HP ZBook 17 G3 Base Model Mobile Workstation Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
© Copyright 2016 HP Development Company,
L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreende eigenaar en wordt door HP Inc.
onder licentie gebruikt. Intel en Thunderbolt
zijn handelsmerken van Intel Corporation in de
Verenigde Staten en andere landen. Microsoft
en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken
van de groep bedrijven onder de naam
Microsoft.
De informatie in deze documentatie kan zonder
kennisgeving worden gewijzigd. De enige
garanties voor HP producten en diensten staan
vermeld in de expliciete garantievoorwaarden
bij de betreende producten en diensten. Aan
de informatie in deze handleiding kunnen geen
aanvullende rechten worden ontleend. HP
aanvaardt geen aansprakelijkheid voor
technische fouten, drukfouten of weglatingen
in deze publicatie.
Zie voor DTS-patenten http://patents.dts.com.
Geproduceerd onder licentie van DTS Licensing
Limited. DTS, the Symbol, & DTS en the Symbol
samen zijn geregistreerde handelsmerken en
DTS Studio Sound is een handelsmerk van DTS,
Inc. © DTS, Inc. Alle rechten voorbehouden
.
Eerste editie: januari 2016
Onderdeelnummer van document:
840924-331
Kennisgeving over het product
In deze gebruikershandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de meeste
modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet
alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Niet alle functies zijn beschikbaar in alle edities
van Windows. Voor deze computer is mogelijk
bijgewerkte en/of afzonderlijk aangeschafte
hardware, stuurprogramma's en/of software
vereist om volledig te kunnen proteren van de
functionaliteit van Windows. Ga naar
http://www.microsoft.com voor meer
informatie.
Voor de meest recente gebruikershandleiding
gaat u naar http://www.hp.com/support en
selecteert u uw land of regio. Selecteer Drivers
en downloads en volg de instructies op het
scherm.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden of
anderszins gebruiken van een softwareproduct
dat vooraf op deze computer is geïnstalleerd,
bevestigt u dat u gehouden bent aan de
voorwaarden van de HP EULA (End User License
Agreement). Indien u niet akkoord gaat met
deze licentievoorwaarden, kunt u uitsluitend
aanspraak maken op de mogelijkheid het
gehele, ongebruikte product (hardware en
software) binnen 14 dagen te retourneren,
voor een volledige restitutie op basis van het
restitutiebeleid van de desbetreende
verkoper.
Neem contact op met de verkoper voor meer
informatie of om te vragen om een volledige
restitutie van de prijs van de computer.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de computer
beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te
blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet
wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele printer naast de computer) of
een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding). Zorg er ook voor dat de
netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van zacht
materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken
die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals gedenieerd door de International Standard for Safety of
Information Technology Equipment (IEC 60950-1).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Aan de slag ................................................................................................................................................... 1
Informatie zoeken .................................................................................................................................................. 2
2 Onderdelen ................................................................................................................................................... 3
Hardware en software zoeken ............................................................................................................................... 3
Rechterkant ............................................................................................................................................................ 4
Linkerkant .............................................................................................................................................................. 5
Beeldscherm .......................................................................................................................................................... 6
Bovenkant .............................................................................................................................................................. 7
Touchpad ............................................................................................................................................. 7
Lampjes ............................................................................................................................................... 8
Knoppen en vingerafdruklezer .......................................................................................................... 10
Speciale functietoetsen .................................................................................................................... 11
Hotkeys gebruiken ............................................................................................................................ 11
Onderkant ............................................................................................................................................................ 13
Voorkant .............................................................................................................................................................. 14
Labels ................................................................................................................................................................... 15
Het plaatsen van een SIM-kaart (alleen bepaalde producten) ........................................................................... 16
3 Verbinding maken met een netwerk .............................................................................................................. 17
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................................. 17
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ..................................................... 17
Apparaten voor draadloze communicatie in- of uitschakelen ....................................... 17
HP Connection Manager (alleen bepaalde producten) ................................................... 18
Knop voor draadloze communicatie ............................................................................... 18
Voorzieningen van het besturingssysteem .................................................................... 18
Verbinding maken met een WLAN ..................................................................................................... 19
HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde producten) ........................................................ 19
HP Mobile Connect gebruiken (alleen bepaalde producten) ............................................................. 20
GPS gebruiken (alleen bepaalde producten) .................................................................................... 20
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde producten) ....... 20
Een Bluetooth-apparaat toevoegen ............................................................................... 20
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................................... 21
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) (alleen bepaalde producten) ............................. 21
Modem gebruiken (alleen bepaalde producten) ............................................................................... 21
Modemkabel aansluiten ................................................................................................. 21
v
Modemkabeladapter voor specieke landen/regio's aansluiten ................................... 22
4 Schermnavigatie ......................................................................................................................................... 23
Bewegingen voor het touchpad en het aanraakscherm gebruiken .................................................................... 23
Tikken ................................................................................................................................................ 23
Zoomen door met twee vingers te knijpen ....................................................................................... 23
Schuiven met twee vingers (alleen touchpad) .................................................................................. 24
Tikken met twee vingers (alleen touchpad) ..................................................................................... 24
5 Entertainmentvoorzieningen ....................................................................................................................... 25
Een webcam gebruiken (alleen bepaalde producten) ......................................................................................... 25
Audio gebruiken ................................................................................................................................................... 25
Luidsprekers aansluiten .................................................................................................................... 25
Hoofdtelefoon aansluiten ................................................................................................................. 25
Headsets aansluiten .......................................................................................................................... 26
Geluidsinstellingen gebruiken .......................................................................................................... 26
Video gebruiken ................................................................................................................................................... 26
Videoapparaten aansluiten met behulp van een VGA-kabel (alleen voor bepaalde producten) ..... 27
Videoapparaten aansluiten met een HDMI-kabel (alleen voor bepaalde producten) ..................... 28
HDMI-audio congureren ............................................................................................... 28
Het aansluiten van een USB-Type-C (ondersteunt Thunderbolt 3)-poort ....................................... 29
Bekabelde beeldschermen zoeken en aansluiten met behulp van MultiStream Transport ............ 30
Beeldschermen aansluiten op computers met Intel graphics (met een
ingebouwde hub) ............................................................................................................ 30
Met Miracast compatibele draadloze beeldschermen zoeken en aansluiten (alleen bepaalde
producten) ......................................................................................................................................... 30
Intel WiDi-gecerticeerde beeldschermen zoeken en aansluiten (alleen bepaalde producten) ..... 31
6 Energiebeheer ............................................................................................................................................. 32
Computer afsluiten (uitschakelen) ...................................................................................................................... 32
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................................... 32
Standen voor energiebesparing gebruiken ...................................................................................... 32
Slaapstand activeren en beëindigen .............................................................................. 33
Hibernationstand activeren en beëindigen .................................................................... 33
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ....................................... 33
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand ..................................... 34
Accuvoeding gebruiken ..................................................................................................................... 34
HP Accucontrole gebruiken ............................................................................................. 34
Acculading weergeven .................................................................................................... 35
Accuwerktijd maximaliseren ........................................................................................... 35
Omgaan met een lage acculading .................................................................................. 35
vi
Een lage acculading herkennen .................................................................... 35
Problemen met een lage acculading verhelpen .......................................... 36
De accu verwijderen ........................................................................................................ 36
Accuvoeding besparen .................................................................................................... 37
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren .............................................................. 37
Een accu vervangen ........................................................................................................ 38
Externe netvoeding gebruiken .......................................................................................................... 39
Netvoedingsadapter testen ............................................................................................ 40
7 Beveiliging .................................................................................................................................................. 41
De computer beveiligen ....................................................................................................................................... 41
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................................... 42
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................................ 42
Wachtwoorden instellen in Computer Setup .................................................................................... 42
BIOS-beheerderswachtwoord beheren ............................................................................................ 43
BIOS-beheerderswachtwoord opgeven ......................................................................... 45
Een Computer Setup DriveLock-wachtwoord beheren (alleen bepaalde producten) ...................... 45
Een DriveLock-wachtwoord instellen ............................................................................. 46
DriveLock inschakelen (alleen bepaalde producten) ...................................................... 46
DriveLock uitschakelen (alleen bepaalde producten) .................................................... 47
Een DriveLock-wachtwoord invoeren (alleen bepaalde producten) .............................. 48
Een DriveLock-wachtwoord wijzigen (alleen bepaalde producten) ............................... 49
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................................... 49
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................................. 49
Essentiële beveiligingsupdates installeren ......................................................................................................... 50
HP Client Security gebruiken (alleen bepaalde producten) ................................................................................ 50
HP Touchpoint Manager gebruiken (alleen bepaalde producten) ...................................................................... 50
Een optionele beveiligingskabel installeren (alleen bepaalde producten) ........................................................ 50
Vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde producten) ................................................................................ 50
Vingerafdruklezer zoeken ................................................................................................................. 51
8 Onderhoud .................................................................................................................................................. 52
Prestaties verbeteren .......................................................................................................................................... 52
Schijfdefragmentatie gebruiken ....................................................................................................... 52
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................................................ 52
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde producten) .............................................................. 52
De status van HP 3D DriveGuard herkennen .................................................................. 53
Updates van programma's en stuurprogramma's uitvoeren .............................................................................. 53
Computer schoonmaken ...................................................................................................................................... 53
Reinigingsprocedures ........................................................................................................................ 53
Het beeldscherm reinigen ............................................................................................... 54
vii
De zijkanten en het deksel reinigen ............................................................................... 54
De touchpad, het toetsenbord of de muis reinigen (alleen bepaalde producten) ......... 54
Reizen met of verzenden van de computer ......................................................................................................... 54
9 Back-up en herstel ....................................................................................................................................... 56
Herstelmedia en back-ups maken ....................................................................................................................... 56
Richtlijnen .......................................................................................................................................... 56
Herstelmedia maken met HP Recovery Disc Creator ........................................................................ 57
Herstelschijven maken .................................................................................................... 57
Een back-up maken van uw gegevens .............................................................................................. 57
Systeemherstelactie uitvoeren ........................................................................................................................... 58
Windows herstelprogramma’s gebruiken ......................................................................................... 58
f11-herstelhulpmiddel gebruiken (alleen bepaalde modellen) ....................................................... 59
Media met besturingssysteem Windows 7 gebruiken ...................................................................... 60
10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start .............................................................................................. 61
Computer Setup gebruiken .................................................................................................................................. 61
Computer Setup starten .................................................................................................................... 61
Navigeren en selecteren in Computer Setup .................................................................................... 61
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup ......................................................................... 62
BIOS-update uitvoeren ...................................................................................................................... 62
BIOS-versie vaststellen ................................................................................................... 62
BIOS-update downloaden ............................................................................................... 63
De opstartvolgorde wijzigen met de F9-prompt .............................................................................. 64
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten) .......................................................................................... 64
HP Sure Start gebruiken (alleen bepaalde producten) ........................................................................................ 64
11 Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) ...................................................................................... 65
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden ......................................................... 65
12 Specicaties .............................................................................................................................................. 67
Ingangsvermogen ................................................................................................................................................ 67
Omgevingsvereisten ............................................................................................................................................ 67
13 Elektrostatische ontlading ......................................................................................................................... 68
14 Toegankelijkheid ....................................................................................................................................... 69
Ondersteunde assistieve technologieën (hulpmiddelen voor gehandicapten) .................................................. 69
Ondersteuning krijgen voor toegankelijkheid ..................................................................................................... 69
viii
Index ............................................................................................................................................................. 70
ix
x
1 Aan de slag
Nadat u de computer hebt ingesteld en geregistreerd, raden wij de volgende stappen aan om optimaal te
proteren van uw slimme investering:
Maak verbinding met internet: congureer een bekabeld of draadloos netwerk waarmee u verbinding
kunt maken met internet. Zie Verbinding maken met een netwerk op pagina 17 voor meer informatie.
Uw antivirussoftware bijwerken - bescherm uw computer tegen schade door virussen. De software is
vooraf geïnstalleerd op de computer. Zie Beveiliging op pagina 41 voor meer informatie.
Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer. Raadpleeg
Onderdelen op pagina 3 en Schermnavigatie op pagina 23 voor aanvullende informatie.
Zoek geïnstalleerde software: toegang tot een overzicht van de vooraf op de computer geïnstalleerde
software.
Selecteer Start > Alle programma's. Voor meer informatie over het gebruik van software die bij de
computer is geleverd, raadpleegt u de instructies van de softwarefabrikant. Deze instructies kunnen zijn
verstrekt bij de software, of staan op de website van de fabrikant.
Maak een back-up van uw vaste schijf door herstelschijven of een herstel-ashdrive te maken. Zie Back-
up en herstel op pagina 56.
1
Informatie zoeken
U heeft Installatie-instructies al gebruikt om de computer in te schakelen en deze handleiding op te zoeken.
Gebruik de volgende tabel voor het vinden van hulpmiddelen met productinformatie, uitleg en meer.
Hulpmiddelen Informatie over
Poster Installatie-instructies
De computer gebruiksklaar maken
Onderdelen van de computer herkennen
HP Support Assistant
Als u Help en support wilt openen, selecteert u Start > Alle
programma's > HP Help en support.
Ga voor toegang tot de nieuwste handleiding naar
http://www.hp.com/support en selecteer uw land.
Selecteer Drivers & Downloads en volg de instructies op
het scherm.
Updates van software, stuurprogramma's en BIOS
Hulpmiddelen voor probleemoplossing
Krijgen van ondersteuning
Wereldwijde ondersteuning
Ga voor ondersteuning in uw taal naar
http://www.hp.com/support en selecteer uw land.
Online chatten met een HP technicus
Telefoonnummers voor ondersteuning
Locaties van HP servicecentra
HP website
Ga voor toegang tot de nieuwste handleiding naar
http://www.hp.com/support en selecteer uw land.
Selecteer Drivers & Downloads en volg de instructies op
het scherm.
Informatie over ondersteuning
Onderdelen bestellen en aanvullende ondersteuning vinden
Voor het apparaat verkrijgbare accessoires
Handleiding voor veiligheid en comfort
Om de gebruikershandleiding te openen, selecteert u Start
> Alle programma's > HP Help en support > HP
documentatie.
– of –
Ga naar http://www.hp.com/ergo.
Aanwijzingen voor een optimale werkplek, een goede houding en
gezonde werkgewoonten
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Om de gebruikershandleiding te openen, selecteert u Start
> Alle programma's > HP Help en support > HP
documentatie.
Informatie over veiligheid en kennisgevingen
Informatie over het afvoeren van accu's
Garantie*
Als u de garantie wilt lezen, selecteert u Start > Alle
programma's > HP Help en support > HP documentatie >
Garantie-informatie weergeven.
– of –
Ga naar http://www.hp.com/go/orderdocuments.
Garantiegegevens
*U kunt de HP garantie vinden bij de gebruikershandleidingen op het product en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In
sommige landen of regio's wordt door HP een gedrukte versie van de garantie meegeleverd in de doos. Voor landen/regio's waar de
garantie niet in drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar http://www.hp.com/go/orderdocuments.
Voor producten die zijn aangekocht in Azië en Oceanië kunt u HP schrijven op adres: POD, P.O. Box 161, Kitchener Road Post Oice,
Singapore 912006. Vermeld de productnaam en uw naam, telefoonnummer en postadres.
2 Hoofdstuk 1 Aan de slag
2 Onderdelen
Hardware en software zoeken
Om een lijst van de geïnstalleerde hardware weer te geven:
Selecteer Start > Conguratiescherm > Apparaatbeheer.
Om een lijst met geïnstalleerde software weer te geven:
Selecteer Start > Alle programma's.
Hardware en software zoeken 3
Rechterkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Smartcardlezer Ondersteunt optionele smartcards.
(2) Audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-in
(microfoon)-combostekker
Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen voeding,
een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een kabel
van een televisietoestel aansluiten. Ook kunt u hierop de
microfoon van een optionele headset aansluiten. Deze
aansluiting ondersteunt geen optionele zelfstandige
microfoons.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de
hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u het
risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu voor meer informatie over
veiligheid.
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Selecteer Start > Alle programma's > HP Help en
support > HP documentatie.
OPMERKING: Wanneer u een apparaat aansluit op deze
connector, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
OPMERKING: Zorg dat de apparaatkabel een connector met
vier pinnen heeft die zowel audio-uit (hoofdtelefoon) als audio-
in (microfoon) ondersteunt.
(3) USB 3.0-poort Hierop kunt u een optioneel USB-apparaat aansluiten, zoals een
toetsenbord, muis, externe schijf, printer, scanner of USB-hub.
(4) HDMI-poort Via deze poort sluit u de computer aan op een optioneel video-
of audioapparaat, zoals een high-denition televisie, andere
compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur of een
high-speed High Denition Multimedia Interface (HDMI)-
apparaat.
(5) Poort voor externe monitor Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector
aansluiten.
(6) USB-Type-C (ondersteunt Thunderbolt 3)-
poorten (2)
Hiermee kunt u ieder USB-apparaat met een Type-C-connector
aansluiten.
OPMERKING: Via USB Type-C-poorten kunnen producten zoals
mobiele telefoons, laptops, tablets en MP3-spelers worden
opgeladen, zelfs wanneer de computer uit staat. Ook kunnen op
sommige USB Type-C-poorten DisplayPort-, VGA-, HDMI-,
Thunderbolt
TM
- en andere videoapparaten worden aangesloten.
4 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Onderdeel Beschrijving
OPMERKING: mogelijk zijn er adapters (afzonderlijk aan te
schaen) vereist.
(7) Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
(8) Acculampje Wanneer de netvoeding is aangesloten:
Wit: De acculading is groter dan 90 procent.
Oranje: De acculading ligt tussen 0 en 90 procent.
Uit: De accu wordt niet opgeladen.
Wanneer de netvoeding is losgekoppeld (accu laadt niet op):
Knipperend oranje: De accu is bijna leeg. Wanneer de accu
een kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, begint het
acculampje snel te knipperen.
Uit: De accu wordt niet opgeladen.
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Bevestigingspunt voor de beveiligingskabel Hiermee sluit u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel aan
op de computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet in de eerste
plaats een ontmoedigingseect uitgaan. Deze voorziening kan
echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt
of wordt gestolen.
(2) RJ-45-netwerkconnector met statuslampjes Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
Groen (links): het netwerk is aangesloten.
Oranje (rechts): er vindt een nieuwe activiteit plaats in het
netwerk.
(3) USB 3.0-poorten (2) Verbind een optioneel usb-apparaat, zoals een toetsenbord, een
muis, een externe schijfeenheid, een printer, een scanner of een
usb-hub.
(4) USB 3.0-oplaadpoort Hiermee kunt u een optioneel USB-apparaat aansluiten, zoals
een toetsenbord, muis, externe schijf, printer, scanner of USB-
hub. Via standaard-USB-poorten worden niet alle USB-
apparaten opgeladen of ze worden opgeladen met een lage
Linkerkant 5
Onderdeel Beschrijving
bedrijfsstroom. Sommige USB-apparaten moeten worden
gevoed en vereisen het gebruik van een poort met eigen
voeding.
OPMERKING: Via de USB-oplaadpoorten kunnen ook bepaalde
typen mobiele telefoons en MP3-spelers worden opgeladen,
zelfs wanneer de computer uit staat.
(5) Geheugenkaartlezer Hiermee worden optionele geheugenkaarten gelezen die
informatie opslaan, beheren, delen of openen.
Beeldscherm
Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN-antennes* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze WLAN's (Wireless
Local Area Networks). De antennes voor uw product bevinden zich in
dit gedeelte.
(2) WWAN-antennes (alleen bepaalde modellen) Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze WWAN's (Wireless
Wide Area Networks).
(3) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
(4) Webcamlampje (alleen bepaalde producten) Aan: de webcam is in gebruik.
(5) Webcam (alleen bepaalde producten) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. Op
sommige modellen kunt u met streaming video videovergaderen en
online chatten.
Ga als volgt te werk om de webcam te gebruiken:
6 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Onderdeel Beschrijving
Selecteer Start > Alle programma's > Communicatie en
chatten > CyberLink YouCam.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Houd de gebieden rondom de antennes vrij voor een optimale
signaaloverdracht.
Voor meer informatie over de regelgeving voor draadloze communicatie, gaat u naar het artikel Informatie over voorschriften,
veiligheid en milieu en raadpleegt u de sectie die van toepassing is op uw land of regio.
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Selecteer Start > Alle programma's > HP Help en support > HP documentatie.
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) EasyPoint-muisbesturing Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) verplaatsen en onderdelen
op het scherm selecteren of activeren.
(2) Linkerknop van de muisbesturing Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(3) Touchpad, aan/uit-knop Hiermee schakelt u het touchpad aan en uit.
(4) Touchpadzone Hiermee worden uw vingerbewegingen gelezen om de
aanwijzer te verplaatsen of items op het scherm te activeren.
Bovenkant 7
Onderdeel Beschrijving
(5) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(6) Rechterknop van de muisbesturing Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
(7) Middenknop muisbesturing Deze knop heeft dezelfde functie als de middenknop op een
externe muis.
(8) Middenknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de middenknop op een
externe muis.
(9) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan/uit-lampje
Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand, een
energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en andere niet-
benodigde onderdelen worden uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk energie
wordt verbruikt.
(2) Caps Lock-lampje Aan: Caps lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord typt u nu
alles in hoofdletters.
8 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Onderdeel Beschrijving
(3) Lampje Geluid uit van microfoon
Oranje: het geluid van de microfoon is uitgeschakeld.
Uit: het geluid van de microfoon is ingeschakeld.
(4) Num Lock-lampje Aan: Num Lock is ingeschakeld.
(5) Lampje voor draadloze communicatie Aan: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie,
zoals een draadloosnetwerkmodule en/of een Bluetooth®-
apparaat, is ingeschakeld.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor
draadloze communicatie oranje wanneer alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
(6) Lampje Geluid uit
Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
Uit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
(7) Touchpadlampje
Aan: het touchpad is uitgeschakeld.
Uit: het touchpad is ingeschakeld.
Bovenkant 9
Knoppen en vingerafdruklezer
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan/uit-knop
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uit-
knop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/uit-
knop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de sluimerstand te beëindigen.
VOORZICHTIG: De aan-uitknop ingedrukt houden, resulteert in
het verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures geen
eect hebben, houdt u de aan/uit-knop minstens vijf seconden
ingedrukt om de computer uit te schakelen.
Raadpleeg de energieopties voor meer informatie over uw
energie-instellingen.
Selecteer Start > Conguratiescherm > Systeem en
beveiliging > Energiebeheer.
(2) Knop voor draadloze communicatie Hiermee kunt u de voorziening voor draadloze communicatie in-
en uitschakelen, maar geen draadloze verbinding tot stand
brengen.
(3) Knop Geluid uit (alleen voor bepaalde
producten)
Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
(4) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde producten) Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows®
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
10 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Speciale functietoetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) Esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets, de num
lock- toets of esc om veelgebruikte systeemfuncties uit te
voeren.
Zie Hotkeys gebruiken op pagina 11.
(3) Windows-toets Opent het Startmenu.
OPMERKING: Als u nogmaals op de Windows-toets drukt,
wordt het Startmenu afgesloten.
(4) num lock-toets Voor het in- en uitschakelen van het geïntegreerd numeriek
toetsenblok.
(5) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Een apart toetsenblok aan de rechterkant van het alfabetische
toetsenbord waarmee u kunt optellen, aftrekken en andere
numerieke taken uitvoeren. Als num lock is ingeschakeld, kan
het geïntegreerde toetsenblok worden gebruikt als een extern
numeriek toetsenblok.
Hotkeys gebruiken
U gebruikt een hotkey als volgt:
Druk op de fn-toets en druk vervolgens op de juiste functietoets die wordt voorgesteld door de
pictogrammen hieronder.
Druk op fn
+functietoets
Beschrijving
Hiermee activeert u de slaapstand waarbij uw informatie in het systeemgeheugen wordt opgeslagen. Het
beeldscherm en andere systeemonderdelen worden uitgeschakeld en de energiebesparingsmodus wordt
geactiveerd.
Om de slaapstand te beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop.
VOORZICHTIG: Sla uw werk op voordat u de slaapstand activeert om het risico van gegevensverlies te
beperken.
Bovenkant 11
Druk op fn
+functietoets
Beschrijving
Hiermee wordt de achtergrondverlichting van het toetsenbord in- of uitgeschakeld.
OPMERKING: Als u accustroom wilt besparen, schakelt u deze voorziening uit.
Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als u bijvoorbeeld op
deze toets drukt terwijl er een monitor is aangesloten op de computer, wordt er geschakeld tussen weergave
op het scherm van de computer, weergave op de monitor en gelijktijdige weergave op het computerscherm
en de monitor.
Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder verlaagd.
Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder verhoogd.
Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd.
Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verhoogd.
Hiermee dempt u het geluid van de microfoon.
12 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Onderpaneel Biedt toegang tot de vasteschijfruimte, het slot voor de
WLAN-module, het slot voor de WWAN-module en de
geheugenmoduleslots.
VOORZICHTIG: Vervang de module voor draadloze
communicatie alleen door een module die is goedgekeurd
voor gebruik in de computer door de overheidsinstantie die
verantwoordelijk is voor de regelgeving met betrekking tot
apparatuur voor draadloze communicatie in uw land. Zo
voorkomt u dat het systeem niet meer reageert en er een
waarschuwing verschijnt. Als er na het vervangen van de
module een waarschuwing wordt weergegeven, verwijdert
u de module om de functionaliteit van de computer te
herstellen. Neem vervolgens contact op met de
klantenondersteuning.
Selecteer Start > Help en ondersteuning.
(2) Sluitschroeven van onderhoudspaneel Maak het onderhoudspaneel los.
(3) Ventilatieopeningen Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer u de
computer gebruikt.
(4) Mors-afvoeropening Hiermee kan gemorste vloeistof, zoals soft drinks of koie,
wegvloeien uit de computer.
Onderkant 13
Voorkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Lampje voor draadloze communicatie Aan: een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/of
een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje
voor draadloze communicatie oranje wanneer alle
apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld
zijn.
(2) Aan/uit-lampje
Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand, een
energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
(3) Acculampje Wanneer de netvoeding is aangesloten:
Wit: De acculading is groter dan 90 procent.
Oranje: De acculading ligt tussen 0 en 90 procent.
Uit: De accu wordt niet opgeladen.
Wanneer de netvoeding is losgekoppeld (accu laadt niet
op):
Knipperend oranje: De accu is bijna leeg. Wanneer de
accu een kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt,
begint het acculampje snel te knipperen.
Uit: De accu wordt niet opgeladen.
(4) Lampje van de vaste schijf
Wit knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen
van de vaste schijf.
Oranje: HP 3D DriveGuard heeft tijdelijk de interne
vaste schijf geparkeerd.
OPMERKING: Zie HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen
bepaalde producten) op pagina 52 voor meer informatie
over HP 3D DriveGuard.
(5) Luidsprekers Hier wordt het geluid van de computer geproduceerd.
14 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt.
BELANGRIJK: Controleer de volgende locaties voor de in dit gedeelte beschreven labels: de onderkant van
de computer, in de accuruimte, onder de onderhoudsklep of op de achterkant van het scherm.
Servicelabel—Biedt belangrijke informatie voor het identiceren van uw computer. Wanneer u contact
opneemt met Ondersteuning, moet u waarschijnlijk het serie-, product- en modelnummer opgeven.
Zoek deze nummers op voordat u contact opneemt met Ondersteuning.
Het servicelabel lijkt op een van de onderstaande voorbeelden. Raadpleeg de afbeelding die het meest
overeenkomt met het servicelabel van uw computer.
Onderdeel
(1) Serienummer
(2) Productnummer
(3) Garantieperiode
(4) Modelnummer (alleen bepaalde producten)
Onderdeel
(1) Modelnaam (alleen bepaalde producten)
(2) Productnummer
Labels 15
Onderdeel
(3) Serienummer
(4) Garantieperiode
Label(s) met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreende het gebruik van de computer.
Label(s) met keurmerken voor apparatuur voor draadloze communicatie: Deze labels bevatten
informatie over optionele apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken van de landen/
regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik.
Het plaatsen van een SIM-kaart (alleen bepaalde producten)
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een SIM-kaart om beschadiging van de
connectoren te voorkomen.
Ga als volgt te werk om een SIM-kaart te plaatsen:
1. Schakel de computer uit met behulp van de opdracht Afsluiten.
2. Sluit het beeldscherm.
3. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
5. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
6. Verwijder het onderhoudspaneel en de accu. Zie De accu verwijderen op pagina 36.
7. Plaats de SIM-kaart in het SIM-kaartslot en druk de SIM-kaart aan totdat deze stevig vastzit.
OPMERKING: De SIM-kaart in uw computer kan er iets anders uitzien dan op de afbeelding in dit
gedeelte.
OPMERKING: Bekijk de afbeelding in de accuruimte om te bepalen hoe de SIM-kaart in de computer
moet worden geplaatst.
Als u een SIM-kaart wilt verwijderen, drukt u de SIM-kaart iets naar binnen en verwijdert u deze vervolgens uit
de sleuf.
16 Hoofdstuk 2 Onderdelen
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt de computer meenemen waarnaar u maar wilt. Maar ook thuis kunt u met de computer en een
bekabelde of draadloze netwerkverbinding de wereld verkennen en u toegang verschaen tot miljoenen
websites. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u zich met die wereld in verbinding kunt stellen.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. Uw computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor draadloze
communicatie:
Apparaat met draadloze netwerkverbinding (WLAN): met dit apparaat kunt u de computer aansluiten op
LAN-netwerken (doorgaans Wi-Fi-netwerken, draadloze netwerken (WLAN) of WLAN’s genoemd) op
kantoor, thuis en op openbare plekken, zoals luchthavens, restaurants, cafés, hotels en universiteiten. In
een draadloos netwerk communiceert de computer met een draadloze router of een draadloos
toegangspunt.
HP module voor mobiel breedband (alleen bepaalde modellen): een WWAN-apparaat (Wireless Wide-
Area Network) waarmee u over een veel groter gebied een draadloze verbinding kunt maken.
Aanbieders van mobiele netwerkdiensten zetten basisstations op (vergelijkbaar met zendmasten voor
mobiele telefonie), die dekking bieden in hele regio’s, provincies of zelfs landen.
Bluetooth-apparaat®: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN) opzetten
om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals computers, telefoons,
printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN communiceert elk apparaat direct met
andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar
bevinden.
Zie de informatie en koppelingen naar websites in Help en Ondersteuning voor meer informatie over de
technologie voor draadloze communicatie. Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u Start > Help
en ondersteuning.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
Met deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer regelen:
Knop voor draadloze communicatie, schakelaar voor draadloze communicatie of toets voor draadloze
communicatie (in dit hoofdstuk ook wel knop voor draadloze communicatie genoemd).
Voorzieningen van het besturingssysteem
Apparaten voor draadloze communicatie in- of uitschakelen
U kunt apparaten voor draadloze communicatie in- en uitschakelen met de knop voor draadloze
communicatie of met HP Connection Manager (alleen bepaalde modellen).
OPMERKING: een computer kan een knop of schakelaar voor draadloze communicatie hebben, of een toets
voor draadloze communicatie op het toetsenbord. De term "knop voor draadloze communicatie" verwijst in
deze handleiding naar alle types bedieningselementen voor draadloze communicatie.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 17
U schakelt apparaten voor draadloze communicatie als volgt uit in HP Connection Manager:
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram HP Connection Manager in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk en klik daarna op de aan/uit-knop naast het gewenste apparaat.
- of -
Selecteer Start > Alle programma's > Productiviteit en tools > HP Connection Manager en klik daarna
op de aan/uit-knop naast het gewenste apparaat.
HP Connection Manager (alleen bepaalde producten)
HP Connection Manager is een centrale locatie voor het beheer van uw apparaten voor draadloze
communicatie, een interface om verbinding te maken met internet via HP mobiel breedband, en een interface
voor het verzenden en ontvangen van SMS-berichten (tekstberichten). Met HP Connection Manager kunt u de
volgende apparaten beheren:
WLAN-apparaat (wireless local-area network)/Wi-Fi
WWAN-apparaat (Wireless Wide Area Network)/apparaat voor HP mobiel breedband
Bluetooth
HP Connection Manager biedt informatie en berichten over de verbindingsstatus en de energiestatus, en stelt
u in staat om gegevens te bekijken over uw SIM-kaart en om sms-berichten te verzenden en te ontvangen.
Statusinformatie en meldingen worden weergegeven in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
U opent Connection Manager als volgt:
Klik op het pictogram van HP Connection Manager op de taakbalk.
- of -
Selecteer Start > Alle programma's > Productiviteit en tools > HP Connection Manager.
Zie de helpfunctie van de HP Connection Manager software voor meer informatie.
Knop voor draadloze communicatie
De computer heeft mogelijk een knop voor draadloze communicatie, een of meer apparaten voor draadloze
communicatie en een of twee lampjes voor draadloze communicatie. Alle apparaten voor draadloze
communicatie in de computer worden in de fabriek ingeschakeld.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor draadloze
communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep.
Voorzieningen van het besturingssysteem
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met een
netwerk, draadloze netwerken beheren en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de bedieningselementen van het besturingssysteem als volgt:
Selecteer Start > Conguratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
Als u meer informatie wilt, opent u Help en ondersteuning door Start>Help en ondersteuning te selecteren.
18 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Verbinding maken met een WLAN
OPMERKING: Als u thuis verbinding wilt maken met internet, is een account bij een internetprovider vereist.
Neem contact op met een lokale internetprovider voor het aanschaen van een internetservice en een
modem. De internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een netwerkkabel
waarmee u de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie aansluit op het modem, en het
testen van de internetservice.
U maakt als volgt verbinding met het WLAN:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld.
2. Klik op het netwerkstatuspictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
3. Selecteer een WLAN-netwerk waarmee u verbinding wilt maken.
4. Klik op Verbinding maken.
Als het netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een beveiligingscode in te voeren. Typ de code
en klik daarna op OK om de verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: als er geen WLAN's worden weergegeven, betekent dit mogelijk dat u zich buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
OPMERKING: Als het netwerk waarmee u verbinding wilt maken niet wordt weergegeven, klikt u op
Netwerkcentrum openen, en vervolgens op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er
verschijnt een lijst met opties om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier verbinding mee te
maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
5. Volg de instructies op het scherm om de verbinding te voltooien.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, plaatst u de aanwijzer op het pictogram voor de netwerkstatus in
het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: het eectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang de
WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of vaste
obstakels zoals wanden en vloeren.
HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde producten)
Uw HP Mobiel breedband computer heeft ingebouwde ondersteuning voor mobiel-breedbanddiensten. In
combinatie met een mobiel netwerk biedt uw nieuwe computer u volledige vrijheid: u kunt verbinding maken
met internet, e-mailen en uw bedrijfsnetwerk bereiken zonder dat u daarvoor een wi-hotspot nodig hebt.
OPMERKING: Als uw tablet HP Mobile Connect bevat, zijn de instructies in dit gedeelte niet van toepassing.
Zie HP Mobile Connect gebruiken (alleen bepaalde producten) op pagina 20.
Mogelijk heeft u het serienummer van de HP module voor mobiel breedband nodig om de dienst voor mobiel
breedband te activeren. Het serienummer bevindt zich mogelijk in de accuruimte, onder de onderhoudsklep
of op de achterkant van het beeldscherm.
Sommige aanbieders van mobiele netwerkdiensten vereisen het gebruik van een SIM-kaart. Een SIM-kaart
bevat basisgegevens over u, zoals een persoonlijk identicatienummer (PIN), en over het netwerk. Sommige
tablets hebben een SIM-kaart vooraf geïnstalleerd. Als de SIM-kaart niet vooraf is geïnstalleerd, wordt deze
mogelijk meegeleverd bij de informatie over HP Mobiel breedband die bij uw computer is verstrekt. De
aanbieder van mobiele netwerkdiensten kan ook los van de computer een afzonderlijke SIM-kaart
verstrekken.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 19
Informatie over HP mobiel breedband en over de manier waarop u de diensten van een aanbieder van mobiele
netwerkdiensten activeert, vindt u in het pakket met informatie over HP mobiel breedband dat bij de
computer is geleverd.
HP Mobile Connect gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP Mobile Connect is een prepaid, mobiele breedbandservice die zorgt voor een rendabele, beveiligde,
eenvoudige en exibele mobiele breedbandverbinding voor uw computer. Om HP Mobile Connect te kunnen
gebruiken, moet uw computer beschikken over een SIM-kaart en de app HP Mobile Connect. Voor meer
informatie over HP Mobile Connect en de beschikbaarheid ervan, gaat u naar http://www.hp.com/go/
mobileconnect.
GPS gebruiken (alleen bepaalde producten)
De computer kan zijn voorzien van een GPS-apparaat (Global Positioning System). GPS-satellieten geven
locatie-, snelheids- en richtinggegevens door aan systemen die met GPS zijn uitgerust.
Zie de helpfunctie van de HP GPS and Location software voor meer informatie.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
producten)
Een Bluetooth-apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging van
communicatie via de gebruikelijke fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals de volgende:
computers (desktopcomputer, notebookcomputer, pda)
telefoons (mobiele telefoons, draadloze telefoons, gecombineerde gsm/pda's (smartphones))
imagingapparaten (printers, camera's)
geluidsapparatuur (hoofdtelefoons, luidsprekers)
muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal Area
Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Voor meer informatie over de
conguratie en het gebruik van Bluetooth-apparaten raadpleegt u de helpfunctie bij de Bluetooth-software.
Een Bluetooth-apparaat toevoegen
1. Selecteer Start > Apparaten en printers > Een apparaat selecteren en volg de instructies op het
scherm.
2. Selecteer het Bluetooth-apparaat dat u wilt toevoegen aan uw computer en selecteer vervolgens
Volgende.
OPMERKING: Als er vericatie is vereist voor het apparaat, wordt er een koppelingscode weergegeven. Volg
voor het apparaat dat u toevoegt de instructies op het scherm om te controleren of de code op uw apparaat
overeenkomt met de koppelingscode. Raadpleeg voor meer informatie de documentatie bij het apparaat.
OPMERKING: Als uw apparaat niet in de lijst wordt weergegeven, zorgt u ervoor dat Bluetooth is
ingeschakeld op dit apparaat en of de instelling voor draadloze communicatie op uw computer is
ingeschakeld. Sommige apparaten hebben mogelijk aanvullende vereisten. Raadpleeg hiervoor de
documentatie bij het apparaat.
20 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Bepaalde producten staan mogelijk bekabelde verbindingen toe: lokaal netwerk (LAN) en modemverbinding.
Een LAN-verbinding maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modem, dat
gebruikmaakt van een telefoonkabel. Beide kabels zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! Om de kans op elektrische schokken, brand of beschadiging van de apparatuur te
beperken, mag u geen modemkabel of telefoonkabel in de RJ-45-netwerkconnector steken.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) (alleen bepaalde producten)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer direct op een router in uw huis (in plaats van draadloos
werken), of als u de computer op een bestaand netwerk in uw kantoor wilt aansluiten.
Om verbinding te maken met een LAN is een 8-pins, RJ-45-netwerkkabel of een optioneel dockingapparaat of
dockingpoort vereist als de computer geen RJ-45-poort heeft.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of op een
router.
OPMERKING: als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat de
ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met het
uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
Modem gebruiken (alleen bepaalde producten)
Het modem moet zijn aangesloten op een analoge telefoonlijn via een 6-pins RJ-11-modemkabel. In
sommige landen/regio's is bovendien een land- of regiospecieke modemkabeladapter vereist. Connectoren
voor digitale PBX-systemen lijken mogelijk op analoge telefoonconnectoren, maar zijn niet compatibel met
het modem.
Modemkabel aansluiten
Ga als volgt te werk om de modemkabel aan te sluiten:
1. Steek de modemkabel in de modemconnector (1) van de computer.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 21
2. Steek de modemkabel in de RJ-11-telefoonaansluiting in de muur (2).
OPMERKING: als de modemkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat de
ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met het
uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
Modemkabeladapter voor specieke landen/regio's aansluiten
Telefoonconnectoren verschillen per land/regio. Als u het modem en de modemkabel wilt gebruiken buiten
het land of de regio waarin u de computer heeft aangeschaft, moet u een modemkabeladapter aanschaen
voor specieke landen/regio's.
Ga als volgt te werk om het modem aan te sluiten op een analoge telefoonlijn die geen RJ-11-
telefoonconnector heeft:
1. Steek de modemkabel in de modemconnector (1) van de computer.
2. Steek de modemkabel in de modemkabeladapter (2).
3. Steek de modemkabeladapter (3) in de telefoonaansluiting in de muur.
22 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
4 Schermnavigatie
U kunt op de volgende manieren op het computerscherm navigeren:
Aanraakbewegingen rechtstreeks op het computerscherm gebruiken (alleen bepaalde producten)
Aanraakbewegingen op het touchpad gebruiken
Het toetsenbord en de optionele muis gebruiken (de muis moet afzonderlijk worden aangeschaft)
EasyPoint-muisbesturing gebruiken
Bewegingen voor het touchpad en het aanraakscherm gebruiken
Met het touchpad kunt u met eenvoudige vingerbewegingen op het computerscherm navigeren en de
aanwijzer besturen. U kunt ook de linker- en rechterknoppen van het touchpad gebruiken zoals u de
corresponderende knoppen van een externe muis zou gebruiken. Om op een aanraakscherm te navigeren
(alleen bepaalde producten) raakt u het scherm aan met behulp van de bewegingen die in dit hoofdstuk
worden beschreven.
U kunt bewegingen ook aanpassen en demonstraties van de werking ervan bekijken. Selecteer Start >
Conguratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers > Muis.
OPMERKING: Tenzij anders vermeld kunnen bewegingen worden gebruikt op een touchpad of op een
aanraakscherm (alleen bepaalde producten).
Tikken
Gebruik de beweging tikken/dubbeltikken om een item op het scherm te selecteren of te openen.
Wijs een item op het scherm aan en tik met uw vinger in de touchpadzone of op het aanraakscherm om
het item te selecteren. Dubbeltik op een item om het te openen.
Zoomen door met twee vingers te knijpen
Gebruik de knijpbeweging met twee vingers om op afbeeldingen of tekst in en uit te zoomen.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden in de touchpadzone of op het aanraakscherm en
beweeg ze daarna naar elkaar toe.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden in de touchpadzone of op het aanraakscherm en beweeg
ze daarna van elkaar af.
Bewegingen voor het touchpad en het aanraakscherm gebruiken 23
Schuiven met twee vingers (alleen touchpad)
Gebruik het schuiven met twee vingers om naar boven, naar beneden of opzij te schuiven op een pagina of
afbeelding.
Plaats twee vingers iets uit elkaar op het touchpadgebied en sleep ze omhoog, omlaag, naar links of
naar rechts.
Tikken met twee vingers (alleen touchpad)
Tik met twee vingers om het menu voor een object op het scherm te openen.
OPMERKING: Als u met twee vingers tikt, wordt dezelfde actie uitgevoerd als wanneer u met de
rechtermuisknop klikt.
Tik met twee vingers op de touchpadzone om het menu Opties voor het geselecteerde object te openen.
24 Hoofdstuk 4 Schermnavigatie
5 Entertainmentvoorzieningen
Gebruik uw HP computer voor zaken of plezier om anderen te spreken via de webcam, audio en video te
mengen of externe apparaten zoals een projector, monitor, tv of luidsprekers aan te sluiten. Zie Onderdelen
op pagina 3 om de audio-, video- en cameravoorzieningen op uw computer te vinden.
Een webcam gebruiken (alleen bepaalde producten)
Uw computer heeft een webcam (geïntegreerde camera) die video opneemt en foto's maakt. Op sommige
modellen kunt u met streaming video videovergaderen en online chatten.
Om toegang te krijgen tot de camera selecteert u Start > Alle programma's > Communicatie en chatten
> CyberLink YouCam.
Audio gebruiken
U kunt muziek downloaden en beluisteren, audio-inhoud (inclusief radio) van internet streamen, audio
opnemen, of audio en video mixen om multimedia te creëren. U kunt ook op muziek-cd's afspelen op de
computer (voor bepaalde producten) of een externe optische schijf aansluiten om cd's af te spelen. U kunt
luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten voor nog meer luistergenot.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze aan te sluiten op een USB-poort of de
combostekker voor audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-in (microfoon) van de computer of op een
dockingstation.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de computer. Zie
HDMI-audio congureren op pagina 28 voor informatie over het aansluiten van high-denition luidsprekers
op de computer. Zet het volume laag voordat u speakers aansluit.
Hoofdtelefoon aansluiten
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo
beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor meer
informatie over veiligheid.
Ga als volgt te werk om toegang te krijgen tot dit document:
Selecteer Start > Alle programma's > HP Help en support > HP documentatie.
U kunt een hoofdtelefoon met een kabel aansluiten op de combostekker voor audio-uit (hoofdtelefoon)/
audio-in (microfoon) van de computer.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om een draadloze hoofdtelefoon aan te sluiten op de computer.
Een webcam gebruiken (alleen bepaalde producten) 25
Headsets aansluiten
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo
beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor meer
informatie over veiligheid.
Ga als volgt te werk om toegang te krijgen tot dit document:
Selecteer Start > Alle programma's > HP Help en support > HP documentatie.
Hoofdtelefoons die zijn gecombineerd met een microfoon worden headsets genoemd. U kunt headsets met
kabels aansluiten op de combostekker voor audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-in (microfoon) van de computer.
Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat om draadloze headsets op de computer aan te sluiten.
Geluidsinstellingen gebruiken
Gebruik geluidsinstellingen om het systeemvolume aan te passen, systeemgeluiden te wijzigen of
audioapparaten te beheren.
Ga als volgt te werk om de geluidsinstellingen te bekijken of te wijzigen:
Selecteer Start>Conguratiescherm>Hardware en geluiden en selecteer vervolgens geluid of de
audio-software.
OPMERKING: Om te zien alle inhoud van het Conguratiescherm weer te geven: selecteer groot of klein
pictogram weergeven, in plaats van categorie weergeven.
Video gebruiken
Uw computer is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete websites kunt
bekijken en video en lms kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken als u geen verbinding hebt
met een netwerk.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe monitor,
projector of tv aan te sluiten.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste poort van
de computer. Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat.
Raadpleeg HP Support Assistant voor informatie over het gebruik van de videovoorzieningen.
26 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
Videoapparaten aansluiten met behulp van een VGA-kabel (alleen voor bepaalde
producten)
OPMERKING: Als u een VGA-videoapparaat op de computer wilt aansluiten, hebt u een HDMI-kabel nodig die
u apart moet aanschaen.
Als u het beeld van het computerscherm op een externe VGA-monitor wilt weergeven of wilt projecteren
(bijvoorbeeld voor een presentatie), sluit u een monitor of projector aan op de VGA-poort van de computer.
1. Sluit de VGA-kabel van de monitor of projector aan op de VGA-poort van de computer, zoals aangegeven
in de afbeelding.
2. Druk op fn+f4 om het beeld tussen vier weergavestanden te schakelen:
Alleen computerscherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van de
computer.
Dupliceren: Hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: Hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op fn+f4 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie Uitbreiden kiest, moet u voor de beste resultaten de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt verhogen: Selecteer Start > Conguratiescherm > Vormgeving en
persoonlijke instellingen. Selecteer onder Weergave Resolutie aanpassen.
Video gebruiken 27
Videoapparaten aansluiten met een HDMI-kabel (alleen voor bepaalde producten)
OPMERKING: Om een HDMI-apparaat aan te sluiten op de computer, heeft u een apart aan te schaen
HDMI-kabel nodig.
Om het computerbeeld weer te geven op een high-denition-tv of -monitor, sluit u het high-
denitionapparaat aan volgens de onderstaande instructies.
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de high-denition-tv of -monitor.
3. Druk op fn+f4 om het computerschermbeeld te schakelen tussen vier weergavestanden:
Alleen computerscherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van de
computer.
Dupliceren: Hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: Hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op fn+f4 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie Uitbreiden kiest, moet u voor de beste resultaten de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt verhogen: Selecteer Start > Conguratiescherm > Vormgeving en
persoonlijke instellingen. Selecteer onder Weergave Resolutie aanpassen.
HDMI-audio congureren
HDMI is de enige video-interface die high-denition video en audio ondersteunt. Ga als volgt te werk om
HDMI-audio in te schakelen nadat u een HDMI-tv op de computer heeft aangesloten:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de rechterkant van
de taakbalk en klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op de naam van het digitale uitvoerapparaat.
3. Klik op Als standaard instellen en klik op OK.
28 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
De audiostream weer via de luidsprekers van de computer weergeven:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de rechterkant van
de taakbalk. Klik daarna op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers.
3. Klik op Als standaard instellen en klik op OK.
Het aansluiten van een USB-Type-C (ondersteunt Thunderbolt 3)-poort
Op de USB Type-C (ondersteund Thunderbolt 3)-poort sluit u een optioneel HD-apparaat of een hoogwaardig
gegevensapparaat aan. Deze poort levert een hogere prestatie dan de externe VGA-monitorpoort en
verbetert de digitale aansluiting. Via USB Type-C-poorten kunnen ook producten zoals mobiele telefoons,
laptops, tablets en MP3-spelers worden opgeladen, zelfs wanneer de computer uit staat.
OPMERKING: Thunderbolt is een nieuwe technologie. Installeer alle recente stuurprogramma's voor uw
Thunderbolt-apparaat voordat u het apparaat aansluit op de Thunderbolt-poort. De Thunderbolt-kabel en
het Thunderbolt-apparaat (los verkrijgbaar) moeten compatibel zijn met Windows. Om vast te stellen of uw
apparaat Thunderbolt-gecerticeerd is voor Windows, raadpleegt u https://thunderbolttechnology.net/
products.
1. Sluit het ene uiteinde van de Thunderbolt 3-kabel aan op de USB Type-C-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het digitale weergaveapparaat.
3. Druk op fn+f4 om het schermbeeld tussen 4 weergavestatussen te schakelen:
Alleen het computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm
van de computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Uitbreiden: hiermee wordt het beeld verdeeld weergegeven op de computer en het externe
apparaat.
Alleen het tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.
Video gebruiken 29
Telkens wanneer u op fn+f4 drukt, wordt de beeldschermstatus gewijzigd.
OPMERKING: Voor optimale resultaten, vooral als u kiest voor de optie "Uitbreiden", kunt u de
schermresolutie van het externe apparaat als volgt aanpassen. Selecteer Start > Conguratiescherm >
Vormgeving en persoonlijke instellingen. Selecteer onder Weergave Schermresolutie aanpassen.
Bekabelde beeldschermen zoeken en aansluiten met behulp van MultiStream
Transport
Met MultiStream Transport (MST) kunt u meerdere bekabelde weergaveapparaten aansluiten op uw computer
door ze aan te sluiten op de VGA-poort op uw computer, en ook op de VGA-poort of DisplayPorts op een hub
of een extern dockingstation. U kunt op verschillende manieren verbinding maken, afhankelijk van het type
grasche controller die op uw computer is geïnstalleerd en of uw computer al dan niet een ingebouwde hub
heeft. Ga naar Apparaatbeheer om de op uw computer geïnstalleerde hardware weer te geven.
Selecteer Start>Conguratiescherm>Systeem en beveiliging>Systeem>Apparaatbeheer voor een lijst
met alle apparaten die op uw computer zijn geïnstalleerd.
Beeldschermen aansluiten op computers met Intel graphics (met een ingebouwde hub)
Met uw interne hub en de Intel grasche controller, kunt u maximaal drie weergaveapparaten in de volgende
conguraties aansluiten:
Twee op de computer aangesloten 1920 x 1200 DP-beeldschermen + een 1920 x 1200 VGA-
beeldscherm aangesloten op een optioneel dockingstation
Een op de computer aangesloten 2560 x 1600 DP-beeldscherm + een 1920 x 1200 VGA-beeldscherm
aangesloten op een optioneel dockingstation
Ga als volgt te werk voor het congureren van meerdere weergaveapparaten:
1. Sluit de externe weergaveapparaten aan op de VGA-poort of DisplayPorts (DP) op de basis van de
computer of het dockingstation.
2. Als Windows een beeldscherm detecteert dat op de DP-hub is aangesloten, wordt het dialoogvenster
DisplayPort Topology Notication weergegeven. Klik op de juiste opties om uw beeldschermen te
congureren. Bij meerdere beeldschermen kunt u kiezen voor Dupliceren, waarbij het computerscherm
naar alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt gekopieerd, of Uitspreiden, waarbij het beeld op het
scherm op alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt weergegeven.
OPMERKING: Als dit dialoogvenster niet wordt weergegeven, controleert u of elk extern
weergaveapparaat op de juiste poort van de hub is aangesloten. Voor meer informatie, selecteert u
Start>Conguratiescherm>Vormgeving en persoonlijke instellingen>Beeldscherm>Resolutie
aanpassen.
Met Miracast compatibele draadloze beeldschermen zoeken en aansluiten (alleen
bepaalde producten)
OPMERKING: Voor meer informatie over welk type beeldscherm u heeft (Miracast-compatibel of Intel WiDi),
raadpleegt u de documentatie die bij uw tv of secundair weergaveapparaat is meegeleverd.
Volg de onderstaande stappen om met Miracast compatibele draadloze schermen te zoeken en weer te geven
zonder uw huidige apps te verlaten.
Miracast openen:
Selecteer Start>Conguratiescherm>Vormgeving en persoonlijke instellingen>geven>Verbinding
met een extern beeldscherm.
30 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
Intel WiDi-gecerticeerde beeldschermen zoeken en aansluiten (alleen bepaalde
producten)
Gebruik Intel WiDi voor het draadloos projecteren van afzonderlijke bestanden zoals foto's, muziek of video's
of om het volledige computerscherm op een tv of een secundair weergaveapparaat te dupliceren.
Intel WiDi, een premiumoplossing van Miracast, maakt het makkelijk en probleemloos om uw secundaire
weergaveapparaat te koppelen; maakt duplicatie op volledig scherm mogelijk; en zorgt voor betere snelheid,
kwaliteit en schaling.
U maakt op de volgende manier verbinding met Intel WiDi-gecerticeerde beeldschermen:
Selecteer Start>Conguratiescherm>Vormgeving en persoonlijke instellingen>geven>Verbinding
met een extern beeldscherm.
Intel WiDi openen:
Selecteer Start > Conguratiescherm > Vormgeving en persoonlijke instellingen > Beeldscherm >
Intel WiDi
Video gebruiken 31
6 Energiebeheer
OPMERKING: Een computer kan een aan/uit-knop of een aan/uit-schakelaar hebben. De term aan/uit-knop
verwijst in deze handleiding naar de twee typen aan/uit-knoppen.
Computer afsluiten (uitschakelen)
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt opgeslagen.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het besturingssysteem, en
worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Sluit de computer af in de volgende gevallen:
Wanneer u de accu moet vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer
Wanneer u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort kan worden aangesloten
Wanneer de computer lange tijd niet wordt gebruikt en de externe voedingsbron wordt losgekoppeld
Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan/uit-knop, is de aanbevolen procedure het gebruik van de
opdracht Afsluiten van Windows:
OPMERKING: Als de computer in de slaap- of sluimerstand staat, moet u eerst de slaap- of sluimerstand
beëindigen door kort op de aan/uit-knop te drukken voordat u de computer kunt uitschakelen.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Selecteer Start > Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedure te gebruiken,
probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
Druk op ctrl+alt+delete. Selecteer het pictogram Energie en selecteer vervolgens Uitschakelen.
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
Verwijder de accu.
Opties voor energiebeheer instellen
VOORZICHTIG: Er bestaan verschillende bekende beveiligingsrisico's als een computer in de slaapstand
staat. Om te voorkomen dat een onbevoegde gebruiker toegang krijgt tot de gegevens op uw computer, zelfs
gecodeerde gegevens, raadt HP aan om in plaats van de slaapstand de hibernationstand te activeren wanneer
u niet fysiek bij de computer bent. Dit is vooral belangrijk als u met de computer reist.
Standen voor energiebesparing gebruiken
De slaapstand staat standaard ingeschakeld. Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan/
uit-lampjes en wordt het scherm leeggemaakt. Uw werk wordt in het geheugen opgeslagen.
32 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
VOORZICHTIG: Activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een schijf of een
externe geheugenkaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of videokwaliteit, verlies van
audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING: Verbinding maken met een netwerk of het uitvoeren van computerfuncties is niet mogelijk
wanneer de computer in de slaapstand staat.
Slaapstand activeren en beëindigen
Als de computer ingeschakeld is, kunt u als volgt de slaapstand activeren:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Sluit het beeldscherm.
Selecteer Start, selecteer de pijl naast de knop Afsluiten en selecteer vervolgens Slaapstand.
U beëindigt de slaapstand als volgt:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Als het beeldscherm gesloten is, opent u het beeldscherm.
Druk op een toets op het toetsenbord.
Tik op of beweeg over het touchpad
Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en wordt het scherm
weergegeven zoals dit was toen u stopte met werken.
OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer hebt ingesteld voor het beëindigen van de
sluimerstand, dan moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat de computer uw werk opnieuw
weergeeft.
Hibernationstand activeren en beëindigen
Standaard is het systeem zo ingesteld dat de sluimerstand wordt geactiveerd als de computer enige tijd
inactief is geweest en op accuvoeding of netvoeding werkt of wanneer de acculading een kritiek laag niveau
bereikt.
U kunt de instellingen voor energiebeheer en de time-outs wijzigen in het Conguratiescherm van Windows.
U activeert de sluimerstand als volgt:
Selecteer Start, selecteer de pijl naast de knop Afsluiten en selecteer vervolgens Sluimerstand.
U beëindigt de sluimerstand als volgt:
Druk kort op de aan/uit-knop.
De aan/uit-lampjes gaan branden en uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was gestopt met
werken.
OPMERKING: als u heeft ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen, moet uw
Windows-wachtwoord worden ingevoerd voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken
De energiemeter wordt standaard weergegeven in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Met
behulp van de energiemeter krijgt u snel toegang tot de instellingen van Energiebeheer en kunt u de
resterende acculading bekijken.
Opties voor energiebeheer instellen 33
Beweeg de aanwijzer over het pictogram van de energiemeter om de acculading en het huidige
energiebeheerschema weer te geven.
Selecteer het pictogram Energiemeter en selecteer een item in de lijst om Energiebeheer te gebruiken of
om het energiebeheerschema te wijzigen.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe netvoeding
werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram ook een bericht
weer.
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand
Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen van de
slaapstand of de sluimerstand:
1. Selecteer Start > Conguratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer.
2. Selecteer in het linkerdeelvenster Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Selecteer Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Selecteer Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: Als u een wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt maken of het bestaande
wachtwoord wilt wijzigen, selecteert u Stel het wachtwoord voor uw gebruikersaccount in of wijzig
het wachtwoord en volgt u de instructies op het scherm. Als u geen gebruikerswachtwoord hoeft te
maken of te wijzigen, gaat u naar stap 5.
5. Selecteer Wijzigingen opslaan.
Accuvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken: de bij de
computer geleverde accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die als
accessoire is aangeschaft bij HP.
De computer wordt door een accu gevoed als die niet is aangesloten op externe netvoeding. De accuwerktijd
van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor energiebeheer,
programma's die worden uitgevoerd, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die op de
computer is aangesloten en andere factoren. Als u de accu in de computer laat zitten wanneer de computer is
aangesloten op een netvoedingsbron, wordt de accu opgeladen. Bovendien wordt zo uw werk beschermd in
geval van een stroomstoring. Als er een opgeladen accu in de computer is geplaatst en de computer op
externe netvoeding werkt, schakelt de computer automatisch over op accuvoeding wanneer de
netvoedingsadapter wordt losgekoppeld van de computer of als er een stroomstoring plaatsvindt.
OPMERKING: Wanneer u de computer loskoppelt van de netvoeding, wordt de helderheid van het
beeldscherm automatisch verminderd, zodat u de accu langer kunt gebruiken. Op bepaalde
computermodellen kunt u tussen grasche modi schakelen, zodat u de accu langer kunt gebruiken.
HP Accucontrole gebruiken
Als u de status van de accu wilt bekijken, of als de accu leeg is, voert u HP Accucontrole uit in HP Support
Assistant. Als in HP Accucontrole wordt aangegeven dat de accu moet worden vervangen, neemt u contact op
met de ondersteuning.
U voert HP Accucontrole als volgt uit:
1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer.
34 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
OPMERKING: HP Accucontrole werkt alleen goed als de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron.
2. Selecteer Start > Alle programma's > HP Help en ondersteuning > HP Support Assistant.
– of –
Selecteer het vraagtekenpictogram in de taakbalk.
3. Selecteer achtereenvolgens Mijn computer, het tabblad Diagnoseprogramma's en hulpprogramma's
en HP Accucontrole.
HP Accucontrole test de accu en de accucellen om te controleren of deze naar behoren functioneren en
rapporteert vervolgens de resultaten van de test.
Acculading weergeven
Beweeg de aanwijzer over het energiemeterpictogram op het Windows-bureaublad in het systeemvak
aan de rechterkant van de taakbalk.
Accuwerktijd maximaliseren
De accuwerktijd varieert, afhankelijk van voorzieningen die u gebruikt terwijl de computer op accuvoeding
werkt. De maximale accuwerktijd neemt geleidelijk af, omdat de capaciteit van de accu afneemt ten gevolge
van bepaalde natuurlijke processen.
Tips voor het maximaliseren van de accuwerktijd:
Verlaag de helderheid van het scherm.
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
Verwijder een door de gebruiker vervangbare accu als de computer langer dan twee weken niet wordt
gebruikt.
Bewaar een door de gebruiker vervangbare accu op een koele, droge plaats.
Omgaan met een lage acculading
In dit gedeelte worden de waarschuwingen en systeemreacties beschreven die standaard zijn ingesteld.
Sommige waarschuwingen voor een lage acculading en de manier waarop het systeem daarop reageert, kunt
u wijzigen in het onderdeel Energiebeheer. Voorkeuren die u in Energiebeheer instelt, zijn niet van invloed op
de werking van de lampjes.
Een lage acculading herkennen
Als een accu de enige voedingsbron van de computer is, een laag of kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het
volgende:
Het acculampje (alleen bepaalde producten) geeft een laag of kritiek laag niveau van de acculading aan.
– of –
Het energiemeterpictogram in het systeemvak geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
Als de computer aan staat of in de slaapstand staat, blijft de computer nog even in de slaapstand staan.
Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Opties voor energiebeheer instellen 35
Problemen met een lage acculading verhelpen
Een lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een van de volgende apparaten aan:
netvoedingsadapter
optioneel docking- of uitbreidingsapparaat;
optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft.
Een lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is
Om een lage acculading te verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is, slaat u uw werk op en
schakelt u de computer uit.
De accu verwijderen
U verwijdert de accu als volgt:
VOORZICHTIG: Bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de computer
vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op en schakel de computer uit via Windows voordat u
de accu verwijdert. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan.
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
2. Draai de 11 Torx-schroeven (1) los om het onderhoudspaneel vrij te geven.
3. Verwijder het onderhoudspaneel (2).
4. Ontkoppel de accu van de systeemkaart (1).
5. Verwijder de 3 schroeven (2) waarmee de accu op de computer is vastgezet.
36 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
6. Trek aan het accuklepje (3) en haal de accu uit de computer.
Accuvoeding besparen
Open het onderdeel Energiebeheer van het Conguratiescherm en selecteer instellingen voor een lager
energieverbruik.
Schakel draadloze verbindingen en LAN-verbindingen uit en sluit modemapplicaties af wanneer u deze
niet gebruikt.
Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u deze
apparatuur niet gebruikt.
Zet alle optionele externe geheugenkaarten die u niet gebruikt, stop, schakel ze uit of verwijder ze.
Verlaag de helderheid van het beeldscherm.
Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren
WAARSCHUWING! Verminder het risico van brand of brandwonden: probeer de accu niet uit elkaar te halen,
te pletten of te doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe contactpunten; laat de accu niet in
aanraking komen met water of vuur.
Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor het correct afvoeren van accu's. Om de
gebruikershandleidingen te openen, selecteert u Start > Alle programma's Help en ondersteuning > HP
documentatie.
Opties voor energiebeheer instellen 37
Een accu vervangen
HP Accucontrole waarschuwt dat de accu moet worden vervangen wanneer een interne cel niet correct wordt
opgeladen of wanneer de opslagcapaciteit van de accu de status Zwak heeft bereikt. Als de accu onder de
garantievoorwaarden van HP valt, krijgt u ook informatie over een garantie-id. Een bericht verwijst u naar de
website van HP voor meer informatie over het bestellen van een vervangende accu.
38 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Externe netvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter,
een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde compatibele adapter.
OPMERKING: zie de poster Installatie-instructies, die u in de doos vindt van de computer, voor informatie
over het aansluiten van de computer op netvoeding.
Externe netvoeding wordt geleverd via een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel docking- of
uitbreidingsapparaat.
Sluit de computer in de volgende situaties aan op een externe netvoedingsbron:
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast.
Wanneer u informatie schrijft naar een cd, dvd of bd (alleen bepaalde producten)
wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert;
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Als u de computer aansluit op een externe netvoedingsbron, gebeurt het volgende:
De accu wordt opgeladen.
Als de computer is ingeschakeld, verandert het energiemeterpictogram in de taakbalk van vorm.
Wanneer u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over naar accuvoeding.
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
Opties voor energiebeheer instellen 39
Netvoedingsadapter testen
Test de netvoedingsadapter als de computer een van de volgende symptomen vertoont nadat deze is
aangesloten op de netvoeding:
De computer wordt niet ingeschakeld.
Het display wordt niet ingeschakeld.
De aan/uit-lampjes zijn uit.
Ga als volgt te werk om de netvoedingsadapter te testen:
OPMERKING: de volgende instructies gelden voor computers met een door de gebruiker vervangbare accu.
1. Zet de computer uit.
2. Verwijder de accu uit de computer.
3. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en steek de stekker van de adapter in het stopcontact.
4. Zet de computer aan.
Als de aan/uit-lampjes aan gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.
Als de aan/uit-lampjes uit blijven, werkt de netvoedingsadapter niet en moet deze worden
vervangen.
Neem contact op met de ondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een vervangende
netvoedingsadapter.
40 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
7 Beveiliging
De computer beveiligen
Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en het onafhankelijk van
Windows-computers draaiende Setup-hulpprogramma (BIOS) kunnen uw persoonlijke instellingen en
gegevens tegen diverse risico's beschermen.
OPMERKING: Van beveiligingsvoorzieningen moet op de eerste plaats een ontmoedigingseect uitgaan.
Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt of
gestolen.
OPMERKING: Voordat u uw computer verzendt voor reparatie, moet u back-ups maken van vertrouwelijke
bestanden en die verwijderen en alle wachtwoordinstellingen verwijderen.
OPMERKING: Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk genoemde voorzieningen beschikbaar op uw computer.
OPMERKING: Uw computer ondersteunt Computrace, een onlineservice voor opsporing en herstel in het
kader van beveiliging die beschikbaar is in bepaalde landen en regio's. Als de computer wordt gestolen, kan
Computrace deze opsporen wanneer de onbevoegde gebruiker internet op gaat. U kunt Computrace
gebruiken door de software aan te schaen en een abonnement op de service te nemen. Ga voor informatie
over het bestellen van de Computrace-software naar http://www.hp.com.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd gebruik van de computer HP Client Security Manager, in combinatie met een wachtwoord,
smartcard, contactloze kaart, vastgelegde vingerafdrukken of
andere vericatiegegevens.
Ongeoorloofde toegang tot Computer Setup (BIOS) BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf DriveLock-wachtwoord (alleen bepaalde producten) in Computer
Setup*
Ongeoorloofd opstarten vanaf een optionele externe
optischeschijfeenheid (alleen bepaalde producten), optionele
externe vaste schijf (alleen bepaalde producten) of interne
netwerkadapter.
Voorziening voor opstartopties in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot een Windows-gebruikersaccount Windows-gebruikerswachtwoord
Onbevoegde toegang tot gegevens
HP Drive Encryption-software (alleen bepaalde producten)
Windows Defender
Ongeoorloofde toegang tot de instellingen van Computer Setup
en andere identicatiegegevens van het systeem
BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Onbevoegd verwijderen van de computer Bevestigingspunt voor beveiligingskabel (gebruikt in combinatie
met een optionele beveiligingskabel bij alleen bepaalde
producten)
*Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het
besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. U kunt gebruikmaken van een aanwijsapparaat (touchpad, EasyPoint-
muisbesturing of USB-muis) of het toetsenbord om te navigeren en selecties te maken in Computer Setup.
OPMERKING: Op tablets zonder toetsenbord kunt u het aanraakscherm gebruiken.
De computer beveiligen 41
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt verscheidene
typen wachtwoorden instellen, afhankelijk van hoe u de toegang tot uw informatie wilt beveiligen.
Wachtwoorden kunnen worden ingesteld in Windows of in Computer Setup, die vooraf is geïnstalleerd op de
computer.
BIOS-beheerderwachtwoorden en DriveLock-wachtwoorden worden in Computer Setup ingesteld en
worden beheerd door het systeem-BIOS.
Windows-wachtwoorden worden alleen in het Windows-besturingssysteem ingesteld.
Als u zowel het DriveLock-gebruikerswachtwoord als het DriveLock-hoofdwachtwoord bent vergeten,
die in Computer Setup zijn ingesteld, is de vaste schijf die met deze wachtwoorden is beveiligd
permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor een voorziening van Computer Setup en een
beveiligingsvoorziening van Windows. U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor meerdere voorzieningen
van Computer Setup.
Maak gebruik van de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Volg tijdens het maken van wachtwoorden de door het programma ingestelde vereisten.
Gebruik niet hetzelfde wachtwoord voor meerdere applicaties of websites en gebruik uw Windows-
wachtwoord niet voor applicaties of websites.
Gebruik de functie Password Manager van HP Client Security om uw gebruikersnamen en wachtwoorden
voor uw websites en applicaties op te slaan. Zo kunt u ze in de toekomst op een veilige manier lezen als
u ze niet kunt onthouden.
Sla wachtwoorden niet in een bestand op de computer op.
De volgende tabellen bevatten veelvoorkomende Windows- en BIOS-beheerderswachtwoorden en een
beschrijving van hun functie.
Wachtwoorden instellen in Windows
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-account op
beheerdersniveau.
OPMERKING: Het instellen van het beheerderswachtwoord voor
Windows staat niet gelijk aan het instellen van het
beheerderswachtwoord voor het BIOS.
Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
*Voor informatie over het instellen van een Windows-beheerderswachtwoord of een Windows-gebruikerswachtwoord, selecteert u
Start>Alle programma's>HP Help en ondersteuning>HP Support Assistant.
Wachtwoorden instellen in Computer Setup
Wachtwoord
Functie
BIOS-beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
42 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Wachtwoord Functie
OPMERKING: Als er functies ingeschakeld zijn die voorkomen
dat het BIOS-beheerderswachtwoord wordt verwijderd, kunt u het
BIOS-beheerderswachtwoord pas verwijderen zodra deze functies
worden uitgeschakeld.
DriveLock-hoofdwachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock. Het wordt ook gebruikt om DriveLock-
beveiliging te verwijderen.
OPMERKING: Als u een DriveLock-wachtwoord wilt instellen,
moet u voor bepaalde producten eerst een BIOS-
beheerderswachtwoord instellen.
DriveLock-gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock en wordt ingesteld bij DriveLock
Passwords (DriveLock-wachtwoorden) tijdens het
activeringsproces.
OPMERKING: Als u een DriveLock-wachtwoord wilt instellen,
moet u voor bepaalde producten eerst een BIOS-
beheerderswachtwoord instellen.
*Nadere bijzonderheden over deze wachtwoorden vindt u in de volgende onderwerpen.
BIOS-beheerderswachtwoord beheren
U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen:
Een nieuw BIOS-beheerderswachtwoord instellen
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met toetsenbord:
Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk u op f10 als het logo van HP wordt
weergegeven om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Schakel de tablet uit. Druk op de aan/uit-knop in combinatie met de knop Geluid zachter tot
het opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op F10 voor het openen van
Computer Setup.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Create BIOS Administrator password (BIOS-
beheerderswachtwoord maken) en druk vervolgens op enter.
3. Typ een wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
4. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u het pictogram Save
(Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk daarna op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Wachtwoorden gebruiken 43
Een BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met toetsenbord:
Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk u op f10 als het logo van HP wordt
weergegeven om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Schakel de tablet uit. Druk op de aan/uit-knop in combinatie met de knop Geluid zachter tot
het opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op
F10 voor het openen van
Computer Setup.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Change BIOS Administrator password (BIOS-
beheerderswachtwoord wijzigen) en druk vervolgens op enter.
3. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
4. Typ uw nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ nogmaals uw nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
6. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u het pictogram Save
(Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk daarna op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Een BIOS-beheerderswachtwoord verwijderen
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met toetsenbord:
Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk u op f10 als het logo van HP wordt
weergegeven om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Schakel de tablet uit. Druk op de aan/uit-knop in combinatie met de knop Geluid zachter tot
het opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op F10 voor het openen van
Computer Setup.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Change BIOS Administrator password (BIOS-
beheerderswachtwoord wijzigen) en druk vervolgens op enter.
3. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
4. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op enter.
5. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op
enter.
6. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u het pictogram Save
(Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
44 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk daarna op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
BIOS-beheerderswachtwoord opgeven
Als u dit gevraagd wordt, typt u uw BIOS-beheerderswachtwoord in (met behulp van dezelfde soort toetsen
die u gebruikt hebt om het wachtwoord in te stellen) en drukt u op enter. Na twee mislukte pogingen om het
BIOS-beheerderswachtwoord op te geven moet u de computer opnieuw opstarten en het opnieuw proberen.
Een Computer Setup DriveLock-wachtwoord beheren (alleen bepaalde producten)
VOORZICHTIG: Bewaar het DriveLock-gebruikerswachtwoord en DriveLock-hoofdwachtwoord op een veilige
plaats uit de buurt van de computer om te voorkomen dat een met DriveLock beschermde vaste schijf
permanent onbruikbaar wordt. Als u beide DriveLock-wachtwoorden vergeet, wordt de vaste schijf
permanent vergrendeld en kan dan niet meer worden gebruikt.
Met DriveLock voorkomt u ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf. DriveLock kan alleen
worden toegepast op de interne vaste schijf of schijven van de computer. Als DriveLock-beveiliging op een
schijf wordt toegepast, moet een wachtwoord worden ingevoerd om toegang tot deze schijf te krijgen. Het
station moet in de computer of een geavanceerde poortreplicator zijn geplaatst om te worden benaderd
middels de DriveLock-wachtwoorden.
Om DriveLock-beveiliging op een interne vaste schijf te installeren, moet een gebruikerswachtwoord en een
hoofdwachtwoord worden ingesteld in Computer Setup. Houd rekening met de volgende overwegingen bij het
gebruik van DriveLock-beveiliging:
Nadat DriveLock-beveiliging is toegepast op een vaste schijf, kan deze alleen nog maar worden gebruikt
wanneer eerst het gebruikers- of hoofdwachtwoord wordt ingevoerd.
Het gebruikerswachtwoord is voor de dagelijkse gebruiker van de beveiligde vaste schijf. Het
hoofdwachtwoord is ofwel voor de systeembeheerder ofwel voor de gebruiker.
Het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord mogen hetzelfde zijn.
U kunt een gebruikerswachtwoord of een hoofdwachtwoord alleen verwijderen door de DriveLock-
beveiliging van de schijfeenheid te verwijderen.
OPMERKING: Voor toegang tot de functies van DriveLock, moet u voor bepaalde producten eerst een
BIOS-beheerderswachtwoord instellen.
Wachtwoorden gebruiken 45
Een DriveLock-wachtwoord instellen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord in te stellen in Computer Setup:
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk de aan/uit-knop in en druk als het logo van HP wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Schakel de tablet uit.
2. Druk op de aan/uit-knop in combinatie met de knop Geluid zachter tot het opstartmenu wordt
weergegeven en tik vervolgens op F10 voor het openen van Computer Setup.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste schijf),
selecteer DriveLock en druk vervolgens op enter.
OPMERKING: Voor bepaalde producten kunt u worden gevraagd om een DriveLock-wachtwoord in te
stellen en het BIOS-beheerderswachtwoord in te voeren.
3. Selecteer de vaste schijf die u wilt beschermen en druk vervolgens op enter.
4. Selecteer Set DriveLock Master Password (DriveLock-hoofdwachtwoord instellen) of Set DriveLock
Password (Drivelock-wachtwoord instellen) (alleen bepaalde producten) en druk vervolgens op enter.
5. Lees zorgvuldig de waarschuwing.
6. Volg de instructies op het scherm voor het instellen van een DriveLock-wachtwoord.
7. Selecteer om Computer Setup af te sluiten Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit
(Wijzigingen opslaan en afsluiten) en selecteer daarna Yes (Ja).
DriveLock inschakelen (alleen bepaalde producten)
Voor bepaalde producten moet u mogelijk deze instructies volgen voor het inschakelen van DriveLock.
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk de aan/uit-knop in en druk als het logo van HP wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Schakel de tablet uit.
2. Druk op de aan/uit-knop in combinatie met de knop Geluid zachter tot het opstartmenu wordt
weergegeven en tik vervolgens op F10 voor het openen van Computer Setup.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste schijf),
selecteer DriveLock en druk vervolgens op enter.
OPMERKING: Voor bepaalde producten, kunt u worden gevraagd om het BIOS-beheerderswachtwoord
in te voeren Set DriveLock Password (DriveLock-wachtwoord instellen) te selecteren.
46 Hoofdstuk 7 Beveiliging
3. Selecteer de vaste schijf die u wilt beschermen en druk vervolgens op enter.
4. Volg de instructies op het scherm voor het inschakelen van DriveLock en het invoeren van
wachtwoorden wanneer hierom wordt gevraagd.
OPMERKING: Voor bepaalde producten kunt u worden gevraagd om DriveLock in te typen. Het veld
is hoofdlettergevoelig.
5. Selecteer om Computer Setup af te sluiten Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit
(Wijzigingen opslaan en afsluiten) en selecteer daarna Yes (Ja).
DriveLock uitschakelen (alleen bepaalde producten)
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk de aan/uit-knop in en druk als het logo van HP wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Schakel de tablet uit.
2. Druk op de aan/uit-knop in combinatie met de knop Geluid zachter tot het opstartmenu wordt
weergegeven en tik vervolgens op F10 voor het openen van Computer Setup.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste schijf),
selecteer DriveLock en druk vervolgens op enter.
OPMERKING: Voor bepaalde producten, kunt u worden gevraagd om het BIOS-beheerderswachtwoord
in te voeren Set DriveLock Password (DriveLock-wachtwoord instellen) te selecteren.
3. Selecteer de vaste schijf die u wilt beheren en druk vervolgens op enter.
4. Volg de instructies op het scherm om DriveLock uit te schakelen.
5. Selecteer om Computer Setup af te sluiten Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit
(Wijzigingen opslaan en afsluiten) en selecteer daarna Yes (Ja).
Wachtwoorden gebruiken 47
Een DriveLock-wachtwoord invoeren (alleen bepaalde producten)
Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel dockingapparaat of
externe MultiBay).
Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock-wachtwoord op te geven, typt u het gebruikerswachtwoord of het
hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het wachtwoord hebt ingesteld). Druk daarna
op enter.
Na drie mislukte pogingen om het juiste wachtwoord op te geven, moet u de computer uitschakelen en het
opnieuw proberen.
48 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Een DriveLock-wachtwoord wijzigen (alleen bepaalde producten)
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord te wijzigen in Computer Setup:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk de aan/uit-knop in.
3. Typ achter DriveLock Password het huidige DriveLock-gebruikerswachtwoord of hoofdwachtwoord dat
u wilt wijzigen, druk op enter en druk of tik daarna op f10 om Computer Setup te openen.
4. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste schijf),
selecteer
DriveLock en druk vervolgens op enter.
OPMERKING: Voor bepaalde producten, kunt u worden gevraagd om het BIOS-beheerderswachtwoord
in te voeren Set DriveLock Password (DriveLock-wachtwoord instellen) te selecteren.
5. Selecteer de vaste schijf die u wilt beheren en druk vervolgens op enter.
6. Kies voor het wijzigen van het wachtwoord en volg daarna de instructies op het scherm voor het
invoeren van wachtwoorden.
OPMERKING: De optie Change DriveLock Master Password (Wijziging DriveLock-hoofdwachtwoord) is
alleen zichtbaar als het hoofdwachtwoord was ingevoerd achter DriveLock-wachtwoord in stap 3.
7. Selecteer om Computer Setup af te sluiten Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit
(Wijzigingen opslaan en afsluiten) en volg daarna de instructies op het scherm.
Antivirussoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, wordt de computer
mogelijk blootgesteld aan computervirussen. Virussen kunnen het besturingssysteem, programma's en
hulpprogramma's buiten werking stellen of de werking ervan verstoren.
Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen
kan ook eventuele schade die door virussen is aangericht, worden hersteld. Het is noodzakelijk om
antivirussoftware regelmatig bij te werken, zodat deze ook bescherming biedt tegen pas ontdekte virussen.
Windows Defender is vooraf geïnstalleerd op de computer. Wij raden u aan om een antivirusprogramma te
blijven gebruiken om uw computer volledig te beveiligen.
Raadpleeg HP Support Assistant voor meer informatie over computervirussen.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een rewall kan
een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan een oplossing zijn die
zowel uit hardware als software bestaat.
Er zijn twee soorten rewalls waaruit u kunt kiezen:
Hostgebaseerde rewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is geïnstalleerd;
Netwerkgebaseerde rewalls die tussen het ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een rewall is geïnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het systeem
worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker gedenieerde
beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Antivirussoftware gebruiken 49
Mogelijk is er al een rewall geïnstalleerd op uw computer of netwerkapparatuur. Als dat niet het geval is, zijn
er softwareoplossingen voor rewalls beschikbaar.
OPMERKING: in bepaalde situaties kan een rewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren, het delen
van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-mailberichten blokkeren.
U kunt dit probleem tijdelijk oplossen door de rewall uit te schakelen, de gewenste taak uit te voeren en de
rewall weer in te schakelen. Congureer de rewall opnieuw als u het probleem blijvend wilt oplossen.
Essentiële beveiligingsupdates installeren
VOORZICHTIG: Microsoft® verstuurt waarschuwingsberichten over essentiële updates. Installeer alle
essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de computer te beschermen tegen
beveiligingslekken en computervirussen.
U kunt ervoor kiezen of updates automatisch geïnstalleerd moeten worden. Om de instellingen te wijzigen,
selecteert u Start > Conguratiescherm > Systeem en beveiliging > Windows Update > Instellingen
wijzigen en volg daarna de instructies op het scherm.
HP Client Security gebruiken (alleen bepaalde producten)
De HP Client Security-software is vooraf geïnstalleerd op uw computer. Deze software kan worden geopend
met behulp van het pictogram van HP Client Security aan de rechterkant van de taakbalk of via het
conguratiescherm van Windows. De software is voorzien van beveiligingsvoorzieningen die u beschermen
tegen ongeoorloofde toegang tot de computer, het netwerk en kritieke gegevens. Zie de helpfunctie van de
HP Client Security software voor meer informatie.
HP Touchpoint Manager gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP Touchpoint Manager is een IT-cloudoplossing waarmee bedrijven hun activa op een eectieve manier
kunnen beheren en beveiligen. Met HP Touchpoint Manager bent u beveiligd tegen schadelijke software en
andere aanvallen, wordt de status van het apparaat gecontroleerd en zijn klanten minder tijd kwijt aan het
oplossen van problemen met het apparaat en beveiligingsproblemen van de eindgebruiker. Klanten kunnen
de software snel downloaden en installeren. Dit is veel voordeliger dan wanneer u intern op zoek moet gaan
naar oplossingen. Zie http://www.hptouchpointmanager.com voor meer informatie.
Een optionele beveiligingskabel installeren (alleen bepaalde
producten)
Er is een beveiligingskabel (apart verkocht) ontworpen waarvan op de eerste plaats een ontmoedigingseect
moet uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of
wordt gestolen. Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om de beveiligingskabel aan te sluiten op de
computer.
Vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde producten)
Op bepaalde producten zijn geïntegreerde vingerafdruklezers beschikbaar. Als u de vingerafdruklezer wilt
gebruiken, moet u uw vingerafdrukken in Credential Manager van HP Client Security registreren. Raadpleeg
de Help- functie van de HP Client Security-software.
Zodra u uw vingerafdrukken in Credential Manager hebt geregistreerd, kunt u de wachtwoordbeheerder voor
HP Client Security gebruiken om uw gebruikersnamen en wachtwoorden in ondersteunde websites en
toepassingen op te slaan en in te vullen.
50 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Vingerafdruklezer zoeken
De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich op de volgende locaties van de computer kan
bevinden:
Aan de onderzijde van het touchpad
Rechts van het toetsenbord
Aan de rechter bovenzijde van het beeldscherm
Links van het beeldscherm
Afhankelijk van uw product kan de lezer horizontaal of verticaal zijn geplaatst. In beide gevallen geldt dat u
uw vinger langs de metalen sensor moet vegen.
Vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde producten) 51
8 Onderhoud
Voer regelmatig onderhoud uit aan uw computer zodat deze optimaal blijft functioneren. In dit hoofdstuk
wordt uitgelegd hoe u hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentatie en Schijfopruiming gebruikt. Dit
hoofdstuk bevat ook instructies voor het bijwerken van programma's en stuurprogramma's, het opschonen
van de computer en tips voor het reizen met (of verzenden van) de computer.
Prestaties verbeteren
Door de computer regelmatig te onderhouden met hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentatie en
Schijfopruiming kunt u de prestaties van uw computer aanzienlijk verbeteren.
Schijfdefragmentatie gebruiken
HP adviseert om uw vaste schijf ten minste één keer per maand te defragmenteren met Schijfdefragmentatie.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's (solid-state drives).
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt:
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Selecteer Start > Conguratiescherm > Systeem en beveiliging > Systeembeheer en vervolgens De
vaste schijf defragmenteren
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer
te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren
van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-instellingen. Raadpleeg
Help en ondersteuning. Als u Help en support wilt openen, selecteert u Start > Alle programma's > HP
Help en support.
Raadpleeg voor meer informatie de helpfunctie van Schijfdefragmentatie.
Schijfopruiming gebruiken
Gebruik Schijfopruiming om op de vaste schijf naar overbodige bestanden te zoeken die u veilig kunt
verwijderen. Maak schijfruimte vrij zodat de computer eiciënter werkt.
U gebruikt Schijfopruiming als volgt:
1. Selecteer Start > Conguratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer en vervolgens
Schijfruimte vrijmaken.
2. Volg de instructies op het scherm.
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen te houden
wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
U laat de computer vallen.
U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten en terwijl de computer op accuvoeding werkt.
Kort hierna wordt de normale werking van de vaste schijf hersteld door HP 3D DriveGuard.
52 Hoofdstuk 8 Onderhoud
OPMERKING: Alleen interne vaste schijven worden beschermd door HP 3D DriveGuard. Een vaste schijf die is
geplaatst in een optioneel dockingapparaat of is aangesloten op een USB-poort, wordt niet beschermd door
HP 3D DriveGuard.
OPMERKING: Omdat solid-state drives (SSD's) geen bewegende onderdelen bevatten, is HP 3D DriveGuard
niet nodig voor deze schijfeenheden.
Zie de helpfunctie van de software HP 3D DriveGuard voor meer informatie.
De status van HP 3D DriveGuard herkennen
Het vasteschijampje op de computer verandert van kleur, ten teken dat een schijf in de ruimte van de
primaire vaste schijf en/of een schijf in de ruimte van de secundaire vaste schijf (alleen bepaalde producten) is
geparkeerd. Als u wilt nagaan of een schijf momenteel wordt beschermd of is geparkeerd, bekijkt u het
pictogram op het Windows-bureaublad in het systeemvak helemaal rechts op de taakbalk.
Updates van programma's en stuurprogramma's uitvoeren
HP raadt u aan regelmatig uw programma's en stuurprogramma's bij te werken. Met updates worden
problemen opgelost en worden nieuwe functies en opties op de computer geïnstalleerd. Het is bijvoorbeeld
mogelijk dat oude grasche onderdelen niet meer correct werken met de nieuwste spelsoftware. Zonder het
nieuwste stuurprogramma zou u niet optimaal gebruik kunnen maken van uw apparatuur.
Ga naar http://www.hp.com/support om de meest recente versie van programma's en stuurprogramma's van
HP te downloaden. U kunt zich ook registreren als u automatisch berichten wilt ontvangen wanneer er nieuwe
updates beschikbaar zijn.
Volg deze instructies om uw programma's en stuurprogramma's bij te werken:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Windows Update.
2. Volg de instructies op het scherm.
Computer schoonmaken
Gebruik de volgende producten voor het veilig reinigen van uw computer:
Dimethyl benzyl ammoniumchloride met een concentratie van maximaal 0,3 procent (bijvoorbeeld
wegwerpdoekjes van verschillende merken)
Glasreinigingsmiddel zonder alcohol
Oplossing van water en milde zeep
Droge microvezel-reinigingsdoek of een zeemlap (antistatische doek zonder olie)
Antistatische veegdoekjes
VOORZICHTIG: Gebruik geen schoonmaakmiddelen die permanente schade aan uw computer kunnen
veroorzaken. Gebruik een bepaald schoonmaakmiddel pas als u zeker weet dat het geen alcohol, aceton,
ammoniumchloride, methyleenchloride of koolwaterstoen bevat.
Materiaal met vezels, zoals papieren doekjes, kan krassen achterlaten op de computer. In de loop der tijd
kunnen in deze krassen vuildeeltjes en reinigingsmiddelen achterblijven.
Reinigingsprocedures
Volg de in dit gedeelte beschreven procedures voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw computer.
Updates van programma's en stuurprogramma's uitvoeren 53
WAARSCHUWING! Voorkom elektrische schokken of schade aan onderdelen en maak de computer niet
schoon terwijl deze is ingeschakeld.
1. Schakel de computer uit.
2. Koppel de netvoeding los.
3. Koppel alle externe apparaten los.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, mag u geen schoonmaakmiddelen of
vloeistoen direct op het oppervlak van de computer spuiten. Als er vloeistoen op het oppervlak terecht
komen, kunnen er interne onderdelen beschadigd raken.
Het beeldscherm reinigen
Maak het beeldscherm schoon met een zachte, pluisvrije doek bevochtigd met een alcoholvrij
glasreinigingsmiddel. Zorg ervoor dat het beeldscherm droog is voordat u de computer sluit.
De zijkanten en het deksel reinigen
Gebruik voor het reinigen van de zijkanten en het deksel een zachte microvezeldoek of een zeem die
bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen. U kunt ook een hiervoor geschikt
wegwerpdoekje gebruiken.
OPMERKING: Wanneer u het deksel van de computer reinigt, maakt u ronddraaiende bewegingen om het
vuil te verwijderen.
De touchpad, het toetsenbord of de muis reinigen (alleen bepaalde producten)
WAARSCHUWING! Voorkom elektrische schokken of schade aan interne onderdelen en gebruik geen
stofzuiger om het toetsenbord te reinigen. Een stofzuiger kan stofdeeltjes achterlaten op het oppervlak van
het toetsenbord.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat er geen
vloeistof tussen de toetsen komt.
Gebruik voor het reinigen van het touchpad, het toetsenbord of de muis een zachte microvezel-doek of
een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen. U kunt ook een
hiervoor geschikt wegwerpdoekje gebruiken.
Om te voorkomen dat de toetsen vast komen te zitten en om vuil, pluizen en vuildeeltjes te verwijderen,
gebruikt u een spuitbus met perslucht en een rietje.
Reizen met of verzenden van de computer
Als u de computer wilt meenemen op reis of als u de computer wilt verzenden, neemt u de volgende tips in
acht om de apparatuur te beschermen.
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
Maak een back-up van uw gegevens op een externe schijfeenheid.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals geheugenkaarten.
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Schakel de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet bij de computer.
54 Hoofdstuk 8 Onderhoud
Als u moet vliegen, neem de computer dan mee als handbagage; geef de computer niet af met uw
overige bagage.
VOORZICHTIG: stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven.
In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden röntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Als u de computer tijdens een vlucht wilt gebruiken, luister dan naar mededelingen tijdens de vlucht
waarin wordt aangegeven wanneer u de computer mag gebruiken. Elke maatschappij heeft eigen regels
voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op de
verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Het gebruik van draadloze apparaten is mogelijk in sommige omgevingen niet toegestaan. Dit kan het
geval zijn aan boord van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke
locaties. Als u niet zeker weet wat het beleid is ten aanzien van het gebruik van een bepaald apparaat,
kunt u het beste vooraf toestemming vragen voordat u de computer inschakelt.
Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regio's die u gaat bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt gebruiken.
De netspanning, frequentie en stekkers kunnen per land of regio verschillen.
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere apparaten zijn
bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
Reizen met of verzenden van de computer 55
9 Back-up en herstel
Uw computer is uitgerust met hulpprogramma's van HP en Windows om uw gegevens te beschermen en zo
nodig op te halen. Met deze hulpprogramma's en eenvoudige stappen werkt de computer weer als vanouds.
De volgende processen komen in dit gedeelte aan bod:
Herstelmedia en back-ups maken
Uw systeem herstellen en terugzetten
Herstelmedia en back-ups maken
Bij een systeemfout kunt u het systeem alleen herstellen in de staat van de recentste back-up.
1. Als u klaar bent met het instellen van de computer, maakt u herstelmedia van HP. Bij deze stap wordt
een dvd met het besturingssysteem Windows 7 en de dvd Terugzetten van het stuurprogramma
gemaakt. De Windows-dvd kan worden gebruikt om het oorspronkelijke besturingssysteem weer
opnieuw te installeren wanneer de vaste schijf is beschadigd of is vervangen. De dvd Terugzetten van het
stuurprogramma installeert specieke drivers en toepassingen. Raadpleeg Herstelmedia maken met HP
Recovery Disc Creator op pagina 57.
2. Gebruik herstelprogramma's en hulpprogramma's voor het maken van back-ups voor het uitvoeren van
het volgende:
Back-up maken van afzonderlijke bestanden en mappen
Een back-up maken van de volledige vaste schijf (alleen bepaalde producten)
Systeemreparatieschijven maken (alleen bepaalde producten) met de optischeschijfeenheid (alleen
bepaalde producten) of een optionele externe optischeschijfeenheid
Systeemherstelpunten maken
OPMERKING: In deze handleiding vindt u een overzicht van de mogelijkheden om een back-up te maken,
herstel- en terugzetopties. Zie Help en ondersteuning voor meer informatie over de hulpprogramma's. Als u
Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u Start > Help en ondersteuning.
OPMERKING: In het geval van een onstabiel systeem raadt HP u aan om de herstelprocedures af te drukken
en deze te bewaren voor toekomstig gebruik.
In het geval van een systeemfout kunt u de back-upbestanden gebruiken om de inhoud van de computer
terug te zetten. Raadpleeg Een back-up maken van uw gegevens op pagina 57.
Richtlijnen
Als u herstelmedia of een back-up op schijven maakt, kunt u een van de volgende schijftypen gebruiken
(apart aan te schaen): dvd+r, dvd+r dl, dvd-r, dvd-r dl of dvd±rw. Welke schijven u gebruikt, hangt af
van het type optischeschijfeenheid dat u gebruikt.
Zorg dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u het aanmaken van de
herstelmedia of het back-upproces start.
56 Hoofdstuk 9 Back-up en herstel
Herstelmedia maken met HP Recovery Disc Creator
HP Recovery Disc Creator is een softwareprogramma waarmee u op een alternatieve manier herstelmedia
kunt maken. Nadat u uw computer hebt ingesteld, kunt u herstelmedia maken met HP Recovery Disc Creator.
Met deze herstelmedia kunt u uw originele besturingssysteem en bepaalde stuurprogramma's en applicaties
opnieuw installeren als de vaste schijf beschadigd raakt. Met HP Recovery Disc Creator kunt u twee
verschillende soorten herstel-dvd's maken:
Dvd met besturingssysteem Windows 7—Installeert het besturingssysteem zonder aanvullende drivers
of toepassingen.
Dvd Terugzetten van het stuurprogramma—Installeert alleen specieke drivers en toepassingen, op
dezelfde wijze als het hulpprogramma HP Software Setup drivers en toepassingen installeert.
Herstelschijven maken
OPMERKING: De dvd Besturingssysteem Windows 7 kan maar eenmalig aangemaakt worden. Daarna zal de
optie om die media te maken niet meer beschikbaar nadat u een Windows-dvd hebt gemaakt.
U kunt de Windows-dvd als volgt maken:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Productiviteit en tools > HP Recovery Disc Creator.
2. Selecteer Windows-schijf.
3. Selecteer het station waarmee u herstelschijven wilt maken in het vervolgkeuzemenu.
4. Klik op de knop Maken om de brandprocedure te starten.
Zodra u de dvd met het besturingssysteem Windows 7 hebt gemaakt, maakt u de dvd Terugzetten van het
stuurprogramma:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Productiviteit en tools > HP Recovery Disc Creator.
2. Selecteer Stuurprogrammaschijf.
3. Selecteer het station waarmee u herstelschijven wilt maken in het vervolgkeuzemenu.
4. Klik op de knop Maken om de brandprocedure te starten.
Een back-up maken van uw gegevens
U moet onmiddellijk na de initiële systeeminstallatie systeemherstelmedia en uw initiële back-up maken. Als
u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek back-ups van het systeem blijven
maken om altijd een redelijk actuele back-up achter de hand te hebben. Het is ook verstandig om Windows-
systeemherstelmedia te maken (alleen bepaalde producten), die u kunt gebruiken om de computer op te
starten en het besturingssysteem te herstellen wanneer het systeem instabiel is geworden of niet meer
werkt. In het geval dat het systeem niet meer werkt, kunt u de eerste en volgende back-ups gebruiken om uw
gegevens en instellingen te herstellen.
U kunt een back-up maken van uw gegevens op een optionele externe vaste schijf, op een
netwerkschijfeenheid of op schijven.
Houd bij het maken van back-ups rekening met het volgende:
Sla persoonlijke bestanden op in de bibliotheek Documenten en maak hiervan periodiek een back-up.
Maak een back-up van sjablonen die zijn opgeslagen in de bijbehorende mappen.
Herstelmedia en back-ups maken 57
Sla aangepaste instellingen in een venster, werkbalk of menubalk op door een schermopname van uw
instellingen te maken. Een schermafbeelding kan veel tijd besparen als u opnieuw uw voorkeuren moet
instellen.
Wanneer u back-ups maakt op schijven, nummert u elke schijf die u uit het station verwijdert.
OPMERKING: Als u uitvoerige instructies zoekt over de verschillende back-up- en herstelopties, kunt u in
Help en ondersteuning op deze onderwerpen zoeken. Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u
Start > Help en ondersteuning.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te
verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van
software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-instellingen. Raadpleeg Help en
ondersteuning Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u Start > Help en ondersteuning.
Een back-up maken met het hulpprogramma Back-up en terugzetten van Windows:
OPMERKING: Het back-upproces kan meer dan een uur in beslag nemen, afhankelijk van de
bestandsgrootte en de snelheid van de computer.
1. Selecteer Start > Alle programma's > Onderhoud > Back-up maken en terugzetten.
2. Volg de instructies op het scherm om de back-up in te stellen, een systeemkopie te maken (alleen
bepaalde producten) of media voor systeemherstel te maken (alleen bepaalde producten).
Systeemherstelactie uitvoeren
In geval van een systeemstoring of instabiliteit, beschikt de computer over de volgende hulpprogramma's om
uw bestanden te herstellen:
Hulpprogrammas voor herstel: U kunt ‘Back-up maken en terugzetten’ van Windows gebruiken om
gegevens te herstellen waarvan u eerder een back-up heeft gemaakt. U kunt ook gebruikmaken van
Windows Opstartherstel om problemen te verhelpen die voorkomen dat Windows correct opstart.
f11-herstelhulpmiddel (alleen bepaalde producten): Met de f11-herstelprogramma's kunt u de
oorspronkelijke kopie van de harde schijf herstellen. De kopie bevat het Windows-besturingssysteem en
alle softwareprogramma's die in de fabriek zijn geïnstalleerd.
OPMERKING: Als u de computer niet kunt opstarten en de eerder gemaakte media voor systeemherstel
(alleen bepaalde producten) niet kunt gebruiken, moet u media voor het besturingssysteem Windows 7
aanschaen om de computer opnieuw op te starten en het besturingssysteem te herstellen. Raadpleeg Media
met besturingssysteem Windows 7 gebruiken op pagina 60 voor aanvullende informatie.
Windows herstelprogramma’s gebruiken
Als u Windows herstelprogramma’s gebruikt, kunt u:
Afzonderlijke bestanden terugzetten
De computer herstellen naar een vorig systeemherstelpunt
Informatie terugzetten met herstelprogramma's
OPMERKING: Als u uitvoerige instructies zoekt over de verschillende herstel- en terugzetopties, kunt u in
Help en ondersteuning op deze onderwerpen zoeken. Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u
Start > Help en ondersteuning.
58 Hoofdstuk 9 Back-up en herstel
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te
verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van
software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-instellingen. Raadpleeg Help en
ondersteuning Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u Start > Help en ondersteuning.
Ga als volgt te werk als u informatie wilt herstellen waarvan u eerder een back-up hebt gemaakt:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Onderhoud > Back-up maken en terugzetten.
2. Volg de instructies op het scherm om de systeeminstellingen, de computer (alleen bepaalde producten)
of uw bestanden te herstellen.
Ga als volgt te werk als u uw informatie wilt herstellen met Windows Opstartherstel:
VOORZICHTIG: Sommige opties van Opstartherstel wissen en formatteren de vaste schijf volledig. Alle
bestanden die u heeft gemaakt en alle software die u heeft geïnstalleerd op de computer, worden denitief
verwijderd. Wanneer het herformatteren is voltooid, herstelt de herstelprocedure het besturingssysteem en
de stuurprogramma’s, software en hulpprogramma’s vanaf de back-up die voor herstel is gebruikt.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de Windows-partitie aanwezig is.
U zoekt de Windows-partitie als volgt op: klik op Start > Computer.
OPMERKING: Als de Windows-partitie niet wordt vermeld, herstelt u het besturingssysteem en de
programma’s met behulp van de dvd Windows 7 Operating System (Besturingssysteem Windows 7) en
de media Driver Recovery (Stuurprogrammaherstel). Raadpleeg Media met besturingssysteem Windows
7 gebruiken op pagina 60 voor aanvullende informatie.
3. Als de Windows-partitie wel vermeld staat, start u de computer opnieuw op en drukt u op f8 voordat het
besturingssysteem Windows wordt geladen.
4. Selecteer Opstartherstel.
5. Volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: Voor aanvullende informatie over het herstellen van informatie met de Windows-
hulpprogramma's, selecteert u Start > Help en ondersteuning.
f11-herstelhulpmiddel gebruiken (alleen bepaalde modellen)
VOORZICHTIG: Met f11 wordt de inhoud van de vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf
geformatteerd. Alle bestanden die u hebt gemaakt en software die u op de computer hebt geïnstalleerd,
worden permanent verwijderd. Het f11-herstelprogramma installeert het besturingssysteem en HP
programma's en stuurprogramma's die in de fabriek zijn geïnstalleerd opnieuw. Software die niet in de fabriek
is geïnstalleerd, moet opnieuw worden geïnstalleerd.
Ga als volgt te werk om de kopie van de oorspronkelijke vaste schijf te herstellen met f11:
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de HP Herstelpartitie aanwezig is. klik op Start, klik met de
rechtermuisknop op Computer, klik op Beheer en vervolgens op Schijfbeheer.
OPMERKING: Als de HP Herstelpartitie niet wordt vermeld, herstelt u het besturingssysteem en de
programma’s met behulp van de media Windows 7 Operating System (Besturingssysteem Windows 7)
en de media Driver Recovery (Stuurprogrammaherstel). Raadpleeg Media met besturingssysteem
Windows 7 gebruiken op pagina 60 voor aanvullende informatie.
Systeemherstelactie uitvoeren 59
3. Als de HP Terugzetpartitie wel vermeld staat, start u de computer opnieuw op en drukt u op f11 voordat
het besturingssysteem Windows wordt geladen.
4. Druk op f11 als het bericht "Press <F11> for recovery" (Druk op f11 voor herstellen) op het scherm
wordt weergegeven.
5. Volg de instructies op het scherm.
Media met besturingssysteem Windows 7 gebruiken
Als u de eerder gemaakte terugzetmedia niet met HP Recovery Disc Creator kunt gebruiken (alleen bepaalde
producten), moet u een dvd met het besturingssysteem Windows 7
aanschaen om de computer opnieuw op
te starten en het besturingssysteem te herstellen.
Als u de dvd met het besturingssysteem Windows 7 wilt bestellen, gaat u naar de HP-website. Voor
ondersteuning in de VS gaat u naar http://www.hp.com/support. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html. U kunt de dvd ook telefonisch bestellen bij onze
Klantenondersteuning. Raadpleeg voor contactinformatie het boekje Worldwide Telephone Numbers
(Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning) dat bij de computer is geleverd.
VOORZICHTIG: Als u een dvd met het besturingssysteem Windows 7 gebruikt, wordt de inhoud van de vaste
schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf geformatteerd. Alle bestanden die u hebt gemaakt en software
die u op de computer hebt geïnstalleerd, worden permanent verwijderd. Wanneer het formatteren gereed is,
herstelt u via het herstelproces het besturingssysteem, de stuurprogramma's, de software en de
hulpprogramma's.
U start als volgt een herstelactie met een dvd met het besturingssysteem Windows 7:
OPMERKING: Dit proces kan enkele minuten duren.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Start de computer opnieuw op en plaats de dvd met het besturingssysteem Windows 7 in de
optischeschijfeenheid voordat het besturingssysteem Windows wordt geladen.
3. Druk op een toets op het toetsenbord als dit wordt gevraagd.
4. Volg de instructies op het scherm.
5. Klik op Volgende.
6. Selecteer Repair your computer (Uw computer herstellen).
7. Volg de instructies op het scherm.
Wanneer de herstelprocedure is voltooid:
1. Haal de dvd Windows 7 Operating System (Besturingssysteem Windows 7) uit het schijfstation en plaats
de schijf Driver Recovery (Herstel van stuurprogramma's).
2. Installeer eerst de stuurprogramma's voor de hardware, en vervolgens de aanbevolen toepassingen.
60 Hoofdstuk 9 Back-up en herstel
10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure
Start
Computer Setup gebruiken
Computer Setup ofwel het BIOS (Basic Input/Output System) bevat instellingen voor de communicatie tussen
alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden, beeldscherm, toetsenbord, muis en
printer). Computer Setup bevat ook instellingen voor de types geïnstalleerde apparaten, de opstartvolgorde
van de computer en de hoeveelheid systeemgeheugen en uitgebreid geheugen.
OPMERKING: Wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Computer Setup. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Computer Setup starten
OPMERKING: Externe toetsenborden of muizen die via een USB-poort zijn aangesloten, kunnen uitsluitend
worden gebruikt in Computer Setup als de ondersteuning voor oudere USB-systemen is ingeschakeld.
U start Computer Setup als volgt:
Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk u op f10 als het logo van HP wordt
weergegeven om Computer Setup te openen.
Navigeren en selecteren in Computer Setup
Als u een menu of menu-item wilt selecteren, gebruikt u de tab-toets en de pijltoetsen en drukt u
vervolgens op enter. U kunt ook gebruikmaken van een aanwijsapparaat om het item te selecteren.
OPMERKING: Op tablets zonder toetsenbord kunt u uw vinger gebruiken om selecties te maken.
Selecteer de pijl-omhoog of de pijl-omlaag in de rechterbovenhoek van het scherm om omhoog of
omlaag te schuiven of gebruik de toets pijl-omhoog of pijl-omlaag op het toetsenbord.
Druk op esc om alle open dialoogvensters te sluiten en terug te keren naar het hoofdscherm van
Computer Setup. Volg daarna de instructies op het scherm.
Gebruik een van de volgende methoden om de menu's van Computer Setup af te sluiten:
U sluit de menu's van Computer Setup als volgt af zonder de wijzigingen op te slaan:
Selecteer het pictogram Exit (Afsluiten) rechtsonder in het scherm en volg de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
Ga als volgt te werk om de wijzigingen op te slaan en de menu's van Computer Setup af te sluiten:
Selecteer het pictogram Save (Opslaan) rechtsonder in het scherm en volg de instructies op het scherm.
– of –
Computer Setup gebruiken 61
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup
OPMERKING: Door het herstellen van de fabrieksinstellingen wordt de vasteschijfmodus niet gewijzigd.
Als u alle instellingen in Computer Setup wilt terugzetten naar de fabriekswaarden, gaat u als volgt te werk:
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup starten op pagina 61.
2. Selecteer Main (Hoofdmenu) en selecteer vervolgens Apply Factory Defaults and Exit
(Fabrieksinstellingen toepassen en afsluiten).
OPMERKING: Op bepaalde producten kunnen de opties Standaardinstellingen herstellen in plaats
van Fabrieksinstellingen toepassen en afsluiten weergeven.
3. Volg de instructies op het scherm.
4. Als u de wijzigingen wilt opslaan en wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan) in de
rechterbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
OPMERKING: Uw wachtwoordinstellingen en beveiligingsinstellingen blijven ongewijzigd wanneer u de
oorspronkelijke fabrieksinstellingen herstelt.
BIOS-update uitvoeren
Bijgewerkte versies van het BIOS zijn beschikbaar via de website van HP.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde bestanden die SoftPaq's
worden genoemd.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat informatie
over de installatie en het oplossen van problemen.
BIOS-versie vaststellen
Om te bepalen of u Computer Setup (BIOS) moet bijwerken, controleert u eerst welke BIOS-versie op uw
computer is geïnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS genoemd) kunt u weergeven door op fn
+esc te drukken (als Windows al is gestart) of door Computer Setup te gebruiken.
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup starten op pagina 61.
2. Selecteer Main (Hoofdmenu) en selecteer vervolgens System Information (Systeeminformatie).
3. Als u Computer Setup wilt afsluiten zonder de wijzigingen op te slaan, klikt u op het pictogram Exit
(Afsluiten) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
62 Hoofdstuk 10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
Zie BIOS-update downloaden op pagina 63 om te controleren of er een nieuwere BIOS-versie beschikbaar is.
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: Om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een optioneel
dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens het downloaden en
installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het stopcontact
te halen.
Zet de computer niet uit en activeer de slaapstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Open Help en ondersteuning door Start>Alle programma's>HP Help en ondersteuning>HP Support
Assistant te selecteren.
2. Kies voor updates.
3. Volg de instructies op het scherm.
4. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geïnstalleerd en vergelijk ze. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de update
kunt herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze naar de
vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Noteer het pad naar de locatie op de harde schijf waarnaar de BIOS-update wordt gedownload. U
hebt dit pad nodig wanneer u klaar bent om de update te installeren.
OPMERKING: Als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de netwerkbeheerder
voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van het systeem-BIOS.
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op het scherm
verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u als volgt te werk:
1. Selecteer Start > Computer.
2. Selecteer de aanduiding voor de harde schijf. De aanduiding voor de harde schijf is doorgaans Lokale
schijf (C:).
3. Volg het pad dat u eerder hebt genoteerd en open de map waarin de update is opgeslagen.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: Nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het gedownloade
bestand van de vaste schijf verwijderen.
Computer Setup gebruiken 63
De opstartvolgorde wijzigen met de F9-prompt
Als u dynamisch een opstartapparaat wilt kiezen voor de huidige opstartvolgorde, gaat u als volgt te werk:
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op f9 als het logo van HP wordt weergegeven
om het menu Opstartapparaatopties te openen.
2. Selecteer een opstartapparaat en druk op enter.
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten)
BELANGRIJK: Voordat u de TMP-functionaliteit (Trusted Platform Module) op dit systeem inschakelt, moet u
ervoor zorgen dat uw beoogde gebruik van TPM aan relevante lokale wetgeving, regelgeving en beleid
voldoet en er goedkeuringen of licenties worden verkregen, indien van toepassing. U bent volledig en
uitsluitend aansprakelijk voor eventuele problemen met de naleving die het gevolg zijn van de werking en het
gebruik van TPM die in strijd zijn met de hierboven genoemde vereisten. HP is niet verantwoordelijk voor
eventuele gerelateerde verplichtingen.
TPM voorziet in extra beveiliging voor uw computer. U kunt de TPM-instellingen wijzigen in Computer Setup
(BIOS).
OPMERKING: Als u de TPM-instelling wijzigt in Verborgen, is TPM niet zichtbaar in het besturingssysteem.
TPM-instellingen openen in Computer Setup:
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup starten op pagina 61.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer TPM Embedded Security (Ingesloten TPM-beveiliging) en volg
de instructies op het scherm.
HP Sure Start gebruiken (alleen bepaalde producten)
Bepaalde computermodellen zijn gecongureerd met HP Sure Start, een technologie die voortdurend het
BIOS van de computer controleert op aanvallen of beschadigingen. Als het BIOS beschadigd raakt of wordt
aangevallen, herstelt HP Sure Start automatisch het BIOS in de vorige veilige staat, zonder tussenkomst van
de gebruiker.
HP Sure Start is gecongureerd en al ingeschakeld zodat de meeste gebruikers de standaardconguratie van
HP Sure Start kunnen gebruiken. De standaardconguratie kan worden aangepast door ervaren gebruikers.
Voor de meest recente documentatie over HP Sure Start gaat u naar http://www.hp.com/support en
selecteert u uw land. Selecteer Drivers & Downloads (Drivers en downloads) en volg de instructies op het
scherm.
64 Hoofdstuk 10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start
11 Het gebruik van HP PC Hardware
Diagnostics (UEFI)
HP PC Hardware Diagnostics is een Unied Extensible Firmware Interface (UEFI) waarmee u diagnostische
tests kunt uitvoeren om te bepalen of de computerhardware goed werkt. Het hulpprogramma wordt buiten
het besturingssysteem uitgevoerd om hardwareproblemen te kunnen isoleren van problemen die worden
veroorzaakt door het besturingssysteem of andere softwarecomponenten.
Als HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) een fout detecteert waarvoor hardware vervangen moet worden,
wordt er een 24-cijferige fout-id-code gegenereerd. Deze id-code kan vervolgens aan ondersteuning worden
gegeven om te kunnen bepalen hoe het probleem verholpen moet worden.
OPMERKING: Als u diagnostiek wilt openen op een convertible computer, moet u de computer in de
notebookmodus zetten en moet u het toetsenbord gebruiken dat aangesloten is.
Ga als volgt te werk om HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) te starten:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk snel op esc.
2. Druk op f2.
Het BIOS zoekt op drie plaatsen en in de onderstaande volgorde naar diagnoseprogramma's:
a. Aangesloten USB-station
OPMERKING: Zie HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden
op pagina 65 om het hulpprogramma van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-
station te downloaden.
b. Vaste schijf
c. BIOS
3. Wanneer het diagnoseprogramma wordt geopend, selecteert u het soort diagnosetest dat u wilt
uitvoeren en volgt u de instructies op het scherm.
OPMERKING: Als u een diagnosetest wilt stoppen, drukt u op esc.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat
downloaden
OPMERKING: Instructies voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) zijn alleen
beschikbaar in het Engels en u moet een Windows-computer gebruiken voor het downloaden en maken van
de HP UEFI-ondersteuningsomgeving omdat alleen .exe-bestanden worden aangeboden.
Er zijn twee opties voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics naar een USB-apparaat.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden 65
Download de nieuwste UEFI-versie
1. Ga naar http://www.hp.com/go/techcenter/pcdiags. De startpagina van HP PC Diagnostics wordt
weergegeven.
2. Klik op de koppeling downloaden in het gedeelte HP PC Hardware Diagnostics en selecteer vervolgens
Uitvoeren.
Download een bepaalde versie van UEFI voor een speciek product
1. Ga naar http://www.hp.com/support en selecteer uw land. De pagina van HP ondersteuning wordt
weergegeven.
2. Klik op Drivers en downloads.
3. Gebruik de vermelde categorieën om uw product te zoeken.
– of –
Klik op Nu zoeken zodat HP uw product automatisch kan detecteren.
4. Selecteer uw computermodel en het besturingssysteem.
5. Volg in het gedeelte Diagnosehulpmiddelen de instructies op het scherm om de gewenste UEFI-versie
te selecteren en te downloaden.
66 Hoofdstuk 11 Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
12 Specicaties
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt reizen
met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron voor
gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specicaties hebben. Hoewel de
computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend aangeraden de
computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron die door HP is geleverd en
goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specicaties.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 19,5 V gelijkstroom bij 10,3 A - Slim 200 W
OPMERKING: Dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: De bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met kennisgevingen.
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf (schrijven naar optische schijf) 5°C tot 35°C 41°F tot 95°F
Buiten bedrijf -20°C tot 60°C -4°F tot 140°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
Ingangsvermogen 67
13 Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar in
aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens een metalen
deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit vanaf
vingers of andere elektrostatische geleiders.
Neem de volgende voorschriften in acht om het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of
verlies van gegevens te beperken:
Als in de instructies voor het verwijderen of installeren van onderdelen wordt aangegeven dat u de
computer moet loskoppelen, controleer dan eerst of de computer goed is geaard.
Bewaar onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak pinnen, aansluitingen en circuits niet aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo min mogelijk
hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetisch gereedschap.
Raak voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet statisch
geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, doet u het in een antistatische verpakking.
68 Hoofdstuk 13 Elektrostatische ontlading
14 Toegankelijkheid
HP ontwerpt, vervaardigt en levert producten en apparaten die door iedereen gebruikt kunnen worden,
waaronder ook mensen met een handicap. Dit kan op basis van een autonoom systeem zijn of met behulp van
de juiste assistieve apparaten.
Ondersteunde assistieve technologieën (hulpmiddelen voor
gehandicapten)
Producten van HP ondersteunen een breed scala aan assistieve technologieën in het besturingssysteem en
kunnen worden gecongureerd voor het gebruik met aanvullende assistieve technologieën. Gebruik de
zoekfunctie op uw apparaat voor meer informatie over de assistieve functies.
OPMERKING: voor aanvullende informatie over een bepaald product voor gehandicapten neemt u contact
op met de klantenondersteuning voor dat product.
Ondersteuning krijgen voor toegankelijkheid
Wij zijn voortdurend bezig met het verbeteren van de toegankelijkheid van onze producten en services en
ontvangen graag feedback van gebruikers. Als u problemen ondervindt met een product of als u ons wilt
vertellen over toegankelijkheidsfuncties die u hebben geholpen, neemt u contact met ons op door te bellen
naar +1 (888) 259-5707, van maandag tot en met vrijdag tussen 6:00 en 21:00 North American Mountain
Time. Als u doof of slechthorend bent en TRS/VRS/WebCapTel gebruikt, neemt u contact met ons op als u
technische ondersteuning nodig hebt of vragen hebt over toegankelijkheid door te bellen naar +1 (877)
656-7058, van maandag tot en met vrijdag tussen 06:00 en 21:00 North American Mountain Time.
OPMERKING: ondersteuning is alleen in het Engels.
Ondersteunde assistieve technologieën (hulpmiddelen voor gehandicapten) 69
Index
A
aan/uit
Accu 34
besparen 37
opties 32
aan/uit-knop 32
aan/uit-knop herkennen 10
aan/uit-lampjes 8, 14
aan/uit-schakelaar 32
accu
afvoeren 37
lage acculading 35
ontladen 35
resterende lading weergeven 35
vervangen 38
verwijderen 36
voeding besparen 37
Acculampje 5, 14
Accuvoeding 34
afsluiten 32
Antivirussoftware 49
Audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-in
(microfoon)-combostekker,
herkennen 4
B
Backup and Restore (Back-up en
herstel) 58
Back-ups maken
Herstellen 58
maken 57
Bedrijfs-WLAN, verbinding 19
Beheerderswachtwoord 42
Beschrijfbare media 33
besparen, voeding 37
bevestigingspunt voor de
beveiligingskabel, herkennen 5
Bewegingen op het touchpad en
aanraakscherm
tikken 23
zoomen door met twee vingers te
knijpen 23
BIOS
update downloaden 63
update uitvoeren 62
versie vaststellen 62
Bluetooth, label 16
Bluetooth-apparaat 17, 20
C
Caps Lock, lampje herkennen 8
Computer schoonmaken 53
Computer Setup
BIOS administrator password
(BIOS-
beheerderswachtwoord)
43
DriveLock-wachtwoord 45
fabrieksinstellingen herstellen
62
navigeren en selecteren 61
connector, netvoeding 5
D
de computer uitschakelen 32
Draadloos netwerk (WLAN)
Bedrijfs-WLAN, verbinding 19
eectief bereik 19
Openbaar WLAN, verbinding 19
verbinding maken 19
draadloze communicatie, antennes
herkennen 6
Draadloze communicatie,
bedieningselementen
Besturingssysteem 17
knop 17
Draadloze communicatie, knop 17
DriveLock
inschakelen 46
uitschakelen 47
DriveLock-hoofdwachtwoord
wijzigen 49
DriveLock-wachtwoord
beschrijving 45
instellen 46
opgeven 48
wijzigen 49
Dvd Terugzetten van het
stuurprogramma
maken 57
voor herstel gebruiken 60
E
Elektrostatische ontlading 68
Esc-toets herkennen 11
Essentiële updates, software 50
externemonitorpoort 27
externe netvoeding gebruiken 39
F
F11-herstelprogramma 59
rewallsoftware 49
Fn-toets, herkennen 11
G
gebruiken
externe netvoeding 39
standen voor energiebesparing
32
Gebruikerswachtwoord 42
geheugenkaart 33
geheugenkaartlezer, herkennen 6
Geheugenmodule
herkennen 13
geïntegreerde webcam, lampje
herkennen 6
geïntegreerd numeriek toetsenblok,
herkennen 11
geluidsinstellingen gebruiken 26
GPS 20
H
harde schijf herstellen 59
harde-schijampje 14
HDMI, audio congureren 28
HDMI-poort
verbinding maken 28
HDMI-poort, herkennen 4
headsets aansluiten 26
herstellen, harde schijf 59
Herstellen, systeem 58
herstelmedia, maken 57
70 Index
herstelmedia, voor herstel
gebruiken 60
Herstelpartitie 59
herstelprogramma's 56
high-denition-apparatuur,
aansluiten 28, 30
hoofdtelefoon, aansluiten 25
Hotkeys
gebruiken 11
HP 3D DriveGuard 52
HP Accucontrole 34
HP Client Security 50
HP Herstelpartitie
controleren op de aanwezigheid
59
voor herstel gebruiken 59
HP Mobile Connect 20
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
gebruiken 65
HP Recovery Disc Creator,
gebruiken 57
HP Touchpoint Manager 50
hulpprogramma's voor het maken van
back-ups 56
Hulpprogrammas voor herstel,
Windows 58
I
In-/uitgangen
combinatie audio-uit
(hoofdtelefoon)/audio-in
(microfoon) 4
netwerk 5
RJ-45 (netwerk) 5
informatie zoeken
hardware 3
software 3
Ingangsvermogen 67
interne microfoons herkennen 6
K
kennisgevingen
label met kennisgevingen 16
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 16
knoppen
aan/uit 10
linkerknop van touchpad 8
middelste knop van touchpad 8
Middenknop muisbesturing 8
Rechterknop muisbesturing 8
rechterknop van touchpad 8
Touchpad, aan/uit-knop 7
Knoppen
aan/uit 32
kritiek lage acculading 32
L
label met keurmerk voor draadloze
communicatie 16
labels
Bluetooth 16
kennisgevingen 16
keurmerk voor draadloze
communicatie 16
Serienummer 15
service 15
WLAN 16
lage acculading 35
Lampje microfoon uit herkennen 9
lampjes
aan/uit 8, 14
accu 5, 14
Caps Lock 8
draadloze communicatie 9, 14
harde schijf 14
microfoon, geluid uitschakelen 9
Num Lock 9
RJ-45 (netwerk) 5
Touchpad 9
webcam 6
lampje voor draadloze
communicatie 9, 14, 17
Leesbare media 33
linkerknop van de EasyPoint-
muisbesturing, herkennen 7
luidsprekers
verbinding maken 25
Luidsprekers, herkennen 14
M
Miracast 30
mors-afvoeropening, herkennen 13
muisbesturing 7
N
Netvoedingsadapter, testen 40
netvoedingsadapter testen 40
netvoedingsconnector herkennen 5
netwerkconnector, herkennen 5
Num Lock, lampje 9
O
Omgevingsvereisten 67
onderdelen
beeldscherm 6
bovenkant 7
linkerkant 5
Onderkant 13
rechterkant 4
voorkant 14
onderhoud
HP 3D DriveGuard 52
programma's en
stuurprogramma's bijwerken
53
Onderhoud
Schijfdefragmentatie 52
Schijfopruiming 52
Onderhoud van computer 53
Onderkant 16
Openbaar WLAN, verbinding 19
Opstartherstel, gebruiken 58
Opties voor energiebeheer
instellen 32
Oudere systemen, USB-
ondersteuning 61
P
poorten
externe monitor 4, 27
HDMI 4, 28
Miracast 30
Thunderbolt 29
USB 3.0-opladen (ingeschakeld)
5
USB-Type-C (ondersteunt
Thunderbolt 3) 4
VGA 27
poort voor externe monitor 4
productnaam en productnummer, van
computer 15
programma's en stuurprogramma's
bijwerken 53
R
reizen met de computer 16, 54
RJ-45-(netwerk)lampjes,
herkennen 5
RJ-45-netwerkconnector,
herkennen 5
Index 71
S
Schakelaar, aan/uit 32
Schijfdefragmentatie, software 52
Schijfmedia 33
Schijfopruiming, software 52
schuiven met twee vingers,
touchpadbeweging 24
Serienummer 15
Serienummer, van computer 15
servicelabels zoeken 15
Setupprogramma
fabrieksinstellingen herstellen
62
navigeren en selecteren 61
SIM-kaart
plaatsen 16
slaapstand
activeren 33
beëindigen 33
Slaapstand
activeren 33
beëindigen 33
sleuven
beveiligingskabel 5
Smart Card 4
Smartcard
sleuf 4
sneltoetsen
Slaapstand 11
software
antivirus 49
essentiële updates 50
Firewall 49
HP 3D DriveGuard 52
Software
Schijfdefragmentatie 52
Schijfopruiming 52
standen voor energiebesparing 32
Sure Start
gebruiken 64
systeem reageert niet 32
T
Thunderbolt-poort, aansluiten 29
tikken met twee vingers,
touchpadbeweging 24
tikken op touchpad en bewegingen
voor het aanraakscherm 23
toegankelijkheid 69
toetsen
esc 11
fn 11
Windows-toets 11
toetsenblok
geïntegreerd numeriek 11
Touchpad
gebruiken 23
knoppen 8
Touchpad, aan/uit-knop herkennen
7
Touchpad-bewegingen
schuiven met twee vingers 24
tikken met twee vingers 24
Touchpad gebruiken 23
Touchpadlampje herkennen 9
Touchpadzone
herkennen 7
TPM-instellingen 64
U
USB, ondersteuning voor oudere
systemen 61
USB 3.0-oplaadpoort, herkennen 5
USB 3.0-poort 4, 5
USB-poorten, herkennen 5
USB-poorten herkennen 4
USB-Type-C (ondersteunt
Thunderbolt 3)-poort, herkennen
4
V
vaste schijf, herkennen 13
Ventilatieopeningen, herkennen 13
Verbinding maken met WLAN 19
verzenden van de computer 54
VGA-poort, verbinding maken met
27
Video 26
vingerafdruklezer 50
Vingerafdruklezer herkennen 10
W
Wachtwoordbeveiliging instellen voor
beëindigen slaapstand 34
Wachtwoorden
beheerder 42
BIOS-beheerder 43
DriveLock 45
gebruiker 42
webcam 6
gebruiken 25
Webcam, herkennen 6
webcamlampje herkennen 6
Windows 7, dvd met
besturingssysteem
maken 57
voor herstel gebruiken 60
Windows 7, media met
besturingssysteem
maken 57
voor herstel gebruiken 60
Windows Opstartherstel, gebruiken
58
Windows-toets, herkennen 11
WLAN-antennes herkennen 6
WLAN-apparaat 16
WLAN label 16
WWAN-antennes herkennen 6
WWAN-apparaat 17, 19
Z
zoomen door met twee vingers te
knijpen, bewegingen op het
touchpad en aanraakscherm 23
72 Index
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82

HP ZBook 17 G3 Base Model Mobile Workstation Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding