Asco Series 551 Solenoid Valves de handleiding

Type
de handleiding
13
12
3834901
3834901
OMSCHRIJVING VAN DE GOEDKEURING
Versies waar de goedkeuring betrekking op heeft (afb. 1
en 11):
Dit zijn monostabiele (met terugstelveer) of bistabiele
magneetafsluiters met een afsluiterhuis van messing
(551-serie) of van roestvast staal (series 551, 553), met
3/2 NC- (normaal gesloten) of 5/2-werking in een van de
buitenlucht geïsoleerde uitvoering. Versies met en zonder
handmatige bediening:
- met ¼” (551) of ½” (553) schroefdraadaansluitingen
- 551,
met ¼” getapte aansluiting max. poortdiepte 11,5 mm.
(Sluit de druktoevoer niet aan op ontluchtingspoort 3. De
“hermetisch afgedichte" constructie is niet geschikt als
"verdeelfunctie" of voor gebruik in NO functie. Speciale
uitvoeringen op aanvraag).
- met NAMUR-aansluiting voor directe montage op enkel-
werkende (3/2 NC) of dubbelwerkende (5/2) pneumatische
actuatoren. De werking van de afsluiter kan van 3/2 NC naar
5/2 worden omgebouwd door de meegeleverde 3/2 NC- of
5/2-functieplaat onder de afsluiter te monteren (fi g.13a, 13b,
zie 1a en 1b). 551, Met ¼” max. poortdiepte 11,5 mm.
(
Sluit de druktoevoer niet aan op ontluchtingspoort 3.
De “hermetisch afgedichte" constructie is niet geschikt
voor gebruik in NO functie.
Speciale uitvoeringen op
aanvraag).
- Neem bij het aansluiten van de benodigde leidingen voor
de gewenste functie de aanwijzingen in dit document en de
poortmarkeringen op het product in acht.
- Zorg dat er geen vuil in de leidingen kan komen, om schade
aan de afsluiter te voorkomen. Beperk het gebruik van af-
dichttape en afdichtingsmateriaal tot een minimum.
- Deze afsluiters zijn bedoeld voor gebruik met schone en droge
lucht of inert gas. Aanbevolen fi ltratieminimum: 50 micron.
Het dauwpunt van het gebruikte medium dient minstens
10°C onder de minimumtemperatuur te liggen waaraan het
medium ooit zal worden blootgesteld. Indien gesmeerde
lucht wordt gebruikt, dient het smeermiddel geschikt te zijn
voor de gebruikte elastomeren. Instrumentatielucht conform
ANSI/ISA norm S7.3 (1975) voldoet ruimschoots aan deze
vereisten en is daardoor een geschikt medium voor deze
afsluiters.
!
Alle uitlaatpoorten van de afsluiters en stuurkleppen
moeten worden beschermd met roestvaststalen
uitlaatbeschermers. Sluit de uitlaatbeschermers aan
op poort 3 (3/2 NC) of poorten 3 - 5 (5/2). Bij gebruik
buiten of opslag voor langere tijd en/of bij blootstelling
aan veeleisende omgevingen (stof, vloeistoffen, enz.)
moeten uitlaatbeschermers worden gebruikt. De betrouw-
baarheid van de afsluiter kan niet worden gegarandeerd
indien een uitlaatbescherming anders dan de geleverde
bescherming wordt gebruikt.
- Toegestaan temperatuurbereik:
-40°C tot +80°C (serie 551); -40°C tot +60°C (serie 553).
- Maximale werkdruk:
- 2 tot 10 bar
- 2 tot 8 bar
(ISSC/PISC/PISCIS/CFSCIS/CFSDIS/CFVTIS)
BESCHRIJVING
ATEX 94/9/EG-versies: Zie "Speciale voorwaarden voor
veilig gebruik".
Versies die geïsoleerd zijn van de buitenlucht: De inwen-
dige delen van de afsluiter zijn geïsoleerd van de buitenlucht,
voor bescherming in schadelijke omgevingen. Op alle uitlaat-
openingen van deze schuifafsluiter kunnen leidingen worden
aangesloten, zodat ze optimaal kunnen worden afgeschermd
van hun omgeving en van het milieu. Daardoor zijn ze met
name geschikt voor installaties in gevoelige omgevingen zoals
in stofvrije ruimten, in de farmaceutische industrie en in de
voedingsmiddelenindustrie. Bij gebruik in de buitenlucht en bij
gebruik in veeleisende omgevingen (stof, dampen, enz.) moet
u leidingen of appendages op de uitlaatpoorten aansluiten
om de inwendige delen van de schuifafsluiter te beschermen.
SPECIALE VOORWAARDEN VOOR VEILIG GEBRUIK
ATEX 94/9/EG-versies: De afsluiter moet worden geaard (zie
"Montage").
De maximale temperatuur van het medium mag de omge-
vingstemperatuur niet overschrijden.
Bewaar de schuifafsluiter in zijn originele verpakking zolang u
hem niet gebruikt. Laat de bescherming op de aansluitpoorten
en over de magneetkoppen zitten.
Opslageisen: beschermen tegen weersinvloeden, opslag-
temperatuur: -40ºC tot + 70ºC; relatieve vochtigheid: 95%
Na opslag bij een lage temperatuur dienen de schuifaf-
sluiters geleidelijk aan op gebruikstemperatuur te worden
gebracht voordat ze onder druk worden gezet.
De schuifafsluiters mogen uitsluitend toegepast worden bin-
nen de op het typeplaatje aangegeven specifi caties. Wijzi-
gingen zijn alleen toegestaan na overleg met de fabrikant of
haar vertegenwoordiger. Deze magneetafsluiters van het
schuiftype zijn ontworpen op het gebruik van gefi lterde
lucht of neutrale gassen. Overschrijd nooit de maximaal
toegestane druk van de afsluiter = 10 bar (of 8 bar met een
Piezotronic-stuurklep conform ATEX Ex ia). Zorg voor een
minimale stuurdruk van 2 bar. Alleen vakkundig personeel
mag de afsluiter installeren en onderhouden.
Standaard pneumatisch bediende versies in IP65-klasse
of versies voor gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen
veroorzaakt door gassen, dampen, mist of stof volgens
ATEX-richtlijn 94/9/EG. (De zoneclassifi catie voor deze
versies staat op het ATEX-label, zie E1).
Veiligheidscode, serie 551: II 1 GD c T6 T85°C Ta -40°C tot +65°C.
Veiligheidscode (553-serie): II 2 GD c T6 (T85°C) - T5 (T100°C)
EG-typegoedkeuring nr. (serie 551): INERIS 03 ATEX 0219 X
Dit product voldoet aan de Europese normen EN 13463-1
en EN 13463-5, en daarmee ook aan alle wettelijke arbo-
voorschriften.
Pneumatisch werkende magneetafsluiters met magneet-
koppen:
- IP65-klasse of gecertifi ceerd voor gebruik in explosiege-
vaarlijke omgeving volgens ATEX-richtlijn 94/9/EG.
Versies met magneetkoppen met ASCO-montageplaat
- standaard IP65 of voor gebruik in een explosiegevaarlijke
omgeving II 3D IP65/IP67 of ATEX Ex d, m, em, Ex ia (Serie
551: II 1G/2D Ex ia IIC IP65/IP67 of serie 553: II 2G/D Ex
ia IIC IP65/IP67).
Versies met stuurkleppen met montageplaat CNOMO
E06.05.80 (grootte 30) of CNOMO E06.36.120N (grootte 15)
- standaard IP65 of stuurkleppen voor gebruik in explosiege-
vaarlijke omgevingen volgens ATEX Ex d of Ex ia.
Let op (CNOMO-stuurkleppen): De zoneclassifi catie
(ATEX 1999/92/EG) wordt in eerste instantie bepaald
door de vermelding op het typeplaatje fi g. 10 en 20 (zie
E1 of E2) op het huis van de afsluiter. Veiligheidscode
volgens ATEX-richtlijn 94/9/EG: II 1 GD c T6 T85°C Ta
-40°C tot +65°C
EG-typegoedkeuring certifi caat-nr.: INERIS 03 ATEX 0219 X
Neem bij het monteren van dit product op een stuurklep
volgens ATEX 94/9/EG de minst gunstige categorie, maxi-
male werkdruk en temperatuur in acht. Dit product voldoet
aan de Europese normen EN 13463-1 en EN 13463-5, en
daarmee ook aan alle wettelijke arbo-voorschriften. Neem
de montagerichting voor de stuurkleppen zoals aangeduid in
guren 4/5/14/15/21/22/23/24 in acht, evenals de genoemde
aandraaimomenten.
Neem bij magneetkoppen en stuurkleppen die voldoen
aan ATEX 49/9/EG altijd de gebruiksvoorschriften in acht
die in de handleiding van het product staan vermeld.
MONTAGE
!
ATEX 94/9/EG-versies: Zorg dat alle metalen en ge-
leidende onderdelen altijd op elkaar zijn aangesloten en
geaard zijn. Het afsluiterhuis is via de bevestigingsschroef
(zie F) geaard.
De afsluiters mogen in alle standen worden gemonteerd.
Versies met schroefdraadaansluitingen ¼” (fi g. 3a), ½”
(fi g. 3b):
Monteer de afsluiter met behulp van twee bouten (zie 1) (niet
bij levering inbegrepen).
Versies met NAMUR-aansluiting (fi g. 13a, 13b):
Kies de gewenste werking voordat u de schuifafsluiter monteert:
- Kies de functieplaat die correspondeert met de gewenste
functie : 3/2 NC of 5/2 (zie 1a of 1b).
- Zorg voor correcte plaatsing van de afdichting (zie.7)
- Monteer de functieplaat met behulp van de 2 meegeleverde
bouten (zie 8) onder de schuifafsluiter. De functie-indicatie
moet zich aan de retourzijde (codering) bevinden.
ALGEMENE INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES
3/2 NC
NL
Magneetafsluiters uit de 551-serie met messing huis, of uit de 551-/553-serie met roest-
vaststalen huis, en voorzien van ¼”- of ½”-schroefdraad of een NAMUR-aansluiting
5/2 - 5/3
- Plaats de 2 O-ringen (zie 9).
- Plaats, indien nodig, de positioneerstift op de kop:
Op de 3/2 NC-functieplaat bevindt de centreeropening Ø 5 zich
bij A1.
Op de 5/2-functieplaat bevindt de centreeropening Ø 5 zich
bij A2.
PNEUMATISCHE AANSLUITING (fi g. 3a, 3b, 13a en 13b)
Afhankelijk van de versie (3/2 NC of 5/2), kunnen één of twee
roestvaststalen uitlaatbeschermers worden gebruikt (zie fi g. 2).
Aansluiting van de pneumatisch gestuurde versie:
G 1/8 of NPT 1/8 of G 1/4 of NPT 1/4.
Aansluiting van de stuuruitlaten
De uitlaatgassen kunnen worden opgevangen, afhankelijk
van de gebruikte afsluiterversie.
Handmatige bediening
Afhankelijk van de versie worden de producten geleverd
met of
zonder handmatige bediening om ook te werken
zonder stroom. De handmatige bediening wordt aangegeven
met het symbool ( ), in fi g. 4, 5, 14, 15, 21 t/m 24, en zie 10
in fi g. 3a, 3b, 13a, 13b.
Het type handbediening, impulstype of van schakeltype
(duw-/draaitype), wordt aangeduid door het symbool ( )
in fi g. 3a, 3b, 13a en 13b. Beide typen maken stroomloze
bediening mogelijk.
!
Controleer vóór iedere inbedrijfstelling of de hand-
matige bediening is teruggezet op diens gedeactiveerde
stand "0", teneinde elk risico op persoonlijk letsel en op
beschadiging van de apparatuur te vermijden.
Aanpassing aan externe stuurvoorziening
(fi g.3a, 3b, 13a en 13b, zie 6)
Algemene aanbevelingen voor pneumatische aanslui-
tingen
De leidingen moeten correct worden ondersteund en uit-
gelijnd om elke mechanische belasting van de afsluiter te
vermijden. Bij het vastschroeven mag u de afsluiter niet
als hefboom gebruiken. Plaats gereedschappen zo dicht
mogelijk bij de te maken verbinding. Gebruik een zodanig
koppel voor leidingverbindingen dat het product NIET
WORDT BESCHADIGD.
Versies met schroefdraadaansluitingen ¼” (fi g. 3a), ½”
(fi g. 3b):
Aansluiten van de schuifafsluiter:
Sluit de leidingen aan zoals aangegeven op het typeplaatje.
- Werking 3/2 NC:
Drukinlaat via poort 1 (met ¼”- of ½”-schroefdraad).
Drukuitlaat via poort 2.
Uitlaat via poort 3 (met ¼”- of ½”-schroefdraad).
- Werking 5/2:
Drukinlaat via poort 1. Drukuitlaat via de poorten 2 en 4.
De uitlaten van de afsluiter worden naar de poorten 3
en 5 geleid.
Versies met NAMUR-aansluiting (fi g 13a, 13b):
Aansluiting van de schuifafsluiter:
Sluit de leidingen aan zoals aangegeven op het typeplaatje.
- Werking 3/2 NC:
Drukinlaat via poort 1 (met ¼”- of ½”-schroefdraad).
Drukuitlaat via poort 2.
Uitlaat via poort 3 (messing huis: 1/8 ; roestvaststalen
huis: 1/4" of 1/2" schroefdraad).
De afsluiter leidt de uitlaat van de terugstelveerkamers
bij enkelvoudige werking naar poort 3. We raden u aan
om poort 5 (niet gebruikt) af te schermen, maar niet af
te sluiten.
- Werking 5/2:
Drukinlaat via poort 1 (met ¼”- of ½”-schroefdraad).
Drukuitlaat via de poorten 2 en 4.
De afsluiter leidt de uitlaten naar de poorten 3 en 5
(messing huis: 1/8 ; roestvaststalen huis: 1/4" of 1/2"
schroefdraad).
Aansluiting van uitlaatverloopstukken (messing huis):
Schuifafsluiters uit de serie 551 worden conform bestelling
geleverd met of zonder 1/8" miniatuur-uitlaatverloopstukken,
achtervoegsel M (fi g. 13a).
Deze instelbare mini-uitlaatverloopstukken worden gebruikt
om de bedrijfssnelheid van de actuator aan te passen. Ze
kunnen ook worden aangesloten (1/8" schroefdraad) om
de uitlaatgassen op te vangen.
Monteren / instellen (fi g. 3a):
Versie 3/2 NC = 1 uitlaatverloopstuk moet worden gemonteerd
aan poort 3.
Versie 5/2 = 2 uitlaatverloopstukken dienen te worden
gemonteerd aan poorten 3 en 5
Duw de schroef (4) op het verloopstuk in het gat en schroef
hem vast tot tegen de aanslag; draai hem vervolgens losser
om de uitlaatstroom te verhogen (nooit meer dan twee
slagen, max. doorstroom verkregen bij één slag).
Draai de borgmoer (4a) vast met een sleutel van 13 mm.
Voer een ruwe afstelling uit voordat de druk wordt aange-
bracht en voer een fi jnafstelling uit na het onder druk brengen.
ELEKTRISCHE AANSLUITING
Versie met magneetkoppen met ASCO-aansluiting:
Zie de aanvullende installatie-instructies die bij elke
magneetkop worden meegeleverd.
IP65-magneetknop (fi g. 3a, 3b en 13a, 13b): Monteer de
eerst spoel op de buis (360° draaibaar) en daarna de los-
neembare ISO 4400/EN 175101-803A aansluiting (kabel-
diam. 6-10 mm) draaibaar over 90° (3 pennen: 2 + aarde).
Versies met CNOMO-montageplaat:
Zie de aanvullende installatie-instructies die worden
geleverd met elke stuurklep.
Algemene aanbevelingen:
De elektrische aansluiting dient te gebeuren door een vak-
man en in overeenstemming met de geldende voorschriften
en normen.
Let op:
- Voordat men aan het werk begint, moeten alle spanning-
voerende delen spanningsloos worden gemaakt.
- Afhankelijk van de spanning moeten de elektrische com-
ponenten eventueel worden geaard volgens de lokaal
geldende wet- en regelgeving.
De meeste afsluiters zijn uitgerust met spoelen voor continu
gebruik. Om elk risico op lichamelijk letsel te vermijden, dient
men aanraking van de magneetkop te voorkomen omdat
die bij normaal gebruik heet kan worden. In voorkomende
gevallen dient men de magneetkop af te schermen voor
aanraking.
ONDERHOUD
!
Voor de inbedrijfname en voordat u begint aan onder-
houdswerk moet u de elektrische voeding uitschakelen en de
afsluiter drukloos maken om elk risico op het ontstaan van
persoonlijk letsel of materiële schade te vermijden.
ATEX-versies: neem alle voorschriften conform de Euro-
pese richtlijn 99/92/EG en de hiervan afgeleide normen
strikt in acht.
Reiniging
Hoeveel onderhoud de afsluiters vereisen, hangt af van de
gebruiksomstandigheden. Zorg voor regelmatig onderhoud.
Controleer tijdens het onderhoud of onderdelen zijn versleten.
Een reinigingsbeurt is nodig wanneer werkritme vertraagt
terwijl de stuurdruk correct is, of wanneer een abnormaal
geluid of lek wordt waargenomen.
Geluidsniveau
De geluidsemissie hangt sterk af van de toepassing, en
van het gebruikte medium en de apparatuur. De bepaling
van het geluidsniveau kan pas uitgevoerd worden nadat de
afsluiter is ingebouwd.
Preventief onderhoud
- Gebruik de afsluiter ten minste één keer per maand om
de werking ervan te controleren.
- In geval van problemen of als er onduidelijkheden tijdens
montage, gebruik of onderhoud optreden, neem dan con-
tact met ons op of met één van onze vertegenwoordigers.
Storingen verhelpen
- Verkeerde uitlaatdruk: Controleer de druk aan de inlaat-
zijde van de afsluiter, deze moet overeenstemmen met
de specifi caties op het typeplaatje.
Let op: zorg voor een minimale stuurdruk van 2 bar.
Controleer of de afsluiter correct werkt voordat u hem
opnieuw in bedrijf stelt, om zo elk risico op lichamelijk
letsel of materiële schade te vermijden.
Reserveonderdelen
De spoel is verkrijgbaar als reserveonderdeel.
Vervang zo nodig de gehele afsluiter.
ALGEMENE INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES
3/2 NC
NL
Magneetafsluiters uit de 551-serie met messing huis, of uit de 551-/553-serie met roest-
vaststalen huis, en voorzien van ¼”- of ½”-schroefdraad of een NAMUR-aansluiting
5/2 - 5/3

Documenttranscriptie

ALGEMENE INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES Magneetafsluiters uit de 551-serie met messing huis, of uit de 551-/553-serie met roestvaststalen huis, en voorzien van ¼”- of ½”-schroefdraad of een NAMUR-aansluiting OMSCHRIJVING VAN DE GOEDKEURING Versies waar de goedkeuring betrekking op heeft (afb. 1 en 11): Dit zijn monostabiele (met terugstelveer) of bistabiele magneetafsluiters met een afsluiterhuis van messing (551-serie) of van roestvast staal (series 551, 553), met 3/2 NC- (normaal gesloten) of 5/2-werking in een van de buitenlucht geïsoleerde uitvoering. Versies met en zonder handmatige bediening: - met ¼” (551) of ½” (553) schroefdraadaansluitingen - 551, met ¼” getapte aansluiting max. poortdiepte 11,5 mm. (Sluit de druktoevoer niet aan op ontluchtingspoort 3. De “hermetisch afgedichte" constructie is niet geschikt als "verdeelfunctie" of voor gebruik in NO functie. Speciale uitvoeringen op aanvraag). - met NAMUR-aansluiting voor directe montage op enkelwerkende (3/2 NC) of dubbelwerkende (5/2) pneumatische actuatoren. De werking van de afsluiter kan van 3/2 NC naar 5/2 worden omgebouwd door de meegeleverde 3/2 NC- of 5/2-functieplaat onder de afsluiter te monteren (fig.13a, 13b, zie 1a en 1b). 551, Met ¼” max. poortdiepte 11,5 mm. (Sluit de druktoevoer niet aan op ontluchtingspoort 3. De “hermetisch afgedichte" constructie is niet geschikt voor gebruik in NO functie. Speciale uitvoeringen op aanvraag). - Neem bij het aansluiten van de benodigde leidingen voor de gewenste functie de aanwijzingen in dit document en de poortmarkeringen op het product in acht. - Zorg dat er geen vuil in de leidingen kan komen, om schade aan de afsluiter te voorkomen. Beperk het gebruik van afdichttape en afdichtingsmateriaal tot een minimum. - Deze afsluiters zijn bedoeld voor gebruik met schone en droge lucht of inert gas. Aanbevolen filtratieminimum: 50 micron. Het dauwpunt van het gebruikte medium dient minstens 10°C onder de minimumtemperatuur te liggen waaraan het medium ooit zal worden blootgesteld. Indien gesmeerde lucht wordt gebruikt, dient het smeermiddel geschikt te zijn voor de gebruikte elastomeren. Instrumentatielucht conform ANSI/ISA norm S7.3 (1975) voldoet ruimschoots aan deze vereisten en is daardoor een geschikt medium voor deze afsluiters. Alle uitlaatpoorten van de afsluiters en stuurkleppen ! moeten worden beschermd met roestvaststalen uitlaatbeschermers. Sluit de uitlaatbeschermers aan op poort 3 (3/2 NC) of poorten 3 - 5 (5/2). Bij gebruik buiten of opslag voor langere tijd en/of bij blootstelling aan veeleisende omgevingen (stof, vloeistoffen, enz.) moeten uitlaatbeschermers worden gebruikt. De betrouwbaarheid van de afsluiter kan niet worden gegarandeerd indien een uitlaatbescherming anders dan de geleverde bescherming wordt gebruikt. - Toegestaan temperatuurbereik: -40°C tot +80°C (serie 551); -40°C tot +60°C (serie 553). - Maximale werkdruk: - 2 tot 10 bar - 2 tot 8 bar (ISSC/PISC/PISCIS/CFSCIS/CFSDIS/CFVTIS) 3/2 NC 5/2 - 5/3 NL hem niet gebruikt. Laat de bescherming op de aansluitpoorten en over de magneetkoppen zitten. Opslageisen: beschermen tegen weersinvloeden, opslagtemperatuur: -40ºC tot + 70ºC; relatieve vochtigheid: 95% Na opslag bij een lage temperatuur dienen de schuifafsluiters geleidelijk aan op gebruikstemperatuur te worden gebracht voordat ze onder druk worden gezet. De schuifafsluiters mogen uitsluitend toegepast worden binnen de op het typeplaatje aangegeven specificaties. Wijzigingen zijn alleen toegestaan na overleg met de fabrikant of haar vertegenwoordiger. Deze magneetafsluiters van het schuiftype zijn ontworpen op het gebruik van gefilterde lucht of neutrale gassen. Overschrijd nooit de maximaal toegestane druk van de afsluiter = 10 bar (of 8 bar met een Piezotronic-stuurklep conform ATEX Ex ia). Zorg voor een minimale stuurdruk van 2 bar. Alleen vakkundig personeel mag de afsluiter installeren en onderhouden. • Standaard pneumatisch bediende versies in IP65-klasse of versies voor gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen veroorzaakt door gassen, dampen, mist of stof volgens ATEX-richtlijn 94/9/EG. (De zoneclassificatie voor deze versies staat op het ATEX-label, zie E1). Veiligheidscode, serie 551: II 1 GD c T6 T85°C Ta -40°C tot +65°C. Veiligheidscode (553-serie): II 2 GD cT6 (T85°C) -T5 (T100°C) ALGEMENE INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES Magneetafsluiters uit de 551-serie met messing huis, of uit de 551-/553-serie met roestvaststalen huis, en voorzien van ¼”- of ½”-schroefdraad of een NAMUR-aansluiting - Plaats de 2 O-ringen (zie 9). - Plaats, indien nodig, de positioneerstift op de kop: • Op de 3/2 NC-functieplaat bevindt de centreeropening Ø 5 zich bij A1. • Op de 5/2-functieplaat bevindt de centreeropening Ø 5 zich bij A2. 3/2 NC 5/2 - 5/3 NL de uitlaatgassen op te vangen. Monteren / instellen (fig. 3a): Versie 3/2 NC = 1 uitlaatverloopstuk moet worden gemonteerd aan poort 3. Versie 5/2 = 2 uitlaatverloopstukken dienen te worden gemonteerd aan poorten 3 en 5 Duw de schroef (4) op het verloopstuk in het gat en schroef hem vast tot tegen de aanslag; draai hem vervolgens losser om de uitlaatstroom te verhogen (nooit meer dan twee slagen, max. doorstroom verkregen bij één slag). Draai de borgmoer (4a) vast met een sleutel van 13 mm. Voer een ruwe afstelling uit voordat de druk wordt aangebracht en voer een fijnafstelling uit na het onder druk brengen. PNEUMATISCHE AANSLUITING (fig. 3a, 3b, 13a en 13b) Afhankelijk van de versie (3/2 NC of 5/2), kunnen één of twee roestvaststalen uitlaatbeschermers worden gebruikt (zie fig. 2). • Aansluiting van de pneumatisch gestuurde versie: G 1/8 of NPT 1/8 of G 1/4 of NPT 1/4. • Aansluiting van de stuuruitlaten De uitlaatgassen kunnen worden opgevangen, afhankelijk van de gebruikte afsluiterversie. • Handmatige bediening Afhankelijk van de versie worden de producten geleverd met of zonder handmatige bediening om ook te werken zonder stroom. De handmatige bediening wordt aangegeven met het symbool ( ), in fig. 4, 5, 14, 15, 21 t/m 24, en zie 10 in fig. 3a, 3b, 13a, 13b. Het type handbediening, impulstype of van schakeltype (duw-/draaitype), wordt aangeduid door het symbool ( ) in fig. 3a, 3b, 13a en 13b. Beide typen maken stroomloze bediening mogelijk. MONTAGE ! ATEX 94/9/EG-versies: Zorg dat alle metalen en geleidende onderdelen altijd op elkaar zijn aangesloten en geaard zijn. Het afsluiterhuis is via de bevestigingsschroef (zie F) geaard. De afsluiters mogen in alle standen worden gemonteerd. Versies met schroefdraadaansluitingen ¼” (fig. 3a), ½” (fig. 3b): Monteer de afsluiter met behulp van twee bouten (zie 1) (niet bij levering inbegrepen). Versies met NAMUR-aansluiting (fig. 13a, 13b): Kies de gewenste werking voordat u de schuifafsluiter monteert: - Kies de functieplaat die correspondeert met de gewenste SPECIALE VOORWAARDEN VOOR VEILIG GEBRUIK functie : 3/2 NC of 5/2 (zie 1a of 1b). ATEX 94/9/EG-versies: De afsluiter moet worden geaard (zie - Zorg voor correcte plaatsing van de afdichting (zie.7) "Montage"). De maximale temperatuur van het medium mag de omge- - Monteer de functieplaat met behulp van de 2 meegeleverde bouten (zie 8) onder de schuifafsluiter. De functie-indicatie vingstemperatuur niet overschrijden. moet zich aan de retourzijde (codering) bevinden. Bewaar de schuifafsluiter in zijn originele verpakking zolang u ELEKTRISCHE AANSLUITING • Versie met magneetkoppen met ASCO-aansluiting: Zie de aanvullende installatie-instructies die bij elke magneetkop worden meegeleverd. IP65-magneetknop (fig. 3a, 3b en 13a, 13b): Monteer de eerst spoel op de buis (360° draaibaar) en daarna de losneembare ISO 4400/EN 175101-803A aansluiting (kabeldiam. 6-10 mm) draaibaar over 90° (3 pennen: 2 + aarde). • Versies met CNOMO-montageplaat: Zie de aanvullende installatie-instructies die worden geleverd met elke stuurklep. • Algemene aanbevelingen: ! Controleer vóór iedere inbedrijfstelling of de handDe elektrische aansluiting dient te gebeuren door een vakmatige bediening is teruggezet op diens gedeactiveerde man en in overeenstemming met de geldende voorschriften en normen. stand "0", teneinde elk risico op persoonlijk letsel en op Let op: beschadiging van de apparatuur te vermijden. - Voordat men aan het werk begint, moeten alle spanningvoerende delen spanningsloos worden gemaakt. • Aanpassing aan externe stuurvoorziening - Afhankelijk van de spanning moeten de elektrische com(fig.3a, 3b, 13a en 13b, zie 6) ponenten eventueel worden geaard volgens de lokaal • Algemene aanbevelingen voor pneumatische aansluigeldende wet- en regelgeving. tingen De meeste afsluiters zijn uitgerust met spoelen voor continu De leidingen moeten correct worden ondersteund en uitgebruik. Om elk risico op lichamelijk letsel te vermijden, dient gelijnd om elke mechanische belasting van de afsluiter te men aanraking van de magneetkop te voorkomen omdat vermijden. Bij het vastschroeven mag u de afsluiter niet die bij normaal gebruik heet kan worden. In voorkomende als hefboom gebruiken. Plaats gereedschappen zo dicht gevallen dient men de magneetkop af te schermen voor mogelijk bij de te maken verbinding. Gebruik een zodanig aanraking. koppel voor leidingverbindingen dat het product NIET WORDT BESCHADIGD. ONDERHOUD • Versies met schroefdraadaansluitingen ¼” (fig. 3a), ½” ! Voor de inbedrijfname en voordat u begint aan onder(fig. 3b): Aansluiten van de schuifafsluiter: houdswerk moet u de elektrische voeding uitschakelen en de Sluit de leidingen aan zoals aangegeven op het typeplaatje. afsluiter drukloos maken om elk risico op het ontstaan van - Werking 3/2 NC: persoonlijk letsel of materiële schade te vermijden. Drukinlaat via poort 1 (met ¼”- of ½”-schroefdraad). ATEX-versies: neem alle voorschriften conform de EuroDrukuitlaat via poort 2. pese richtlijn 99/92/EG en de hiervan afgeleide normen Uitlaat via poort 3 (met ¼”- of ½”-schroefdraad). strikt in acht. - Werking 5/2: • Reiniging Drukinlaat via poort 1. Drukuitlaat via de poorten 2 en 4. Hoeveel onderhoud de afsluiters vereisen, hangt af van de De uitlaten van de afsluiter worden naar de poorten 3 gebruiksomstandigheden. Zorg voor regelmatig onderhoud. en 5 geleid. Controleer tijdens het onderhoud of onderdelen zijn versleten. • Versies met NAMUR-aansluiting (fig 13a, 13b): Een reinigingsbeurt is nodig wanneer werkritme vertraagt Aansluiting van de schuifafsluiter: terwijl de stuurdruk correct is, of wanneer een abnormaal Sluit de leidingen aan zoals aangegeven op het typeplaatje. geluid of lek wordt waargenomen. - Werking 3/2 NC: • Geluidsniveau Drukinlaat via poort 1 (met ¼”- of ½”-schroefdraad). De geluidsemissie hangt sterk af van de toepassing, en Drukuitlaat via poort 2. van het gebruikte medium en de apparatuur. De bepaling Uitlaat via poort 3 (messing huis: 1/8 ; roestvaststalen van het geluidsniveau kan pas uitgevoerd worden nadat de huis: 1/4" of 1/2" schroefdraad). afsluiter is ingebouwd. De afsluiter leidt de uitlaat van de terugstelveerkamers • Preventief onderhoud bij enkelvoudige werking naar poort 3. We raden u aan Gebruik de afsluiter ten minste één keer per maand om om poort 5 (niet gebruikt) af te schermen, maar niet af de werking ervan te controleren. te sluiten. - In geval van problemen of als er onduidelijkheden tijdens - Werking 5/2: montage, gebruik of onderhoud optreden, neem dan conDrukinlaat via poort 1 (met ¼”- of ½”-schroefdraad). tact met ons op of met één van onze vertegenwoordigers. Drukuitlaat via de poorten 2 en 4. • Storingen verhelpen De afsluiter leidt de uitlaten naar de poorten 3 en 5 - Verkeerde uitlaatdruk: Controleer de druk aan de inlaat(messing huis: 1/8 ; roestvaststalen huis: 1/4" of 1/2" zijde van de afsluiter, deze moet overeenstemmen met schroefdraad). de specificaties op het typeplaatje. • Aansluiting van uitlaatverloopstukken (messing huis): Let op: zorg voor een minimale stuurdruk van 2 bar. Schuifafsluiters uit de serie 551 worden conform bestelling Controleer of de afsluiter correct werkt voordat u hem geleverd met of zonder 1/8" miniatuur-uitlaatverloopstukken, opnieuw in bedrijf stelt, om zo elk risico op lichamelijk achtervoegsel M (fig. 13a). letsel of materiële schade te vermijden. Deze instelbare mini-uitlaatverloopstukken worden gebruikt • Reserveonderdelen om de bedrijfssnelheid van de actuator aan te passen. Ze De spoel is verkrijgbaar als reserveonderdeel. kunnen ook worden aangesloten (1/8" schroefdraad) om Vervang zo nodig de gehele afsluiter. 12 13 BESCHRIJVING ATEX 94/9/EG-versies: Zie "Speciale voorwaarden voor veilig gebruik". Versies die geïsoleerd zijn van de buitenlucht: De inwendige delen van de afsluiter zijn geïsoleerd van de buitenlucht, voor bescherming in schadelijke omgevingen. Op alle uitlaatopeningen van deze schuifafsluiter kunnen leidingen worden aangesloten, zodat ze optimaal kunnen worden afgeschermd van hun omgeving en van het milieu. Daardoor zijn ze met name geschikt voor installaties in gevoelige omgevingen zoals in stofvrije ruimten, in de farmaceutische industrie en in de voedingsmiddelenindustrie. Bij gebruik in de buitenlucht en bij gebruik in veeleisende omgevingen (stof, dampen, enz.) moet u leidingen of appendages op de uitlaatpoorten aansluiten om de inwendige delen van de schuifafsluiter te beschermen. EG-typegoedkeuring nr. (serie 551): INERIS 03 ATEX 0219 X Dit product voldoet aan de Europese normen EN 13463-1 en EN 13463-5, en daarmee ook aan alle wettelijke arbovoorschriften. • Pneumatisch werkende magneetafsluiters met magneetkoppen: - IP65-klasse of gecertificeerd voor gebruik in explosiegevaarlijke omgeving volgens ATEX-richtlijn 94/9/EG. • Versies met magneetkoppen met ASCO-montageplaat - standaard IP65 of voor gebruik in een explosiegevaarlijke omgeving II 3D IP65/IP67 of ATEX Ex d, m, em, Ex ia (Serie 551: II 1G/2D Ex ia IIC IP65/IP67 of serie 553: II 2G/D Ex ia IIC IP65/IP67). • Versies met stuurkleppen met montageplaat CNOMO E06.05.80 (grootte 30) of CNOMO E06.36.120N (grootte 15) - standaard IP65 of stuurkleppen voor gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen volgens ATEX Ex d of Ex ia. Let op (CNOMO-stuurkleppen): De zoneclassificatie (ATEX 1999/92/EG) wordt in eerste instantie bepaald door de vermelding op het typeplaatje fig. 10 en 20 (zie E1 of E2) op het huis van de afsluiter. Veiligheidscode volgens ATEX-richtlijn 94/9/EG: II 1 GD c T6 T85°C Ta -40°C tot +65°C EG-typegoedkeuring certificaat-nr.: INERIS 03 ATEX 0219 X Neem bij het monteren van dit product op een stuurklep volgens ATEX 94/9/EG de minst gunstige categorie, maximale werkdruk en temperatuur in acht. Dit product voldoet aan de Europese normen EN 13463-1 en EN 13463-5, en daarmee ook aan alle wettelijke arbo-voorschriften. Neem de montagerichting voor de stuurkleppen zoals aangeduid in figuren 4/5/14/15/21/22/23/24 in acht, evenals de genoemde aandraaimomenten. Neem bij magneetkoppen en stuurkleppen die voldoen aan ATEX 49/9/EG altijd de gebruiksvoorschriften in acht die in de handleiding van het product staan vermeld. 3834901 3834901
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18

Asco Series 551 Solenoid Valves de handleiding

Type
de handleiding