Miele CS 1212-1I de handleiding

Categorie
Kookplaten
Type
de handleiding
Gebruiks- en montagehandleiding
ProLine inductiekookplaat
Lees beslist de gebruiks- en montagehandleiding voordat u uw toestel
plaatst, installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf en u
voorkomt schade aan uw toestel.
nl-BE M.-Nr. 09 147 950
Inhoud
2
Opmerkingen omtrent uw veiligheid ................................................................... 4
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu ............................................ 15
Overzicht .............................................................................................................. 16
Kookplaat .............................................................................................................. 16
CS 1212-1 ........................................................................................................16
CS 1221-1 ........................................................................................................17
CS 1222............................................................................................................ 18
Indicatoren............................................................................................................. 18
Symbolen bedieningsknoppen.............................................................................. 19
Display................................................................................................................... 19
Kookzones............................................................................................................. 20
Het toestel voor het eerst in gebruik nemen .................................................... 22
Kookplaat voor de eerste keer reinigen................................................................. 22
Kookplaat voor de eerste keer in gebruik nemen.................................................. 22
Inductie................................................................................................................. 23
Werking ................................................................................................................. 23
Geluiden ................................................................................................................ 24
De juiste pannen.................................................................................................... 25
Tips om energie te besparen ............................................................................. 26
Tabel vermogensstanden ................................................................................... 27
Bediening ............................................................................................................. 28
Bedieningsknoppen .............................................................................................. 28
Inschakelen ........................................................................................................... 28
Uitschakelen.......................................................................................................... 28
Restwarmte-indicator............................................................................................ 28
Kookstartautomaat................................................................................................ 29
Booster.................................................................................................................. 30
Warmhouden......................................................................................................... 32
Beveiligingen........................................................................................................ 33
Vergrendeling......................................................................................................... 33
Automatische uitschakeling .................................................................................. 33
Oververhittingsbeveiliging ..................................................................................... 34
Reiniging en onderhoud...................................................................................... 35
Keramische plaat................................................................................................... 36
Roestvrijstalen rand / bedieningspaneel ............................................................... 37
Bedieningsknoppen .............................................................................................. 37
Inhoud
3
Nuttige tips........................................................................................................... 38
Bij te bestellen accessoires................................................................................ 40
Veiligheidsinstructies voor het inbouwen ......................................................... 41
Veiligheidsafstanden ........................................................................................... 42
Aanwijzingen voor het inbouwen....................................................................... 46
Inbouwmaten ....................................................................................................... 47
CS 1212-1 ............................................................................................................. 47
CS 1221-1 / CS 1222 ............................................................................................ 48
Inbouw van meerdere ProLine-elementen........................................................ 49
Inbouwen.............................................................................................................. 51
Elektrische aansluiting........................................................................................ 55
Klantendienst....................................................................................................... 57
Contact bij storingen ............................................................................................. 57
Typeplaatje: ........................................................................................................... 57
Garantie................................................................................................................. 57
Productgegevensbladen..................................................................................... 58
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
4
Deze kookplaat voldoet aan de geldende veiligheidsvoorschriften.
Onjuist gebruik echter kan persoonlijk letsel of beschadiging van
het toestel tot gevolg hebben.
Lees de gebruiks- en montagehandleiding daarom aandachtig
door, voordat u het toestel in gebruik neemt. In de handleiding
vindt u belangrijke instructies met betrekking tot inbouw, veilig-
heid, gebruik en onderhoud.
Miele kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die is
ontstaan doordat de veiligheidsinstructies en waarschuwingen niet
in acht zijn genomen.
Bewaar de gebruiks- en montagehandleiding en geef deze door
aan een eventuele volgende eigenaar.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
5
Verantwoord gebruik
Deze kookplaat is bedoeld voor gebruik in het huishouden en in
gelijkaardige omgevingen.
Deze kookplaat mag niet buiten worden gebruikt.
Gebruik deze kookplaat uitsluitend in huishoudelijke context voor
het bereiden en warmhouden van gerechten. Gebruik voor andere
doeleinden is niet toegestaan.
Personen die op grond van hun fysieke of psychische gesteldheid,
hun onervarenheid of gebrek aan kennis van de kookplaaat niet in
staat zijn om deze veilig te bedienen, mogen deze alleen onder toe-
zicht gebruiken. Deze personen mogen de kookplaat alleen zonder
toezicht gebruiken als ze weten hoe ze deze veilig moeten bedienen.
Ze moeten de eventuele risico's van een foutieve bediening kunnen
inzien en begrijpen.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
6
Kinderen in het huishouden
Houd kinderen onder acht jaar op een afstand, tenzij u voortdu-
rend toezicht houdt.
Kinderen vanaf acht jaar mogen de kookplaat alleen zonder toe-
zicht gebruiken als ze weten hoe ze deze veilig moeten bedienen.
Kinderen moeten de eventuele risico's van een foutieve bediening
kunnen inzien en begrijpen.
Kinderen mogen de kookplaat niet zonder toezicht reinigen.
Houd kinderen in de gaten wanneer deze zich in de buurt van de
kookplaat bevinden. Laat ze nooit met de kookplaat spelen.
De kookplaat wordt tijdens het gebruik heet en blijft dat ook nog
enige tijd nadat het is uitgeschakeld. Houd kinderen op een afstand,
totdat de kookplaat voldoende is afgekoeld en er geen verbrandings-
gevaar meer bestaat.
Verbrandingsgevaar.
Bewaar in de opbergruimte boven of onder de kookplaat geen voor-
werpen die voor kinderen interessant zijn. Dat kan kinderen ertoe
brengen op het toestel te klimmen.
Verbrandingsgevaar.
Draai de grepen van de pannen zo dat ze zich boven het werkblad
bevinden, zodat kinderen de pannen niet van het toestel kunnen
trekken en zich zo kunnen branden.
Verstikkingsgevaar.
Kinderen kunnen zich tijdens het spelen in verpakkingsmateriaal wik-
kelen (bijvoorbeeld in folie) of het materiaal over hun hoofd trekken
en stikken. Houd verpakkingsmaterialen bij kinderen vandaan.
Maak gebruik van de vergrendeling, zodat kinderen het toestel
niet onbedoeld kunnen inschakelen.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
7
Technische veiligheid
Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- of repara-
tiewerkzaamheden kan de gebruiker aanzienlijke risico's lopen. In-
stallatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen alleen
door een door Miele geautoriseerde deskundige worden uitgevoerd.
Schade aan de kookplaat kan uw veiligheid in gevaar brengen.
Controleer de kookplaat op zichtbare schade. Gebruik nooit een be-
schadigde kookplaat.
De kookplaat kan alleen betrouwbaar en veilig functioneren, als hij
op het openbare elektriciteitsnet is aangesloten.
De elektrische veiligheid van de kookplaat is uitsluitend gegaran-
deerd, als deze wordt aangesloten op een aardingssysteem dat vol-
gens de geldende voorschriften is geïnstalleerd. Aan deze funda-
mentele veiligheidsvoorwaarde moet worden voldaan. Laat de elek-
trische installatie bij twijfel door een vakman inspecteren.
De aansluitgegevens (frequentie en spanning) op het typeplaatje
moeten beslist met de waarden van het elektriciteitsnet overeen-
komen, om beschadiging van de kookplaat te voorkomen.
Vergelijk deze gegevens voor de aansluiting. Raadpleeg bij twijfel
een elektricien.
Stekkerdozen of verlengsnoeren bieden niet voldoende veiligheid
(brandgevaar). Gebruik deze niet voor het aansluiten van de kook-
plaat op het elektriciteitsnet.
Gebruik de kookplaat alleen als deze is ingebouwd, zodat de vei-
ligheid gewaarborgd is.
Deze kookplaat mag niet op een niet-stationaire locatie (zoals een
boot) worden gebruikt.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
8
Wanneer u aansluitingen onder spanning aanraakt of de elek-
trische en mechanische constructie wijzigt, kan dat voor u gevaar
opleveren. Het kan ook tot storingen in de werking van de kookplaat
leiden.
Open nooit de behuizing van de kookplaat.
Het recht op garantie vervalt wanneer de kookplaat door een
technicus wordt gerepareerd die niet door Miele is geautoriseerd.
Defecte onderdelen mogen alleen door originele Miele-onderdelen
worden vervangen. Alleen van deze Miele onderdelen kunnen wij ga-
randeren, dat zij volledig aan onze veiligheidseisen voldoen.
De kookplaat mag niet worden gebruikt met een externe schakel-
klok of een systeem voor besturing op afstand.
Als de stekker wordt verwijderd of als de aansluitkabel geen stek-
ker heeft, mag het toestel uitsluitend door een vakman op het net
worden aangesloten.
Als de aansluitkabel beschadigd is, moet deze door een elektri-
cien worden vervangen door een speciale aansluitkabel (zie hoofd-
stuk “Elektrische aansluiting”).
Bij installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet de
kookplaat volledig van het elektriciteitsnet losgekoppeld zijn. Ga
daarvoor als volgt te werk:
schakel de zekeringen in uw zekeringkast uit of
draai de zekeringen in uw zekeringkast er helemaal uit of
als de stekker (indien aanwezig) uit de contactdoos is getrokken.
Trek daarbij aan de stekker en niet aan de aansluitkabel.
Gevaar voor elektrische schok.
Neem de kookplaat niet in gebruik bij een defect of bij breuken,
scheuren en barsten in de keramische plaat of schakel de kookplaat
meteen uit. Haal de elektrische spanning van de kookplaat. Neem
contact op met Miele.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
9
Als de kookplaat achter een meubelfront (bijv. een deur) is inge-
bouwd, sluit deze dan nooit wanneer u de kookplaat gebruikt. Achter
een gesloten deur hopen warmte en vocht zich op. Daardoor kunnen
de kookplaat, de ombouwkast en de vloer beschadigd worden. Sluit
een meubeldeur pas wanneer de restwarmte-indicatie uit is.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
10
Veilig gebruik
De kookplaat wordt heet als deze in gebruik is en dat blijft hij ook
nog enige tijd na het uitschakelen. Pas zodra het lampje voor de res-
terende warmte is uitgegaan, is het verbrandingsgevaar geweken.
Olie en vet kunnen bij oververhitting gaan branden. Laat de kook-
plaat bij werkzaamheden met olie en vet niet zonder toezicht achter.
Blus branden met olie en vet nooit met water. Schakel de kookplaat
uit en verstik de vlammen voorzichtig met een deksel of een blusde-
ken.
Vlammen kunnen de vetfilters van een dampkap in brand doen
vliegen. Flambeer nooit onder een dampkap.
Als spuitbussen, licht ontvlambare vloeistoffen of brandbaar mate-
riaal warm worden, kunnen ze gaan branden. Bewaar daarom mak-
kelijk ontvlambare voorwerpen nooit in laden direct onder de kook-
plaat. Eventueel aanwezige bestekbakken moeten van hittebestendig
materiaal zijn.
Verwarm kookgerei nooit zonder inhoud.
In gesloten conservenblikken ontstaat bij het inmaken en op-
warmen een overdruk, waardoor deze kunnen ontploffen. Gebruik de
kookplaat niet voor het inmaken en verwarmen van conservenblik-
ken.
Wanneer de kookplaat wordt afgedekt, bestaat het risico dat het
materiaal van de afdekking in brand vliegt, barst of smelt als u de
kookplaat per ongeluk inschakelt of als deze nog warm is van een
bereiding. Dek de kookplaat nooit af met bijv. afdekplaten, een doek
of een beschermfolie.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
11
Als de kookplaat ingeschakeld is, als u deze per ongeluk inscha-
kelt of als hij nog warm is van het koken, bestaat het risico dat meta-
len voorwerpen die op de kookplaat liggen warm worden. Ander ma-
teriaal kan smelten of vlam vatten. Vochtige pannendeksels kunnen
zich vastzuigen. Gebruik de kookplaat niet als legplank. Schakel de
kookzones na gebruikt uit!
U kunt zich aan de hete kookplaat branden. Gebruik daarom altijd
ovenhandschoenen of pannenlappen als u met het hete toestel
werkt. Gebruik alleen droge handschoenen of pannenlappen. Nat of
vochtig textiel geleidt de warmte beter en kan door stoom verbran-
dingen veroorzaken.
Als u een elektrisch toestel (bijvoorbeeld een mixer) in de buurt
van de kookplaat gebruikt, mag de aansluitkabel niet in contact ko-
men met de hete kookplaat. De isolatie van de kabel zou beschadigd
kunnen raken.
Zout, suiker of zandkorrels (bijvoorbeeld van groente) kunnen
krassen veroorzaken, als ze onder de pan komen. Zorg dat de kera-
mische glasplaat en de panbodem schoon zijn, voordat u het kook-
gerei op de kookplaat plaatst.
Laat geen voorwerpen op de keramische plaat vallen. Zelfs een
licht voorwerp zoals een zoutvaatje kan scheuren of barsten veroor-
zaken.
Hete voorwerpen op het display kunnen de elektronica eronder
beschadigen. Zet nooit hete pannen op het display.
Als suiker, suikerhoudende spijzen, kunststof of aluminiumfolie op
de hete kookplaat belanden en smelten, beschadigen deze bij het af-
koelen de keramische glasplaat. Schakel het toestel onmiddellijk uit
en schraap de stof met een kookplaatkrabber meteen grondig van
de kookplaat. Trek hierbij ovenwanten aan. Reinig de keramische
glasplaat na met een reinigingsmiddel voor keramisch glas zodra de
glasplaat is afgekoeld.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
12
Door drooggekookte pannen kan de keramische plaat beschadigd
raken. Houd daarom altijd toezicht op de kookplaat!
Gebruik alleen pannen met een gladde bodem. Een ruwe bodem
kan krassen op de keramische plaat veroorzaken.
Til pannen op als u ze wilt verplaatsen. U voorkomt zo vlekken
door wrijving en krassen.
Vanwege de snelle reactietijd kan de temperatuur in zeer korte tijd
de zelfontbrandingstemperatuur van olie en vet bereiken. Houd
voortdurend toezicht op de kookplaat tijdens het gebruik.
Verhit vetten en olie maximaal 1 minuut en gebruik daarvoor nooit
de booster.
Alleen voor personen met een pacemaker: In de directe omgeving
van de ingeschakelde kookplaat ontstaat een elektromagnetisch
veld. Het is niet waarschijnlijk dat dit veld de werking van de pace-
maker nadelig beïnvloedt. Neem bij twijfel contact op met de fabri-
kant van de pacemaker of met uw arts.
Het elektromagnetische veld van het ingeschakelde kookvlak kan
de werking van magnetiseerbare voorwerpen beïnvloeden. Er mogen
zich geen kredietkaarten, opslagmedia, zakrekenmachines enz. in de
onmiddellijke omgeving van het ingeschakelde kookvlak bevinden.
Metalen voorwerpen die in een lade onder de kookplaat worden
bewaard, kunnen heet worden als u de kookplaat lang en intensief
gebruikt. Bewaar daarom geen metalen voorwerpen in een lade die
zich direct onder de kookplaat bevindt.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
13
De kookplaat is voorzien van een koelventilator. Als zich onder de
ingebouwde kookplaat een lade bevindt, moet er voldoende afstand
tussen de inhoud van de lade en de onderkant van de kookplaat zijn,
zodat de toevoer van koellucht voor de kookplaat is gewaarborgd.
Bewaar geen scherpe en kleine voorwerpen of papier in de lade. De-
ze voorwerpen kunnen via de ventilatieopeningen in de behuizing te-
rechtkomen of aangezogen worden en zo de koelventilator bescha-
digen of de koeling negatief beïnvloeden.
Plaats nooit twee pannen tegelijk op een kook- of braadzone.
Als de pan slechts gedeeltelijk op de kook- of braadzone staat,
kunnen de handgrepen eventueel heel heet worden.
Plaats de pan altijd in het midden van de kook- of braadzone.
Bij inbouw van meerdere ProLine-elementen:
hete voorwerpen kunnen de afdichting van de verbindingsstrip be-
schadigen. Plaats daarom geen hete pannen in de buurt van de ver-
bindingsstrip.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
14
Reiniging en onderhoud
De stoom van een stoomreiniger kan terechtkomen op onderdelen
die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken.
Gebruik voor het reinigen van de kookplaat nooit een stoomreiniger.
Schakel de kookplaat niet in als deze boven een pyrolyse-oven of
-fornuis is ingebouwd en de pyrolysefunctie actief is, omdat de over-
verhittingsbeveiliging van de kookplaat zou kunnen reageren (zie de
betreffende hoofdstuk).
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu
15
Recycleerbare verpakking
De verpakking behoedt het toestel voor
transportschade. Er werd milieuvriende-
lijk en recycleerbaar verpakkingsmateri-
aal gekozen.
Door hergebruik van verpakkingsmateri-
aal wordt er op grondstoffen bespaard
en wordt er minder afval geproduceerd.
Uw vakhandelaar neemt de verpakking
in het algemeen terug.
Uw toestel afdanken
Oude elektrische en elektronische toe-
stellen bevatten meestal nog waarde-
volle materialen. Ze bevatten echter ook
stoffen, mengsels en onderdelen die
nodig zijn geweest om de toestellen
goed en veilig te laten functioneren.
Wanneer u uw oude toestel bij het ge-
wone afval doet of er op een andere
manier niet goed mee omgaat, kunnen
deze stoffen schadelijk zijn voor de ge-
zondheid en het milieu. Doe uw oude
toestel daarom nooit bij het gewone
huisafval.
Lever het in bij een gemeentelijk inza-
meldepot voor elektrische en elektro-
nische apparatuur, bij uw vakhandelaar
of bij Miele. U bent wettelijk zelf verant-
woordelijk voor het wissen van eventue-
le persoonlijke gegevens op het af te
danken toestel.
Bij de aankoop van uw nieuw toestel
heeft u een bijdrage betaald. Die wordt
volledig gebruikt voor de toekomstige
recyclage van dat toestel. Dat bevat
trouwens nog waardevol materiaal.
Door te recycleren wordt er dan ook
minder verspild en vervuild.
Als u vragen heeft omtrent het afdanken
van uw oud toestel, neem dan contact
op met
de handelaar bij wie u het kocht
of
de firma Recupel,
telefoon 02 706 86 10,
website: www.recupel.be
of
uw gemeentebestuur als u uw toestel
naar een containerpark brengt.
Zorg er ook voor dat het toestel intus-
sen kindveilig wordt bewaard voor u het
laat wegbrengen.
Overzicht
16
Kookplaat
CS 1212-1
a
Kookzone met TwinBooster
b
Kookzone met Booster
c
Display met kookzone-indicatie
d
Symbool voor kookzonetoewijzing
e
Controlelampjes
f
Bedieningsknop voor de achterste kookzone
g
Bedieningsknop voor de voorste kookzone
Overzicht
17
CS 1221-1
a
Kookzone met TwinBooster
b
Display met kookzone-indicatie
c
Controlelampjes
d
Bedieningsknoppen
Overzicht
18
CS 1222
a
Braadzone met TwinBooster
b
Kookzone met Booster
c
Display met kookzone-indicatie
d
Symbool voor kookzonetoewijzing
e
Controlelampjes
g
Bedieningsknop voor de voorste kookzone
h
Bedieningsknop voor de achterste kookzone
Indicatoren
B
l
Aan/uit-indicator
m
Boosterindicatie
n
Restwarmte-indicator
Overzicht
19
Symbolen bedieningsknoppen
Symbool Beschrijving
0 Kookzone uit
Warmhoudstand
1–9 Vermogensstanden
B I Booster met 1 stand
B I/II TwinBooster met 2 standen
Display
Symbool Beschrijving
Ontbrekende of ongeschikte pannen (zie het hoofdstuk
“Inductie”, paragraaf “Werking”)
Kookstartautomaat geactiveerd
Booster/stand 1 TwinBooster geactiveerd
 Stand 2 TwinBooster geactiveerd
Vergrendeling geactiveerd
 /  Veiligheidsuitschakeling (zie het hoofdstuk “Veiligheids-
functies”, paragraaf “Veiligheidsuitschakeling”)
Oververhittingsbeveiliging (zie het hoofdstuk “Veilig-
heidsfuncties”, paragraaf “Oververhittingsbeveiliging”)
Overzicht
20
Kookzones
Kookzone CS 1212-1
Øin cm* Vermogen in Watt bij 230 V**
10–16 Normaal
Booster
1400
2200
16–23 Normaal
TwinBooster, stand 1
TwinBooster, stand 2
2300
3000
3700
Totaal 3700
* Binnen het aangegeven bereik kunt u pannen met een willekeurige bodemdiameter ge-
bruiken.
** Het aangegeven vermogen kan variëren afhankelijk van de grootte en het materiaal van
de gebruikte pannen.
CS 1221-1
Øin cm* Vermogen in Watt bij 230 V**
18–28 Normaal
TwinBooster, stand 1
TwinBooster, stand 2
2600
3000
3700
* Binnen het aangegeven bereik kunt u pannen met een willekeurige bodemdiameter ge-
bruiken.
** Het aangegeven vermogen kan variëren afhankelijk van de grootte en het materiaal van
de gebruikte pannen.
Overzicht
21
Kookzone CS 1212-1
Øin cm* Vermogen in Watt bij 230 V**
10–16 Normaal
Booster
1400
2200
14–20 Normaal
TwinBooster, stand 1
TwinBooster, stand 2
1850
2500
3000
20x30 Normaal
TwinBooster, stand 1
TwinBooster, stand 2
2300
3000
3700
Totaal 3700
* Binnen het aangegeven bereik kunt u pannen met een willekeurige bodemdiameter ge-
bruiken.
** Het aangegeven vermogen kan variëren afhankelijk van de grootte en het materiaal van
de gebruikte pannen.
Het toestel voor het eerst in gebruik nemen
22
Plak het typeplaatje dat bij de docu-
mentatie gevoegd is op de daarvoor
bestemde plaats in het hoofdstuk
“Service”.
Verwijder eventueel aanwezige be-
schermfolies en stickers.
Kookplaat voor de eerste keer
reinigen
Wis uw kookplaat voor het eerste ge-
bruik af met een vochtige doek en
droog het dan af.
Kookplaat voor de eerste keer
in gebruik nemen
Als u het apparaat voor het eerst aan-
sluit en na een stroomstoring lichten
gedurende ca. 1 seconde alle con-
trolelampjes op. Zodra deze lampjes
gedoofd zijn, kunt u het apparaat in
gebruik nemen.
De onderdelen van metaal worden met
een onderhoudsmiddel beschermd. Als
het toestel voor het eerst in gebruik
wordt genomen, ontstaan daardoor
geuren en eventueel ook damp. Ook
door de verwarming van de inductie-
spoelen wordt tijdens de eerste ge-
bruiksuren een geur afgegeven. Bij ie-
der verder gebruik wordt de geur min-
der en ze verdwijnt uiteindelijk volledig.
De geur en de eventueel optredende
damp wijzen niet op een verkeerde aan-
sluiting of een defect en zijn ook niet
schadelijk voor de gezondheid.
Denk eraan dat de opwarmtijd bij in-
ductiekookplaten veel korter is dan bij
de gebruikelijke kookplaten.
Inductie
23
Werking
Onder een inductiekookzone bevindt
zich een inductiespoel. Als u een kook-
zone inschakelt, genereert deze spoel
een magneetveld waardoor de bodem
van de pan heet wordt. De kookzone
zelf wordt alleen indirect verwarmd door
de stralingswarmte van de pan.
Het inductieprincipe werkt alleen bij
pannen met een magnetiseerbare bo-
dem (zie het hoofdstuk “Inductie”, para-
graaf “De juiste pannen”). Het systeem
houdt automatisch rekening met de
grootte van de gebruikte pan.
Op de kookzone-indicatie verschijnt het
symbool als:
u een kookzone zonder pan of met
een ongeschikte pan (met niet-mag-
netiseerbare bodem) inschakelt,
de bodemdiameter van de pan te
klein is,
u de pan van een ingeschakelde
kookzone haalt.
Als u binnen 3 minuten een geschikte
pan op de kookzone zet, verdwijnt en
kunt u gewoon doorgaan.
Als u geen of een ongeschikte pan
plaatst, wordt de kookzone na 3 minu-
ten automatisch uitgeschakeld. Op de
kookzone-indicatie knippert afgewis-
seld met.
Verbrandingsgevaar door hete
voorwerpen.
Als het toestel ingeschakeld is, als u
het kookveld per ongeluk inschakelt
of als het nog warm is van het koken,
bestaat het risico dat metalen voor-
werpen die op de kookplaat liggen
heet worden.
Gebruik de kookplaat nooit als werk-
blad.
Schakel de kookzones na gebruik uit
door de bedieningsknop op 0 te zet-
ten.
Inductie
24
Geluiden
Bij gebruik van een inductiekookplaat
kunnen in het kookgerei allerlei geluiden
ontstaan. De geluiden zijn afhankelijk
van het materiaal en de constructie van
de bodem van het kookgerei.
Op een hoge vermogensstand kan het
toestel een bromgeluid veroorzaken. Dit
geluid neemt af of verdwijnt als u een
lagere vermogensstand instelt.
Bij pannen met een bodem die uit ver-
schillende materialen bestaat (bijvoor-
beeld een sandwichbodem) kan een
knetterend geluid optreden.
Er kan een fluitend geluid ontstaan als
de met elkaar verbonden kookzones
(zie hoofdstuk “Bediening”. paragraaf
“Booster”) tegelijk zijn ingeschakeld en
op de kookzones pannen staan met een
bodem die uit verschillende materialen
bestaat (bijvoorbeeld een sandwichbo-
dem).
Vooral bij lage vermogensstanden kun-
nen bij elektronische schakelingen klik-
geluiden optreden.
Er kan een zoemend geluid ontstaan als
de ventilator wordt ingeschakeld. De
ventilator koelt de elektronica als u de
kookplaat intensief gebruikt. Ook nadat
u het toestel heeft uitgeschakeld, kan
de ventilator doorlopen.
Inductie
25
De juiste pannen
Geschikt zijn pannen van:
roestvrij staal met een magnetiseer-
bare bodem,
geëmailleerd staal,
gietijzer
Niet geschikt zijn pannen van:
roestvrij staal met een niet-magneti-
seerbare bodem,
aluminium of koper,
glas, keramiek of aardewerk
Als u niet zeker weet of een pan ge-
schikt is voor inductie, houdt u een
magneet tegen de bodem van de pan.
Als de magneet hecht, is de pan in prin-
cipe geschikt.
Wanneer u niet de juiste pannen ge-
bruikt, verschijnt op de kookzone-indi-
catie het symbool .
De kwaliteit van de bodem van de pan
kan het bereidingsresultaat beïnvloeden
(bijvoorbeeld het bruin worden van pan-
nenkoeken):
Kies voor een optimaal gebruik van
de kookzone een pan met een pas-
sende bodemdiameter (zie het hoofd-
stuk “Kookzones”). Wanneer de pan
te klein is, wordt deze niet herkend
en verschijnt op de kookzone-indica-
tie het symbool .
Gebruik alleen pannen met een glad-
de bodem. Een ruwe bodem kan
krassen op de keramische plaat ver-
oorzaken.
Til pannen op als u ze wilt ver-
plaatsen. U voorkomt zo vlekken
door wrijving en krassen.
Houd er bij de aanschaf rekening
mee dat pannenfabrikanten vaak de
maximale diameter of de diameter
aan de bovenkant vermelden. Van
belang is echter alleen de (meestal
kleinere) bodemdiameter.
Tips om energie te besparen
26
Bereid gerechten zoveel mogelijk al-
leen in gesloten potten of pannen.
Dat voorkomt dat onnodig warmte
ontwijkt.
Gebruik voor een kleine hoeveelheid
een kleine pan. Voor een kleine pan is
minder energie nodig dan voor een
grote, niet geheel gevulde pan.
Gebruik zo weinig mogelijk water.
Schakel na het aankoken of aanbra-
den op tijd terug naar een lagere ver-
mogensstand.
Gebruik een snelkookpan om de be-
reidingstijd te verkorten.
Tabel vermogensstanden
27
Vermogens-
stand
Warmhouden
Boter smelten
Gelatine oplossen
Smelten van chocolade
1-2
Rijstepap, havermoutpap maken 2
Kleine hoeveelheden vloeistof opwarmen
Rijst wellen
3
Groente ontdooien (in een blok) 3
Graan wellen 3
Verwarmen van vloeibare en halfvaste gerechten
Bereiden van een omelet en van spiegeleieren zonder korst
Fruit blancheren
4
Deegwaren wellen 4
Groente, vis stoven 5
Diepvriesproducten ontdooien en verwarmen 5
Eieren behoedzaam bakken (zonder oververhitting van het vet) 6
Aankoken van grote hoeveelheden, bijv. eenpansgerechten, ge-
bonden saus of roomsaus maken, bijv. witte-wijnsaus of sauce
hollandaise
6-7
Vis, schnitzel, braadworst behoedzaam bakken (zonder overver-
hitting van het vet)
6-7
Poffertjes, pannenkoeken, etc. bakken 7
Aanbraden van stoofgerechten 8
Grote hoeveelheden water koken
Aankoken
9
De gegevens zijn richtwaarden. Het vermogen van de inductiespoel varieert naargelang de
grootte en het materiaal van de bodem van de pan. Voor uw pannen kunnen de vermogens-
standen dus enigszins afwijken. Bepaal door praktisch gebruik de optimale instellingen voor
uw pannen. Stel voor nieuwe pannen waarvan u de gebruikseigenschappen niet kent de
vermogensstand één stand lager in dan aangegeven.
Bediening
28
Bedieningsknoppen
De bedieningsknoppen mogen niet over
de standen BI of BI/II heen op stand 0
worden gezet.
Inschakelen
Brandgevaar door oververhitte
voedingsmiddelen.
Als u voedingsmiddelen niet in de
gaten houdt, kunnen deze oververhit
raken en in brand vliegen.
Houd voortdurend toezicht op de
kookplaat tijdens het gebruik.
Denk eraan dat de opwarmtijd bij in-
ductiekookplaten veel korter is dan
bij de gebruikelijke kookplaten.
Draai de bedieningsknop naar rechts
op de gewenste vermogensstand.
Het controlelampje licht op. Nadat een
bepaalde temperatuur is bereikt, licht
ook de restwarmte-indicatie op.
Uitschakelen
Draai de bedieningsknop naar links
op0.
Als alle kookzones uitgeschakeld zijn,
dooft het controlelampje.
Restwarmte-indicator
Als een kookzone heet is, brandt na het
uitschakelen de restwarmte-indicator.
De indicator dooft pas, als u de kookzo-
nes zonder gevaar kunt aanraken.
Verbrandingsgevaar door hete
kookzones.
Na het beëindigen van het kookpro-
ces zijn de kookzones heet.
Raak de kookzones niet aan als de
restwarmte-indicatie nog brandt.
Bediening
29
Kookstartautomaat
Als de kookstartautomaat geactiveerd
is, warmt de kookzone automatisch met
het hoogste vermogen op (aankoken)
en schakelt dan naar de ingestelde ver-
mogensstand (doorkookstand) terug.
De aankooktijd hangt van de ingestelde
doorkookstand af (zie tabel).
Activeren
Draai de bedieningsknop naar links
en houd deze zo lang in die positie,
totdat op de kookzone-indicatie
verschijnt.
Draai de bedieningsknop nu meteen
naar rechts op de gewenste door-
kookstand.
De doorkookstand moet binnen 5se-
conden na de activering van de kook-
startautomaat worden ingesteld.
U kunt de doorkookstand binnen 10
seconden na het activeren van de
kookstartautomaat wijzigen.
Als u de bedieningsknop te lang vast-
houdt, wordt de vergrendeling geacti-
veerd en verschijnt op de kookzone-
indicatie.
Tijdens de bereidingstijd (zie tabel)
brandt op de kookzone-indicatie.
Deactiveren
Stel een andere vermogensstand in.
Doorkookstand Aankooktijd
[min : sec]
1 ca. 0:15
2 ca. 0:15
3 ca. 0:25
4 ca. 0:50
5 ca. 2:00
6 ca. 5:50
7 ca. 2:50
8 ca. 2:50
9
Bediening
30
Booster
De kookzones hebben een booster met
één stand of een TwinBooster met twee
standen (zie “Overzicht – Kookplaat”).
Met de booster kan een hoger vermo-
gen worden geleverd om snel grote
hoeveelheden te kunnen verwarmen,
bijv. grote hoeveelheden water voor het
koken van pasta. Dit hoger vermogen is
maximaal 10 minuten actief. Na afloop
van de boostertijd wordt de kookzone
automatisch naar vermogensstand 9 te-
ruggezet.
Bij kookplaten met 2 kookzones: u kunt
de booster niet tegelijk voor beide
kookzones gebruiken.
Bij kookplaten met 4 kookzones: u kunt
de booster voor maximaal twee kook-
zones tegelijk gebruiken.
Kookzones zijn in paar verbonden om
de boosterfunctie van het nodige ver-
mogen te voorzien.
Gedurende de boostertijd wordt aan de
verbonden kookzone een deel van het
vermogen onttrokken. Dit heeft een van
de volgende uitwerkingen:
aankoken wordt uitgeschakeld
de vermogensstand wordt verlaagd
de verbonden kookzone wordt uitge-
schakeld.
Als de vermogensstand wordt ver-
laagd, knippert op de kookzone-indi-
catie de verlaagde vermogensstand
afwisselend met.
Als de verbonden kookzone wordt uit-
geschakeld, knippert op de kookzone-
indicatie afgewisseld met.
Bediening
31
Booster inschakelen
Draai de bedieningsknop naar rechts
via stand 9 naar stand B I en weer te-
rug naar stand 9.
Op de kookzone-indicatie verschijnt,
op de indicatorB.
TwinBooster inschakelen, stand 1
Draai de bedieningsknop naar rechts
via stand 9 naar stand B I/II en weer
terug naar stand 9.
Op de kookzone-indicatie verschijnt,
op de indicatorB.
TwinBooster inschakelen, stand 2
Draai de bedieningsknop naar rechts
via stand 9 naar stand B I/II en weer
terug naar stand 9.
Op de kookzone-indicatie verschijnt,
op de indicatorB.
Draai de bedieningsknop opnieuw
naar rechts via stand 9 naar stand B
I/II en weer terug naar stand 9.
Op de kookzone-indicatie verschijnt .
Booster/TwinBooster uitschakelen
Stel een andere vermogensstand in.
Het boostersymbool en B gaan uit.
Bediening
32
Warmhouden
De warmhoudstand is niet bedoeld
voor het opwarmen van reeds afge-
koelde gerechten. De warmhoudstand
is voor het warmhouden van ge-
rechten meteen na de bereiding.
De maximale warmhoudtijd bedraagt
2uur.
Houd levensmiddelen uitsluitend
warm in een pan. Dek de pan af met
een deksel.
Roer regelmatig in stevige gerechten
en dikke vloeistoffen (eenpansge-
recht, stevige maaltijdsoep).
De voedingswaarde van een gerecht
neemt gedurende de bereiding af.
Tijdens het warmhouden neemt de
voedingswaarde verder af. Beperk de
warmhoudtijd zoveel mogelijk.
Warmhoudstand instellen
Draai de bedieningsknop naar rechts
op .
Beveiligingen
33
Vergrendeling
U kunt de vergrendeling alleen active-
ren als alle kookzones uitgeschakeld
zijn.
Om te vermijden dat iemand de kook-
zones per vergissing inschakelt, is de
kookplaat uitgerust met een vergrende-
ling.
Wanneer er een vermogensstand wordt
ingesteld terwijl de vergrendeling is ge-
activeerd, verschijnt gedurende 3 se-
conden op het display.
Activeren
Draai de (buitenste) rechter bedie-
ningsknop naar links tot aan de aan-
slag en houd deze zo totdat op het
display verschijnt.
Deactiveren
Draai de (buitenste) rechter bedie-
ningsknop naar links tot aan de aan-
slag en houd deze zo totdat dooft.
Automatische uitschakeling
De veiligheidsuitschakeling (automa-
tische uitschakeling) wordt geactiveerd
als een kookzone ongewoon lang in ge-
bruik is. De tijdspanne hangt van de ge-
kozen vermogensstand af. Als deze is
overschreden, wordt de kookzone uit-
geschakeld en knippert in het display
in afwisseling met . Als u de kookzone
uit- en inschakelt, is deze weer klaar
voor gebruik.
Beveiligingen
34
Oververhittingsbeveiliging
Alle inductiespoelen en de koellichamen
van de elektronica zijn voorzien van een
oververhittingsbeveiliging. Voordat de
inductiespoelen of de koellichamen
oververhit raken, leidt de oververhit-
tingsbeveiliging tot één van de vol-
gende reacties:
Een ingeschakelde booster wordt uit-
geschakeld.
De ingestelde vermogensstand wordt
verlaagd.
De kookzone wordt automatisch uit-
geschakeld. Op de kookzone-indica-
tie verschijnt .
Andere kookzones worden automa-
tisch uitgeschakeld.
Schakel de betreffende kookzone(s)
uit.
Als de kookzone niet wordt uitgescha-
keld, knippert in het betreffende kook-
zonedisplay in afwisseling met.
U kunt de kookzone gewoon weer in
gebruik nemen als de foutmelding is
verdwenen.
De oververhittingsbeveiliging wordt ge-
activeerd wanneer:
leeg kookgerei wordt verhit;
vet of olie op een hoge vermogens-
stand wordt verhit;
de onderkant van de kookplaat niet
voldoende geventileerd wordt;
een hete kookzone na een stroom-
storing weer wordt ingeschakeld.
Reageert de oververhittingsbeveiliging
opnieuw nadat de oorzaak is weggeno-
men, neem dan contact op met de
klantendienst.
Reiniging en onderhoud
35
Verbrandingsgevaar door hete
kookzones.
Na het beëindigen van het kookpro-
ces zijn de kookzones heet.
Schakel de kookplaat uit.
Laat de kookzones afkoelen voordat
u de kookplaat reinigt.
Schade door indringend vocht.
De stoom van een stoomreiniger kan
terechtkomen op onderdelen die on-
der spanning staan en kortsluiting
veroorzaken.
Reinig de kookplaat nooit met een
stoomreiniger.
Alle oppervlakken kunnen verkleuren
of veranderen wanneer u onge-
schikte reinigingsmiddelen gebruikt.
De oppervlakken zijn krasgevoelig.
Verwijder resten van reinigingsmid-
delen onmiddellijk.
Gebruik geen schuurmiddelen of rei-
nigingsmiddelen die krassen kunnen
veroorzaken.
Laat het ProLine-element afkoelen,
voordat u het reinigt.
Reinig het ProLine-element en de ac-
cessoires na elk gebruik.
Veeg het ProLine-element na het rei-
nigen met een vochtige doek weer
droog om kalkresten te voorkomen.
Ongeschikte reinigingsmidde-
len
Om beschadigingen aan de oppervlak-
ken te voorkomen, mogen de volgende
middelen niet voor de reiniging worden
gebruikt:
afwasmiddelen
soda-, alkali-, ammoniak-, zuur- of
chloridehoudende reinigingsmiddelen
kalkoplossende reinigingsmiddelen
vlek- en roestverwijderaars;
schurende reinigingsmiddelen zoals
schuurpoeder, schuurmiddelen,
schuursponsjes
oplosmiddelhoudende reinigingsmid-
delen
reinigingsmiddelen voor afwasauto-
maten;
grill- en ovensprays;
glasreinigers;
schurende harde borstels en spons-
jes (zoals pannensponsjes) of ge-
bruikte sponsjes die nog resten
schuurmiddel bevatten
vlekkensponsjes;
Reiniging en onderhoud
36
Keramische plaat
Keramische plaat reinigen
Schade door scherpe voor-
werpen.
De afdichtingstape tussen de kook-
plaat en het werkplad kan worden
beschadigd.
De afdichtingstape tussen de kera-
mische glasplaat en het frame kan
worden beschadigd.
Gebruik geen scherpe voorwerpen
tijdens het reinigen.
Met een afwasmiddel worden niet al-
le verontreinigingen en resten verwij-
derd. Er ontstaat een onzichtbare
film die tot verkleuringen van het ke-
ramische glas leidt. Deze verkleu-
ringen kunnen niet meer worden ver-
wijderd.
Reinig het keramische oppervlak re-
gelmatig met een speciaal reinigings-
middel voor keramisch glas.
Verwijder alle grove verontreinigingen
met een vochtige doek. Vastgekoekte
verontreinigingen verwijdert u met
een kookplaatkrabber.
Reinig het keramische oppervlak ver-
volgens met het Miele-reinigingsmid-
del voor keramische glasplaten en
roestvrij staal (zie het hoofdstuk “Bij
te bestellen accessoires”, onder “Rei-
nigings- en onderhoudsmiddelen”) of
met een ander geschikt reinigings-
middel voor keramische glasplaten.
Gebruik hierbij keukenpapier of een
schone doek. Breng het reinigings-
middel niet op hete keramsiche op-
pervlakken aan aangezien er vlekken
kunnen ontstaan. Houdt u zich aan
de aanwijzingen van de fabrikant van
het reinigingsmiddel.
Verwijder de resten van het reini-
gingsmiddel met een vochtige doek
en droog het keramische oppervlak
vervolgens.
Reinigingsmiddelresten kunnen anders
inbranden en de keramische plaat
aantasten. Let erop dat u alle resten
verwijdert.
Verwijder vlekken van kalkresten,
water en aluminium met het reini-
gingsmiddel voor keramische platen
en roestvrij staal.
Verbrandingsgevaar door hete
kookzones.
Tijdens het kookproces zijn de kook-
zones heet.
Trek ovenhandschoenen aan voordat
u resten suiker, kunststof of alumini-
umfolie met een kookplaatkrabber
van het hete keramische oppervlak
verwijdert.
Als er suiker, kunststof of alumini-
umfolie op het hete keramische op-
pervlak terechtkomt, schakel de
kookplaat dan uit.
Schraap deze stoffen onmiddellijk,
als ze dus nog heet zijn, met een
kookplaatkrabber grondig weg.
Reinig het keramische oppervlak ver-
volgens als het afgekoeld is zoals te-
voren beschreven.
Reiniging en onderhoud
37
Roestvrijstalen rand / bedie-
ningspaneel
Reinig de rand en het bedieningspa-
neel met een sponsdoekje, wat af-
wasmiddel en warm water.
U kunt voor de reiniging ook een reini-
gingsmiddel voor keramische kookpla-
ten en roestvrij staal gebruiken. De op-
pervlakken blijven langer schoon als u
daarnaast nog een onderhoudsmiddel
voor roestvrij staal gebruikt (zie “Bij te
bestellen accessoires”).
Gebruik op delen met een opdruk
geen reinigingsmiddel voor kera-
mische kookplaten en roestvrij staal
en geen reinigingsmiddel voor roest-
vrij staal.
Hierdoor kan de opdruk worden aan-
getast.
Reinig de betreffende delen uitslui-
tend met een sponsdoekje, wat af-
wasmiddel en warm water.
Bedieningsknoppen
Reinig de bedieningsknoppen met
een sponsdoekje, wat afwasmiddel
en warm water. Laat hardnekkig vuil
eerst inweken.
Maak de bedieningsknoppen met een
schone doek droog.
Nuttige tips
38
De meeste storingen en defecten, die bij het dagelijks gebruik kunnen optreden,
kunt u zelf verhelpen. U bespaart daarmee niet alleen tijd, maar ook kosten, omdat
u Miele niet hoeft in te schakelen.
De volgende tabellen helpen u de oorzaken van een probleem te achterhalen en te
verhelpen.
Probleem Oorzaak en oplossing
De kookzones worden
niet heet.
De kookplaat heeft geen stroom.
Controleer of de zekering van de elektrische instal-
latie doorgeslagen is. Neem contact op met een
elektricien of met de klantendienst van Miele (mini-
male sterkte van de zekering: zie typeplaatje).
Er is mogelijk sprake van een technische storing.
Draai de bedieningsknop op stand 0.
Maak de kookplaat ca.1minuut spanningsvrij.
Doe dit als volgt:
schakel de schakelaar van de betreffende zeke-
ring uit of draai de zekering eruit;
schakel de verliesstroomschakelaar uit.
Schakel daarna de zekering resp. de verlies-
stroomschakelaar weer in. Kunt u de kookplaat
dan nog niet gebruiken, neem dan contact op met
een elektricien of met de klantendienst van Miele.
Bij de nieuwe kookplaat
komen geurtjes en
damp vrij.
De metalen onderdelen worden met een onderhouds-
middel beschermd. Als het kookveld voor het eerst in
gebruik wordt genomen, ontstaan daardoor geuren en
eventueel ook damp. Ook het materiaal van de induc-
tiespoelen geeft tijdens de eerste gebruiksuren een
geur af. Bij elk volgend gebruik neemt de geurvor-
ming af, totdat u niets meer waarneemt. De geur en
de eventueel optredende damp wijzen niet op een
verkeerde aansluiting of een defect en zijn ook niet
schadelijk voor de gezondheid.
Op het display van een
kookzone knippert het
symbool .
Op de kookzone staat geen pan of een ongeschikte
pan.
Gebruik geschikte pannen (zie hoofdstuk “Induc-
tie”, paragraaf “De juiste pannen”).
Nuttige tips
39
Probleem Oorzaak en oplossing
Op het display van een
kookzone knippert af-
wisselend met de ver-
mogensstand.
De ingestelde vermogensstand is verlaagd, omdat bij
de verbonden kookzone de booster is ingeschakeld
(zie het hoofdstuk “Bediening”, paragraaf “Booster”).
Op het display van een
kookzone knippert af-
wisselend met . De
kookzone is automa-
tisch uitgeschakeld.
Op de kookzone staat al langer dan 3minuten geen
pan of een ongeschikte pan.
Gebruik geschikte pannen (zie het hoofdstuk “In-
ductie”, paragraaf “De juiste pannen”) of schakel
de kookzone uit als u deze niet wilt gebruiken.
De oververhittingsbeveiliging is geactiveerd.
Zie het hoofdstuk “Veiligheidsfuncties”, paragraaf
“Oververhittingsbeveiliging”.
Bij de verbonden kookzone is de TwinBooster op
stand II ingeschakeld.
Op een kookzonedis-
play verschijnt .
De oververhittingsbeveiliging is geactiveerd.
Zie het hoofdstuk “Veiligheidsfuncties”, paragraaf
“Oververhittingsbeveiliging”.
Na het inschakelen van
de kookzone verschijnt
gedurende enkele se-
conden op de kookzo-
ne-indicatie.
De ingebruiknamebeveiliging is geactiveerd.
Deactiveer de vergrendeling (zie het hoofdstuk
“Veiligheidsfuncties”, paragraaf “Vergrendeling”).
Na het inschakelen van
de kookzone verschijnt
gedurende enkele se-
conden op het display.
De kookzone wordt niet
heet.
De demofunctie is geactiveerd.
Draai de rechterbedieningsknop (buitenste knop)
twee keer kort naar links tot aan de aanslag. Daar-
na nog een keer terwijl u deze dan ca. 3 seconden
vasthoudt.
Bij te bestellen accessoires
40
Speciaal voor uw toestellen levert Miele
een uitgebreid assortiment aan toebe-
horen, alsook reinigings- en onder-
houdsmiddelen.
U kunt deze producten heel eenvoudig
via de Miele-webshop bestellen.
De producten zijn ook verkrijgbaar bij
Miele (zie einde van deze gebruiksaan-
wijzing) en bij uw Miele-handelaar.
Reinigingsmiddel voor kera-
mische platen en roestvrij staal
250 ml
Voor het verwijderen van verontrei-
nigingen, kalk- en aluminiumvlekken
Onderhoudsmiddel voor roest-
vrij staal 250 ml
Voor het eenvoudig verwijderen van wa-
terstrepen, vlekken en vingerafdrukken.
Het oppervlak blijft langer schoon.
Microvezeldoekje
Voor het verwijderen van vingerafdruk-
ken en lichte verontreinigingen
Veiligheidsinstructies voor het inbouwen
41
Schade door ondeskundige inbouw.
Het ProLine-element kan beschadigd raken door ondeskundige inbouw.
Laat het ProLine-element uitsluitend inbouwen door een gekwalificeerde vak-
man.
Schade door vallende voorwerpen.
Bij de montage van bovenkastjes of een dampkap kan het ProLine-element be-
schadigd raken.
Plaats het ProLine-element pas na montage van de bovenkastjes en de damp-
kap.
De lijsten en randen van het werkblad moeten met een hittebe-
stendige lijm (100°C) zijn bevestigd, zodat ze niet loslaten of vervor-
men. Ook de wandafdichtstrip moet hittebestendig zijn.
Het ProLine-element mag niet boven koelapparatuur, afwas-, was-
en droogautomaten worden ingebouwd.
Dit ProLine-element mag alleen boven fornuizen en ovens met wa-
semkoeling worden ingebouwd.
De aansluitkabel mag na de inbouw van het ProLine-element niet
in aanraking komen met de beweegbare delen van de keukenele-
menten (zoals een lade) en mag ook niet worden blootgesteld aan
mechanische belastingen.
Neem de veiligheidsafstanden genoemd op de volgende pagina's
in acht.
Alle maten zijn in mm aangegeven.
Veiligheidsafstanden
42
Veiligheidsafstand boven het
ProLine-element
U dient tussen het ProLine-element en
de dampkap die erboven wordt gemon-
teerd de veiligheidsafstand opgegeven
door de fabrikant van de dampkap aan
te houden. Als de specificaties van de
fabrikant ontbreken of als er zich boven
het ProLine-element licht ontvlambare
materialen bevinden (zoals een keuken-
plank), dan moet de afstand minstens
760mm bedragen.
Als er onder een dampkap verschil-
lende ProLine-elementen zijn inge-
bouwd waarvoor verschillende veilig-
heidsafstanden worden genoemd,
kies dan altijd de grootste veilig-
heidsafstand.
Veiligheidsafstanden
43
Veiligheidsafstand achterkant/
zijkant
Bij inbouw van een ProLine-element
mag zich aan de achterkant en aan één
kant (rechts of links) een hoge keuken-
kast of een wand bevinden (zie afbeel-
dingen).
Minimumafstand achteraan van de
werkbladuitsparing tot de achterkant
van het werkblad:
50 mm
Minimale afstand rechts of links
van de werkbladuitsparing tot een er-
naast staand meubelstuk (bijvoorbeeld
een hoge kast) of een wand:
40mm CS 1212, CS 1212-1
CS 1221, CS 1221-1
CS 1234, CS 1234-1
CS 1223
CS 1222
50mm CS 1112
CS 1122
CS 1134
CS 1326
CS 1327
CS 1411
100mm CS 1012, CS 1012-1
CS 1012-2
150mm CS 1421
CS 1312
CS 1322
200mm CS 1034, CS 1034-1
250mm CS 1011, CS 1011-1
CS 1021, CS 1021-1
CS 1018 G
Niet toegestaan
Aan te bevelen
Niet aan te bevelen
Niet aan te bevelen
Veiligheidsafstanden
44
Minimale afstand onderkant
Om de ventilatie van het toestel te kun-
nen waarborgen, moet onder het toestel
een minimale afstand worden aange-
houden ten opzichte van een oven, tus-
senbodem of lade.
De minimale afstand vanaf de onder-
kant van het toestel tot de
bovenkant oven moet 15mm bedra-
gen.
bovenkant tussenbodem moet
15mm bedragen.
bodem lade moet 75mm bedragen.
Tussenbodem
Een tussenbodem onder de kookplaat
is niet noodzakelijk, maar wel toege-
staan.
Voor de aansluitkabel moet aan de ach-
terkant een spleet van 10 mm worden
aangehouden. Voor een betere ventila-
tie van de kookplaat adviseren wij een
spleet van 20 mm.
Veiligheidsafstanden
45
Veiligheidsafstand bij een beklede nis
Als er sprake is van een nisbekleding dient er een minimale afstand tussen de uit-
sparing in het werkblad en de bekleding te worden aangehouden. Bij te hoge tem-
peraturen kunnen materialen beschadigd raken.
Is de bekleding van brandbaar materiaal (zoals hout), dan moet de afstand tus-
sen de uitsparing in het werkblad en de nisbekleding minimaal 50 mm zijn.
Is de bekleding van niet brandbaar materiaal (zoals metaal, natuursteen en kera-
mische tegels), dan moet de afstand tussen de uitsparing in het werkblad en de
nisbekleding minimaal 50 mm min de dikte van de bekleding zijn.
Als de nisbekleding bijvoorbeeld 15 mm dik is, moet de minimale afstand
50 mm -15 mm = 35 mm zijn.
a
Wand
b
Nisbekleding maat x = dikte van de nisbekleding
c
Werkblad
d
Uitsparing in het werkblad
e
Minimale afstand bij
brandbare materialen 50mm
niet brandbare materialen 50mm - maat x
Aanwijzingen voor het inbouwen
46
Afdichting tussen ProLine-ele-
ment en werkblad
Als u voegenkit gebruikt, kunnen het
ProLine-element en het werkblad be-
schadigd raken als het element moet
worden verwijderd. Gebruik daarom
geen voegenkit tussen het ProLine-
element en het werkblad.
De dichting onder de rand van het
toestel is toereikend als afdichting
tussen toestel en werkblad.
Werkblad met tegels
De voegen en het gearceerde ge-
deelte onder de rand van het ProLine-
element moeten glad en vlak zijn, zodat
het ProLine-element gelijkmatig aansluit
en de afdichting onder de rand van de
bovenkant van het apparaat de afdich-
ting met het werkblad waarborgt.
Inbouwmaten
47
CS 1212-1
a
Klemveren
b
Voorkant
c
Inbouwhoogte
d
Inbouwhoogte aansluitkast met aansluitkabel, L = 2000 mm
Inbouwmaten
48
CS 1221-1 / CS 1222
a
Klemveren
b
Voorkant
c
Inbouwhoogte
d
Inbouwhoogte aansluitkast met aansluitkabel, L = 2000 mm
Inbouw van meerdere ProLine-elementen
49
Voorbeeld: 3 ProLine-elementen
a
Klemveren
b
Verbindingsstrips
c
Ruimte tussen verbindingsstrip en werkblad
d
Afdekking
e
Breedte ProLine-element min 8mm
f
Breedte ProLine-element
g
Breedte ProLine-element min 8mm
h
Uitsparing werkblad
Inbouw van meerdere ProLine-elementen
50
Uitsparing werkblad berekenen
De randen van de ProLine-elementen liggen rechts- en linksbuiten telkens 8mm
op het werkblad.
Tel de breedtes van de ProLine-elementen op en trek van de som 16mm af.
Voorbeeld:
288mm + 288mm + 380mm = 956mm - 16mm = 940mm
Afhankelijk van het type zijn de ProLine-elementen 288mm, 380mm of 576mm
breed (zie het hoofdstuk “Inbouwmaten”).
Verbindingsstrips
Bij inbouw van meerdere ProLine-elementen moet tussen de afzonderlijke ProLine-
elementen telkens een verbindingsstrip worden geplaatst. De positie van elke ver-
bindingsstrip is afhankelijk van de breedte van het ProLine-element.
Inbouw met werkbladdampkap
Houdt u aan de gebruiks- en montagehandleiding “Werkbladdampkap met ProLi-
ne-elementen” voor wat betreft de uitsparing in het werkblad en de inbouw van de
verbindingsstrips.
Inbouwen
51
Voorbereiding werkblad
Maak de werkbladuitsparing volgens
de afbeelding in het hoofdstuk “In-
bouwmaten” dan wel volgens de be-
rekening (zie het hoofdstuk “Inbouw
van meerdere ProLine-elementen”).
Neem de veiligheidsafstanden in acht
(zie het hoofdstuk “Veiligheidsaf-
standen”).
Werkblad van hout
De snijvlakken van houten werk-
bladen moeten met speciale lak, sili-
conenkit of giethars worden afge-
werkt om te voorkomen dat het werk-
blad door vocht wordt aangetast. Het
dichtingsmateriaal moet temperatuur-
bestendig zijn.
Deze producten mogen niet op het
oppervlak van het werkblad terecht-
komen.
Plaats de klemveren of de verbin-
dingsstrips op de in de afbeel-
dingen aangegeven posities op de
bovenste rand van de uitsparing.
Bevestig de klemveren of de ver-
bindingsstrips met de bijgeleverde
houtschroeven 3,5x25mm.
Inbouwen
52
Werkblad van natuursteen
Voor het bevestigen van de klemveren
of de verbindingsstrips moet u sterk
dubbelzijdig plakband gebruiken (niet
bijgeleverd).
Bevestig het plakband langs de
bovenrand van de uitsparing, zoals
aangegeven op de afbeeldingen.
Leg de klemveren of de verbin-
dingsstrips op de bovenrand van
de uitsparing en druk alles goed aan.
Breng langs de zijranden en de on-
derkant van de klemveren of de
verbindingsstrips siliconenkit aan.
Vul hierna de ruimte tussen de ver-
bindingsstrips en het werkblad
met siliconenkit.
Inbouwen
53
Inbouw met werkbladdampkap
Houdt u aan de gebruiks- en montage-
handleiding “Werkbladdampkap met
ProLine-elementen” voor wat betreft de
plaatsing van de werkbladdampkap en
de ProLine-elementen.
ProLine-element plaatsen
Geleid de aansluitkabel door de uit-
sparing in het werkblad omlaag.
Leg het ProLine-element in de uitspa-
ring van het werkblad (eerst de voor-
kant van het apparaat).
Druk het ProLine-element met beide
handen aan de rand gelijkmatig om-
laag totdat het duidelijk vastklikt.
Zorg ervoor dat de afdichting op het
werkblad rust, zodat de afdichting
met het werkblad gewaarborgd is.
Dicht het ProLine-element in geen
geval extra af met voegenkit (zoals
siliconenkit).
Als de afdichting bij de hoeken niet
goed op het werkblad aansluit, kan de
hoekradius van het werkblad ( R4)
voorzichtig met een decoupeerzaag
nabewerkt worden.
Plaatsen van meerdere ProLine-ele-
menten
Schuif het ingebouwde ProLine-ele-
ment opzij, totdat u de gaten in de
verbindingsstrip kunt zien.
Klik de afdekking in de daarvoor
bestemde gaten van de verbindings-
strip.
Leg het volgende ProLine-element in
de uitsparing van het werkblad (eerst
de voorkant van het apparaat).
Ga verder te werk zoals hiervoor be-
schreven.
Inbouwen
54
ProLine-element aansluiten
Sluit het ProLine-element/de ProLine-
elementen op het elektriciteitsnet
aan.
Controleer of elk ProLine-element
goed functioneert.
ProLine-element eruit tillen
Als het ProLine-element van onder af
niet toegankelijk is, is speciaal gereed-
schap nodig om het te kunnen verwij-
deren.
Als het ProLine-element van onder af
toegankelijk is, kunt u het vanaf die
kant uit het werkblad drukken. Druk
de achterkant er het eerst uit.
Elektrische aansluiting
55
Wij adviseren om het ProLine-element
via een stopcontact op het elektriciteits-
net aan te sluiten. Dit maakt eventuele
werkzaamheden van een technicus ge-
makkelijker. Het stopcontact moet na
de inbouw van het ProLine-element
goed toegankelijk zijn.
Schade door ondeskundige aan-
sluiting.
Door ondeskundig uitgevoerde in-
stallatie-, onderhouds- of reparatie-
werkzaamheden kan de gebruiker
aanzienlijke risico's lopen waarvoor
Miele niet aansprakelijk kan worden
gesteld.
Miele kan niet aansprakelijk worden
gesteld voor schade die wordt ver-
oorzaakt door een ontbrekende of
beschadigde aarddraad (bijvoorbeeld
een elektrische schok).
Laat het ProLine-element door een
elektricien aansluiten op het elektrici-
teitsnet.
De elektricien moet op de hoogte zijn
van de toepasselijke nationale en lo-
kale voorschriften voor elektriciteits-
voorziening en deze in acht nemen.
Er moet na het inbouwen worden ge-
garandeerd dat delen die onder
spanning staan niet kunnen worden
aangeraakt.
Aansluitwaarde
Zie typeplaatje
Aansluiting
AC 230 V / 50Hz
Voordat u het toestel aansluit, dient u
de aansluitgegevens (spanning en fre-
quentie) op het typeplaatje te vergelij-
ken met de waarden van het elektrici-
teitsnet. Deze gegevens moeten beslist
overeenkomen.
Verliesstroomschakelaar
Voor extra veiligheid wordt in de EU-
voorschriften en -richtlijnen voor België
geadviseerd om het ProLine-element
van een verliesstroomschakelaar te
voorzien (30mA).
Elektrische aansluiting
56
Spanningsvrij maken
Gevaar voor elektrische schok
door netspanning.
Tijdens reparatie- en/of onderhouds-
werkzaamheden kan het opnieuw in-
schakelen van de netspanning leiden
tot een elektrische schok.
Zorg dat de netspanning niet per on-
geluk weer kan worden ingescha-
keld.
Als het toestel spanningsvrij moet wor-
den gemaakt, gaat u, afhankelijk van de
situatie, als volgt te werk:
Zekeringen
Draai de zekeringen los en neem deze
uit de houders.
Zekeringautomaten
Druk op de testknop (rood) totdat de
middelste knop (zwart) eruitspringt.
Inbouwzekeringautomaten
(Installatieautomaat, ten minste van
het typeB of C): zet de tuimelschake-
laar van1 (Aan) op 0(Uit).
Verliesstroomschakelaar
Zet de hoofdschakelaar van 1 (Aan)
op 0 (Uit) of druk op de testknop.
Vervangen van de aansluitka-
bel
Gevaar voor elektrische schok
door netspanning.
Als gevolg van een ondeskundig uit-
gevoerde aansluiting bestaat er kans
op een elektrische schok.
Laat de aansluitkabel uitsluitend ver-
vangen door een gekwalificeerde
elektricien.
De aansluitkabel mag alleen door een
speciale kabel van het type H 05 VV-F
(PVC-isolatie) worden vervangen. Een
dergelijke kabel is verkrijgbaar bij de fa-
brikant of Miele Service.
De benodigde aansluitgegevens vindt u
op het typeplaatje.
Klantendienst
57
Contact bij storingen
Voor storingen die u niet zelf kunt verhelpen, waarschuwt u uw Miele-vakhandelaar
of Miele.
Het telefoonnummer van Miele vindt u achter in dit document.
Voor een goede en vlotte afhandeling moet de afdeling Miele-Service weten welk
type toestel u heeft en welk fabricagenummer het heeft. Beide gegevens vindt u
op het typeplaatje.
Typeplaatje:
Plak hier het bijgaande typeplaatje. Controleer of het type toestel overeenkomt met
het type dat op de achterkant van dit document staat.
Garantie
De garantietermijn voor dit toestel bedraagt 2 jaar.
Voor meer informatie zie de bijgevoegde garantievoorwaarden.
Productgegevensbladen
58
Hieronder zijn de gegevensbladen bijgevoegd van de in deze gebruiks- en monta-
gehandleiding beschreven modellen.
Informatie over huishoudelijke elektrische kookplaten
volgens verordening (EU) Nr. 66/2014
MIELE
Identificatie van het model CS 1212-1
Aantal kookzones en/of -gebieden 2
Voor cirkelvormige kookzones of -gebieden: dia-
meter van de nuttige kookoppervlakte per kookzo-
ne
Voor niet-cirkelvormige kookzones of -gebieden:
lengte en breedte van de nuttige kookoppervlakte
per kookzone L/W
1. = Ø 100-160 mm
2. = Ø 160-230 mm
3. =
4. =
5. =
6. =
Energieverbruik per kookzone of -gebied, bere-
kend per kg (EC
elektrisch koken
)
1. = 185,2 Wh/kg
2. = 168,9 Wh/kg
Energieverbruik van de kookplaat, berekend per
kg (EC
elektrische kookplaat
)
177,1 Wh/kg
Informatie over huishoudelijke elektrische kookplaten
volgens verordening (EU) Nr. 66/2014
MIELE
Identificatie van het model CS 1221-1
Aantal kookzones en/of -gebieden 1
Voor cirkelvormige kookzones of -gebieden: dia-
meter van de nuttige kookoppervlakte per kookzo-
ne
Voor niet-cirkelvormige kookzones of -gebieden:
lengte en breedte van de nuttige kookoppervlakte
per kookzone L/W
1. = Ø 180-300 mm
2. =
3. =
4. =
5. =
6. =
Energieverbruik per kookzone of -gebied, bere-
kend per kg (EC
elektrisch koken
)
1. = 170,3 Wh/kg
Energieverbruik van de kookplaat, berekend per
kg (EC
elektrische kookplaat
)
170,3 Wh/kg
Productgegevensbladen
59
Informatie over huishoudelijke elektrische kookplaten
volgens verordening (EU) Nr. 66/2014
MIELE
Identificatie van het model CS 1222
Aantal kookzones en/of -gebieden 2
Voor cirkelvormige kookzones of -gebieden: dia-
meter van de nuttige kookoppervlakte per kookzo-
ne
Voor niet-cirkelvormige kookzones of -gebieden:
lengte en breedte van de nuttige kookoppervlakte
per kookzone L/W
1. = Ø 100-160 mm
2. = Ø 200 / 200x300 mm
3. =
4. =
5. =
6. =
Energieverbruik per kookzone of -gebied, bere-
kend per kg (EC
elektrisch koken
)
1. = 185,2 Wh/kg
2. = 188,7 Wh/kg
Energieverbruik van de kookplaat, berekend per
kg (EC
elektrische kookplaat
)
187,0 Wh/kg
Herstellingen aan huis en andere inlichtingen: 02/451.16.16
nv Miele België
Z.5 Mollem 480
1730 Mollem (Asse)
Internet: www.miele.be
Duitsland
Miele & Cie. KG
Carl-Miele-Straße 29
33332 Gütersloh
M.-Nr. 09 147 950 / 03nl-BE
CS1212-1, CS1221-1, CS1222
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64

Miele CS 1212-1I de handleiding

Categorie
Kookplaten
Type
de handleiding