Liebherr HMFvh 5501 Perfection Handleiding

Categorie
Accessoires voor het maken van koffie
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikshandleiding
Quality, Design and Innovation
home.liebherr.com/fridge-manuals
Inhoudsopgave
1 Het apparaat in vogelvlucht.................................. 3
1.1 Leveringsomvang......................................................... 3
1.2 Apparaat- en uitrustingsoverzicht............................ 3
1.3 Speciale uitrusting....................................................... 3
1.4 Toepassingsgebied van het apparaat....................... 4
1.5 Geluidsemissie van het apparaat.............................. 4
1.6 Conformiteit.................................................................. 4
1.7 SVHC-stoffen volgens de REACH-verordening....... 4
2 Algemene veiligheidsvoorschriften...................... 5
3 In gebruik nemen................................................... 6
3.1 Opstelvoorwaarden..................................................... 6
3.2 Afmetingen apparaat................................................... 7
3.3 Apparaat transporteren.............................................. 7
3.4 Apparaat uitpakken..................................................... 7
3.5 Transportbeveiliging verwijderen.............................. 8
3.6 Deurgreep monteren.................................................... 8
3.7 Kantelbeveiliging monteren....................................... 8
3.8 Apparaat opstellen...................................................... 9
3.9 Apparaat uitlijnen......................................................... 9
3.10 Plaatsen van meerdere apparaten............................ 9
3.11 Na het plaatsen............................................................ 9
3.12 Afvalverwerking van de verpakking.......................... 9
3.13 Deurscharnier verwisselen......................................... 10
3.14 Deur uitlijnen................................................................ 17
3.15 Apparaat aansluiten.................................................... 17
3.16 Apparaat inschakelen (eerste inbedrijfstelling)...... 18
4 Opslag.................................................................... 18
4.1 Instructies voor opslag............................................... 18
5 Bediening............................................................... 18
5.1 Bedienings- en weergave-elementen....................... 18
5.1.1 Statusweergave........................................................ 19
5.1.2 Weergavesymbolen.................................................. 19
5.1.3 Akoestische signalen...............................................20
5.2 Navigatie....................................................................... 20
5.2.1 Navigatie met touchdisplay....................................20
5.2.2 Instellingenmenu......................................................20
5.2.3 Klantmenu................................................................. 20
5.2.4 Algemene regels.......................................................20
5.3 Functies......................................................................... 21
5.3.1 Functieoverzicht........................................................21
5.3.2 Apparaat in- en uitschakelen .................................22
5.3.3 Temperatuur ............................................................. 22
5.3.4 Temperatuurregistratie ...........................................22
5.3.5 Verlichting .................................................................23
5.3.6 Deurvergrendeling ...................................................23
5.3.7 SmartLock..................................................................25
5.3.8 Toegangsbeveiliging instellingenmenu ............... 26
5.3.9 Toegangscodes......................................................... 27
5.3.10 Afstandsbediening .................................................. 29
5.3.11 Herinnering onderhoudsinterval ...........................30
5.3.12 Taal .............................................................................30
5.3.13 Datum en tijd ............................................................30
5.3.14 Temperatuureenheid ................................................31
5.3.15 Displayhelderheid .................................................... 31
5.3.16 Alarm Sound...............................................................31
5.3.17 Key Sound...................................................................31
5.3.18 WLAN-verbinding .....................................................32
5.3.19 LAN-verbinding ........................................................ 33
5.3.20 Info.............................................................................. 34
5.3.21 Bedrijfsuren ..............................................................34
5.3.22 Software.....................................................................34
5.3.23 Ontdooien ..................................................................34
5.3.24 Datadownload / Datalogging.................................35
5.3.25 Sensorkalibratie .......................................................36
5.3.26 Temperatuuralarm ................................................... 36
5.3.27 Deuralarm ..................................................................37
5.3.28 Lichtalarm .................................................................38
5.3.29 Alarmsimulatie .........................................................38
5.3.30 Alarmlogboek ........................................................... 38
5.3.31 Alarm doorsturen .....................................................39
5.3.32 DemoMode.................................................................39
5.3.33 Fabrieksreset ............................................................40
5.4 Meldingen...................................................................... 40
5.4.1 Waarschuwingen......................................................40
5.4.2 Herinneringen............................................................42
6 Uitrusting.............................................................. 42
6.1 Veiligheidsslot.............................................................. 42
6.2 Afstandsbediening....................................................... 43
6.3 Sensoren........................................................................ 43
6.4 Sensor-info ................................................................... 43
6.5 Interfaces...................................................................... 44
7 Onderhoud............................................................. 44
7.1 Onderhoudsschema..................................................... 44
7.2 Apparaat ontdooien..................................................... 46
7.3 Apparaat reinigen......................................................... 46
7.4 Batterij van apparaat vervangen............................... 47
7.5 Batterij van de afstandsbediening vervangen........ 47
8 Klantenhulp........................................................... 48
8.1 Technische gegevens.................................................. 48
8.2 Technische storing....................................................... 49
8.3 Klantenservice.............................................................. 50
8.4 Typeplaatje.................................................................... 50
9 Buiten bedrijf stellen............................................ 50
10 Afvalverwijdering.................................................. 50
10.1 Apparaat op afvoer voorbereiden.............................. 50
10.2 Apparaat volgens milieuvoorschriften afvoeren.... 50
11 Aanvullende informatie......................................... 51
12 Beknopte handleiding voor dagelijks gebruik...... 53
De fabrikant werkt voortdurend aan de verdere ontwikkeling
van alle typen en modellen. Daarom vragen wij uw begrip
dat wij ons het recht voorbehouden veranderingen in vorm,
inrichting en technologie aan te brengen.
Symbool Uitleg
Gebruiksaanwijzing lezen
Om alle voordelen van uw nieuwe apparaat te
leren kennen, moet u de instructies in deze
gebruiksaanwijzing aandachtig doorlezen.
Volledige gebruiksaanwijzing op internet
U vindt de uitvoerige gebruiksaanwijzing op
internet via de QR-code aan de voorkant van
de gebruiksaanwijzing, op door het service‐
nummer in te voeren op home.liebherr.com/
fridge-manuals.
Het servicenummer vindt u op het typeplaatje:
Fig. Voorbeeld
Apparaat controleren
Controleer alle onderdelen op transportschade.
Neem bij op- of aanmerkingen contact op met
de distributeur of de klantenservice.
Afwijkingen
De gebruiksaanwijzing geldt voor verschillende
modellen, afwijkingen zijn mogelijk. Secties die
alleen van toepassing zijn op bepaalde appa‐
raten worden met een sterretje (*) aangeduid.
2 * afhankelijk van model en uitvoering
Symbool Uitleg
Instructies voor actie en resultaten van de
actie
Instructies voor actie worden aangeduid met
een .
De resultaten van de actie worden aangeduid
met een .
Video’s
Video’s over de apparaten vindt u op het
YouTube-kanaal van Liebherr-Hausgeräte.
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor:
-HMFvh 4001
-HMFvh 4011
-HMFvh 5501
-HMFvh 5511
1 Het apparaat in vogelvlucht
1.1 Leveringsomvang
Controleer alle onderdelen op transportschade. Neem bij op-
of aanmerkingen contact op met de handelaar of de klan‐
tenservice. (zie 8.3 Klantenservice)
De levering bestaat uit de volgende onderdelen:
-Rechtopstaand apparaat
-Uitrusting *
-Montagemateriaal *
-Gebruiksaanwijzing
-Servicebrochure
-Kwaliteitscertificaat *
-Netkabel
-Afstandsbediening
-Noodontgrendelsleutel
-Greep incl. schroeven en torx-sleutel
-Wandbevestigingskit
1.2 Apparaat- en uitrustingsoverzicht
HMFvh 4001
HMFvh 5501
HMFvh 4011
HMFvh 5511
Fig. 1 Voorbeeldweergave voorkant
Uitrusting
(1) Typeplaatje (6) Bedieningselementen en
temperatuurweergave
(2) Oplegroosters (7) Sensordoorvoer
(3) Stelvoeten / wieltjes * (8) Veiligheidsthermostaats‐
ensor
(4) Binnenverlichting * (9) Condensafvoer
(5) Slot (10) P-sensor
Fig. 2 Voorbeeldweergaven achterkant
Uitrusting
(1) LAN/WLAN-interface* (4) Aansluiting voor P-
sensor
(2) Potentiaalvrije alarm‐
uitgang (5) Draaghulp
(3) USB-interface
1.3 Speciale uitrusting
Aanwijzing
Accessoires zijn verkrijgbaar via de klantenservice
(zie 8.3 Klantenservice) en in de Liebherr-Hausgeräte-shop
onder home.liebherr.com/shop/de/deu/zubehor.html.
Het apparaat in vogelvlucht
* afhankelijk van model en uitvoering 3
SmartModule
Het apparaat heeft een SmartModule.
Dit is een WLAN/ en LAN-interface voor verbinding tussen
het apparaat en een extern documentatie- en alarmsys‐
teem, zoals Liebherr SmartMonitoring.
Laden achteraf aanbrengen
Bij het achteraf aanbrengen van ladesystemen in Liebherr
koel-/vrieskasten die worden gebruikt voor de bewaring
van temperatuurgevoelige materialen, zoals medicijnen die
gekoeld moeten worden en gekoelde goederen waarvoor
speciale standaardvereisten gelden, is een temperatuur
kwalificatie vereist. Het achteraf aanbrengen van laden in
koel-/vrioeskasten kan leiden tot bederven of beschadigen
van de bewaarde producten. Daarom mag het achteraf
aanbrengen uitsluitend worden uitgevoerd door erkende
dienstverleners van de koel/vrieskastfabrikant.
1.4 Toepassingsgebied van het apparaat
Beoogd gebruik
Deze medische koelkast is geschikt voor het
professioneel opslaan van producten bij een
temperatuur van 5 °C.
Typische producten die opgeslagen kunnen
worden zijn gekoelde medicijnen, geneesmid‐
delen of andere farmaceutische producten
die in een temperatuurbereik van 2 °C tot 8 °C
moeten worden opgeslagen.
Het apparaat voldoet aan de voorschriften
van DIN 13277 voor koel- en diepvriesopslag‐
apparatuur voor laboratorium- en medische
toepassingen.
Bij de opslag van waardevolle of tempera‐
tuurgevoelige stoffen of producten is het
gebruik van een onafhankelijk, permanent
bewakend alarmsysteem vereist. Dit alarm‐
systeem moet zodanig zijn ontworpen dat
elke alarmtoestand onmiddellijk wordt geregi‐
streerd door een verantwoordelijke persoon,
die dan passende maatregelen kan nemen.
Voorzienbaar verkeerd gebruik
Gebruik het apparaat niet voor de volgende
toepassingen:
-Opslag en koeling van:
Chemisch onstabiele, ontvlambare of
bijtende stoffen
Bloed, plasma of andere lichaamsvloei‐
stoffen bestemd voor infusie, toediening
of inbrenging in het menselijk lichaam.
-Gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen.
-Gebruik buiten of in vochtige bereiken en
spatwaterbereiken.
Ondeskundig gebruik van het toestel leidt tot
beschadiging of bederf van de opgeslagen
producten.
Klimaatklassen
De voor uw apparaat van toepassing zijnde
klimaatklasse staat op het typeplaatje.
Fig. 3 Typeplaatje
(X) Deze klimaatklasse
geeft aan bij
welke omgevingsvoor
waarden het apparaat
veilig kan worden
gebruikt.
Klimaat‐
klasse (X)
max. ruimte‐
temperatuur
max.
rel. lucht
vochtigheid
7 35 °C 75%
Aanwijzing
De minimaal toegestane ruimtetemperatuur
op de plaats van opstelling is 10 °C.
Onder grensomstandigheden kan zich lichte
condensatie vormen op de glazen deur en op
de zijwanden.
1.5 Geluidsemissie van het apparaat
Het A-gewogen geluidsdrukniveau tijdens de werking van
het toestel is lager dan 70 dB(A) (geluidsvermogen rel. 1
pW).
1.6 Conformiteit
De koelmiddelkringloop is op dichtheid gecontroleerd.
Het apparaat voldoet aan de geldende veiligheidsvoor
schriften en de EU-richtlijnen 2006/42/EG, 2014/30/EU,
2009/125/EG en 2011/65/EU.
De ingebouwde radiomodule voldoet aan de richtlijn
2014/53/EU. Informatie over de radiomodule (zie 8.1 Techni‐
sche gegevens) .
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverkla‐
ring is beschikbaar op het volgende internetadres:
www.liebherr.com
1.7 SVHC-stoffen volgens de REACH-
verordening
Onder de volgende link kunt u controleren
of uw apparaat SVHC-stoffen volgens de REACH-
verordening bevat: home.liebherr.com/de/deu/de/liebherr-
erleben/nachhaltigkeit/umwelt/scip/scip.html
Het apparaat in vogelvlucht
4 * afhankelijk van model en uitvoering
2 Algemene veiligheidsvoor
schriften
Bewaar deze handleiding zorgvuldig, zodat u
hem te allen tijde kunt raadplegen.
Als u het apparaat doorgeeft, geef dan ook de
handleiding door aan de volgende eigenaar.
Om het apparaat goed en veilig te kunnen
gebruiken, moet u deze handleiding vóór
gebruik aandachtig doorlezen. Volg altijd
de instructies, veiligheidsvoorschriften en
waarschuwingen die hierin zijn opgenomen.
Deze zijn belangrijk om het apparaat veilig
en probleemloos te kunnen installeren en
gebruiken.
Gevaren voor de gebruiker:
-Dit apparaat mag alleen gebruikt worden
door technisch en laboratoriumpersoneel
dat daarvoor opgeleid is en vertrouwd is
met alle veiligheidsmaatregelen voor het
werken in een laboratorium. Kinderen en
personen met verminderde lichamelijke,
zintuiglijke of geestelijke vermogens of
gebrek aan ervaring en kennis mogen dit
apparaat niet gebruik nemen of bedienen.
-De contactdoos moet eenvoudig toeganke‐
lijk zijn, zodat het apparaat in noodgevallen
snel van de stroomvoorziening kan worden
losgekoppeld. Deze moet zich buiten de
achterkant van het apparaat bevinden.
-Als het apparaat van het net wordt
gescheiden, altijd bij de stekker vast
houden. Niet aan de kabel trekken.
-Bij storingen de netstekker uittrekken of de
zekering uitschakelen.
-WAARSCHUWING: Het netsnoer niet
beschadigen. Apparaat niet gebruiken, als
het netsnoer is beschadigd.
-WAARSCHUWING: Meervoudige contact‐
dozen/verdeeldozen en andere elektroni‐
sche apparaten (zoals halogeentransforma‐
toren) mogen niet aan de achterzijde van
apparaten worden geplaatst en gebruikt.
-WAARSCHUWING: ventilatieopeningen in
het apparaatbehuizing of in de inbouwbe‐
huizing niet afsluiten.
-Reparaties en ingrepen aan het apparaat
alleen door de klantenservice of ander hier
voor opgeleid vakpersoneel laten uitvoeren.
-Apparaat alleen volgens de voorschriften
monteren, aansluiten en afvoeren.
Brandgevaar:
-Het gebruikte koelmiddel (gegevens op
het typeplaatje) is milieuvriendelijk maar
brandbaar. Koelmiddel dat ontsnapt, kan
ontbranden.
WAARSCHUWING: Koelkringloop niet
beschadigen.
Vermijd het hanteren van ontstekings‐
bronnen in de binnenkant van het appa‐
raat.
WAARSCHUWING: In het koelvak geen
elektrische apparaten gebruiken die niet
van het door de fabrikant aanbevolen
type zijn.
Indien koudemiddel uittreedt: Open vuur
of ontstekingsbronnen in de buurt van
het uittreedpunt vermijden. Ruimte goed
ventileren. Klantenservice informeren.
-Het apparaat niet in de buurt van explo‐
sieve gassen gebruiken.
-Geen benzine of andere brandbare gassen
en vloeistoffen in de buurt van het appa‐
raat bewaren of gebruiken.
-Geen explosieve stoffen, zoals spuitbussen
met brandbaar drijfgas, in het appa‐
raat bewaren. Deze spuitbussen zijn te
herkennen aan de opgedrukte inhoud of
een vlamsymbool. Alle uittredende gassen
kunnen worden ontstoken door elektrische
componenten.
-Brandende kaarsen, lampen en andere
voorwerpen met open vuur uit de buurt van
het apparaat houden, zodat ze het apparaat
niet in brand kunnen steken.
-Alcoholische dranken of andere verpak
kingen die alcohol bevatten alleen opslaan
als ze dicht afgesloten zijn. Eventueel
uittredende alcohol kan door elektrische
onderdelen worden ontstoken.
Val- en kantelgevaar:
-WAARSCHUWING: Om gevaar door instabi‐
liteit van het apparaat te voorkomen, moet
dit volgens de instructies worden beves‐
tigd.
-Plinten, laden, deuren enz. niet als opstapje
of als steun gebruiken.
Gevaar voor bevriezing, gevoelloosheid en
pijn:
-Permanent contact van de huid met
koude oppervlakken of gekoelde/bevroren
producten vermijden of beschermende
maatregelen treffen, bijvoorbeeld hand‐
schoenen gebruiken.
Letsel- en beschadigingsgevaar:
-WAARSCHUWING: Om het ontdooiproces
te versnellen, geen mechanische hulpmid‐
Algemene veiligheidsvoorschriften
* afhankelijk van model en uitvoering 5
delen of andere middelen gebruiken die niet
door de fabrikant worden aanbevolen.
-WAARSCHUWING: Letselgevaar door elek
trische schok! Onder de afdekking bevinden
zich onder spanning staande delen.
Led-binnenverlichting alleen door de klan‐
tenservice of hiervoor opgeleid deskundig
personeel laten vervangen of repareren.
-LET OP: Apparaat mag alleen met origineel
toebehoren van de fabrikant of met door
de fabrikant goedgekeurd toebehoren van
andere producenten worden gebruikt. De
gebruiker draagt het risico bij gebruik van
niet-goedgekeurd toebehoren.
Beknellingsgevaar:
-Bij het openen en sluiten van de deur niet
in het scharnier grijpen. De vingers kunnen
ingeklemd raken.
Kwalificatie deskundig personeel:
Het apparaat mag uitsluitend geïnstalleerd,
getest, onderhouden en in bedrijf gesteld
worden door deskundig personeel dat
vertrouwd is met de montage, inbedrijfstel
ling en bediening van het apparaat.
Deskundig personeel zijn personen die door
hun technische opleiding, kennis en erva‐
ring en hun kennis van de relevante normen
in staat zijn het aan hun opgedragen werk
te beoordelen en uit te voeren en moge‐
lijke gevaren te onderkennen. Ze moeten
een opleiding, instructies en toestemming
hebben om met het apparaat te werken.
Symbolen op het apparaat:
Het symbool kan zich op de compressor
bevinden. Het heeft betrekking op de
olie in de compressor en wijst op het
volgende gevaar:Kan bij inslikken
en indringen in de luchtwegen
dodelijk zijn. Deze aanwijzing is alleen
van belang voor het recyclingproces. In de
normale modus bestaat er geen gevaar.
WAARSCHUWING: Brandgevaar /
brandbare materialen. Het symbool bevindt
zich op de compressor en wijst op het
gevaar van ontvlambare stoffen. De sticker
niet verwijderen.
Het symbool bevindt zich aan de achter
zijde van het apparaat in het gedeelte van
het alarmrelais en wijst op het volgende
gevaar: Elektrische schok! Ook bij
een van het net gescheiden apparaat kan
spanning aanwezig zijn. Sticker niet verwij‐
deren.
Deze of een vergelijkbare sticker kan op
de achterkant van het apparaat zijn aange‐
bracht. Deze wijst erop dat er zich vacuüm-
isolatiepanelen (VIP) of perlietpanelen in
de deur en/of de behuizing bevinden.
Deze aanwijzing is alleen van belang voor
het recyclingproces. De sticker niet verwij‐
deren.
Deze of een soortgelijke sticker kan zich op
de achterzijde van het apparaat bevinden.
Hij verwijst naar de ingebouwde lithiumio‐
naccu. Deze aanwijzing is alleen voor het
recyclingproces van belang. Sticker niet
verwijderen.
Neem de specifieke waarschuwingen en de
andere specifieke instructies in de andere
hoofdstukken in acht:
GEVAAR
Wijst op een onmiddellijke
gevaarlijke situatie die,
indien deze niet wordt
vermeden, tot de dood of
ernstig letsel zal leiden.
WAARSCHU‐
WING
Wijst op een gevaarlijke
situatie die, indien deze
niet wordt vermeden, tot de
dood of ernstig letsel kan
leiden.
VOORZICHTIG
Wijst op een gevaarlijke
situatie die, indien deze niet
wordt vermeden, kan leiden
tot licht of middelzwaar
letsel.
LET OP
Wijst op een gevaarlijke
situatie die, indien deze
niet wordt vermeden,
tot aanzienlijke materiële
schade kan leiden.
Aanwijzing Wijst op nuttige informatie
en tips.
3 In gebruik nemen
3.1 Opstelvoorwaarden
WAARSCHUWING
Brandgevaar door vocht!
Wanneer stroomgeleidende delen of de stroomaansluiting
vochtig worden, kan dat leiden tot kortsluiting.
uHet apparaat is ontworpen voor gebruik in een gesloten
ruimte. Het apparaat niet buiten, in een vochtige omge‐
ving of binnen bereik van spatwater plaatsen.
In gebruik nemen
6 * afhankelijk van model en uitvoering
3.1.1 Plaats van opstelling
WAARSCHUWING
Vrijkomend koudemiddel en olie!
Brand. Het gebruikte koelmiddel is milieuvriendelijk maar
wel brandbaar. De gebruikte olie is ook brandbaar. Vrij‐
komend koelmiddel en vrijkomende olie kunnen bij hoge
concentratie en in contact met een externe warmtebron
ontvlammen.
uBuisleidingen van de koelmiddelkringloop en compressor
niet beschadigen.
-Plaats het apparaat niet naast een fornuis, verwarming
of dergelijke, en stel het apparaat niet bloot aan direct
zonlicht.
-Een optimale opstelplaats is een droge en goed geventi‐
leerde ruimte.
-Wanneer het apparaat in een zeer vochtige omgeving
wordt neergezet, kan zich aan de buitenkant van het
apparaat condenswater vormen.
Let op de plaats van opstelling altijd op de be- en
ontluchting.
-Hoe meer koelmiddel in het apparaat aanwezig is, des
te groter moet de ruimte zijn waarin het apparaat staat.
In te kleine ruimten kan bij een lek een brandbaar gas-
luchtmengsel ontstaan. Per 8 g koelmiddel moet de
opstelruimte minstens 1 m3 groot zijn. Gegevens over
het gebruikte koelmiddel staan op het typeplaatje aan de
binnenkant van het apparaat.
-De vloer op de plaats van opstelling moet horizontaal en
vlak zijn.
-De plaats van opstelling moet voor het apparaatgewicht
inclusief de maximale belasting over voldoende draagver
mogen beschikken. (zie 8.1 Technische gegevens)
3.1.2 Elektrische aansluiting
WAARSCHUWING
Brandgevaar door verkeerd opstellen!
Als een stroomkabel of stekker de achterkant van het appa‐
raat raakt, kunnen de trillingen van het apparaat de stroom‐
kabel of stekker beschadigen en kortsluiting veroorzaken.
uVoorkom bij het opstellen van het apparaat dat onder het
apparaat stroomkabels klem komen te zitten.
uApparaat zo opstellen, dat stekker of netsnoer niet tegen
het apparaat liggen.
uOp contactdozen in het apparaatacchterpaneel geen
apparaten aansluiten.
uMeervoudige contactdozen of verdeeldozen en andere
elektronische apparaten (bijv. halogeen-transformatoren)
mogen niet aan het achterpaneel van apparaten worden
aangebracht en gebruikt.
3.2 Afmetingen apparaat
HMFvh 4001/4011 HMFvh 5501/5511
A 1884 mm 1793 mm
B 597 mm 747 mm
C 664 mm 779 mm
D 1203 mm 1468 mm
E 23 mm 23 mm
F 1241 mm 1506 mm
A = hoogte van apparaat inclusief stelvoeten/wieltjes
B = apparaatbreedte zonder greep [greepdiepte = 45 mm]
C = apparaatdiepte zonder greep [greepdiepte = 45 mm]
D = diepte van apparaat bij geopende deur
E = scharnierhoogte
F = diepte van apparaat met uitstekende greep en anti-
kantelmechanisme
3.3 Apparaat transporteren
WAARSCHUWING
Gevaar voor verwonding door glasscherven!*
Tijdens transport op een hoogte van meer dan 1500 m kan
het glas van de deur breken. De scherven zijn scherp en
kunnen ernstige verwondingen veroorzaken.
uNavenante veiligheidsmaatregelen treffen.
uBij eerste inbedrijfstelling: Apparaat verpakt transpor
teren.
uBij transport na eerste inbedrijfstelling (bijv. verhuizing):
Apparaat leeg transporteren.
uApparaat rechtop transporteren.
uApparaat met twee personen transporteren.
3.4 Apparaat uitpakken
uControleer of het apparaat en de verpakking op trans‐
portschade. Neem onmiddellijk contact met de leveran‐
cier op, als u een beschadiging opmerkt. Het apparaat
niet op de stroomvoorziening aansluiten.
uVerwijder alle materialen van de achterzijde of de
zijwanden van het apparaat die een correcte plaatsing
of ventilatie kunnen belemmeren.
In gebruik nemen
* afhankelijk van model en uitvoering 7
3.5 Transportbeveiliging verwijderen
Fig. 4
uTransportbeveiliging naar boven lostrekken.
wBasishouder blijft op het apparaat.
3.6 Deurgreep monteren
Fig. 5
uMeegeleverde greep met de meegeleverde schroeven
Fig. 5 (1) op de deur aanbrengen.
uAfdekking Fig. 5 (2)plaatsen.
3.7 Kantelbeveiliging monteren
Gereedschap
Fig. 6
Apparaat tegen kantelen beveiligen.
Fig. 7
De kantelbeveiliging, bestaande uit twee vasthouddelen,
twee borghaken en vier schroeven (4 x 14), wordt bij het
apparaat geleverd.
Fig. 8
uVasthouddelen Fig. 8 (1) met meegeleverde schroeven op
het apparaat monteren.
uApparaat met gemonteerde vasthouddelen tegen de
wand schuiven.
Fig. 9
uMarkeringen op de wand aanbrengen Fig. 9 (1).
uApparaat verwijderen.
Fig. 10
Afhankelijk van de eigenschappen van de wand (hout,
beton) geschikt bevestigingsmateriaal (bijv. pluggen) en
voldoende bevestigingspunten gebruiken .
uBorghaken bevestigen.
In gebruik nemen
8 * afhankelijk van model en uitvoering
3.8 Apparaat opstellen
VOORZICHTIG
Letsel- en beschadigingsgevaar!
uApparaat met 2 personen opstellen.
VOORZICHTIG
Letsel- en beschadigingsgevaar!
De deur kan tegen de wand slaan en hierdoor worden
beschadigd. Bij glazen deuren kan het beschadigde glas tot
letsel leiden!
uDeur tegen het slaan tegen de wand beveiligen. Deur‐
stopper, bijv. van vilt, op de wand aanbrengen.
uAlle benodigde onderdelen (bijv. netkabel) op de achter‐
zijde van het apparaat aansluiten en naar de zijkant
leiden.
Aanwijzing
Kabels kunnen beschadigd worden!
uKabels bij het terugschuiven niet ingeklemd raken.
Fig. 11
uApparaat zodanig tegen de wand schuiven dat de vast
houddelen in de borghaken vergrendelen.
wHet apparaat is nu tegen kantelen beveiligd.
wDit kan door terugklappen van de borghaken weer
worden losgemaakt.
3.9 Apparaat uitlijnen
LET OP
Vervorming van het apparaat en deur sluit niet.
uApparaat horizontaal en verticaal uitlijnen.
uOneffen ondergrond met stelvoeten compenseren.
WAARSCHUWING
Niet-deskundige hoogteverstelling van de stelvoet!
Zwaar tot dodelijk letsel. Door verkeerde hoogteverstelling
kan het onderdeel van de stelvoet losraken en het apparaat
kantelen.
uDe stelvoet er niet te ver uitdraaien.
Fig. 12 *
Apparaat optillen:
uStelvoet rechtsom draaien.
Apparaat neerlaten:
uStelvoet linksom draaien.
3.10 Plaatsen van meerdere apparaten
LET OP
Beschadigingsgevaar door condenswater tussen de
zijwanden!
uHet apparaat niet direct naast een ander koelapparaat
plaatsen.
uApparaat met afstand van 3 cm tussen de apparaten
opstellen.
uMeerdere apparaten alleen tot temperaturen van 35 °C
en 65 % luchtvochtigheid naast elkaar opstellen.
uBij hoge luchtvochtigheid afstand tussen de apparaten
vergroten.
Fig. 13 Side-by-side-opstelling
Aanwijzing
Een side-by-side-kit is als toebehoren via de Liebherr-klan‐
tenservice verkrijgbaar. (zie 8.3 Klantenservice)
3.11 Na het plaatsen
uBeschermfolies van de buitenzijde van de behuizing
lostrekken.
uApparaat reinigen. (zie 7.3 Apparaat reinigen)
uIndien nodig: Apparaat desinfecteren.
uFactuur bewaren om voor servicediensten apparaat- en
dealergegevens beschikbaar te hebben.
3.12 Afvalverwerking van de verpakking
WAARSCHUWING
Gevaar voor verstikking door verpakkingsmateriaal en folie!
uKinderen niet met het verpakkingsmateriaal laten spelen.
De verpakking bestaat uit recyclebaar materiaal:
-Golfkarton/karton
-Onderdelen uit geschuimd polystyreen
-Folies en zakken uit polyetheen
In gebruik nemen
* afhankelijk van model en uitvoering 9
-Spanbanden uit polypropeen
-Vastgespijkerd houten raam afgewerkt met poly
ethyleen*
uBreng het verpakkingsmateriaal naar een officieel inza‐
melpunt.
3.13 Deurscharnier verwisselen
Gereedschap
WAARSCHUWING
Letselgevaar door niet-deskundige wissel van de deurschar
nieren!
uDeurscharnieren alleen door deskundig personeel laten
wisselen.
WAARSCHUWING
Letselgevaar en materiële schade door hoog deurgewicht!
uOmbouw alleen uitvoeren, als u een gewicht van 25 kg
kunt dragen.
uOmbouw alleen met twee personen uitvoeren.
LET OP
Onder stroom staande onderdelen!
Beschadiging van elektrische onderdelen.
uNetstekker eruit trekken voordat de deurscharnieren
worden gewisseld.
uDeur openen.
Fig. 14
uVoorste afdekkingen Fig. 14 (1) binnen ontgrendelen en
naar de zijkant toe verwijderen.
uBovenste afdekking Fig. 14 (2) naar boven toe verwij‐
deren.
Fig. 15
uMiddelste afdekking ontgrendelen en verwijderen.
Fig. 16
uStekker Fig. 16 (1) van printplaat loskoppelen.
In gebruik nemen
10 * afhankelijk van model en uitvoering
Fig. 17
uStekker Fig. 17 (1) op printplaat verwisselen.
Fig. 18
uAfdekking met een kleine schroevendraaier ontgrendelen
en verwijderen.
Fig. 19
uStekker uit stekkerhouder verwijderen.
Fig. 20 De inbouwpositie van de stekkerhouder kan 180°
gedraaid zijn.
uStekkerhouder ontgrendelen.
Fig. 21
uSchroeven Fig. 21 (1) verwijderen.
uGrendelnokken Fig. 21 (2) opzij drukken en afstandsslot
Fig. 21 (3) verwijderen.
Fig. 22
uAfstandsslot Fig. 22 (1) met 180° draaien en aan tegen‐
overliggende zijde bevestigen.
uStekkerhouder Fig. 22 (2) aan tegenoverliggende zijde
vergrendelen.
LET OP
Letselgevaar door eruit vallende deur!
uDeur vasthouden.
In gebruik nemen
* afhankelijk van model en uitvoering 11
Fig. 23
uScharnierhoek Fig. 23 (1) losschroeven.
uDeur inclusief scharnierhoek Fig. 23 (2) circa 200 mm
recht omhoog tillen en verwijderen.
uDeur voorzichtig op een zachte ondergrond leggen.
Fig. 24
uKabel voorzichtig eruit trekken.
Fig. 25
uScharnierhoek eruit trekken.
Fig. 26
uScharnierbus Fig. 26 (1) met de vingers eruit trekken.
uAfdekstop Fig. 26 (2) voorzichtig met een sleufschroeven‐
draaier optillen en eruit trekken.
Fig. 27
uScharnierbus en afdekstop steeds aan tegenoverliggende
zijde plaatsen (de afgeschuinde zijden omhoog).
In gebruik nemen
12 * afhankelijk van model en uitvoering
Fig. 28 Geschuimde deur*
Fig. 29 Glasdeur*
uPanelen verwijderen.
uGreep losschroeven.
Fig. 30
uStop naar de tegenoverliggende zijde verplaatsen.
Fig. 31 Geschuimde deur*
Fig. 32 Glasdeur*
uGreep aan tegenoverliggende zijde schroeven.
uPanelen aanbrengen.
In gebruik nemen
* afhankelijk van model en uitvoering 13
Fig. 33
uSluithaak naar de tegenoverliggende zijde verplaatsen.
Aanwijzing
Gaten zijn voorgemarkeerd en moeten met zelftappende
schroeven worden doorboord.
Fig. 34
uScharnierhoek naar tegenoverliggende zijde verplaatsen.
WAARSCHUWING
Letselgevaar en materiële schade door eruit kantelende
deur!
uLagerbout met aangegeven aanhaalmoment vastdraaien.
Fig. 35
uBouten Fig. 35 (1) naar de scharnierhoek verplaatsen.
uBouten Fig. 35 (2) met aanhaalmoment van 12 Nm vast‐
draaien.
uScharnierhoek weer losschroeven.
LET OP
Letselgevaar door gespannen veer!
uDeursluitsysteem Fig. 36 (1) niet uit elkaar halen.
Fig. 36
uSluitsysteem Fig. 36 (2) draaien tot het klikt.
wVoorspanning van het sluitsysteem is losgemaakt.
uScharnierhoek losschroeven Fig. 36 (3).
Fig. 37
uDeursluitsysteem naar de scharnierhoek verplaatsen.
uLet erop dat bij het plaatsen de boutafschuining Fig. 37 (1)
naar het ronde gat wijst.
-of-
In gebruik nemen
14 * afhankelijk van model en uitvoering
Aanwijzing
Verkeerde plaatsing van de hoogte-instelschijven.
Bevestiging van de moeren niet meer voldoende mogelijk.
uSchijf moet aan de onderzijde van het sluitsysteem
vergrendelen.
Fig. 38
uMoer losmaken en deursluitsysteem verwijderen
Fig. 38 (1).
uDe correcte uitlijning van de hoogte-instelschijven in acht
nemen Fig. 38 (2).
uDeursluitsysteem in de scharnierhoek verplaatsen en met
de moer vastzetten Fig. 38 (3).
uBij het plaatsen de correcte uitlijning van het deursluit
systeem in acht nemen Fig. 38 (4).
Fig. 39
uAfdekplaat naar de tegenoverliggende zijde verplaatsen.
Fig. 40
uScharnierhoek aan tegenoverliggende zijde schroeven.
Aanwijzing
De correcte uitlijning en voorspanning is belangrijk voor de
functie van het sluitsysteem.
Fig. 41 Links scharnierend (A) / rechts scharnierend (B)
uSluitsysteem tegen de weerstand in draaien tot het schot
van het sluitsysteem Fig. 41 (1) naar buiten wijst.
wSluitsysteem blijft zelfstandig in deze positie staan.
wSluitsysteem is uitgelijnd en voorgespannen.
Fig. 42
uScharnierhoek in de deur plaatsen.
In gebruik nemen
* afhankelijk van model en uitvoering 15
Fig. 43
uKabel er voorzichtig doorsteken.
LET OP
Letselgevaar door eruit vallende deur!
uDeur vasthouden.
Fig. 44
uDeur met een tweede persoon van de grond optillen.
uDeur in 90° geopende toestand voorzichtig op het sluit‐
systeem plaatsen.
LET OP
Materiële schade door verkeerde montage!
uKabel bij het monteren van de scharnierhoek niet
klemmen.
Fig. 45
uKabel door de uitsparing van de scharnierhoek leiden en
voorzichtig monteren Fig. 45 (1).
uScharnierhoek Fig. 45 (2) vastschroeven.
Fig. 46
uStekker Fig. 46 (1) in stekkerhouder steken.
Fig. 47
uStekker Fig. 47 (1) in printplaat steken.
Fig. 48
uAfdekking plaatsen.
In gebruik nemen
16 * afhankelijk van model en uitvoering
Fig. 49
uMiddelste afdekking vergrendelen.
Fig. 50
uVoorste afdekkingen Fig. 50 (1) zijdelings bevestigen en
vastklikken.
uBovenste afdekking Fig. 50 (2) van boven vastklikken.
uDeur sluiten.
wDe deurscharnieren zijn gewisseld.
3.14 Deur uitlijnen
Als de deur niet recht is, kunt u de deur aan de onderste
scharnierhoek afstellen.
Fig. 51
uMiddelste schroef aan onderste scharnierhoek verwij‐
deren.
Fig. 52
uBeide schroeven iets losmaken en deur met scharnier
hoek naar rechts of links verschuiven.
uSchroeven tot de aanslag vastdraaien (middelste schroef
is niet meer nodig).
wDe deur is recht uitgelijnd.
3.15 Apparaat aansluiten
WAARSCHUWING
Verkeerd aansluiten!
Brandgevaar.
uGeen verlengkabel gebruiken.
uGeen verdeeldozen gebruiken.
LET OP
Verkeerd aansluiten!
Beschadiging van de elektronica.
uSluit het apparaat niet aan op stand-alone-omvormers
zoals zonne-energiesystemen en benzinegenerators.
Aanwijzing
Gebruik uitsluitend het meegeleverde netsnoer.
Zorg ervoor dat aan de volgende vereisten is voldaan:
- Het apparaat alleen met wisselstroom gebruiken.
-De toegestane spanning en frequentie staan op het type‐
plaatje. De positie van het typeplaatje is in het hoofd‐
stuk Apparaatoverzicht zichtbaar. (zie 1.2 Apparaat- en
uitrustingsoverzicht)
-Contactdoos is overeenkomstig de voorschriften geaard
en elektrisch gezekerd.
-Uitschakelstroom van de zekering ligt tussen 10 A en 16
A.
- De contactdoos is eenvoudig toegankelijk.
uElektrische aansluiting controleren.
uApparaatstekker aan de achterzijde van het apparaat
aanbrengen. Let op het correct vastklikken.
uNetstekker op de voeding aansluiten.
wWeergave wisselt naar stand-bysymbool.
In gebruik nemen
* afhankelijk van model en uitvoering 17
3.16 Apparaat inschakelen (eerste inbe‐
drijfstelling)
Zorg ervoor dat aan de volgende vereisten is voldaan:
- Apparaat is opgesteld en aangesloten.
-Alle plakstroken, plak- en beschermfolies en de trans‐
portbeveiligingen in en aan het apparaat zijn verwijderd.
Fig. 53 Startprocedure
Het stand-bysymbool knippert tot de startprocedure is
beëindigd.
Het display geeft het stand-bysymbool aan.
Als het apparaat met fabrieksinstelling wordt geleverd,
moet bij inbedrijfstelling eerst de beeldschermtaal en de
datum/tijd ingesteld worden.
Fig. 54
uStappen (zie Fig. 54) uitvoeren.
wTaal is ingesteld.
Fig. 55
uStappen (zie Fig. 55) uitvoeren.
wDatum is ingesteld.
Fig. 56
uStappen (zie Fig. 56) uitvoeren.
wTijd is ingesteld.
Fig. 57 Statusweergave
wHet apparaat is klaar voor gebruik zodra de temperatuur
op het display verschijnt.
4 Opslag
4.1 Instructies voor opslag
Fig. 58 Fig. 59
Bij het bewaren in acht nemen:
qIndien de legroosters Fig. 58 (1) verplaatsbaar zijn, deze
aan de hoogte aanpassen.
qMaximale belading in acht nemen. (zie 8.1 Technische
gegevens)
qApparaat pas beladen, zodra de opslagtemperatuur werd
bereikt (inachtneming van koelketen).
qVentilatiesleuf Fig. 59 (2) van de ventilator in de binnen‐
ruimte vrijhouden.
qKoelgoed mag de compressor aan de achterwand niet
raken.
qVloeistoffen in gesloten houders bewaren.
qKoelgoed met tussenafstand bewaren zodat de lucht
goed kan circuleren.
qGekoelde goederen mogen de stapelmarkering niet over
schrijden.
Dit is belangrijk voor een goede luchtcirculatie en een
gelijkmatige temperatuurverdeling in de binnenruimte.
5 Bediening
5.1 Bedienings- en weergave-elementen
Het display geeft een snel overzicht van de huidige status
van het apparaat, de temperatuurinstelling, de status van
functies en instellingen, evenals alarm- en foutmeldingen.
Het apparaat wordt rechtstreeks op het touch-kleurendis‐
play bediend door vegen en tikken.
Er kunnen functies worden geactiveerd of gedeactiveerd en
instellingswaarden worden gewijzigd.
Opslag
18 * afhankelijk van model en uitvoering
Fig. 60 Touch-kleurendisplay
(1) Statusweergave
5.1.1 Statusweergave
Fig. 61 Statusweergave
(1) Werkelijke temperatuur (3) Status ontdooiproces
(2) Alarmstatus (4) Status deurvergrendeling
De statusweergave is de uitgangsweergave.
Toont in het midden de temperatuur en in het onderste
gedeelte drie symbolen. De statusweergave kan verschil‐
lende indicatiesymbolen weergeven.
Vanuit statusweergave wordt naar de functies en instel‐
lingen genavigeerd. (zie 5.2 Navigatie)
5.1.2 Weergavesymbolen
De weergavesymbolen geven informatie over de actuele
toestand van het apparaat.
Symbool Apparaattoestand
Stand-bysymbool
Apparaat is uitgescha‐
keld.
Stand-bysymbool (knip‐
pert)
Apparaat beweegt
omhoog.
Temperatuur (knippert)
Doeltemperatuur nog niet
bereikt. Apparaat koelt af
tot de ingestelde tempe‐
ratuur.
Temperatuurindicatie
Toont de actuele binnen‐
temperatuur
Statusweergave (witte
rand)
Apparaat is vergrendeld.
D in de weergave
Apparaat werkt in Demo‐
Mode.
Onderhoudsindicatie
(geel)
Het ingestelde tijdsin‐
terval is afgelopen.
Geheugen vol (geel)
Het geheugen (999 uur)
is vol. De oudste gege‐
vens worden vanaf nu
overschreven.
Vol alarmgeheugen
(geel)
Het alarmgeheugen is
vol. Individuele alarmen
of het hele geheugen
wissen.
Symbool Apparaattoestand
Handmatige deurope‐
ning (geel)
De vergrendelde
deur werd handmatig
geopend.
Foutsymbool (rood)
Apparaat is in fouttoe‐
stand.
Pijl terug
Gaat naar het hogere
menu.
Achtergrond (blauw)
Actieve instelling of
actieve functie
Balk (oplopend)
3 seconden indrukken om
instelling te activeren.
Balk (aflopend)
3 seconden indrukken om
instelling te deactiveren.
Symbolen van de statusweergave
De extra symbolen onderaan de statusweergave geven snel
toegang tot alarminformatie en details over de apparaat
status.
Symbool Apparaattoestand
Alarmsymbool (grijs)
Alarmarchief is leeg.
Alarmarchief opent door kort tikken.
Alarmsymbool (wit)
Er bevinden zich bevestigde alarmen in
het alarmarchief.
Alarmarchief opent door kort tikken.
Alarmsymbool (rood)
Er bevinden zich nog niet bevestigde
alarmen in het alarmarchief.
Alarmarchief opent door kort tikken.
Alarmsymbool (rood, knippert)
Er bevindt zich een actief alarm in het
archief.
Alarmarchief opent door kort tikken.
Ontdooisymbool (grijs)
Geen ontdooiprocedure actief.
Ontdooisymbool (wit, knippert)
Handmatige ontdooiprocedure actief.
Handmatig ontdooien opent door korte
tikken. (zie 5.3.23 Ontdooien )
Ontdooisymbool (wit)
Automatische ontdooiprocedure geacti‐
veerd. Functie kan niet worden onder
broken.
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 19
Symbool Apparaattoestand
Deursymbool (wit, gesloten)
De deurvergrendeling is actief.
De code-invoer voor het openen van
de deur opent door kort tikken.
(zie 5.3.6 Deurvergrendeling )
Deursymbool (wit, geopend)
De deurvergrendeling is inactief.
De code-invoer voor het vergrendelen
van de deur opent door kort tikken.
(zie 5.3.6 Deurvergrendeling )
Extra symbolen van de statusweergave
5.1.3 Akoestische signalen
In de volgende gevallen klinkt een signaal:
-Als een functie of waarde wordt bevestigd.
-Als een functie of een waarde ofwel niet geactiveerd
ofwel niet gedeactiveerd kan worden.
-Zodra een fout optreedt.
-Bij een alarmmelding.
De alarmtonen kunnen in het klantmenu worden in- en
uitgeschakeld.
5.2 Navigatie
Toegang tot de afzonderlijke functies door menunavigatie.
Bediening via het touchdisplay door vegen en tikken.
5.2.1 Navigatie met touchdisplay
Navigatie Beschrijving
Kort tikken
Activeert/deactiveert functie.
Bevestigt keuze.
Opent submenu.
Lang tikken (3 seconden)
Activeert/deactiveert functie.
Bevestigt keuze.
Zet apparaat/waarden terug.
Schakelt apparaat in/uit.
Naar rechts of links vegen
Navigeert door menu.
Kort tikken op terugsymbool
Springt een menuniveau terug.
Lang tikken (3 seconden) op terugsym‐
bool
Springt terug naar statusweergave.
5.2.2 Instellingenmenu
Het instellingenmenu maakt de toegang tot aanvullende
apparaatfuncties mogelijk.
Instellingenmenu oproepen
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 62
uHandelingsstappen volgens afbeelding uitvoeren.
-of-
uDe pincode van de toegangsbeveiliging van het instellin‐
genmenu invoeren. (zie 5.3.8 Toegangsbeveiliging instel‐
lingenmenu )
wHet instellingenmenu is geopend.
Toegangsbeveiliging instellingenmenu
(zie 5.3.8 Toegangsbeveiliging instellingenmenu )
5.2.3 Klantmenu
Het klantmenu is met de cijfercode 151 beveiligd. Het menu
maakt de toegang tot aanvullende apparaatfuncties moge‐
lijk.
Klantmenu oproepen
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 63
uHandelingsstappen volgens afbeelding uitvoeren.
wHet klantmenu is geopend.
5.2.4 Algemene regels
Naast de beschikbare gebaren gelden de volgende alge‐
mene regels:
-Nadat een waarde is gekozen, wordt de keuze gedurende
2 seconden weergegeven. De weergave springt daarna
een niveau terug.
-Na 10 seconden zonder interactie verschijnt de status‐
weergave weer
-Als een keuze in het submenu wordt bevestigd, gaat de
weergave terug naar het menu.
-Geactiveerde functies en gekozen waarden zijn blauw
gemarkeerd.
-Fout- en alarmmeldingen, en waarschuwingen worden
rood gemarkeerd.
-Aanwijzingen/herinneringen worden geel gemarkeerd.
-Lang tikken om functies te activeren: er verschijnt een
oplopende balk op het scherm.
-Lang tikken om functies te deactiveren: er verschijnt een
aflopende balk op het scherm.
Bediening
20 * afhankelijk van model en uitvoering
5.3 Functies
5.3.1 Functieoverzicht
Apparaat in-/uitschakelen
Registratie resetten
Handmatig starten van automatisch ontdooien
Instellingen
De toegang tot deze functie kan
door een pincode worden geblokkeerd.
(zie 5.3.8 Toegangsbeveiliging instellingen‐
menu )
Info
Temperatuurinstelling
Temperatuuralarm
Deuralarm
*
Lichtalarm*
Alarmsimulatie
Alarm doorsturen
Alarmlogboek
Sensorkalibratie
Herinnering onderhoudsinterval
Verlichting
Taal
Datum/tijd
Temperatuureenheid
Helderheid beeldscherm
Gegevens downloaden
LAN *
WLAN *
Deurblokkering
SmartLock
SmartLock-vertraging
*
Systeemstatus*
Software
Pincode deurvergrendeling wijzigen
Pincode instelblokkering wijzigen
Pincode SmartLock wijzigen
Instelblokkering activeren/deactiveren
Alarmtonen
Toetstonen
Deuropeningsverlichting
Informatie ontdooien
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 21
Sensor Info
DemoMode
Fabrieksreset
5.3.2 Apparaat in- en uitschakelen
Met deze functie kan het gehele apparaat worden in- en
uitgeschakeld.
Apparaat inschakelen
Zonder geactiveerde DemoMode:
Fig. 64
uStappen uitvoeren.
Met geactiveerde DemoMode:
Fig. 65
uStappen uitvoeren.
Aanwijzing
DemoMode voor aflopen van de countdown deactiveren.
Fig. 66 Statusweergave
wDe temperatuurweergave verschijnt op het display.
Apparaat uitschakelen
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uOp het display naar links of rechts vegen tot de beno‐
digde functie wordt weergegeven.
Fig. 67
uStappen uitvoeren.
wDisplay toont stand-bysymbool.
wDisplay wordt na ongeveer 10 minuten uitgeschakeld.
5.3.3 Temperatuur
De temperatuur in de binnenruimte van het apparaat is inge‐
steld op de volgens DIN 13277 vereiste temperatuur van 5 °C
(+/-3 K) en kan niet gewijzigd worden.
Aanwijzing
uKoelgoed pas plaatsen, als de temperatuur in het appa‐
raat 5 °C bedraagt.
De temperatuur is afhankelijk van de volgende factoren:
-hoe vaak de deur wordt geopend
-hoe lang de deur geopend blijft
-ruimtetemperatuur van de plaats van opstelling
-type, temperatuur en hoeveelheid van het koelgoed
Aanwijzing
In sommige delen van de binnenruimte kan de luchttempe‐
ratuur van de weergegeven temperatuur afwijken.
Met de correcte temperatuur blijft het koelgoed langer
houdbaar. Overbodig wegwerpen kan zo worden vermeden.
5.3.4 Temperatuurregistratie
Het apparaat geeft met deze functie de minimum- en maxi‐
mumtemperatuur in het apparaat aan. De registratie start
automatisch na het inschakelen van het apparaat met een
interval van één minuut. Na 999 uur (ca. 40 dagen) wordt
erop gewezen dat het geheugen vol is. De temperatuurregi‐
stratie moet dan gereset worden.
Aanwijzing
Onafhankelijk van deze functie worden ook de volledige
temperatuurgeschiedenis en de alarm- en servicemeldingen
geregistreerd. Deze gegevens kunnen worden geëxpor
teerd en op een USB-opslagmedium worden opgeslagen.
(zie 5.3.24 Datadownload / Datalogging )
Als er een extra productsensor op het apparaat aanwezig is,
is het mogelijk deze te selecteren voor de weergave van de
minimum- en maximumtemperatuur. (zie 5.3.25 Sensorkali‐
bratie )
Aanwijzing
De temperatuurregistratie moet bij de inbedrijfstelling van
het apparaat na het bereiken van de ingestelde tempera‐
tuur eenmaal gereset worden. (zie 5.3.4.2 Temperatuurregi‐
stratie resetten) Hierdoor wordt de relevante maximumtem‐
peratuur aangegeven.
Temperatuurregistratie tonen
De temperatuurregistratie toont de duur van de meting en
de gedurende die tijd gemeten minimum- en maximumtem‐
peratuur.
Fig. 68
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
wStatusscherm met de temperatuurregistraties wordt
weergegeven.
Bediening
22 * afhankelijk van model en uitvoering
Temperatuurregistratie resetten
De weergegeven minimum- en maximumtemperaturen
kunnen op elk moment gereset worden. Hiermee worden de
weergegeven waarden gewist en het meetinterval opnieuw
gestart.
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 69
uStappen uitvoeren.
wTemperatuurregistratie is gereset.
5.3.5 Verlichting
Het apparaat is van een binnenverlichting voorzien.
U kunt de binnenverlichting continu inschakelen.
(zie 5.3.5.1 Verlichting inschakelen*) *
Als u de deur van het apparaat opent, wordt de binnenver
lichting ingeschakeld. U kunt deze functie ook deactiveren.
(zie 5.3.5.3 Verlichting bij deuropening uitschakelen)
Verlichting inschakelen*
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 70
uStappen (zie Fig. 70) uitvoeren.
wVerlichting is ingeschakeld.
Verlichting uitschakelen*
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 71
uStappen (zie Fig. 71) uitvoeren.
wVerlichting is uitgeschakeld.
Verlichting bij deuropening uitschakelen
uKlantmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 72
uStappen (zie Fig. 72) uitvoeren.
wVerlichting bij deuropening is uitgeschakeld.
Verlichting bij deuropening inschakelen
uKlantmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 73
uStappen (zie Fig. 73) uitvoeren.
wVerlichting bij deuropening is ingeschakeld.
5.3.6 Deurvergrendeling
Het apparaat heeft een elektronische deurvergrendeling. Bij
eerste inbedrijfstelling is de deur ontgrendeld en kunt u
deze openen.
Met deze functie kan het apparaat tegen ongewenst leeg‐
halen worden beveiligd.
Hiervoor heeft u de volgende instelmogelijkheden:
-Deur met deurcode vergrendelen.
-Deur met deurcode ontgrendelen.
-Automatische vergrendeling activeren.
-Automatische vergrendeling deactiveren.
-Tijdsvertraging van de automatische vergrendeling
instellen.
-Wijzigen van de deurcode. (zie 5.3.9 Toegangscodes)
-Resetten van de deurcode. (zie 5.3.9 Toegangscodes)
-Afstandsbediening koppelen. (zie 5.3.10 Afstandsbedie‐
ning )
Deur met deurcode vergrendelen
Aanwijzing
uIn het volgende voorbeeld wordt de af fabriek ingestelde
pincode: 1 1 1 1 gebruikt.
Fig. 74 Statusweergave
Uitgaande van de statusweergave start de invoer van de
deurcode door op het open slotje te tikken.
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 23
Fig. 75 Deur met deurcode 1 1 1 1 vergrendelen.
uStappen (zie Fig. 75) uitvoeren.
Fig. 76 Statusweergave
wDe statusweergave met witte rand en gesloten slotje
verschijnt.
wDe deur is vergrendeld.
Deur met deurcode ontgrendelen
Aanwijzing
uIn het volgende voorbeeld wordt de af fabriek ingestelde
pincode: 1 1 1 1 gebruikt.
Fig. 77 Statusweergave
Uitgaande van de statusweergave met witte rand start de
invoer van de deurcode door op het gesloten slotje te tikken.
Fig. 78 Deur met deurcode 1 1 1 1 vergrendelen.
uStappen (zie Fig. 78) uitvoeren.
Fig. 79 Statusweergave
wDe statusweergave met geopend slotje verschijnt.
wDe deur is ontgrendeld.
Automatische vergrendeling activeren
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 80
uStappen (zie Fig. 80) uitvoeren.
wAutomatische vergrendeling is geactiveerd.
wNu kan de tijdsvertraging (zie 5.3.6.5 Tijdsvertraging van
de automatische vergrendeling instellen) worden inge‐
steld.
Aanwijzing
U kunt de deur verder met de afstandsbediening
(zie 5.3.10 Afstandsbediening ) of via de invoer van de deur
code vergrendelen en ontgrendelen.
Automatische vergrendeling deactiveren
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 81
uStappen (zie Fig. 81) uitvoeren.
wAutomatische vergrendeling is gedeactiveerd.
Tijdsvertraging van de automatische vergrendeling
instellen
Deze functie legt het tijdstip van de elektronische deurver
grendeling na een deuropening vast.
Zorg ervoor dat aan de volgende vereisten is voldaan:
qHet automatische vergrendelen van de deur
(zie 5.3.6.3 Automatische vergrendeling activeren) is
geactiveerd.
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Bediening
24 * afhankelijk van model en uitvoering
Fig. 82 De volgende waarden kunnen worden ingesteld: 5,
15, 60, 90, 120, 180 en 240 seconden
uStappen (zie Fig. 82) uitvoeren.
wTijdsvertraging is ingesteld.
Wijzigen van de deurcode
(zie 5.3.9 Toegangscodes)
Resetten van de deurcode
(zie 5.3.9 Toegangscodes)
Afstandsbediening koppelen
(zie 5.3.10 Afstandsbediening )
5.3.7 SmartLock
Om te voorkomen dat koelgoed uit het apparaat wordt
verwijderd, vergrendelt deze functie de deur automatisch
nadat het temperatuuralarm is afgegaan. (zie 5.3.26 Tempe‐
ratuuralarm ) De tijd voor de vergrendelvertraging kan
worden ingesteld. De deur kan dan alleen met de Smart‐
Lock-pincode worden geopend.
Toepassing:
-SmartLock activeren.
-SmartLock deactiveren.
-Instellen van de vergrendelvertraging.
-Deurslot ontgrendelen met SmartLock-pincode.
-SmartLock-pincode wijzigen. (zie 5.3.9 Toegangscodes)
-SmartLock-pincode resetten. (zie 5.3.9 Toegangscodes)
SmartLock activeren
Aanwijzing
uIn het volgende voorbeeld wordt de af fabriek ingestelde
pincode: 1 1 1 1 gebruikt.
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 83
uStappen (zie Fig. 83) uitvoeren.
wSmartLock is geactiveerd.
wNu kan het interval voor de vergrendelvertraging worden
gekozen. (zie 5.3.7.3 Vergrendelvertraging instellen)
SmartLock deactiveren
Aanwijzing
uIn het volgende voorbeeld wordt de af fabriek ingestelde
pincode: 1 1 1 1 gebruikt.
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 84
uStappen (zie Fig. 84) uitvoeren.
wSmartLock is gedeactiveerd.
Vergrendelvertraging instellen
Zorg ervoor dat aan de volgende vereisten is voldaan:
qSmartLock moet geactiveerd zijn. (zie 5.3.7.1 SmartLock
activeren)
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 25
Fig. 85 De volgende waarden kunnen worden ingesteld: Off
(geen wachttijd) tot 60 minuten; in stappen van 1 minuut
uStappen (zie Fig. 85) uitvoeren.
wTijd voor vergrendelvertraging is ingesteld.
Deurslot ontgrendelen met SmartLock-pincode
Na het afgaan van het temperatuuralarm (zie 5.3.26 Tempe‐
ratuuralarm ) is de deur door de SmartLock-functie automa‐
tisch vergrendeld.
Deze kan alleen nog met de SmartLock-pincode worden
geopend.
Aanwijzing
uIn het volgende voorbeeld wordt deze SmartLock-pincode
gebruikt: 2 3 4 5
Uitgaande van de statusweergave start de invoer van de
SmartLock-pincode. Informatie over de SmartLock-functie
en de temperatuurregistratie van het temperatuuralarm
wordt weergegeven.
Fig. 86
uStappen (zie Fig. 86) uitvoeren.
wDe deur is ontgrendeld.
Fig. 87 Statusweergave
wDe temperatuurweergave verschijnt op het display.
Wijzigen van de SmartLock-pincode
(zie 5.3.9 Toegangscodes)
Resetten van de SmartLock-pincode
(zie 5.3.9 Toegangscodes)
5.3.8 Toegangsbeveiliging instellingenmenu
Met deze functie kan de toegang tot het instellingenmenu
beveiligd worden met een viercijferige pincode.
Toepassing:
-Onbedoeld wijzigen van instellingen en functies
vermijden.
-Onbedoeld uitschakelen van het apparaat vermijden.
-Onbedoelde temperatuurinstelling vermijden.
Toegangsbeveiliging van het instellingenmenu activeren
Aanwijzing
uIn het volgende voorbeeld wordt de af fabriek ingestelde
pincode: 1 1 1 1 gebruikt.
uKlantmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 88
uStappen (zie Fig. 88) uitvoeren.
wToegangsbeveiliging van het instellingenmenu is geacti‐
veerd.
Pincode voor de toegangsbeveiliging van het instellingen‐
menu wijzigen
(zie 5.3.9 Toegangscodes)
Toegangsbeveiliging van het instellingenmenu deactiveren
Aanwijzing
uIn het volgende voorbeeld wordt de af fabriek ingestelde
pincode: 1 1 1 1 gebruikt.
uKlantmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 89
uStappen (zie Fig. 89) uitvoeren.
wToegangsbeveiliging van het instellingenmenu is gedeac‐
tiveerd.
Beveiligd instellingenmenu openen
Als de toegangsbeveiliging van het instellingenmenu actief
is, moet de pincode ingevoerd worden om het instellingen‐
menu te openen.
Bediening
26 * afhankelijk van model en uitvoering
Na het invoeren van de juiste pincode blijft het instellingen‐
menu gedurende 20 minuten gedeblokkeerd.
Aanwijzing
uIn het volgende voorbeeld wordt de af fabriek ingestelde
pincode: 1 1 1 1 gebruikt.
De toegangsbeveiliging van het instellingenmenu moet
actief zijn.
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 90
uStappen (zie Fig. 90) uitvoeren.
wPincode correct: Het instellingenmenu verschijnt.
5.3.9 Toegangscodes
Verschillende instellingen zijn mogelijk.
Toepassing:
-Wijzigen van de deurcode.
-Resetten van de deurcode.
-Wijzigen van de instellingscode.
-Resetten van de instellingscode.
-Wijzigen van de SmartLock-code.
-Resetten van de SmartLock-code.
Deurcode
Deurcode wijzigen
Deze instelling maakt het wijzigen van de deurcode van de
deurvergrendeling mogelijk.
De instelling wordt in 3 stappen uitgevoerd:
- Invoer van de oude deurcode
- Invoer van de nieuwe deurcode
- Bevestiging van de nieuwe deurcode
Aanwijzing
uIn het volgende voorbeeld wordt de af fabriek ingestelde
deurcode 1 1 1 1 gewijzigd.
uDe nieuwe deurcode is: 2 3 4 5
uKlantmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 91
uStappen (zie Fig. 91) uitvoeren.
wInvoer van de oude deurcode succesvol.
Fig. 92
uStappen (zie Fig. 92) uitvoeren.
wInvoer van de nieuwe deurcode succesvol.
Fig. 93
uStappen (zie Fig. 93) uitvoeren.
wBevestiging van de nieuwe deurcode succesvol.
wDe deurcode is gewijzigd.
Deurcode resetten
Deurcode vergeten of niet bekend.
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 27
uApparaat resetten naar fabrieksinstellingen.
(zie 5.3.33 Fabrieksreset )
wHet apparaat is gereset naar de oorspronkelijke instel‐
lingen.
wDe af fabriek ingestelde deurcode luidt: 1 1 1 1
Toegangsbeveiliging van het instellingenmenu
Wijzigen van de instellingscode
Deze instelling maakt het wijzigen van de instellingscode
voor de toegangsbeveiliging van het instellingenmenu
mogelijk.
De instelling wordt in 3 stappen uitgevoerd:
- Invoer van de instellingscode
- Invoer van de nieuwe instellingscode
- Bevestiging van de nieuwe instellingscode
Aanwijzing
uIn het volgende voorbeeld wordt de af fabriek ingestelde
instellingscode 1 1 1 1 gewijzigd.
uDe nieuwe instellingscode is: 2 3 4 5
uKlantmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
De toegangsbeveiliging van het instellingenmenu moet
actief zijn. (zie 5.3.8 Toegangsbeveiliging instellingen‐
menu )
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 94
uStappen (zie Fig. 94) uitvoeren.
wInvoer van de oude instellingscode succesvol.
Fig. 95
uStappen (zie Fig. 95) uitvoeren.
wInvoer van de nieuwe instellingscode succesvol.
Fig. 96
uStappen (zie Fig. 96) uitvoeren.
wBevestiging van de nieuwe instellingscode succesvol.
wDe instellingscode is gewijzigd.
Resetten van de instellingscode
Instellingscode voor de toegangsbeveiliging van het instel‐
lingenmenu vergeten of niet bekend.
uApparaat op fabrieksinstellingen (zie 5.3.33 Fabrieks‐
reset ) resetten.
wHet apparaat is gereset naar de oorspronkelijke instel‐
lingen.
wDe instellingscode af fabriek is: 1 1 1 1
SmartLock
SmartLock-code wijzigen
Met deze instelling kan de SmartLock-code worden gewij‐
zigd.
De instelling wordt in 3 stappen uitgevoerd:
- Invoer van de oude SmartLock-code
- Invoer van de nieuwe SmartLock-code
- Bevestiging van de nieuwe SmartLock-code
Aanwijzing
uIn het volgende voorbeeld wordt de af fabriek ingestelde
SmartLock-code 1 1 1 1 gewijzigd.
uDe nieuwe SmartLock-code luidt: 2 3 4 5
uKlantmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
SmartLock moet actief zijn. (zie 5.3.7 SmartLock )
Bediening
28 * afhankelijk van model en uitvoering
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 97
uStappen (zie Fig. 94) uitvoeren.
wInvoer van de oude SmartLock-code succesvol.
Fig. 98
uStappen (zie Fig. 95) uitvoeren.
wInvoer van de nieuwe SmartLock-code succesvol.
Fig. 99
uStappen (zie Fig. 99) uitvoeren.
wBevestiging van de nieuwe SmartLock-code succesvol.
wDe SmartLock-code is gewijzigd.
SmartLock-code resetten
SmartLock-code vergeten of niet bekend.
uApparaat resetten naar fabrieksinstellingen.
(zie 5.3.33 Fabrieksreset )
wHet apparaat is gereset naar de oorspronkelijke instel‐
lingen.
wDe af fabriek ingestelde SmartLock-code luidt: 1 1 1 1
5.3.10 Afstandsbediening
Op de afstandsbediening is bij levering een fabriekspincode
opgeslagen die elk apparaat met ongewijzigde fabrieksin‐
stellingen (zie 5.3.33 Fabrieksreset ) opent. Zo kunnen meer‐
dere apparaten met slechts een afstandsbediening worden
geopend en gesloten. Door het koppelen wordt een appa‐
raatspecifieke pincode gemaakt die alleen het aangemelde
apparaat kan openen of sluiten. Een fabrieksreset herstelt
de oorspronkelijke functionaliteit weer.
Toepassing:
-Afstandsbediening koppelen.
-Afstandsbediening scheiden.
Afstandsbediening koppelen
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 100
uStappen (zie Fig. 100) uitvoeren.
Fig. 101
uEen toets op de afstandsbediening Fig. 101 (1) twee keer
indrukken.
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 29
wDe statusled Fig. 101 (2) op de afstandsbediening knip‐
pert drie keer.
w
Die Fernbedienung ist mit dem Gerät
verbunden.
Afstandsbediening scheiden
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 102
uStappen (zie Fig. 102) uitvoeren.
wDe afstandsbediening is van het apparaat gescheiden.
5.3.11 Herinnering onderhoudsinterval
Instelling van de periode tot aan het onderhoud wordt herin‐
nerd.
De volgende waarden kunnen worden ingesteld:
-7 dagen
-14 dagen
-30 dagen
-60 dagen
-90 dagen
-180 dagen
-360 dagen
-720 dagen
-1080 dagen
-Uit
Herinnering onderhoudsinterval instellen
De volgende stappen beschrijven hoe de periode tot het
volgende onderhoud ingesteld wordt.
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 103
uStappen (zie Fig. 103) uitvoeren.
wDe periode tot aan het volgende onderhoud wordt herin‐
nerd is ingesteld.
wDe resterende tijd wordt weergegeven.
5.3.12 Taal
Met deze instelling wordt de taal van de weergave inge‐
steld.
Taal instellen
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 104
uStappen (zie Fig. 104) uitvoeren.
wDe geselecteerde taal is ingesteld.
5.3.13 Datum en tijd
Met deze instelling kan de datum en tijd worden ingesteld.
Datum en tijd instellen
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 105
uStappen (zie Fig. 105) uitvoeren.
Bediening
30 * afhankelijk van model en uitvoering
Fig. 106
uStappen (zie Fig. 106) uitvoeren.
wDatum ingesteld.
Fig. 107
uStappen (zie Fig. 107) uitvoeren.
wTijd ingesteld.
5.3.14 Temperatuureenheid
Met deze instelling kan de temperatuureenheid van Celsius
naar Fahrenheit en omgekeerd worden gewisseld.
Temperatuureenheid instellen
Het voorbeeld toont hoe u de temperatuureenheid van
Celsius naar Fahrenheit wijzigt.
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 108
uStappen (zie Fig. 108) uitvoeren.
wDe temperatuureenheid Fahrenheit is ingesteld.
5.3.15 Displayhelderheid
Deze instelling maakt de trapsgewijze instelling van de
displayhelderheid mogelijk.
De volgende helderheidswaarden kunnen worden ingesteld:
-40%
-60%
-80%
-100% (voorinstelling)
Displayhelderheid instellen
De volgende stappen beschrijven hoe u de displayhelder
heid van bijv. 100 % tot 40 % verlaagt.
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 109
uHandelingsstappen volgens afbeelding uitvoeren.
wDe displayhelderheid is overeenkomstig gewijzigd.
5.3.16 Alarm Sound
Met deze functie kunnen alle alarmtonen, bijvoorbeeld deur
alarm, worden in- en uitgeschakeld.
Alarm Sound activeren
uKlantmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 110
uStappen (zie Fig. 110) uitvoeren.
wAlarm Sound is geactiveerd.
Alarm Sound deactiveren
uKlantmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 111
uStappen (zie Fig. 111) uitvoeren.
wAlarm Sound is gedeactiveerd.
5.3.17 Key Sound
Met deze functie kunnen alle toetstonen, bevestigingstonen
en de opstarttoon in- en uitgeschakeld worden.
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 31
Key Sound activeren
uKlantmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uOp het display naar links of rechts vegen tot de beno‐
digde functie wordt weergegeven.
Fig. 112
uStappen (zie Fig. 112) uitvoeren.
wKey Sound is geactiveerd.
Key Sound deactiveren
uKlantmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
Fig. 113
uStappen (zie Fig. 113) uitvoeren.
wKey Sound is gedeactiveerd.
5.3.18 WLAN-verbinding
Aanwijzing
Het gebruik van het Liebherr SmartMonitoring Dashboard
onder https://smartmonitoring.liebherr.com vereist een
geïnstalleerde SmartModule en een zakelijke MyLiebherr-
account. U kunt zich tijdens de online-inbedrijfstelling direct
met uw beschikbare aanmeldgegevens aanmelden of zich
opnieuw registeren en een bedrijfsaccount aanmaken.
Deze instelling brengt een snoerloze verbinding tussen
apparaat en internet tot stand. De verbinding wordt via de
SmartModule gestuurd. Het apparaat kan via het Liebherr
SmartMonitoring Dashboard in een browser worden geïnte‐
greerd en met geavanceerde opties en individuele mogelijk
heden voor besturing, beheer en bewaking worden gebruikt.
Fig. 114
Ervoor zorgen dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
qSmartModule Fig. 114 (1) is geplaatst.
Verbinding maken
De inbedrijfstelling en inrichting van uw SmartModule doet
u online via het Liebherr SmartMonitoring Dashboard op uw
internetcompatibele eindapparaat.
Fig. 115
uOpen het Liebherr SmartMonitoring Dashboard. (zie
Fig. 115) .
Op het koel- of vriesapparaat:
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 116
uStappen (zie Fig. 116) uitvoeren.
Aanwijzing
De toegangsbeveiliging van het instellingenmenu is geacti‐
veerd. (zie 5.3.8 Toegangsbeveiliging instellingenmenu )
uDe gekozen pincode invoeren. Het instellingenmenu
verschijnt.
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 117
uStappen (zie Fig. 117) uitvoeren.
uInrichtprocedure op uw internetcompatibele eindappa‐
raat voortzetten: Liebherr SmartMonitoring Dashboard
Fig. 118
uStappen (zie Fig. 118) uitvoeren.
wVerbinding wordt gemaakt: WiFi connecting wordt weer
gegeven. Het symbool knippert.
uInstructies van het Liebherr SmartMonitoring Dashboard
opvolgen.
wVerbinding is gemaakt.
Verbinding verbreken
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 119
Bediening
32 * afhankelijk van model en uitvoering
uStappen (zie Fig. 119) uitvoeren.
Aanwijzing
De toegangsbeveiliging van het instellingenmenu is geacti‐
veerd. (zie 5.3.8 Toegangsbeveiliging instellingenmenu )
uDe gekozen pincode invoeren. Het instellingenmenu
verschijnt.
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 120
uStappen (zie Fig. 120) uitvoeren.
wVerbinding is verbroken.
Verbinding resetten
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 121
uStappen (zie Fig. 116) uitvoeren.
Aanwijzing
De toegangsbeveiliging van het instellingenmenu is geacti‐
veerd. (zie 5.3.8 Toegangsbeveiliging instellingenmenu )
uDe gekozen pincode invoeren. Het instellingenmenu
verschijnt.
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 122
uStappen (zie Fig. 122) uitvoeren.
wDe WiFi-instellingen zijn teruggezet op de toestand van
levering.
5.3.19 LAN-verbinding
Aanwijzing
Het gebruik van het Liebherr SmartMonitoring Dashboard
onder https://smartmonitoring.liebherr.com vereist een
geïnstalleerde SmartModule en een zakelijke MyLiebherr-
account. U kunt zich tijdens de online-inbedrijfstelling direct
met uw beschikbare aanmeldgegevens aanmelden of zich
opnieuw registeren en een bedrijfsaccount aanmaken.
Deze instelling zorgt voor een kabelgebonden verbinding
tussen het apparaat en het internet tot stand. De verbin‐
ding wordt via de SmartModule gestuurd. Het apparaat kan
via het Liebherr SmartMonitoring Dashboard in een browser
worden geïntegreerd en met geavanceerde opties en indivi‐
duele mogelijkheden voor besturing, beheer en bewaking
worden gebruikt.
Fig. 123
Ervoor zorgen dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
qSmartModule Fig. 123 (1) is geplaatst.
qEen netwerkkabel is aangesloten.
Verbinding maken
De inbedrijfstelling en inrichting van uw SmartModule doet
u online via het Liebherr SmartMonitoring Dashboard op uw
internetcompatibele eindapparaat.
Fig. 124
uOpen het Liebherr SmartMonitoring Dashboard. (zie
Fig. 124) .
Op het koel- of vriesapparaat:
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 125
uStappen (zie Fig. 125) uitvoeren.
Aanwijzing
De toegangsbeveiliging van het instellingenmenu is geacti‐
veerd. (zie 5.3.8 Toegangsbeveiliging instellingenmenu )
uDe gekozen pincode invoeren. Het instellingenmenu
verschijnt.
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 33
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 126
uStappen (zie Fig. 126) uitvoeren.
wVerbinding wordt gemaakt: LAN connecting wordt weer
gegeven. Het symbool knippert.
uInstructies van het Liebherr SmartMonitoring Dashboard
opvolgen.
wVerbinding is gemaakt.
Verbinding verbreken
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 127
uStappen (zie Fig. 127) uitvoeren.
Aanwijzing
De toegangsbeveiliging van het instellingenmenu is geacti‐
veerd. (zie 5.3.8 Toegangsbeveiliging instellingenmenu )
uDe gekozen pincode invoeren. Het instellingenmenu
verschijnt.
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 128
uStappen (zie Fig. 128) uitvoeren.
wVerbinding is verbroken.
5.3.20 Info
Deze weergave toont model, serienummer en service‐
nummer van het apparaat.
Info weergeven
uNaar links of rechts vegen tot de desbetreffende functie
wordt weergegeven.
Fig. 129
wDe apparaatinformatie verschijnt.
5.3.21 Bedrijfsuren
Deze weergave toont de bedrijfsuren van het apparaat.
Bedrijfsuren weergeven
uKlantmenu oproepen .
Fig. 130
wDe bedrijfsuren verschijnen.
5.3.22 Software
Deze weergave toont de softwareversie van het apparaat.
Softwareversie weergeven
uKlantmenu oproepen .
uNaar links of rechts vegen tot de desbetreffende functie
wordt weergegeven.
Fig. 131
wDe softwareversie verschijnt.
5.3.23 Ontdooien
Tijdens de normale werking ontdooit het apparaat automa‐
tisch.
Toepassing:
-Als er een grotere ijsvorming in de binnenruimte is opge‐
treden, kan de automatische ontdooifunctie handmatig
worden gestart.
Handmatig starten van automatisch ontdooien
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Bediening
34 * afhankelijk van model en uitvoering
Fig. 132
uStappen (zie Fig. 132) uitvoeren.
wAutomatisch ontdooien is gestart. Als het ontdooien
beëindigd is, schakelt het apparaat automatisch weer
naar de normale werking.
Handmatig gestart ontdooien annuleren
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 133
uStappen (zie Fig. 133) uitvoeren.
wHandmatig gestart ontdooien werd geannuleerd. Appa‐
raat schakelt automatisch weer naar de normaal werking.
Ontdooi-info
Deze instelling past de weergave aan tijdens een automati‐
sche ontdooiprocedure.
De volgende weergavevarianten zijn beschikbaar:
-Def 1: Symbool „automatische ontdooiprocedure” wordt
op het statusbeeldscherm aangegeven. De temperatuur
indicatie wordt niet vernieuwd en toont de laatste tempe‐
ratuur vóór de start van de automatische ontdooiproce‐
dure.
-Def 2: Symbool „automatische ontdooiprocedure” wordt
op het statusbeeldscherm aangegeven. De temperatuur
indicatie wordt doorlopend vernieuwd en geeft de werke‐
lijke temperatuur aan.
-Def 3: De temperatuurindicatie wordt niet vernieuwd en
toont de laatste temperatuur vóór de start van de auto‐
matische ontdooiprocedure.
-Def 4: De temperatuurindicatie wordt doorlopend
vernieuwd en geeft de werkelijke temperatuur aan.
Fig. 134 Symbool „automatische ontdooiproce‐
dure
uKlantmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 135
uStappen (zie Fig. 135) uitvoeren.
wDe gewenste weergavevariant is geselecteerd.
5.3.24 Datadownload / Datalogging
Het apparaat registreert automatisch de hele temperatuur
geschiedenis van de verschillende sensoren en van de
alarm- en servicemeldingen. De registratie start automa‐
tisch na het inschakelen van het apparaat met een interval
van één minuut. De gegevens van de laatste 5 jaar worden
opgeslagen en kunnen op elk moment naar een USB-stick
gedownload worden.
De volgende gegevens kunnen worden geselecteerd om te
downloaden:
-Temperaturen
-Alarmen
-Servicemeldingen
-Alles
De geselecteerde gegevens worden gedurende de gehele
opnameduur als onversleutelde tekstbestanden met de
bestandsextensie „.log“ opgeslagen.
Gegevens op USB-stick downloaden
Aanwijzing
Alleen USB-geheugensticks mogen op de USB-interface
worden aangesloten. USB-schijven worden niet herkend.
Aanwijzing
Verwijder de USB-stick niet tijdens het downloadproces.
Zorg ervoor dat aan de volgende vereisten is voldaan:
qGeheugenstick USB 2.0, FAT32 geformatteerd.
qUSB-stick is aangesloten.
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 35
Fig. 136
uStappen (zie Fig. 136) uitvoeren.
wGegevens succesvol op USB-stick gedownload.
wEr kunnen meer gegevens geselecteerd en gedownload
worden.
5.3.25 Sensorkalibratie
De sensorkalibratie dient om de verschillen tussen de weer
gegeven temperatuur en de werkelijke temperatuur in het
apparaat te compenseren.
Instelbereik C-sensor (controlesensor): +/- 3 Kelvin in
stappen van 0,1 Kelvin.
Instelbereik P-sensor (productsensor): +/- 9,9 Kelvin in
stappen van 0,1 Kelvin
Sensor kalibreren
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 137
uStappen (zie Fig. 137) uitvoeren.
wC-sensor is gekalibreerd.
Fig. 138
uStappen (zie Fig. 138) uitvoeren.
wP-sensor is gekalibreerd.
wSensorkalibratie is afgesloten.
5.3.26 Temperatuuralarm
Het temperatuuralarm gaat af, zodra de binnentemperatuur
het instelbare temperatuurbereik verlaat.
De volgende waarden kunnen worden ingesteld:
-Onderste temperatuurgrens in stappen van 0,1 °C
-Bovenste temperatuurgrens stappen van 0,1 °C
-Vertragingstijd van het alarm van 0 tot 60 minuten
-Herhalingsfrequentie van het alarm van 0 tot 30 minuten
Temperatuuralarm instellen
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 139
uStappen (zie Fig. 139) uitvoeren.
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 140
uStappen (zie Fig. 140) uitvoeren.
wOnderste temperatuurgrens is ingesteld.
Bediening
36 * afhankelijk van model en uitvoering
Fig. 141
uStappen (zie Fig. 141) uitvoeren.
wBovenste temperatuurgrens is ingesteld.
Fig. 142
uStappen (zie Fig. 142) uitvoeren.
wAlarmvertragingstijd is ingesteld.
Fig. 143
uStappen (zie Fig. 143) uitvoeren.
wAlarmherhalingsinterval is ingesteld.
wTemperatuuralarm is ingesteld.
Ingestelde waarden temperatuuralarm weergeven
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 144
uStappen (zie Fig. 144) uitvoeren.
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 145
uStappen (zie Fig. 145) uitvoeren.
wIngestelde waarden temperatuuralarm worden weerge‐
geven.
5.3.27 Deuralarm
Instelling van de tijdsduur nadat bij geopende deur het
deuralarm klinkt.
De volgende waarden kunnen worden ingesteld:
-15 seconden
-30 seconden
-60 seconden
-90 seconden
-120 seconden
-150 seconden
-180 seconden
-Uit
Deuralarm instellen
De volgende stappen beschrijven hoe u de tijdsduur tot het
deuralarm instelt.
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 146
uHandelingsstappen volgens afbeelding uitvoeren.
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 147
uHandelingsstappen volgens afbeelding uitvoeren.
wHet deuralarm is ingesteld.
Deuralarm deactiveren
De volgende stappen beschrijven hoe u het deuralarm deac‐
tiveert.
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 148
uHandelingsstappen volgens afbeelding uitvoeren.
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 37
Fig. 149
uHandelingsstappen volgens afbeelding uitvoeren.
wHet deuralarm is gedeactiveerd.
5.3.28 Lichtalarm
Met deze instelling kunnen de visuele alarmmeldingen op
het display extra worden geaccentueerd door knipperende
apparaatverlichting.
Lichtalarm activeren
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 150
uStappen (zie Fig. 150) uitvoeren.
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 151
uStappen (zie Fig. 151) uitvoeren.
wHet lichtalarm is geactiveerd.
Lichtalarm deactiveren
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 152
uStappen (zie Fig. 152) uitvoeren.
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 153
uStappen (zie Fig. 153) uitvoeren.
wHet lichtalarm is gedeactiveerd.
5.3.29 Alarmsimulatie
Deze instelling maakt een simulatie van een temperatuurs‐
verandering in het apparaat mogelijk, om de werking van
eventueel aangesloten veiligheidssystemen te controleren.
Alarmsimulatie starten
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 154
uStappen (zie Fig. 154) uitvoeren.
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 155
uStappen (zie Fig. 155) uitvoeren.
wSimulatie is uitgevoerd.
wAangesloten veiligheidssystemen zouden geactiveerd
zijn.
5.3.30 Alarmlogboek
Deze instelling maakt het mogelijk de laatste 10 op het
apparaat opgetreden alarmen op te vragen en te wissen.
Het volgende wordt weergegeven:
-Datum en tijd
-Actieve alarmen (rood).
-Alarmen uit het verleden die nog niet zijn opgevraagd
worden als niet bevestigd (rood) weergegeven.
Deze worden bevestigd door vegen naar de volgende
fout.
-Aannamen die opgevraagd werden worden als bevestigd
weergegeven.
-Wissen van alle alarmen (ook actieve en niet bevestig‐
dealarmen).
Bediening
38 * afhankelijk van model en uitvoering
Alarmlogboek weergeven en een enkel alarm wissen
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
-of-
uVia het indicatiesymbool aan de onderste rand van het
statusdisplay.
Fig. 156
uStappen (zie Fig. 156) uitvoeren.
wEen alarm werd opgevraagd en gewist.
Alarmlogboek weergeven en alle alarmen wissen
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
-of-
uVia het indicatiesymbool aan de onderste rand van het
statusdisplay.
Fig. 157
uStappen (zie Fig. 157) uitvoeren.
wAlle alarmen werden opgevraagd en gewist.
5.3.31 Alarm doorsturen
Via deze instelling kunt u één of meerdere alarmen door‐
sturen naar een externe alarmbron die op het apparaat is
aangesloten.
De volgende instellingen kunnen worden gekozen:
-Alarmtype:
Deuralarm
Temperatuuralarm
Deuralarm en temperatuuralarm
lles
-Bevestigen:
Ja: Alarm wordt op het apparaat en het extern
verbonden apparaat beëindigd.
Nee: Het alarm wordt bevestigd op het apparaat
en blijft actief op het externe apparaat tot de fout
verholpen is.
-Vernieuwen (alleen zichtbaar als bij bevestigen “Ja”
wordt gekozen):
Ja: Alarm wordt herhaald afhankelijk van de inge‐
stelde tijd. (zie 5.3.27 Deuralarm )
Nee: Alarm blijvend bevestigd.
Doorsturen van alarm activeren
uInstellingenmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 158
uStappen (zie Fig. 158) uitvoeren.
wHet doorsturen van het alarm is ingesteld.
5.3.32 DemoMode
Als het apparaat in DemoMode is, zijn alle koudetechnische
functies gedeactiveerd. Dit is bijvoorbeeld bij demonstraties
van nut.
DemoMode activeren
uKlantmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 39
Fig. 159
uStappen (zie Fig. 159) uitvoeren.
wDemoMode is geactiveerd.
wDe statusweergave verschijnt met een "D" linksboven.
DemoMode deactiveren
uKlantmenu oproepen. (zie 5.2 Navigatie)
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 161
uStappen (zie Fig. 161) uitvoeren.
Fig. 162 Statusweergave
wDemoMode is gedeactiveerd.
wDe statusweergave verschijnt.
5.3.33 Fabrieksreset
Met deze functie kunnen alle instellingen op de fabrieks‐
instellingen worden gereset. Alle tot nu toe uitgevoerde
instellingen worden op hun oorspronkelijke waarde gereset.
Fabrieksreset uitvoeren
uKlantmenu oproepen.
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 163
uStappen (zie Fig. 163) uitvoeren.
wFabrieksreset werd uitgevoerd.
wApparaat start opnieuw.
5.4 Meldingen
5.4.1 Waarschuwingen
Waarschuwingen worden akoestisch door een signaaltoon
en optisch door een symbool op het display weergegeven.
De signaaltoon wordt sterker en luider tot de melding wordt
bevestigd.
Melding (rood) Oorzaak Oplossing
Deur open
De melding verschijnt, als de deur te lang
geopend is.
Deur sluiten.
Kort tikken
Alarm wordt beëindigd.
Aanwijzing
De tijdsduur waarna de melding moet verschijnen
kan worden ingesteld (zie 5.3.27 Deuralarm ) .
Temperatuuralarm
De melding verschijnt, als de tempera‐
tuur niet overeenkomt met de ingestelde
temperatuur. Oorzaken voor temperatuur
verschillen kunnen zijn:
Er zijn warme levensmiddelen in het appa‐
raat geplaatst.
Bij het herplaatsen en het eruit halen van
levensmiddelen is te veel warme lucht in
het apparaat gestroomd.
De stroom is gedurende langere tijd uitge‐
vallen.
Kort tikken
Informatie over fouten en de apparaatstatus
worden weergegeven.
Kort tikken
Hoogste/laagste temperatuur, de datum en de
tijd worden weergegeven.
Kort tikken
Statusbeeldscherm wordt weergegeven.
De huidige temperatuur en het alarmsymbool
knipperen rood tot de ingestelde temperatuur
bereikt is.
Kwaliteit van het koelgoed controleren.
Bediening
40 * afhankelijk van model en uitvoering
Melding (rood) Oorzaak Oplossing
Fout
Apparaat is defect, er is een apparaatfout
of een onderdeel van het apparaat geeft
een fout aan.
Koelgoed verplaatsen.
Kort tikken
Foutcode (bijv. BT021) wordt
weergegeven.
Kort tikken
Eventuele verdere foutcode
wordt weergegeven.
of
Statusbeeldscherm met
knipperend foutsymbool
wordt weergegeven.
Door vegen of tikken op het display wordt/
worden de foutcode(s) opnieuw weergegeven.
Foutcode(s) noteren en contact opnemen met
klantenservice. (zie 8.3 Klantenservice)
Melding geeft aan dat de vorstbeveili‐
gingsmodus actief is (bijv. door veelvuldig
openen van deuren of inladen van levens‐
middelen).
Kort tikken
FRZ.PROT wordt weerge‐
geven.
Kort tikken
Statusbeeldscherm met
knipperend foutsymbool
wordt weergegeven.
Door vegen of tikken op het display wordt de
melding opnieuw weergegeven.
Het apparaat schakelt na enkele uren automa‐
tisch naar de normale modus en de melding
verdwijnt. U kunt de modus en de melding ook
door lang te tikken beëindigen. Als de melding
opnieuw verschijnt, contact met de klantenser
vice opnemen. (zie 8.3 Klantenservice)
Stroomuitval
De melding verschijnt na een onderbreking
van de stroomvoorziening.
De gebruikersinterface blijft werken in
batterijmodus. Alle functies behalve
koeling en verlichting blijven actief.
Kort tikken
De oplaadtoestand van de batterij, informatie
over fouten en de apparaatstatus worden weer
gegeven.
Kort tikken
Hoogste temperatuur, periode en aantal stroom‐
onderbrekingen worden weergegeven.
Kort tikken
Statusbeeldscherm wordt weergegeven.
De huidige temperatuur en het alarmsymbool
knipperen rood tot de ingestelde temperatuur
bereikt is.
Kwaliteit van het koelgoed controleren.
Defrost-fout
Automatisch ontdooien werkt niet fout‐
vrij. De laatste 5 ontdooicycli waren niet
succesvol.
Kort tikken.
Alarm wordt beëindigd.
Contact met de klantenservice opnemen
(zie 8.3 Klantenservice) .
WLAN-fout
WLAN-verbinding is onderbroken. Verbinding controleren.
Kort tikken.
Alarm wordt beëindigd.
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 41
Melding (rood) Oorzaak Oplossing
WWW-fout WLAN
De melding verschijnt als er geen internet‐
verbinding via WLAN is.
Verbinding controleren.
Kort tikken.
Alarm wordt beëindigd.
LAN-fout
LAN-verbinding is onderbroken. Verbinding en netwerkkabel controleren.
Kort tikken.
Alarm wordt beëindigd.
WWW-fout LAN
De melding verschijnt als er geen internet‐
verbinding via LAN is.
Verbinding controleren.
Kort tikken.
Alarm wordt beëindigd.
Batterijfout
Laadtoestand van de apparaatbatterij laag
(maximaal 20% resterend).
Netspanning naar het apparaat herstellen, en 12
uur later controleren of het laadniveau is toege‐
nomen. Neem anders contact op met de klanten‐
service (zie 8.3 Klantenservice) of vervang de
batterij. (zie 7.4 Batterij van apparaat vervangen)
Kort tikken.
Alarm wordt beëindigd.
5.4.2 Herinneringen
Er verschijnen herinneringen bij oproepen om iets te doen.
Ze worden akoestisch door een signaaltoon en optisch door
een symbool op het display weergegeven. Bevestigen van
de melding door drukken op de bevestigingstoets.
Melding (geel) Oorzaak Oplossing
Onderhoudsherinnering
De melding verschijnt als de timer van
het ingestelde onderhoudsinterval is afge‐
lopen.
Kort tikken.
Herinnering wordt beëindigd.
Aanwijzing
Het onderhoudsinterval kan worden inge‐
steld (zie 5.3.11 Herinnering onderhoudsin‐
terval ) .
Opnameherinnering
De melding verschijnt, als het geheugen
van de temperatuurregistratie (999 uur) vol
is.
Kort tikken.
Herinnering wordt beëindigd.
De oudste gegevens worden overschreven.
Aanwijzing
De temperatuurregistratie kan worden
gereset (zie 5.3.4 Temperatuurregistratie ) .
Alarmlogboek
De melding verschijnt, als er meer dan 10
onbevestigde alarmmeldingen zijn.
Kort tikken.
Meldingen controleren.
Herinnering wordt beëindigd.
Handmatig geopend
De melding verschijnt, als de elektronisch
gesloten deur handmatig werd geopend.
Deur sluiten
Kort tikken.
Herinnering wordt beëindigd.
6 Uitrusting
6.1 Veiligheidsslot
Het apparaat heeft een elektronisch slot.
Mogelijke functies:
-Vergrendelen en ontgrendelen van het deurslot met de
deurcode. (zie 5.3.6 Deurvergrendeling )
-Automatisch blokkeren van de deur activeren en deacti‐
veren. (zie 5.3.6 Deurvergrendeling )
-Bediening via de afstandsbediening. (zie 5.3.10 Afstands‐
bediening )
Uitrusting
42 * afhankelijk van model en uitvoering
6.1.1 Noodontgrendeling
Bij een stroomuitval kan de deur met de noodontgrende‐
lingssleutel worden geopend.
Fig. 164
uNoodontgrendelingssleutel in voorgeschreven positie
positioneren Fig. 164 (A) ≈ 100mm.
uNoodontgrendelingssleutel tussen deur en apparaat er
van boven helemaal insteken Fig. 164 (1).
uNoodontgrendelingssleutel richting scharnierzijde
trekken Fig. 164 (2).
wHet slot is ontgrendeld. De deur kan worden geopend.
6.2 Afstandsbediening
Met de afstandsbediening kan het deurslot op afstand
worden vergrendeld of ontgrendeld.
Voor gebruik moet deze met het apparaat worden
verbonden. (zie 5.3.10 Afstandsbediening )
De batterij kan worden vervangen. (zie 7.4 Batterij van appa‐
raat vervangen)
Fig. 165
(1) Slot vergrendelen (3) Statusled
(2) Slot ontgrendelen (4) Bevestigingsoog
6.2.1 Afstandsbediening gebruiken
uToets Fig. 165 (1) op de afstandsbediening indrukken.
wHet slot is vergrendeld. De deur kan niet worden
geopend.
uToets Fig. 165 (2) op de afstandsbediening indrukken.
wHet slot is ontgrendeld. De deur kan worden geopend.
uStatusled Fig. 165 (3) geeft bij indrukken van een toets
een optische terugmelding.
uOog Fig. 165 (4) voor de bevestiging van de afstandsbe‐
diening, bijvoorbeeld aan een sleutelbos.
6.3 Sensoren
Het apparaat kan uitgerust zijn met de volgende sensoren
voor temperatuurbewaking:
-Veiligheidsthermostaatsensor
-C-sensor
-P-sensor
6.3.1 Veiligheidsthermostaatsensor
De veiligheidsthermostaatsensor bewaakt de temperatuur
daling en beschermt zo tegen te lage temperaturen (Freeze
Protect). Wanneer de temperatuur onder de drempel zakt,
regelt het apparaat de temperatuur automatisch. De fout‐
melding FRZ. PROT (Freeze Protect) (zie 5.4 Meldingen)
verschijnt.
6.3.2 C-sensor (controlesensor)
De C-sensor is vast ingebouwd en regelt de binnentempe‐
ratuur van het apparaat. Indien nodig kunt u de C-sensor
kalibreren. (zie 5.3.25 Sensorkalibratie )
6.3.3 P-sensor (referentiesensor)
De P-sensor is vast in de binnenruimte ingebouwd, om zo
doelgericht de temperatuur op die plek te meten en te
bewaken. Als de ingestelde temperatuur op deze plek over
schreden wordt, geeft de sensor een alarm. Indien nodig
kunt u de P-sensor kalibreren. (zie 5.3.25 Sensorkalibratie )
6.4 Sensor-info
Met deze functie kan worden gekozen tussen C-sensor of
P-sensor.
Zorg ervoor dat aan de volgende vereiste is voldaan:
qP-sensor is aangesloten op het apparaat. (zie 6.5 Inter
faces)
6.4.1 C-sensor selecteren
uKlantmenu oproepen.
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 166
uStappen (zie Fig. 166) uitvoeren.
wC-sensor is geselecteerd.
Uitrusting
* afhankelijk van model en uitvoering 43
6.4.2 P-sensor selecteren
uKlantmenu oproepen.
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 167
uStappen (zie Fig. 167) uitvoeren.
wP-sensor is geselecteerd.
6.5 Interfaces
Aan de achterkant van het apparaat bevinden zich verschil
lende aansluitmogelijkheden.
Fig. 168
Aanwijzing
De stekkers zijn met schroeven vastgezet. Om de stekkers
te kunnen lostrekken, schroeven rechts en links losdraaien.
Fig. 169
(1) Potentiaalvrije alarm‐
uitgang (2) Aansluiting voor P-
sensor
6.5.1 Potentiaalvrije alarmuitgang
WAARSCHUWING
Letselgevaar door elektrische schok!
uUitsluitend deskundig en daarvoor geschoold perso‐
neel mag het apparaat op een extern alarmsysteem
aansluiten!
Deze drie contacten kunnen worden gebruikt voor aanslui‐
ting van een optisch of akoestisch alarmsysteem. De
aansluiting is ontworpen voor maximaal 30 V (DC) - 8 A
uit een bron met extra lage veiligheidsspanning SELV (mini‐
mumstroom 150 mA).
Fig. 170
(1) NO (normally open)
Aansluiting voor
controlelampje dat bij
normaal bedrijf of
wanneer het apparaat
is uitgeschakeld actief
is.
(3) NC (normally closed)
Aansluiting voor alarm‐
lampje of akoestisch
alarm dat bij alarm of
ontbrekende stroomvoor
ziening actief is.
(2) COM (common)
Externe spanningsbron
6.5.2 Aansluiting voor P-sensor
Fig. 171
(1) IN+ (meetleiding +) (3) FORCE (voeding +)
(2) IN- (gemeenschappe‐
lijke retourleiding -)
7 Onderhoud
7.1 Onderhoudsschema
Er moeten regelmatig onderhoudswerkzaamheden worden
uitgevoerd om de werking van het apparaat in stand te
houden.
VOORZICHTIG
Gevaren voor letsel een beschadiging door ondeskundig
uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden!
Lichamelijk letsel en materiële schade.
uOnderhoudswerkzaamheden mogen alleen door opgeleid
en deskundig personeel worden uitgevoerd.
Onderhoud
44 * afhankelijk van model en uitvoering
WAARSCHUWING
Gevaar voor kortsluiting door onder stroom staande onder
delen!
Elektrische schok of beschadiging van de elektronica.
uApparaat uitschakelen.
uNetstekker eruit trekken of zekering uitschakelen.
Aanwijzing
Er kan een herinneringsfunctie voor het onderhoud geacti‐
veerd worden. (zie 5.3.11 Herinnering onderhoudsinterval )
Aanwijzing
Aanbevolen wordt een onderhoudslogboek aan te leggen
waarin alle uitgevoerde werkzaamheden (reparaties, inspec‐
ties) worden gedocumenteerd.
Aanwijzing
Liebherr adviseert een jaarlijkse onderhoudsbeurt. Neem
contact op met de klantenservice voor een individuele
offerte (zie 8.3 Klantenservice) .
Onderdeel Activiteit Onderhoudsinterval
Plaatstalen onderdelen Op beschadigingen en corrosie controleren.
Vervangen van beschadigde onderdelen:
(zie 8.3 Klantenservice)
Jaarlijks
Deur, scharnieren Op de uitlijning (zie 3.14 Deur uitlijnen) , soepele
beweging en goed vastzitten controleren.
Jaarlijks
Slot, handgreep Op gemakkelijke beweging en vastzitten controleren. Jaarlijks
Deurafdichting Op beschadiging, slijtage en vastzitten controleren.
Er is een vervangende deurafdichting via de klanten‐
service (zie 8.3 Klantenservice) verkrijgbaar.
Jaarlijks
Sensor Sensor kalibreren. (zie 5.3.25 Sensorkalibratie ) Jaarlijks
Sensordoorvoer Controleren of de afdichtingsmassa onbeschadigd is. Jaarlijks
Batterij Batterij van apparaat vervangen.
Er is een vervangingsbatterij via de klantenservice
verkrijgbaar. (zie 7.4 Batterij van apparaat vervangen)
5 tot 10 jaar
Oppervlakken Reinigen (zie 7.3 Apparaat reinigen) Aanbeveling: maandelijks, indien
nodig of volgens de eisen op de
plaats van opstelling
Oppervlakken Desinfecteren Aanbeveling: maandelijks, indien
nodig of volgens de eisen op de
plaats van opstelling
Plaats van opstelling, apparaat Decontamineren
Het apparaat is geschikt voor de ruimtedecontami‐
natie met waterstofperoxide H2O2.
De waarden van de volgende toepassingsspecificatie
mogen niet overschreden worden:
Maximale concentratie 250 ppm.
Maximale vochtigheid 85 %.
Maximaal toelaatbare ruimtetemperatuur volgens
klimaatklasse. (zie 1.4 Toepassingsgebied van het
apparaat)
Aanbeveling: indien nodig of
volgens eisen op de plaats van
opstelling, maximaal 2 keer per
jaar
Ventilator ventilatoropening Reinigen (zie 7.3.3 Ventilatorafdekking reinigen) Jaarlijks
Alarm doorsturen
Sensor
Controleren of de stekkerverbindingen goed vast‐
zitten.
Jaarlijks
Aansluitsnoer Op beschadiging controleren. Jaarlijks
of
bij wijziging opstelplaats
Kantelhoek Op goede werking en vastzitten controleren. Jaarlijks
of
bij wijziging opstelplaats
Stelvoeten/wieltjes Op goede werking, beschadiging en vastzitten
controleren.
Beschadigde onderdelen vervangen. (zie 8.3 Klanten‐
service)
Jaarlijks
Onderhoud
* afhankelijk van model en uitvoering 45
7.2 Apparaat ontdooien
WAARSCHUWING
Apparaat op de verkeerde manier ontdooid!
Verwondingen en beschadigingen.
uOm het ontdooiproces te versnellen, geen mechanische
hulpmiddelen of andere middelen gebruiken die niet door
de fabrikant worden aanbevolen.
uGebruik voor het ontdooien geen elektrische verwar‐
mings- of stoomreinigingsapparaten, open vuur of
ontdooisprays.
uIJs niet met scherpe voorwerpen verwijderen.
Het ontdooien gebeurt automatisch. Het dooiwater wordt
via de afvoeropening afgevoerd en verdampt.
Om de energie-efficiëntie van het apparaat te behouden,
raden we aan het regelmatig of wanneer er veel ijsvorming
is te ontdooien. Voor ijsvorming in het interieur zijn de plaats
van opstelling (bijv. hoge luchtvochtigheid), de instellingen
op het toestel en het gedrag van de gebruiker bepalend.
Handmatig ontdooien:
uApparaat uitschakelen. (zie 5.3.2 Apparaat in- en uitscha‐
kelen )
uNetstekker loskoppelen.
uKoelgoed verplaatsen.
uApparaatdeur tijdens ontdooien open laten.
uResterend condenswater met een doek opnemen, afvoer
opening en het apparaat reinigen.
7.3 Apparaat reinigen
7.3.1 Voorbereiden
WAARSCHUWING
Gevaar voor kortsluiting door onder stroom staande onder
delen!
Elektrische schok of beschadiging van de elektronica.
uApparaat uitschakelen.
uNetstekker eruit trekken of zekering uitschakelen.
WAARSCHUWING
Brandgevaar
uDe buisleidingen van het koelmiddelcircuit niet bescha‐
digen.
uApparaat leegmaken.
uNetstekker eruit halen.
7.3.2 Behuizing reinigen
LET OP
Ondeskundige reiniging!
Beschadigingen aan het apparaat.
uUitsluitend zachte poetsdoekjes en een ph-neutrale
allesreiniger gebruiker.
uGebruik geen schurende of krassende sponzen of
staalwol.
uGebruik geen scherpe, schurende, zand-, chloor- of zuur
houdende schoonmaakmiddelen.
WAARSCHUWING
Gevaar voor verwonding en beschadiging door hete stoom!
Hete stoom kan brandwonden veroorzaken en de opper‐
vlakken beschadigen.
uGebruik geen stoomreinigers!
LET OP
Beschadigingsgevaar door kortsluiting!
uBij het reinigen van het apparaat voorkomen dat reini‐
gingswater in de elektrische componenten dringt.
uBehuizing met een zachte, schone doek schoonvegen.
Bij sterke vervuiling lauwwarm water met neutraal reini‐
gingsmiddel gebruiken. Glazen oppervlakken kunnen ook
met een glasreinigingsmiddel worden gereinigd.
uCondensorspiraal jaarlijks reinigen. Als de condensorspi‐
raal niet wordt gereinigd, leidt dit tot een aanzienlijke
reductie van de efficiëntie van het apparaat.
7.3.3 Ventilatorafdekking reinigen
LET OP
Beschadigingsgevaar door kortsluiting!
uBij het reinigen van het apparaat voorkomen dat reini‐
gingswater in de elektrische componenten dringt.
LET OP
Ondeskundige reiniging!
Beschadigingen aan het apparaat.
uUitsluitend zachte poetsdoekjes en een ph-neutrale
allesreiniger gebruiker.
uGebruik geen schurende of krassende sponzen of
staalwol.
uGebruik geen scherpe, schurende, zand-, chloor- of zuur
houdende schoonmaakmiddelen.
Fig. 172
uVentilatorafdekkingen voorzichtig aan de zijkant eruit
halen Fig. 172 (1) en naar de voorkant toe verwijderen
Fig. 172 (2).
uVentilatieopeningen van de ventilatorafdekkingen onder
stromend water doorspoelen. Bij sterke vervuiling: lauw‐
warm water met neutraal reinigingsmiddel gebruiken.
uVentilatorafdekkingen volledig in de lucht laten drogen.
uVentilatorafdekkingen weer in het apparaat plaatsen.
7.3.4 Binnenruimte reinigen
WAARSCHUWING
Gevaar voor kortsluiting door onder stroom staande onder
delen!
Elektrische schok of beschadiging van de elektronica.
uApparaat uitschakelen.
uNetstekker eruit trekken of zekering uitschakelen.
Onderhoud
46 * afhankelijk van model en uitvoering
WAARSCHUWING
Gevaar voor verwonding en beschadiging door hete stoom!
Hete stoom kan brandwonden veroorzaken en de opper‐
vlakken beschadigen.
uGebruik geen stoomreinigers!
LET OP
Ondeskundige reiniging!
Beschadigingen aan het apparaat.
uUitsluitend zachte poetsdoekjes en een ph-neutrale
allesreiniger gebruiker.
uGebruik geen schurende of krassende sponzen of
staalwol.
uGebruik geen scherpe, schurende, zand-, chloor- of zuur
houdende schoonmaakmiddelen.
Aanwijzing
uCondensafvoer (zie 1.2 Apparaat- en uitrustings‐
overzicht) : Afzettingen met een dun hulpmiddel (bijvoor
beeld wattenstaafjes) verwijderen.
Aanwijzing
Typeplaatje aan binnenzijde van apparaat niet beschadigen
of verwijderen. Typeplaatje is belangrijk voor de klantenser
vice. (zie 8.3 Klantenservice)
uDeur openen.
uApparaat leegmaken.
uBinnenruimte en uitrustingsdelen met lauwwarm water
en een beetje afwasmiddel reinigen. Geen zand- of zuur‐
houdende reinigingsmiddelen en geen chemische oplos‐
middelen gebruiken.
7.3.5 Na het reinigen
uApparaat en uitrustingsdelen droogwrijven.
uApparaat aansluiten en inschakelen.
Als de temperatuur voldoende koud is:
uKoelgoed erin leggen.
uReiniging regelmatig herhalen.
uKoudemachine met warmtewisselaar (metaalrooster aan
de achterzijde van het apparaat) een keer per jaar
reinigen en ontstoffen.
7.4 Batterij van apparaat vervangen
De batterij van het apparaat zorgt ervoor de temperatuur
geschiedenis en de alarm- en serviceberichten ook na een
stroomstoring opgeslagen worden en de alarmberichten nog
ongeveer 12 uur op het display weergegeven worden. Bij
de eerste inbedrijfstelling kan het tot 24 uur duren tot de
batterij opgeladen en volledig functioneel is.
Er is een vervangingsbatterij via de klantenservice
(zie 8.3 Klantenservice) verkrijgbaar.
7.4.1 Batterij vervangen
WAARSCHUWING
Gevaar voor kortsluiting door onder stroom staande onder
delen!
Elektrische schok of beschadiging van de elektronica.
uApparaat uitschakelen.
uNetstekker eruit trekken of zekering uitschakelen.
Fig. 173
uSchroeven eruit draaien en het afdekplaatje aan de
achterkant van het apparaat verwijderen Fig. 173 (1).
uBatterij ontkoppelen en verwijderen Fig. 173 (2).
uVervangingsbatterij inbouwen.
uAfdekplaatje sluiten en schroeven erin draaien.
uNetsnoer weer aansluiten.
Aanwijzing
uDe batterij moet worden opgestuurd voor gescheiden
afvalverwerking en op de juiste wijze en professioneel
worden afgevoerd in overeenstemming met de plaatselijk
geldende voorschriften en wetten. Batterij in geen geval
beschadigen of kortsluiten!
7.5 Batterij van de afstandsbediening
vervangen
Fig. 174
De stroomvoorziening van de afstandsbediening vindt
plaats via een batterij van het type CR 2032 met 3V
Fig. 174 (2) die verkrijgbaar is bij de gespecialiseerde handel.
7.5.1 Batterij vervangen
uSchroef Fig. 174 (1) aan achterzijde van de afstandsbedie‐
ning eruit draaien.
Onderhoud
* afhankelijk van model en uitvoering 47
uAchterzijde verwijderen.
wBatterijvak is open.
uBatterij vervangen.
uBatterijvak sluiten.
uSchroef erin draaien.
Aanwijzing
uDe batterij moet worden opgestuurd voor gescheiden
afvalverwerking en op de juiste wijze en professioneel
worden afgevoerd in overeenstemming met de plaatselijk
geldende voorschriften en wetten. Batterij in geen geval
beschadigen of kortsluiten!
8 Klantenhulp
8.1 Technische gegevens
Temperatuurbereik
Koelen +5 °C
Maximale belading per steunvlak A)
Apparaatbreedte (zie 3.2 Afmetingen apparaat) Oplegroosters Glasplaat Houten rooster
600 mm 45 kg 40 kg 45 kg
750 mm 60 kg 40 kg 60 kg
A) Bij zware belading kunnen de steunen iets doorbuigen.
Maximale totale inhoud en nettogewicht
Model (zie 3.2 Afmetingen apparaat) Maximale totale inhoud Nettogewicht
HMF.. 4001* 225 kg* 65 kg*
HMF.. 4011* 225 kg* 83 kg*
HMF.. 5501* 300 kg* 82 kg*
HMF.. 5511* 300 kg* 101 kg*
Maximale nuttige inhoud
Zie de nuttige inhoud op het typeplaatje. (zie 1.2 Apparaat- en uitrustingsoverzicht)
Verlichting
Energie-efficiëntieklasse A) Lichtbron
Dit product bevat een of meerdere lichtbronnen van energie-efficiëntieklasse F Led
A) Dit product kan lichtbronnen met verschillende energie-
efficiëntieklassen bevatten. De laagste energie-efficiëntie‐
klasse is aangegeven.
WLAN-frequentiegegevens
Frequentieband 2,4 GHz
Maximum uitgestraald vermogen <100 mW
Beoogd gebruik van de radioapparatuur Integratie in het plaatselijke WLAN-netwerk voor gegevenscommunicatie
Opstelvoorwaarden
Mate van vervuiling (omgeving van het apparaat) PD2
Omgevingstemperatuur +10 °C tot +35 °C
Maximale relatieve luchtvochtigheid van de omgeving 75%, niet-condenserend
Maximale hoogte werkingspositie (m boven zeeniveau) 2000 m / 1500 m (glazen deur)
Elektrische waarden
Nominale spanning 220-240 V ~
Frequentie 50 Hz
Aansluitwaarde 2,0 A
Maximale netschommelingen +/-10 %
Klantenhulp
48 * afhankelijk van model en uitvoering
Elektrische waarden
Overspanningscategorie II
Gegevens volgens DIN 13277
Model
HMFvh
Energieverbruik (kWh/
24h)
Temperatuurstijging bij
stroomuitval (min)
Temperatuur-homogeniteit
(°K)
Temperatuur-constantie
(°K)
4001
4011
5501
5511
0,460
0,741
0,498
0,794
95
65
115
65
1,7
2,7
1,1
1,6
1,0
1,7
0,9
1,0
Apparaatbatterij
Type 1S2P/NCR 18650BF
Nominale spanning 3,6 V DC
Capaciteit 6,7 Ah
8.2 Technische storing
Uw apparaat is zodanig geconstrueerd en gemaakt dat
functieveiligheid en lange levensduur gegarandeerd zijn. Als
er tijdens de werking een storing optreedt, controleer dan of
de storing werd veroorzaakt door een bedieningsfout. In dat
geval moeten ook de tijdens de garantieperiode gemaakte
kosten aan u worden doorberekend.
De volgende storingen kunt u zelf verhelpen.
8.2.1 Apparaatfunctie
Probleem Oorzaak Oplossing
Het apparaat werkt
niet.
Het apparaat is niet ingeschakeld. uApparaat inschakelen.
De netstekker steekt niet correct in
het stopcontact.
uNetstekker controleren.
De zekering van het stopcontact is
niet in orde.
uZekering controleren.
→ Stroomuitval uApparaat gesloten houden.
uDe deur kan met de noodontgrendelingssleutel worden
geopend. (zie 6.1 Veiligheidsslot) .
uIndien nodig de koel-/vrieswaren in een decentrale
koel-/vrieskast bewaren, als de stroom langdurig uitvalt.
De apparaatstekker is niet correct
in het apparaat gestoken.
uApparaatstekker controleren.
Temperatuur is te
laag.
De apparaatdeur is niet correct
aangesloten.
uApparaatdeur sluiten.
De be- en ontluchting is onvol
doende.
uVentilatieroosters vrijmaken en reinigen.
De omgevingstemperatuur is te
hoog.
uLet op de juiste omgevingsvoorwaarden: (zie 1.4 Toepas‐
singsgebied van het apparaat)
Het apparaat werd te vaak of te
lang geopend.
uAfwachten of de vereiste temperatuur vanzelf terug‐
keert. Indien niet, contact met de klantenservice
opnemen (zie 8.3 Klantenservice) .
De temperatuur is verkeerd inge‐
steld.
uTemperatuur lager instellen en na 24 uur controleren.
Het apparaat staat te dicht bij een
warmtebron (fornuis, verwarming
etc.).
uOpstelplaats van het apparaat of de warmtebron veran‐
deren.
Afstandsbediening
functioneert niet.
Batterij van de afstandsbediening
is leeg.
uBatterij vervangen.
Radioverbinding met het apparaat
te zwak.
uAfstand tot het apparaat verkleinen.
Klantenhulp
* afhankelijk van model en uitvoering 49
Probleem Oorzaak Oplossing
Afstandsbediening niet gekoppeld. uAfstandsbediening opnieuw koppelen:
(zie 5.3.10 Afstandsbediening )
Afstandsbediening is defect. uContact met de klantenservice opnemen (zie 8.3 Klan‐
tenservice) .
8.3 Klantenservice
Controleer eerst of u de fout zelf kunt oplossen . Als dit niet
het geval is, contact met de klantenservice opnemen.
Het adres staat in de bijgevoegde brochure „Liebherr-
Service”.
WAARSCHUWING
Ondeskundige reparatie!
Verwondingen.
uReparaties en ingrepen aan het apparaat en de stroom‐
aansluiting die niet uitdrukkelijk genoemd worden
(zie 7 Onderhoud) , uitsluitend door de Technische Dienst
laten uitvoeren.
uBeschadigde netaansluiting alleen door de fabrikant, de
klantenservice of een dergelijk gekwalificeerde persoon
laten vervangen.
uBij apparaten met stekker voor koelapparaten mag ook de
klant zelf de vervanging uitvoeren.
8.3.1 Contact met de klantenservice opnemen
Zorg ervoor dat u de volgende apparaatinformatie beschik
baar hebt:
qApparaataanduiding (model en index)
qServicenr. (Service)
qSerienr. (S-Nr.)
uApparaatinformatie via het display oproepen
(zie 5.3.20 Info ) .
-of-
uApparaatinformatie van het typeplaatje aflezen.
(zie 8.4 Typeplaatje)
uApparaatinformatie noteren.
uKlantenservice informeren: Fout en apparaatinformatie
mededelen.
wZo is een snelle en doelgerichte service mogelijk.
uVerdere instructies van de klantenservice opvolgen.
8.4 Typeplaatje
Het typeplaatje bevindt zich aan de binnenkant van het
apparaat. Zie apparaatoverzicht.
Fig. 175
(1) Apparaataanduiding (3) Serie-nr.
(2) Service-nr.
9 Buiten bedrijf stellen
uApparaat leegmaken.
uApparaat uitschakelen.
uNetstekker eruit halen.
uIndien nodig de apparaatstekker eruit halen: Eruit halen
en gelijktijdig van links naar rechts bewegen.
uApparaat reinigen. (zie 7.3 Apparaat reinigen)
uDeur open laten, zodat geen slechte geur kan ontstaan.
Aanwijzing
Beschadiging van het apparaat en storingen!
uNa de buitenbedrijfstelling mag het apparaat alleen
worden gebruikt bij een toelaatbare kamertemperatuur
tussen -10 °C en +50 °C opslaan.
10 Afvalverwijdering
10.1 Apparaat op afvoer voorbereiden
Liebherr maakt bij sommige apparaten gebruik
van batterijen. In de EU is het nu voor de
consument wettelijk verplicht deze batterijen
voor de afvoer van apparaten te verwijderen.
Als uw apparaat batterijen bevat, wordt dit op
het apparaat aangegeven.
Lampen Als u lampen zelfstandig en zonder kapot te
maken kunt verwijderen, verwijder deze dan
eveneens voor het voeren.
uApparaat buiten bedrijf stellen.
uApparaat met batterijen: verwijder batterijen. Beschrij‐
ving zie hoofdstuk Onderhoud.
uIndien mogelijk: verwijder lampen zonder deze kapot te
maken.
10.2 Apparaat volgens milieuvoor
schriften afvoeren
Het apparaat bevat waardevolle
materialen en moet gescheiden
van het ongesorteerde, huishou‐
delijke afval worden afgevoerd.
Voer batterijen gescheiden van
het apparaat af. Batterijen
kunnen gratis worden ingeleverd
bij de winkel en bij andere inle‐
verpunten zoals het gemeente‐
lijk depot en de chemokar.
Lampen Lever gedemonteerde lampen in
bij een daarvoor bestemd inle‐
verpunt.
Buiten bedrijf stellen
50 * afhankelijk van model en uitvoering
Voor Duitsland: U kunt het apparaat gratis inle‐
veren bij de milieustraat. Bij de
aankoop van een nieuwe koel‐
kast of vriezer en een verkoop‐
oppervlak > 400 m2 neemt de
dealer het oude apparaat ook
gratis terug.
WAARSCHUWING
Vrijkomend koudemiddel en olie!
Brand. Het gebruikte koelmiddel is milieuvriendelijk maar
wel brandbaar. De gebruikte olie is ook brandbaar. Vrij‐
komend koelmiddel en vrijkomende olie kunnen bij hoge
concentratie en in contact met een externe warmtebron
ontvlammen.
uBuisleidingen van de koelmiddelkringloop en compressor
niet beschadigen.
uVoer het apparaten af zonder het te beschadigen.
uVoer batterijen, lampen en het apparaat af zoals hier
boven beschreven.
11 Aanvullende informatie
Meer informatie over garantiebepalingen vindt u in de
meegeleverde servicebrochure of op internet op https://
home.liebherr.com.
Aanvullende informatie
* afhankelijk van model en uitvoering 51
Aanvullende informatie
52 * afhankelijk van model en uitvoering
Informeren bij
apparaatstoring:
_____________________________________________
Modelcode /
Inventarisnummer:
_____________________________________________
Beknopte handleiding voor
dagelijks gebruik
Informatie over het gebruik van deze beknopte
handleiding:
-Deze beknopte handleiding vervangt niet de volledige
gebruiksaanwijzing en is geen vervanging voor de
instructie bij het apparaat.
-Deze beknopte handleiding is bedoeld om u te helpen bij
het dagelijkse gebruik van het apparaat.
-Lees de volledige gebruiksaanwijzing en de daarin
opgenomen veiligheidsvoorschriften.
Deze beknopte handleiding geldt voor: HMFvh 40../55..
U kunt de volledige
gebruiksaanwijzing openen
via de QR-code:
Beoogd gebruik
Deze medische koelkast is geschikt voor het professioneel
opslaan van producten bij een temperatuur van 5 °C.
Voorzienbaar verkeerd gebruik
Gebruik het apparaat niet voor de volgende toepassingen:
-Opslag en koeling van:
Chemisch onstabiele, ontvlambare of bijtende stoffen
Bloed, plasma of andere lichaamsvloeistoffen bestemd
voor infusie, toediening of inbrenging in het menselijk
lichaam
-Gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen
-Gebruik buiten of in vochtige bereiken en
spatwaterbereiken
Bij het opslaan in acht nemen:
qLegroosters afhankelijk van de benodigde hoogte
aanbrengen.
qMaximale belading in acht nemen.
qAls de opslagtemperatuur bereikt is, het apparaat inladen
(koelketen in stand houden).
qVentilatieopeningen van de recirculatieventilator in de
binnenruimte vrijhouden.
qKoelgoed mag de compressor aan de achterwand niet
raken.
qVloeistoffen in gesloten houders bewaren.
qKoelgoed met tussenafstand bewaren zodat de lucht
goed kan circuleren.
Statusweergave
Fig. 176
(1) Werkelijke temperatuur (3) Status ontdooiproces
(2) Alarmstatus (4) Status deurvergrendeling
Navigatie met touchdisplay
Navigatie Beschrijving
Naar rechts of links vegen
Navigeert door menu.
Kort tikken
Activeert/deactiveert functie.
Bevestigt keuze.
Opent submenu.
Lang tikken (3 seconden)
Activeert/deactiveert functie.
Kort tikken op terugsymbool
Springt een menuniveau terug.
Temperatuurregistratie tonen
De temperatuurregistratie toont de duur van de registratie
en de gedurende die tijd gemeten minimum- en
maximumtemperatuur.
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 177
Temperatuurregistratie resetten
uNaar links of rechts vegen tot de benodigde functie wordt
weergegeven.
Fig. 178
uHandelingsstappen volgens afbeelding uitvoeren.
Beknopte handleiding voor dagelijks gebruik
* afhankelijk van model en uitvoering 53
Deurslot met deur-pincode ontgrendelen
Fig. 179 Voorbeeld toont pincode 2345
uHandelingsstappen volgens afbeelding uitvoeren.
Alarmlogboek weergeven
Fig. 182 Het voorbeeld toont een actief alarm, een niet
bevestigd alarm en een bevestigd alarm.
uHandelingsstappen volgens afbeelding uitvoeren.
wAlarmlogboek toont actieve, bevestigde of niet
bevestigde alarmen (maximaal 10 alarmen).
wAlarmlogboek wissen: Zie gebruiksaanwijzing.
Apparaat reinigen
uApparaat leegmaken.
uNetstekker eruit halen.
uInstructies in de gebruiksaanwijzing volgen.
uNa de reiniging apparaat en uitrusting volledig drogen.
uApparaat aansluiten.
uApparaat inschakelen.
uAls de opslagtemperatuur bereikt is, apparaat inladen.
Wat te doen bij storing?
Bij een storing verschijnt op het display van het apparaat
een melding. Meldingen hebben verschillende betekenissen:
Symboolkleur
op display
Betekenis Oplossing
GEEL
Herinnering
Herinnert aan
algemene
procedures. U kunt
deze procedures
uitvoeren en zo de
melding opheffen.
In de
gebruiksaanwijzing
nalezen en
oplossingsstappen
uitvoeren.
Symboolkleur
op display
Betekenis Oplossing
ROOD
Waarschuwing
Verschijnt bij
functiestoringen.
Eenvoudige
storingen kunt u
zelf verhelpen.
In de
gebruiksaanwijzing
nalezen en
oplossingsstappen
uitvoeren.
Als u de storing niet zelf kunt verhelpen, wendt u zich tot
de verantwoordelijke medewerker of neemt u contact op
met de klantenservice bij u in de buurt.
Pagina eruit halen
Beknopte handleiding voor dagelijks gebruik
54 * afhankelijk van model en uitvoering
home.liebherr.com/fridge-manuals
Koelkast
ORIGINELE GEBRUIKSHANDLEIDING
Datum van uitgave: 20230630 Artikelnr.-index: 7080658-00
Liebherr Hausgeräte Lienz GmbH
Dr.-Hans-Liebherr-Strasse 1
A-9900 Lienz
Österreich
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56

Liebherr HMFvh 5501 Perfection Handleiding

Categorie
Accessoires voor het maken van koffie
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor