rechter radiateur openen en kabelboom losmaken.
101328-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 verwijderen en spanningsregelaar opzij hangen.
– Schroef 2 en schroef 3 verwijderen. Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en
opzijleggen.
Info
Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 49
101329-10
– Keerring 4 verwijderen. Afdichtring 5 verwijderen.
– Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
– Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11.12 Onderste kroonplaat demonteren x (EXC-F SIX DAYS)
Voorwerk
– Koplampkap met koplamp uitbouwen. ( pag. 88)
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
–
Voorwiel demonteren. x ( pag. 79)
– Vorkpoten demonteren. ( pag. 46)
– Spatbord voor demonteren. ( pag. 55)
– Stuurcovers verwijderen.
– Kabelhouder voor de rechter radiateur openen en kabelboom losmaken.
101335-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 verwijderen en spanningsregelaar opzij hangen.
– Schroef 2 verwijderen. Schroef 3 verwijderen, bovenste kroonplaat met stuur ver-
wijderen en opzij leggen.
Info
Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
101336-10
– Keerring 4 verwijderen. Afdichtring 5 verwijderen.
– Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
– Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 50
11.13 Onderste kroonplaat monteren x (EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W)
0
0
22
0
0
11
0
0
33
101330-10
Hoofdwerk
– Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 118)
– Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
– Controleren of de balhoofdafdichting boven 1 correct is gepositioneerd.
– Afdichtring 2 en keerring 3 erop schuiven.
101427-10
– Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
– Schroef 4 monteren, maar nog niet vastdraaien.
– Koppelingskabel, kabelboom en spanningsregelaar positioneren. Schroeven 5 mon-
teren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
101332-10
– Vorkpoten positioneren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven inge-
freesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven 6 naar voren positioneren.
101333-10
– Schroeven 7 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 15 Nm
101428-10
– Schroef 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 51
101334-11
– Schroef 8 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm
101333-11
– Schroeven 9 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
– Kabelboom met kabelhouder bk vastzetten.
101326-11
– Remklauw positioneren. Schroeven bl monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243â„¢
– Kabelbinder bm monteren.
– Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven bn monteren en
vastdraaien.
Nawerk
– Spatbord voor inbouwen. ( pag. 55)
– Stuurcovers monteren.
– Koplampkap met koplamp inbouwen. ( pag. 88)
– Koplampstand controleren. ( pag. 90)
–
Voorwiel inbouwen. x ( pag. 79)
– Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
– Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 53)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 52
11.14 Onderste kroonplaat monteren x (EXC-F SIX DAYS)
0
0
22
0
0
11
0
0
33
101331-10
Hoofdwerk
– Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 118)
– Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
– Controleren of de balhoofdafdichting boven 1 correct is gepositioneerd.
– Afdichtring 2 en keerring 3 erop schuiven.
101337-10
– Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
– Schroef 4 monteren, maar nog niet vastdraaien.
– Koppelingskabel, kabelboom en spanningsregelaar positioneren. Schroeven 5 mon-
teren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
101338-10
– Vorkpoten positioneren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven inge-
freesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven 6 naar voren positioneren.
101339-10
– Schroeven 7 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 12 Nm
101340-10
– Schroef 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 53
101341-10
– Schroef 8 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243â„¢
101339-11
– Schroeven 9 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
– Kabelboom met kabelhouder bk vastzetten.
101326-11
– Remklauw positioneren. Schroeven bl monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243â„¢
– Kabelbinder bm monteren.
– Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven bn monteren en
vastdraaien.
Nawerk
– Spatbord voor inbouwen. ( pag. 55)
– Stuurcovers monteren.
– Koplampkap met koplamp inbouwen. ( pag. 88)
– Koplampstand controleren. ( pag. 90)
–
Voorwiel inbouwen. x ( pag. 79)
– Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
– Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 53)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.15 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Onveilig rijgedrag door een niet correcte balhoofdspeling.
– Balhoofdspeling meteen instellen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerhouders in
het frame.
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 54
400738-11
Hoofdwerk
– Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewegen.
Er mag geen speling voelbaar zijn bij het balhoofd.
» Als er een voelbare speling optreedt:
(EXC-F SIX DAYS)
–
Speling balhoofdlager instellen. x ( pag. 54)
(EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W)
–
Speling balhoofdlager instellen. x ( pag. 54)
– Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet gemakkelijk over het volledige bereik kunnen bewegen. Er mogen
geen blokkeringen worden gevoeld.
» Als blokkeringen voelbaar zijn:
(EXC-F SIX DAYS)
–
Speling balhoofdlager instellen. x ( pag. 54)
(EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W)
–
Speling balhoofdlager instellen. x ( pag. 54)
– Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.16 Speling balhoofdlager instellen x (EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W)
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
101343-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 en 2 losdraaien.
– Schroef 3 losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
– Met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen, om spanning te
voorkomen.
– Schroeven 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
– Schroef 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm
Nawerk
– Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 53)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.17 Speling balhoofdlager instellen x (EXC-F SIX DAYS)
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
101342-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 losdraaien. Schroef 2 verwijderen.
– Schroef 3 losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
– Met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen, om spanning te
voorkomen.
– Schroeven 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 55
– Schroef 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243â„¢
Nawerk
– Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 53)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.18 Balhoofdlager insmeren x
800010-10
(EXC-F SIX DAYS)
–
Onderste kroonplaat demonteren. x ( pag. 49)
–
Onderste kroonplaat monteren. x ( pag. 52)
(EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W)
–
Onderste kroonplaat demonteren. x ( pag. 48)
–
Onderste kroonplaat monteren. x ( pag. 50)
11.19 Spatbord voor demonteren
101345-10
– Schroeven 1 verwijderen. Spatbord voor afnemen.
– Erop letten dat de afstandsbussen blijven zitten.
11.20 Spatbord voor inbouwen
101345-10
– Erop letten dat de afstandsbussen in het spatbord zijn gemonteerd.
– Spatbord voor positioneren. Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Info
Let erop dat de uitsteeksels grijpen in het startnummerbord resp. koplamp-
kap
11.21 Schokdemper uitbouwen x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
101444-10
Hoofdwerk
– Schroef 1 verwijderen en het achterwiel met de achterbrug zover laten dalen dat
het achterwiel nog gedraaid kan worden. Achterwiel in deze positie vastzetten.
– Schroef 2 verwijderen, spatbescherming 3 opzij duwen en schokdemper verwijde-
ren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 56
11.22 Schokdemper inbouwen x
101444-11
Hoofdwerk
– Spatbescherming 1 opzij duwen en schokdemper positioneren. Schroef 2 monte-
ren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
boven
M12 80 Nm Loctite
®
2701
– Schroef 3 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
onder
M12 80 Nm Loctite
®
2701
Info
De zwenklager voor de schokdemper aan de achterbrug is gecoat met teflon.
Deze mag noch met vet noch met andere glijmiddelen worden ingesmeerd.
Smeermiddelen lossen de tefloncoating op waardoor de levensduur drastisch
wordt verlaagd.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.23 Zadel afnemen
101346-10
– Schroef 1 verwijderen.
– Het zadel achter optillen, naar achteren trekken en dan naar boven toe afnemen.
11.24 Zadel monteren
101347-01
– Zadel voor aan de flensbus van de brandstoftank vasthaken, achter neerlaten en
tegelijkertijd naar voren schuiven.
– Erop letten of het zadel goed vastzit.
– Schroef voor de bevestiging van het zadel monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.25 Afdekking luchtfilterbak demonteren
101445-10
– Afdekking van de luchtfilterbak in gedeelte A zijwaarts eraf trekken en naar voren
toe verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 57
11.26 Afdekking luchtfilterbak monteren
101446-10
– Afdekking luchtfilterbak in het achterste bereik A vasthaken en in het voorste
bereik B vastzetten.
11.27 Luchtfilter demonteren x
Aanwijzing
Beschadiging van de motor Ongefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
– Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een
hogere slijtage tot gevolg.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Voorwerk
– Afdekking luchtfilterbak demonteren. ( pag. 56)
101350-10
Hoofdwerk
– Beugel van de luchtfilterhouder 1 beneden losmaken en opzij zwenken. Luchtfilter
met luchtfilterhouder verwijderen.
– Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
11.28 Luchtfilter monteren x
101351-10
Hoofdwerk
– Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
– Luchtfilter in het bereik A invetten.
Duurzaam vet ( pag. 117)
101350-10
– Beide onderdelen samen erin zetten, positioneren en met de beugel van de luchtfil-
terhouder 1 vastzetten.
Info
Als het luchtfilter niet correct is gemonteerd kan er stof en vuil in de motor
terechtkomen en schade veroorzaken.
Nawerk
– Afdekking luchtfilterbak monteren. ( pag. 57)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 58
11.29 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
– Afdekking luchtfilterbak demonteren. ( pag. 56)
–
Luchtfilter demonteren. x ( pag. 57)
101352-01
Hoofdwerk
– Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 118)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
– Droog luchtfilter smeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 117)
– Luchtfilterbak reinigen.
– Controleren of de luchtinlaataansluiting niet is beschadigd en goed vastzit.
Nawerk
–
Luchtfilter monteren. x ( pag. 57)
– Afdekking luchtfilterbak monteren. ( pag. 57)
11.30 Luchtfilterbak afdichten x
401527-10
– Luchtfilterbak in gemarkeerd bereik A afdichten.
11.31 Einddemper uitbouwen
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Het uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
– Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
101353-10
– Veer 1 losmaken.
– Schroeven 2 verwijderen en einddemper afnemen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 59
11.32 Einddemper inbouwen
101353-11
– Einddemper monteren. Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
– Veer 2 vasthaken.
11.33 Glasvezelvulling einddemper vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Het uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
– Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
Info
In de loop van de tijd vervluchtigen de vezels van het isolatiemateriaal en verdwijnen naar buiten, de demper "brandt" uit.
Het geluidsniveau wordt hoger en daarnaast verandert de vermogensgrafiek.
Voorwerk
– Einddemper uitbouwen. ( pag. 58)
101425-10
Hoofdwerk
(Alle EXC‑F modellen)
– Schroeven 1 van de aansluitkap 2 verwijderen.
– Aansluitkap met geperforeerde buis, keerring 3 en glasvezelvulling 4 verwijde-
ren.
– Schroeven 5 verwijderen, eindkap 6 met keerring 7 en dempstofmat 8 ver-
wijderen.
– Onderdelen die weer worden ingebouwd reinigen en controleren op beschadi-
ging.
– Keerring op de eindkap monteren.
– Nieuwe dempstofmat op de eindkap monteren en met plakband vastzetten.
– Eindkap positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
– Keerring op aansluitkap monteren.
– Nieuwe glasvezelvulling over geperforeerde buis schuiven.
– Aansluitkap met glasvezelvulling in de einddemper monteren.
Info
Glasvezelvulling met een stomp gereedschap in de einddemper schui-
ven.
– Schroeven monteren en vastdraaien.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 60
101426-10
(XCF‑W)
– Schroeven 1 van de aansluitkap 2 verwijderen.
– Aansluitkap met geperforeerde buis, keerring 3 en glasvezelvulling 4 verwijde-
ren.
– Schroeven 5 verwijderen en eindkap 6 met keerring 7 eraf halen.
– Schroef 8 verwijderen binnenstuk 9 met dempstofmat bk eruit halen.
– Onderdelen die weer worden ingebouwd reinigen en controleren op beschadi-
ging.
– Nieuwe dempstofmat op het binnenstuk monteren en met plakband vastzetten.
– Binnenstuk met dempstofmat in de einddemper schuiven en met schroef vast-
zetten.
– Keerring op aansluitkap monteren.
– Nieuwe glasvezelvulling over geperforeerde buis schuiven.
– Aansluitkap met glasvezelvulling in de einddemper monteren.
Info
Glasvezelvulling met een stomp gereedschap in de einddemper schui-
ven.
– Schroeven monteren en vastdraaien.
– Keerring op de eindkap monteren.
– Eindkap positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Nawerk
– Einddemper inbouwen. ( pag. 59)
11.34 Brandstoftank demonteren x
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Voorwerk
– Zadel afnemen. ( pag. 56)
101354-10
Hoofdwerk
– Elektrische steekverbinding 1 van de brandstofpomp loskoppelen.
– Slang van de brandstoftankontluchting trekken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 61
101447-10
– Steekverbinding van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Binnenge-
drongen vuil verstopt het inspuitventiel!
– Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
– Waskappenset 2 monteren.
Waskappenset (81212016000)
101356-10
– Schroeven 3 met flensbussen en claxon verwijderen.
101357-10
– Schroef 4 met rubberbus verwijderen.
101358-01
– Beide spoilers naar de zijkant toe van de radiateurbevestiging trekken en brandstof-
tank naar boven toe verwijderen.
11.35 Brandstoftank monteren x
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 62
101357-11
Hoofdwerk
– Gaskabellegging controleren. ( pag. 66)
– Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant van de radiateurbeves-
tiging vasthaken.
– Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden beschadigd.
– Slang voor brandstoftankontluchting erop steken.
– Schroef 1 met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
101356-11
– Claxon positioneren, schroeven 2 met flensbussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
101448-10
– Elektrische steekverbinding 3 aansluiten.
– Steekverbinding van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Binnenge-
drongen vuil verstopt het inspuitventiel!
– Waskappenset verwijderen. Keerring smeren en steekverbinding 4 van de brand-
stofleiding verbinden.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van het uitlaatsysteem
leggen.
Nawerk
– Zadel monteren. ( pag. 56)
11.36 Kettingvervuiling controleren
400678-01
– Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
– Ketting reinigen. ( pag. 62)
11.37 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Smeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
– Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 63
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
400725-01
– Ketting regelmatig reinigen en vervolgens met kettingspray behandelen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 117)
Kettingspray offroad ( pag. 117)
11.38 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar door verkeerde kettingspanning.
– Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
101430-10
Hoofdwerk
– Ketting aan het einde van het onderste glijblok naar boven duwen en de ketting-
spanning A bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting 1 moet daarbij gespannen zijn.
Bij gemonteerde kettingbescherming moet de ketting minimaal tot de aan-
slag van de kettingbescherming B omhoog kunnen worden getrokken.
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 55… 58 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Kettingspanning instellen. ( pag. 63)
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.39 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar door verkeerde kettingspanning.
– Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 64
– Kettingspanning controleren. ( pag. 63)
101360-10
Hoofdwerk
– Moer 1 losdraaien.
– Moeren 2 losdraaien.
– Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3 links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55… 58 mm
Stelschroeven 3 links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner in dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkingen A. Zo
is het achterwiel correct is uitgelijnd.
– Moeren 2 vastdraaien.
– Controleren of de kettingspanners 4 tegen de stelschroeven 3 liggen.
– Moer 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners 4 kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.40 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
400227-01
Hoofdwerk
– Versnelling in vrij schakelen.
– Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel ingesleten zijn:
–
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor-
den vervangen.
400987-10
– Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven gewicht A trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor het meten van de ketting-
slijtage
10… 15 kg
– De afstand B van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Maximale afstand B op het langste
punt van de ketting
272 mm
» Als de afstand B groter is dan de opgegeven maat:
–
Ketting vervangen. x
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moet ook het ketting-
wiel en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel
en/of ketting-aandrijfwiel.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 65
401343-01
– Bovenste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
het bovenste glijblok bevindt:
–
Bovenste glijblok vervangen. x
– Controleren of het bovenste glijblok goed vastzit.
» Als het bovenste glijblok loszit:
– Bovenste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste glij-
blok
M6 6 Nm Loctite
®
243â„¢
401344-01
– Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
–
Onderste glijblok vervangen. x
– Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
– Onderste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
400985-01
– Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorzijde van de kettinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is versleten:
–
Kettinggeleiding vervangen. x
101361-01
– Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Wanneer de kettinggeleiding loszit:
– Kettinggeleiding vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 66
11.41 Kettinggeleiding instellen x
101362-10
– Moer van schroef 1 verwijderen.
– Schroeven 1 en 2 verwijderen. Kettinggeleiding verwijderen.
Voorwaarde
Aantal tanden kettingwiel: ≤ 44 tanden
– Moer 3 in boring A steken. Kettinggeleiding positioneren.
– Schroeven 1 en 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
– Moer aan schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Voorwaarde
Aantal tanden kettingwiel: ≥ 45 tanden
– Moer 3 in boring B steken. Kettinggeleiding positioneren.
– Schroeven 1 en 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
– Moer aan schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
11.42 Frame controleren x
401340-01
– Frame controleren op scheurvorming en vervorming.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking gescheurd of vervormd is:
–
Frame vervangen. x
Info
Een frame dat door een mechanisch krachtinwerking is beschadigd,
moet altijd worden vervangen. KTM staat niet toe dat frames worden
gerepareerd.
11.43 Achterbrug controleren x
401341-01
– Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
–
Achterbrug vervangen. x
Info
Een beschadigde achterbrug moet altijd worden vervangen. KTM
staat niet toe dat de achterbrug wordt gerepareerd.
11.44 Gaskabellegging controleren
Voorwerk
– Zadel afnemen. ( pag. 56)
–
Brandstoftank demonteren. x ( pag. 60)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 67
101449-10
Hoofdwerk
(XCF‑W)
– Gaskabellegging controleren.
Beide gaskabels moeten naast elkaar aan de achterkant van het stuur, boven
de brandstoftanklager, naar de regelklep gelegd zijn.
» Wanneer de gaskabellegging niet voldoet aan de voorgeschreven waarde:
– Gaskabellegging corrigeren.
Nawerk
–
Brandstoftank monteren. x ( pag. 61)
– Zadel monteren. ( pag. 56)
11.45 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
– Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en slijtage. Controle-
ren of de stuurcovers goed vastzitten.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of loszit:
– Rubberen stuurcovers vervangen en vastzetten.
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051) ( pag. 117)
11.46 Rubberen stuurcovers vastzetten
Voorwerk
– Rubberen stuurcovers controleren. ( pag. 67)
401198-01
Hoofdwerk
– Rubberen stuurcovers met borgdraad op twee punten vastzetten.
Borgdraad (54812016000)
Draadbuigtang (U6907854)
De in elkaar gedraaide draadeinden wijzen van de handvlakken weg en zijn
naar de rubberen stuurcover gebogen.
11.47 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
101638-10
– Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef 1 aan de grootte van
de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de koppelingshen-
del verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de koppelingshen-
del dichter bij het stuur.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 68
11.48 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
101365-10
– Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizon-
tale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
– Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenkant reser-
voir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 116)
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11.49 Vloeistof hydraulische koppeling verversen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
101365-10
– Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizon-
tale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
101450-10
– Ontluchtingsspuit 4 vullen met geschikte vloeistof.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 116)
– De ontluchtingsschroef 5 van de koppelingsactuator verwijderen en ontluchtings-
spuit 4 monteren.
101367-10
– Vervolgens spuit u zoveel vloeistof in het systeem totdat het er door de openin-
gen 6 van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.
– Tussendoor moet u de vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzuigen
zodat deze niet overloopt.
– Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
– Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan bovenkant reser-
voir
4 mm
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 69
11.50 Motorbescherming demonteren (EXC‑F AUS, EXC-F SIX DAYS)
101451-10
– Snelsluiting 1 tegen de klok in draaien, totdat deze losspringt. Motorbescherming
verwijderen.
11.51 Motorbescherming monteren (EXC‑F AUS, EXC-F SIX DAYS)
101452-10
– Motorbescherming achter aan frame vasthaken en vooraan naar boven zwenken.
– Snelsluiting 1 tot de aanslag met de klok mee draaien.
12 REMSYSTEEM 70
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als er geen vrije slag aan de remhendel aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de voorwielrem. De voor-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van de remhendel instellen volgens de voorgeschreven waarden.
101640-10
(Alle EXC‑F modellen)
– Remhendel naar het stuur drukken en vrije slag A controleren.
Vrije slag remhendel ≥ 3 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
– Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 70)
101639-10
(XCF‑W)
– Remhendel naar voren duwen en vrije slag A controleren.
Vrije slag remhendel ≥ 3 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
– Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 70)
12.2 Vrije slag remhendel instellen (Alle EXC‑F modellen)
101641-10
– Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 70)
– Vrije slag van de remhendel met de stelschroef 1 instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid wordt de vrije slag klei-
ner. Het drukpunt verwijdert zich van het stuur.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid wordt de vrije slag groter.
Het drukpunt komt dichter bij het stuur.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Uitgangspositie remhendel instellen (XCF‑W)
101641-10
– Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 70)
– Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef 1 aan de grootte van de
hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de remhendel ver-
der van het van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de remhendel dich-
ter bij het stuur.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12 REMSYSTEEM 71
12.4 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
– Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
A
A
400257-10
– De remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van de
remschijf overeenkomt met maat A.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde:
– Remschijf vervangen.
– Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
– Remschijf vervangen.
12.5 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
C00123-10
– Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
– Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Als het remvloeistofpeil onder de MIN‑markering is gedaald:
–
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x ( pag. 71)
12.6 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
– Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
– Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
12 REMSYSTEEM 72
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
101374-10
– Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
– Remvloeistof tot maat A vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A (remvloeistofpeil onder boven-
kant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 116)
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.7 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door versleten remplaketten.
– Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
101375-10
– Remplaketten op minimale plaketdikte A controleren.
Minimale plaketdikte A ≥ 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
–
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 72)
– Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
–
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 72)
12.8 Remplaketten voorwielrem vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
– Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
– Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
12 REMSYSTEEM 73
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
– In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.
De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem-
plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen-
komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
101374-11
– Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
– Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers terug te duwen.
Er mag geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir overlopen, indien nodig
afzuigen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuigers de remklauw niet
tegen de spaken worden geduwd.
101376-10
– Veerstekker 4 verwijderen, bout 5 eruit draaien en remplaketten verwijderen.
– Remklauw en remklauwhouder reinigen.
0
0
77
0
0
66
100397-01
– Controleren of het veerplaatje 6 in de remklauw en de glijplaat 7 in de remklauw-
houder goed vastzitten.
12 REMSYSTEEM 74
100398-10
– Remplaketten plaatsen, bout erin steken en veerstekker monteren.
– Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
101374-12
– Remvloeistofpeil corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A 5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 116)
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.9 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
101453-10
– Veer 1 losmaken.
– Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag A controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
–
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 74)
– Veer 1 vasthaken.
12.10 Uitgangspositie rempedaal instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
12 REMSYSTEEM 75
101454-10
– Veer 1 losmaken.
– Moer 4 losdraaien en met drukstang 5 terugdraaien totdat de maximale vrije slag
is bereikt.
– Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer 2
losmaken en schroef 3 draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
– Drukstang 5 zoveel draaien tot de vrije slag A bereikt is. Indien nodig uitgangspo-
sitie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
– Schroef 3 tegenhouden en moer 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer voetremhendelaanslag M8 20 Nm
– Drukstang 5 tegenhouden en moer 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
– Veer 1 vasthaken.
12.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
101379-10
– Voertuig rechtop zetten.
– Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Als in het kijkglas 1 een luchtbel te zien is:
–
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. x ( pag. 75)
12.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
– Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
– Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
12 REMSYSTEEM 76
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
101380-10
– Voertuig verticaal zetten.
– Schroefdop 1 met membraan 2 en keerring verwijderen.
– Remvloeistof tot markering A vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 116)
– Schroefdop met membraan en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.13 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door versleten remplaketten.
– Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
101381-10
– Remplaketten op minimale plaketdikte A controleren.
Minimale plaketdikte A ≥ 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
–
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x ( pag. 77)
– Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
–
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x ( pag. 77)
12 REMSYSTEEM 77
12.14 Remplaketten achterwielrem vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
– Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
– Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
– In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.
De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem-
plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen-
komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
101382-10
– Voertuig verticaal zetten.
– Schroefdeksel 1 met membraan 2 en keerring verwijderen.
– Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en controleren dat er geen remvloei-
stof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuiger de remklauw niet tegen
de spaken worden geduwd.
101383-10
– Veerstekker 3 verwijderen, bout 4 eruit draaien en remplaketten verwijderen.
– Remklauw en remklauwhouder reinigen.
12 REMSYSTEEM 78
100407-10
– Controleren of het veerplaatje 5 in de remklauw en de glijplaat 6 in de remklauw-
houder goed vastzitten.
101384-01
– Remplaketten plaatsen, bout erin steken en veerstekker monteren.
– Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
101380-10
– Remvloeistofpeil corrigeren tot markering A.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 116)
– Schroefdeksel 1 met membraan 2 en keerring verwijderen.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13 WIELEN, BANDEN 79
13.1 Voorwiel demonteren x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
101385-01
Hoofdwerk
– Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers terug te duwen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuigers de remklauw niet
tegen de spaken worden geduwd.
101386-10
– Schroef 1 verwijderen.
– Schroeven 2 losdraaien.
101387-10
– Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet gebruiken als het voorwiel is gedemonteerd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
101388-10
– Afstandsbussen 3 verwijderen.
13.2 Voorwiel inbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
101388-11
– Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de wiellager beschadigd en/of versleten is:
–
Wiellager vervangen. x
– Keerringen 1 en loopvlak A van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 117)
– Afstandsbussen erin zetten.
13 WIELEN, BANDEN 80
101386-11
– Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
– Schroef 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
– Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de remschijf liggen.
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
– Voorwielrem indrukken en voorvork enkele keren inveren zodat de vorkpoten worden
uitgelijnd.
– Schroeven 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
13.3 Achterwiel uitbouwen x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
101389-10
Hoofdwerk
– Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuiger terug te duwen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuiger de remklauw niet tegen
de spaken worden geduwd.
– Moer 1 verwijderen.
– Kettingspanner 2 afnemen. Steekas 3 alleen zover uittrekken, dat het achterwiel
naar voren kan worden geschoven.
– Achterwiel zover mogelijk vooruit schuiven. Ketting van het kettingwiel nemen.
– Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug
nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is uitgebouwd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
101390-10
– Afstandsbussen 4 verwijderen.
13.4 Achterwiel inbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
13 WIELEN, BANDEN 81
101390-11
Hoofdwerk
– Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de wiellager beschadigd en/of versleten is:
–
Wiellager vervangen. x
– Keerringen 1 en loopvlak A van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 117)
– Afstandsbussen erin zetten.
101391-10
– Achterwiel in de achterbrug opkrikken, positioneren en steekas 2 insteken.
– Ketting opleggen.
101392-10
– Kettingspanner 3 positioneren. Moer 4 monteren, maar nog niet vastdraaien.
– Controleren of de kettingspanners 3 tegen de stelschroeven 5 liggen.
– Kettingspanning controleren. ( pag. 63)
– Moer 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners 3 kunnen 180° worden gedraaid.
– Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
– De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het
rijden in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in de band zijn gaan zit-
ten en andere beschadigingen aan de banden te zien zijn:
– Banden vervangen.
– Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
13 WIELEN, BANDEN 82
Minimale profieldiepte ≥ 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
– Banden vervangen.
– Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de
banden en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding geken-
merkt. De eerste twee cijfers wijzen op de week van productie en de laatste
twee cijfers op het jaar van productie.
KTM adviseert de banden te wisselen, onafhankelijk van de daadwerkelijke
slijtage van de banden, uiterlijk echter na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
– Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
– Ventieldopje verwijderen.
– Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein
voor 1 bar
achter 1 bar
Bandenspanning straat (Alle EXC‑F modellen)
voor 1,5 bar
achter 1,5 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
– Bandenspanning corrigeren.
– Stofkap monteren.
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag door een verkeerde spaakspanning.
– Op een correcte spaakspanning letten. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Door een losse spaak komt het wiel uit balans, waardoor binnen korte tijd nog meer spaken los gaan zitten.
Als de spaken te vast zijn gespannen kunnen ze afbreken door lokale overbelasting.
De spaakspanning regelmatig controleren, vooral bij een nieuwe motorfiets.
400694-01
– Met de steel van een schroevendraaier kort op iedere spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de lengte en diameter van de spaak.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en dikte te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
Er moet een heldere toon hoorbaar zijn.
» Als de spaakspanning verschilt:
–
Spaakspanning corrigeren. x
– Aanhaalmoment van de spaken controleren.
13 WIELEN, BANDEN 83
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 5… 6 Nm
Spaaknippel achterwiel M5 5… 6 Nm
Momentsleutel met een set van diverse koppen (58429094000)
14 ELEKTRONICA 84
14.1 Accu demonteren x
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Accuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
– Houd accu's buiten bereik van kinderen.
– Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
– Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
– Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
– Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water
spoelen en een arts opzoeken.
Voorwerk
– Alle verbruikers uitschakelen en motor afzetten.
– Zadel afnemen. ( pag. 56)
101393-10
Hoofdwerk
– Minkabel 1 van de accu loskoppelen.
– Pluspoolafdekking 2 terugtrekken en pluskabel van de accu loskoppelen.
– Rubberband 3 beneden losmaken.
– Accu naar boven toe verwijderen.
14.2 Accu monteren x
101645-10
Hoofdwerk
– Accu met de polen naar voren in het accuvak plaatsen.
Accu (YTX4L-BS) ( pag. 111)
– Rubberband 1 vasthaken.
– Pluskabel 2 en minkabel 3 aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Info
De contactringen A moeten tussen de schroeven 4 en kabelschoenen 5
met de klauwen omlaag worden gemonteerd.
– Pluspoolafdekking 6 over de pluspool schuiven.
Nawerk
– Zadel monteren. ( pag. 56)
14.3 Accu laden x
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Accuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
– Houd accu's buiten bereik van kinderen.
– Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
– Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
– Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
– Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water
spoelen en een arts opzoeken.
14 ELEKTRONICA 85
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Onderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
– Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. De accu afgeven bij uw KTM-
distributeur of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor
verliest de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in ontladen toestand treden er diepteontlading en sulftatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de
accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Voorwerk
– Alle verbruikers uitschakelen en motor afzetten.
– Zadel afnemen. ( pag. 56)
– Minkabel van de accu loskoppelen, om te voorkomen dat de boordelektronica
beschadigt.
400240-10
Hoofdwerk
– Acculader op de accu aansluiten. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu
en dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Deksel 1 in geen geval verwijderen.
Accu laden met maximaal 10 % van de capaciteit, die op het accuhuis 2 is
aangegeven.
– Acculader na het laden uitschakelen. Accu aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Nawerk
– Zadel monteren. ( pag. 56)
14.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brand Door het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
– Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig beveiligd. Deze bevindt zich in het startrelaishuis onder
het luchtfilterbakafdekking.
Voorwerk
– Alle verbruikers uitschakelen en motor afzetten.
– Afdekking luchtfilterbak demonteren. ( pag. 56)
14 ELEKTRONICA 86
101395-10
Hoofdwerk
– Schroef 1 verwijderen.
101396-10
– Achterbekleding 2 iets optillen en startrelais 3 van de houder trekken.
101397-10
– Beschermkappen 4 verwijderen.
– Defecte hoofdzekering 5 verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 6.
– Nieuwe hoofdzekering erin zetten.
Zekering (58011109120) ( pag. 111)
– Werking van de elektrische installatie controleren.
Tip
Nieuwe reservezekering plaatsen, zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
– Beschermkappen erop steken.
– Startrelais op de houder steken en kabel leggen.
– Achterbekleding positioneren. Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
– Afdekking luchtfilterbak monteren. ( pag. 57)
14.5 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het zadel.
Voorwerk
– Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
– Zadel afnemen. ( pag. 56)
101398-10
Hoofdwerk
– Zekeringenblokdeksel 1 openen.
14 ELEKTRONICA 87
101497-10
– Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 10 A - EFI-besturingsunit
Zekering 2 - 10 A - brandstofpomp
Zekering 3 - 10 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achterlicht, nummerplaatver-
lichting
Zekering 4 - 10 A - claxon, remlicht, richtingaanwijzer, radiateurventilator (optio-
neel)
Zekering 5 - niet in gebruik
Zekeringen res - 10 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad A.
Waarschuwing
Gevaar voor brand Door het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elek-
trisch systeem overbelast raken.
– Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères.
Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
– Reservezekering van de juiste sterkte plaatsen.
Borging (58011109110) ( pag. 111)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u
hebt als het nodig is.
– Controleren of de stroomverbruiker werkt.
– Zekeringenblokdeksel sluiten.
Nawerk
– Zadel monteren. ( pag. 56)
14.6 Zekering radiateurventilator vervangen (EXC-F SIX DAYS)
Waarschuwing
Gevaar voor brand Door het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
– Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Voorwerk
– Zadel afnemen. ( pag. 56)
–
Brandstoftank demonteren. x ( pag. 60)
101473-10
Hoofdwerk
– Beschermkap verwijderen.
Info
De zekering 1 van de radiateurventilator bevindt zich in de buurt van de
rechter radiateur.
– Defecte zekering verwijderen.
– Nieuwe zekering erin zetten.
Zekering (58011109105) ( pag. 111)
Info
Een defecte zekering alleen vervangen door een gelijkwaardige zekering.
– Beschermkap monteren.
Nawerk
–
Brandstoftank monteren. x ( pag. 61)
– Zadel monteren. ( pag. 56)
14 ELEKTRONICA 88
14.7 Koplampkap met koplamp uitbouwen
101401-10
– Alle elektrische gebruikers uitschakelen.
– Schroef 1 verwijderen en klem afnemen.
– Rubberband 2 losdraaien. Koplampkap naar boven schuiven en naar voren zwen-
ken.
C00124-11
– Elektrische steekverbinding 3 verbreken en koplampkap met koplamp afnemen.
14.8 Koplampkap met koplamp inbouwen
C00124-10
Hoofdwerk
– Elektrische steekverbinding 1 aansluiten.
101401-11
– Koplampkap positioneren en met rubberband 2 vastzetten.
Info
Erop letten dat de uitsteeksels goed in het spatbord grijpen.
– Remkabel en kabelboom positioneren. Klem opzetten, schroef 3 monteren en vast-
draaien.
Nawerk
– Koplampstand controleren. ( pag. 90)
14.9 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflector Verminderde werking van de verlichting.
– Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij hou-
den.
Voorwerk
– Koplampkap met koplamp uitbouwen. ( pag. 88)
14 ELEKTRONICA 89
101403-10
Hoofdwerk
– Rubber dop 1 met de daaronder liggende lampfitting tot de aanslag tegen de klok
draaien en optillen.
– Lampfitting 2 van het zijlicht uit de reflector trekken.
100862-10
– Koplamp 3 licht in de lampfitting drukken tot de aanslag tegen de klok in draaien
en uittrekken.
– Nieuw lamp in koplamp plaatsen.
Koplamp (S2 / sokkel BA20d) ( pag. 111)
– Rubber dop met de lampfitting in de reflector plaatsen en tot de aanslag met de
klok mee draaien.
Info
Erop letten dat de keerring 4 goed zit.
– Lampfitting van het zijlicht in de reflector steken.
Nawerk
– Koplampkap met koplamp inbouwen. ( pag. 88)
– Koplampstand controleren. ( pag. 90)
14.10 Knipperlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflector Verminderde werking van de verlichting.
– Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij hou-
den.
101722-10
Hoofdwerk
(Alle EXC‑F modellen)
– Schroef aan achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
– Diffusorplaat 1 voorzichtig verwijderen.
– De oranje kap 2 in de buurt van de uitsteeksel samenduwen en verwijderen.
– Knipperlichtlamp zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in
draaien en uit de fitting trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij houden.
– Nieuwe knipperlichtlamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok mee
draaien tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (R10W / sokkel BA15s) ( pag. 111)
– Oranje kap monteren.
– Diffusorplaat positioneren.
– Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de schroef met een
kleine ruk vergrendelt in schroefgang. Schroef licht vastdraaien.
Nawerk
– Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
14 ELEKTRONICA 90
14.11 Koplampstand controleren
0
0
AA
0
0
BB
400726-10
– Voertuig op een vlakke ondergrond voor een lichte muur zetten en ter hoogte van
het midden van de koplamp een markering aanbrengen.
– Nog een markering op afstand B onder de eerste markering aanbrengen.
Voorgeschreven waarde
Afstand B 5 cm
– Voertuig op afstand A rechtop voor de muur zetten.
Voorgeschreven waarde
Afstand A 5 m
– Nu gaat de bestuurder op de motorfiets zitten.
– Dimlicht inschakelen.
– Koplampstand controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met bestuurder die
gereed is om te rijden precies op de onderste markering liggen.
» Als de grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
– Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 90)
14.12 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
– Koplampstand controleren. ( pag. 90)
101404-10
Hoofdwerk
– Schroef 1 losdraaien.
– Door zwenken van de koplamp de lichtbundelbreedte instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met bestuurder die
gereed is om te rijden precies op de onderste markering (aangebracht bij:
Koplampstand controleren) liggen.
Info
Bij een gewichtsverandering kan het zijn dat de lichtbundelbreedte gecorri-
geerd moet worden.
– Schroef 1 vastdraaien.
14.13 Accu tachometer vervangen
Voorwerk
– Koplampkap met koplamp uitbouwen. ( pag. 88)
101405-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 verwijderen.
– Tachometer naar boven toe uit de houder trekken.
101406-10
– Sluitdop 2 met een met een munt tot de aanslag tegen de klok in draaien en ver-
wijderen.
– Accu tachometer 3 verwijderen.
– Nieuwe accu plaatsen met het opschrift naar boven.
Batterij van tachometer (CR 2430) ( pag. 111)
– Controleren of de keerring van de sluitdop goed zit.
14 ELEKTRONICA 91
101407-10
– Sluitdop 2 positioneren en met een munt tot de aanslag met de klok mee draaien.
– Een willekeurige knop op de tachometer indrukken.
De tachometer schakelt in.
– Tachometer in de houder positioneren.
– Schroeven met schijven monteren en vastdraaien.
Nawerk
– Koplampkap met koplamp inbouwen. ( pag. 88)
– Koplampstand controleren. ( pag. 90)
– Kilometer of mijl instellen. ( pag. 17)
– Tachometerfuncties instellen. ( pag. 18)
– Tijd instellen. ( pag. 18)
15 KOELSYSTEEM 92
15.1 Koelsysteem
101455-10
Door de waterpomp 1 in de motor is er een gedwongen circulatie van het koelmiddel.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep
in de radiateurdop 2. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan
zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen de
koelwerking.
(EXC-F SIX DAYS)
Er vindt extra koeling plaats via de radiateurventilator. Deze wordt aangestuurd via
een thermoschakelaar.
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
– Motorfiets rechtop zetten op een vlakke ondergrond.
– Radiateurdop verwijderen.
– Antivries van het koelmiddel controleren.
−25… −45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
– Antivries van het koelmiddel corrigeren.
– Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil A boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 115)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 115)
– Radiateurdop monteren.
15 KOELSYSTEEM 93
15.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
– Motorfiets rechtop zetten op een vlakke ondergrond.
– Radiateurdop verwijderen.
– Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil A boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 115)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 115)
– Radiateurdop monteren.
15.4 Koelmiddel aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
101456-10
– Motorfiets rechtop zetten.
– Geschikte bak onder het waterpompdeksel klaarzetten.
– Schroef 1 verwijderen. Radiateurdop 2 verwijderen.
– Koelmiddel volledig laten uitlopen.
– Schroef 1 met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
15 KOELSYSTEEM 94
15.5 Koelmiddel vullen x
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
101457-10
– Controleren of de schroef 1 vastgedraaid.
– Motorfiets verticaal zetten.
– Koelmiddel vullen tot maat A via de radiateurlamellen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 115)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
( pag. 115)
– Radiateurdop monteren.
– Een korte proefrit maken.
– Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 93)
16 MOTOR AFSTELLEN 95
16.1 Gaskabelspeling controleren
400192-10
– Controleren of de gashendel soepel beweegt.
– Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de speling
van de gaskabel bepalen.
Speling gaskabel 3… 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
–
Gaskabelspeling instellen. x ( pag. 95)
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
– Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationaire toerental mag daarbij niet veranderen.
» Als het stationair toerental verandert:
–
Gaskabelspeling instellen. x ( pag. 95)
16.2 Gaskabelspeling instellen x
Voorwerk
– Zadel afnemen. ( pag. 56)
–
Brandstoftank demonteren. x ( pag. 60)
– Gaskabellegging controleren. ( pag. 66)
101458-10
Hoofdwerk
– Stuur in rechtuitstand zetten.
– Manchetten 1 terugschuiven.
– Moer 2 losdraaien. Stelschroef 3 helemaal indraaien.
– Moer 4 losdraaien. Stelschroef 5 zo draaien, dat bij de gashendel de gaskabelspe-
ling aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3… 5 mm
– Moer 4 vastdraaien.
– Gashendel in de gesloten eindstand drukken en ingedrukt houden. Stelschroef 3
uitdraaien, tot de bowdenkabel 6 geen speling meer heeft.
– Moer 2 vastdraaien.
– Manchetten 1 erop schuiven. Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Nawerk
–
Brandstoftank monteren. x ( pag. 61)
– Zadel monteren. ( pag. 56)
– Gaskabelspeling controleren. ( pag. 95)
16 MOTOR AFSTELLEN 96
16.3 Stationair toerental instellen x
L00005-01
– Motor warm rijden en regelschroef 1 voor het stationaire toerental tot de aanslag
indrukken.
– Door te draaien aan de regelschroef het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 2.050… 2.150 1/min
Info
Draaien tegen de klok in verhoogt het stationaire toerental.
Draaien met de klok mee verlaagt het stationaire toerental.
16.4 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
00
0
AA
400692-10
– In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand A meten tussen de boven-
kant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot boven-
kant laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
–
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. x ( pag. 96)
16.5 Uitgangspositie versnellingshendel instellen x
101459-10
– Schroef 1 verwijderen en versnellingshendel 2 eraf halen.
101460-10
– Tanden A van versnellingshendel en schakelas reinigen.
– Versnellingshendel in de gewenste stand op de schakelas steken en de tanden laten
grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
– Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243â„¢
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 97
17.1 Brandstofzeef vervangen x
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
L00008-10
– Steekverbinding 1 van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Binnenge-
drongen vuil verstopt het inspuitventiel!
– Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
– Brandstofzeef 2 uit het aansluitstuk trekken.
– Nieuwe brandstofzeef tot de aanslag in het aansluitstuk schuiven.
– Steekverbinding van de brandstofleiding verbinden.
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
– Motor starten en respons controleren.
17.2 Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil kan worden gecontroleerd bij een koude en warme motor.
Voorwerk
– Motorfiets rechtop zetten op een vlakke ondergrond.
101461-10
Voorwaarde
Motor is koud.
– Motoroliepeil controleren.
De motorolie komt tot het midden van het kijkglas A.
» Als de motorolie niet tot het midden van het kijkglas komt:
– Motorolie bijvullen. ( pag. 100)
Voorwaarde
Motor is warm.
– Motoroliepeil controleren.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 98
Info
Na het uitzetten van de motor een minuut wachten en dan pas controle-
ren.
De motorolie bevindt zich tussen het midden A en de bovenkant B van het
kijkglas.
» Als de motorolie niet tot het midden van het kijkglas A komt:
– Motorolie bijvullen. ( pag. 100)
17.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Tijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water hou-
den.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorolie moet bij warme motor worden afgetapt.
Voorwerk
(EXC‑F AUS, EXC-F SIX DAYS)
– Motorbescherming demonteren. ( pag. 69)
– Motorfiets op horizontale ondergrond zetten.
101462-10
Hoofdwerk
– Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
– Olieaftapschroef 1 met magneet en pakking verwijderen.
– Sluitschroef 2 met korte oliezeef verwijderen.
101464-10
– Sluitschroef 3 met lange oliezeef 4 verwijderen.
101468-10
– Schroeven 5 verwijderen. Oliefilterdop met keerring verwijderen.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 99
101469-10
– Oliefilter 6 uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
– Motorolie volledig laten uitlopen.
– Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
101467-10
– Olieaftapschroef 1 met magneet en nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
100944-10
– Korte oliezeef 2 in de sluitschroef steken en met keerring monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef kort M16x1,5 10 Nm Geolied met
motorolie
101465-10
– Lange oliezeef 4 met keerringen op een pijpsleutel schuiven.
Info
De grotere binnendiameter van de oliezeef moet naar het motorhuis zijn
gericht.
– Pijpsleutel door de opening in de boring van de tegenoverliggende motorhuiswand
steken en de oliezeef tot de aanslag in het motorhuis schuiven.
– Sluitschroef met keerringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef lang M20x1,5 15 Nm
101470-10
– Motorfiets op zijkant leggen en oliefilterhuis ongeveer ⅓ vullen met motorolie.
– Oliefilter 6 met motorolie vullen en in het oliefilterhuis steken.
– Keerring van oliefilterdop oliën en met oliefilterdop 7 monteren.
– Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdeksel M5 6 Nm
– Motorfiets rechtop zetten.
101471-10
– Olievulschroef 8 met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie
vullen, totdat deze tot de bovenrand van het kijkglas komt.
Motorolie 1,20 l Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 115)
Alternatieve
motorolie, voor
zwaardere
gebruiksomstan-
digheden en
verhoging van het
vermogen
Motorolie (SAE
10W/60)
(00062010035)
( pag. 115)
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 100
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige
slijtage van de motor.
– Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
– Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
(EXC‑F AUS, EXC-F SIX DAYS)
– Motorbescherming monteren. ( pag. 69)
– Motoroliepeil controleren. ( pag. 97)
17.4 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
101472-10
– Olievulschroef 1 met keerring aan koppelingsdeksel verwijderen.
– Dezelfde motorolie bijvullen, die ook bij de motorolieverversing is gebruikt.
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 115)
Alternatief 1
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 115)
Info
Het mengen van verschillende soorten motorolie wordt afgeraden omdat de
motorolie dan niet de volle werking bereikt.
We adviseren de olie te verversen als das nodig is.
– Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
– Motor starten en controleren op lekkage.
18 REINIGING, ONDERHOUD 101
18.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schade Beschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
– Bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger, de waterstraal niet direct op de elektrische componenten, stekkers,
bowdenkabels, lagers etc. richten. Een minimale afstand van 60 cm tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component
aanhouden. Een te hoge druk kan storingen veroorzaken of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Voorkomen dat de motorfiets tijdens het reinigen wordt blootgesteld aan directe zonnestralen.
401061-01
– Uitlaatsysteem afsluiten, om het indringen van water te voorkomen.
– Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
– Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspui-
ten en daarna behandelen met een kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 117)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met
water afspoelen.
– Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
– Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door nat of vervuild rem-
systeem.
– Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
– Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtemperatuur heeft
bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen
van de motor en het remsysteem.
– Nadat de motorfiets is afgekoeld, alle glij- en lagerpunten smeren.
– Ketting reinigen. ( pag. 62)
– Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsys-
teem) behandelen met een antiroestmiddel.
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 117)
– Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild rei-
nigingsmiddel.
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunst-
stof oppervlakken ( pag. 118)
18 REINIGING, ONDERHOUD 102
18.2 Controle en onderhoud voor rijden in winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom
moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als het voertuig op wegen met strooizout is gebruikt moet deze na het rijden met koud water worden gereinigd. Warm water zou
de zoutwerking versterken.
401060-01
– Motorfiets reinigen. ( pag. 101)
– Remsysteem reinigen.
Info
Na IEDERE rit op met zout bestrooide wegen moeten de remklauwen en de
remplaketten in afgekoelde en gemonteerde toestand grondig met koud
water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de motorfiets grondig met
koud water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
– Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen (m.u.v. de rem-
schijven) worden behandeld met een antiroestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtkomen, omdat daar-
door de remwerking sterk wordt verminderd.
– Ketting reinigen. ( pag. 62)
19 STALLING 103
19.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen eerst controleren of alle onderdelen werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaam-
heden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages).
Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
– Motorfiets reinigen. ( pag. 101)
–
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. x ( pag. 98)
– Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 92)
– Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bij-
mengen.
Brandstofadditief ( pag. 117)
– Bandenspanning controleren. ( pag. 82)
–
Accu demonteren. x ( pag. 84)
–
Accu laden. x ( pag. 84)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur accu zonder directe
blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
– Voertuig op een droge plaats stallen, waar hij niet blootstaat aan grote temperatuur-
schommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
– De motorfiets dekt u het beste met een luchtdoorlatend zeil of een deken af. In
geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er dan
geen vocht kan ontsnappen en er roestvorming ontstaat.
Info
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te
laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, con-
denseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de
kleppen en uitlaat gaan roesten.
19.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
–
Accu monteren. x ( pag. 84)
– Brandstof tanken. ( pag. 34)
– Voor iedere inbedrijfname controle en onderhoud uitvoeren. ( pag. 31)
– Een proefrit maken.
20 FOUTEN OPSPOREN 104
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait niet door (e-starter) Bedieningsfouten – Stappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 31)
Accu leeg –
Accu laden. x ( pag. 84)
–
Laadspanning controleren. x
–
Ruststroom controleren. x
–
Statorwikkeling van dynamo controleren. x
Hoofdzekering doorgesmolten – Hoofdzekering vervangen. ( pag. 85)
Startrelais defect –
Startrelais controleren. x
Startmotor defect –
Startmotor controleren. x
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten – Stappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 31)
Koppeling van de brandstofslangver-
binding niet aangesloten
– Brandstofslangverbinding verbinden.
Zekering 1 doorgesmolten – Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 86)
Zekering 2 doorgesmolten – Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 86)
Stationaire toerental verkeerd inge-
steld
–
Stationair toerental instellen. x ( pag. 96)
Bougie verzopen of nat – Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver-
vangen.
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
– Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,8 mm
Ontstekingssysteem defect –
Ontstekingssysteem controleren. x
Ontstekingskabel in de kabeloom ver-
sleten, stopknop en/of noodstopknop
defect
– Kabelboom controleren. (Visuele controle)
– Het elektrisch systeem controleren.
Stekker van EFI-besturingsunit,
impulsgever of bobine geoxideerd
– Stekker reinigen en met contactspray behande-
len.
Fout in brandstof-inspuitsysteem – Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Motor start niet Fout in brandstof-inspuitsysteem – Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Ontstekingssysteem defect –
Bobine – secundaire wikkeling controleren. x
–
Bougiedop controleren. x
–
Statorwikkeling van dynamo controleren. x
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild –
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x
( pag. 58)
Brandstoffilter sterk vervuild –
Brandstoffilter vervangen. x
Fout in brandstof-inspuitsysteem – Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
– Controleer het uitlaatsysteem op beschadiging.
– Glasvezelvulling van de einddemper vervan-
gen. x ( pag. 59)
Te weinig klepspeling –
Klepspeling instellen. x
Ontstekingssysteem defect –
Bobine – secundaire wikkeling controleren. x
–
Bougiedop controleren. x
–
Statorwikkeling van dynamo controleren. x
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof – Brandstof tanken. ( pag. 34)
Zekering 1 doorgesmolten – Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 86)
Zekering 2 doorgesmolten – Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 86)
20 FOUTEN OPSPOREN 105
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem – Koelsysteem controleren op lekkage.
– Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 93)
Te weinig rijwind – Motor afzetten als hij stilstaat.
Koelerlamellen sterk vervuild – Koelerlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem –
Koelmiddel aftappen. x ( pag. 93)
–
Koelmiddel vullen. x ( pag. 94)
Radiateurslang geknikt –
Radiateurslang vervangen. x
Thermostaat defect –
Thermostaat controleren. x
Voorgeschreven waarde
Openingstemperatuur: 70 °C
Defect aan radiateurventilatiesysteem
(EXC-F SIX DAYS)
– Zekering radiateurventilator controleren.
– Zekering 4 controleren.
–
Radiateurventilator controleren. x
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt
of knippert
Fout in brandstof-inspuitsysteem – Motorfiets stoppen en met behulp van de knip-
percode het defecte onderdeel identificeren.
Info
Zie knippercode
– Kabels op beschadiging en de elektrische
steekverbindingen op roestvorming en
beschadiging controleren.
– Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
– Ontluchtingsslang knikvrij leggen en indien
nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog – Motoroliepeil controleren. ( pag. 97)
Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
– Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeven reinigen. x ( pag. 98)
Zuigers resp. cilinders versleten –
Zuiger/cilinder - inbouwspeling bepalen. x
Accu leeg Accu wordt niet opgeladen door de
dynamo
–
Laadspanning controleren. x
–
Statorwikkeling van dynamo controleren. x
Ongewilde stroomverbruikers –
Ruststroom controleren. x
Tachowaarden gewist (tijd, chronome-
ter, rondetijden)
De batterij in de tachometer is leeg – Accu tachometer vervangen. ( pag. 90)
Groot licht, dimlicht, zijlicht, ach-
terlicht en nummerplaatverlichting
werken niet
Zekering 3 doorgesmolten – Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 86)
Tachometer, claxon, remlicht, rich-
tingaanwijzer en radiateurventilator
(optioneel) werken niet
Zekering 4 doorgesmolten – Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 86)
21 KNIPPERCODE 106
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
02 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Impulsgever - storing in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
06 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te laag
Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
09 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te laag
Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
12 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
13 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor inlaatlucht - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor inlaatlucht - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
15 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Hellinghoeksensor (A/D type) - ingangsignaal te laag
Hellinghoeksensor (A/D type) - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
17 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout
EXC‑F EU, EXC-F SIX DAYS
Lambdasonde 1, cilinder sonde 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
33 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep cilinder 1 - storing in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
37 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 1, cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
41 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpompregeling - onderbreking/kortsluiting met massa
Brandstofpompregeling - ingangsignaal te laag
21 KNIPPERCODE 107
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
45 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout
EXC‑F EU, EXC-F SIX DAYS
Verwarming lambdasonde cilinder 1, sonde 1 - onderbreking / kortsluiting met massa
EXC‑F EU, EXC-F SIX DAYS
Verwarming lambdasonde cilinder 1, sonde 1 - ingangsignaal te hoog
22 TECHNISCHE GEGEVENS 108
22.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt ottomotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 248,60 cm³
Slag 54,80 mm
Boring 76 mm
Compressie 13,2:1
Stationair toerental 2.050… 2.150 1/min
Distributie DOHC, 4 kleppen aangestuurd met nokvolger, aandrijving met
tandketting
Klepdiameter inlaat 30,0 mm
Klepdiameter uitlaat 26,0 mm
Klepspeling
Uitlaat bij: 20 °C 0,12… 0,17 mm
Inlaat bij: 20 °C 0,10… 0,15 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Bronzen bus
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 olieschraapveer
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 2 rotorpompen
Primaire overbrenging 22:68
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 13:33
2e versnelling 17:33
3e versnelling 19:29
4e versnelling 23:28
5e versnelling 23:23
6e versnelling 26:22
Dynamo
Licht- en laadspoel 12 V, 168 W
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging, type Kokusan
Bougie NGK CR 9 EKB
Elektrodenafstand bougie 0,8 mm
Radiateur Vloeistofkoeling permanente circulatie van het koelmiddel door
waterpomp
Starthulp E-starter / kickstarter
22.2 Aanhaalmomenten motor
Olievernevelaar voor dynamokoeling M4 2 Nm
Loctite
®
243â„¢
Olievernevelaars naar drijfstangla-
gersmering controleren
M4 2 Nm
Loctite
®
243â„¢
Sproeier luchttoevoer krukhuis M4 2 Nm
Loctite
®
243â„¢
Olievernevelaar voor de smering van de
nokvolger
M5 4 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef impulsgever M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef oliefilterdeksel M5 6 Nm –
Schroef oliepompdeksel M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef stator M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef aanslagstuk kickstarter M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
22 TECHNISCHE GEGEVENS 109
Schroef afdekplaat kleppendeksel M6 3 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef cilinderkop M6 10 Nm –
Schroef deksel koppelbegrenzer M6 10 Nm –
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm –
Schroef kabelaansluiting startmotor M6 4 Nm –
Schroef klepdeksel M6 10 Nm –
Schroef koppelingdeksel M6 10 Nm –
Schroef koppelingscilinder M6 10 Nm –
Schroef koppelingsveer M6 10 Nm –
Schroef lagerborging M6 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef motorbehuizing M6 10 Nm –
Schroef spannergeleider distributieket-
ting
M6 8 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef startmotor M6 10 Nm –
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef uitvalbeveiliging distributieket-
ting
M6 8 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm –
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M6x0,75 4 Nm
Loctite
®
243â„¢
Moer nokaslagerplaat M7 15 Nm Geolied met motorolie
Schroef nokaslagerplaat M7 15 Nm Geolied met motorolie
Tapeind nokkenaslagerplaat M7 2 Nm
Loctite
®
243â„¢
Afsluitschroef krukasbevestiging M8 20 Nm –
Schroef distributiekettinggeleider M8 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef kickstarter M8 25 Nm
Loctite
®
243â„¢
Bougie M10 10… 12 Nm –
Schroef cilinderkop M10 Draaivolgorde:
Diagonaal vastdraaien,
beginnend bij de
achterste schroef aan de
distributiekettingschacht.
1e niveau
40 Nm
2e niveau
50 Nm
Geolied met motorolie
Schroef ketting-aandrijfwiel M10 60 Nm
Loctite
®
243â„¢
Olieaanzuigbuis M10x1 2 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef ontgrendeling voor distributie-
kettingspanner
M10x1 10 Nm –
Schroef rotor M10x1 70 Nm Schroefdraad met motorolie
ingesmeerd / conus ingevet
Schroef nokkenastandwiel M12x1 80 Nm
Loctite
®
243â„¢
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm –
Sluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm –
Temperatuursensor koelmiddel M12x1,5 12 Nm –
Sluitschroef SLS M16 15 Nm –
Sluitschroef oliezeef kort M16x1,5 10 Nm Geolied met motorolie
Moer koppelingmeenemer M18x1,5 100 Nm
Loctite
®
243â„¢
Moer primair tandwiel M18LHx1,5 130 Nm
Loctite
®
243â„¢
Sluitschroef oliezeef lang M20x1,5 15 Nm –
Sluitschroef distributiekettingspanner M24x1,5 25 Nm –
22 TECHNISCHE GEGEVENS 110
22.3 Vulhoeveelheden
22.3.1 Motorolie
Motorolie 1,20 l Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 115)
Alternatieve motorolie, voor
zwaardere gebruiksomstandig-
heden en verhoging van het
vermogen
Motorolie (SAE 10W/60)
(00062010035)
( pag. 115)
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 115)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 115)
22.3.3 Brandstof
Brandstoftankinhoud totaal ca.
(Alle EXC‑F modellen)
9 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 115)
Brandstoftankinhoud totaal ca.
(XCF‑W)
8,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 115)
Brandstofreserve ca. 1,5 l
22.4 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork (EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W) WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA PA
Voorvork (EXC-F SIX DAYS) WP Suspension Up Side Down 4860 4CS
Veerweg (EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W)
voor 300 mm
Veerweg (EXC-F SIX DAYS)
voor 292 mm
Veerweg
achter 335 mm
Vorksprong 20 mm
Schokdemper WP Suspension PDS 5018 DCC
Remsysteem Schijfremmen, remklauwen vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning terrein
voor 1 bar
achter 1 bar
Bandenspanning straat (Alle EXC‑F modellen)
voor 1,5 bar
achter 1,5 bar
Secundaire overbrenging (Alle EXC‑F modellen) 14:50 (13:50)
Secundaire overbrenging (XCF‑W) 13:50
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 38, 40, 42, 45, 48, 49, 50, 51, 52
Balhoofdhoek 63,5°
Wielstand 1.482±10 mm
Zadelhoogte onbelast 970 mm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 111
Los van de bodem, onbelast 345 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (Alle EXC‑F modellen) 107,5 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (XCF‑W) 106 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
22.5 Elektronica
Accu YTX4L-BS Spanning: 12 V
Nominale capaciteit: 3 Ah
Onderhoudsvrij
Batterij van tachometer CR 2430 Batterijspanning: 3 V
Zekering 58011109105 5 A
Borging 58011109110 10 A
Zekering 58011109120 20 A
Koplamp S2 / sokkel BA20d 12 V
35/35 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Controlelampjes (Alle EXC‑F modellen) W2,3W / sokkel W2x4,6d 12 V
2,3 W
Richtingaanwijzer (Alle EXC‑F modellen) R10W / sokkel BA15s 12 V
10 W
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting (Alle EXC‑F
modellen)
W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
22.6 Banden
Geldigheid Band vooraan Band achteraan
(Alle EXC‑F modellen) 80/100 - 21 M/C 51M TT
MAXXIS MAXX CROSS SI M7311
120/90 - 18 M/C 65R TT
MAXXIS MAXX ENDURO M7314
(XCF‑W) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX51
100/100 - 18 59M TT
Dunlop GEOMAX MX51
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
22.7 Voorvork
22.7.1 EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W
Artikelnummer voorvork 14.18.7L.63
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA PA
Ingaande demping
Comfort 22 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 18 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 16 klikken
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 1 omwenteling
Standaard 2 omwentelingen
Sport 2 omwentelingen
Veerlengte met voorspanbus(sen)
22 TECHNISCHE GEGEVENS 112
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 513 mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 513 mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 513 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,0 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,4 N/mm
Lengte voorvork 940 mm
Lengte luchtkamer 110
+10
−20
mm
Voorvorkolie per vorkpoot 625 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 116)
22.7.2 EXC-F SIX DAYS
Artikelnummer voorvork 24.18.7M.63
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 4CS
Ingaande demping
Comfort 24 klikken
Standaard 22 klikken
Sport 16 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 18 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 470 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,0 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,4 N/mm
Vorklengte 932 mm
Oliehoeveelheid per vorkpoot 607 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 116)
22.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 12.18.7L.63
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1) ( pag. 116)
Schokdemper WP Suspension PDS 5018 DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omwentelingen
Standaard 1,5 omwentelingen
Sport 1,25 omwentelingen
Uitgaande demping
Comfort 28 klikken
Standaard 24 klikken
Sport 22 klikken
Veervoorspanning
Comfort 7 mm
Standaard 7 mm
Sport 7 mm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 113
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 66 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 69 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 72 N/mm
Veerlengte 250 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 33… 35 mm
Dynamische veerweg 105… 115 mm
Inbouwlengte 417 mm
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef brandstofpomp EJOT PT
®
3 Nm –
Spaaknippel voorwiel M4,5 5… 6 Nm –
Schroef accupool M5 2,5 Nm –
Schroef spoiler aan brandstoftank
(XCF‑W)
M5x12 1,5 Nm –
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm –
Schroef temperatuursensor inlaatlucht M5 2 Nm –
Spaaknippel achterwiel M5 5… 6 Nm –
Overige moeren chassis M6 10 Nm –
Overige schroeven chassis M6 10 Nm –
Schroef bovenste glijblok M6 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef gashendel M6 3 Nm –
Schroef kogelgewricht drukstang aan
rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite
®
243â„¢
Brandstofaansluiting aan brandstof-
pomp
M8 10 Nm –
Moer bandenhouder M8 10 Nm –
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm Loctite
®
2701
Moer voetremhendelaanslag M8 20 Nm –
Overige moeren chassis M8 25 Nm –
Overige schroeven chassis M8 25 Nm –
Schroef asopname M8 15 Nm –
Schroef bovenste kroonplaat (EXC-F
SIX DAYS)
M8 17 Nm –
Schroef bovenste kroonplaat
(EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W)
M8 20 Nm –
Schroef bovenste kroonplaat (EXC-F
SIX DAYS)
M8 12 Nm –
Schroef bovenste kroonplaat
(EXC‑F EU, EXC‑F AUS, XCF‑W)
M8 15 Nm –
Schroef framearm M8 35 Nm Loctite
®
2701
Schroef motorsteunen M8 33 Nm –
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm –
Schroef remklauw voor M8 25 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm –
Schroef vorkbuis boven (EXC-F SIX
DAYS)
M8 17 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef vorkbuis boven (EXC‑F EU,
EXC‑F AUS, XCF‑W)
M8 20 Nm –
Schroef zijstandaardbevestiging M8 45 Nm Loctite
®
2701
Motorschroef M10 60 Nm –
22 TECHNISCHE GEGEVENS 114
Overige moeren chassis M10 45 Nm –
Overige schroeven chassis M10 45 Nm –
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243â„¢
Moer brandstofpomp bevestiging M12 15 Nm –
Schroef schokdemper boven M12 80 Nm Loctite
®
2701
Schroef schokdemper onder M12 80 Nm Loctite
®
2701
Moer zadelbevestiging M12x1 20 Nm –
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm –
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm –
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm –
Schroefkoppelingen koelsysteem M20x1,5 12 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm –
23 GEBRUIKSSTOFFEN 115
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Volgens
– DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
– Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
– Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
– Alleen geschikt koelmiddel gebruiken (ook in landen met hoge temperaturen). Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming
en schuimvorming. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Mengverhouding
Antivries: −25… −45 °C 50 % antiroest/antivries
50 % gedestilleerd water
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
Antivries −40 °C
Leverancier
Motorex
®
– COOLANT G48
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035)
Volgens
– JASO T903 MA ( pag. 119)
– SAE ( pag. 119) (SAE 10W/60)
– KTM LC4 2007+
Voorgeschreven waarde
– Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Volledig synthetische motorolie
Leverancier
Motorex
®
– Cross Power 4T
Motorolie (SAE 10W/50)
Volgens
– JASO T903 MA ( pag. 119)
– SAE ( pag. 119) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
– Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Volledig synthetische motorolie
Leverancier
Motorex
®
– Cross Power 4T
23 GEBRUIKSSTOFFEN 116
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Volgens
– DOT
Voorgeschreven waarde
– Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikt. KTM adviseert producten van Castrol en Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Castrol
– RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
– Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1)
Volgens
– SAE ( pag. 119) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
– Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Volgens
– SAE ( pag. 119) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
– Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
24 HULPSTOFFEN 117
Brandstofadditief
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Fuel Stabilizer
Duurzaam vet
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Chain Clean
Kettingspray offroad
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Chainlube Offroad
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051)
Leverancier
KTM-Sportmotorcycle AG
– GRIP GLUE
Motorfietsreiniger
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Moto Clean 900
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Twin Air Liquid Bio Power
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Protect & Shine
24 HULPSTOFFEN 118
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunststof oppervlakken
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Clean & Polish
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Twin Air Dirt Bio Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van SKF
®
te gebruiken.
Leverancier
SKF
®
– LGHB 2
Universele oliespray
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Joker 440 Synthetic
25 NORMEN 119
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA
norm. Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor
motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge
toerentallen op de voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie
gesmeerd. De JASO MA norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun visco-
siteit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
INDEX 120
INDEX
A
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Achterwiel
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Afdekking luchtfilterbak
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
B
Balhoofdlager
insmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . . . . . . . 37
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Brandstofzeef
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
D
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
E
Einddemper
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104-105
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Gaskabellegging
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
H
Hoofdzekering
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . 27
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . 31
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Ingaande demping high speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Ingaande demping low speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Kickstarter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Knippercode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106-107
Knipperlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92-93
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Koplampkap met koplamp
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
INDEX 121
Koplampstand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . 68
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
L
Lamp koplamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Luchtfilterbak
afdichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Motorbescherming
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48-49
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50, 52
Overzicht controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
R
Regelschroef stationair toerental . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
van achterwielrem verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
van voorwielrem verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70-78
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Rijden in winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
S
Schokdemper
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35-36
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Spatbord voor
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Stationair toerental
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Stuur
ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Stuurpositie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
T
Tachometer
accu vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
INDEX 122
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111-112
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Vulhoeveelheden
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34, 110
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99, 110
Vulhoeveelheid
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94, 110
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Z
Zadel
afnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen . . . . . . . 86
van radiateurventilator vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
hoge temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
lage temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
*3211862nl*
3211862nl
05/2012
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125

KTM 250 EXC-F Six Days 2013 de handleiding

Type
de handleiding