Uw sensoren met uw toestel koppelen
Voordat u een slag kunt registreren, moet u uw Approach CT10 sensoren met een compatibel Garmin
golftoestel koppelen en sensoren toewijzen aan uw clubs.
1 Bevestig alle sensoren aan uw clubs (De sensor aan een club vastmaken, pagina 1).
2 Haal een club uit uw golftas.
Laat al uw overige clubs tijdens het koppelen in uw golftas.
TIP: U moet het koppelingsproces in een goed verlichte ruimte voltooien. De sensoren worden automatisch
geactiveerd op basis van het omgevingslicht.
3 Houd de club op maximaal 1 m (3 ft.) afstand van uw toestel.
OPMERKING: Het handvat moet omhoog zijn gericht.
4 Selecteer bij de toestelinstellingen Clubsensoren > Voeg nieuwe toe.
Het toestel begint de sensor te zoeken. Er wordt een bericht weergegeven wanneer de sensor is
gedetecteerd.
5 Volg de instructies op het scherm om uw toestel met de club te koppelen die u uit de tas hebt gehaald.
Er wordt een bericht weergegeven wanneer de sensor is toegewezen.
6 Doe de club terug in uw golftas.
7 Haal de volgende club uit uw golftas.
8 Herhaal stappen 5 t/m 7 totdat alle sensoren aan uw clubs zijn toegewezen.
Uw sensoren activeren
De sensoren worden automatisch actief of gaan automatisch naar de slaapstand, afhankelijk van het
gedetecteerde omgevingslicht en de oriëntatie.
Haal maximaal drie clubs uit uw golftas en houd de golfbladen naar de grond gericht.
De sensoren worden actief en maken verbinding met uw gekoppelde toestel. Uw toestel geeft de namen van
de verbonden clubs weer.
OPMERKING: Uw gekoppelde toestel kan met drie sensoren tegelijkertijd verbinding maken.
Bewaar uw clubs ondersteboven in uw golftas. De sensoren gaan naar de slaapstand en de verbinding met uw
gekoppelde toestel wordt verbroken.
Uw slag registreren
1 Start een ronde op uw gekoppelde Garmin golftoestel.
2 Haal een club uit uw golftas.
De sensor wordt actief en er wordt verbinding gemaakt met uw gekoppelde toestel. Uw toestel geeft de
naam van de verbonden club en gemiddelde slagafstand met die club weer.
OPMERKING: Uw gemiddelde slagafstand wordt weergegeven nadat u met uw club vier slagen hebt
gemaakt en de scorekaarten naar de Garmin Golf
™
app hebt geüpload. Uw gemiddelde slagafstand wordt
niet voor de putter weergegeven.
3 Voer een swing uit.
De sensor legt uw slag vast en uploadt automatisch gegevens naar uw gekoppelde toestel.
Upload na iedere ronde uw scorekaarten naar de Garmin Golf app om de bijgewerkte statistieken op uw toestel
te bekijken. Bekijk een analyse van uw spel om te zien waar u zich nog kunt verbeteren en waar u zich tijdens
uw oefensessies op moet richten. U kunt gedetailleerde statistieken in de app bekijken.
Automatisch bijhouden van de score
Als een sensor is toegewezen aan uw putter, registreert uw compatibele Garmin golftoestel automatisch uw
score op basis van de gedetecteerde slagen. Uw toestel geeft uw score aan het eind van iedere hole weer. Het
horloge detecteert geen gimme putts, strafslagen of gemiste slagen. Deze moeten handmatig worden
ingevoerd. Indien nodig kunt u de extra scorekaartopties op uw toestel gebruiken om een putt, strafslag of
gemiste slag toe te voegen.
2 Aan de slag