Renault Megane Handleiding

Type
Handleiding
instructieboekje
MEGANE
Profiteer van de geavanceerde technologie uit de autosport dankzij het speciaal door Renault en
Castrol ontwikkelde assortiment motoroliën dat garant staat voor optimale prestaties en een lange
levensduur van uw Renault.
renault.comAanbevolen door Renault
Castrol,
exclusieve
partner van
Renault
bienvenue à bord de votre véhicule ..........
(page courante)
information et conseils généraux
bienvenue à bord de votre véhicule .....
(page courante)
0.1
NLD_UD57790_1
Bienvenue (JFC - Renault)
Vertaald uit het Frans. Gehele of gedeeltelijke nadruk of vertaling is verboden zonder schriftelijke toestemming van de constructeur van de auto.
Welkom aan boord van uw auto
Dit instructieboekje is tot stand gekomen aan de hand van de gegevens die op het moment van samenstelling van dit boekje bekend waren. In
dit boekje staan alle mogelijke uitrustingen (standaard of optioneel) van dit model beschreven. De aanwezigheid ervan in de auto is af-
hankelijk van de uitvoering, de gekozen opties en het land van aflevering.
Ook kunnen er uitrustingen zijn opgenomen die pas op een later tijdstip in de auto zullen worden toegepast.
De schema’s in de gebruikershandleiding zijn voorzien van voorbeelden.
Wij wensen u een goede reis in uw auto.
In dit instructieboekje worden aanwijzingen gegeven voor de bediening en het onderhoud, zodat u:
uw auto goed leert kennen waardoor u al zijn kwaliteiten, functies en zijn vele mogelijkheden ten volle kunt benutten.
de werking optimaal kunt houden door eenvoudige maar stipt op te volgen onderhoudsvoorschriften.
zonder overbodig tijdverlies zelf kleine storingen kunt verhelpen, waarvoor geen specialist nodig is.
Door dit instructieboekje zorgvuldig te bestuderen, wordt u geïnformeerd over de mogelijkheden en de nieuwe technieken die erin zijn toegepast.
Als sommige punten nog onduidelijk zijn, willen de technici van onze dealers u graag alle verdere informatie geven.
De volgende symbolen kunnen u helpen:
en Deze verschijnen in de auto en geven aan dat u de handleiding moet raadplegen voor informatie over en/of beperkingen voor
handelingen met betrekking tot de uitrusting van uw auto.
Overal in de handleiding verwijst een overdracht naar een pagina.
dit duidt overal in het instructieboekje op een risico, een gevaar of een veiligheidsadvies.
0.2
NLD_UD38235_1
Filler NU (BFB - Renault)
accès
véhicule ................................................
(page courante)
éclairage :
extérieur ...............................................
(page courante)
vitres ..........................................................
(page courante)
pneumatiques ............................................
(page courante)
trappe à carburant .....................................
(page courante)
rétroviseurs ................................................
(page courante)
0.3
NLD_UD60453_1
L’extérieur (BFB - KFB - Renault)
BUITENKANT
Elektrische ruiten 3.29
Wissen voorruit 1.112 en 1.118
Ontwasemen 3.5 en 3.8
Verlichting: werking 1.106
Verlichting: vervangen 5.16
L Tanken van brandstof 1.120
De banden 5.13
Onderhoud van de carrosserie 4.15
Spiegels 1.102
Sleutel/afstandsbediening 1.2
Card 1.6
Portieren vergrendelen/ontgren-
delen 1.14
position de conduite
réglages ...............................................
(page courante)
sièges ........................................................
(page courante)
rangements/aménagements ......................
(page courante)
sécurité enfants .........................................
(page courante)
enfants .......................................................
(page courante)
0.4
NLD_UD60454_1
L’habitacle (BFB - KFB - Renault)
INTERIEUR
De juiste zithouding 1.28
Op de voorplaats(en) 1.20 en 1.23
Hoofdsteunen voor 1.104
Voor de veiligheid van de kinde-
ren 1.43
Opbergruimte, indeling interieur 3.37
Bagageruimte opbergruimte/inde-
ling 3.55
Achterbank 3.45
Hoofdsteun achter 3.43
poste de conduite ......................................
(page courante)
planche de bord .........................................
(page courante)
tableau de bord..........................................
(page courante)
commandes ...............................................
(page courante)
0.5
NLD_UD60455_1
Le poste de conduite (BFB - KFB - Renault)
BESTUURDERSPOSITIE
Instrumentenpaneel 1.66
Knop voor het starten/stoppen van
de motor 2.5
Knoppen boordcomputer 1.83
Snelheidsregelaar
2.89
Snelheidsregelaar
aanpasbaar 2.94
Snelheidsbegrenzer 2.85
Ontgrendelen van de motor-
kap 4.2
Verlichting buitenkant 1.106
Afstellen van het stuurwiel
1.98
Startschakelaar met sleutel
2.3
Verwarming-/
Airconditioningsysteem
3.5
Multimediascherm 3.27
Versnellingshendel. 2.16
Parkeerrem 2.17
Verwarmde stoel(en) 1.20 en
1.23
aides à la conduite.....................................
(page courante)
assistance à la conduite ............................
(page courante)
conduite .....................................................
(page courante)
0.6
NLD_UD60456_1
Les aides à la conduite (BFB - KFB - Renault)
RIJHULPSYSTEMEN
ABS (antiblokkeersysteem)
ESC (elektronische stabiliteitscontrole)
Rembekrachtiging
Hulp bij wegrijden op een helling 2.43
Stoppen en Starten 2.8 Controlesysteem bandenspanning
2.32
Snelheidsbegrenzer 2.85
Lane departure warning 2.49
Dodehoekwaarschuwing 2.60
Detectie van verkeersborden 2.81
Snelheidsregelaar 2.89
Parkeerhulp 2.126
Achteruitrijcamera 2.132
Parkeerhulp 2.140
Waarschuwing veiligheidsafstand 2.67
Rijstrookassistent 2.54
Actieve noodrem 2.71
Adaptieve snelheidsregelaar 2.94
airbags ......................................................
(page courante)
ceintures de sécurité .................................
(page courante)
0.7
NLD_UD60457_1
La sécurité à bord (BFB - KFB - Renault)
VEILIGHEID IN DE AUTO
Voorste Airbags 1.34
Deactiveren van de passagier-
sairbag voorin 1.58
Zijdelingse Airbags 1.41
Autogordels 1.28
ZijruitAirbags 1.41
identification du véhicule ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plaques d’identification véhicule ................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
QR Code ...................................................
(page courante)
identification du moteur .............................
(page courante)
0.8
NLD_UD73259_2
L’identification du véhicule (BFB - KFB - Renault)
EEN AUTO IDENTIFICEREN - ETIKETTEN
Identificatie van de motor
6.4
Beoordeling van een voertuigidentifica-
tienummer 6.2
Bandenspanningsetiketten 2.32
4.13
Identificatieplaatje 6.2
Technische informatie voor de
hulpdiensten 6.3
niveaux ......................................................
(page courante)
batterie.......................................................
(page courante)
0.9
NLD_UD60460_1
Le compartiment moteur (BFB - KFB - Renault)
DE MOTORRUIMTE (periodiek onderhoud)
Motorkap openen 4.2
Koelvloeistof 4.8
Dop motoroliereservoir 4.5
Peilstaaf motorolie 4.4
Ruitensproeiervloeistof 4.8
Remvloeistof 4.8
Accu 4.11
dépannage ................................................
(page courante)
balais d’essuie-vitre ...................................
(page courante)
crevaison ...................................................
(page courante)
fusibles ......................................................
(page courante)
remorquage ...............................................
(page courante)
0.10
NLD_UD60461_1
Les dépannages (BFB - KFB - Renault)
PECHHULP
Vervangen van een/de ruitenwisserblad(en) voorruit
1.112
Vervangen van de
lampen van de koplam-
pen 5.16
Sleeppunt voor 5.39
Vervangen van het ruiten-
wisserblad achter 1.118
Vervangen van de
lampen van de achter-
lichten 5.18
Sleeppunt achter 5.39
Zekeringen 5.28
Lekke band:
De gereedschappen
5.8
Reservewiel 5.2
Verwisselen van een
wiel 5.11
0.11
NLD_UD57436_9
Sommaire Général (X06 - C06 - S06 - X35 - L35 - X44 - C44 - G44 - X45 - H45 - X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - X77 - J77 - F77 - R77 - X81 - J81 - X84 - B84 - C84 - E84 -
Ken uw auto  .................................................................
Rijden  ...........................................................................
Comfort  ........................................................................
Onderhoud  ...................................................................
Praktische tips .............................................................
Technische gegevens  .................................................
Alfabetische inhoudsopgave  .....................................
Hoofdstuk
1
INHOUD
2
3
4
5
6
7
0.12
NLD_UD38235_1
Filler NU (BFB - Renault)
1.1
NLD_UD81448_8
Sommaire 1 (BFB - KFB - Renault)
Hoofdstuk 1: Ken uw auto
Sleutel, afstandsbediening radio: algemene informatie, gebruik, extra portiervergrendeling . . . . . . . . . . . . . . 1.2
Kaart: algemene informatie, gebruik, extra portiervergrendeling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.6
Portieren vergrendelen en ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.14
Portieren openen en sluiten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.17
Automatische portiervergrendeling tijdens het rijden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.19
Autogordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.28
Aanvullende bevestigingsmiddelen: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.34
bij de autogordels voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.34
bij de autogordels achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.40
bescherming zijkant. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.41
Kinderveiligheid: algemene informatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.43
keuze van de bevestiging van het kinderzitje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.46
installatie van het kinderzitje, algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.50
Kinderzitjes: bevestiging met de autogordel of met het ISOFIX-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.52
uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.58
Claxon en lichtsignalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.61
Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.62
Instrumentenpaneel: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.66
boordcomputer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.87
menu voor het personaliseren van de auto-instellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.95
Stuurwiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.98
Stuurbekrachtiging. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.99
Klok en buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.100
Spiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.102
Hoofdsteun – Stoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.104
Afstellen van de koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.105
Verlichting en signalen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.106
Ruitenwissers, ruitensproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.112
Brandstoftank (brandstof tanken) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.120
Reagenstank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.123
clés ............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande de verrouillage ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé/télécommande à radiofréquence
utilisation ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
porte de coffre ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.2
NLD_UD62531_2
Clés / Télécommande à radiofréquence généralité (BFB - KFB - Renault)
1 Vergrendelen van alle portieren
2 Ontgrendelen van alle portieren
3 Contactsleutel, sleutel van het bestuur-
dersportier.
5 Alleen de achterklep vergrendelen/ont-
grendelen.
Afstandsbediening met inklapbaar inzet-
stuk:
4 Vergrendelen/ontgrendelen van het in-
zetstuk van de sleutel. Om het inzetstuk
vrij te maken van zijn houder, drukt u op
de knop 4, het komt vanzelf naar buiten.
Druk op de knop 4 en begeleid het in-
zetstuk tot in zijn houder.
Clé, télécommande à radiofréquence : généralités, utilisation, supercondamnation
SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (1/2)
Gebruik de sleutel alleen waarvoor deze
bedoeld is (en niet bijvoorbeeld als fles-
opener, enz.).
Advies
Stel de afstandsbediening niet bloot aan
warmte, koude of vocht.
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
de ruitbediening, of de portieren te ver-
grendelen, enz..
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
4
1
2
3
5
1
2
3
5
1.3
NLD_UD62531_2
Clés / Télécommande à radiofréquence généralité (BFB - KFB - Renault)
SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (2/2)
Bereik van de FM-
afstandsbediening
Dit wordt beïnvloed door de omgeving: let
er bij het vasthouden van de afstandsbe-
diening op dat de portieren niet per ongeluk
worden vergrendeld of ontgrendeld.
Opmerking: als een portier of de kofferbak
open is of niet goed is gesloten, wordt de
vergrendeling niet uitgevoerd. Er klinkt een
geluidssignaal en de alarm- en zijknipper-
lichten knipperen niet.
Radiostoringen
De werking van de afstandsbediening kan
gestoord worden in de omgeving van een
zendinstallatie of bij gebruik van apparatuur
die werkt op dezelfde frequentie als de af-
standsbediening.
Vervangen, extra sleutel of afstands-
bediening nodig
Ga uitsluitend naar een merkdealer:
het vervangen van een sleutel moet
altijd bij een merkdealer gebeu-
ren, want het systeem moet daarbij
worden gereset met alle sleutels;
afhankelijk van de auto kunt u maxi-
maal vier afstandsbedieningen ge-
bruiken.
Als de afstandsbediening niet werkt:
Controleer of de batterij goed en van het
juiste model is en correct is geplaatst.
De batterijen hebben een levensduur
van ongeveer twee jaar.
De accu vervangen 5.34.
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clés ............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande de verrouillage ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé/télécommande à radiofréquence
utilisation ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.4
NLD_UD62532_2
Clés / télécommande à radiofréquence : utilisation (BFB - KFB - Renault)
Vergrendelen/ontgrendelen van
alleen de achterklep
Druk op de knop 3 om enkel de koffer te ver-
grendelen/ontgrendelen.
FM-AFSTANDSBEDIENING gebruik
De auto kan met de afstandsbediening A
worden vergrendeld of ontgrendeld.
Deze wordt gevoed door een batterij die kan
worden vervangen. 5.34.
Portieren vergrendelen
Druk op de vergrendelknop 1.
De zijknipperlichten en de alarmknipperlich-
ten knipperen twee keer om aan te geven
dat de portieren vergrendeld zijn.
Door twee keer op de 1-knop te drukken
wordt de auto vergrendeld en kunnen de
voor- en achterruiten en het schuifdak (af-
hankelijk van de auto) worden gesloten.
Opmerking: als een portier of de kofferbak
open is of niet goed is gesloten, wordt de
vergrendeling niet uitgevoerd. Er klinkt een
geluidssignaal en de alarm- en zijknipper-
lichten knipperen niet.
AOntgrendelen van de portieren
Met een druk op knop 2 kunnen de portieren
ontgrendeld worden.
Het ontgrendelen wordt aangeduid met
één keer knipperen van de alarmknipper-
lichten en de knipperlichten.
Opmerking: met contact aan en draaiende
motor 2.3, de knoppen van de afstands-
bediening zijn niet geactiveerd.
Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen
van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar brengen door bijvoorbeeld de motor te starten, door
organen te bedienen zoals de ruitbediening, of de portieren te vergrendelen, enz..
Bovendien kan bij warm en/of zonnig weer de temperatuur in het interieur heel erg snel
oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL.
1
2
3
1
2
3
Afhankelijk van de auto worden de bui-
tenspiegels automatisch in-/uitgeklapt
bij het ver-/ontgrendelen van de auto.
1.102.
clés ............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
super condamnation des portes ................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.5
NLD_UD81435_5
Télécommande à radio fréquence : super condamnation (BFB - XFA - Renault)
FM-AFSTANDSBEDIENING: extra portiervergrendeling
Gebruik nooit de extra por-
tiervergrendeling als er nog
iemand in de auto zit.
1
2
1
2
Om de extra
portiervergrendeling in te
schakelen
Drukt u twee keer snel achter elkaar op
knop 1.
Het vergrendelen wordt bevestigd doordat
de alarmknipperlichten en de zijknipperlich-
ten twee keer traag en drie keer snel knip-
peren.
Afhankelijk van de auto worden de buiten-
spiegels automatisch ingeklapt bij het ver-
grendelen van de auto 1.102.
Deactiveren van de extra
portiervergrendeling
Druk op knop 2.
Het ontgrendelen van de portieren ziet u aan
het één keer knipperen van de knipperlich-
ten.
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé de secours ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(page courante)
enfants (sécurité) .......................................
(page courante)
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
porte de coffre ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coffre à bagages ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
décondamnation des portes ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture des portes .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux de jour ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte
utilisation ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.6
NLD_UD73245_3
Carte : généralités (BFB - KFB - Renault)
Carte : généralités, utilisation, supercondamnation
KAART: algemeen (1/3)
Met de kaart kunt u:
de portieren, de achterklep en de tan-
kdopklep vergrendelen/ontgrendelen
(raadpleeg de volgende bladzijdes);
de verlichting inschakelen op afstand van
de auto (raadpleeg de volgende bladzij-
des);
Automatisch op afstand sluiten van de
elektrisch bediende ruiten 3.29 en
het open dak, afhankelijk van de auto.
3.31;
motor starten 2.5.
Actieradius
Controleer of de batterij van het juiste model
en in goede conditie is, en correct geplaatst.
De levensduur is ongeveer twee jaar: moet
worden vervangen als het bericht “Batterij
kaart bijna leeg” op het instrumentenpaneel
wordt weergegeven 5.32.
Bereik van de card
Dit wordt beïnvloed door de omgeving. Let
bij het vasthouden van de kaart op dat u niet
per ongeluk op de knoppen drukt waardoor
de portieren worden vergrendeld of ontgren-
deld.
Opmerking: als een portier of de kofferbak
open is of niet goed is gesloten, wordt de
vergrendeling niet uitgevoerd. Er klinkt een
geluidssignaal en de alarm- en zijknipper-
lichten knipperen niet.
Radiostoringen
De werking van de kaart kan gestoord
worden in de omgeving van een zendinstal-
latie of bij gebruik van apparatuur die werkt
op dezelfde frequentie als de kaart.
Bij lege batterij, kunt u de auto altijd
vergrendelen/ontgrendelen en starten.
1.14 2.5.
1
2
3
4
1 Ontgrendelen van alle portieren.
2 Vergrendelen van alle portieren.
3 Alleen de achterklep vergrendelen/ont-
grendelen.
4 Op afstand inschakelen van de ver-
lichting.
éclairage :
extérieur ...............................................
(page courante)
1.7
NLD_UD73245_3
Carte : généralités (BFB - KFB - Renault)
KAART: algemeen (2/3)
Advies
Stel de kaart niet bloot aan warmte,
koude of vocht.
Berg de card nooit op een plek op waar
deze verbogen of per ongeluk bescha-
digd zou kunnen worden: dit kan bijvoor-
beeld gebeuren als u op de card gaat
zitten als deze in uw achterzak zit.
Vervangen: extra kaart nodig
Als u de kaart verliest of een extra kaart
nodig hebt, kunt u deze bestellen bij een
merkdealer.
Als u een kaart vervangt, moet u met de
auto en alle kaarten naar een merkdea-
ler gaan om het systeem te resetten.
U kunt maximaal vier kaarten per auto
gebruiken.
Functie “verlichting op afstand”
Als u op de knop 4 drukt, gaan de dimlich-
ten en de buitenverlichting gedurende onge-
veer 20 seconden aan. Hiermee kan de auto
op afstand herkend worden, bijvoorbeeld op
een parkeerterrein.
Als u op de knop 4 drukt en deze ingedrukt
houdt gedurende ongeveer twee seconden,
wordt de buitenverlichting ingeschakeld en
klinkt een geluidssignaal.
NB: nog een druk op knop 4 dooft de ver-
lichting.
4
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
1.8
NLD_UD73245_3
Carte : généralités (BFB - KFB - Renault)
Een polsriem plaatsen 7
Schuif de behuizing achter 5 omlaag terwijl
u op de zone A drukt.
Steek de handriem in het onderdeel 8 en
steek het uiteinde van de riem door de gesp.
Plaats de riem bij de opening 6 en sluit het
patroon.
Opmerking: controleer of de diameter van
het riemkoordje 7 past in de opening 6.
Steek nooit gereedschap zoals een
schroevendraaier in de opening 6.
KAART: algemeen (3/3)
8
A
5
6
7
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte
mains libres ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte
utilisation ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
décondamnation des portes ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture/ouverture :
des portes ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture des portes .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
accès
véhicule ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
commandes
des portes/ouvrants .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(page courante)
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.9
NLD_UD72309_3
Carte mains libres : utilisation (BFB - KFB - Renault)
HANDSFREE KAART: gebruik (1/4)
1
Bewaar de kaart niet op een plaats waar
andere elektronische apparaten (com-
puter, telefoon, enz.) de werking ervan
kunnen verstoren.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Er zijn drie manieren voor het vergrendelen/
ontgrendelen van de auto:
– handsfree, terwijl men naar de auto toe
loopt of ervan wegloopt;
handsfree met behulp van de knop 2 op
de handgreep 1 van een van de voorpor-
tieren;
de kaart gebruiken in de afstandsbedie-
ningsmodus.
De handsfree-functie uit- of
inschakelen
Afhankelijk van de auto kunt u deze functies
uit- of inschakelen:
de auto ontgrendelen terwijl men ernaar
toe loopt en vergrendelen terwijl men
ervan wegloopt;
de auto vergrendelen of ontgrendelen
door te drukken op de knoppen van de
portierhandgreep.
Ook het geluidssignaal dat klinkt als de
auto wordt vergrendeld terwijl men ervan
wegloopt, kan worden uit- of ingeschakeld.
1.95.
2
Laat nooit een kaart in de auto
liggen als u de auto verlaat.
1.10
NLD_UD72309_3
Carte mains libres : utilisation (BFB - KFB - Renault)
HANDSFREE KAART: gebruik (2/4)
Handsfree ontgrendeling bij het
naderen van de auto;
Als de kaart in de toegangszone 3 is, wordt
de auto ontgrendeld. Het ontgrendelen ziet
u aan het één keer oplichten van de knip-
perlichten en de zijknipperlichten.
Handsfree vergrendelen terwijl
men van de auto wegloopt
Als u van de auto wegloopt met de kaart bij
u en met de portieren en achterklep geslo-
ten, wordt de auto automatisch vergrendeld
zodra u de toegangszone 3 verlaat.
N.B.: de afstand waarop de auto vergren-
deld wordt, hangt af van de omgeving.
U kunt zien dat de auto wordt vergrendeld
doordat de alarmknipperlichten tweemaal
knipperen en vervolgens gedurende onge-
veer vier seconden branden; ook hoort u
een geluidssignaal.
Indien de kaart ongeveer 15 minuten binnen
de toegangszone 3 blijft, wordt de vergren-
deling op afstand uitgeschakeld. Om de auto
te vergrendelen drukt u op de knop 2 op de
handgreep 1 of op de knop 5 op de kaart.
De auto kan alleen worden vergrendeld als
de kaart binnen de zone 4 is.
4
3
Afhankelijk van de auto worden de bui-
tenspiegels automatisch in-/uitgeklapt
bij het ver-/ontgrendelen van de auto.
1.102.
5
1.11
NLD_UD72309_3
Carte mains libres : utilisation (BFB - KFB - Renault)
HANDSFREE KAART: gebruik (3/4)
4
Handsfree vergrendelen/
ontgrendelen met knop 2
Druk, met de kaart in gebied 3 en de auto
vergrendeld, op de knop 2 op de hand-
greep 1 op een van de twee voorportieren:
de auto wordt ontgrendeld. Met een druk op
knop 2 wordt ook de hele auto ontgrendeld.
Het ontgrendelen ziet u aan het één keer
oplichten van de knipperlichten en de
zijknipperlichten.
Met een volgende druk op de knop 2 wordt
de auto weer vergrendeld.
U kunt zien dat de auto is vergrendeld door-
dat de alarmknipperlichten tweemaal knip-
peren en vervolgens gedurende ongeveer
vier seconden branden; ook hoort u een ge-
luidssignaal.
Bijzonderheden met betrekking
tot het ontgrendelen
In bepaalde omstandigheden wordt ontgren-
deling bij benadering van de auto uitgescha-
keld:
na acht dagen zonder gebruik van het
voertuig;
als de kaart dicht bij het gebied 3 van het
voertuig blijft gedurende ongeveer vijf mi-
nuten nadat het voertuig is vergrendeld ;
na verschillende keren in de buurt van
het gebied 3 van het voertuig te zijn ge-
weest zonder dat de deur werd ontgren-
deld.
Druk op de knop 2 (handgreep van voorpor-
tier of achterklep) of gebruik de kaart met
afstandsbediening (zie de volgende pagi-
na’s) om het voertuig te ontgrendelen en de
modus opnieuw te activeren.
Bijzonderheden met betrekking
tot handsfree vergrendelen
Nadat de auto is vergrendeld met de hands-
free-functie, moet u ongeveer drie secon-
den wachten voordat u de auto weer kunt
ontgrendelen. Tijdens deze drie seconden
kunt u nagaan of de auto goed vergrendeld
is door aan de handgrepen van de deuren
te trekken.
Opmerking: als een portier of de kofferbak
open is of niet goed is gesloten, wordt de
vergrendeling niet uitgevoerd. Er klinkt een
geluidssignaal en de alarm- en zijknipper-
lichten knipperen niet.
1
2
1.12
NLD_UD72309_3
Carte mains libres : utilisation (BFB - KFB - Renault)
4
7
5
HANDSFREE KAART: gebruik (4/4)
6
Vergrendelen met de kaart
Met de portieren en de bagageruimte geslo-
ten, druk op de knop 5: de auto wordt ver-
grendeld.
U kunt zien dat de auto is vergrendeld door-
dat de alarmknipperlichten tweemaal knip-
peren en vervolgens gedurende ongeveer
vier seconden branden; ook hoort u een ge-
luidssignaal.
Door twee keer op de 5-knop te drukken
wordt de auto vergrendeld en kunnen de
voor- en achterruiten en het schuifdak (af-
hankelijk van de auto) worden gesloten.
Opmerking:
de maximale afstand waarop de auto ver-
grendeld wordt, hangt af van de omge-
ving;
als een portier of de achterklep open is of
niet goed is gesloten, wordt de vergren-
deling niet uitgevoerd. Er klinkt een ge-
luidssignaal en de alarm- en zijknipper-
lichten knipperen niet.
Als de motor draait werken de knoppen
van de card niet.
Gebruik van de card met
afstandsbediening
Ontgrendelen met behulp van de kaart
Druk op de knop 7.
Het ontgrendelen ziet u aan het één keer
oplichten van de knipperlichten en de
zijknipperlichten.
Wanneer de card zich bij een gestarte
motor en na het openen en sluiten van een
deur niet langer binnen de zone 4 bevindt,
waarschuwt de boodschap “Kaart niet gede-
tecteerd” u dat de card zich niet langer in de
auto bevindt. Dit helpt bijvoorbeeld voorko-
men dat u wegrijdt nadat een passagier is
uitgestapt met de card bij zich.
De waarschuwing verdwijnt zodra de card
weer gedetecteerd is.
Vergrendelen/ontgrendelen van
alleen de achterklep
Druk op de knop 6 om enkel de koffer te ver-
grendelen/ontgrendelen.
carte RENAULT
Utilisation .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes/porte de coffre ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
super condamnation des portes ................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.13
NLD_UD80030_3
Carte : super condamnation (BFB - KFB - Renault)
Gebruik nooit de extra por-
tiervergrendeling als er nog
iemand in de auto zit.
KAART: extra portiervergrendeling
21
Als de auto extra portiervergrendeling heeft,
kunnen hiermee de portieren worden ver-
grendeld en niet met de handgrepen aan
de binnenkant van de portieren worden ont-
grendeld (na het inslaan van een ruit om het
portier van binnenuit te openen).
Om de extra
portiervergrendeling in te
schakelen
Drukt u twee keer snel achter elkaar op
knop 2.
Het vergrendelen wordt bevestigd doordat
de alarmknipperlichten en de zijknipperlich-
ten twee keer traag en drie keer snel knip-
peren.
Afhankelijk van de auto worden de buiten-
spiegels automatisch ingeklapt bij het ver-
grendelen van de auto 1.102.
Deactiveren van de extra
portiervergrendeling
Druk op de 1-knop.
Het ontgrendelen van de portieren ziet u aan
het één keer knipperen van de knipperlich-
ten.
ouverture des portes..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture des portes .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
décondamnation des portes ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.14
NLD_UD62542_2
Verrouillage / Déverrouillage des portes (BFB - KFB - Renault)
Verrouillage, déverrouillage des portes
VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (1/3)
Als de afstandsbediening of,
afhankelijk van de auto, de kaart
niet werkt
In bepaalde gevallen werken de FM-
afstandsbediening of de kaart niet:
batterij van de FM-afstandsbediening of
kaart leeg, accu van de auto ontladen,
enz.
gebruik van apparaten die op dezelfde
frequentie als de card werken (mobiele
telefoon, enz.);
de auto bevindt zich in een sterk elektro-
magnetisch veld.
In dat geval is het mogelijk:
afhankelijk van de auto, de in de FM-
afstandsbediening geïntegreerde sleutel
of de in de card geïntegreerde noodsleu-
tel gebruiken om het linker voorportier te
ontgrendelen;
de portieren één voor één met de hand te
vergrendelen;
de schakelaar voor het vergrendelen/ont-
grendelen van de portieren van binnen-
uit te gebruiken (raadpleeg de volgende
bladzijden).
A
1
In de card geïntegreerde sleutel
Met de geïntegreerde 2-sleutel kunt u het
linkervoorportier vergrendelen of ontgrende-
len wanneer de kaart niet werkt.
Toegang tot sleutel 2
Schuif de behuizing achter 1 omlaag terwijl
u op de zone A drukt.
2
1.15
NLD_UD62542_2
Verrouillage / Déverrouillage des portes (BFB - KFB - Renault)
VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (2/3)
Gebruik van de sleutel die in de kaart is
ingebouwd
Steek het uiteinde van de sleutel in de 2
uitsparing 3 onderaan het afdekkapje B
van het linkerportier.
Beweeg het omhoog om het afdek-
plaatje B te verwijderen;
Steek de sleutel 2 in het slot en vergren-
del of ontgrendel het linkervoorportier.
Zodra u zich in de auto bevindt, steekt u de
geïntegreerde sleutel terug in de uitsparing
van de kaart.
6
Handmatig vergrendelen van de
portieren
Verdraai, met open portier, de schroef 6
(met behulp van het uiteinde van de sleutel)
en sluit het portier.
Nu is het portier van buitenaf vergrendeld.
Het openen kan alleen van binnenuit ge-
beuren of met de noodsleutel voor het linker
voorportier.
5
4
Auto’s met sleutel,
afstandsbediening
Gebruik van de sleutel
Steek de sleutel 5 in het slot 4 en vergrendel
of ontgrendel het linkervoorportier.
2
3
B
porte de coffre ...........................................
(page courante)
coffre à bagages ........................................
(page courante)
1.16
NLD_UD62542_2
Verrouillage / Déverrouillage des portes (BFB - KFB - Renault)
VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (3/3)
Schakelaar voor het
vergrendelen/ontgrendelen van
de portieren van binnenuit
De schakelaar 7 bedient gelijktijdig de por-
tieren, de achterklep en de tankdopklep.
Als een portier of de achterklep open is of
niet goed is gesloten, wordt de vergrende-
ling niet uitgevoerd. Er klinkt een geluidssig-
naal en de alarm- en zijknipperlichten knip-
peren niet.
In geval van het vervoer van een voorwerp
met de geopende achterklep, kunt u toch de
andere portieren vergrendelen: motor uit,
druk meer dan vijf secondes op de schake-
laar 7 om de andere de portieren te vergren-
delen.
Vergrendelen van de portieren
zonder kaart of sleutel
Bijvoorbeeld bij een lege batterij of als de
kaart of de sleutel tijdelijk niet werkt, enz.
Druk met de motor uit en een portier (of
achterklep) geopend meer dan vijf secon-
den op de schakelaar 7.
Bij het sluiten van het portier worden alle
portieren en kleppen vergrendeld.
De auto kan alleen van buitenaf worden ont-
grendeld als de kaart zich in de toegangs-
zone van de auto bevindt, of met behulp van
de sleutel.
Controlelampje van de
portiervergrendeling
Met contact aan geeft het controlelampje in
de schakelaar 7 aan of de portieren wel of
niet vergrendeld zijn:
lampje brandt, de portieren zijn vergren-
deld;
lampje uit, de portieren zijn ontgrendeld.
Als u de portieren van buitenaf vergrendelt,
blijft het controlelampje branden en dooft het
daarna.
Laat nooit een sleutel of kaart
in de auto liggen als u de auto
verlaat.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een be-
lemmering kan zijn voor hulpverleners in
geval van nood.
7
alarme sonore............................................
(page courante)
portes.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouverture des portes..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture des portes .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.17
NLD_UD82500_2
Ouverture et fermeture des portes (BFB - KFB - Renault)
Ouverture et fermeture des portes
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (1/2)
Openen van buitenaf
Als de portieren ontgrendeld zijn of als u, af-
hankelijk van de auto, de kaart bij u draagt:
houd de handgreep 1 vast en trek deze naar
u toe.
Openen van binnenuit
Trek aan de portierhandgreep 2.
2
Uit veiligheidsoverwegingen,
mag u de deur alleen openen
en sluiten als de auto stilstaat.
1
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
bijvoorbeeld de ruitbediening, of de por-
tieren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
sécurité enfants .........................................
(page courante)
enfants (sécurité) .......................................
(page courante)
coffre à bagages ........................................
(page courante)
porte de coffre ...........................................
(page courante)
pour la sécurité des enfants ......................
(page courante)
1.18
NLD_UD82500_2
Ouverture et fermeture des portes (BFB - KFB - Renault)
Veiligheid van de kinderen
Een achterportier kan niet van binnenuit
worden geopend als u het knopje 3 omzet.
Controleer of het portier inderdaad niet van
binnenuit geopend kan worden. Herhaal dit
bij het andere achterportier.
3
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (2/2)
Waarschuwing portier vergeten
te sluiten
Als de auto stilstaat, verschijnt het waar-
schuwingslampje op het instrumen-
tenpaneel tezamen met een controlelampje
dat aangeeft welk van de portieren en klep-
pen (portieren, achterklep) open of niet goed
gesloten is.
Zodra de auto ongeveer 20 km/u rijdt, geeft
een waarschuwingslampje aan dat een por-
tier of de achterklep geopend of niet correct
gesloten is. Bovendien verschijnt het bericht
Achterklep open” of “Portier open” en hoort
u een geluidssignaal, 40 seconden lang of
tot het portier of de achterklep wordt geslo-
ten.
Waarschuwingssignaal
verlichting brandt nog
Er klinkt een geluidssignaal bij het openen
van het bestuurdersportier om u te waar-
schuwen dat de lichten nog branden.
Uit veiligheidsoverwegingen,
mag u de deur alleen openen
en sluiten als de auto stilstaat.
condamnation automatique des ouvrants
en roulage..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture des portes .................................
(page courante)
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
ouverture des portes..................................
(page courante)
décondamnation des portes ......................
(page courante)
1.19
NLD_UD60324_1
Condamnation automatique des ouvrants en roulage (BFB - KFB - Renault)
Condamnation automatique des ouvrants en roulage
AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN
De werking van het systeem
Na het wegrijden van de auto, vergrende-
len de portieren automatisch als de auto
een snelheid van ongeveer 10 km/u heeft
bereikt.
De portieren ontgrendelen automatisch
door te drukken op de schakelaar 2 van
de portiervergrendeling;
bij stilstaande auto, door een portier te
openen van in de auto.
NB: na het openen/sluiten van een portier,
vergrendelt dit weer automatisch zodra de
auto 10 km/u rijdt;
Inschakelen/Uitschakelen van
de functie
Voor het inschakelen: druk, bij stilstaande
auto met draaiende motor, op de schake-
laar 2 tot u een geluidssignaal hoort.
Voor het uitschakelen: druk bij stilstaande
auto en draaiende motor op de schakelaar 2
tot u twee geluidssignalen hoort.
U kunt de functie ook in- of uitschakelen
via het menu van het multimediascherm 1
1.95.
Bij een storing
Als u een storing constateert (geen automa-
tische vergrendeling, het lampje in schake-
laar 2 licht niet op bij het vergrendelen van
de portieren), controleer dan of de vergren-
deling niet per ongeluk is uitgeschakeld en
of alle portieren goed gesloten zijn. Als ze
goed gesloten zijn en het probleem aan-
houdt, raadpleeg dan een merkdealer.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een be-
lemmering kan zijn voor hulpverleners in
geval van nood.
1
2
réglage des sièges avant...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges avant
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage de la position de conduite .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
dossier .......................................................
(page courante)
assise de siège ..........................................
(page courante)
lombaires : réglage du siège .....................
(page courante)
1.20
NLD_UD72310_3
Sièges avant à commandes manuelles (BFB - KFB - Renault)
VOORSTOELEN ZONDER ELEKTRISCHE VERSTELLING (1/3)
Afstellen
Stoel vooruit of achteruit schuiven
Trek de handgreep 1 omhoog om te ont-
grendelen. In de gewenste stand laat u de
handgreep los. Controleer of de zitting ver-
grendeld is.
Zitting hoger of lager zetten
Beweeg de hendel 2 zo vaak als nodig is
omhoog of omlaag.
1
2
35
Rugleuning verstellen
Trek de handgreep 3 omhoog tot de rug-
leuning in de gewenste stand staat. In de
gewenste stand laat u de handgreep los.
Controleer of de zitting vergrendeld is.
Om de lendensteun van de stoel te
verstellen
Afhankelijk van de auto:
beweeg de schakelaar 4 naar voren,
naar achteren, naar boven of naar bene-
den.
of
– zet de hendel 5 lager voor een steviger
ondersteuning en hoger voor een zwak-
kere ondersteuning.
Voer deze aanpassingen uit-
sluitend uit als de auto stilstaat.
Voor een optimale wer-
king van de auto-
gordels moet u de rugleuningen niet te
veel achterover zetten.
Laat geen spullen op de vloer (bij de be-
stuurder) liggen. In geval van plotseling
remmen zouden deze onder de pedalen
terecht kunnen komen, waardoor de be-
stuurder deze niet meer goed kan bedie-
nen.
4
1.21
NLD_UD72310_3
Sièges avant à commandes manuelles (BFB - KFB - Renault)
Stand “tafelblad”
Afhankelijk van de auto kan de rugleuning
aan passagierskant neergeklapt worden op
het zitkussen en zo als tafelblad gebruikt
worden.
Druk de hoofdsteun omlaag;
schuif de stoel naar achteren;
– Til de hendel 3 op en zet de rugleuning
zo ver mogelijk naar voren.
Trek aan de handgreep 6 en laat de rug-
leuning helemaal zakken.
VOORSTOELEN ZONDER ELEKTRISCHE VERSTELLING (2/3)
Wanneer de voorste rugleuning
in de tafelstand staat, moet u
de voorste passagiersairbag
deactiveren. 1.58.
Gevaar van ernstige verwonding als
voorwerpen die zijn geplaatst op de rug-
leuning in de tafelstand, worden wegge-
slingerd wanneer de airbagairbag wordt
geactiveerd.
Deze voorschriften staan ook op het
etiket (op het dashboard) en de marke-
ringen (op de voorruit).
6
Maak, voor uw veiligheid, de
vervoerde voorwerpen vast als
de stoel als tafelblad wordt ge-
bruikt.
Als u de passagiersstoel als tafel gebruikt,
mag u de 2 zitplaatsen juist achter deze
stoel niet gebruiken.
Controleer na het afstellen of
de rugleuningen goed zijn ver-
grendeld.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
3
sièges chauffants .......................................
(page courante)
1.22
NLD_UD72310_3
Sièges avant à commandes manuelles (BFB - KFB - Renault)
Terugplaatsen van de stoel
Zorg dat er geen voorwerp het bewegen van
de stoel hindert.
– Trek aan de hendel 6 en zet de rugleu-
ning omhoog, controleer of hij goed ver-
grendeld is;
plaats de zitting terug.
Stoelverwarming
Contact aan:
Door één keer drukken op de schake-
laar 7 van de gewenste stoel schakelt
de stoelverwarming op de hoogste stand
in. Beide geïntegreerde waarschuwings-
lichtjes op de schakelaar gaan branden;
– door een tweede keer te drukken scha-
kelt de stoelverwarming op de laagste
stand in. Eén geïntegreerd waarschu-
wingslampje gaat branden;
druk een derde keer om de verwarming
uit te schakelen.
VOORSTOELEN ZONDER ELEKTRISCHE VERSTELLING (3/3)
7
6
sièges avant
à commandes électriques ....................
(page courante)
réglage position de conduite......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage des sièges avant...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges avant
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dossier .......................................................
(page courante)
lombaires : réglage du siège .....................
(page courante)
assise de siège ..........................................
(page courante)
1.23
NLD_UD72311_2
Sièges avant à commandes électriques (BFB - Renault)
Zitting verstellen
Zitting vooruit of achteruit schuiven
Beweeg de schakelaar 4 naar voren of naar
achteren.
Zitting hoger of lager zetten
Beweeg de achterkant van de schakelaar 4
omhoog of omlaag.
Om de zitting te kantelen
(afhankelijk van de auto)
Beweeg de voorkant van de schakelaar 4
omhoog of omlaag.
VOORSTOEL MET ELEKTRISCHE BEDIENING (1/2)
12
3
Bij auto’s die hiermee zijn uitgerust, kan de
schakelaar 1 worden gebruikt om het menu
Zitplaatsen” op het multimediascherm te
openen (zie de volgende pagina’s).
Rugleuning verstellen
Om de helling van de rugleuning te ver-
stellen, beweegt u de bovenkant van de
schakelaar 2 naar voren of naar achteren.
Lendensteun van de
bestuurdersstoel verstellen
Beweeg de schakelaar 3 naar voren, naar
achteren, naar boven of naar beneden.
4
sièges chauffants .......................................
(page courante)
1.24
NLD_UD72311_2
Sièges avant à commandes électriques (BFB - Renault)
VOORSTOEL MET ELEKTRISCHE BEDIENING (2/2)
Stoelverwarming
Contact aan:
Als u de eerste keer op de schakelaar 5
op de gewenste stoel drukt, wordt de
hoge stand van het verwarmingssysteem
geactiveerd. Beide controlelampjes ver-
schijnen op de schakelaar;
druk een tweede keer op de schakelaar
om de verwarming in de lage stand te
zetten. Slechts één controlelampje ver-
schijnt;
druk een derde keer om de verwarming
uit te schakelen.
5
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Voor een optimale werking van
de autogordels moet u de rug-
leuningen niet te veel achterover zetten.
Laat geen voorwerpen op de vloer (voor
de bestuurder) liggen. In geval van plot-
seling remmen zouden deze onder de
pedalen terecht kunnen komen, waar-
door de bestuurder deze niet meer goed
kan bedienen.
réglage des sièges avant...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges avant
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
massage : siège massant ..........................
(page courante)
1.25
NLD_UD68278_2
Siège avant : fonctionnalités (BFB - Renault)
VOORSTOELEN: werking (1/3)
Massage
U kunt de massagefunctie van de bestuur-
dersstoel inschakelen.
Zie de gebruiksaanwijzing van het multime-
diasysteem voor informatie over de instellin-
gen.
Blader door het menu “Bestuurder” voor
deze items:
Selecteer het soort massage
(“Opwekkend”, “Ontspannen” of
“Lumbaal”).
de intensiteit in te stellen (+ of -);
de snelheid in te stellen (+ of -);
Reset de instellingen die zijn gekozen in
het vervolgmenu 2.
de stoelmassage in of uit te schakelen
(ON of OFF).
Opmerking: de gekozen modus in het
menu MULTI-SENSE kan gevolgen hebben
voor de ingestelde stoelmassage. 3.2.
2
Het bedieningsscherm biedt u afhankelijk
van de auto toegang tot een aantal stoel-
functies.
Voor auto’s die hiermee zijn uitgerust, kunt
u met de schakelaar 1 rechtstreeks naar
het menu “Zitplaatsen” op het multimedia-
scherm gaan.
Zie de gebruiksaanwijzing van het multime-
diasysteem voor meer informatie.
1
Massage ON
Opwekkend Ontspannen Lumbaal
Intensiteit
Snelheid
1.26
NLD_UD68278_2
Siège avant : fonctionnalités (BFB - Renault)
VOORSTOELEN: werking (2/3)
Afstellen
Zie de gebruiksaanwijzing van het multime-
diasysteem voor informatie over de instellin-
gen.
U kunt de volgende elementen in- of uitscha-
kelen:
gemakkelijke toegang van de bestuurder;
– visuele feedback van de huidige bewe-
ging.
Gemakkelijke toegang voor bestuurder
Druk op “ON” of “OFF” om deze functie te
activeren of deactiveren.
Als deze functie geactiveerd is, gaat de stoel
automatisch achteruit als de bestuurder uit-
stapt en keert deze terug in de oorspronke-
lijke stand als de startknop wordt ingedrukt.
Gemakkelijke instap bestuurder
Bediening passagiersstoel door bestuurder
Gemakkelijke instap passagier
Visuele feedback
réglage position de conduite......................
(page courante)
sièges
conducteur : réglage position de cond-
uite .......................................................
(page courante)
sièges
conducteur à mémorisation .................
(page courante)
siège avant
conducteur à mémorisation .................
(page courante)
1.27
NLD_UD68278_2
Siège avant : fonctionnalités (BFB - Renault)
VOORSTOELEN: werking (3/3)
Stand
De zitpositie van de bestuurdersstoel kan
worden opgeslagen.
De zitpositie omvat alle instellingen van het
zitkussen en de rugleuning.
De zitpositie kan worden opgeslagen in het
geheugen en daaruit worden opgeroepen,
door op de knoppen te drukken:
de “handsfree” -card is gedetecteerd;
– bij het openen van het bestuurderspor-
tier.
3
Oproepen van de zitpositie
Zie de gebruiksaanwijzing van het multime-
diasysteem voor het oproepen van de opge-
slagen zitpositie.
N.B.: het oproepen van de opgeslagen zit-
positie wordt onderbroken als u op één van
de knoppen van de afstelling van de stoel
drukt.
Tijdens het rijden, is het niet mogelijk de
geheugenpositie op te roepen.
4
5
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Opslaan van de zitpositie
Stel de bestuurdersstoel af met de schake-
laars 3, 4 en 5 (zie vorige bladzijde).
Zie de gebruiksaanwijzing van het multime-
diasysteem voor informatie over de toegang
tot de opgeslagen zitpositie.
De zitpositie van de bestuurder wordt in het
geheugen opgeslagen.
Visuele feedback
Terugbellen
Opslaan
Gemakkelijke instap bestuurder
Bediening passagiersstoel door bestuurder
Gemakkelijke instap passagier
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage de la position de conduite .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges avant
réglage .................................................
(page courante)
position de conduite
réglages ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.28
NLD_UD81436_4
Ceintures de sécurité (BFB - KFB - Renault)
Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor-
del. Het niet dragen van de gordel is ge-
vaarlijk en strafbaar. Bovendien dient u zich
te houden aan de wetgeving van het land
waarin u zich bevindt
Stel, voordat u start de juiste zithouding
af, en daarna voor alle inzittenden de au-
togordel om de beste bescherming te
krijgen.
Ceintures de sécurité
AUTOGORDELS (1/6)
Een verkeerd afgestelde of ge-
draaide autogordel kan bij een
ongeval letsel veroorzaken.
Gebruik één autogordel per
persoon, kind of volwassene.
Zwangere vrouwen moeten ook hun
gordel dragen. Let in dat geval op dat de
heupgordel niet te veel op de onderbuik
drukt, zonder de gordel te los te dragen.
De juiste zithouding
Ga goed diep in uw stoel zitten (na uw
mantel, jas enz. uitgetrokken te hebben).
Dit is belangrijk voor een goede onder-
steuning van de rug;
verschuif de stoel zodat u makkelijk
bij de pedalen kunt komen. Plaats de
stoel zo ver naar achteren dat u de peda-
len nog net geheel kunt indrukken. Stel
de rugleuning zo af dat u de armen moet
strekken om bij de bovenkant van het
stuurwiel te kunnen komen;
stel de hoofdsteun af. De afstand
tussen de hoofdsteun en uw achterhoofd
moet zo klein mogelijk zijn;
stel de stoelhoogte af. Met deze afstel-
ling kunt u de stoelpositie selecteren die
u zo goed mogelijk zicht biedt op het ver-
keer;
stel de stand van het stuurwiel af.
Zorg ervoor dat de achterbank goed is
vergrendeld zodat de autogordels achter
correct werken. 3.45.
verrouillage ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.29
NLD_UD81436_4
Ceintures de sécurité (BFB - KFB - Renault)
AUTOGORDELS (2/6)
Vergrendelen
Trek de riem langzaam en rustig over u
heen en druk de gesp 3 in de sluiting 5 (con-
troleer de vergrendeling door aan de gesp 3
te trekken).
Als de gordel blokkeert, laat hem dan een
stuk teruggaan en rol hem opnieuw af.
Als de autogordel compleet is geblokkeerd,
trek dan langzaam, maar krachtig, aan de
gordel om deze ongeveer 3 cm naar buiten
te trekken. Laat hem zichzelf oprollen en rol
hem opnieuw af.
Als het probleem aanhoudt, dient u een
merkdealer te raadplegen.
Ontgrendelen
Druk op de knop 4, de gordel wordt door het
oprolmechanisme teruggetrokken. Begeleid
hem.
1
5
3
4
5
2
plaats de schouderriem 1 zo dicht mo-
gelijk bij de basis van de nek zonder dat
deze er daadwerkelijk tegenaan rust (pas
eventueel de hoogte van de veiligheids-
gordel aan, indien aanwezig) en zorg
ervoor dat de borstriem 1 in contact met
de schouder;
plaats de heupgordel 2 zo dat deze plat
op de dijen en tegen het bekken ligt.
De autogordel moet zo direct mogelijk tegen
het lichaam gedragen worden. Bijv.: niet
over te dikke kleding of over ertussen gesto-
ken voorwerpen, enz.
Afstellen van de autogordel
Voor juiste afstelling en plaatsing van de vei-
ligheidsgordels op alle stoelen:
verstel de stoelen (zitpositie en rugleu-
ninghoek indien beschikbaar);
ga goed tegen de rugleuning aan zitten;
1.30
NLD_UD81436_4
Ceintures de sécurité (BFB - KFB - Renault)
Waarschuwing achtergordel niet vastge-
maakt (afhankelijk van de auto)
Het pictogram 6 of 7 (afhankelijk van de
auto) verschijnt op het instrumentenpaneel
wanneer het contact wordt ingeschakeld.
Dit informeert de bestuurder elke keer over
de bevestigingsstatus van elk van de veilig-
heidsgordels achterin:
het contact staat aan;
openen van een portier;
vast- of losmaken van een veiligheidsgor-
del achter.
AUTOGORDELS (3/6)
ßWaarschuwingslampje autogor-
del van de bestuurder vergeten
en, afhankelijk van de auto, van de voor-
passagier
Dit verschijnt op het centrale display wan-
neer het contact wordt ingeschakeld terwijl
de veiligheidsgordel van de bestuurder en/of
de passagier voorin (als de passagiersstoel
bezet is) niet is vastgemaakt.
Als er, afhankelijk van de auto. iemand op
de stoel zit en een van deze twee veilig-
heidsgordels niet is vastgemaakt of wordt
losgemaakt terwijl de auto harder dan circa
20 km/u rijdt, knippert het waarschuwings-
lampje ß en klinkt er gedurende circa
120 seconden een pieptoon.
Opmerking: een voorwerp op de zitting van
de passagiersstoel voor kan soms het waar-
schuwingslampje activeren, afhankelijk van
het voertuig.
6
7
Weergave van pictogram 6 of 7 (afhankelijk
van de auto):
groen lampje: autogordel vastgemaakt;
rood lampje: autogordel niet vastge-
maakt.
1.31
NLD_UD81436_4
Ceintures de sécurité (BFB - KFB - Renault)
Wanneer de voertuigsnelheid minder is
dan ongeveer 20 km/u, verschijnt het picto-
gram 6 of 7 (afhankelijk van de auto) gedu-
rende ongeveer 60 seconden, telkens wan-
neer een van de veiligheidsgordels achter
wordt vast- of losgemaakt.
Als de voertuigsnelheid 20 km/u bereikt of
overschrijdt en een van de veiligheidsgor-
dels achter tijdens de rit wordt losgemaakt:
– knippert het controlelampje op het
centrale display;
en
– klinkt er gedurende ongeveer 30 seconden
een pieptoon;
en
– verschijnt het pictogram 6 of 7 (afhanke-
lijk van de auto) minstens 60 seconden
en wordt de indicator van de betreffende
stoel rood.
AUTOGORDELS (4/6)
Controleer altijd of de passagiers achterin
hun gordel hebben vastgemaakt en of het
aangegeven aantal vastgemaakte gordels
overeenkomt met het aantal bezette zitplaat-
sen achterin.
sièges arrière .............................................
(page courante)
1.32
NLD_UD81436_4
Ceintures de sécurité (BFB - KFB - Renault)
AUTOGORDELS (5/6)
Controleer de plaats en wer-
king van de autogordel achterin
na het kantelen van de achter-
bank.
Autogordels achter 8
Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen
gebeuren op dezelfde manier als bij de voor-
ste gordels.
Hoogteverstelling van de gordel
van de voorstoelen
Verplaats de knop 7 om de hoogte van de
gordel zo af te stellen dat de riem van de
borstkas loopt zoals hiervoor is aangege-
ven. Druk op de knop 7 en zet de veilig-
heidsgordel omhoog of omlaag. Controleer
na het afstellen of de knop weer goed is ver-
grendeld.
7
8
8
1.33
NLD_UD81436_4
Ceintures de sécurité (BFB - KFB - Renault)
De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter.
Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme: gordels, stoelen en de bevestigingen ervan.
Raadpleeg voor speciale gevallen (bv. installatie van een kinderzitje) een merkdealer.
Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes, enz.):
een autogordel die te los zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
Draag nooit de schoudergordel achter de rug of onder de arm langs aan de kant van het portier.
Een autogordel mag nooit door meer personen tegelijk gebruikt worden; sla uw gordel nooit om een baby of een kind heen dat op uw schoot
zit.
De gordel mag niet gedraaid zijn.
Na een botsing moet u de gordels laten controleren en indien nodig vervangen. Gordels die beschadigingen vertonen moeten ook worden
vervangen.
Let er bij het terugplaatsen van de achterbank op dat de autogordels en sluitingen goed zitten zodat deze weer op de juiste wijze kunnen
worden gebruikt.
Let op dat de gesp van de gordel in de juiste sluiting vastzit.
Zorg dat er geen voorwerp in de sluiting van de gordel kan komen waardoor de werking belemmerd wordt.
Zorg dat u de sluiting goed plaatst (deze mag niet verborgen of bedekt worden door of blijven haken achter personen of voorwerpen).
AUTOGORDELS (6/6)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs complémentaires de retenue ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
prétensionneurs de ceintures de sécurité..
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures avant ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prétensionneurs de ceintures
de sécurité avant .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbags ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coussin gonflable
airbag ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prétensionneurs .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.34
NLD_UD62987_2
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (BFB - KFB - Renault)
Dispositifs de retenue complémentaires :
aux ceintures avant
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (1/6)
Afhankelijk van de auto, kunnen deze be-
staan uit:
– gordelspanners van het oprolmecha-
nisme van de autogordel;
gordelspanners van de heupgordel;
krachtbegrenzers voor de bescher-
ming van de borstkas;
airbags bestuurder en passagier
voorin
Deze voorzieningen worden gelijktijdig of af-
zonderlijk, afhankelijk van de ernst van de
aanrijding, geactiveerd bij een frontale bot-
sing.
Afhankelijk van de ernst van de aanrijding,
kan het systeem de volgende middelen ac-
tiveren:
de blokkering van de autogordel;
de gordelspanner van het oprolmecha-
nisme van de autogordel (die in werking
komt om de speling van de autogordel op
te heffen);
de gordelspanner van de heupgordel
drukt de inzittende vast op zijn stoel;
voorin airbag.
Gordelspanners
De gordelspanners dienen ervoor om de
autogordel strak tegen het lichaam te trek-
ken en daardoor de inzittende in zijn stoel
te drukken wat de effectiviteit van de gordel
verhoogt.
Bij contact aan, kan tijdens een ernstige
frontale aanrijding, afhankelijk van de ernst
van de schok, het systeem de volgende on-
derdelen activeren:
de gordelspanner van het oprolmecha-
nisme van de autogordel 1 die de gordel
direct strak trekt;
– De gordelspanner van het oprolmecha-
nisme van de heupgordel 2 van de voor-
stoelen.
Laat al deze veiligheidsvoor-
zieningen controleren na een
aanrijding.
Het is streng verboden zelf
werkzaamheden uit te voeren aan
het gehele systeem (gordelspanners,
airbags, rekeneenheden, bedrading)
of deze in een andere auto over te
zetten.
Om te voorkomen dat het systeem
onopzettelijk wordt geactiveerd en
verwondingen veroorzaakt, mag uit-
sluitend deskundig personeel van de
merkdealer aan de airbags werken.
Het elektrische ontstekingsmecha-
nisme van de gordelspanners mag
uitsluitend door speciaal opgeleid
personeel met speciaal gereedschap
worden gecontroleerd.
Laat de gaspatronen van de gor-
delspanners en de airbags door een
merkdealer verwijderen voordat de
auto wordt gesloopt.
12
1.35
NLD_UD62987_2
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (BFB - KFB - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (2/6)
Krachtbegrenzer
Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok
van de aanrijding komt dit mechanisme in
werking om de kracht die de gordel op het li-
chaam uitoefent te begrenzen tot een draag-
lijk niveau.
Airbags van bestuurder en
passagier voorin
Deze bevinden zich bij de linker en rechter
voorstoel.
De aanwezigheid van deze uitrusting wordt
aangegeven met het woord “airbag" op het
stuurwiel, het dashboard (in de zone van de
airbag A) en, afhankelijk van de auto, een
pictogram aan de onderkant van de voorruit.
Elk airbagsysteem bestaat uit:
een airbag en een gaspatroon in het
stuurwiel voor de bestuurder en in het
dashboard voor de passagier voorin;
een rekeneenheid die het systeem be-
waakt en de elektrische ontsteking van
de gaspatroon bestuurt;
aparte opname-elementen;
een controlelampje å op het instru-
mentenpaneel.
A
Bij het afgaan van de airbag
vindt een explosie plaats.
Daarom komen bij het ont-
plooien van de airbag warmte
en rook vrij zonder enig brandgevaar en
klinkt er een luide knal. De airbag die on-
middellijk naar buiten komt, kan onge-
vaarlijke, lichte schaafwonden of ander
ongemak veroorzaken.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
1.36
NLD_UD62987_2
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (BFB - KFB - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (3/6)
Werking
Het systeem werkt alleen als het contact
aanstaat.
Bij een zware frontale aanrijding, worden
de airbags snel opgeblazen om de klap van
het hoofd en de borstkas van de bestuur-
der tegen het stuurwiel en van de passagier
tegen het dashboard op te vangen. Daarna
lopen de airbags direct weer leeg om het
verlaten van de auto niet te bemoeilijken.
Storingen
å Dit controlelampje licht op bij het
starten van de motor en dooft na ongeveer
drie secondes.
Als het niet oplicht bij het aanzetten van het
contact of als blijft branden, wijst dit op een
storing in het systeem.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
Wacht u hier te lang mee dan betekent dat,
dat de bescherming in de tussenliggende
periode misschien niet optimaal is.
1.37
NLD_UD62987_2
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (BFB - KFB - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (4/6)
De volgende gevallen activeren de gor-
delspanners of airbags.
Bij een frontale botsing tegen een star
(niet-vervormbaar) oppervlak, met een snel-
heid van 25 km/u of hoger.
Bij een frontale botsing met een ander, ge-
lijkaardig of zwaarder voertuig, met een con-
tactzone van meer dan 40% en een snelheid
van 40 km/u of hoger voor de twee voertui-
gen.
Bij een botsing tegen de zijkant door een
ander, gelijkaardig of zwaarder voertuig, met
een snelheid van 50 km/u of hoger.
1.38
NLD_UD62987_2
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (BFB - KFB - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (5/6)
In de volgende voorbeelden kunnen de
gordelspanners of de airbags in werking
treden:
Botsing onder de auto, zoals een stoep-
rand;
gaten in het wegdek;
een val of harde landing;
– stenen.
– ...
In de volgende voorbeelden bestaat het
gevaar dat de gordelspanners ofairbags
niet geactiveerd worden:
botsing van achteren, zelfs een zware;
als de auto omslaat;
– ...
aanrijding tegen de zijkant, aan de voor-
of achterkant van de auto;
– frontale aanrijding, onder de achterkant
van een vrachtwagen;
frontale botsing tegen een obstakel met
een scherpe hoek;
– ...
sécurité enfants .........................................
(page courante)
1.39
NLD_UD62987_2
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (BFB - KFB - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (6/6)
Waarschuwingen met betrekking tot de airbag van de bestuurder
Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop.
Dek de naafdop niet af.
Bevestig geen voorwerpen (speldjes, logo, klokje, telefoonsteun, enz.) op het stuurwiel.
Het stuurwiel mag niet worden gedemonteerd. Uitsluitend speciaal opgeleide monteurs van de merkdealer mogen deze werkzaamheden
uitvoeren.
Ga niet te dicht op het stuurwiel zitten tijdens het rijden: zit met uw armen licht gebogen (zie “De juiste zithouding” 1.28). Zo blijft er vol-
doende ruimte over voor een goede en effectieve bescherming door de werking van de airbag.
Waarschuwingen inzake de passagiers airbag
Plak of bevestig niets op het dashboard (speldjes, logo’s, klokjes, telefoonhouder enz.) in de airbagzone.
Houd de ruimte tussen het dashboard en de voorpassagier vrij (geen dier of pakjes op schoot, geen paraplu of wandelstok tegen het dash-
board zetten).
Laat de passagier nooit zijn voeten op het dashboard of de stoel leggen. Dit kan zeer gevaarlijk zijn. Kom niet te dicht (met knieën, hoofd
of handen) bij het dashboard.
Schakel de aanvullende veiligheidsvoorzieningen van de autogordel van de passagier voorin direct weer in na het verwijderen van een
kinderzitje, om de bescherming van de passagier te garanderen in geval van een botsing.
HET IS VERBODEN EEN KINDERZITJE ACHTERSTEVOREN OP DE PASSAGIERSSTOEL VOOR TE PLAATSEN TENZIJ DE
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VAN DE AUTOGORDEL VAN DE VOORPASSAGIER UITGESCHAKELD ZIJN. 1.58.
Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen
te voorkomen.
dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures arrière ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.40
NLD_UD34299_1
Dispositifs complémentaires aux ceintures arrière (JFC - Renault)
aux ceintures arrière
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ACHTERIN
Krachtbegrenzer
Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok
van de aanrijding komt dit mechanisme in
werking om de kracht die de gordel op het li-
chaam uitoefent te begrenzen tot een draag-
lijk niveau.
Laat al deze veiligheidsvoor-
zieningen controleren na een
aanrijding.
Het is streng verboden zelf
werkzaamheden uit te voeren aan
het gehele systeem (airbags, reken-
eenheden, bedrading) of deze in een
andere auto over te zetten.
Om te voorkomen dat het systeem ten
onrechte in werking komt, mag uit-
sluitend deskundig personeel van de
merkdealer aan de airbags werken.
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue complémentaires
protection latérale ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.41
NLD_UD38970_2
Dispositifs de protection latérale (JFC - BFB - Renault)
de protection latérale
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN BESCHERMING ZIJKANT
Waarschuwingen inzake de zijairbag
 Stoelhoezen: voor de stoelen met airbags zijn speciale stoelhoezen nodig.
Raadpleeg een merkdealer om te weten of dergelijke hoezen leverbaar zijn. Het
gebruik van andere hoezen (of hoezen die bestemd zijn voor een ander model)
kan de goede werking van deze airbags belemmeren en daardoor de veiligheid van de
inzittenden in gevaar brengen.
Plaats voorin geen accessoires, voorwerpen of dieren tussen de rugleuning, het portier
en de interieurbekleding. Dek de rugleuning van de stoel ook nooit af met bijvoorbeeld
kleding of accessoires. De werking van de airbag kan hierdoor belemmerd worden en
verwondingen veroorzaken als de airbag wordt geactiveerd.
Demontage of wijziging van de stoel en de interieurbekleding is verboden, tenzij dit ge-
beurt door deskundig personeel van de merkdealer.
Zijairbags
De zijairbag is aan de kant van het portier
ondergebracht in de rugleuning van de voor-
stoelen en komt in werking om de inzitten-
den te beschermen bij een zware aanrijding
tegen de zijkant.
Zijruitairbags
Deze airbags bevinden zich aan de zijkanten
van de auto en worden geactiveerd langs de
zijruiten bij de voor- en achterdeur om de in-
zittenden te beschermen bij een hevige bot-
sing tegen de zijkant.
Afhankelijk van de auto, herinnert een
pictogram op de voorruit aan de aanwe-
zigheid van de aanvullende veiligheids-
voorzieningen (airbags, gordelspanners
enz.) in het interieur.
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue complémentaires ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.42
NLD_UD38900_2
Dispositifs de retenue complémentaire (JFC - Renault)
AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN
De airbag is een aanvullende bescherming bij het gebruik van de autogordel. Beide organen vormen één veiligheidssysteem. De
gordel moet altijd worden gedragen. Het niet dragen kan bij een ongeval de inzittenden blootstellen aan zeer zware verwondingen
en de gevolgen van de werking van de airbag verergeren.
Bij een botsing, zelfs een zware, tegen de achterkant of bij het over de kop gaan van de auto worden de airbags of de gordelspan-
ners niet altijd geactiveerd. Zware stoten onder de auto veroorzaakt door stoepen, gaten in het wegdek, stenen, kunnen de airbagsystemen
activeren.
Het is streng verboden zelf werkzaamheden uit te voeren aan airbags, gordelspanners (rekeneenheid, bedrading enz.). Deze mogen
uitsluitend door speciaal opgeleide monteurs van de merkdealer worden gecontroleerd en gerepareerd.
Om te voorkomen dat de airbag(s) ten onrechte wordt opgeblazen of juist niet als dat wel nodig zou zijn, mag uitsluitend deskundig perso-
neel van de merkdealer aan het systeem werken.
Laat het airbagsysteem controleren na een aanrijding of (een poging tot) diefstal van de auto.
Als u de auto uitleent of verkoopt, breng de nieuwe berijder/eigenaar dan op de hoogte van deze wbijzonderheden door hem dit instructie-
boekje bij de auto te leveren.
Laat de gaspatro(o)n(en) door een merkdealer verwijderen voordat de auto wordt gesloopt.
Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen
te voorkomen.
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.43
NLD_UD81437_3
Sécurité enfants : généralités (BFB - KFB - Renault)
Sécurité enfants : généralités
KINDERVEILIGHEID: algemeen (1/2)
Vervoer van kinderen
U dient zich te houden aan de wetgeving
van het land waarin u zich bevindt.
Het kind moet, net als een volwassene, altijd
correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht
het traject. U bent verantwoordelijk voor de
kinderen die u vervoert.
Een kind is geen volwassene in miniatuur-
formaat. Het staat bloot aan specifieke let-
selrisico’s doordat de spieren en botten nog
in de groei zijn. De autogordel alleen is niet
geschikt voor het vervoer. Gebruik het juiste
kinderzitje en gebruik het correct.
Een botsing met 50 km/u komt
overeen met een val van
10 meter hoogte.
Het niet vastmaken van een
kind is hetzelfde als het laten spelen
op een balkon zonder balustrade op de
vierde verdieping!
Houd een kind nooit in uw armen.
Bij een ongeluk zal u het niet kunnen
tegenhouden, zelfs niet als u zelf in uw
gordel vastzit.
Als uw auto betrokken is geweest bij een
verkeersongeluk, moet u het kinderzitje
vervangen en de gordels en de ISOFIX
verankeringen laten controleren.
Als u wilt voorkomen dat de
portieren worden geopend, ge-
bruikt u de functie “Kinderslot”.
1.17.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
bijvoorbeeld de ruitbediening, of de por-
tieren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.44
NLD_UD81437_3
Sécurité enfants : généralités (BFB - KFB - Renault)
KINDERVEILIGHEID: algemeen (2/2)
Gebruik van een kinderzitje
De bescherming die het kinderzitje biedt is
afhankelijk van zijn capaciteit om het kind
vast te houden en van de installatie ervan.
Door een verkeerde installatie komt de bes-
cherming van het kind in gevaar bij krachtig
remmen of een botsing.
Controleer voordat u een kinderzitje koopt,
of het voldoet aan de wettelijke eisen van
het land waar u zich bevindt en of het ge-
monteerd kan worden in uw auto. Raadpleeg
een merkdealer om te weten welke zitje ge-
adviseerd worden voor uw auto.
De voorschriften voor het vervoer van kinde-
ren zijn specifiek voor elk land. Het gebruik
van een kinderzitje tijdens het vervoer is af-
hankelijk van de leeftijd en/of de grootte en/
of het gewicht van het kind.
Voor kinderen die geen kinderzitje nodig
hebben: zorg ervoor dat de veiligheidsgor-
del correct is afgesteld en vastgemaakt.
Houd u in elk geval aan de voorschriften van
het land waarin u zich bevindt.
Lees, vóór het monteren van een kinderzitje,
de gebruiksaanwijzing en houd u aan de in-
structies. Neem, bij problemen met het in-
stalleren, contact op met de fabrikant van de
uitrusting. Bewaar de gebruiksaanwijzing bij
het zitje.
Geef het goede voorbeeld door uw
gordel vast te maken en leer uw kind:
– om de veiligheidsgordel goed om te
doen;
in en uit te stappen aan de andere
kant van het verkeer.
Gebruik geen tweedehands kinderzitje
of zonder gebruiksaanwijzing.
Let op dat niets in de buurt van het kin-
derzitje de installatie ervan belemmert.
Laat een kind nooit onbewaakt
achter in de auto.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en aangepast.
Vermijd te dikke kleding waardoor ruimte
tussen de riemen kan ontstaan 1.28.
Zorg ervoor dat uw kind zijn hoofd of
armen niet uit het raam kan steken.
Controleer regelmatig de juiste houding
van het kind, met name als het slaapt.
1.45
NLD_UD72132_3
Sécurité enfants : choix du siège enfant (X61 - X61 électrique - JFC - BFB - KFB - XFA - BJA - Renault)
KINDERVEILIGHEID: keuze van het kinderzitje
Kinderzitje “achterstevoren”
Het hoofd van een baby is, naar verhouding,
zwaarder dan dat van een volwassene en de
nek is zeer kwetsbaar. Vervoer het kind zo
lang mogelijk in deze stand (minstens tot het
2 jaar is). Zo worden het hoofd en de nek
ondersteund.
Kies een omhullend zitje voor een betere
bescherming opzij en vervang het zodra het
hoofd van het kind boven het kuipzitje uit-
steekt.
Kinderzitje “vooruit”
Maximaal 18 kg of 4 jaar, het kind mag in
een voorwaarts gerichte zitje reizen.
Kies het juiste zitje voor het kind: hoofd en
buik zijn de meest kwetsbare lichaamsdelen.
Een vooruit geplaatst kinderzitje dat stevig
in de auto is vastgezet, vermindert het risico
dat het kind zijn hoofd stoot. Vervoer uw kind
in een vooruit geplaatst zitje met een harnas
als de lengte van het kind dat toelaat.
Kies voor een kuipzitje voor een betere zij-
delingse bescherming.
Zittingverhogers
Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op
een zittingverhoger waarmee de autogordel
kan worden aangepast aan zijn lichaams-
bouw. De zitting van de verhoger moet ge-
leiders hebben die de gordel over de heupen
van het kind en niet over de buik laten lopen.
Een in hoogte verstelbare rugleuning met
een gordelgeleider wordt geadviseerd om
de gordel op het midden van de schouder
te plaatsen. Deze mag nooit over de hals of
over de armen lopen.
Kies een omhullend zitje voor een betere be-
scherming opzij.
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
Isofix ..........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges arrière .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
banquette arrière .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.46
NLD_UD60335_1
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (BFB - KFB - Renault)
choix de la fixation du siège enfant
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (1/4)
Er zijn twee bevestigingssystemen voor
kinderzitjes: met de autogordel of met het
ISOFIX systeem.
De autogordel mag nooit los-
gemaakt of verdraaid worden.
Laat de gordel nooit onder de
armen of achter de rug lopen.
Controleer of de gordel niet beschadigd
is door scherpe randen.
Als de autogordel niet normaal werkt,
kan deze het kind niet beschermen.
Raadpleeg een merkdealer. Gebruik
deze zitplaats niet zolang de gordel niet
is gerepareerd.
Gebruik geen kinderzitje dat de
gordel waarmee het vastzit zou
kunnen losmaken: het onder-
stel van het zitje mag niet op
de gesp en/of de sluiting van de gordel
rusten.
Bevestiging met de autogordel
De autogordel moet worden afgesteld om
goed te kunnen werken bij krachtig remmen
of bij een botsing.
Laat de gordel lopen zoals de fabrikant van
het kinderzitje voorschrijft.
Controleer altijd de vergrendeling van de au-
togordel door eraan te trekken en zet hem
daarna zo strak mogelijk door op het kinder-
zitje te drukken.
Controleer of het zitje goed vastzit door het
zitje naar links/rechts en naar voren/achte-
ren te bewegen: het zitje moet stevig vast
blijven zitten.
Controleer of het kinderzitje niet dwars is ge-
ïnstalleerd en niet tegen een ruit rust.
1.47
NLD_UD60335_1
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (BFB - KFB - Renault)
Bevestiging met ISOFIX systeem
Goedgekeurde kinderzitjes ISOFIX zijn ge-
standaardiseerd volgens de huidige regel-
geving als één van de vier onderstaande ge-
vallen van toepassing is:
universeel ISOFIX 3-punts vooruit;
semi-universeel ISOFIX 2-punts;
– Specifiek;
i-Size Met:
een gordel die aan de derde ring van
de betreffende stoel wordt vastge-
maakt;
of een steun die op de vloer van
de auto rust, geschikt voor de goe-
dgekeurde stoel i-Size, met als be-
doeling te voorkomen dat het kinder-
zitje beweegt bij een botsing.
Controleer in het laatste geval of uw kinder-
zitje geïnstalleerd kan worden door de lijst
van geschikte auto’s te raadplegen.
Verander niets aan de onder-
delen van het oorspronkelijk
gemonteerde systeem: gor-
dels, ISOFIX, stoelen en de be-
vestigingen ervan.
Voordat u een ISOFIX kinder-
zitje installeert dat u hebt ge-
kocht voor een andere auto,
moet u nagaan of het geïnstal-
leerd mag worden. Raadpleeg de lijst
van de fabrikant van het zitje waarop
de auto's staan waarin het zitje gebruikt
mag worden.
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (2/4)
Bevestig het kinderzitje met de ISOFIX gren-
dels als het deze heeft. Het ISOFIX systeem
garandeert een gemakkelijke, snelle en vei-
lige montage.
Het ISOFIX systeem bestaat uit 2 ringen en,
in sommige gevallen, een derde ring.
1.48
NLD_UD60335_1
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (BFB - KFB - Renault)
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (3/4)
3
De ISOFIX verankeringen mogen alleen gebruikt worden voor kinderzitjes met
het ISOFIX systeem. Bevestig nooit andere kinderzitjes, noch de gordel of andere
voorwerpen op deze verankeringspunten. Controleer of niets in de weg zit bij de
verankeringspunten.
Als uw auto betrokken is geweest bij een verkeersongeluk, moet u de ISOFIX verankerin-
gen laten controleren en het kinderzitje vervangen.
De derde ring 3 of 4 wordt gebruikt voor het
vastmaken van de bovenste riem van be-
paalde stoelen ISOFIX.
De ringen bevinden zich op de rugleuningen
van de achterstoelen en zijn te herkennen
aan het symbool .
Bevestig in alle gevallen de haak van de
riem aan de bijbehorende ring 3 of 4 en
plaats de stoel in de gewenste stand.
Span de riem zodat de rugleuning van het
kinderzitje goed tegen de rugleuning van de
stoel in de auto is geplaatst.
U moet de riem van het kinder-
zitje aan de bijbehorende ring
bevestigen.
U mag geen ander bevesti-
gingspunt gebruiken.
Controleer of de rugleuning
van het vooruit geplaatste kin-
derzitje goed tegen de rugleu-
ning van de stoel in de auto is
geplaatst. In dit geval rust het kinderzitje
niet altijd op de zitting van de stoel in de
auto.
4
1
2
Bevestiging met ISOFIX systeem
De twee ringen 1 bevinden zich tussen de
rugleuning en de zitting van de stoel en zijn
te herkennen aan een markering. Om het
kinderzitje te plaatsen en te vergrendelen op
de ringen 1, plaatst u de bevestigingen van
het kinderzitje in de geleiders 2.
1.49
NLD_UD60335_1
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (BFB - KFB - Renault)
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (4/4)
3
De derde ring 3 wordt gebruikt voor het vast-
maken van de bovenste riem van bepaalde
stoelen ISOFIX.
U moet de riem van het kinder-
zitje aan de bijbehorende ring
bevestigen.
U mag geen ander bevesti-
gingspunt gebruiken.
Controleer of de rugleuning
van het vooruit geplaatste kin-
derzitje goed tegen de rugleu-
ning van de stoel in de auto is
geplaatst. In dit geval rust het kinderzitje
niet altijd op de zitting van de stoel in de
auto.
Bevestiging met ISOFIX systeem
(4-deurs uitvoering)
De twee ringen 1 bevinden zich tussen de
rugleuning en de zitting van de stoel en zijn
te herkennen aan een markering. Om het
kinderzitje te plaatsen en te vergrendelen op
de ringen 1, plaatst u de bevestigingen van
het kinderzitje in de geleiders 2.
De ISOFIX verankeringen mogen alleen gebruikt worden voor kinderzitjes met
het ISOFIX systeem. Bevestig nooit andere kinderzitjes, noch de gordel of andere
voorwerpen op deze verankeringspunten. Controleer of niets in de weg zit bij de
verankeringspunten.
Als uw auto betrokken is geweest bij een verkeersongeluk, moet u de ISOFIX verankerin-
gen laten controleren en het kinderzitje vervangen.
De ringen bevinden zich achter de achter-
stoelen en zijn te herkennen aan het sym-
bool .
Bevestig de haak van de riem aan de bi-
jbehorende ring 3 en plaats de stoel in de
gewenste stand.
Span de riem zodat de rugleuning van het
kinderzitje goed tegen de rugleuning van de
stoel in de auto is geplaatst.
2
1
2
3
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.50
NLD_UD81438_6
Sécurité enfants : installation du siège enfant, généralité (BFB - Renault)
installation du siège enfant, généralités
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje, algemeen (1/2)
De genoemde types kinderzitjes zijn niet
overal leverbaar. Controleer, voordat u een
ander kinderzitje gebruikt, bij de fabrikant of
het gemonteerd kan worden.
Op zitplaats voorin
Het vervoer van een kind op de plaats van
de voorpassagier is niet in alle landen toe-
gestaan. Raadpleeg de geldende wetgeving
en volg de aanwijzingen van het schema op
de volgende bladzijde.
Voordat u een kinderzitje op deze plaats in-
stalleert (indien dit toegestaan is)
zet de autogordel zo ver mogelijk naar
beneden;
schuif de stoel zo ver mogelijk naar ach-
teren;
– zet de rugleuning enigszins schuin (on-
geveer 25°);
zet de zitting, indien mogelijk, zo ver mo-
gelijk omhoog.
Wanneer het voertuig is uitgerust met een
verstelbare hoofdsteun, moet de hoofdsteun
van de stoel in alle gevallen volledig omhoog
worden gezet zodat deze het kinderzitje niet
hindert. 1.104.
Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin-
derzitjes bevestigd worden Op het schema
op de volgende bladzijde ziet u waar u een
kinderzitje mag bevestigen.
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
Controleer of het kinderzitje
of de voeten van het kind het
goed vergrendelen van de voorstoel niet
belemmeren. 1.20.
Controleer of het kinderzitje, door het in-
stalleren ervan in de auto, niet loskomt
van het onderstel.
Als u de hoofdsteun moet verwijde-
ren, berg deze dan goed op zodat deze
niet in een projectiel kan veranderen bij
krachtig remmen of een botsing.
Maak het kinderzitje altijd goed vast aan
de auto, ook als het niet in gebruik is,
zodat het niet in een projectiel kan ver-
anderen bij krachtig remmen of een bot-
sing.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op deze
stoel plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld
1.58.
Als het kinderzitje is geïnstalleerd en als dit
mogelijk is, verplaatst u de autostoel indien
nodig naar voren (voor de nodige ruimte op
de achterste zitplaatsen voor de passagiers
of andere kinderzitjes). Een kinderzitje dat
achterstevoren staat, mag het dashboard
niet raken of niet in maximale naar voren ge-
schoven positie staan.
Wijzig de andere afstellingen niet meer na
het installeren van het kinderzitje.
1.51
NLD_UD81438_6
Sécurité enfants : installation du siège enfant, généralité (BFB - Renault)
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje, algemeen (2/2)
Zitplaats achterin
Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn-
stalleerd en neemt ten minste twee zitplaat-
sen in beslag. Plaats het hoofd van het kind
aan de tegenover het portier gelegen kant.
Zet de voorstoel van de auto zo ver moge-
lijk naar voren om een kinderzitje achterste-
voren te installeren, en zet deze daarna zo
ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het
kinderzitje komt.
Voor de veiligheid van het vooruit geplaatste
kind, moet u de stoel zo ver mogelijk naar
achteren zetten en de stoel voor het kind
naar voren zetten en de rugleuning recht-
zetten om het contact tussen de stoel en de
benen van het kind te vermijden.
Verwijder altijd de hoofdsteun van de achter-
stoel waarop het kinderzitje wordt geplaatst.
3.43. Zet indien nodig de achterstoel zo
ver mogelijk naar achteren. Dit moet gebeu-
ren voordat u het kinderzitje plaatst.
Controleer of het kinderzitje goed tegen de
rugleuning van de stoel van de auto rust.
Controleer of het kinderzitje
of de voeten van het kind een
goede vergrendeling van de
voorstoel niet belemmeren.
1.20 of 3.45.
Een kinderzitje met vloersteu-
nen mag nooit worden geïn-
stalleerd op de middelste zit-
plaats achterin.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
Om op deze zitplaats een
ISOFIX-kinderzitje te installe-
ren, moet de middelste autogordel eerst
manueel worden losgemaakt voordat u
de grendels vastmaakt.
Installatie van de zittingver-
hoger (groep 2 of 3)
Controleer de werking van de
veiligheidsgordel (rol de gordel
op) 1.28.
Stel de veiligheidsgordel als volgt af:
plaats de schouderriem op de schou-
der van het kind zonder de nek te
raken;
plaats de heupgordel zo dat deze plat
op de dijen en tegen het bekken ligt.
Pas, indien nodig de stand van de auto-
stoel aan.
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag
activation airbags passager avant .......
(page courante)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbags ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.52
NLD_UD81439_3
Sièges enfant : fixation par ceinture de sécurité (BFB - KFB - Renault)
Siège enfant : fixation par ceinture de sécurité ou par système ISOFIX
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (1/3)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
Type kinderzitje Gewicht van het kind Zitplaats voorin
passagier
Zitplaatsen achter
aan de zijkanten
Zitplaats midden
achter
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg X U (2) X
Kuipzitje achterstevo-
ren geplaatst
Groepen 0 of 0 +
< tot 10 kg en tot < 13 kg U (1) (5) U (3) U (3)
Kuipzitje/kinderzitje
achterstevoren
Groepen 0 + en 1
< tot 13 kg en 9 tot 18 kg U (1) (5) U (3) U (3)
Kinderzitje vooruit ge-
plaatst
Groep 1
9 tot 18 kg X U (4) U (4)
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3 15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg X U / B2 (4) X
(1) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje op de passagiersstoel voorin plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld. 1.58.
1.53
NLD_UD81439_3
Sièges enfant : fixation par ceinture de sécurité (BFB - KFB - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (2/3)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor de bevestiging met de gordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel” goedgekeurd zitje; controleer of het
gemonteerd kan worden.
B2 = Stoel geschikt voor bevestiging van een kinderzitje met goedkeuring “B2” met behulp van de autogordel; controleer of het zitje kan worden
gemonteerd.
(2) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind aan de tegen-
over het portier van de auto gelegen kant.
(3) Zet de stoel van de auto indien nodig zo ver mogelijk naar achteren. Zet de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren om een kinderzitje
achterstevoren te installeren, en zet deze daarna zo ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(4) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst. 3.43. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind
te voorkomen.
(5) Zet de stoel van de auto zo ver mogelijk naar achteren en zo hoog mogelijk, en zet de rugleuning lichtjes schuin (ongeveer 25°).
1.54
NLD_UD81439_3
Sièges enfant : fixation par ceinture de sécurité (BFB - KFB - Renault)
Overzicht van de installatie
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (3/3)
³ Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat plaatsnemen of
een kinderzitje installeert.
²Plaats verboden voor het installe-
ren van een kinderzitje.
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
gordel
¬ Plaats toegelaten voor de bevesti-
ging met de gordel van een als “Universeel”
goedgekeurd zitje.
B2: stoel waarop een kinderzitje met “B2”
goedkeuring mag worden bevestigd via de
autogordel.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op deze
stoel plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld
1.58.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.28.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
Isofix ..........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbags ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag
désactivation airbag passager avant ...
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag
activation airbags passager avant .......
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.55
NLD_UD81446_3
sieges enfant : fixation par système isofix (BFB - KFB - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging via het Isofix-bevestigingssysteem (1/3)
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
ISOFIX bevestiging
Plaats waar een ISOFIX kinderzitje
is toegelaten.
± De zitplaatsen achterin zijn voorzien
van een verankering voor de bevestiging
van een universeel ISOFIX kinderzitje voor-
uit. De verankeringen bevinden zich op de
rugleuningen van de achterstoelen.
Overzicht van de installatie
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
²Plaats verboden voor het installe-
ren van dit type kinderzitje.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kin-
derzitje op de passagiersstoel
voorin plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.58.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast. 1.28.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
1.56
NLD_UD81446_3
sieges enfant : fixation par système isofix (BFB - KFB - Renault)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de vorige bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
KINDERZITJES: bevestiging via het Isofix-bevestigingssysteem (2/3)
Type kinderzitje Gewicht van
het kind
Grootte van het
zitje [Gabarit]
Passagiersstoel
voorin
Zitplaatsen achter
aan de zijkanten
Zitplaats midden
achter
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg L1 [F]
L2 [G] X X X
Kuipzitje achterstevo-
ren geplaatst
Groepen 0 of 0 +
< tot 13 kg R1 [E] X IL (1) X
Kinderzitje achterstevo-
ren geplaatst
Groepen 0 + of 1
< tot 13 kg en 9 tot
18 kg
R3 [C]
R2 [D] X IL (1) X
Kinderzitje vooruit ge-
plaatst
Groep 1
9 tot 18 kg
F3 [A]
F2 [B]
F2X [B1]
X IUF - IL (2) X
Zittingverhoger
Groepen 2 of 3
15 tot 25 kg en
22 tot 36 kg B2 X IUF - IL (2) X
Stoel i-Size X i-U X
(1) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje op de passagiersstoel voorin plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld. 1.58.
1.57
NLD_UD81446_3
sieges enfant : fixation par système isofix (BFB - KFB - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging via het Isofix-bevestigingssysteem (3/3)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van een kinderzitje ISOFIX.
IUF/IL = Plaats toegestaan voor bevestiging door middel van ISOFIX-bevestigingen, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als
“Universeel/semi-universeel of specifiek voor een auto”; controleer of het gemonteerd kan worden.
i-U = Geschikt voor i-formaat kinderzitjes in de “universele” categorie vooruit en achteruit geplaatst.
(1) Zet de stoel van de auto indien nodig zo ver mogelijk naar achteren. Zet de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren om een kinderzitje
achterstevoren te installeren, en zet daarna de stoel ervoor zo ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(2) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst. 3.43. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind
te voorkomen.
De grootte van een ISOFIX kinderzitje wordt aangegeven door een letter:
F3, F2, F2X [A, B, B1]: voorwaarts gerichte stoelen van groep 1 (9 tot 18 kg);
R3, R2 [C, D]: achterwaarts gerichte kuipstoelen of stoelen van groep 0+ (minder dan 13 kg) of van groep 1 (9 tot 18 kg);
R1 [E]: achterwaarts gerichte kuipstoelen van groep 0 (onder 10 kg) of 0+ (onder 13 kg);
L1, L2 [F, G]: reiswiegen van groep 0 (minder dan 10 kg);
[B2]: stoelverhogers van groep 2 en 3 (15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg).
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbags ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
désactivation airbag passager avant .........
(jusqu’à la fin de l’UD)
désactivation airbags passager avant .......
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag
activation airbags passager avant .......
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.58
NLD_UD75372_2
Sécurité enfants : désactivation/activation airbag passager avant (BFB - KFB - Renault)
désactivation-activation de l’airbag passager avant
Uitschakelen van de
passagiersairbag voorin
Voordat u een kinderzitje op de passagiers-
stoel voorin installeert:
controleer of het kinderzitje op deze stoel
kan worden geïnstalleerd;
– U moet de airbag uitschakelen bij een
naar achteren geplaatst kinderzitje.
De passagiersairbag voorin
mag alleen worden geacti-
veerd of gedeactiveerd wan-
neer de auto stilstaat met het
contact uit.
Als dit bij rijdende auto gebeurt, lichten
de controlelampjes å en ©
op.
Om de staat van de airbag weer in over-
eenstemming te brengen met de stand
van de grendel, zet u het contact uit en
weer aan.
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (1/3)
Uitschakelen van de l’airbag: druk met
stilstaande auto en contact uit, op de
grendel 1 en draai deze naar stand OFF.
Nadat u het contact weer aangezet hebt,
moet u controleren of het controlelampje
¹ verschijnt op het display 2.
Dit lampje blijft constant branden om u
eraan te herinneren dat u een kinderzitje
kunt gebruiken.
2
1
GEVAAR
Omdat het gevaarlijk is als de
passagiersairbag voorin wordt
geactiveerd als er een kinder-
zitje achterstevoren op de stoel is ge-
plaatst, mag u NOOIT een achterwaarts
gericht bevestigingssysteem voor kin-
deren installeren op een stoel met een
ACTIEVE AIRBAG voorin. Dit kan
de DOOD van het KIND of ERNSTIG
LETSEL tot gevolg hebben.
1.59
NLD_UD75372_2
Sécurité enfants : désactivation/activation airbag passager avant (BFB - KFB - Renault)
3
A
A
Deze voorschriften staan op de markerin-
gen op het dashboard en op de stickers A
op elke kant van de zonneklep van de pas-
sagier 3 (zie het voorbeeld van de sticker
hierboven).
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (2/3)
GEVAAR
Omdat het gevaarlijk is als de
passagiersairbag voorin wordt
geactiveerd als er een kinder-
zitje achterstevoren op de stoel is ge-
plaatst, mag u NOOIT een achterwaarts
gericht bevestigingssysteem voor kin-
deren installeren op een stoel met een
ACTIEVE frontale AIRBAG. Dit kan
de DOOD van het KIND of ERNSTIG
LETSEL tot gevolg hebben.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
1.60
NLD_UD75372_2
Sécurité enfants : désactivation/activation airbag passager avant (BFB - KFB - Renault)
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (3/3)
Storingen
In geval van een storing aan het systeem
voor het in- en uitschakelen van de passa-
giersairbag, is het verboden een achterste-
voren geplaatst kinderzitje op de voorstoel
te gebruiken.
Het gebruik van de voorstoel door een pas-
sagier wordt ook afgeraden.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
Inschakelen van de
passagiersairbag voorin
Zodra het kinderzitje van de passagiersstoel
verwijderd is, moet u de airbag weer inscha-
kelen om de voorpassagier bij een botsing
te beschermen.
Opnieuw starten van de airbag: auto ge-
stopt, contact uit, druk op en draai de gren-
del naar de stand 1 ON.
Als het contact is ingeschakeld, moet u con-
troleren of het ] controlelampje uit is
en of het controlelampje op het dis-
play na elke start 2 gedurende ongeveer
1 minuut brandt.
De passagiersairbag voorin is ingeschakeld.
De passagiersairbag voorin
mag alleen worden geacti-
veerd of gedeactiveerd wan-
neer de auto stilstaat met het
contact uit.
Als dit bij rijdende auto gebeurt, lichten
de controlelampjes å en ©
op.
Om de staat van de airbag weer in over-
eenstemming te brengen met de stand
van de grendel, zet u het contact uit en
weer aan.
2
1
alarme sonore............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
avertisseurs lumineux ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clignotants .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de détresse ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
signal danger .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
warning ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
avertisseur sonore .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
appel
lumineux ..............................................
(page courante)
appel
sonore ..................................................
(page courante)
klaxon ........................................................
(page courante)
avertisseurs sonore et lumineux ................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage :
extérieur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
signalisation éclairage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.61
NLD_UD75380_2
Avertisseurs sonore et lumineux (BFB - KFB - Renault)
Avertisseurs sonores et lumineux
CLAXON EN LICHTSIGNALEN
Claxon
Druk op het midden van het stuurwiel A om
de claxon te laten klinken.
Lichtsignaal
Trek schakelaar 1 naar u toe en laat deze
los om met de koplampen te knipperen.
éAlarmknipperlichten
(waarschuwingssignaal)
Gebruik schakelaar 2. Hierdoor komen de
vier knipperlichten en de zijknipperlichten te-
gelijk in werking.
Gebruik deze alleen als gevaar dreigt om
andere weggebruikers te waarschuwen dat
u gedwongen bent te stoppen op een abnor-
male plaats of zelfs waar dit verboden is, of
bij bijzondere rij- of verkeersomstandighe-
den.
Richtingaanwijzers
Zet de schakelaar 1 in dezelfde richting als
waarin u het stuurwiel wilt bewegen.
Werking van de sneltoets
Verschuif de hendel 1 even omhoog of
omlaag, waarbij u het weerstandspunt niet
overschrijdt, en laat hem dan weer los: de
hendel keert terug naar zijn oorspronkelijke
stand en het betreffende richtingaanwijzer-
lampje knippert drie keer.
A
1
2
commandes ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poste de conduite ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
planche de bord .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.62
NLD_UD75374_2
Poste de conduite direction à gauche (BFB - KFB - Renault)
Poste de conduite
BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (1/2)
5
48911 1
13
26
10 12
7 1 1
25
621 2
16
3
23 20 15
17
19 14
22
24
2
18
21
1.63
NLD_UD75374_2
Poste de conduite direction à gauche (BFB - KFB - Renault)
BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (2/2)
De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
1 Ventilatieroosters.
2 Ventilator opening.
3 Schakelaar voor:
– richtingaanwijzer;
– verlichting;
– Mistachterlicht.
4 BestuurdersstoelAirbag, claxon
5 Instrumentenpaneel
6 Head-up display.
7 Schakelaars:
functiekeuze van de boordcomputer
en van het menu voor het personali-
seren van de auto-instellingen;
afstandsbediening van de radio,
van het navigatiesysteem
8 Schakelaar voor de ruitenwissers en
-sproeiers voor en achter.
9 Bediening van de verwarming of de air-
conditioning.
10 Multimediascherm.
11 Schakelaars voor:
– alarmknipperlichten;
portiervergrendeling.
12 Plaats passagiersAirbag.
13 Dashboardkastje.
14 Schakelaars voor:
stoelverwarming voor;
geventileerde voorstoelen;
inschakelen/uitschakelen, afhan-
kelijk van de auto, van de ECO
-modus;
inschakelen/uitschakelen van de
parkeerhulp
inschakelen/uitschakelen van de
functie Stop and Start;
waarschuwing bij verlaten van rij-
strook.
15 Accessoireaansluiting en multimedia
aansluitingen.
16 Opbergruimte/bekerhouder.
17 Schakelaars voor:
Inschakelen/uitschakelen van de
automatische parkeerrem;
inschakelen/uitschakelen van de
functie AUTOHOLD.
18 knop MULTI-SENSE of RS Drive.
19 Versnellingshendel.
20 Knop voor het starten en stoppen van
de motor (auto’s met kaart)
21 Contactslot (auto’s met sleutel).
22 Hoogte- en diepteverstelling van het
stuurwiel.
23 Hoofdschakelaar en knoppen van de
functies snelheidsregelaar/-begren-
zer, adaptieve snelheidsregelaar en rij-
strookcentrering.
24 Handrem.
25 Knop voor het ontgrendelen van de
motorkap.
26 Schakelaars voor:
verstellen van de koplampen;
regelweerstand instrumentenver-
lichting;
stuurwielverwarming;
ontgrendeling achterklep;
de tankdop losdraaien.
commandes ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poste de conduite ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
planche de bord .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.64
NLD_UD75377_2
Poste de conduite direction à droite (BFB - KFB - Renault)
BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (1/2)
27910 12
2
23 17
19
311
11 8
16
21
14
15
25 13
22
54
16
1
24
18
2
20
1.65
NLD_UD75377_2
Poste de conduite direction à droite (BFB - KFB - Renault)
BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (2/2)
De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
15 Hoogte- en diepteverstelling van het
stuurwiel.
16 Knop voor het starten en stoppen van
de motor (auto’s met kaart)
17 Schakelaars voor:
– alarmknipperlichten;
portiervergrendeling.
18 Versnellingshendel.
19 Opbergruimte/bekerhouders.
20 Schakelaars voor:
Inschakelen/uitschakelen van de
automatische parkeerrem;
inschakelen/uitschakelen van de
functie AUTOHOLD.
21 knop MULTI-SENSE of RS Drive.
22 Accessoireaansluiting en multimedia
aansluitingen.
23 Dashboardkastje.
24 Handrem.
25 Knop voor het ontgrendelen van de
motorkap.
1 Ventilatieroosters.
2 Ontwasemingssleuf
3 Passagiersstoel Airbag
4 Schakelaars voor:
stoelverwarming voor;
geventileerde voorstoelen;
inschakelen/uitschakelen, afhan-
kelijk van de auto, van de ECO
-modus;
inschakelen/uitschakelen van de
parkeerhulp
inschakelen/uitschakelen van de
functie Stop and Start;
lane departure warning.
5 Bediening van de verwarming of de air-
conditioning.
6 Multimediascherm.
7 Schakelaar voor:
– richtingaanwijzer;
– verlichting;
– Mistachterlicht.
8 Hoofdschakelaar en knoppen van de
functies snelheidsregelaar/-begren-
zer, adaptieve snelheidsregelaar en rij-
strookcentrering.
9 Instrumentenpaneel.
10 BestuurdersstoelAirbag, claxon
11 Schakelaars voor:
functiekeuze van de boordcomputer
en van het menu voor het personali-
seren van de auto-instellingen;
afstandsbediening van de radio,
van het navigatiesysteem
12 Schakelaar voor de ruitenwissers en
-sproeiers voor en achter.
13 Schakelaars voor:
verstellen van de koplampen;
regelweerstand instrumentenver-
lichting;
– stuurwielverwarming;
ontgrendeling achterklep;
de tankdop losdraaien.
14 Contactslot (auto’s met sleutel).
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poste de conduite ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
afficheur .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveau de carburant ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins lumineux.......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.66
NLD_UD81440_5
Tableau de bord : témoins lumineux (BFB - KFB - Renault)
Tableau de bord :
B
Als er geen visueel of geluids-
signaal terug komt, geeft het
een storing van het instrumen-
tenpaneel weer. U moet direct
stoppen zonder het overige verkeer in
gevaar te brengen. Zorg dat de auto in-
derdaad goed gestopt is en neem con-
tact op met een merkdealer.
Instrumentenpaneel A, B, C of D: Ver-
schijnt wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend.
Het waarschuwingslampje
® dwingt u, voor uw
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar
te brengen. Stop de motor en start deze
niet opnieuw. Roep de hulp in van een
merkdealer.
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (1/6)
Het oplichten van sommige controlelampjes
gaat vergezeld van een boodschap.
A C
D
feux :
de position ...........................................
(page courante)
feux :
de route ................................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
feux :
indicateurs de direction ........................
(page courante)
feux :
de brouillard .........................................
(page courante)
carburant
remplissage .........................................
(page courante)
1.67
NLD_UD81440_5
Tableau de bord : témoins lumineux (BFB - KFB - Renault)
šControlelampje markeringslicht
áControlelampje grootlicht
kControlelampje dimlicht
fControlelampje mistachterlicht
Controlelampje automatisch
grootlicht 1.106
cControlelampje richtingaanwij-
zers links
bControlelampje richtingaanwij-
zers rechts
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (2/6)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
MWaarschuwingslampje brand-
stofpeil
Het lampje licht geel op wanneer het contact
wordt aangezet of de motor wordt gestart en
dooft na een paar seconden of licht wit op
(afhankelijk van de auto). Als het tijdens het
rijden oranje oplicht met een geluidssignaal:
ga zo snel mogelijk tanken. Er is dan nog
voldoende brandstof over om nog ongeveer
50 km te rijden.
Waarschuwingslampje
Als dit tijdens het rijden rood wordt
en het controlelampje ® verschijnt,
moet u voor de veiligheid stoppen zodra de
verkeersomstandigheden het toelaten. Stop
de motor en start deze niet opnieuw.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Als dit tijdens het rijden geel wordt en het
controlelampje © verschijnt, moet u
zo snel mogelijk een merkdealer raadple-
gen. Rijd ondertussen voorzichtig . Als u
dit advies negeert, loopt u het risico dat uw
auto beschadigd wordt.
®Waarschuwingslampje stop on-
middellijk
Dit gaat branden wanneer het contact wordt
aangezet of de motor wordt gestart en dooft
zodra de motor draait. Het gaat tegelijk
met andere waarschuwingslampjes en/of
boodschap(pen) branden en gaat vergezeld
van een geluidssignaal.
Het dwingt u, voor uw veiligheid, direct te
stoppen zonder het verkeer in gevaar te
brengen. Stop de motor en start deze niet
opnieuw.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Het controlelampje © geeft aan
dat u meteen voorzichtig naar een
merkdealer moet rijden. Als u dit advies
negeert, loopt u het risico dat uw auto
beschadigd wordt.
liquide de freins .........................................
(page courante)
freins
niveau du liquide de freins ...................
(page courante)
batterie.......................................................
(page courante)
huile moteur ...............................................
(page courante)
direction à assistance variable ..................
(page courante)
ABS ...........................................................
(page courante)
1.68
NLD_UD81440_5
Tableau de bord : témoins lumineux (BFB - KFB - Renault)
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (3/6)
ÀWaarschuwingslampje oliedruk
Het licht op bij het aanzetten van
het contact of het starten van de motor en
dooft binnen enkele seconden.
Als het tijdens het rijden gaat branden samen
met het waarschuwingslampje ® en er
een geluidssignaal klinkt, moet u direct stop-
pen en het contact uitzetten.
Controleer het oliepeil. Als het peil normaal
is, is er een andere oorzaak.
Roep de hulp in van een merkdealer.
UWaarschuwingslampje snel-
heidsafhankelijke stuurbekrach-
tiging
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden.
Als het tijdens het rijden oplicht samen met
het waarschuwingslampje ®, duidt dit
op een storing in het systeem.
Roep de hulp in van een merkdealer.
DWaarschuwingslampje storing
remsysteem
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden.
Als het tijdens het remmen gaat branden
met het waarschuwingslampje ® en
er een geluidssignaal klinkt, dan wijst het op
een daling van de hoeveelheid remvloeistof
of een storing aan het remsysteem.
Stop onmiddellijk en raadpleeg een merk-
dealer.
ÚWaarschuwingslampje laad-
stroom
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden.
Als het tijdens het rijden gaat branden samen
met het waarschuwingslampje ® en er
een geluidssignaal klinkt, betekent dit dat
het elektrische circuit onvoldoende of te veel
geladen wordt.
Stop en roep de hulp in van een merkdea-
ler.
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
©Waarschuwingslampje
Dit gaat branden wanneer het
contact wordt aangezet of de motor wordt
gestart en dooft zodra de motor draait.
Het kan tegelijk gaan branden met andere
waarschuwingslampjes en/of boodschap-
pen op het instrumentenpaneel.
Dit betekent dat u zo snel mogelijk, maar
wel voorzichtig, naar een merkdealer moet
rijden. Als u dit advies negeert, loopt u het
risico dat uw auto beschadigd wordt.
xWaarschuwingslampje antiblok-
keersysteem
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden.
Als dit lampje tijdens het rijden oplicht, wijst
dit op een storing in het ABS-systeem.
Er kan dan met de auto worden geremd als
bij een auto zonder ABS. Raadpleeg snel
een merkdealer.
ESC : Contrôle dynamique de conduite ....
(page courante)
antipollution
conseils ................................................
(page courante)
liquide de refroidissement..........................
(page courante)
liquide de refroidissement moteur .............
(page courante)
airbags ......................................................
(page courante)
airbag.........................................................
(page courante)
diesel
particularité des versions Diesel ..........
(page courante)
diesel ........................................................
(page courante)
vitesse
indicateur de changement de vitesse ..
(page courante)
freins
frein de parking assisté ........................
(page courante)
frein de parking assisté..............................
(page courante)
portes.........................................................
(page courante)
1.69
NLD_UD81440_5
Tableau de bord : témoins lumineux (BFB - KFB - Renault)
ÔWaarschuwingslampje koel-
vloeistoftemperatuur
Dit licht rood op bij het aanzetten van het
contact of het starten van de motor.
Als het rood wordt, moet u stoppen en de
motor een tot twee minuten stationair laten
draaien.
De temperatuur moet afnemen. Als dit
niet zo is moet u de motor stoppen. Laat
deze afkoelen voordat u de koelvloeistof
controleert.
Roep de hulp in van een merkdealer.
åRichtingaanwijzerairbag
Het lampje op het instrumentenpa-
neel gaat branden als het contact wordt aan-
gezet of de motor wordt gestart en dooft na
enkele seconden.
Als het niet oplicht bij het aanzetten van het
contact of als het oplicht bij draaiende motor,
wijst dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (4/6)
Controlelampje voor het elektro-
nisch stabiliteitsprogramma
(ESC) en tractiecontrole
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden.
Er zijn verschillende redenen waarom het
waarschuwingslampje verschijnt: 2.43.
ÄWaarschuwingslampje luchtver-
ontreiniging
Bij auto's die hiermee zijn uitgerust, gaat dit
lampje branden wanneer de motor wordt
gestart en, afhankelijk van de auto, wan-
neer het contact wordt uitgeschakeld ter-
wijl de motor zich in stand-by bevindt 2.8
Daarna dooft het.
Als het continu brandt, moet u zo snel
mogelijk een merkdealer raadplegen;
Als het knippert, moet u vaart verminde-
ren tot het knipperen ophoudt. Neem zo
snel mogelijk contact op met een merk-
dealer 2.30.
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
ÉControlelampje voorverwar-
ming (dieselmotor)
Met contact aan, moet het oplichten. Het
geeft aan dat voorverwarmingsstiften
werken.
Het dooft als de voorverwarming klaar is. De
motor kan starten.
Š ‰ Indicatielampje voor overscha-
kelen naar de volgende versnel-
ling
Dit verschijnt om u te adviseren naar een
hogere versnelling (pijl omhoog) of naar een
lagere versnelling (pijl omlaag) te schakelen.
2.22.
“AUTOHOLD” systeemwaar-
schuwing 2.21
ÓWaarschuwingslampje voet op
het rempedaal
Dit lampje gaat branden wanneer het rem-
pedaal moet worden ingetrapt 2.145.
}Waarschuwingslampje hand-
rem of automatische parkeer-
rem vastgezet 2.16 2.17
Waarschuwingslampje geopend
portier
limiteur de vitesse ......................................
(page courante)
régulateur de vitesse .................................
(page courante)
Stop and Start............................................
(page courante)
système de surveillance de pression des
pneumatiques ............................................
(page courante)
stationnement assisté ................................
(page courante)
alerte de sortie de voie ..............................
(page courante)
freinage actif d’urgence .............................
(page courante)
mise en veille du moteur............................
(page courante)
régulateur de vitesse adaptatif ..................
(page courante)
ECO conduite ............................................
(page courante)
roue libre....................................................
(page courante)
filtre :
à particules ..........................................
(page courante)
gaz d’échappement ...................................
(page courante)
réactif .........................................................
(page courante)
1.70
NLD_UD81440_5
Tableau de bord : témoins lumineux (BFB - KFB - Renault)
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (5/6)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Waarschuwingslampje motor
op stand-by 2.8
Waarschuwingslampje motor
kan niet op stand-by worden
gezet 2.8
Controlelampje detectie handen
op stuurwiel 2.54
Waarschuwingslampje parkeer-
hulp 2.140
Controlelampje bij te lage ban-
denspanning
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden 2.32 2.38.
Controlelampje ECO-modus.
Dit verschijnt als de ECO -modus
wordt geactiveerd. 2.22.
Controlelampje vrijloop
2.22
Waarschuwingslampje voor het
reagenspeil en storingen in het
EGR-systeem. 1.123
Waarschuwingslampje roetfilter
2.12 of 2.14

Waarschuwingslampjes bij
verlaten van rijstrook (af-
hankelijk van de auto) 2.49

Waarschuwingslampjes rij-
strookassistent (afhanke-
lijk van de auto) 2.54

Actieve noodrem niet be-
schikbaar of defecte waar-
schuwingslampjes (afhankelijk van de
auto) 2.71

Waarschuwingslampjes
snelheidsbegrenzer (af-
hankelijk van de auto) 2.85
Ï
Waarschuwingslampjes
snelheidsregelaar (afhan-
kelijk van de auto) 2.89

Waarschuwingslampjes
adaptieve snelheidsrege-
laar (afhankelijk van de auto) 2.94

Waarschuwingslampjes rij-
strookcentrering (afhanke-
lijk van de auto) 2.109
airbag.........................................................
(page courante)
ceintures de sécurité .................................
(page courante)
1.71
NLD_UD81440_5
Tableau de bord : témoins lumineux (BFB - KFB - Renault)
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (6/6)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Op het display C
Passagiersairbag ON
1.58
¹Passagiersairbag OFF
1.58
ßWaarschuwingslampje autogor-
del bestuurder vergeten en, af-
hankelijk van de auto, autogordel voor-
passagier vergeten 1.28
C
écran
affichages de navigation ....................
(page courante)
écran
écran navigation ..................................
(page courante)
niveau de carburant ...................................
(page courante)
ordinateur de bord .....................................
(page courante)
autonomie du véhicule...............................
(page courante)
alarme sonore de survitesse .....................
(page courante)
carburant autonomie..................................
(page courante)
1.72
NLD_UD82484_2
Tableau de bord : afficheurs et indicateurs (BFB - KFB - Renault)
DISPLAYS EN METERS (1/11)
Instrumentenpaneel A
Dit gaat branden wanneer het contact wordt
ingeschakeld. Het oplichten van sommige
controlelampjes gaat vergezeld van een
boodschap.
U kunt de inhoud en de kleuren van uw in-
strumentenpaneel naar eigen keuze instel-
len.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bij auto's
met een multimediascherm.
Bij auto’s zonder multimediascherm 1.95.
A
Snelheidsmeter 1
Afhankelijk van de geselecteerde rijstijl vari-
eert het display.
Toerenteller 2
(schaalverdeling × 1000)
Deze wordt op een andere manier weerge-
geven volgens de gekozen instelling op het
instrumentenpaneel. Afhankelijk van de ge-
selecteerde rijstijl wordt deze mogelijk niet
weergegeven.
Geluidssignaal snelheidsverklikker
Afhankelijk van de auto en het land wordt
het waarschuwingslampje weerge-
geven en is een geluidssignaal te horen.
Dit geluidssignaal is te horen zodra de auto
sneller rijdt dan 120 km/u. Het waarschu-
wingslampje blijft branden zolang de snel-
heid hoger is dan 120 km/u.
Totaalteller 3 1.88
Boordcomputer 4 1.83
Geschat bereik met resterende
brandstof 5
Deze waarde wordt aangegeven na
400 meter gereden te hebben. 1.88.
12
43
5
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
afficheur .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveau de carburant ...................................
(page courante)
liquide de refroidissement..........................
(page courante)
liquide de refroidissement moteur .............
(page courante)
indicateurs
de style de conduite .............................
(page courante)
1.73
NLD_UD82484_2
Tableau de bord : afficheurs et indicateurs (BFB - KFB - Renault)
DISPLAYS EN METERS (2/11)
10
8
9
Koelvloeistoftemperatuurmeter 8
Bij normaal gebruik, moet de meter 8 voor
de zone 9 blijven. Bij intensief gebruik kan
de indicator in de buurt van de zone komen.
Dit is alleen ernstig als het controlelampje
® verschijnt, samen met een bericht
op het instrumentenpaneel en een piepsig-
naal.
Brandstofpeilmeter 10
Als het minimumpeil is bereikt, wordt het
waarschuwingslampje M in de meter
geel en klinkt er een geluidssignaal. Ga zo
snel mogelijk tanken.
6
Multimedia-informatie 6
Afhankelijk van de auto kunt u informa-
tie weergeven op het multimediascherm
(kompas, telefoon, navigatie, enz.).
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Indicatielampje rijstijl 7 2.22
7
écran
affichages de navigation ....................
(page courante)
écran
écran navigation ..................................
(page courante)
liquide de refroidissement..........................
(page courante)
liquide de refroidissement moteur .............
(page courante)
alarme sonore de survitesse .....................
(page courante)
indicateurs
de style de conduite .............................
(page courante)
vitesse
alerte de survitesse ..............................
(page courante)
1.74
NLD_UD82484_2
Tableau de bord : afficheurs et indicateurs (BFB - KFB - Renault)
DISPLAYS EN METERS (3/11)
Instrumentenpaneel B
Dit gaat branden wanneer het contact wordt
ingeschakeld. Het oplichten van sommige
controlelampjes gaat vergezeld van een
boodschap.
Afhankelijk van de auto kunt u de inhoud en
de kleuren van uw instrumentenpaneel naar
eigen keuze instellen.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bij auto's
met een multimediascherm.
Bij auto’s zonder multimediascherm 1.95.
B
Koelvloeistoftemperatuurmeter 11
Bij normaal gebruik, moet de meter 11 voor
de zone 12 blijven. Bij intensief gebruik kan
de indicator in de buurt van de zone komen.
Dit is alleen ernstig als het controlelampje
® verschijnt, samen met een bericht
op het instrumentenpaneel en een piepsig-
naal.
Snelheidsmeter 13
Afhankelijk van de geselecteerde rijstijl vari-
eert het display.
11
12
Geluidssignaal snelheidsverklikker
Afhankelijk van de auto en het land wordt
het waarschuwingslampje weerge-
geven en is een geluidssignaal te horen. Het
geluidssignaal klinkt zodra de auto harder
rijdt dan 120 km/u. Het controlelampje blijft
branden zo lang de auto harder rijdt dan
120 km/u.
Toerenteller 14
(schaalverdeling × 1000)
Deze wordt op een andere manier weerge-
geven volgens de gekozen instelling op het
instrumentenpaneel. Afhankelijk van de ge-
selecteerde rijstijl wordt deze mogelijk niet
weergegeven.
Indicatielampje rijstijl 15 2.22.
15
13 14
autonomie du véhicule...............................
(page courante)
carburant autonomie..................................
(page courante)
ordinateur de bord .....................................
(page courante)
niveau de carburant ...................................
(page courante)
niveaux
carburant ..............................................
(page courante)
1.75
NLD_UD82484_2
Tableau de bord : afficheurs et indicateurs (BFB - KFB - Renault)
Multimedia-informatie 16
Afhankelijk van de auto kunt u informatie van
het multimediascherm weergeven (kompas,
telefoon, navigatie, enz.).
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Geschat bereik met resterende
brandstof 17
Deze waarde wordt aangegeven na 400
meter gereden te hebben. 1.88.
Totaalteller 18 1.88
Boordcomputer 19 1.83
19
18 17
16
Brandstofpeilmeter 20
Als het minimumpeil is bereikt, wordt het
waarschuwingslampje M in de meter
oranje en klinkt er een geluidssignaal. Ga zo
snel mogelijk tanken.
20
DISPLAYS EN METERS (4/11)
1.76
NLD_UD82484_2
Tableau de bord : afficheurs et indicateurs (BFB - KFB - Renault)
Instrumentenpaneel C
Dit gaat branden wanneer het contact wordt
ingeschakeld. Het oplichten van sommige
controlelampjes gaat vergezeld van een
boodschap.
Afhankelijk van de auto kunt u het instru-
mentenpaneel aanpassen met zelfgekozen
kleuren.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bij auto's
met een multimediascherm.
Bij auto’s zonder multimediascherm 1.95.
Toerenteller 21
(schaalverdeling × 1000)
Koelvloeistoftemperatuurmeter 23
Bij normaal gebruik moet het controle-
lampje 23 vóór het rode gebied 22 blijven.
Bij intensief gebruik kan de indicator in
de buurt van de zone komen. Dit is alleen
ernstig als het controlelampje ® ver-
schijnt, samen met een bericht op het instru-
mentenpaneel en een piepsignaal.
C
Boordcomputer 24
1.83
Geschat bereik met resterende
brandstof 25
Deze waarde wordt aangegeven na
400 meter gereden te hebben.
1.88
Totaalteller 26
1.88
21
23
22
24
25
26
DISPLAYS EN METERS (5/11)
1.77
NLD_UD82484_2
Tableau de bord : afficheurs et indicateurs (BFB - KFB - Renault)
DISPLAYS EN METERS (6/11)
Snelheidsmeter 28
Geluidssignaal snelheidsverklikker
Afhankelijk van de auto en het land wordt
het waarschuwingslampje weerge-
geven en is een geluidssignaal te horen. Het
geluidssignaal klinkt zodra de auto harder
rijdt dan 120 km/u. Het controlelampje blijft
branden zo lang de auto harder rijdt dan
120 km/u.
28
29
Brandstofpeilmeter 29
Als het minimumpeil is bereikt, licht het
waarschuwingslampje M in de meter
oranje op en klinkt een geluidssignaal. Ga
zo snel mogelijk tanken.
Indicatielampje rijstijl 27 2.22
27
tableau de bord..........................................
(page courante)
liquide de refroidissement..........................
(page courante)
liquide de refroidissement moteur .............
(page courante)
ordinateur de bord .....................................
(page courante)
autonomie du véhicule...............................
(page courante)
carburant autonomie..................................
(page courante)
1.78
NLD_UD82484_2
Tableau de bord : afficheurs et indicateurs (BFB - KFB - Renault)
DISPLAYS EN METERS (7/11)
Instrumentenpaneel D
Dit gaat branden wanneer het contact wordt
ingeschakeld.
Het oplichten van sommige controlelampjes
gaat vergezeld van een boodschap.
Afhankelijk van de auto kunt u het instru-
mentenpaneel aanpassen met zelfgekozen
kleuren.
Raadpleeg het instructieboekje van de uit-
rusting voor auto's met een navigatiesys-
teem.
Voor auto’s zonder navigatiesysteem
1.95.
D
Geluidssignaal snelheidsverklikker
Afhankelijk van de auto en het land wordt
het waarschuwingslampje weerge-
geven en is een geluidssignaal te horen.
Dit geluidssignaal is te horen zodra de auto
sneller rijdt dan 120 km/u. Het waarschu-
wingslampje blijft branden zolang de snel-
heid hoger is dan 120 km/u.
Snelheidsmeter 30
Afhankelijk van de geselecteerde rijstijl vari-
eert het display.
Indicatielampje rijstijl 31 2.22.
Koelvloeistoftemperatuurmeter 33
Bij normaal gebruik, moet de meter 33 voor
de zone 32 blijven.
30 31
33
32
Bij intensief gebruik kan de indicator in de
buurt van de zone komen.
Dit is alleen ernstig als het controlelampje
® verschijnt, samen met een bericht op
het instrumentenpaneel en een piepsignaal.
Toerenteller 34
(schaalverdeling × 1000)
Deze wordt op een andere manier weerge-
geven volgens de gekozen instelling op het
instrumentenpaneel. Afhankelijk van de ge-
selecteerde rijstijl wordt deze mogelijk niet
weergegeven.
Geselecteerde rijmodus 35 3.2
Totaalteller 36 1.88
Boordcomputerzone 37 1.83
36
37
35
34
indicateurs
de style de conduite .............................
(page courante)
vitesse
alerte de survitesse ..............................
(page courante)
alarme sonore de survitesse .....................
(page courante)
niveau de carburant ...................................
(page courante)
1.79
NLD_UD82484_2
Tableau de bord : afficheurs et indicateurs (BFB - KFB - Renault)
DISPLAYS EN METERS (8/11)
Brandstofpeilmeter 40
Als het minimumpeil is bereikt, wordt het
waarschuwingslampje M dat is opgeno-
men in de meter oranje en klinkt er een ge-
luidssignaal.
Ga zo snel mogelijk tanken.
Richtingaanwijzers 41
Waarschuwingslampje 42 1.66
Controlelampje bij te lage
bandenspanning 43 2.32
Waarschuwingslampje airbag 44 1.34
Multimedia-informatie 38
Afhankelijk van de auto kunt u informatie van
het multimediascherm weergeven (kompas,
telefoon, navigatie, enz.).
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Geschat bereik met resterende
brandstof 39
Deze waarde wordt aangegeven na 400
meter gereden te hebben 1.88.
41 41
44 43 42 45 46 47
Waarschuwingslampje stop on-
middellijk 45 1.66
Controlelampje detectie handen op
stuurwiel 46 2.54 2.109
Waarschuwingslampje parkeerrem of
elektronische parkeerrem 47 2.16
2.17
38
40 39
écran
écran escamotable ..............................
(page courante)
afficheur tête haute ....................................
(page courante)
1.80
NLD_UD82484_2
Tableau de bord : afficheurs et indicateurs (BFB - KFB - Renault)
DISPLAYS EN METERS (9/11)
Head-up display 48
Dit display neemt de rij- en navigatie-infor-
matie over van het instrumentenpaneel en
het multimediascherm.
Als de auto ermee uitgerust is, vouwt het uit
bij het starten van de motor en klapt het in
wanneer de motor wordt uitgezet.
48
U kunt sommige instellingen aanpassen op
het multimediascherm.
Raadpleeg de multimedia-instructies.
De hoogte van de informatie op het
display afstellen
Naargelang van uw rijhouding kunt u de in-
formatie op het display naar boven of naar
beneden verplaatsen.
Helderheid van het display instellen
U kunt de helderheid van het display aan-
passen (dag- of nachtmodus):
automatisch: de helderheid is afhanke-
lijk van het lichtniveau buiten.
handmatig: de helderheid verandert au-
tomatisch samen met het in-/uitschake-
len van de lichten.
In beide gevallen verandert de helderheid in
dagmodus samen met de lichtsterkte buiten.
De goede zichtbaarheid van de informa-
tie kan worden beïnvloed door:
– de stand van de stoel
– de aanwezigheid van voorwerpen op
het uitgevouwen display
– de polarisatie van bepaalde brillengla-
zen
– extreme weersomstandigheden
(regen, sneeuw, felle zon ...)
Bij tegenstrijdige informatie in
de tabel en op het head-up dis-
play of multimediascherm: volg
de informatie op het instrumen-
tenpaneel.
Forceer het uitvouwen/inklappen van het
head-up display niet.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
afficheur tête haute ....................................
(page courante)
1.81
NLD_UD82484_2
Tableau de bord : afficheurs et indicateurs (BFB - KFB - Renault)
DISPLAYS EN METERS (10/11)
Storingen
Bij storing (het display wordt niet uitgevou-
wen wanneer de motor start of het display
wordt opnieuw ingeklapt terwijl de motor
draait, doordat er een voorwerp is tegen ge-
botst), doet u het volgende:
stop/start de motor
of
wijzig via het multimediascherm de in-
stellingen voor het uitvouwen van het dis-
play.
Als het probleem aanhoudt, moet u een
merkdealer raadplegen.
Ongeacht of het display is uitgevouwen
of ingeklapt, mogen er geen voorwerpen
op het display of in de ervoor voorziene
opbergruimte worden geplaatst.
Gebruik geen oplosmiddelen, afwasmid-
delen of schuurdoeken om het display te
reinigen.
Gebruik alleen microvezeldoekjes.
Waarschuwing minimumpeil
motorolie
Als de motor wordt gestart, verschijnt een
waarschuwing op het instrumentenpaneel
als het minimum oliepeil is bereikt. 4.4.
Bij de eerste waarschuwing kunt u deze
laten verdwijnen door te drukken op de
schakelaar 52OK”.
De volgende waarschuwingen verdwijnen
automatisch na ongeveer 30 seconden.
49 50
51
52
Instrumentenpaneel in mijlen
(mogelijkheid om over te gaan op km/u)
Auto’s die niet zijn uitgerust met een mul-
timediascherm maar wel met een instru-
mentenpaneel A, B of C
Schakel het contact uit en druk zo vaak
als nodig op de schakelaar 49 om het
tabblad 53 weer te geven;
druk op 50 of 51 tot u bij “Instellingen
bent en druk dan op de schakelaar 52
OK;
herhaal dezelfde procedure om
INSTRUM.PANEEL” weer te geven en
vervolgens “Eenheden”.
53
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
afficheur .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveau d’huile moteur ................................
(page courante)
1.82
NLD_UD82484_2
Tableau de bord : afficheurs et indicateurs (BFB - KFB - Renault)
DISPLAYS EN METERS (11/11)
druk op 50 of 51 tot u bij “INSTRUM.
PANEEL” bent en druk dan op de scha-
kelaar 52 OK;
druk herhaaldelijk op 50 of 51 om
naar “Eenheid: km/h” te gaan (of naar
Eenheid: mph”, indien nodig) en druk
vervolgens op de schakelaar 52OK”.
Auto's uitgerust met een multimedia-
scherm.
Zie de gebruiksaanwijzing van het multime-
diasysteem om de eenheid te selecteren.
Opmerking: in beide gevallen gaat de
boordcomputer na een onderbreking van
accuvoeding automatisch terug naar de oor-
spronkelijke eenheid.
Om terug te gaan naar de vorige eenheid,
gaat u op dezelfde manier te werk.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
54
Instrumentenpaneel in mijlen
(vervolg)
(mogelijkheid om over te gaan op km/u)
Auto’s die niet zijn uitgerust met een mul-
timediascherm maar wel met een instru-
mentenpaneel D
Schakel het contact uit en druk zo vaak
als nodig op de schakelaar 49 om de
wereld het tabblad “Instellingen” 54 weer
te geven;
druk op 50 of 51 tot u bij “Voertuig instel-
lingen” bent en druk dan op de schake-
laar 52 OK;
49 50
51
52
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
menu de personnalisation des réglages du
véhicule .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.83
NLD_UD82491_2
Ordinateur de bord : généralités (BFB - KFB - Renault)
Boordcomputer A, B, C of D
Afhankelijk van de auto, beschikt hij over de
volgende functies:
afgelegde afstand;
gegevens van de reis;
– informatieboodschappen;
storingsboodschappen (in combinatie
met het controlelampje ©);
– alarmboodschappen (in combinatie met
het lampje ®);
Menu voor het personaliseren van de
auto-instellingen. 1.95.
Alle functies zijn beschreven op de volgende
bladzijden.
12
3
4B
12
3
4
D
BOORDCOMPUTER: algemene informatie (1/5)
A
1
2
3
4 3
4
12
C
3
4
1.84
NLD_UD82491_2
Ordinateur de bord : généralités (BFB - KFB - Renault)
BOORDCOMPUTER: algemene informatie (2/5)
6
7
5
A
8
Auto uitgerust met boordcomputer A
De functies zijn verdeeld over de zone 5, 6, 7
en 8. De positie van de zones varieert af-
hankelijk van de geselecteerde rijstijl.
Druk op de schakelaar 1 om tussen de
zones te schakelen en selecteer functies
door herhaaldelijk op schakelaar 2 of 3 te
drukken. Gebruik vervolgens indien nodig
de schakelaar 4OK” om te bevestigen.
A
1
2
3
4
1.85
NLD_UD82491_2
Ordinateur de bord : généralités (BFB - KFB - Renault)
BOORDCOMPUTER: algemene informatie (3/5)
Auto uitgerust met boordcomputer B
De functies worden verdeeld over
zone 5, 6, 7 en 8.
Druk op de schakelaar 1 om tussen de
zones te schakelen en selecteer functies
door herhaaldelijk op schakelaar 2 of 3 te
drukken. Gebruik vervolgens indien nodig
de schakelaar 4OK” om te bevestigen.
Auto uitgerust met boordcomputer C
Druk zo vaak als nodig op de schakelaar 1
om het tabblad “Voertuig” te bereiken.
Druk herhaaldelijk op 2 of 3 en druk vervol-
gens indien nodig op 4OK” om te beves-
tigen.
5
6
87
12
B
3
4
12
C
3
4
1.86
NLD_UD82491_2
Ordinateur de bord : généralités (BFB - KFB - Renault)
BOORDCOMPUTER: algemene informatie (4/5)
Auto uitgerust met boordcomputer D
U ziet de functies in de menu’s 9 en 10.
Druk op de schakelaar 1 om tussen de
zones te schakelen en selecteer functies
door herhaaldelijk op schakelaar 2 of 3 te
drukken. Gebruik vervolgens indien nodig
de schakelaar 4OK” om te bevestigen.
9
10
D
12
3
4
heure
réglage .................................................
(page courante)
consommation de carburant ......................
(page courante)
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
autonomie de vidange ...............................
(page courante)
entretien :
autonomie de vidange .........................
(page courante)
capacité réservoir additionnel ....................
(page courante)
1.87
NLD_UD82491_2
Ordinateur de bord : généralités (BFB - KFB - Renault)
ordinateur de bord
BOORDCOMPUTER: algemene informatie (5/5)
Selecties
(het display hangt af van de uitvoering van
de auto en het land)
a) Functieoverzicht, storings- en informatie-
berichten;
b) actueel brandstofverbruik en gemiddelde
brandstofverbruik;
c) dagteller en gemiddelde snelheid;
d) De bandenspanning resetten.
e) instelling van de tijd.
f) Onderhoudsinterval:
– Onderhoudsinterval;
Resterende afstand tot olieverver-
sing.
g) Actieradius met resterende reagens. Resetten van de dagteller en
ritinstellingen (resetknop)
Selecteer een van de reisgegevens en houd
vervolgens 4 OK ingedrukt totdat het dis-
play weer op nul staat.
Automatische nulinstelling van
de gegevens van de reis
De nulinstelling gebeurt automatisch als één
van de gegevens zijn maximale waarde be-
reikt.
Betekenis van de waarden
gedurende de eerste paar
kilometer na een nulinstelling
De waarden van gemiddeld verbruik, bereik
en gemiddelde snelheid worden stabieler
en nauwkeuriger naarmate de afgelegde
afstand vanaf de laatste nulinstelling groter
wordt.
De eerste kilometers na een nulinstelling
kunt u constateren dat de actieradius toe-
neemt tijdens het rijden. Dit komt doordat re-
kening wordt gehouden met het gemiddeld
verbruik sinds de laatste nulinstelling. Maar
het gemiddeld verbruik kan afnemen als:
de auto met een constante snelheid rijdt;
de motor zijn bedrijfstemperatuur bereikt
(nulinstelling bij koude motor);
u vanuit druk stadsverkeer op de buiten-
weg komt.
4
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.88
NLD_UD70982_2
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (BFB - KFB - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (1/4)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
Geen bericht in geheugen
a) Functieoverzicht.
Aanduiding achtereenvolgens:
informatieboodschappen (passagiersairbag OFF enz.);
storingsberichten (Controleer inspuitsysteem enz.).
b) Actueel verbruik.
De waarde wordt aangegeven zodra de auto sneller rijdt dan 30 km/u.
7.4 L/100
Gemiddeld verbruik sinds de laatste nulinstelling.
De waarde wordt aangegeven na minstens 400 meter gereden te hebben sinds de laatste
nulinstelling.
5.8 L/100
c) Dagteller: afgelegde afstand sinds de laatste reset.
112,4 km
Gemiddelde snelheid sinds de laatste nulinstelling.
Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben.
123.4 km/h
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
heure
réglage .................................................
(page courante)
1.89
NLD_UD70982_2
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (BFB - KFB - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (2/4)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
Bandendruk init.
lang drukken
d) reset van de bandenspanning.
2.32
16:30 e) Tijd instellen.
1.100
entretien :
autonomie de vidange .........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
autonomie de vidange ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.90
NLD_UD70982_2
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (BFB - KFB - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (3/4)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie
Betekenis van de gekozen aanduiding
Boordcomputer met de ingebouwde
onderhoudsboodschap
f) Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt.
Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt
Met het contact aan en een stilstaande motor, toegang tot de informatie
“Aantal km tot volgende onderhoudsbeurt”. Als de afstand dichtbij de termijn is,
zijn verschillende gevallen mogelijk:
als het resterende aantal km minder is dan 1500 km of één maand: wordt het
bericht “Onderhoudsbeurt over” weergegeven samen met de eerstvolgende
mogelijkheid (afstand of tijd);
bereik gelijk aan 0 km of datum van onderhoudsbeurt bereikt: bericht
“Onderhoud uitvoeren” verschijnt samen met waarschuwingslampje ©.
Laat zo snel mogelijk een onderhoudsbeurt uitvoeren.
Onderhoudsbeurt binnen
25 000 km/12 maanden
Onderhoudsbeurt over
300 km/24 dagen
Onderhoud uitvoeren
Resetten: om de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt te resetten, houdt u de toets OK ongeveer 10 seconden ingedrukt, totdat de rijaf-
stand tot de volgende onderhoudsbeurt permanent wordt weergegeven.
Opmerking: als een onderhoudsbeurt wordt uitgevoerd zonder de olie te verversen, moet alleen de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt
worden gereset. Bij olie verversen moet zowel de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt als tot de volgende olieverversing worden gereset.
capacité réservoir additionnel ....................
(page courante)
1.91
NLD_UD70982_2
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (BFB - KFB - Renault)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (4/4)
Voorbeelden van de selectie
Betekenis van de gekozen aanduiding
Boordcomputer met de boodschap afstand
tot de volgende onderhoudsbeurt (vervolg)
f) Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt.
Afstand olieverversing
Met het contact aan en een niet-draaiende motor, toegang tot de km-stand om
het aantal km tot de volgende olieverversing weer te geven.
Olie verversen binnen
25 000 km / 24 maanden
afhankelijk van de auto past de afstand tot olieverversing zich aan de rijstijl aan (veel langzaam rijden, huis-aan-huis bezorgen, lang rijden met
stationair toerental, trekken van een aanhangwagen enz.). De resterende afstand tot de volgende olieverversing kan dus in sommige gevallen
sneller afnemen dan de werkelijk afgelegde afstand.
Resetten: om de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt te resetten, houdt u de toets OK ongeveer 10 seconden ingedrukt, totdat het aantal
km tot de volgende olieverversing permanent wordt weergegeven.
Opmerking: als een onderhoudsbeurt wordt uitgevoerd zonder de olie te verversen, moet alleen de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt
worden gereset. Bij olie verversen moet zowel de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt als tot de volgende olieverversing worden gereset.
Vul AdBlue bij voor 2400 km g) Geschat bereik met de resterende reagens.
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
frein de parking ..........................................
(page courante)
démarrage .................................................
(page courante)
1.92
NLD_UD60347_1
Ordinateur de bord : messages d’information (BFB - KFB - Renault)
BOORDCOMPUTER: informatieboodschappen
Zij kunnen u helpen bij het starten van de auto of u informeren over een keuze of een omstandigheid.
Voorbeelden van informatieboodschappen worden hierna gegeven.
Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de gekozen aanduiding
“Parkeerrem aangetrokken” Geeft aan dat de parkeerrem is vastgezet.
“Draai stuurwiel + START” Draai het stuurwiel licht terwijl u op de startknop van de auto druk om de stuurkolom te ontgrendelen.
“Test systemen” Wordt weergegeven, contact aan, als de auto zichzelf controleert.
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
filtre
à gazole ...............................................
(page courante)
airbag.........................................................
(page courante)
airbags ......................................................
(page courante)
conseils antipollution .................................
(page courante)
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
1.93
NLD_UD60348_1
Ordinateur de bord : messages d’anomalies de fonctionnement (BFB - KFB - Renault)
BOORDCOMPUTER: storingsboodschappen
Zij verschijnen bij het waarschuwingslampje © en het is noodzakelijk direct voorzichtig naar een merkdealer te rijden. Als u dit
voorschrift negeert, loopt u het risico dat uw auto beschadigd wordt.
Zij verdwijnen door een druk op de keuzetoets van de aanduiding of na enkele secondes en worden opgeslagen in het functieoverzicht. Het
lampje © blijft branden. Voorbeelden van storingsboodschappen worden hieronder gegeven.
Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de gekozen aanduiding
“Brandstoffilter aftappen” Geeft aan dat er water in het brandstoffilter is, raadpleeg zo snel mogelijk een merkdealer.
“Controleer voertuig” Geeft een storing aan van een van de opname-elementen van de pedalen, van het be-
heersysteem van de accu of van een opname-element van het oliepeil.
“Controleer airbag” Geeft een storing aan van de aanvullende veiligheidsvoorzieningen. In geval van een on-
geluk, bestaat het risico dat ze niet geactiveerd worden.
“Controleer lucht verontreiniging” Geeft een storing aan van het roetfiltersysteem van de auto.
Geeft een storing aan in het systeem voor emissiebeperking als dit gepaard gaat met
het controlelampje . 1.123.
ordinateur de bord .....................................
(page courante)
témoins de contrôle ...................................
(page courante)
messages au tableau de bord ...................
(page courante)
tableau de bord..........................................
(page courante)
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
bip sonore ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.94
NLD_UD60349_1
Ordinateur de bord : messages d’alertes (BFB - KFB - Renault)
BOORDCOMPUTER: alarmboodschappen
Zij verschijnen met het controlelampje ® en dwingen u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te
brengen. Stop de motor en start deze niet opnieuw. Roep de hulp in van een merkdealer.
Voorbeelden van alarmboodschappen worden hierna gegeven. N.B.: de boodschappen verschijnen op het display alleen of afwisselend (als
er meer boodschappen zijn), zij kunnen gecombineerd zijn met een waarschuwingslampje en/of een geluidssignaal.
Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de gekozen aanduiding
“Risico op motorschade” Geeft een storing van het inspuitsysteem, een oververhitting van de motor van de auto of
een ernstig probleem met de motor van de auto aan.
“Storing remsysteem” Geeft een probleem in het remsysteem aan.
“Elektr. storing GEVAAR” Geeft een probleem in het laadstroomcircuit van de accu aan (dynamo, enz.).
“Lekke band” Dit betekent dat minstens een van de banden lek is of veel te lage spanning heeft.
menu de personnalisation des réglages du
véhicule .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
personnalisation des réglages du véhicule
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglages personnalisés du véhicule .........
(jusqu’à la fin de l’UD)
menu de configuration ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(page courante)
équipements multimédia............................
(page courante)
réglages .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglages
menu de configuration .........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
essuie-vitres/lave-vitre ...............................
(page courante)
verrouillage des portes ..............................
(page courante)
condamnation des portes ..........................
(page courante)
portes.........................................................
(page courante)
éclairage :
extérieur d’accompagnement ..............
(page courante)
1.95
NLD_UD82492_4
Menu de personnalisation des réglages du véhicule (BFB - KFB - Renault)
menu de personnalisation des réglages du véhicule
MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (1/3)
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Deze functie zorgt, afhankelijk van de uitrus-
ting van de auto, voor het in-/uitschakelen
en de afstelling van sommige functies van
de auto.
Auto’s met een
multimediascherm 1
Toegang tot het menu met instellingen
Zie de gebruiksaanwijzing van het multime-
diasysteem voor informatie over de diverse
instellingen.
1
Selectie van de instellingen
Selecteer een menu en vervolgens de func-
tie die moet worden gewijzigd (de weergave
hangt af van de uitrusting en het land van
de auto):
a) “Rijden”:
– Indicatorvolume.
b) “Toegang”:
Ontgrendeling van het bestuur-
dersportier;
Portieren vergrendelen tijdens het
rijden;
Openen/sluiten van de handsfree-mo-
dus;
Afstandsbediening vergrendelen/ont-
grendelen bij naderen;
Geluid vergrendeling op afstand;
Modus stil;
Automatische vergrendeling.
c) “Verl. / wissers”:
– Uitschakelvertraging;
Wissen in zijn achteruit;
Automatisch wissen voorruit;
Veeg na een wasbeurt.
d) “Welkom”:
Welkom buitenkant;
Automatische uitklappen van de spie-
gels;
Welkom interieur;
Automatische modus binnenlicht.
Afhankelijk van de functie, selecteer:
– “ON” of “OFF” om in of uit te schakelen;
of
een periode om de tijd dat de lichten
aan zijn aan te passen (d.w.z. de functie
“Uitschakelvertraging”).
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux de jour ................................................
(page courante)
ordinateur de bord .....................................
(page courante)
essuie-vitres/lave-vitre ...............................
(page courante)
verrouillage des portes ..............................
(page courante)
condamnation des portes ..........................
(page courante)
portes.........................................................
(page courante)
conduite .....................................................
(page courante)
éclairage :
extérieur d’accompagnement ..............
(page courante)
aide au parking ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.96
NLD_UD82492_4
Menu de personnalisation des réglages du véhicule (BFB - KFB - Renault)
MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (2/3)
Auto’s zonder een
multimediascherm
Toegang tot het instellingenmenu op het
scherm 2 op auto’s uitgerust met een
instrumentenpaneel A
Zet de auto stil en druk zo vaak als nodig op
de schakelaar 3 om het tabblad “Voertuig
weer te geven.
Druk achter elkaar op schakelaar 4 of 5 tot
u het menu “Instellingen” bereikt, en beves-
tig uw keuze door op te drukken op 6OK”.
2
34
5
6
Selectie van de instellingen
Navigeer met behulp van de 4 of 5 om de
functie te selecteren die moet worden ge-
wijzigd en druk op 6OK” om te bevestigen
(weergave kan variëren naargelang de uit-
rusting van de auto en het land):
a) “INSTRUM.PANEEL”:
– Taal;
– Eenheid;
– Stijl;
– Kleur.
b) “VOERTUIG”:
Wissen van de achterruit bij achteruit-
rijden;
Automatische wissen van de voorruit;
Druppel-wisfunctie voor/achter;
Welkom buitenkant;
Vrijloop in de ECO-modus;
– Indicatorvolume.
c) “PARKEER ASSIST.”:
Volume geluidssignaal;
obstakeldetectie voorkant;
obstakeldetectie zijkant;
obstakeldetectie achterkant.
2
34
5
6
Toegang tot het instellingenmenu op het
scherm 2 op auto’s uitgerust met een
instrumentenpaneel B
Druk met stilstaande auto zo vaak als nodig
op de schakelaar 3 om naar de wereld
“Instellingen” te gaan, en druk vervolgens
op 6OK” om te bevestigen.
Druk op 4 of 5 om naar het menu “Voertuig
instellingen” te gaan en druk vervolgens op
de schakelaar 6OK” om te bevestigen.
A B
1.97
NLD_UD82492_4
Menu de personnalisation des réglages du véhicule (BFB - KFB - Renault)
Het menu voor het personaliseren van
de instellingen van de auto kan niet ge-
bruikt worden tijdens het rijden.
Boven 20 km/u schakelt het display van
het instrumentenpaneel automatisch
terug naar de boordcomputer.
MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (3/3)
= functie ingeschakeld
< functie uitgeschakeld
Als de regel is geselecteerd, drukt u op scha-
kelaar 6OK” om de functie in te stellen.
Als u “PARKEER ASSIST.” en daarna
“VOLUME” of “INSTRUM.PANEEL” en
daarna “TAAL” selecteert, moet u nog een
keuze maken (geluidsvolume van de par-
keerhulp of taal van het instrumentenpa-
neel).
Bepaal in dat geval uw keuze en bevestig
deze door op de schakelaar “6 OK” te druk-
ken, de geselecteerde waarde wordt weer-
gegeven met een = vóór de regel.
Om het menu te verlaten, drukt u op 4 of 5
om naar “TERUG” te gaan en bevestigt u uw
keuze door te drukken op 6OK”.
Het kan nodig zijn dit een aantal keren te
herhalen.
34
5
6
d) “RIJHULPSYSTEMEN”:
Waarschuwingsgevoeligheid bij verla-
ten rijstrook;
Waarschuwingstrilling bij verlaten rij-
strook;
Gevoeligheid rijstrookassistent;
– Dodehoekwaarschuwing;
– vermoeidheidswaarschuwing;
Actief remmen;
– Snelheidswaarschuwing;
– Afstandwaarschuwing.
e) “VERLICHTING”:
Automatische modus binnenlicht;
Automatische uitschakelvertraging;
Uitschakelvertraging: XX seconden.
f) “TOEGANG”:
Portieren vergrendelen tijdens het
rijden;
Openen/sluiten van de handsfree-mo-
dus;
Alleen ontgrendeling van bestuur-
dersportier;
Automatisch opnieuw vergrendelen;
Stil vergrendelen;
Automatisch openen/sluiten;
Automatisch uitklappen van buiten-
spiegels.
g) “RESET”.
volant de direction
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
volant de direction chauffant ......................
(page courante)
position de conduite
réglages ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.98
NLD_UD60327_1
Volant de direction (BFB - KFB - Renault)
Volant de direction
STUURWIEL
Stuurwielverwarming
(afhankelijk van de auto)
Met deze functie wordt het stuurwiel ver-
warmd in de zones 3 en 4.
De werking van de startvergrendeling
Wanneer de temperatuur is bereikt, worden
de zones ongeveer 30 minuten verwarmd,
waarna de functie automatisch wordt uitge-
schakeld.
Hoogte- en diepteverstelling van
het stuurwiel
Laat de hendel 1 zakken en zet het stuurwiel
in de gewenste stand.
Til daarna de hendel geheel terug omhoog
en voorbij het zware punt om het stuurwiel
te blokkeren.
Controleer of het stuurwiel goed is vergren-
deld.
Voer, om veiligheidsredenen,
deze afstellingen uitsluitend uit
als de auto stilstaat.
1
Schakel de functie in
Met het contact aan drukt u op de schake-
laar 2, waarna het controlelampje op de
schakelaar gaat branden.
Uitschakelen van de functie
- Automaat:
De functie wordt ongeveer 30 minuten na
de verwarmingsfase automatisch uitgescha-
keld. Het waarschuwingslampjes in de scha-
kelaar 2 blijft aan.
Opmerking: als de functie automatisch is
uitgeschakeld, drukt u twee keer op de scha-
kelaar 2 om deze opnieuw te activeren.
Als de schakelaar 2 niet opnieuw wordt in-
gedrukt, wordt de functie weer ingeschakeld
wanneer het contact wordt aangezet.
- Handmatig:
Als u de functie wilt uitschakelen tijdens
de verwarmingsfase, drukt u op de scha-
kelaar 2. Het controlelampje in de schake-
laar 2 dooft.
2
34
direction assistée .......................................
(page courante)
assistance de direction ..............................
(page courante)
Stop and Start............................................
(page courante)
direction à assistance variable ..................
(page courante)
Multi-Sense................................................
(page courante)
1.99
NLD_UD60351_1
Direction assistée (BFB - KFB - Renault)
Direction assistée
STUURBEKRACHTIGING
Rijd nooit met een accu die niet genoeg ge-
laden is.
Snelheidsafhankelijke
stuurbekrachtiging
De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging
past de mate van bekrachtiging automatisch
aan de snelheid waarmee u rijdt aan.
Bij het parkeren is er veel bekrachtiging
(voor meer comfort) en met het toenemen
van de snelheid vermindert de bekrachtiging
(voor een grotere veiligheid bij snel rijden).
Bijzonderheid van Stop and
Start
Afhankelijk van de auto, werkt de stuur-
bekrachtiging mogelijk niet meer zodra de
motor op stand-by overgaat. In dit geval
wordt de stuurbekrachtiging opnieuw inges-
chakeld wanneer de motor opnieuw wordt
gestart of de snelheid meer dan 1 km/u be-
draagt (afdaling, helling enzovoort).
Laat het stuurwiel niet in een uiterste
stand gedraaid staan als de auto stil-
staat.
Zet nooit de motor af tijdens het
rijden: bij uitgeschakelde motor
is er geen bekrachtiging.
Bij stilstaande motor of bij een storing in
het systeem blijft het mogelijk het stuur-
wiel te draaien. Er moet meer kracht
gezet worden.
Let op: de stuurbekrachtiging hangt af van
de gekozen rijstijlmodus in het “MULTI-
SENSE”-menu ( 3.2).
heure .........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
montre .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
température extérieure ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
équipements multimédia............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.100
NLD_UD82493_2
Heure et température extérieure (BFB - KFB - Renault)
Heure et température extérieure
Auto’s uitgerust met een multimedia-
scherm.
De tijd en/of buitentemperatuur verschijnen
op het multimediascherm 1.
Raadpleeg de multimedia-instructies.
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (1/2)
1
Auto’s die niet zijn uitgerust met een mul-
timediascherm maar wel met een instru-
mentenpaneel A
Druk zo vaak als nodig op de schakelaar 2
om het “Voertuig” tabblad te bereiken.
Druk herhaaldelijk op schakelaar 3 of 4 om
het 6 klokje in te stellen.
Houd de schakelaar 5OK” ingedrukt totdat
de tijd knippert.
Stel het uur in met behulp van knop 3 of 4,
en druk op de schakelaar 5OK” om te be-
vestigen.
Stel de minuten in met behulp van knop 3
of 4, en druk op de schakelaar 5OK” om
te bevestigen.
23
4
5
6
A A
indicateurs
de température extérieure ...................
(page courante)
1.101
NLD_UD82493_2
Heure et température extérieure (BFB - KFB - Renault)
Buitentemperatuurmeter
Bijzonderheid:
Als de buitentemperatuur tussen -3 °C en
+3 °C ligt, knipperen de °C tekens °C (waar-
schuwing voor kans op gladheid).
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (2/2)
Buitentemperatuurmeter
De buitenthermometer is be-
slist geen gladheidsdetector.
Gladheid is niet alleen van de
temperatuur afhankelijk, maar van meer
factoren zoals de ligging van de weg en
de vochtigheid van de lucht.
Afhankelijk van de auto, als de elektri-
sche voeding onderbroken is geweest
(losgenomen accukabel, zekering door-
gebrand enz.) wordt de klok automatisch
weer gelijk gezet na enkele minuten,
zodra het systeem weer informatie kan
ontvangen GPS.
23
4
5
Auto’s die niet zijn uitgerust met een mul-
timediascherm maar wel met een instru-
mentenpaneel B
Druk zo vaak als nodig op de schakelaar 2
om naar de wereld “Instellingen” te gaan.
Druk herhaaldelijk op 3 of 4 om naar het
menu “Tijd instellingen” te gaan en druk ver-
volgens op 5OK”.
Houd de schakelaar 5OK” ingedrukt totdat
de tijd knippert.
Stel de tijd in met 3 of 4, druk op 5OK” om
te bevestigen en stel vervolgens de minuten
in met 3 of 4 en druk vervolgens op 5OK
om te bevestigen.
B
rétroviseurs ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.102
NLD_UD68286_2
Rétroviseurs (BFB - KFB - Renault)
Rétroviseurs
SPIEGELS (1/2)
A
BC
12
3
Inklapbare buitenspiegels
De spiegels klappen automatisch in bij het
vergrendelen van de auto (schakelaar 3 in
stand B).
U kunt altijd het inklappen (schakelaar 3 in
stand C) of het uitklappen (schakelaar 3 in
stand A) van de spiegel regelen.
De automatische werking is dan uitgescha-
keld. Opnieuw inschakelen: zet de schake-
laar 3 in stand B.
Buitenspiegels
Verstellen
Selecteer de buitenspiegel met behulp
van de schakelaar 2 en gebruik daarna de
knop 1 om deze in de gewenste stand te
zetten.
Verwarmde buitenspiegels
Het ontdooien gebeurt tegelijk met het ver-
warmen van de achterruit. 3.8. Voorwerpen in het buitenspie-
gelglas zijn dichterbij dan ze
lijken. Voor uw eigen veiligheid
dient u hiermee rekening te
houden bij het bepalen van de afstand,
voordat u een manoeuvre uitvoert.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Functie welkomst en afscheid
Zie de gebruiksaanwijzing van het multime-
diasysteem om de functie welkomst en af-
scheid te openen.
Selecteer ON of OFF om de functie in of uit
te schakelen.
Afhankelijk van de geselecteerde keuze
worden de spiegels uitgeklapt:
wanneer het contact de volgende keer
wordt aangezet (functie gedeactiveerd);
Als de kaart wordt gedetecteerd of de
auto wordt ontgrendeld (functie geacti-
veerd).
1.103
NLD_UD68286_2
Rétroviseurs (BFB - KFB - Renault)
Binnenspiegel
Spiegel met knopje 4
Om te voorkomen dat u in het donker ver-
blind wordt door achter u rijdende voertui-
gen, kan het spiegelglas in de nachtstand
gekanteld worden met het knopje 4 achter
de spiegel.
Spiegel zonder knopje 4
De achteruitkijkspiegel wordt automatisch
donkerder wanneer er een auto achter u rijdt
met groot licht of zeer fel licht.
SPIEGELS (2/2)
Informatie over in- of uitschakelen van
de passagiersairbag voorin verschijnt op
het display 5 1.58.
4
5
1.104
NLD_UD46108_2
Appuis-tête avant (BFB - Renault)
Appuis-tête — Sièges
Hoofdsteun hoger zetten
Trek de hoofdsteun tot de gewenste hoogte
omhoog. Controleer de vergrendeling.
Hoofdsteun lager zetten
Druk op de knop 2 en duw de hoofdsteun tot
de gewenste stand omlaag. Controleer de
vergrendeling.
Helling afstellen
Als uw auto hiertoe is uitgerust, beweegt u
het deel A naar voren of naar achteren tot
de gewenste stand is bereikt
Verwijderen van de hoofdsteun
Zet de hoofdsteun in de hoogste stand (zet
de rugleuning indien nodig schuin naar ach-
teren). Wanneer de hoofdsteun in de hoog-
ste stand staat, drukt u op de knop 2 en trekt
u de hoofdsteun omhoog tot deze vrij komt.
Hoofdsteun terugplaatsen
Controleer of de poten van de hoofdsteun 1
schoon zijn. De stang met de uitsparing
moet in de koker 3 met de vergrendelings-
knop 2 worden gestoken. Steek de poten
van de hoofdsteun in de houders (zet de
rugleuning indien nodig schuin naar achte-
ren). Druk op de knop 2 en schuif de hoofd-
steun naar binnen tot hij blokkeert en stel
deze vervolgens op de gewenste hoogte af.
Controleer de vergrendeling van elke poot 1
in de rugleuning.
HOOFDSTEUNEN VOOR
De hoofdsteun is een veilig-
heidsorgaan dat altijd op zijn
plaats moet zitten en goed
moet zijn afgesteld. Hij geeft
een maximale beveiliging als de boven-
kant van de hoofdsteun op gelijke hoogte
is met de kruin en de afstand tussen het
achterhoofd en de hoofdsteun bij A zo
klein mogelijk is.
2
3
1
A
éclairage :
extérieur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage des projecteurs .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
signalisation éclairage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage électrique de la hauteur des
faisceaux ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
réglage de la hauteur des faisceaux ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.105
NLD_UD62628_2
Réglage des faisceaux (BFB - KFB - Renault)
Réglage des faisceaux lumineux
KOPLAMPVERSTELLING
Bij de auto’s die ermee uitgerust zijn, kan de
knop A de stand van de koplampen aanpas-
sen aan de belasting.
Als u deze knop A omlaag draait dan gaan
de lichtbundels naar beneden; draait u de
knop omhoog dan gaan de lichtbundels ook
omhoog.
A
Voor auto’s zonder afstandsbediening A
worden de koplampen automatisch af-
gesteld aan de hand van de belading
van de auto.
Voorbeelden van de stand van de schakelaar
A, afhankelijk van de belading
5-deurs Break 4-deurs
Bestuurder alleen of met een
passagier voorin 0 0 0
Alle stoelen bezet 1 1 1
Bestuurder met passagiers
en bagage (of belading) tot de
maximaal toegelaten totale massa
3 3 3
Bestuurder zonder passagiers
of bagage (of belading) tot de
maximaal toegelaten totale massa
3 of 4* 4 4
* afhankelijk van de auto
In de volgende tabel ziet u enkele voorbeelden. Stel in alle gevallen bediening A in volgens
de belading van de auto, zodat de weg goed zichtbaar is en andere weggebruikers niet ver-
blind worden.
éclairage :
extérieur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de position ...........................................
(page courante)
signalisation éclairage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de route ................................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
mode AUTO ...............................................
(page courante)
feux de jour ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de brouillard .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage :
tableau de bord ....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.106
NLD_UD63569_2
Eclairages et signalisations extérieures (BFB - KFB - Renault)
Éclairages et signalisations extérieurs
VERLICHTING EN SIGNALEN (1/6)
šMarkeringslichten
Draai de ring 2 tot het symbool bij
het merkteken 3 staat:
Dit controlelampje op het in-strumentenpa-
neel licht op.
Functie verlichting overdag
De dagrijverlichting schakelt overdag au-
tomatisch in zonder dat u de schakelaar 1
hoeft te bedienen bij het starten van de
motor, en gaat uit bij het stoppen van de
motor.
1
kDimlicht
Handbediend
Draai de ring 2 tot het symbool bij het merk-
teken 3 staat: Dit controlelampje op het in-
strumentenpaneel licht op.
Automatische werking
(afhankelijk van de auto)
Draai de ring 2 tot het symbool AUTO bij
het merkteken 3 staat: draaiende motor, de
dimlichten schakelen automatisch in en uit,
naargelang de helderheid buiten, zonder dat
u de schakelaar 1 hoeft te bedienen.
3
21
Afhankelijk van de auto verschijnen de dim-
lichten automatisch na enkele wisbewegin-
gen van de ruitenwisserbladen.
feux :
de route ................................................
(page courante)
mode AUTO ...............................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
réglage position de conduite......................
(page courante)
1.107
NLD_UD63569_2
Eclairages et signalisations extérieures (BFB - KFB - Renault)
VERLICHTING EN SIGNALEN (2/6)
áGrootlicht
Met draaiende motor, duw met de
dimlichten aan tegen de lichtschakelaar 1.
Dit controlelampje op het in-strumentenpa-
neel licht op.
Om het grootlicht uit en het dimlicht weer in
te schakelen, trekt u de lichtschakelaar 1 op-
nieuw naar u toe.
3
2
1
Tijdens het uitschakelen van het grootlicht
keren de dimlichten automatisch terug in
hun oorspronkelijke stand.
Automatisch grootlicht
Afhankelijk van de auto ontsteekt
en dooft dit systeem automatisch het groot-
licht. Het gebruikt een camera geplaatst
achter de binnenspiegel om voorliggers en
tegenliggers te detecteren.
Het systeem kan onder bepaalde om-
standigheden niet goed werken, met
name:
extreme weersomstandigheden
(regen, sneeuw, mist enz.);
als er iets achter de voorruit of voor
de camera zit;
als een achterligger of tegenligger
weinig verlichting voert of afgedekte
lampen heeft;
– verkeerde afstelling van de koplam-
pen;
reflecterende systemen;
– ...
Het grootlicht wordt automatisch ontstoken
wanneer:
er weinig licht buiten is;
er geen andere auto of verlichting wordt
gedetecteerd;
als de auto sneller dan ongeveer 40 km/u
rijdt.
Als niet aan een van de voorwaarden hier-
onder wordt voldaan, wordt overgeschakeld
naar dimlicht.
Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet
is bedekt (door vuil, modder, damp enzo-
voort).
feux :
de route ................................................
(page courante)
mode AUTO ...............................................
(page courante)
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
1.108
NLD_UD63569_2
Eclairages et signalisations extérieures (BFB - KFB - Renault)
VERLICHTING EN SIGNALEN (3/6)
Om automatisch grootlicht uit te schake-
len:
trek aan de schakelaar 1;
of draai de ring 2 in een andere stand dan
AUTO.
Het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat uit..
Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet
is bedekt (door vuil, modder, sneeuw, con-
densatie, enzovoort).
storingen
Wanneer het bericht “Controleer autom ver-
lichting” op het instrumentenpaneel ver-
schijnt, wordt het systeem uitgeschakeld.
Raadpleeg een merkdealer.
2
1
Het gebruik ‘s nachts van een
draagbaar navigatiesysteem
op het gedeelte van de voorruit
onder de camera, kan de wer-
king van het automatische grootlichtsys-
teem verstoren (risico van reflecties op
de voorruit).
Het systeem voor het auto-
matisch inschakelen van het
grootlicht is in geen geval een
vervanging voor de oplettend-
heid en verantwoordelijkheid van de be-
stuurder inzake de verlichting van het
voertuig en de aanpassing daarvan aan
de licht-, zicht- en verkeersomstandig-
heden.
Automatisch grootlicht
(vervolg)
Inschakelen/uitschakelen
Automatisch grootlicht inschakelen:
draai de ring 2 tot het symbool AUTO bij
de markering 3 staat;
duw tegen de schakelaar 1;
Het controlelampje verschijnt op het
instrumentenpaneel.
feux :
de jour ..................................................
(page courante)
alarme sonore d’oubli d’éclairage ..............
(page courante)
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
équipements multimédia............................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
1.109
NLD_UD63569_2
Eclairages et signalisations extérieures (BFB - KFB - Renault)
VERLICHTING EN SIGNALEN (4/6)
2
Uitschakelen van de lichten
De lichten gaan automatisch uit na stop-
pen van de motor, openen van het bestuur-
dersportier of vergrendelen van de auto. In
dat geval schake-len, bij de volgende keer
starten van de motor, de lichten opnieuw in,
overeen-komstig de stand van ring 2.
N.B.: als de mistlichten branden, dooft de
verlichting niet automatisch.
Geluidssignaal vergeten
verlichting
In het geval dat de lichten zijn ingescha-
keld na het stilzetten van de motor, klinkt er
een signaal bij het openen van het bestuur-
dersportier om u te waarschuwen dat de
lichten nog branden.
storingen
Als het bericht “Controleer verlichting
verschijnt in combinatie met het waar-
schuwingslampje © en het waar-
schuwingslampje k knippert op het
instrumentenpaneel, is er een storing in de
verlichting.
Raadpleeg een merkdealer.
Functie welkomst en afscheid
(afhankelijk van de auto)
Wanneer de functie is ingeschakeld, gaan
de dagrijverlichting en de markeringslichten
achter automatisch aan wanneer card wordt
gedetecteerd of de auto wordt ontgrendeld.
Ze gaan automatisch uit:
ongeveer één minuut nadat ze zijn aan-
gegaan;
wanneer de motor wordt gestart, naarge-
lang van de stand van de schakelaar voor
de verlichting;
of
wanneer de auto wordt vergrendeld.
Inschakelen/Uitschakelen van de functie
Raadpleeg voor in- of uitschakelen van de
externe welkomstfunctie de gebruiksaanwij-
zing van het multimediasysteem.
Selecteer ON of OFF.
éclairage :
extérieur d’accompagnement ..............
(page courante)
feux :
de position ...........................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
1.110
NLD_UD63569_2
Eclairages et signalisations extérieures (BFB - KFB - Renault)
VERLICHTING EN SIGNALEN (5/6)
Functie “uitschakelvertraging”
Met deze functie kunt u de markeringslich-
ten en dimlichten korte tijd inschakelen (bijv.
voor het bijlichten bij het openen van een
hek).
21
Als de motor en de lichten uitgescha-
keld zijn, de 2 ring op AUTO staat, trekt u
de hendel 1 naar u toe: de markeringslichten
en dimlichten gaan ongeveer 30 seconden
aan samen met de waarschuwingslampjes
š en k op het instrumentenpa-
neel.
Om deze tijd te verlengen, kunt u de schake-
laar tot vier keer naar u toe trekken (de maxi-
male tijd is ongeveer twee minuten).
Het bericht “Follow me home voor _ _ _”
verschijnt, met de oplichtduur van de ver-
lichting, om deze handeling te bevestigen.
Daarna kunt u uw auto vergrendelen.
Om de verlichting uit te schakelen voordat
deze automatisch uitschakelt, verdraait u de
ring 2 (de stand is onbelangrijk) en draait u
deze daarna terug in de stand AUTO.
1.111
NLD_UD63569_2
Eclairages et signalisations extérieures (BFB - KFB - Renault)
VERLICHTING EN SIGNALEN (6/6)
2
1
3
4
Mistachterlicht
Draai de middelste ring 4 van de
schakelaar zo dat het symbool bij het merk-
teken 3 staat en laat dan los.
De werking is afhankelijk van de gevoerde
verlichting; het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat branden.
Zodra de weersomstandigheden dit toelaten
moet u de mistachterlichten uitschakelen om
de achter u rijdende weggebruikers niet te
hinderen.
Lichten uit
Draai weer aan de middelste ring 4tot het
symbool 3 bij het symbool voor mistach-
terlichten staat. Het bijbehorende controle-
lampje op het instrumentenpaneel dooft.
Bij het uitschakelen van de verlichting gaan
ook de mistlichten achter uit.
Bij mist, sneeuw of bij het vervoer van
voorwerpen die voorbij de voorkant van
het dak uitsteken, werkt de automati-
sche verlichting niet altijd.
Het inschakelen van de mistlichten blijft
onder controle van de bestuurder: de
controlelampjes op het instrumentenpa-
neel informeren u over het inschakelen
(controlelampje brandt) of uitschakelen
(controlelampje uit).
gMistlichten voor
Draai de middelste ring 4 van
de schakelaar 1 zo dat het symbool bij het
merkteken 3 staat en laat dan los.
De werking is afhankelijk van de gevoerde
verlichting; het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat branden.
essuie-vitres ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
essuie-vitres/lave-vitre ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lave-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
balais d’essuie-vitres .................................
(page courante)
essuie-vitres
balais ...................................................
(page courante)
précautions d’utilisation .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.112
NLD_UD79848_2
Essuie-vitre / Lave vitre avant (BFB - KFB - Renault)
Essuie-vitres, lave-vitres
Bijzonderheid
Tijdens het rijden, gaat de wisser langza-
mer werken als de auto stopt.
Ze gaan van een hoge constante snelheid
naar een langzame constante snelheid.
Zodra het voertuig beweegt, werken de rui-
tenwissers weer met de oorspronkelijk gese-
lecteerde snelheid.
Als u de schakelaar 1 in een andere stand
zet, schakelt u hiermee bovengenoemd au-
tomatisme uit.
Auto voorzien van ruitenwisser
voor met interval
A een keer wissen
Door kort te drukken maakt de ruiten-
wisser één wisbeweging.
B stoppen
C wissen met intervallen
De wissers vegen met tussenpozen
van enkele secondes. De duur van het
interval is te regelen door de ring 2 te
verdraaien;
D langzaam continu wissen
E snel continu wissen
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (1/6)
11
A
B
C
D
2
De standen A, C en D zijn toegankelijk
met contact aan. De stand E is uitslui-
tend toegankelijk bij draaiende motor.
E
De werking van een
ruitenwisserblad
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
houd de bladen schoon: reinig de
bladen en de ruit regelmatig met
water en zeep;
gebruik ze niet op een droge ruit;
maak ze los van de ruit als ze lange
tijd niet zijn gebruikt.
Vervang ze in elk geval zodra hun wer-
king afneemt, ongeveer eens per jaar.
5.37.
Voorzorgen bij het gebruik
van de wissers
Maak, als het vriest of sneeuwt, de
achterruit schoon voordat u de ruiten-
wisser aanzet (de motor kan overver-
hitten).
zorg dat niets de beweging van de
wisser hindert.
1.113
NLD_UD79848_2
Essuie-vitre / Lave vitre avant (BFB - KFB - Renault)
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (2/6)
1
F2
Auto voorzien van ruitenwisser
voor met regensensor
De regensensor bevindt zich op de voorruit,
voor de binnenspiegel.
A een keer wissen
Door kort te drukken maakt de rui-
tenwisser één wisbeweging.
B stoppen
C automatisch wissen
In deze stand signaleert het systeem
water op de voorruit en schakelt het
wissen in met een aangepaste wis-
snelheid. De inschakeldrempel van het
wissen en de duur van het interval is
te regelen door de ring 2 te verdraaien:
F: minimale gevoeligheid;
G: maximale gevoeligheid.
Hoe hoger de gevoeligheid, des te sneller
reageren de ruitenwissers en wordt de fre-
quentie van het wissen verhoogd.
Wanneer automatisch wissen is ingescha-
keld of de gevoeligheid wordt verhoogd,
wordt één wisbeweging uitgevoerd.
NB:
de regensensor heeft enkel een onder-
steunende functie. Bij beperkte zicht-
baarheid moet de bestuurder zijn ruiten-
wisser handmatig inschakelen. Bij mist
of sneeuwval werkt de ruitenwisser niet
altijd automatisch en blijft deze onder uw
controle.
bij temperaturen onder nul wordt automa-
tisch wissen niet ingeschakeld wanneer
de auto wordt gestart. Deze functie wordt
automatisch ingeschakeld wanneer de
auto sneller rijdt dan een bepaalde snel-
heid (ongeveer 8 km/uur).
schakel automatisch wissen niet in bij
droog weer;
ontdooi de voorruit volledig voordat u het
automatisch wissen inschakelt;
wanneer u de auto door een wasstraat
rijdt, moet u de ring 1 in stand B zetten
om het automatisch wissen uit te zetten.
G
1
A
B
C
D
E
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
1.114
NLD_UD79848_2
Essuie-vitre / Lave vitre avant (BFB - KFB - Renault)
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (3/6)
D langzaam continu wissen
E snel continu wissen
Bij een storing
Bij een storing van het automatisch wissen,
schakelt de ruitenwisser over op wissen met
intervallen.
Roep de hulp in van een merkdealer.
De werking van de regensensor kan worden
verstoord bij:
beschadigde ruitenwissers; een water-
laagje of watersporen achterlaten in de
detectiezone van de sensor kunnen de
reactiesnelheid van het automatisch
wissen vergroten of de frequentie van het
wissen verhogen;
een voorruit met een chip of barst ter
hoogte van de sensor, of een voorruit die
is bedekt met stof, vuil, insecten, ijs, het
gebruik van was en waterafstotend stof-
fen; de ruitenwisser zal minder gevoelig
zijn of reageert mogelijke helemaal niet.
Bijzonderheid
Tijdens het rijden, gaat de wisser langza-
mer werken als de auto stopt.
Van snel continu wissen naar langzaam con-
tinu wissen.
Zodra de auto weer gaat rijden, beginnen
de wissers weer met de oorspronkelijk inge-
stelde snelheid te werken.
Als u de schakelaar 1 in een andere stand
zet, schakelt u hiermee bovengenoemd au-
tomatisme uit.
Voorzorgsmaatregelen
Controleer bij vorst voordat u de rui-
tenwisser inschakelt of de ruitenwisser-
bladen niet zijn vastgevroren. Als u de
ruitenwisser inschakelt terwijl de bladen
zijn vastgevroren, kunt u zowel de bladen
als de motor van de ruitenwisser bescha-
digen.
Activeer de ruitenwissers niet op een
droge ruit. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage of beschadiging van de wisser-
bladen.
De standen A en D zijn toegankelijk met
contact aan.
De standen C en E zijn uitsluitend toe-
gankelijk bij draaiende motor.
1
A
B
C
D
E
essuie-vitres
balais ...................................................
(page courante)
balais d’essuie-vitres .................................
(page courante)
1.115
NLD_UD79848_2
Essuie-vitre / Lave vitre avant (BFB - KFB - Renault)
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (4/6)
Bijzondere stand van
de ruitenwisser voor
(onderhoudsstand)
In deze stand kunnen de bladen worden op-
getild om ze van de voorruit te verwijderen.
Dit kan nuttig zijn:
om de bladen te reinigen;
om de bladen van de voorruit los te
maken in winterse weersomstandighe-
den;
vervang de bladen 5.37.
Zet met contact aan en stilstaande motor de
schakelaar voor de ruitenwissers helemaal
naar beneden (stand snel continu wissen),
de ruitenwisserbladen stoppen in een stand
waarbij de motorkap vrij is.
Om de bladen terug te plaatsen, gaat u na
of de bladen correct zijn neergeklapt op de
voorruit en zet u de schakelaar met het con-
tact aan vervolgens in de stand B (stop).
Voordat u het contact aanzet, moet u de
ruitenwissers op de voorruit zetten. Anders
kunnen de motorkap of de wissers bescha-
digd raken wanneer deze worden ingescha-
keld.
Wanneer er zich obstakels op de voor-
ruit bevinden (vuil, sneeuw, ijs ...), maakt
u de voorruit (inclusief de centrale zone
achter de binnenspiegel) schoon voor-
dat u de ruitenwissers inschakelt (risico
op oververhitting van de motor).
Als een obstakel de beweging van een
blad verhindert, kan dat blad stoppen
met wissen.
Verwijder het obstakel en schakel de rui-
tenwisser opnieuw in met de ruitenwis-
serschakelaar.
Voordat u iets aan de voorruit
doet (wassen van de auto, on-
tdooien, reinigen van de voor-
ruit enz.) moet u de schake-
laar 1 in stand B (uit) zetten.
Risico van verwonding en/of bescha-
digingen.
Opmerking: Om de bladen na vervanging
correct terug te plaatsen, moeten de bladen
op de voorruit rusten. Zet het contact aan en
beweeg de schakelaar van de ruitenwisser.
lave-vitre ....................................................
(page courante)
1.116
NLD_UD79848_2
Essuie-vitre / Lave vitre avant (BFB - KFB - Renault)
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (5/6)
Ruitensproeier
Contact aan: trek de schakelaar 1 naar u
toe en laat deze weer los.
Door een korte actie komt de ruitensproeier
in werking en maakt de ruitenwisser één
wisbeweging.
Door een lange actie komt de ruitensproeier
in werking en maakt de ruitenwisser drie
wisbewegingen, en na enkele secondes nog
een vierde.
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
stand B (uit) staat.
Verwondingsgevaar
Opmerking: Bij temperaturen onder nul kan
de ruitenwisservloeistof aanvriezen op de
voorruit en het zicht verminderen. Verwarm
de voorruit met behulp van de ontwase-
mingsschakelaar voordat u ze reinigt.
1
A
B
C
D
E
lave-projecteurs .........................................
(page courante)
1.117
NLD_UD79848_2
Essuie-vitre / Lave vitre avant (BFB - KFB - Renault)
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (6/6)
Koplampsproeiers
Koplampen branden
De koplampsproeiers, als de auto hiermee is
uitgerust en de motor draait, komen tegelijk
met de ruitensproeiers in werking als u de
schakelaar 1 ongeveer 2 seconden naar u
toe getrokken houdt.
De koplampsproeiers worden eveneens in-
geschakeld als u de schakelaar van de voor-
ruitsproeier drie keer lang ingedrukt houdt.
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
stand B (uit) staat.
Verwondingsgevaar
Opmerking: om de goede werking van de
koplampsproeier te waarborgen tijdens de
winter, moet u de sneeuw van de afdekplaa-
tjes van de sproeiers verwijderen en de af-
dekplaatjes van de sproeiers ontdooien met
behulp van een ontdooispray.
Het is echter aanbevolen om op regelmatige
tijdstippen hardnekkig vuil op het glas van
de koplampen te verwijderen.
Als het minimumpeil van de ruitensproeier-
vloeistof nadert, kan het circuit van de ko-
plampsproeier lucht aanzuigen.
Vul ruitensproeiervloeistof bij en schakel het
systeem in, bij draaiende motor, om het
weer te vullen.
1
A
B
C
D
E
essuie-vitres ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
essuie-vitre/lave-vitre.................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
essuie-vitres
balais ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lave-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.118
NLD_UD60357_1
Essuie-vitre / Lave vitre arrière (BFB - KFB - Renault)
Om de werking te stoppen, laat u opnieuw
de ring 3 draaien.
Opmerking: als u de auto door een was-
straat rijdt, moet u de ring 3 van de scha-
kelaar 1 in ruststand zetten om het automa-
tisch wissen uit te zetten.
Houd u aan de gebruiksvoorschriften.
RUITENWISSER, -SPROEIER ACHTER (1/2)
13
Gebruik de ruitenwisserarm niet om de
achterklep te openen of te sluiten.
YAchterruitwisser
Draai met ingeschakeld contact
aan de ring 3 op de hendel 1 totdat het sym-
bool tegenover het referentiepunt 2 staat.
stoppen;
wissen met intervallen.
Het wisserblad veegt met tussenpozen
van enkele seconden. De frequentie
van het wissen varieert naargelang de
rijsnelheid van de auto;
langzaam continu wissen.
2
Voordat u iets aan de achter-
ruit doet (wassen van de auto,
ontdooien, reinigen enz.) moet
u de schakelaar 1 in ruststand
zetten.
Risico van verwonding en/of bescha-
digingen.
De werking van een
ruitenwisserblad
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
houd de bladen schoon: reinig de
bladen en de ruit regelmatig met
water en zeep;
gebruik ze niet op een droge ruit;
maak ze los van de ruit als ze lange
tijd niet zijn gebruikt.
Vervang ze in elk geval zodra hun wer-
king afneemt, ongeveer eens per jaar.
5.37.
Voorzorgen bij het gebruik
van de wissers
Maak, als het vriest of sneeuwt, de
achterruit schoon voordat u de ruiten-
wisser aanzet (de motor kan overver-
hitten).
zorg dat niets de beweging van de
wisser hindert.
1.119
NLD_UD60357_1
Essuie-vitre / Lave vitre arrière (BFB - KFB - Renault)
RUITENWISSER, -SPROEIER ACHTER (2/2)
Wanneer er zich obstakels op de achterruit
bevinden (vuil, sneeuw ...), probeert de rui-
tenwisser alle obstakels weg te wissen. Als
een obstakel de beweging van het blad ver-
hindert, kan het blad stoppen. Verwijder het
obstakel, wacht ongeveer 30 seconden en
schakel de ruitenwisser opnieuw in met de
schakelaar voor het wissen.
Voorzorgsmaatregelen
Controleer bij vorst voordat u de ruiten-
wisser inschakelt of de ruitenwisserbla-
den niet zijn vastgevroren op de ruit. Als
u de ruitenwisser bedient terwijl het blad
geblokkeerd is door vorst, bestaat het
risico dat zowel het blad als de motor van
de ruitenwisser beschadigd raken.
Activeer de ruitenwissers niet op een
droge ruit. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage of beschadiging van de wisser-
bladen.
Inschakelen/uitschakelen van de
achterruitwisser
Wanneer de achteruitversnelling wordt inge-
schakeld, wordt het intervalwissen van de
achterruit ingeschakeld (als de ruitenwissers
van de voorruit werken). Als uw auto is uitge-
rust met een menu om de auto-instellingen
te personaliseren, kunt u deze functie in- of
uitschakelen. 1.95.
Voor auto’s die niet zijn uitgerust met een
menu om de instellingen te personaliseren,
kunt u de functie laten deactiveren door een
merkdealer.
pRuitenwissers/
ruitensproeiers achter
Duw met het contact aan lang tegen de
schakelaar 1 en laat vervolgens los.
Als u de schakelaar lang bedient, wordt de
achterruitsproeier ingeschakeld en maakt de
achterruitwisser drie wisbewegingen, en na
enkele seconden nog een vierde.
1
capacité du réservoir carburant .................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
remplissage .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
qualité ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réservoir carburant
capacité ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
capacité ...............................................
(page courante)
bouchon de réservoir carburant.................
(page courante)
niveau de carburant ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.120
NLD_UD71081_4
Réservoir carburant (BFB - KFB - Renault)
Raadpleeg voor het tanken de paragraaf
“Tanken van brandstof” op de volgende
bladzijde.
Sluiten: druk het klepje met de hand tegen
de aanslag.
Réservoir carburant (remplissage carburant)
BRANDSTOFTANK (1/3)
Bruikbare inhoud van de tank:
– Ongeveer 50 liter voor uitvoeringen met
een benzinemotor;
– ongeveer 49 liter voor vier-deurs uitvoe-
ringen met dieselmotor;
– ongeveer 45 liter voor vijfdeurs- en
breakuitvoeringen met dieselmotor.
Als u de klep 2 wilt openen terwijl de auto
ontgrendeld is, drukt u op zone A en laat u
deze los, of, afhankelijk van de auto, drukt
u op de schakelaar op het dashboard1. Het
klepje 2 wordt ontsloten.
De klep 3 is in de vulopening ingebouwd.
Soort brandstof
Gebruik brandstof van goede kwaliteit
die overeenkomt met de normen die in elk
land zijn vastgelegd en beslist overeenkomt
met de indicaties op de sticker op klepje 2.
6.9.
Druk nooit met de vingers op
de klep 3.
Maak de omgeving van het vul-
systeem niet schoon met een
hogedrukreiniger.
2
A
1
2
3
Brandstofsoorten die voldoen aan de
Europese normen die ook gelden voor
de motoren van auto’s die in Europa zijn
verkocht: zie tabel 6.9.
Stop and Start............................................
(page courante)
1.121
NLD_UD71081_4
Réservoir carburant (BFB - KFB - Renault)
BRANDSTOFTANK (2/3)
Dieselmotor
Gebruik uitsluitend dieselbrandstof die
overeenkomt met de indicaties op de sticker
aan de binnenkant van het klepje 2.
Benzinemotor
Gebruik uitsluitend ongelode benzine. Het
octaangetal (RON) moet conform de gege-
vens zijn die op de sticker van het klepje 2
staan. 6.9.
Vermeng de dieselbrandstof
nooit met benzine (loodvrij of
E85), zelfs niet een kleine hoe-
veelheid.
Gebruik geen ethanol als uw auto hier
niet voor aangepast is.
Voeg geen reagens toe aan de brand-
stof, anders kan de motor beschadigd
raken. 1.123.
Als u een toevoegmiddel aan de brand-
stof wilt toevoegen, gebruik dan een pro-
duct dat is goedgekeurd door onze tech-
nische dienst.
Ga naar een merkdealer.
2
3
Tanken van brandstof
Met het contact uitgeschakeld, druk met het
vulpistool de klep 3 open en steek het pis-
tool zo ver mogelijk naar binnen voordat u
met tanken begint (spatgevaar).
Houd tijdens het tanken het vulpistool in
deze stand tot u klaar bent met tanken.
Als het vulpistool automatisch is afgeslagen,
mag u het nog maximaal twee keer gebrui-
ken, om voldoende ruimte in de tank over te
houden voor het uitzetten van de brandstof.
Let er op dat bij het tanken geen water bij de
brandstof komt. De klep 3 en zijn omgeving
moeten schoon blijven.
Benzinemotor
Schade die ontstaan is als gevolg van het
tanken van loodhoudende benzine wordt
niet door de fabrieksgarantie gedekt. Om
te voorkomen dat er abusievelijk loodhou-
dende benzine wordt getankt, heeft de vul-
hals een nauwe doorlaat met een veilig-
heidssysteem waarin alleen een vulpistool
met loodvrije benzine past.
Als u brandstof wilt tanken,
zet u de motor uit (dus NIET
stand-by bij voertuigen met de
Stop and Start-functie): u moet
het contact UIT zetten. 2.4 2.5.
Risico van brand.
réamorçage carburant ...............................
(page courante)
1.122
NLD_UD71081_4
Réservoir carburant (BFB - KFB - Renault)
Aanhoudende stank
van brandstof
In geval van een aanhoudende
stank van brandstof, moet u:
onmiddellijk stoppen, rekening hou-
dend met het overige verkeer en het
contact afzetten;
de alarmknipperlichten aanzetten en
alle passagiers uit laten stappen en
ze ver van het verkeer houden;
roep de hulp in van een merkdealer.
Auto’s met kaart
Druk met de kaart in het interieur op de
startknop 4 zonder de pedalen aan te raken.
Wacht een paar minuten voordat u de auto
start. Hiermee kan het brandstofcircuit
worden ontlucht Als de motor niet start, her-
haalt u de procedure.
Neem als de motor na verschillende pogin-
gen niet start, contact op met een merkdea-
ler.
Wijzig of repareer niet zelf het
brandstofsysteem (rekeneen-
heden, bedrading, brandstof-
circuit, inspuitstukken of ver-
stuivers, beschermkappen) vanwege de
grote gevaren voor de veiligheid die hier-
door kunnen ontstaan. Laat deze werk-
zaamheden uitsluitend door uw merk-
dealer uitvoeren.
4
BRANDSTOFTANK (3/3)
Tank leeg gereden bij
dieselmotor
Auto’s met sleutel/afstandsbediening
Zet de contactsleutel in de stand “ON2
2.3 en wacht een paar minuten voor-
dat u start zodat het brandstofcircuit kan
ontluchten;
draai de sleutel in de stand “START"3.
Als de motor niet start, herhaalt u de pro-
cedure.
Neem als de motor na verschillende po-
gingen niet start, contact op met een
merkdealer.
additif (réactif) ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réactif (réservoir) .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réservoir réactif ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réservoir réactif capacité ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
SCR : réduction catalytique sélective ........
(jusqu’à la fin de l’UD)
capacité du réservoir réactif ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
qualité réactif .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réactif remplissage ....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
bouchon de réservoir réactif ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
AdBlue .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.123
NLD_UD71082_4
Réservoir réactif (BFB - KFB - Renault)
Vullen
Bruikbare inhoud van de tank: ongeveer
16 liter.
Open, met het contact uit, het deksel A en
draai de dop 1 los.
Opmerking: er kan ammoniumhydroxide-
damp ontsnappen uit de opening als de tem-
peratuur van de tank hoog is.
Réservoir réactif
U dient zich te houden aan de wetgeving van
het land waarin u zich bevindt. Overtreding
van de geldende regelgeving is strafbaar.
De werking van de
startvergrendeling
De reagens bestemd is voor dieselmo-
toren voorzien van het SCR (selectieve
katalysator)-systeem.
Gebruik van een reagens vermindert de
hoeveelheid stikstofoxide in uitlaatgassen.
Het werkelijke reagensverbruik is afhanke-
lijk van de gebruiksomstandigheden, de uit-
rusting van de auto en de rijstijl van de be-
stuurder.
Reagenskwaliteit
Gebruik alleen reagentia die voldoen aan
standaard ISO 22241 en in overeenstem-
ming met de markering op de vuldop.
REAGENSTANK (1/4)
A1
De tankdop is van een speci-
aal type.
Vraag naar ditzelfde type als u
een andere dop koopt. Ga naar
een merkdealer. Maak de omgeving van
het vulsysteem niet schoon met een ho-
gedrukreiniger.
Om reagens bij te vullen, moet de motor
worden afgezet (dus niet stand-by
bij voertuigen met de Stop and Start-
functie): u moet het contact uit zetten
2.4 2.5.
Als het bericht “XXX KM Fout
AdBlue bijvullen” verschijnt,
vult u de reagenstank bij. Volg
de instructies voor bijvullen.
Risico op stilstand van de auto.
De reagens mag niet in contact komen met ogen of huid. Bij onverhoopt contact
spoelen met veel water. Indien nodig een arts raadplegen.
1.124
NLD_UD71082_4
Réservoir réactif (BFB - KFB - Renault)
Als er reagens overstroomt of op het lakwerk
terechtkomt, moet het betroffen gebied snel
met veel water en een zachte doek worden
gereinigd.
Opmerking: als het reagens kristalliseert,
gebruikt u een zachte spons.
Bij extreem koud weer
Als het vriest moet de reagenstank
worden bijgevuld als de -indicator
en het bericht “Vul AdBlue bij voor 1200 km
verschijnen op het instrumentenpaneel.
Bijzondere gevallen
De reagensvloeistof bevriest bij temperatu-
ren lager dan ongeveer -10°C.
Probeer in deze omstandigheden niet om de
vloeistof bij te vullen als deze bevroren is.
Indien u het reservoir moet vullen of bijvullen
met reagens ( aan), zet u de auto
indien mogelijk op een warmere plek zodat
de reagens weer vloeibaar wordt. Anders
vraagt u een vakman om reagensvloeistof
bij te vullen.
Vullen (vervolg)
U kunt de tank bijvullen bij de pomp.
Wanneer het contact uit is, steekt u het vul-
pistool zo ver mogelijk naar binnen voor-
dat u met tanken begint (spatgevaar). Houd
hem in deze stand tijdens het tanken.
Als het vulpistool automatisch is afgeslagen,
mag u nog maximaal twee liter brandstof bij-
vullen.
In andere vulsituaties is het belangrijk dat u
de informatie op de reagenscontainer (blik
of fles) leest.
Voorzorgsmaatregelen
Bij het vullen:
behandel de reagens voorzichtig. Het
kan kleding, schoenen, onderdelen
van de carrosserie enz. beschadigen;
zorg dat er bij het vullen geen water in de
brandstoftank komt.
REAGENSTANK (2/4)
Er mogen geen werkzaamhe-
den worden uitgevoerd aan
onderdelen van het systeem.
Om schade te voorkomen mag
uitsluitend deskundig personeel van de
merkdealer werkzaamheden aan het
systeem uitvoeren.
Nadat u de reagenstank hebt bijgevuld,
controleert u of de dop en het klepje zijn
gesloten. Start dan de motor en WACHT
10 seconden terwijl de auto stilstaat
met draaiende motor voordat u weer
wegrijdt.
Als u dit niet doet, wordt het bijvullen van
de tank pas geregistreerd nadat de auto
tientallen minuten heeft gereden.
De boodschap “--- Vul AdBlue” en/of de
controlelampjes kunnen zichtbaar blij-
ven totdat het bijvullen is geregistreerd
door het systeem.
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.125
NLD_UD71082_4
Réservoir réactif (BFB - KFB - Renault)
REAGENSTANK (3/4)
Onderhoud/actieradius
De informatie op het instrumentenpaneel kan worden vergezeld door een geluidssignaal.
Controleen
waarschuwingslampjes Boodschap Wat te doen?
“Vul AdBlue bij voor 2400 km
Wanneer het bericht verschijnt als het contact wordt aangezet, hebt u
een actieradius van minder dan 2400 km.
Vul de tank bij of laat een merkdealer de reagenstank bijvullen.
verschijnt. “Vul AdBlue bij voor 1200 km
Wanneer het bericht verschijnt als het contact wordt aangezet, hebt u
een actieradius tussen 1200 km en 800 km.
Vul de tank bij of laat een merkdealer de reagenstank bijvullen.
verschijnt. “XXX KM Fout AdBlue bijvullen”
Het bericht verschijnt als het contact wordt aangezet en wordt herhaald:
Ongeveer elke 100 km: u hebt een actieradius tussen ongeveer
800 km en 200 km;
– Ongeveer elke 50 km: u hebt een actieradius van minder dan
200 km.
In alle gevallen moet de tank met reagens zo spoedig mogelijk door
u of een geautoriseerde dealer worden gevuld.
knippert. “0 KM Fout AdBlue bijvullenDe motor wil niet starten.
Voor een herstart moet u zelf de reagenstank bijvullen.
1.126
NLD_UD71082_4
Réservoir réactif (BFB - KFB - Renault)
REAGENSTANK (4/4)
Systeemstoring
Als het controlelampje gaat branden, kan ook een pieptoon te horen zijn.
Controleen
waarschuwingslampjes Boodschap Interpretatie
en © gaan bran-
den.
“Controleer lucht verontreiniging”
“Contoleer kwaliteit AdBlue”
Controleer AdBlue injectie”
Geeft een storing in het systeem aan. Raadpleeg zo snel
mogelijk de merkdealer.
en © gaan bran-
den.
“XXX KM Fout antiluchtveront.”
Geeft aan dat er een systeemfout is en dat binnen 800 km
de auto niet meer opnieuw kan worden gestart.
Deze waarschuwingen worden herhaald:
elke 100 km totdat er tussen 800 km en 200 km over is
voordat de auto niet opnieuw kan worden gestart;
Elke 50 km wanneer er minder dan 200 km resteert
voordat de auto niet meer kan worden gestart.
Raadpleeg zo snel mogelijk de merkdealer.
en © gaan bran-
den.
“0 KM Fout antiluchtveront.”
Geeft aan dat de auto niet opnieuw zal starten nadat het
contact is uitgeschakeld. Roep de hulp in van een merk-
dealer.
2.1
NLD_UD81449_8
Sommaire 2 (BFB - KFB - Renault)
Hoofdstuk 2: Het rijden
Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2
Startschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.3
Starten, stoppen van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.4
Functie Stop and start . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.8
Bijzonderheden van versies met benzine- en dieselmotor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.12
Versnellingshendel, handrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.16
Elektronische parkeerrem.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.17
Functie “AUTOHOLD” . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.21
Tips voor het rijden, Eco-rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.22
Tips voor onderhoud en minder luchtverontreiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.30
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.31
Waarschuwings- en controlesysteem voor bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.32
Hulpen correctiesystemen tijdens het rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.43
Lane departure warning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.49
Rijstrookassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.54
Dodehoekwaarschuwing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.60
Waarschuwing veiligheidsafstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.67
Actieve noodrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.71
Waarschuwing vermoeidheidsdetectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.79
Detectie van verkeersborden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.81
Snelheidsbegrenzer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.85
Snelheidsregelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.89
Adaptieve snelheidsregelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.94
Assistent voor snelwegen en files . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.109
Parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.126
Achteruitrijcamera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.132
Uitparkeerwaarschuwing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.136
Automatisch parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.140
Automatische transmissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.145
Noodoproep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.148
rodage .......................................................
(page courante)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.2
NLD_UD79857_2
Rodage (BFB - KFB - Renault)
Rodage
INRIJDEN
Benzinemotor
Rijd de eerste 1 000 km niet sneller dan 130
km/uur in de hoogste versnelling en laat de
motor met niet meer dan 3 000 tot 3 500 tr/
min draaien.
Pas na ongeveer 3 000 km zult u over het
volle vermogen van de motor kunnen be-
schikken.
Opmerking: bij een nieuwe auto in de inrijf-
ase: het koelvloeistofpeil kan hoger zijn dan
de markering “MAXI” op de tank, en vervol-
gens dalen tot tussen de niveaus “MINI” en
MAXI”. Dit levert geen risico op.
Onderhoudsbeurten: zie het onderhouds-
document van uw auto.
Dieselmotor
Rijd de eerste 1.500 km niet sneller dan
130 km/uur in de hoogste versnelling en houd
het toerental onder 2.500 tr/min.
Daarna kunt u sneller rijden maar pas na
6 000 km zult u over het volle vermogen van
de motor kunnen beschikken.
Trek tijdens het inrijden nooit snel op. Als de
motor nog koud is mag u hem in de lagere
versnellingen nooit met een hoog toerental
laten draaien.
Opmerking: bij een nieuwe auto in de inrijf-
ase: het koelvloeistofpeil kan hoger zijn dan
de markering “MAXI” op de tank, en vervol-
gens dalen tot tussen de niveaus “MINI” en
MAXI”. Dit levert geen risico op.
Onderhoudsbeurten: zie het onderhouds-
document van uw auto.
contacteur de démarrage ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mise en route du moteur............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
démarrage moteur .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mise sous contact du véhicule...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(page courante)
rodage .......................................................
(page courante)
2.3
NLD_UD60362_1
Contacteur de démarrage : véhicule avec clé (BFB - KFB - Renault)
Contacteur de démarrage
stand: “ON” 2
Het contact staat aan.
Accessoires (radio, enzovoort) worden ge-
bruikt.
stand: “START” 3
Indien de motor niet aanslaat, moet u de
contactsleutel terug draaien tot de controle-
lampjes uit gaan voor u opnieuw kunt star-
ten. Laat de sleutel los zodra de motor aan-
slaat.
NB: bij een dieselmotor kunnen enkele se-
condes verstrijken tussen het draaien van
de sleutel en het starten van de motor om de
motor voor te verwarmen.
Startschakelaar
stand: “LOCK” 0
Als u de sleutel uit het slot trekt en het stuur
draait, hoort u een klik: de stuurinrichting is
nu vergrendeld.
Bij het vrijzetten van het stuurslot draait
u het stuur iets heen en weer bij het ver-
draaien van de sleutel.
CONTACTSLOT: auto met sleutel
arrêt du moteur ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
démarrage moteur .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mise en route du moteur............................
(page courante)
mise sous contact du véhicule...................
(page courante)
2.4
NLD_UD60363_1
Demarrage, arrêt du moteur : véhicule avec clé (BFB - KFB - Renault)
Démarrage, arrêt moteur
STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR: auto met sleutel
Starten van de motor
Benzinemotor
Geef bij het starten geen gas;
laat de contactsleutel los zodra de motor
is aangeslagen.
ÉDieselmotor
Draai de contactsleutel in de stand “ON"
2 en houd de sleutel in die stand totdat
het controlelampje voorverwarming ge-
doofd is;
Draai de sleutel in de stand START 3
zonder gas te geven.
laat de contactsleutel los zodra de motor
is aangeslagen.
Bijzonderheid: Indien u de motor start bij
erg lage buitentemperatuur (kouder dan
-10 °C): houd het koppelingspedaal inge-
drukt tot de motor start.
Start uw auto nooit in vrij-
loop op een helling. De stuur-
bekrachtiging kan hierdoor
worden uitgeschakeld.
Kans op ongevallen.
Zet nooit het contact uit voor-
dat de auto compleet stil-
staat. Door het stilzetten van
de motor is er geen bekrachti-
ging meer van Door het stilzetten van de
motor is er geen bekrachtiging meer van
de remmen, stuurinrichting, enz. en zijn
de passieve veiligheidsorganen zoals de
airbags en gordelspanners uitgescha-
keld.
Stoppen van de motor
Laat de motor stationair draaien en draai de
sleutel terug in de stand LOCK 0.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
démarrage moteur .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
bouton de démarrage/arrêt moteur............
(jusqu’à la fin de l’UD)
mise en route du moteur............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
accessoires................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
arrêt du moteur ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.5
NLD_UD72313_4
Démarrage, arrêt moteur : véhicule avec carte (BFB - KFB - Renault)
DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (1/3)
Voorwaarden voor het starten
van de motor
De kaart moet worden ingevoerd binnen de
detectiezone 1.
Om te starten:
zet voor een auto met automatische
transmissie de hendel in stand P druk het
rempedaal in en druk op de knop 2;
druk voor een auto met een handmatige
versnellingsbak het rempedaal of koppe-
lingspedaal in en druk op de knop 2. Als
een versnelling is ingeschakeld, moet u
ook het koppelingspedaal indrukken.
“Handsfree” starten met
achterklep open
In dat geval mag de kaart zich niet in de ba-
gageruimte bevinden, om te vermijden dat u
ze kwijtraakt.
2
1
Bijzonderheden
Als er niet is voldaan aan een van de
startvoorwaarden, verschijnt het bericht
Druk op rem + START” of “Ontkoppel +
starten” of “Selecteer stand P” op het in-
strumentenpaneel;
in sommige gevallen moet het stuurwiel
worden bewogen bij het indrukken van
de startknop 2 om het ontgrendelen van
de stuurkolom mogelijk te maken, het
bericht “Draai stuurwiel + START” waar-
schuwt u daarvoor;
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
mise sous contact du véhicule...................
(page courante)
2.6
NLD_UD72313_4
Démarrage, arrêt moteur : véhicule avec carte (BFB - KFB - Renault)
DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (2/3)
2
Functie accessoires
(Contact aanzetten)
Zodra u bent ingestapt, hebt u een aantal
functies van de auto (radio, navigatiesys-
teem ruitenwisser, enz.) ter beschikking.
Om de andere functies te gebruiken, drukt u
met de kaart in de auto op de knop 2 zonder
de pedalen in te drukken.
3
Bij een storing
In sommige gevallen werkt de “handsfree”
card niet:
als de kaartaccu leeg is, enz.
nabijheid van een apparaat dat de dezel-
fde frequentie gebruik (scherm, mobiele
telefoon, computerspel, enz.);
de auto bevindt zich in een sterk elektro-
magnetisch veld.
De boodschap “Plaats de kaart in zone +
START” verschijnt op het instrumentenpa-
neel.
Trap het rem- of koppelingspedaal in en
plaats de kaart 3 (knopzijde) gedurende on-
geveer twee seconden op het plaatsingsge-
bied 4.
Druk op de knop 2 om de auto te starten. De
boodschap dooft.
4
2
2.7
NLD_UD72313_4
Démarrage, arrêt moteur : véhicule avec carte (BFB - KFB - Renault)
DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (3/3)
Als de kaart niet in het interieur aanwezig is
of als de kaartaccu bijna leeg is als de auto
stilstaat en u de motor wilt uitzetten, ver-
schijnt het bericht “Kaart afwezig druk lang
START” op het instrumentenpaneel: druk
minimaal drie seconden op de knop 2. Als
de kaart zich niet meer in het interieur be-
vindt, controleert u of u deze kunt ophalen
voordat u de knop ingedrukt houdt. Zonder
de handsfree kaart kunt u de auto niet op-
nieuw starten.
Als de motor is gestopt, blijven de op dat
moment ingeschakelde accessoires (radio,
enz.) ongeveer 10 minuten werken.
Als het bestuurdersportier geopend wordt,
schakelen de accessoires uit.
Voorwaarden voor het stoppen
van de motor
De auto moet stilstaan, met de hendel in
stand N of P bij een auto met een automati-
sche transmissie.
Als de card zich in de auto bevindt, drukt u
op de knop 2: de motor stopt. De stuurko-
lom vergrendelt bij het openen van het be-
stuurdersportier of bij het vergrendelen van
de auto.
Controleer, als u de auto ver-
laat en vooral als u de kaart bij
u hebt, of de motor volledig is
uitgeschakeld.
2
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Zet nooit het contact uit voor-
dat de auto compleet stilstaat.
Door het stilzetten van de
motor is er geen bekrachtiging
meer van Als de motor niet meer draait,
zijn er geen stuur- en rembekrachtiging
meer. Ook werken veiligheidsvoorzienin-
gen, zoals airbags en gordelspanners,
niet meer.
démarrage moteur .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mise en veille du moteur............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fonction Stop and Start ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
Stop and Start............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.8
NLD_UD82502_4
Fonction Stop and Start (BFB - KFB - Renault)
Fonction Stop and start
en
Wanneer de voertuigsnelheid gedurende
circa een seconde nul is of, afhankelijk
van het voertuig, lager dan circa 5 km/u.
De motor blijft op stand-by staan wanneer
stand P inschakelt, of wanneer stand N in-
schakelt terwijl de parkeerrem is aangetrok-
ken en het rempedaal wordt losgelaten.
Voor auto’s met een handgeschakelde
versnellingsbak:
de versnellingshendel in de neutrale
stand staat (neutraal);
Als het controlelampje knippert
terwijl het voertuig stilstaat en het bericht
“Schakelen naar Neutraal” op het instru-
mentenpaneel verschijnt, geeft dit aan
dat u de versnellingshendel in de stand
Neutraal moet zetten;
en
het koppelingspedaal wordt losgelaten;
en
de auto rijdt trager dan ongeveer 5 km/u.
Voor alle auto’s:
Het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat vast branden om u te
waarschuwen dat de motor op stand-by
staat.
FUNCTIE STOP AND START (1/4)
Dit systeem zorgt voor een lager brandstof-
verbruik en vermindert de uitstoot van broei-
kasgassen. Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de auto begint te
rijden. Tijdens het rijden stopt het systeem
de motor (stand-by) wanneer het voertuig tot
stilstand komt of langzaam rijdt (verkeersop-
stopping, verkeerslichten enz.), afhankelijk
van het voertuig.
Omstandigheden waarbij de
motor op stand-by wordt gezet
De auto heeft na de laatste stilstand gere-
den.
Voor auto’s met automatische versnel-
lingsbak:
de versnellingsbak staat in stand D, M of
N;
en
het rempedaal wordt (voldoende hard) in-
gedrukt;
Als het controlelampje knippert
terwijl het voertuig stilstaat en het bericht
“Druk het rempedaal in” op het instru-
mentenpaneel verschijnt, geeft dit aan
dat het rempedaal onvoldoende is inge-
drukt.
en
het gaspedaal wordt niet ingedrukt;
Wanneer de motor op stand-by
wordt gezet, wordt de automa-
tische parkeerrem (afhankelijk
van de auto) niet automatisch
vastgezet.
Rijd niet met de auto wanneer
de motor op stand-by staat (het
waarschuwingslampje
wordt op het instrumentenpa-
neel weergegeven).
De uitrustingen van de auto blijven in wer-
king terwijl de motor stilstaat.
De stuurbekrachtiging werkt mogelijk niet
meer als de motor naar stand-by gaat.
In dat geval werkt deze pas weer als de
motor niet meer in stand-by is of als de snel-
heid hoger is dan ongeveer 1 km/u (bij af-
dalen, enz.).
Voordat de auto wordt verlaten,
MOET de motor worden afge-
zet (en niet op stand-by worden
gezet). 2.4 2.5.
2.9
NLD_UD82502_4
Fonction Stop and Start (BFB - KFB - Renault)
Stand-by uitschakelen
Voor auto’s met automatische versnel-
lingsbak:
bij openen van het bestuurdersportier;
of
als de bestuurdersgordel niet is vastge-
maakt;
of
het rempedaal is niet ingedrukt en stand
D of M (afhankelijk van de auto) is inge-
schakeld;
of
het rempedaal wordt losgelaten en de
versnelling staat in de stand N met de
handrem uit;
of
– het rempedaal wordt opnieuw ingedrukt
en de versnelling staat in de stand P of N
terwijl de handrem is ingeschakeld;
of
de versnelling staat in de stand R;
of
het gaspedaal is ingedrukt;
of
Afhankelijk van het voertuig zijn in de
handmatige modus (M) de versnellings-
hendels ingeschakeld. 2.145.
FUNCTIE STOP AND START (2/4)
Verhinderen dat de motor op
stand-by wordt gezet
In bepaalde omstandigheden, zoals bij in-
voegen op een kruispunt, is het mogelijk om
bij geactiveerd systeem de motor draaiende
te houden om snel te kunnen starten.
Voor voertuigen met een automatische
versnellingsbak, wanneer de motor
alleen in stand-by wordt gezet wanneer
het voertuig stopt:
Laat de auto stilstaan en oefen slechts een
lichte druk uit op het rempedaal.
Voor auto’s met een handgeschakelde
versnellingsbak:
Houd het koppelingspedaal ingedrukt.
functie “AUTOHOLD” ingeschakeld
2.21, het rempedaal is mogelijk los-
gelaten en de motor op stand-by blijven
staan.
Druk op het gaspedaal om het voertuig
uit stand-by te halen.
Als u brandstof wilt tanken,
zet u de motor uit (dus niet
stand-by bij voertuigen met de
Stop and Start-functie): u moet
het contact uit zetten. 2.4 2.5.
Risico van brand.
2.10
NLD_UD82502_4
Fonction Stop and Start (BFB - KFB - Renault)
de helling is te steil voor auto’s met auto-
matische transmissie;
de functie “Helder zicht” is ingeschakeld
3.8;
de motortemperatuur is te laag;
de luchtzuiveringscyclus wordt ver-
nieuwd;
– ...
Het waarschuwingslampje verschijnt
op het instrumentenpaneel en geeft aan dat
de motor niet in stand-by kan gaan.
Het waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel licht mogelijk op met het
bericht:
– “Optimaliseren laden accu” batterij opla-
den prioriteren;
– “Prioriteit thermisch comf” airconditio-
ning prioriteren;
– “Prioriteit draaiende motor” werkzaamhe-
den van de motor prioriteren.
FUNCTIE STOP AND START (3/4)
Voor auto’s met een handgeschakelde
versnellingsbak:
als het bestuurdersportier wordt ge-
opend, zonder dat daarbij een versnelling
is ingeschakeld en het koppelingspedaal
niet is ingedrukt;
of
als de bestuurdersgordel wordt losge-
maakt zonder dat een versnelling inge-
schakeld en het koppelingspedaal niet is
ingedrukt;
of
de versnellingsbak staat in neutraal en
het koppelingspedaal wordt lichtjes inge-
drukt;
of
de versnelling is ingeschakeld en het
koppelingspedaal is volledig ingedrukt.
Bijzonderheid: afhankelijk van de auto,
brandt het controlelampje Ä gedu-
rende enkele seconden op het instrumen-
tenpaneel als u het contact uitzet wanneer
de motor op stand-by staat.
Omstandigheden waarbij de
motor niet op stand-by wordt
gezet
Onder bepaalde omstandigheden kan het
systeem de motor niet op stand-by zetten.
Dit is het geval als:
het bestuurdersportier niet is gesloten;
– de autogordel van de bestuurder niet is
vastgemaakt;
de achteruitversnelling is ingeschakeld;
de motorkap niet is vergrendeld;
de buitentemperatuur is te hoog of te
laag;
de accu onvoldoende geladen is;
het verschil tussen de temperatuur in de
auto en de ingestelde temperatuur van
de thermostatische airconditioning te
groot is;
de parkeerhulp is ingeschakeld;
de hoogte is te groot;
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten 2.4 2.5.
Voor auto’s uitgerust met een hand-
geschakelde versnellingsbak:
Het herstarten kan worden onderbroken
als het koppelingspedaal te snel wordt
losgelaten terwijl een versnelling wordt
ingeschakeld.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
2.11
NLD_UD82502_4
Fonction Stop and Start (BFB - KFB - Renault)
FUNCTIE STOP AND START (4/4)
Bijzonderheid van het automatisch weer
starten van de motor
Onder bepaalde omstandigheden kan de
motor vanzelf weer starten om uw veiligheid
en uw comfort te waarborgen.
Dat kan zich met name voordoen wanneer:
de buitentemperatuur is te hoog of te
laag;
de functie “Helder zicht” is ingeschakeld
3.8;
de accu onvoldoende geladen is;
– de rijsnelheid van de auto hoger is dan
5 km/u (bij afdalen);
– het rempedaal herhaaldelijk wordt inge-
drukt of er vaak wordt geremd;
– ...
Het waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel licht op om u te melden
dat de motor automatisch opnieuw wordt ge-
start.
Het waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel licht mogelijk op met het
bericht:
– “Optimaliseren laden accu” batterij opla-
den prioriteren;
– “Prioriteit thermisch comf” airconditio-
ning prioriteren;
– “Prioriteit draaiende motor” werkzaamhe-
den van de motor prioriteren.
Bijzonderheid: als de motor op stand-by
staat en op de schakelaar 1 wordt ge-
drukt, wordt de motor automatisch op-
nieuw gestart.
Inschakelen, uitschakelen van
de functie
Druk de schakelaar 1 in om de functie uit te
schakelen. Het bericht “Stop & Start uitge-
schakeld” verschijnt op het instrumentenpa-
neel en het schakelaarlampje 1 verschijnt.
Met nog een keer indrukken schakelt het
systeem weer in. Het bericht “Stop & Start
actief” verschijnt op het instrumentenpaneel
en het schakelaarlampje 1 verdwijnt.
Het systeem wordt automatisch weer in-
geschakeld bij elke vrijwillige start van het
voertuig door het indrukken van de start-
knop. 2.4 2.5.
Storingen
Het bericht “Stop & Start controleren” ver-
schijnt op het instrumentenpaneel en het
schakelaarlampje 1 verschijnt als het sys-
teem wordt uitgeschakeld.
Raadpleeg een merkdealer.
Voordat de auto wordt verlaten,
MOET de motor worden afge-
zet (en niet op stand-by worden
gezet). 2.4 2.5.
1
particularité des véhicules essence ...........
(jusqu’à la fin de l’UD)
catalyseur ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.12
NLD_UD75390_2
Particularités des versions essence avec FAP (BFB - KFB - Renault)
Particularités des versions essence et diesel
BIJZONDERHEDEN VAN DE UITVOERINGEN MET EEN BENZINEMOTOR (1/2)
Onder bepaalde omstandigheden, zoals:
te lang doorrijden als het waarschuwings-
lampje brandstofreserve brandt;
het gebruik van loodhoudende benzine;
bij gebruik van niet-goedgekeurde
smeermiddelen of brandstofadditieven,
of bij het optreden van storingen zoals:
een defecte ontsteking, brandstofgebrek
of losse bougiekabel waardoor de ontste-
king overslaat en de auto met horten en
stoten rijdt;
vermogensverlies van de motor,
kan de katalysator oververhit raken waar-
door hij minder effectief wordt, defect kan
raken en ook andere delen van de auto te
heet kunnen worden.
Indien u één van de hiervoor genoemde sto-
ringen constateert, dient u uw auto zo spoe-
dig mogelijk door een merkdealer te laten
herstellen.
Door de in het onderhoudsboekje voorge-
schreven onderhoudsbeurten uit te laten
voeren door een merkdealer kunt u derge-
lijke storingen voorkomen.
Bij startmoeilijkheden
Blijf niet proberen om te motor te starten
(door op de startknop te drukken of de auto
te duwen of te slepen) zonder dat u de oor-
zaak van de storing vaststelt en verhelpt,
om schade aan de katalysator of de start-
motor en voortijdige slijtage van de accu te
voorkomen.
Ga niet door met starten maar roep de hulp
in van een merkdealer en laat de storing ver-
helpen.
Parkeer de auto niet of blijf niet
met draaiende motor staan op
een plaats waar de uitlaat zich
boven brandbaar materiaal
bevindt. Onder ongunstige omstandig-
heden (droogte, harde wind) kan brand
ontstaan als de hete uitlaat in contact
komt met gras of bladeren.
filtre :
à particules ..........................................
(page courante)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(page courante)
messages au tableau de bord ...................
(page courante)
2.13
NLD_UD75390_2
Particularités des versions essence avec FAP (BFB - KFB - Renault)
BIJZONDERHEDEN VAN DE UITVOERINGEN MET EEN BENZINEMOTOR (2/2)
Opmerking: het controlelampje kan na
20 minuten uitgaan als niet volledig is voldaan
aan de rijcondities voor het reinigen van het
filter.
Als de auto stopgezet is voordat het contro-
lelampje gedoofd is, moet u de handeling
opnieuw uitvoeren vanaf het begin.
Roetfilter
Het roetfilter wordt gebruikt bij de behande-
ling van uitlaatgassen van de benzinemotor.
Het waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel geeft, afhankelijk van de
auto, aan dat het filter is verstopt en moet
worden schoongemaakt. Om het reinigen
nadat het waarschuwingslampje is
gaan branden, rij tussen ongeveer 50 en
110 km/u, rekening houdend met de ver-
keersomstandigheden en de snelheidsbe-
perkingen, totdat het lampje dooft.
Na ongeveer 5 tot 20 minuten zou het waar-
schuwingslampje moeten doven.
Het waarschuwingslampje
® dwingt u, voor uw
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar
te brengen. Stop de motor en start deze
niet opnieuw. Roep de hulp in van een
merkdealer.
Als het filter verzadigd is geraakt, gaat het
© waarschuwingslampje branden
en afhankelijk van de auto, het
waarschuwingslampje branden op het in-
strumentenpaneel, samen met het bericht
Controleer inspuitsysteem”. Raadpleeg in
dat geval een merkdealer.
Als het ® waarschuwingslampje op-
licht en, afhankelijk van de auto, het
waarschuwingslampje oplicht, samen met
het bericht “Risico op motorschade”, stop de
auto, zet de motor uit en neem contact op
met een merkdealer.
catalyseur ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
particularité des véhicules diesel ...............
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réamorçage carburant ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
filtre :
à particules ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.14
NLD_UD77111_2
Particularités des versions diesel (BFB - KFB - Renault)
BIJZONDERHEDEN VAN DE DIESELUITVOERINGEN (1/2)
Parkeer de auto niet of blijf niet
met draaiende motor staan op
een plaats waar de uitlaat zich
boven brandbaar materiaal
bevindt. Onder ongunstige omstandig-
heden (droogte, harde wind) kan brand
ontstaan als de hete uitlaat in contact
komt met gras of bladeren.
Voorzorgen in de winter
Om problemen bij vorst te voorkomen:
zorg dat de accu steeds goed geladen is;
laat het brandstofpeil in de tank niet on-
nodig laag komen om condensatie van
waterdamp tegen te gaan.
Label met de opaciteit van motorgassen
U vindt de informatie 1 op het etiket A in de
motorruimte of, afhankelijk van het voertuig,
op het identificatieplaatje van het voertuig
6.2.
1 Dieseluitstoot.
A
1
Toerental van de dieselmotor
Dieselmotoren hebben een inspuitpomp die
ervoor zorgt dat het afgestelde motor-
toerental in geen van de versnellingen kan
worden overschreden.
Als het bericht “Controleer lucht verontrei-
niging” verschijnt en de controlelampjes
Ä en © oplichten, moet u meteen
een merkdealer raadplegen.
Afhankelijk van de gebruikte brandstofsoort,
kan er soms witte rook ontstaan tijdens het
rijden.
Dit wordt veroorzaakt door het automatisch
reinigen van het roetfilter en heeft geen ge-
volgen voor het rijgedrag van de auto.
Als de tank is leeg gereden
Wanneer de tank is gevuld nadat de brand-
stof volledig is afgetapt, moet het brand-
stofcircuit worden ontlucht: 1.120 voordat
de motor opnieuw wordt gestart.
2.15
NLD_UD77111_2
Particularités des versions diesel (BFB - KFB - Renault)
Opmerking: het waarschuwingslampje ver-
schijnt mogelijk weer als de verkeersom-
standigheden met betrekking tot het reini-
gen van het filter zich niet volledig voordoen.
Als de auto stilstaat of als het motortoerental
zakt tot onder 2000 tr/min voordat het con-
trolelampje verdwijnt, moet de handeling
wellicht worden herhaald.
Roetfilter
Het roetfilter wordt gebruikt bij de behande-
ling van uitlaatgassen van dieselmotoren.
Het waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel geeft, afhankelijk van de
auto, aan dat het filter is verstopt en moet
worden schoongemaakt.
Doe dit zo: blijf rijden wanneer het waar-
schuwingslampje verschijnt, afhan-
kelijk van de verkeersomstandigheden en
de maximumsnelheid, totdat het dooft. Laat
het motortoerental indien mogelijk niet lager
zakken dan 2000 tpm.
Het controlelampje gaat uit na 10 tot 20 mi-
nuten. 1.72.
De weergave van op het instrumen-
tenpaneel kan gecombineerd zijn met een
hoger motortoerental en een hogere wer-
king van het koelcircuit om het roetfilter te
reinigen.
Het waarschuwingslampje
® dwingt u, voor uw
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar
te brengen. Stop de motor en start deze
niet opnieuw. Roep de hulp in van een
merkdealer.
Als het filter verzadigd is geraakt, gaat het
© waarschuwingslampje branden
en afhankelijk van de auto, het
waarschuwingslampje branden op het in-
strumentenpaneel, samen met het bericht
Controleer inspuitsysteem”. Raadpleeg in
dat geval een merkdealer.
Als het ® waarschuwingslampje op-
licht en, afhankelijk van de auto, het
waarschuwingslampje oplicht, samen met
het bericht “Risico op motorschade”, stop de
auto, zet de motor uit en neem contact op
met een merkdealer.
BIJZONDERHEDEN VAN DE DIESELUITVOERINGEN (2/2)
Voor regeneratie van het roetfilter is om
de 200 km een lange autorit nodig van
minstens 20 minuten, op een hoofdweg.
levier de vitesses .......................................
(page courante)
marche arrière
passage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
frein à main ................................................
(page courante)
changement de vitesses ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
boîte de vitesses automatique (utilisation)
(page courante)
tableau de bord..........................................
(page courante)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(page courante)
marche arrière
passage ...............................................
(page courante)
2.16
NLD_UD60369_1
Levier de vitesse/frein à main (BFB - KFB - Renault)
Levier de vitesses, Frein à main
Versnellingshendel
Auto’s met handgeschakelde versnel-
lingsbak: volg de aanduiding op knop 1.
Auto’s met automatische versnellings-
bak: 2.145.
Inschakelen achteruitversnelling
De achteruitrijlichten gaan branden, zodra
de achteruitversnelling is ingeschakeld en
het contact aanstaat.
1
VERSNELLINGSHENDEL, HANDREM
Handrem
Vrijzetten
Trek de handgreep 3 iets omhoog waarna u
de knop 2 indrukt en de handgreep omlaag
duwt.
Het rode controlelampje } op het in-
strumentenpaneel blijft branden, het bericht
Parkeerrem aangetrokken” wordt weerge-
geven en u hoort een geluidssignaal als u
nog op de handrem rijdt.
3
2
Bij stilstaande auto kan het
nodig zijn, afhankelijk van de
helling en de belasting van de
auto, de handrem minstens
twee extra tanden vaster zetten en een
versnelling in te schakelen (1e of achter-
uitversnelling voor de auto’s met hand-
geschakelde versnellingsbak) of stand P
voor de auto's met automatische trans-
missie.
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door beschadigen (bijvoorbeeld: vervor-
ming van een as, enz.).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
Tijdens het rijden moet de
handrem helemaal vrij gezet
zijn (rood waarschuwings-
lampje uit), risico van overver-
hitting of beschadiging.
Vastzetten
Trek de handgreep 3 omhoog. Controleer
of de auto blijft stilstaan. Het controlelampje
} op het instrumentenpaneel licht op.
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
frein de parking assisté..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
frein à main ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
frein de parking ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
arrêt du moteur ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fonction Stop and Start ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
contacteur de démarrage ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.17
NLD_UD79896_4
Frein de parking assisté (BFB - KFB - Renault)
Frein de parking assisté
ELEKTRONISCHE PARKEERREM (1/4)
In alle andere gevallen, bijvoorbeeld als
de motor is afgeslagen of in stand-by
is door de werking van Stop and Start
2.8, de elektronische parkeerrem wordt
niet automatisch ingeschakeld.
De handbediening moet dan gebruikt
worden.
Voor bepaalde modellen in sommige landen
wordt de rem niet automatisch vastgezet.
Raadpleeg de paragraaf “handbediening”.
Het vastzetten van de automatische par-
keerrem wordt bevestigd door het bericht
Parkeerrem aangetrokken” en het contro-
lelampje } op het instrumentenpa-
neel en door het oplichten van het controle-
lampje 4 op de schakelaar 3.
Na het stilzetten van de motor, dooft het con-
trolelampje 4 enkele minuten na het vastzet-
ten van de automatische parkeerrem en het
controlelampje } gaat uit bij het ver-
grendelen van de auto.
Automatische werking
Vastzetten van de automatische
parkeerrem
Bij stilstaande auto kunt u de auto blok-
keren met behulp van de automatische par-
keerrem:
door te drukken op de knop voor star-
ten/stoppen van de motor 1 of door
de contactsleutel 2 te draaien naar de
“ON” 2 stand;
of
– als de bestuurdersgordel niet is vast-
gemaakt;
of
bij het openen van het bestuurderspor-
tier;
of
bij auto’s met een automatische trans-
missie, wanneer stand P wordt inge-
schakeld.
De elektronische parkeerrem kan worden gebruikt om de auto stil te zetten. Controleer, voordat u de auto verlaat, of de automatische
parkeerrem inderdaad is vastgezet. Controlelampje 4 op schakelaar 3 en controlelampje } op het instrumentenpaneel verschij-
nen om aan te geven dat de parkeerrem is ingeschakeld. De lampjes gaan uit als de portieren worden vergrendeld. Afhankelijk van
de auto bevindt zich een sticker op het bovenste deel van de voorruit om u hieraan te herinneren.
4
3
1
2
2.18
NLD_UD79896_4
Frein de parking assisté (BFB - KFB - Renault)
Automatische werking (vervolg)
Opmerking: in sommige situaties (automa-
tische parkeerrem defect, handmatig ont-
grendelen van de automatische parkeerrem,
enz.), klinkt er een geluidssignaal en ver-
schijnt het bericht “Parkeerrem aantrekken
op het instrumentenpaneel om u te waar-
schuwen dat de automatische parkeerrem
is losgezet.
met draaiende motor: bij het openen van
het bestuurdersportier;
– met motor uit (in geval van afslaan van
de motor bijvoorbeeld): bij het openen
van een voorportier.
In dit geval, trekt u en laat u de schakelaar 3
weer los om de automatische parkeerrem
aan te trekken. De parkeerrem automatisch vrij zetten
De parkeerrem is vrijgezet:
zodra het voertuig begint te versnellen;
of
op voertuigen met een automatische ver-
snellingsbak, bij schakelen vanuit stand
P.
Handbediend
U kunt de elektronische parkeerrem met de
hand bedienen.
Handmatig vastzetten van de
automatische parkeerrem
Trekken aan schakelaar 3: het controle-
lampje 4 in de schakelaar en het controle-
lampje } op het instrumentenpaneel
lichten op.
4
3
De elektronische parkeerrem kan worden gebruikt om de auto stil te zetten. Controleer, voordat u de auto verlaat, of de automatische
parkeerrem inderdaad is vastgezet. Controlelampje 4 op schakelaar 3 en controlelampje } op het instrumentenpaneel verschij-
nen om aan te geven dat de parkeerrem is ingeschakeld. De lampjes gaan uit als de portieren worden vergrendeld. Afhankelijk van
de auto bevindt zich een sticker op het bovenste deel van de voorruit om u hieraan te herinneren.
ELEKTRONISCHE PARKEERREM (2/4)
2.19
NLD_UD79896_4
Frein de parking assisté (BFB - KFB - Renault)
Parkeren met vrijgezette automatische par-
keerrem (bijvoorbeeld als het vriest):
schakel een versnelling of stand P in: de
aandrijfwielen worden mechanisch ver-
grendeld door de aandrijfas;
stop de motor door te drukken op de
start/stopknop 1 of door de contactsleu-
tel 2 te draaien;
maak de veiligheidsgordel van de be-
stuurder los;
open het bestuurdersportier;
zet de elektronische parkeerrem hand-
matig los (zie “Elektronische parkeerrem
handmatig loszetten” hierboven).
ELEKTRONISCHE PARKEERREM (3/4)
4
3
1
2
Handmatig loszetten van de
automatische parkeerrem
Druk op de schakelaar 1 zonder pedalen te
gebruiken of zet, afhankelijk van de auto, de
sleutel 2 in de stand ON 2 om het contact
aan te zetten.
Druk op het rempedaal los en druk dan op
de schakelaar 3: controlelampje 4 op de
schakelaar en controlelampje } op het
instrumentenpaneel gaan uit.
Kortstondige stop
Om de elektronische parkeerrem handma-
tig te activeren (als u moet stoppen voor
een verkeerslicht of bij stilstaande auto met
draaiende motor enzovoort): trek aan de
schakelaar 3 en laat los.
Het loszetten is automatisch zodra de auto
weer gaat rijden.
Bijzondere gevallen
Als u op een helling wilt stoppen of als u
met een caravan of een aanhangwagen par-
keert, moet u de handgreep 3 enkele secon-
des uitgetrokken houden om een maximale
remwerking te krijgen.
Als de bestuurdersgordel wordt
losgemaakt voordat de auto
volledig tot stilstand is geko-
men, moet de automatische
parkeerrem goed zijn vastgezet: waar-
schuwingslampje } op het instru-
mentenpaneel licht op om dit te beves-
tigen.
Risico dat de auto wegrolt.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
boîte de vitesses automatique (utilisation)
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.20
NLD_UD79896_4
Frein de parking assisté (BFB - KFB - Renault)
Storingen
Bij een storing licht het waarschuwings-
lampje © op het instrumentenpa-
neel op, vergezeld van de boodschap
Controleer parkeerrem” en in sommige
gevallen van het waarschuwingslampje
}.
Raadpleeg snel een merkdealer.
Bij een storing van de automatische par-
keerrem licht het waarschuwingslampje
® op, vergezeld van de boodschap
Storing remsysteem”, van een geluids-
signaal en in sommige gevallen van het
waarschuwingslampje }.
U moet direct stoppen zonder het overige
verkeer in gevaar te brengen.
Uitvoering met automatische
transmissie
Bij bestuurdersportier open of slecht geslo-
ten en draaiende motor, wordt het automa-
tisch loszetten uit veiligheidsoverwegingen
gedeactiveerd, (dit om te voorkomen dat de
auto alleen zonder bestuurder weg rolt).
Het bericht “Ontgrendel park. rem handma-
tig” verschijnt op het instrumentenpaneel als
de bestuurder het gaspedaal indrukt.
ELEKTRONISCHE PARKEERREM (4/4)
U moet dan om de auto te blok-
keren de eerste versnelling in-
schakelen (handgeschakelde
versnellingsbak) of stand P
(automatische transmissie). Als de hel-
ling erg steil is, legt u blokken voor de
wielen.
Verlaat uw auto voordat u de
versnellingshendel in stand P
hebt gezet en de motor hebt af-
gezet. Als u namelijk gas geeft
terwijl er een versnelling is ingeschakeld,
kan de stilstaande auto gaan rijden.
Kans op ongevallen.
Als er geen visueel of geluids-
signaal terug komt, geeft het
een storing van het instrumen-
tenpaneel weer. U moet direct
stoppen zonder het overige verkeer in
gevaar te brengen. Zorg dat de auto in-
derdaad goed gestopt is en neem con-
tact op met een merkdealer.
Als het bericht “Elektr. sto-
ring GEVAAR” of “Controleer
accu” of “Storing remsysteem
verschijnt, blokkeert u de auto
door (bij een handgeschakelde versnel-
lingsbak) de eerste versnelling te selec-
teren, of (bij een automatische versnel-
lingsbak) de stand P te selecteren, of
door gedurende ongeveer 10 seconden
te trekken aan de schakelaar 3.
Blokkeer de wielen van het voertuig als
de helling en de omstandigheden dit ver-
eisen.
Risico dat de auto wegrolt.
Roep de hulp in van een merkdealer.
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
frein de parking assisté..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
frein............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(page courante)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(page courante)
frein de parking ..........................................
(page courante)
Autohold ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.21
NLD_UD68317_3
Autohold (BFB - KFB - Renault)
Voorwaarden voor het onderbreken van
de remkracht
Aan de volgende voorwaarden moet worden
voldaan:
De bestuurder accelereert voldoende
met een ingeschakelde versnelling;
of
De bestuurder schakelt de functie uit.
Het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat uit.
Fonction « AUTOHOLD »
DE AUTOHOLD-FUNCTIE
De auto is gestopt (bijvoorbeeld bij een rood
verkeerslicht, een kruispunt, een file, enz.),
de functie waarborgt de remkracht zelfs
wanneer de bestuurder het rempedaal los-
laat.
De remkracht wordt opgeheven zodra de
bestuurder voldoende accelereert met een
ingeschakelde versnelling.
Inschakelen
Druk op de schakelaar 3.
Het controlelampje van de schakelaar 3 ver-
schijnt om te bevestigen dat de functie is in-
geschakeld.
Uitschakelen
Trap het rempedaal in en druk tegelijkertijd
op de schakelaar 3.
Het controlelampje van de schakelaar 3
gaat uit, om te bevestigen dat de functie is
uitgeschakeld.
Als de remkracht in stand wordt gehouden,
wordt de parkeerrem automatisch ingescha-
keld wanneer:
De bestuurder de auto verlaat;
of
De auto langer dan ongeveer drie minu-
ten stilstaat.
De elektronische parkeerrem
kan worden gebruikt om de
auto stil te zetten. Controleer,
voordat u de auto verlaat, of de
automatische parkeerrem inderdaad is
vastgezet. Controlelampje 1 op schake-
laar 2 en controlelampje } op het
instrumentenpaneel verschijnen om aan
te geven dat de parkeerrem is ingescha-
keld. De lampjes gaan uit als de portie-
ren worden vergrendeld. Afhankelijk van
de auto bevindt zich een sticker op het
bovenste deel van de voorruit om u hier-
aan te herinneren.
3
1
Voorwaarden voor het in stand houden
van de remkracht
Aan de volgende voorwaarden moet worden
voldaan:
De autogordel van de bestuurder is vast-
gemaakt;
en
De elektronische parkeerrem is vrijgezet;
en
De auto staat niet stil op een zeer steile
helling.
De in stand gehouden remkracht wordt be-
vestigd door het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel.
Telkens als de motor wordt gestart, heeft
de functie de modus die is ingesteld op
het moment dat de motor voor het laatst
werd uitgeschakeld.
2
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
conseils d’économie ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
économies de carburant ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ECO conduite ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conseils de conduite ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
consommation .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
consommation de carburant ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de vitesses ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fonction Stop and Start ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
Stop and Start............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mode ECO .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.22
NLD_UD81441_4
Conseils de conduite, ECO conduite (BFB - KFB - Renault)
Conseils de conduite, Eco conduite
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (1/8)
Afhankelijk van de auto beschikt u over ver-
schillende functies die u kunnen helpen het
brandstofverbruik te verminderen:
de toerenteller;
Indicatielampje voor overschakelen naar
de volgende versnelling;
de vrijloopfunctie;
het indicatielampje rijstijl;
indicator Eco-acceleratie;
de trajectbalans en tips voor zuinig rijden
via het bedieningsscherm;
stand ECO;
de functie Stop and Start 2.8.
Het brandstofverbruik is goedgekeurd over-
eenkomstig een voorgeschreven standaard-
methode.
Deze methode is voor alle autofabrikanten
hetzelfde en maakt het mogelijk om auto’s
met elkaar te vergelijken.
Het werkelijke verbruik is afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden, de uitrusting en
de rijstijl.
Raadpleeg voor een optimaal brandstofver-
bruik onderstaande aanbevelingen.
Vrijloopfunctie
Bij auto’s met een automatische transmissie
(afhankelijk van de auto) wordt in de rem-
fasen (met de voet volledig van het gaspe-
daal), de vrijloop ingeschakeld (automatisch
neutraal) om afremmen op de motor te ver-
minderen zodat u verder komt zonder gas te
geven. Dit bespaart brandstof.
Het controlelampje verschijnt op het
instrumentenpaneel:
grijs als de auto niet in de vrijloopmodus
is;
groen of wit, afhankelijk van de auto, als
de auto in vrijloopmodus is (automatisch
neutraal).
2.23
NLD_UD81441_4
Conseils de conduite, ECO conduite (BFB - KFB - Renault)
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (2/8)
Waarschuwingslampje voor
overschakelen naar de volgende
versnelling 1
Afhankelijk van de auto geeft een waar-
schuwingslampje op het instrumentenpa-
neel het beste moment aan om naar een
hogere of lagere versnelling te schakelen
om het brandstofverbruik zo laag mogelijk
te houden:
schakel een hogere versnelling in;
schakel een lagere versnelling in.
Als u deze indicator regelmatig volgt, daalt
het brandstofverbruik van uw auto.
Op Instrumentenpaneel A, B, C
of D
Afhankelijk van de auto, kan de informatie-
weergave worden ingedeeld en geperso-
naliseerd aan de hand van de personalise-
ringsstijl van het instrumentenpaneel die is
gekozen met het multimediascherm.
B
1
A
1
D 1
C
1
roue libre....................................................
(page courante)
2.24
NLD_UD81441_4
Conseils de conduite, ECO conduite (BFB - KFB - Renault)
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (3/8)
22A B
Indicatielampje rijstijl 2
Dit lampje informeert u in real time over uw
rijstijl. De indicator 2 waarschuwt u.
Hoe meer blaadjes op 2 worden weergege-
ven, hoe soepeler en zuiniger u rijdt.
Als u deze indicator regelmatig volgt, daalt
het brandstofverbruik van uw auto.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
2D
2C
2.25
NLD_UD81441_4
Conseils de conduite, ECO conduite (BFB - KFB - Renault)
TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (4/8)
Acceleratie-indicator Eco 3
Deze informeert u in real time of er sprake is
van een matige of sterke acceleratie.
Dit wordt weergegeven met de waarschu-
wingslampje 3:
groen: acceleratie is matig en correct;
wit: acceleratie is te groot;
grijs: acceleratie is te groot.
Opmerking: het is niet mogelijk om tege-
lijkertijd de rijstijlindicator 2 en de indicator
Eco-acceleratie 3 weer te geven.
33
3
AB
D
3C
2.26
NLD_UD81441_4
Conseils de conduite, ECO conduite (BFB - KFB - Renault)
Een algemene melding van 0 tot 100 geeft u
de mogelijkheid om uw prestaties als zuinige
bestuurder in te schatten.
Hoe hoger het cijfer, hoe lager het brandstof-
verbruik.
De tips voor zuinig rijden worden u gegeven
om uw prestaties te verbeteren.
Het opslaan van uw voorkeurstrajecten
geeft u de mogelijkheid om uw prestaties
onderling te vergelijken en ze te vergelijken
met de prestaties van andere gebruikers van
de auto.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Op het multimediascherm
Trajectbalans
Nadat de motor is uitgezet, wordt
“Trajectbalans” op het multimediascherm 4
weergegeven zodat u informatie over uw
laatste traject kunt bekijken.
Het geeft aan:
De algemene score;
– Score-evolutie;
Afstand zonder brandstofverbruik.
4
TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (5/8)
2.27
NLD_UD81441_4
Conseils de conduite, ECO conduite (BFB - KFB - Renault)
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (6/8)
stand ECO
De ECO-modus is een functie die het brand-
stofverbruik zo laag mogelijk houdt.
Dit heeft invloed op bepaalde rijwerkingen
(acceleratie, schakelen, snelheidsregelaar,
deceleratie, enz).
De beperkte versnelling leidt tot brandstof-
besparing in een stedelijke omgeving.
Tijdens het rijden kan de ECO-modus tijde-
lijk worden uitgezet om de motor weer op
volle kracht te laten werken.
Druk daartoe het gaspedaal diep in.
De ECO-modus wordt weer ingeschakeld
zodra u de druk op het gaspedaal vermin-
dert.
Uitschakelen van de functie
Afhankelijk van de auto kan de functie
worden uitgeschakeld:
door op de schakelaar 5 te drukken;
via de centrale knop 6 3.2.
Het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat uit om de uitschakeling
te bevestigen.
Activeren van de functie
De functie kan worden ingeschakeld:
door op de schakelaar 5 te drukken;
via de centrale knop 6 3.2 ;
– op het multimediascherm (zie de multi-
media-instructies).
Het controlelampje verschijnt op het
instrumentenpaneel om de inschakeling te
bevestigen.
5
6
2.28
NLD_UD81441_4
Conseils de conduite, ECO conduite (BFB - KFB - Renault)
– Geef op een helling geen gas bij: houd
het gaspedaal bij voorkeur in dezelfde
stand.
Bij een moderne auto is het niet nodig bij
het schakelen tweemaal te ontkoppelen
of voor het stilzetten van de motor nog
even gas te geven.
Diepe plassen, overstromingen:
Rijd niet door als het water
op de weg hoger staat dan
de onderrand van de velgen.
Tips voor het rijden en ECO-
rijden
Het thermische comfort
Het is normaal dat het brandstofverbruik
van de auto stijgt bij gebruik van de verwar-
ming (vooral wanneer de buitentemperatuur
onder nul daalt) of airconditioning.
Rijgedrag
Rijd kalm tot de motor zijn bedrijfstem-
peratuur heeft bereikt; dit is beter dan
warmdraaien bij stilstaande auto.
Rijden met hoge snelheid stimuleert
het brandstofverbruik van het voertuig
enorm.
Voorbeelden (bij constante snelheid):
vertragen van 130 km/u naar 110 km/u
bespaart ongeveer tot 20% brandstof;
vertragen van 90 km/u naar 80 km/u
bespaart ongeveer tot 10% brandstof.
– Dynamisch rijden met veel en vaak op-
trekken en afremmen kost veel brandstof
in verhouding tot de bespaarde tijd.
Laat het toerental van de motor in de
lagere versnellingen niet te ver oplopen.
Kies indien mogelijk altijd de hoogste ver-
snelling.
Rijd bij een stoplicht kalm weg.
Rem zo weinig mogelijk. Regel de snel-
heid van de auto met het gaspedaal door
voor een obstakel of een bocht tijdig gas
terug te nemen.
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (7/8)
Hinder bij het rijden
Aan de bestuurderskant mogen
alleen voor de auto geschikte
matten worden gebruikt, die
moeten worden vastgezet aan de vooraf
geïnstalleerde onderdelen. Controleer
regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel
niet meerdere matten op elkaar.
Gevaar van hakende pedalen.
pneumatiques ............................................
(page courante)
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
2.29
NLD_UD81441_4
Conseils de conduite, ECO conduite (BFB - KFB - Renault)
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (8/8)
Tips voor het gebruik
Gebruik bij voorkeur de ECO-modus.
Ook het opwekken van elektriciteit kost
brandstof. Schakel alleen die elektrische
apparaten in die u nodig hebt, om minder
brandstof te verbruiken. Maar veiligheid
voor alles: rijd met de lichten aan zodra
het zicht minder wordt (zien en gezien
worden).
Gebruik de ventilatieroosters. Bij
100 km/u verhogen openstaande ruiten
het verbruik met 4%.
Vul de tank niet tot aan de rand, dit voor-
komt overstromen.
Bij auto’s die zijn uitgerust met een
niet-automatische airconditioning,
schakelt u de airconditioning uit als deze
niet nodig is.
Tips voor zuinig rijden en minder
luchtverontreiniging:
Open bij zeer warm weer of als de auto in
de zon heeft gestaan enkele minuten de
portieren voordat u start, zodat de hete
lucht uit de auto kan ontsnappen.
– Rijd niet met een leeg imperiaal op uw
auto.
Gebruik een aanhangwagen voor het
vervoer van grote voorwerpen.
Gebruik een goedgekeurde dakspoiler
als u met een caravan op reis gaat en stel
de spoiler in de juiste stand af.
– Gebruik uw auto zo weinig mogelijk op
korte afstanden; de motor bereikt dan
niet de optimale temperatuur.
Banden
Door een te lage bandenspanning neemt
het verbruik toe.
– Om het brandstofverbruik te optimalise-
ren, stelt u de hoogste bandenspanning
in of de aanbevolen spanning die op de
rand van het bestuurdersportier wordt
weergegeven 4.13.
Indien banden worden gemonteerd die
niet zijn voorgeschreven, kan het ver-
bruik stijgen.
conseils antipollution .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
antipollution
conseils ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
entretien.....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(page courante)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(page courante)
2.30
NLD_UD60372_1
Conseils entretien et antipollution (BFB - KFB - Renault)
Conseils entretien et antipollution
TIPS VOOR ONDERHOUD EN MINDER LUCHTVERONTREINIGING
Uw auto voldoet aan de eisen voor recycling
aan het einde van de gebruiksduur, die van
kracht werden in 2015.
Bepaalde onderdelen van uw auto zijn
daarom ontwikkeld met het oog op hun later
recycling.
Deze onderdelen zijn gemakkelijk te demon-
teren om opgehaald en behandeld te worden
door gespecialiseerde recyclingbedrijven.
Door zijn ontwerp, door de fabrieksafstellin-
gen en door zijn matig verbruik is uw auto
in overeenstemming met de wettelijke bepa-
lingen over luchtverontreiniging in ons land.
Hij produceert zo weinig mogelijk schade-
lijke uitlaatgassen en rijdt zo zuinig mogelijk.
Maar de luchtverontreiniging en het verbruik
van uw auto hangen ook van u af. Let op dat
hij goed wordt onderhouden en goed wordt
gebruikt.
Onderhoud
Overtreding van de bepalingen inzake lucht-
verontreiniging is strafbaar.
Voor een goede werking van het uitlaatsys-
teem en het handhaven van de emissie-
waarden mogen er alleen originele door de
fabrikant voorgeschreven onderdelen ge-
bruikt worden voor het brandstof- en uitlaat-
systeem van uw auto.
Laat uw auto controleren en afstellen door
een merkdealer, in overeenstemming met
de instructies in het onderhoudsprogramma
van uw auto: de merkdealer beschikt over
alle gereedschappen om de oorspronkelijke
afstellingen van uw auto te garanderen.
Afstelling van de motor
Bougies: voor het verkrijgen van de
optimale omstandigheden waarbij een
laag verbruik, een hoog rendement en
goede prestaties samengaan, is het be-
slist noodzakelijk dat de door ons voor-
geschreven bougies worden gebruikt.
Laat steeds bougies van het juiste merk
en type met de juiste elektrodenafstand
monteren. Raadpleeg hiervoor een merk-
dealer.
Oplichten en stationair toerental: geen
afstelling nodig.
Luchtfilter, brandstoffilter: een vervuild
filterelement vermindert het rendement.
Laat het vervangen.
Controle van de uitlaatgassen
Het controlesysteem van de uitlaatgassen
waarschuwt bij een storing in de werking van
de katalysator.
Een dergelijke storing kan leiden tot een ver-
hoogde uitstoot van schadelijke uitlaatgas-
sen en schade aan mechanische organen.
ÄDit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel geeft eventu-
ele storingen van het systeem aan:
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft bij het starten van de motor.
Als het continu brandt, moet u zo snel
mogelijk een merkdealer raadplegen;
als het knippert, moet u vaart verminde-
ren tot het knipperen ophoudt. Raadpleeg
zo spoedig mogelijk een merkdealer.
1.123
environnement ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.31
NLD_UD62623_2
Environnement (sans marque) (BFB - XFD - Renault)
Environnement
MILIEU
Emissies
De auto is zo ontworpen dat deze minder
broeikasgassen (CO2) uitstoot tijdens het
gebruik en dus minder brandstof verbruikt
(bijvoorbeeld 140 g/km komt overeen met
5,3 l/100 km voor een dieselmotor).
Bovendien zijn de auto’s uitgerust met sys-
temen, zoals een katalysator, een lambda
sonde om de uitlaatgassen te reinigen. Een
filter met actieve koolstof voorkomt dat de uit
de tank afkomstige benzinedamp in de at-
mosfeer terecht komt.
Bij sommige auto’s met een dieselmotor
omvat dit systeem ook met een roetfilter om
de uitstoot van roetdeeltjes te verminderen.
Denk zelf ook aan het milieu
– Gebruikte en vervangen onderdelen na
een door u zelf uitgevoerde onderhouds-
beurt aan uw auto (accu, oliefilter, lucht-
filter, batterijen, enz.) en olieblikken (leeg
of gevuld met oude olie) moeten bij daar-
voor bestemde depots voor klein che-
misch afval ingeleverd worden.
De auto moet aan het eind van zijn be-
staan door een gespecialiseerd bedrijf
worden gesloopt om te worden gerecy-
cleerd.
Houd u aan de lokale voorschriften.
Kringloop
Uw auto is voor 85% recycleerbaar en voor
95% herbruikbaar.
Om deze doelstellingen te behalen, is een
groot aantal onderdelen van de auto ontwor-
pen om gerecycled te worden. De construc-
tie en de materialen zijn zodanig ontworpen
dat de demontage van deze componenten
en hun herverwerking in specifieke bedrijven
wordt vergemakkelijkt.
Om het gebruik van grondstoffen terug te
dringen, bevat de auto met name veel on-
derdelen van gerecycleerde kunststoffen en
duurzame materialen (materialen van plan-
ten of dieren, zoals katoen en wol).
Uw auto is ontwikkeld met een zo groot
mogelijke aandacht voor het milieu gedu-
rende zijn gehele bestaan: bij zijn fabrica-
ge, tijdens zijn gebruik en ten slotte als hij
gesloopt wordt.
Fabricage
De fabricage van uw auto vindt plaats in een
fabriek die stappen onderneemt tot vermin-
dering van de milieueffecten op de leefo-
mgeving en de natuur (vermindering van
wateren energieverbruik, lichten geluidso-
verlast, wateren luchtverontreiniging, schei-
den van afval en terugwinnen van materia-
len uit afvalstoffen).
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
gonflage des pneumatiques ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
kit de gonflage des pneumatiques .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
avertisseur de perte de pression des pneu-
matiques ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.32
NLD_UD81442_2
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (KFB - BFB - Renault)
Avertisseur et système de surveillance de pression des pneumatiques
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (1/6)
Wanneer de auto ermee is uitgerust, waar-
schuwt dit systeem voor verlies van span-
ning in een of meerdere banden.
Het systeem kan worden geïdentificeerd
door het label 1 in de auto.
1
1
De werking van het systeem
Dit systeem detecteert een verlies van span-
ning in een van de banden door tijdens het
rijden de snelheid van de banden te meten.
Het controlelampje 2 op het dash-
board licht op om de bestuurder te waar-
schuwen dat de druk te laag is (lage ban-
denspanning, lekke band enz.).
2
2.33
NLD_UD81442_2
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (KFB - BFB - Renault)
Reset van de referentiewaarde
voor bandenspanning
Deze gebeurt:
na elke keer opnieuw op spanning bren-
gen of resetten van de bandenspanning;
na het verwisselen van een wiel
na het wisselen van de wielen.
De bandenspanning moet afgestemd zijn op
het huidige gebruik van de auto (onbelast,
belast, rijden op de autosnelweg ...).
aanzienlijke wijziging van de belading of
verdeling van de belading aan één kant
van de auto;
sportief rijden en aanzienlijk versnellen;
rijden op een besneeuwd of glad wegdek;
rijden met sneeuwkettingen;
monteren van maar één nieuwe band;
gebruik van banden die niet door de
merkdealer goedgekeurd zijn.
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (2/6)
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie neemt niet de taak
van de bestuurder over. De be-
stuurder moet altijd opletten en blijft ver-
antwoordelijk. Controleer de banden-
spanning, inclusief het reservewiel, één
keer per maand.
Werkingsomstandigheden
Het systeem moet worden gereset met
een spanning zoals vermeld op het ban-
denspanningslabel (zie de informatie over
“Bandenspanning” in hoofdstuk 4), anders
geeft het mogelijk geen betrouwbare waar-
schuwing in geval van aanzienlijk span-
ningsverlies.
Resetten moet altijd gebeuren na con-
trole van de bandenspanning in de vier
banden als deze koud zijn.
In de volgende situaties bestaat het risico
dat het systeem te traag of niet correct werkt:
– systeem niet gereset na het oppompen
van de banden of na elke andere verrich-
ting aan de wielen;
onjuiste reset van systeem: andere ban-
denspanning dan de aanbevolen span-
ning;
Een plots verlies van bandenspanning
(klapband ...) wordt mogelijk niet door
het systeem worden opgespoord.
2.34
NLD_UD81442_2
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (KFB - BFB - Renault)
druk kort op de schakelaar 3 of 4 om naar
de pagina “Bandendruk init. lang druk-
ken” te gaan;
druk op de schakelaar 5 OK en houd
deze ingedrukt om de reset te starten.
Houd de schakelaar 5 ingedrukt totdat het
bericht “Operatie uitgevoerd” verschijnt. U
kunt nu rijden.
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (3/6)
Als de auto is uitgerust met een naviga-
tiesysteem, kan de resetprocedure ook
worden uitgevoerd via het multimedia-
scherm: raadpleeg de instructies van de
apparatuur.
63
4
5
B
7
Bandendruk
init. lang druk-
ken
Resetprocedure
Contact aan, auto staat stil:
voor voertuigen met een instrumentenpa-
neel type A of C ( 1.83 drukt u zo vaak
als nodig op de schakelaar 6 tot u op het
tabblad Auto komt;
druk bij voertuigen met een instrumen-
tenpaneel type B op de schakelaar 6 om
naar het 7 gebied van het instrumenten-
paneel te gaan;
2.35
NLD_UD81442_2
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (KFB - BFB - Renault)
Treeplank Boodschappen Interpretatie
Bandendruk init. bij stilstand Het bericht verschijnt onderweg. Als u de spanning van de vier banden wilt resetten, stop
dan de auto.
1 Bandendruk init. lang drukken Houd de schakelaar 5 OK ingedrukt om de spanning van de vier banden te resetten terwijl
de auto stilstaat, schakel over naar resetten totdat het bericht “Als druk OK is ingedrukt
houden” verschijnt.
2 Als druk OK is ingedrukt houden Het bericht knippert om aan te geven dat het systeem de resetprocedure heeft geregis-
treerd. Als alle vier de banden correct zijn afgesteld, conform de bandenspanningswaar-
den op het bandenspanningsetiket: 4.13 houd de schakelaar 5 OK ingedrukt totdat het
bericht “Operatie uitgevoerd” verschijnt.
3 Operatie uitgevoerd De resetprocedure is succesvol afgerond. U kunt nu rijden.
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (4/6)
De onderstaande tabel toont de mogelijke berichten voor de bandenresetprocedure.
2.36
NLD_UD81442_2
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (KFB - BFB - Renault)
Corrigeren van de
bandenspanning
De spanningen van de vier banden
moeten koud worden ingesteld (raad-
pleeg het label op de zijkant van het bestuur-
dersportier).
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Elke keer dat de banden worden opgepompt
of de bandenspanning wordt gecorrigeerd,
moet de referentiewaarde voor de banden-
spanning worden gereset.
Vervangen van wielen/banden
Gebruik alleen apparatuur die door de merk-
dealer is goedgekeurd. Anders loopt u het
risico dat het systeem met vertraging wordt
ingeschakeld of slecht werkt 5.13.
Elke keer dat een wiel/band wordt verwis-
seld, moet de bandenspanning worden ge-
corrigeerd en moet de referentiewaarde
voor de bandenspanning worden gereset.
Reservewiel
Zodra het aanwezige reservewiel op de auto
is gemonteerd, moet de bandenspanning
worden gecorrigeerd en moet de referen-
tiewaarde voor de bandenspanning worden
gereset.
Spuitbussen voor
bandenreparatie en pompset
Gebruik uitsluitend uitrusting die door een
merkdealer goedgekeurd is, want anders
bestaat het risico dat het systeem te traag of
niet correct werkt. 5.5. Nadat de pompset
voor de banden is gebruikt, corrigeert
u de bandenspanning en reset u de
referentiewaarde voor de bandenspanning.
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (5/6)
Bandenspanningsstoringen
De tabel op de volgende pagina vermeldt de
waarschuwingsberichten die op het instru-
mentenpaneel 8 verschijnen wanneer het
systeem een bandenspanningsstoring de-
tecteert.
8
2.37
NLD_UD81442_2
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (KFB - BFB - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (6/6)
Controleen
waarschuwingslampjes
Boodschappen Interpretatie
Banden oppompen en initialiseren
Dit geeft aan dat er een te lage bandenspanning of lekke band is gedetecteerd.
Controleer en stel de spanning van de vier banden in koude toestand in en
reset het systeem.
Bandendruk aan- passen en init. Dit geeft aan dat de reset niet is gelukt. Controleer de bandenspanning en stel
deze opnieuw af voordat u de resetprocedure opnieuw start.
Bandendruk aan- passen en init.
Dit geeft aan dat de laatste systeemreset meer dan 6 maanden of ongeveer
10.000 km geleden is uitgevoerd. Controleer de bandenspanning en stel deze
opnieuw af voordat u opnieuw een resetprocedure start.
+ ©Controleer TPW Dit duidt op een storing in het systeem. Ga naar een merkdealer.
TPW niet beschikbaar
Dit geeft aan dat een reservewiel voor noodgevallen met een andere maat dan
de andere vier wielen op het voertuig is gemonteerd. Het systeem blijft niet
beschikbaar totdat een wiel van dezelfde maat als de andere wielen is gemon-
teerd en de resetprocedure is uitgevoerd.
De informatie op het instrumentenpaneel duidt op mogelijke bandenspanningsstoringen (bijv. een leeggelopen of lekke band).
système de surveillance de pression des
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pneumatiques
système de surveillance des pressions
des pneumatiques ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
gonflage des pneumatiques ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
kit de gonflage des pneumatiques .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.38
NLD_UD74428_2
Système de surveillance de pression pneumatiques (BFB - Renault)
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (1/5)
Als uw auto is uitgerust met dit systeem, be-
waakt het de bandenspanningen.
De werking van het systeem
Elk wiel (behalve het reservewiel) beschikt
over een drukzender in het ventiel, die de
bandenspanning periodiek meet.
Het systeem geeft de bandenspanning weer
op het instrumentenpaneel 1 en waarschuwt
als de banden te zacht zijn.
Reset van de referentiewaarde
voor bandenspanning
Deze gebeurt:
wanneer de referentiespanning in de
banden moet worden gewijzigd om aan-
gepast te zijn aan de gebruiksomstandig-
heden (onbelast, belast, rijden op de au-
tosnelweg ...);
na het wisselen van de wielen (dit wordt
echter afgeraden);
na het verwisselen van een wiel.
Deze test moet altijd gebeuren na controle
van de bandenspanning in de vier banden
als deze koud zijn.
De bandenspanning moet afgestemd zijn op
het huidige gebruik van de auto (onbelast,
belast, rijden op de autosnelweg ...).
1
Als de auto is uitgerust met een naviga-
tiesysteem, kan de resetprocedure ook
worden uitgevoerd via het multimedia-
scherm: raadpleeg de instructies van de
apparatuur.
2.39
NLD_UD74428_2
Système de surveillance de pression pneumatiques (BFB - Renault)
Resetprocedure
Contact aan, auto staat stil:
Druk zo vaak als nodig is op de schake-
laar 5 om het tabblad Auto weer
te geven.
druk kort op de schakelaar 2 of 3 om naar
de pagina “Bandenspanning” te gaan;
druk lang (ongeveer 3 seconden) op
knop 4 om het resetten te starten. De
knipperende banden gevolgd door de
boodschappen “Inleren bandsp. bezig
en daarna “Plaatsbepaling banden actief
wijst erop dat het verzoek om de referen-
tiewaarde voor bandenspanning te reset-
ten is bevestigd.
Het resetten kan een paar minuten duren tij-
dens het rijden.
Als na het resetten korte afstanden worden
gereden, blijft het bericht “Plaatsbepaling
banden actief” na meerdere keren herstar-
ten mogelijk nog steeds op het scherm.
Opmerking: de referentiespanning van de
banden mag niet lager zijn dan de aanbevo-
len waarde die op de zijkant van het portier
vermeld staat.
4
2
3
5
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (2/5)
Waarschuwingslampje ®
dwingt u, voor uw veiligheid,
direct te stoppen zonder het
verkeer in gevaar te brengen.
2.40
NLD_UD74428_2
Système de surveillance de pression pneumatiques (BFB - Renault)
Treeplank Weergaven
(afhankelijk van de auto)
Boodschappen Interpretatie
1Bandendruk init. lang drukken Begin met ingeschakeld contact en stilstaande auto met het re-
setten van de spanning van alle vier de banden door de scha-
kelaar 4 OK ingedrukt te houden.
2Inleren bandsp. bezig De aanhalingstekens “---” vóór elk wiel knipperen om aan te
geven dat het systeem de bandenspanningsreset voor alle vier
wielen heeft geregistreerd.
3Plaatsbepaling banden actief De aanhalingstekens “---” vóór elk wiel blijven branden. Dit sys-
teem reset de bandenspanning van alle vier de banden. U kunt
nu rijden. Het bericht verdwijnt bij korte ritten mogelijk niet.
Let op: tijdens de reset blijft de bandenspanningsbewaking
actief.
4De spanningswaarde van de vier banden verschijnt: de reset-
procedure is voltooid en succesvol.
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (3/5)
De onderstaande tabel toont de mogelijke berichten voor de bandenresetprocedure.
2.41
NLD_UD74428_2
Système de surveillance de pression pneumatiques (BFB - Renault)
Spuitbussen voor
bandenreparatie en pompset
Vanwege de specifieke eigenschappen van
de ventielen, mag u alleen uitrustingen ge-
bruiken die door de merkdealer goedge-
keurd zijn. Zie het gedeelte over 5.5.
Bandenspanningsstoringen
De tabel op de volgende pagina vermeldt de
waarschuwingsberichten die op het instru-
mentenpaneel 1 verschijnen wanneer het
systeem een bandenspanningsstoring de-
tecteert.
Vervangen van wielen/banden
Voor dit systeem zijn specifieke uitrustingen
nodig (wielen, wieldoppen, enz.). 5.13.
Raadpleeg een merkdealer voor het vervan-
gen van de banden en om de geschikte ac-
cessoires voor het systeem te kennen die
beschikbaar zijn: het gebruik van enig ander
accessoire kan de goede werking van het
systeem belemmeren of een wielsensor be-
schadigen.
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (4/5)
Verwisselen van een wiel
het kan enkele minuten duren
voordat het systeem de juiste
posities van de wielen en de
bandenspanningen heeft verwerkt, con-
troleer daarom de bandenspanning na
elke ingreep.
Corrigeren van de
bandenspanning
De spanningen van de vier banden
moeten koud worden ingesteld (raad-
pleeg het label op de zijkant van het be-
stuurdersportier). Indien u de bandenspan-
ning niet bij koude banden kunt controleren,
moet u de opgegeven waarden met 0,2 tot
0,3 bar (3 PSI) verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Reservewiel
Het reservewiel, als uw auto daarmee is uit-
gerust, heeft geen drukzender.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie neemt niet de taak
van de bestuurder over. De be-
stuurder moet altijd opletten en blijft ver-
antwoordelijk. Controleer de banden-
spanning, inclusief het reservewiel, één
keer per maand.
1
2.42
NLD_UD74428_2
Système de surveillance de pression pneumatiques (BFB - Renault)
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (5/5)
Controleen
waarschuwingslampjes
Boodschappen Weergaven
(afhankelijk van de auto)
Interpretatie
Bandenspanning aanpassen
Het wiel en de bijbehorende spanningswaarde worden
geel weergegeven.
Dit geeft aan dat er een te lage bandenspanning is ge-
detecteerd. Controleer en stel de spanning van de vier
banden in en reset het systeem.
+ ®Lekke band
Het wiel en de bijbehorende spanningswaarde worden
rood weergegeven.
Dit geeft aan dat de betreffende band lek of veel te
zacht is. Pas de spanning van de vier banden aan ter-
wijl deze koud zijn en reset het systeem als de band
leeg is. Vervang de band (of laat deze vervangen) als
deze lek is.
+ ©Controleer bandensensor
Er wordt geen wiel meer weergegeven.
Deze duidt erop dat minstens één wiel niet is voorzien
van een sensor (bijv. reservewiel voor noodgevallen)
of dat de sensor defect is. Ga naar een merkdealer.
Plaatsbepaling banden mislukt
Dit geeft aan dat het systeem niet de spanning van
elke band kan bepalen. Dit kan komen door het ge-
bruik van een sensor die niet wordt aanbevolen door
een erkende dealer. Het bandenspanningssensorbe-
wakingssysteem blijft actief.
De informatie op het instrumentenpaneel duidt op mogelijke bandenspanningsstoringen (bijv. een leeggelopen of lekke band).
Waarschuwingslampje ® dwingt u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te brengen.
ABS ...........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système antiblocage des roues : ABS .......
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance au freinage d’urgence ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
freinage d’urgence .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
antipatinage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
contrôle dynamique de conduite : ESC .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
ESC : Contrôle dynamique de conduite ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
aide au démarrage en côte........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
contrôle dynamique de conduite................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système antipatinage : A.S.R. ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
roues arrière directrices .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.43
NLD_UD75391_2
Dispositifs de correction de conduite (avec châssis actif) (BFB - KFB - Renault)
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (1/6)
ABS (antiblokkeersysteem van
de wielen)
Bij krachtig remmen, voorkomt het ABS
het blokkeren van de wielen, waardoor de
remweg beheersbaar en de auto bestuur-
baar blijft.
In deze situatie zijn uitwijkmanoeuvres tij-
dens het remmen mogelijk. Bovendien ver-
betert dit systeem de remweg, met name op
een weg met weinig grip (natte weg, enz.).
U voelt het in werking komen van het sys-
teem aan het trillen van het rempedaal. Het
ABS kan echter nooit de natuurkundige ei-
genschappen van de grip tussen de banden
en het wegdek verbeteren. Blijf altijd de ge-
bruikelijke voorzichtigheid in acht houden
(afstand bewaren, enz.).
Afhankelijk van de auto, kunnen deze be-
staan uit:
– ABS (antiblokkeersysteem);
ESC (elektronisch stabiliteitspro-
gramma) met onderstuurcontrole en
tractiecontrole;
– noodstopbekrachtiging;
hulp bij wegrijden op een helling;
– achterwielbesturing.
Op de volgende bladzijden zijn andere rijhul-
psystemen beschreven.
Bij krachtig remmen kunt u het rempe-
daal diep ingedrukt houden. Het is niet
nodig “pompend” te remmen. Het ABS
regelt de kracht in het remsysteem.
Deze functies zijn extra hulp-
middelen in kritieke situaties
waarbij het rijgedrag van de
auto aangepast wordt.
Deze functies kunnen de taak van de
bestuurder niet overnemen. De limieten
van de auto blijven onveranderd; ga
daarom dus niet harder rijden. Deze
functies kunnen dus in geen geval de
oplettendheid of de verantwoordelijkheid
van de bestuurder overnemen - de be-
stuurder moet altijd alert zijn op plotse-
linge gebeurtenissen die zich tijdens het
rijden kunnen voordoen.
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.44
NLD_UD75391_2
Dispositifs de correction de conduite (avec châssis actif) (BFB - KFB - Renault)
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (2/6)
Storingen:
© en x worden verlicht op
het instrumentenpaneel en de berich-
ten “controllare ABS”, “Controleer rem-
systeem” en “Controleer ESC” worden
getoond: dit geeft aan dat ABS, ESC en
de noodstopbekrachtiging zijn uitgescha-
keld. Het remmen blijft mogelijk;
x, D, © en ®
verschijnen op het instrumentenpaneel,
samen met het bericht “Storing remsys-
teem”: dit wijst op een storing in het
remsysteem.
Raadpleeg in beide gevallen een merkdea-
ler.
Het remsysteem werkt nog ge-
deeltelijk. Maar het is gevaar-
lijk om krachtig te remmen. U
moet direct stoppen zonder het
overige verkeer in gevaar te brengen.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Het waarschuwingslampje
® dwingt u, voor uw
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar
te brengen. Stop de motor en start deze
niet opnieuw. Roep de hulp in van een
merkdealer.
2.45
NLD_UD75391_2
Dispositifs de correction de conduite (avec châssis actif) (BFB - KFB - Renault)
Elektronisch
stabiliteitsprogramma ESC
met onderstuurcontrole en
tractiecontrole
Elektronisch stabiliteitsprogramma ESC
Dit systeem helpt u de controle over de auto
te behouden in kritieke rijsituaties (uitwijken
voor een obstakel, verlies van grip op de
weg in een bocht, enz.).
De werking van het systeem
Een opname-element in het stuurwiel regis-
treert de richting waarin de bestuurder de
auto wil laten rijden.
Andere opname-elementen in de auto regi-
streren de werkelijke verplaatsingsrichting.
Het systeem vergelijkt de door de bestuur-
der gekozen richting met de werkelijke ver-
plaatsingsrichting van de auto en corrigeert
deze laatste door, indien nodig, de remmen
van sommige wielen te laten werken en/of
het motorvermogen aan te passen. Als het
systeem is ingeschakeld, knippert het con-
trolelampje op het instrumentenpa-
neel.
Onderstuurcontrole
Dit verbetert de werking van het ESC bij
sterk onderstuur van de auto (als de voor-
wielen hun grip verliezen).
Tractiecontrole
Dit systeem helpt het slippen van de aan-
gedreven wielen te beperken en de auto bij
het wegrijden, accelereren of decelereren te
controleren.
De werking van het systeem
Met behulp van opname-elementen bij
de wielen, meet en vergelijkt het systeem
constant de snelheid van de aangedreven
wielen en remt het deze af als ze doorslip-
pen. Als een wiel neigt naar doorslippen,
zorgt het systeem voor het afremmen van
het betreffende wiel, totdat de snelheid van
het wiel overeenkomt met de grip op de weg.
Het systeem reageert ook door het toeren-
tal van de motor aan te passen aan de hoe-
veelheid grip onder de wielen, onafhankelijk
van de mate waarin het gaspedaal wordt in-
gedrukt.
In sommige situaties (rijden op een heel
zachte ondergrond: bv. sneeuw, modder of
rijden met sneeuwkettingen), kan het sys-
teem de kracht van de motor verminderen
om het doorslippen te beperken.
Bij een storing
Als het systeem een storing signaleert, ver-
schijnt de boodschap “Controleer ESC
op het instrumentenpaneel, in combinatie
met het oplichten van het controlelampjes
© en .
In dit geval zijn het ESC en de tractiecon-
trole uitgeschakeld. Doe beroep op een
merkdealer.
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (3/6)
2.46
NLD_UD75391_2
Dispositifs de correction de conduite (avec châssis actif) (BFB - KFB - Renault)
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (4/6)
Noodstopbekrachtiging
Dit systeem is een aanvulling op het ABS dat
zorgt voor het verminderen van de remweg
van de auto.
De werking van het systeem
Het systeem herkent wanneer een noodstop
wordt uitgevoerd. In zo’n noodsituatie ont-
wikkelt de rembekrachtiging zijn maximale
kracht en kan de regeling door het ABS in
werking komen.
Het ABS-remsysteem blijft werken zolang
het rempedaal ingedrukt is.
Remlichten gaan aan
Afhankelijk van de auto kunnen deze knip-
peren bij krachtig afremmen.
Remanticipatie
Afhankelijk van de auto anticipeert het sys-
teem, als u snel het gaspedaal loslaat, op
het remmen om de remweg te verminderen.
Bijzondere gevallen
Tijdens het gebruik van de snelheidsrege-
laar:
als u het gaspedaal gebruikt, kan het sys-
teem in werking komen als u het pedaal
loslaat;
als u het gaspedaal niet gebruikt, zal het
systeem niet in werking komen.
Bij een storing
Als het systeem een storing signaleert, ver-
schijnt de boodschap “Controleer remsys-
teem” op het instrumentenpaneel, in com-
binatie met het oplichten van het lampje
©.
Raadpleeg een merkdealer.
Deze functies zijn extra hulp-
middelen in kritieke situaties
waarbij het rijgedrag van de
auto aangepast wordt.
Deze functies kunnen de taak van de
bestuurder niet overnemen. De limieten
van de auto blijven onveranderd; ga
daarom dus niet harder rijden. Deze
functies kunnen dus in geen geval de
oplettendheid of de verantwoordelijkheid
van de bestuurder overnemen - de be-
stuurder moet altijd alert zijn op plotse-
linge gebeurtenissen die zich tijdens het
rijden kunnen voordoen.
2.47
NLD_UD75391_2
Dispositifs de correction de conduite (avec châssis actif) (BFB - KFB - Renault)
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (5/6)
Hulp bij wegrijden op een helling
Afhankelijk van de helling van de weg helpt
dit systeem de bestuurder bij het wegrijden
op een helling. Het voorkomt dat de auto
achteruit rolt, door automatisch de remmen
vast te zetten als de bestuurder het rempe-
daal loslaat om het gaspedaal te bedienen.
Werking van het systeem
Het werkt alleen als de versnellingshendel
niet in de neutrale stand staat (niet in N of P
voor een automatische transmissie) en als
de auto geheel stil staat (rempedaal inge-
drukt).
Het systeem houdt de auto ongeveer 2 se-
condes stil. Daarna komen de remmen vrij
(de auto rijdt naargelang de helling).
Het systeem van de hulp bij het
wegrijden op een helling kan
niet in alle gevallen totaal ver-
hinderen dat de achteruit rijdt
(zeer steile helling, enz.).
De bestuurder kan altijd het rempedaal
bedienen om het achteruitrijden van de
auto te verhinderen.
De hulp bij het wegrijden op een helling
mag niet gebruikt worden om de auto
langdurig stil te houden: gebruik het
rempedaal.
Deze functie is niet bedoeld om de auto
permanent te laten stilstaan.
Gebruik indien nodig het rempedaal om
de auto te stoppen.
De bestuurder moet bijzonder voorzich-
tig rijden op een glad oppervlak of bij
weinig grip.
Gevaar van ernstige verwondingen.
2.48
NLD_UD75391_2
Dispositifs de correction de conduite (avec châssis actif) (BFB - KFB - Renault)
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (6/6)
Achterwielbesturing
Voor de auto’s die hiermee uitgerust zijn,
maakt dit systeem het mogelijk, als de auto
rijdt, de achterwielen te sturen afhankelijk
van de rijomstandigheden: bij lage snelheid
verbetert dit systeem de wendbaarheid, bij
hoge snelheid de stabiliteit.
Bij het rijden met lage snelheid sturen de
achterwielen tegengesteld aan de voorwie-
len (figuur A) om de wendbaarheid van de
auto te verbeteren. Dit is handig in stadsver-
keer, op een bochtige weg, bij het inparke-
ren, enz.
Bij hogere snelheden sturen de achterwie-
len in dezelfde richting als de voorwielen
(figuur B) om de stabiliteit van de auto te
vergroten. Dit is handig bij het wisselen van
rijstrook, bij het nemen van een bocht enz.
Opmerking: de systeemconfiguratie (reac-
tiesnelheid enz.) is afhankelijk van de ge-
kozen modus in het menu MULTI-SENSE
3.2.
Storingen
Als het waarschuwingslampje ©
in combinatie met de boodschap
Controleer stuurbekracht.” op het instru-
mentenpaneel verschijnt: raadpleeg een
merkdealer.
Als het waarschuwingslampje ® in
combinatie met de boodschap "Storing
stuurbekracht.” op het instrumentenpa-
neel verschijnt, duidt dit op een storing
in het systeem.
A B
® betekent dat u direct
moet stoppen zonder het ove-
rige verkeer in gevaar te bren-
gen. Roep de hulp in van een
merkdealer.
Bij een botsing tegen de onderkant van
de auto (bijvoorbeeld: contact met een
paaltje, een stoeprand of ander stads-
meubilair) kunt u de auto beschadigen
(bijvoorbeeld: vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
alerte de sortie de voie ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.49
NLD_UD68290_2
Alerte sortie de voie (BFB - KFB - Renault)
Alerte de sortie de voie
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (1/5)
Op basis van informatie van de camera 1
waarschuwt de functie de bestuurder wan-
neer een doorgetrokken of onderbroken
streep wordt overschreden of als de auto de
berm nadert (bermplank, vangrail, stoep, op-
hoging, enz.) zonder dat de richtingaanwij-
zers zijn ingeschakeld.
Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet
is bedekt (door vuil, modder, damp enzo-
voort).
1
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen; deze
moet altijd de controle over zijn auto be-
houden.
Met de waarschuwingsfunctie bij het
overschrijden van de wegmarkering
wordt de verplaatsingsrichting van
de auto niet gecorrigeerd.
2.50
NLD_UD68290_2
Alerte sortie de voie (BFB - KFB - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (2/5)
Inschakelen/uitschakelen
Als u de functie wilt activeren, drukt u zo
vaak als nodig op de schakelaar 2 om
“Waarschuwing bij verlaten rijstrook” op het
instrumentenpaneel te selecteren. Het be-
richt “Lane departure geactiveerd” en het
waarschuwingslampje “” verschijnen
op het instrumentenpaneel.
2
Als u de functie wilt uitschakelen, drukt u zo
vaak als nodig op de schakelaar 2 om “Lane
departure gedeactiveerd” (of, afhankelijk
van de auto “Lane Keeping gedeactiveerd”)
op het instrumentenpaneel te selecteren.
Het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat uit..
Werking
Wanneer de functie is geactiveerd, worden
het waarschuwingslampje en de
linker- en rechterstreep 3 op het instrumen-
tenpaneel grijs weergegeven.
De functie is gereed om te waarschuwen
als:
snelheid ligt tussen ongeveer 70 km/u en
180 km/u;
en
het waarschuwingslampje en
de indicatoren voor de linker-/rechter-
streep 3 worden wit weergegeven.
De waarschuwingsfunctie wordt geacti-
veerd als de auto een streep overschrijdt
of als de auto een berm nadert (bermplank,
vangrail, stoep, ophoging, enz.) zonder dat
de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
De bestuurder wordt gewaarschuwd:
door een trilling in het stuurwiel;
en
het waarschuwingslampje en de
indicator 3 voor de overschreden streep
worden rood.
Telkens wanneer de auto wordt gestart,
blijft de functie in de modus die is op-
geslagen toen de motor voor het laatst
werd uitgeschakeld.
3
2.51
NLD_UD68290_2
Alerte sortie de voie (BFB - KFB - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (3/5)
Omstandigheden waarin
het systeem niet wordt
ingeschakeld
Het systeem kan niet worden ingeschakeld
wanneer:
de achteruitversnelling is ingeschakeld;
het gezichtsveld van de camera is belem-
merd;
het controlelampje ® wordt weerge-
geven.
Het waarschuwingslampje en de in-
dicatoren linker-/rechterstreep op het instru-
mentenpaneel worden grijs.
Instellingen
Auto’s uitgerust met een
multimediascherm.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem om de functie-instellin-
gen van het multimediascherm 4 te bekijken:
– “Trilintensiteit”: pas het trillingniveau van
het stuurwiel aan;
4
– “Waarschuwing”: pas het gevoelig-
heidsniveau van de streepdetectie aan.
Selecteer hiervoor:
Late”: streep gedetecteerd bij over-
schrijding;
Standaard”: streep gedetecteerd bij
naderen;
Early” streep in de buurt gedetec-
teerd.
Tijdelijk niet beschikbaar
De streep wordt zeer snel overschreden;
er wordt continu over een streep gere-
den;
ongeveer vier seconden na het wisselen
van baan;
scherpe bochten;
slecht zicht;
activering van één van de richtingaanwij-
zers;
sterke acceleratie;
– ...
Als de functie niet beschikbaar is, zijn het
waarschuwingslampje en de indica-
toren linker-/rechterstreep op het instrumen-
tenpaneel grijs.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.52
NLD_UD68290_2
Alerte sortie de voie (BFB - KFB - Renault)
storingen
In geval van een storing worden de indicato-
ren linker- en rechterstreep (en, afhankelijk
van de weergavestijl, het waarschuwings-
lampje ) niet meer weergegeven of
blijven deze grijs op het instrumentenpaneel.
In sommige gevallen wordt het bericht
Controleer camera voor” of het waarschu-
wingslampje © weergegeven op het in-
strumentenpaneel.
Ga naar een merkdealer.
Afstellingen (vervolg)
Auto’s zonder een multimediascherm
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 5 om het tabblad
“Voertuig” weer te geven;
druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 8 OK;
56
7
8
druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu
“RIJHULPSYSTEMEN” weer te geven.
Druk op de schakelaar 8 OK;
Druk herhaaldelijk op 6 of 7 tot u het
menu Lane departure trillen of Lane de-
parture gevoeligheid=# bereikt. Druk op
de schakelaar 8 OK;
druk herhaaldelijk op 6 of 7 om de instel-
ling te wijzigen. Druk op 8 OK.
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (4/5)
2.53
NLD_UD68290_2
Alerte sortie de voie (BFB - KFB - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (5/5)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing kan de uitlijning van de camera worden gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking. Schakel de
functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de camera (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de voorruit) moeten worden uitgevoerd door
een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem verstoren of de correcte werking ervan verhinderen, bijvoorbeeld:
bedekte voorruit (vuil, ijs, sneeuw, condensatie enzovoort).
een complexe omgeving (tunnel enzovoort);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel enzovoort);
slecht zicht (nacht, mist enzovoort);
de wegmarkeringen zijn onregelmatig of moeilijk te onderscheiden (bijv. gedeeltelijk gewist, grote onderlinge afstand, vervormd wegdek);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s enzovoort);
de weg is smal, bochtig of golvend (scherpe bochten enzovoort);
u rijdt dicht achter een andere auto op dezelfde rijstrook.
Risico van vals alarm of afwezigheid van waarschuwingen
alerte de sortie de voie ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
maintien de voie : aide...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aide au maintien de voie............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.54
NLD_UD68291_2
Aide au maintien de voie (BFB - KFB - Renault)
Aide au maintien de voie
RIJSTROOKASSISTENT (1/6)
1
Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet
is bedekt (door vuil, modder, damp enzo-
voort).
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen;
deze moet altijd de controle over zijn
auto behouden.
U kunt op elk moment de controle over
de auto weer overnemen door aan het
stuurwiel te draaien.
Met behulp van de informatie van de
camera 1 activeert de functie een corrige-
rende actie op het besturingssysteem van
de auto wanneer een doorgetrokken of on-
derbroken streep wordt overschreden of als
de auto de berm nadert (bermplank, vang-
rail, stoep, ophoging, enz.) zonder dat de
richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
2.55
NLD_UD68291_2
Aide au maintien de voie (BFB - KFB - Renault)
Inschakelen/uitschakelen
Als u de functie wilt activeren, drukt u zo
vaak als nodig op de schakelaar 2 om
“Rijstrookassistent” op het instrumentenpa-
neel te selecteren.
Het bericht “Lane Keeping geactiveerd” en
het waarschuwingslampje “” ver-
schijnen op het instrumentenpaneel.
Wanneer Rijstrookassistent is geactiveerd,
is de functie “Waarschuwing bij verlaten van
rijstrook” automatisch geactiveerd. 2.49.
RIJSTROOKASSISTENT (2/6)
Telkens wanneer de auto wordt gestart,
blijft de functie in de modus die is op-
geslagen toen de motor voor het laatst
werd uitgeschakeld.
2
Als u de functie wilt uitschakelen, drukt u zo
vaak als nodig op de schakelaar 2 om “Lane
Keeping gedeactiveerd” op het instrumen-
tenpaneel te selecteren.
Het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat uit..
Opmerking: Als u de functie
“Rijstrookassistent” uitschakelt, wordt ook
de functie “Waarschuwen bij verlaten van rij-
strook” uitgeschakeld.
2.56
NLD_UD68291_2
Aide au maintien de voie (BFB - KFB - Renault)
RIJSTROOKASSISTENT (3/6)
Werking
Wanneer de functie is geactiveerd, worden
het waarschuwingslampje en de
linker- en rechterstreep 3 op het instrumen-
tenpaneel grijs weergegeven.
De functie is actief als de snelheid van de
auto tussen ongeveer 70 km/u en 180 km/u
ligt en als het waarschuwingslampje
en het waarschuwingslampje en de correc-
tie-indicatoren 3 wit zijn.
De functie werkt als de auto een streep
overschrijdt of als de auto de berm nadert
(bermplank, vangrail, stoep, ophoging, enz.)
zonder dat de richtingaanwijzers zijn inge-
schakeld.
U kunt de correctie van de verplaat-
singsrichting op elk moment onderbre-
ken door het stuurwiel te bewegen.
3
Bijzondere gevallen
Bij het gebruik van de functie:
– Als het systeem geen actie van de be-
stuurder op het stuurwiel detecteert, ver-
schijnt het gele controlelampje
op het instrumentenpaneel, met het be-
richt “Handen aan het stuur houden”.
Ook hoort u een geluidssignaal.
Het geluidssignaal, het controlelampje en
het bericht blijven totdat de bestuurder de
controle overneemt;
Als het systeem te lang actief blijft, klinkt
er een geluidssignaal en knipperen de
zijknipperlichten 3 totdat de bestuurder
de controle overneemt.
In deze gevallen:
activeert de functie een actie op de stuur-
inrichting van de auto om de verplaat-
singsrichting van de auto te corrigeren;
het waarschuwingslampje en het
lampje 3 aan de kant van de overschre-
den streep gaat geel branden op het in-
strumentenpaneel.
Opmerking: bochten kunnen enigszins
worden afgesneden zonder dat de functie
wordt geactiveerd.
Als de corrigerende actie op de stuurinrich-
ting onvoldoende is, gaan het waarschu-
wingslampje en de indicator 3 aan
de kant van de overschreden streep rood
branden op het instrumentenpaneel en is
een trilling in het stuurwiel voelbaar.
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
2.57
NLD_UD68291_2
Aide au maintien de voie (BFB - KFB - Renault)
4
RIJSTROOKASSISTENT (4/6)
– “Waarschuwing”: pas het gevoelig-
heidsniveau van de streepdetectie aan.
Selecteer hiervoor:
Late”: streep gedetecteerd bij over-
schrijding;
Standaard”: streep gedetecteerd bij
naderen;
Early” streep in de buurt gedetec-
teerd.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Omstandigheden waarin
het systeem niet wordt
ingeschakeld
Het systeem kan niet worden ingeschakeld
wanneer:
de achteruitversnelling is ingeschakeld;
het gezichtsveld van de camera is belem-
merd;
het controlelampje ® wordt weerge-
geven.
Het waarschuwingslampje en de
waarschuwingslampjes linker-/rechterstreep
worden op het instrumentenpaneel grijs
weergegeven.
Afstellen
Auto’s uitgerust met een
multimediascherm.
Zie de gebruiksaanwijzing van het multime-
diasysteem om de instellingen van het multi-
mediascherm 4 te bekijken:
– “Trilintensiteit”: pas het trillingniveau van
het stuurwiel aan;
Tijdelijk niet beschikbaar
De streep wordt zeer snel overschreden;
er wordt continu over een streep gere-
den;
ongeveer vier seconden na het wisselen
van baan;
scherpe bochten;
slecht zicht;
activering van één van de richtingaanwij-
zers;
sterke acceleratie;
– noodstop;
– ...
Als de functie niet beschikbaar is, worden
het waarschuwingslampje en de
waarschuwingslampjes correctie links/
rechts 3 op het instrumentenpaneel grijs
weergegeven.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
2.58
NLD_UD68291_2
Aide au maintien de voie (BFB - KFB - Renault)
RIJSTROOKASSISTENT (5/6)
56
7
8
storingen
Als het systeem een storing signaleert, ver-
schijnt het controlelampje © op het in-
strumentenpaneel, samen met het bericht
“Controleer camera voor”.
Ga naar een merkdealer.
Afstellingen (vervolg)
Auto’s zonder een multimediascherm
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 5 om het tabblad
“Voertuig” weer te geven;
druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 8 OK;
druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu
“RIJHULPSYSTEMEN” weer te geven.
Druk op de schakelaar 8 OK;
druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu
Lane keeping gevoeligheid” weer te
geven. Druk op de schakelaar 8 OK;
druk herhaaldelijk op 6 of 7 om de instel-
ling te wijzigen. Druk op 8 OK.
2.59
NLD_UD68291_2
Aide au maintien de voie (BFB - KFB - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing kan de uitlijning van de camera worden gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking. Schakel de
functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de camera (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de voorruit) moeten worden uitgevoerd door
een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem verstoren of de correcte werking ervan verhinderen, bijvoorbeeld:
bedekte voorruit (vuil, ijs, sneeuw, condensatie enzovoort).
een complexe omgeving (tunnel enzovoort);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, zware regen, hagel, ijzel, enz.);
slecht zicht (nacht, mist enzovoort);
de wegmarkeringen zijn onregelmatig of moeilijk te onderscheiden (bijv. gedeeltelijk gewist, grote onderlinge afstand, vervormd wegdek);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s enzovoort);
de weg is smal, bochtig of golvend (scherpe bochten enzovoort);
u rijdt dicht achter een andere auto op dezelfde rijstrook.
In dit geval reageert de “Rijstrookassistent” mogelijk onjuist of helemaal niet.
Risico van ongewenste, onjuiste correctie of geen correctie van de verplaatsingsrichting.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
het gebied van de camera is beschadigd (aan de kant van de voorruit of de binnenspiegel);
de weg is glad (sneeuw, ijzel, aquaplaning, kiezelsteentjes enz.);
slecht zicht (nacht, mist enzovoort);
de voorruit is gebarsten of vervormd (voer geen reparaties uit aan dit gedeelte van de voorruit; laat deze vervangen door een merkdealer);
de auto trekt een aanhangwagen of een caravan;
de auto rijdt een gebied binnen met verschillende wegmarkeringen (zoals bij wegwerkzaamheden enz.).
RIJSTROOKASSISTENT (6/6)
avertisseur d’angle mort ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
angle mort : avertisseur .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
écrans
écran multimédia .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.60
NLD_UD67366_3
Avertisseur d’angle mort (BFB - KFB - Renault)
Avertisseur d’angle mort
DODEHOEKWAARSCHUWING (1/7)
A
A
Op basis van de informatie van de senso-
ren aan elke kant van de achterbumper
(zone C), wordt de bestuurder gewaar-
schuwd:
als een andere auto in het detectiege-
bied A verschijnt;
en/of
als er een risico bestaat op een botsing
met een auto in het gebied B, die sneller
rijdt dan u.
De functie waarschuwt als de auto een snel-
heid heeft van meer dan ongeveer 15 km/u.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen; deze
moet altijd de controle over zijn auto be-
houden.
B
B
Bijzonderheid
Zorg ervoor dat de radarzone C niet bedekt
is (stickers, modder, sneeuw, enz.).
Als een radar bedekt is, verschijnt het be-
richt “Zijsensoren geen zicht” op het instru-
mentenpaneel. Reinig het gebied waar de
sensoren zich bevinden.
C
2.61
NLD_UD67366_3
Avertisseur d’angle mort (BFB - KFB - Renault)
DODEHOEKWAARSCHUWING (2/7)
Inschakelen/uitschakelen
Auto’s met een multimediascherm 1
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit-
schakelen van de functie. Selecteer ON of
OFF.
Auto’s zonder een multimediascherm
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 2 om het tabblad
“Voertuig” weer te geven;
1
Druk herhaaldelijk op 3 of 4 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 5 OK;
druk herhaaldelijk op 3 of 4 om het menu
“RIJHULPSYSTEMEN” weer te geven.
Druk op de schakelaar 5 OK;
druk herhaaldelijk op 3 of 4 tot u het
menu “Dode-hoekwaarschuwing” bereikt;
druk dan op 5 OK;
23
4
5
De detectiecapaciteit van het sys-
teem volgt een standaardrijvakbreedte.
Tijdens het rijden op een smalle rijstrook
kan de functie u waarschuwen als er
voorbij de dichtstbijzijnde rijstrook een
auto wordt gedetecteerd.
– Druk nogmaals op de schakelaar 5 OK
om de functie in of uit te schakelen:
= functie ingeschakeld
< functie uitgeschakeld
2.62
NLD_UD67366_3
Avertisseur d’angle mort (BFB - KFB - Renault)
DODEHOEKWAARSCHUWING (3/7)
Indicator 6
Op elke binnenspiegel 7 bevindt zich een in-
dicator 6.
Opmerking: reinig de binnenspiegels 7 re-
gelmatig zodat de indicatoren 6 zichtbaar
blijven.
7
6
Werking
De functie waarschuwt als de snelheid van
de auto hoger wordt dan circa 15 km/u:
als zich een auto in de dode hoek A be-
vindt en deze in dezelfde richting rijdt als
uw auto;
– als een auto snel van achteren op een
aangrenzende rijstrook binnen het bereik
van het detectiegebied B nadert.
Als u een andere auto inhaalt, verschijnt het
controlelampje 6 alleen als die auto lang
genoeg aanwezig is in de dode hoek van uw
auto A.
A
AB
B
De functie waarschuwt niet als de
andere voertuigen niet bewegen.
2.63
NLD_UD67366_3
Avertisseur d’angle mort (BFB - KFB - Renault)
DODEHOEKWAARSCHUWING (4/7)
Display D
Eerste waarschuwing: richtingaanwijzer
niet actief, het controlelampje 6 geeft aan
dat een auto in het gebied van de dode hoek
wordt gedetecteerd en/of dat een auto snel
van achteren op een aangrenzende rijstrook
nadert.
6
D
E
Bij het starten van de motor gaat het sys-
teem terug naar de laatst opgeslagen
status voordat het contact werd uitgezet
(zie de vorige pagina’s).
Display E
Richtingaanwijzer ingeschakeld, het
waarschuwingslampje 6 knippert als de
functie een auto in het waarschuwingsge-
bied van de dode hoek detecteert en/of een
auto snel van achteren nadert aan de kant
waarnaar u het stuurwiel gaat draaien. Als u
de richtingaanwijzer uitschakelt, schakelt de
indicator terug naar de eerste waarschuwing
(display D).
Omstandigheden waarin de
dodehoekwaarschuwing niet
werkt
Tijdens het rijden op een weg met
scherpe bochten;
in omgekeerde volgorde.
Als de auto is uitgerust met een trekhaak die
door het systeem wordt herkend, wordt het
bericht “Aanhanger: dode hoek assist uit
op het instrumentenpaneel weergegeven.
Hiermee wordt u geïnformeerd dat de func-
tie niet operationeel is. Raadpleeg uw merk-
dealer voor het kiezen van de uitrusting die
aangepast is aan uw auto.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.64
NLD_UD67366_3
Avertisseur d’angle mort (BFB - KFB - Renault)
DODEHOEKWAARSCHUWING (5/7)
storingen
Als het systeem een storing detecteert, ver-
schijnt het bericht “Controleer zijsensoren
op het instrumentenpaneel. Ga naar een
merkdealer.
Vanwege de sensoren achter de bumper
is het raadzaam om werkzaamheden
aan de bumper (reparatie, vervangen,
lakwerk, enz.) te laten uitvoeren door
een vakman.
De detectiecapaciteit van
het systeem volgt een stan-
daardrijvakbreedte. Als u op
een breed rijvak rijdt, kan het
systeem geen auto’s detecteren in de
dode hoek.
In geval van blootstelling aan sterke
elektromagnetische golven (zoals
onder hoogspanningslijnen) of in
erg slechte weersomstandigheden
(hevige regen, sneeuw, enz.) kan het
systeem tijdelijk niet goed werken.
Let op de rijomstandigheden.
Kans op ongevallen.
2.65
NLD_UD67366_3
Avertisseur d’angle mort (BFB - KFB - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de aanwijzingen van het systeem.
Het systeem mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een antibotsingssysteem.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
In geval van een botsing kan de uitlijning van de radar worden gewijzigd, waardoor deze niet meer naar behoren werkt. Schakel de functie
uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de radars (reparaties, vervangingen, enz.) moeten door een vakman/vakvrouw worden uitgevoerd.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
Complexe omgeving (metalen bruggen, tunnels, wegen met obstakels aan de zijkant, enz.);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel ...).
Risico van vals alarm of afwezigheid van waarschuwingen
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
DODEHOEKWAARSCHUWING (6/7)
2.66
NLD_UD67366_3
Avertisseur d’angle mort (BFB - KFB - Renault)
DODEHOEKWAARSCHUWING (7/7)
Beperkingen voor de werking van het systeem
De radarzone moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede werking van het systeem te waarborgen.
Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem her-
kend.
In een bocht kunnen de radars soms tijdelijk geen auto’s detecteren in de aangrenzende rijstroken.
De waarschuwing komt wellicht laat, als twee andere voertuigen in de aangrenzende rijstroken u naast elkaar van achteren naderen, met
een veel hogere snelheid dan uw auto (op een weg met drie rijstroken).
Het systeem geeft wellicht geen waarschuwing als de andere auto’s rijden met een snelheid die aanzienlijk verschilt van de uwe.
Als de auto door een lang voertuig wordt ingehaald (bijv. een vrachtwagen die inhaalt met een soortgelijke snelheid als de auto) onder-
breekt het systeem mogelijk de waarschuwing vóór het einde van het manoeuvre.
De auto rijdt op een bochtige weg.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
Het radargebied is beschadigd (achterbumper);
De auto is uitgerust met een trekhaak die niet door het systeem wordt herkend.
alerte distances de sécurité .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
distances de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.67
NLD_UD62773_2
Alerte distance de sécurité (BFB - KFB - Renault)
Alerte distances de sécurité
WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (1/4)
1
2
Gebaseerd op de informatie van de radar 2
en de camera 1 informeert deze functie de
bestuurder over het tijdsinterval tussen de
eigen auto en de voorligger zodat een vei-
lige afstand tussen de twee auto’s kan
worden aangehouden.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen; deze
moet altijd de controle over zijn auto be-
houden.
Deze functie wordt ingeschakeld als de auto
rijdt met een snelheid van ongeveer 30 tot
200 km/u.
Plaats van de camera 1
Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt
(door vuil, modder, condens enz.).
Plaats van de radar 2
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of
een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
of wordt geraakt, gewijzigd (bijv. met auto-
lak) of afgedekt door accessoires aan de
voorzijde van het voertuig (bijv. op de grille
of het logo, enz.).
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
2.68
NLD_UD62773_2
Alerte distance de sécurité (BFB - KFB - Renault)
WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (2/4)
Inschakelen/Uitschakelen van
de functie
Auto’s met een multimediascherm 3
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit-
schakelen van de functie.
Selecteer “ON” of “OFF”.
3
Auto’s zonder een multimediascherm
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 4 om het tabblad
“Voertuig” weer te geven;
druk herhaaldelijk op 5 of 6 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 7 OK;
druk herhaaldelijk op 5 of 6 om het menu
“RIJHULPSYSTEMEN” weer te geven.
Druk op de schakelaar 7 OK;
45
6
7
druk herhaaldelijk op 5 of 6 om het menu
Afstand waarsch.” weer te geven. Druk
op de schakelaar 7 OK;
druk nogmaals op de schakelaar 7 OK
om de functie in of uit te schakelen:
= functie ingeschakeld
< functie uitgeschakeld
Telkens wanneer de auto wordt gestart,
blijft de functie in de modus die is op-
geslagen toen de motor voor het laatst
werd uitgeschakeld.
2.69
NLD_UD62773_2
Alerte distance de sécurité (BFB - KFB - Renault)
WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (3/4)
Werking
Als deze functie actief is, wordt de indica-
tor 8 op het instrumentenpaneel weergege-
ven. Deze informeert de bestuurder over de
afstand tussen de eigen auto en de voorlig-
ger.
A (grijs): de functie is niet actief;
A (groen): geen auto gedetecteerd;
B (groen): het tijdsinterval is groter dan of
gelijk aan ongeveer 2 seconden (de af-
stand tussen de twee voertuigen, aange-
past aan uw snelheid);
8
A
B
C
D
C (oranje): het tijdsinterval is ongeveer
1 tot 2 seconden (onvoldoende afstand
tussen de twee voertuigen);
D (rood): het tijdsinterval is ongeveer 1
seconde of minder (de afstand tussen de
twee voertuigen is veel te kort).
Als de afstand tussen de twee auto’s minder
is dan ongeveer 0,5 seconde, worden de in-
dicator 8 en D rood op het instrumentenpa-
neel weergegeven, tezamen met “-.- s”.
In bepaalde omstandigheden wordt het tijds-
interval mogelijk niet getoond:
in een bocht;
bij het veranderen van rijstrook;
als de voorligger ver genoeg verwijderd
is of buiten bereik is van de radar of
camera.
Het interval wordt alleen ge-
toond ter informatie: het sys-
teem kan niet ingrijpen op de
auto.
De functie is niet bestemd om gebruikt
te worden in de stad of in dynamische
rijomstandigheden (bochten, versnel-
lingen, bruusk remmen ...), maar wel in
stabiele rijomstandigheden.
De functie heeft geen invloed op het
remsysteem.
Het gebied rond de radar en camera
moet schoon worden gehouden en in
dit gebied mogen geen manipulaties
worden uitgevoerd om de goede werking
van het systeem te waarborgen.
Alle werkzaamheden die worden uit-
gevoerd in het gebied waar de radar of
camera zich bevindt (reparaties, vervan-
gingen, aanpassingen aan de voorruit
en/of bumper, enz.) moeten door een
vakman of vakvrouw worden uitgevoerd.
2.70
NLD_UD62773_2
Alerte distance de sécurité (BFB - KFB - Renault)
WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (4/4)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing wordt de uitlijning van de radar en/of camera mogelijk gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking ervan.
Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden die worden uitgevoerd in het gebied waar de radar en/of camera zich bevinden/bevindt (reparaties, vervangingen,
aanpassingen aan de voorruit en/of bumper, enz.) moeten door een vakman of vakvrouw worden uitgevoerd.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Als de vooruit of de bumper niet schoon is (belemmering door vuil, glas, sneeuw, condensatie, enz.);
een complexe omgeving (metalen brug, tunnel enzovoort);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel enzovoort);
slecht zicht (nacht, mist enzovoort);
slechte contrast tussen de voorligger en de omgeving (bijvoorbeeld witte auto in een sneeuwgebied, enz.);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s enzovoort);
de weg is smal, bochtig en golvend (scherpe bochten enzovoort)
Risico van onjuiste vals alarm.
freinage actif d’urgence .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
freinage d’urgence .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
détection de piétons ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
détection de véhicules ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.71
NLD_UD82499_6
Freinage actif d’urgence (BFB - KFB - Renault)
Afhankelijk van het reactievermogen van de
bestuurder kan het systeem helpen bij het
remmen om schade te beperken of een bot-
sing te voorkomen.
Plaats van de camera 1
Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt
(door vuil, modder, condens enz.).
Plaats van de radar 2
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of
een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
of wordt geraakt, gewijzigd (bijv. met auto-
lak) of afgedekt door accessoires aan de
voorzijde van het voertuig (bijv. op de grille
of het logo, enz.).
Freinage actif d’urgence
Het systeem gebruikt informatie van de
radar 2 en de camera 1 om de afstand te
bepalen vanaf uw auto:
– van de voorligger op dezelfde rijstrook;
– voetgangers en fietsers in de nabijheid.
Het systeem informeert de bestuurder als
er een risico bestaat op een frontale botsing
om de juiste noodmanoeuvres mogelijk te
maken (het rempedaal indrukken en/of het
stuurwiel draaien).
1
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen;
deze moet altijd de controle over zijn
auto behouden.
Met dit systeem wordt de auto maxi-
maal afgeremd totdat deze zo nodig
volledig stilstaat.
Gebruik om veiligheidsredenen altijd de
autogordel tijdens het rijden en contro-
leer of alles goed vastzit, zodat de inzit-
tenden niet kunnen worden geraakt door
loszittende voorwerpen.
2
ACTIEVE NOODSTOP (1/8)
2.72
NLD_UD82499_6
Freinage actif d’urgence (BFB - KFB - Renault)
Speciale waarschuwingsfuncties
Afhankelijk van de snelheid kunnen de
waarschuwing en het remmen gelijktijdig ge-
activeerd worden.
Speciale functies van stilstaande auto´s
Stilstaande auto´s worden gedetecteerd
als uw auto met een snelheid van onge-
veer tussen de 7 km/u en 80 km/u rijdt. Het
systeem is niet ingeschakeld en geeft geen
waarschuwing af als u harder dan ongeveer
80 km/u rijdt.
ACTIEVE NOODSTOP (2/8)
Werkzaamheden
Detectie van auto’s
Tijdens het rijden zal het systeem in geval
van een botsing met het voorliggende voer-
tuig:
waarschuwen voor botsingsgevaar:
bij een voertuigsnelheid tussen 7 en
170 km/u verschijnt het rode bericht
“Remmen” op het instrumentenpaneel 3
en hoort u een waarschuwingssignaal.
Als de bestuurder het rempedaal indrukt
en het systeem nog altijd een risico op
een botsing detecteert, wordt sterker af-
geremd.
de remmen kunnen worden geacti-
veerd: als het voertuig langzamer rijdt
dan circa 120 km/u, terwijl de bestuurder
niet reageert op de waarschuwing en er
een botsing dreigt.
In geval van noodmanoeuvre kunt u op elk moment stoppen met remmen door:
door het gaspedaal kort in te drukken;
of
aan het stuur te draaien als uitwijkmanoeuvre bij een botsing.
Als de auto stopt als gevolg van de actieve
noodstop moet de bestuurder de auto stil-
zetten door het rempedaal in te drukken.
Let op: als de bestuurder gebruikmaakt van
bedieningselementen van de auto (stuur-
wiel, pedalen enz.) kan het systeem som-
mige operaties vertragen of niet activeren.
3
3
2.73
NLD_UD82499_6
Freinage actif d’urgence (BFB - KFB - Renault)
Detectie van voetgangers en fietsers
(afhankelijk van de auto)
Bij kans op een botsing met een fietser of
voetganger terwijl het voertuig rijdt, zal het
systeem:
waarschuwen voor botsingsge-
vaar: bij een voertuigsnelheid tussen 7
en 80 km/u verschijnt het rode bericht
“Remmen” op het instrumentenpaneel 3
en hoort u een waarschuwingssignaal.
Als de bestuurder het rempedaal indrukt
en het systeem nog altijd een risico op
een botsing detecteert, wordt sterker af-
geremd.
Activering van remmen: als de bestuur-
der niet op de waarschuwing reageert en
een botsing dreigt.
ACTIEVE NOODSTOP (3/8)
Als de auto stopt als gevolg van de actieve
noodstop moet de bestuurder de auto stil-
zetten door het rempedaal in te drukken.
Let op: als de bestuurder gebruikmaakt van
bedieningselementen van de auto (stuur-
wiel, pedalen enz.) kan het systeem som-
mige operaties vertragen of niet activeren.
Speciale waarschuwingsfuncties
Afhankelijk van de snelheid kunnen de
waarschuwing en het remmen gelijktijdig ge-
activeerd worden.
In geval van noodmanoeuvre kunt u op
elk moment stoppen met remmen door:
door het gaspedaal kort in te drukken;
of
– aan het stuur te draaien als uitwijk-
manoeuvre bij een botsing.
3
3
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
2.74
NLD_UD82499_6
Freinage actif d’urgence (BFB - KFB - Renault)
ACTIEVE NOODSTOP (4/8)
Inschakelen, uitschakelen van
het systeem
Auto's met een multimediascherm 4
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit-
schakelen van de functie.
Selecteer “ON” of “OFF”.
Druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu
Actief remmen” weer te geven en druk
op de schakelaar 8 OK.
Druk opnieuw op de schakelaar 8 OK om de
functie in of uit te schakelen:
= functie ingeschakeld
< functie uitgeschakeld
Bij het uitschakelen van het systeem ver-
schijnt het controlelampje of, af-
hankelijk van de auto, het controlelampje
.
4
Bij auto's zonder multimediascherm
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 5 om het tabblad
“Voertuig” weer te geven;
Druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 8 OK;
Druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu
“RIJHULPSYSTEMEN” weer te geven.
Druk op de schakelaar 8 OK;
Het systeem wordt opnieuw ingescha-
keld telkens het contact wordt aangezet.
56
78
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.75
NLD_UD82499_6
Freinage actif d’urgence (BFB - KFB - Renault)
ACTIEVE NOODSTOP (5/8)
storingen
© en of (afhankelijk
van het autotype) verschijnen om een sto-
ring aan te duiden. Ga naar een merkdealer.
Tijdelijk niet beschikbaar
Als het systeem een tijdelijke fout detecteert,
verschijnt het controlelampje of, af-
hankelijk van de auto, het controlelampje
.
De mogelijke oorzaken zijn:
het systeem is tijdelijk inactief (door ver-
blindende zon, dimlichten, slechte weers-
omstandigheden enzovoort). Het sys-
teem werkt weer als het zicht verbetert;
– het systeem wordt tijdelijk onderbroken
(d.w.z. de voorruit of de voor- of ach-
terbumper is bedekt met vuil, modder,
sneeuw, condens enz.). In dat geval
parkeert u de auto en zet u de motor
uit. Maak de voorruit en de voorbumper
schoon. Als u de motor weer start, ver-
dwijnen het controlelampje en het be-
richt.
Als dit niet het geval is, heeft dit mogelijk een
andere oorzaak. Neem contact op met een
merkdealer.
2.76
NLD_UD82499_6
Freinage actif d’urgence (BFB - KFB - Renault)
ACTIEVE NOODSTOP (6/8)
Actieve noodstop
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. De activering van deze functie wordt mogelijk vertraagd
of niet uitgevoerd als de bestuurder een actie uitvoert (op het stuurwiel, de pedalen, enz.).
Het systeem wordt mogelijk niet ingeschakeld:
wanneer de hendel van de versnellingsbak in de stand Neutraal staat of het koppelingspedaal gedurende ongeveer 10 seconden wordt
ingedrukt;
wanneer de handrem is ingeschakeld;
Als het elektronische stabiliteitsprogramma (ESC) is gestart.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing wordt de uitlijning van de radar en/of camera mogelijk gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking ervan.
Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de radar en/of camera (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de voorruit enz.) moeten worden
uitgevoerd door een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
2.77
NLD_UD82499_6
Freinage actif d’urgence (BFB - KFB - Renault)
ACTIEVE NOODSTOP (7/8)
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
een complexe omgeving (metalen brug, tunnel enzovoort);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel enzovoort);
slecht zicht (nacht, mist enzovoort);
Weinig contrast tussen een object (auto, voetganger, enz.) en de omgeving (bijv. een voetganger met witte kleding in de sneeuw);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto's enzovoort);
Obstructie van de voorruit of de radarzone (vuil, ijs, sneeuw, condens, enz.);
– ...
In deze omstandigheden kan het zijn dat het systeem niet reageert of per ongeluk remt.
Beperkingen voor de werking van het systeem
Elke keer dat de auto wordt gestart, voert het systeem een kalibratie uit overeenkomstig de omgeving van de auto en kan het worden uit-
geschakeld voor de duur van ongeveer twee tot vijf minuten;
Voor een voertuig dat in tegengestelde richting rijdt, wordt geen waarschuwing gegeven en treedt het systeem niet in werking.
Het gebied rond de radar en camera moet schoon en volledig ongewijzigd blijven om de goede werking van het systeem te waarborgen.
Het systeem reageert mogelijk niet zo goed op kleine voertuigen zoals motorfietsen als op andere voertuigen;
Het systeem werkt mogelijk niet goed bij een glad wegdek (regen, sneeuw, ijzel enz.);
Om een juiste werking te kunnen garanderen moeten de volledige contouren van de voetganger worden gedetecteerd. Wat niet door het
systeem kan worden gedetecteerd:
voetgangers in het donker of bij weinig licht;
gedeeltelijk zichtbare voetgangers;
voetgangers die kleiner zijn dan ongeveer 80 cm;
voetgangers die grote voorwerpen dragen;
– ...
In deze omstandigheden kan het zijn dat het systeem niet reageert of per ongeluk remt.
2.78
NLD_UD82499_6
Freinage actif d’urgence (BFB - KFB - Renault)
ACTIEVE NOODSTOP (8/8)
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
de knipperlichten niet werken;
de camerazone beschadigd is (bijv. de binnen- of buitenkant van de voorruit);
De voorkant van de auto is beschadigd (impact, krassen op de radar enz.);
de auto wordt gesleept (bij pech);
de voorruit is gebarsten of vervormd (voer geen reparaties uit aan dit gedeelte van de voorruit maar laat deze vervangen door een merk-
dealer).
U rijdt niet op een geasfalteerde weg.
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
Onderbreking van de functie
U kunt het actief noodremmen op elk moment onderbreken door kort het gaspedaal in te drukken of aan het stuur te draaien om uit te wijken.
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
alerte de détection de fatigue ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
écrans
écran multimédia .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.79
NLD_UD60379_1
Détecteur de fatigue (BFB - KFB - Renault)
Alerte détection de fatigue
WAARSCHUWING VERMOEIDHEIDSDETECTIE (1/2)
De vermoeidheidsdetectie is een nuttige
functie op eentonige wegen (zoals autosnel-
wegen).
Het rijgedrag van de bestuurder wordt ge-
analyseerd met inachtneming van de ge-
beurtenissen om u te informeren bij elk risico
op vermoeidheid, zoals:
– stuurwielbeweging;
acties van de bestuurder op andere voor-
zieningen (richtingaanwijzers, ruiten-
sproeier, enz.);
gereden tijd zonder pauze;
– ...
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden, in geval van
vermoeidheid. Deze functie
neemt niet de taak van de be-
stuurder over.
In geen geval kan deze functie de oplet-
tendheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het rijden vervangen.
Inschakelen/uitschakelen
Auto’s met een multimediascherm 1
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit-
schakelen van de functie.
Selecteer ON of OFF.
1
Wanneer de motor wordt gestart, blijft
het systeem in dezelfde staat als vóór
het uitzetten van het contact.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.80
NLD_UD60379_1
Détecteur de fatigue (BFB - KFB - Renault)
– druk de schakelaar 3 achtereenvolgens
omhoog of omlaag tot u bij het menu
Waarschuwing vermoeidheidsdetectie
komt en druk op de schakelaar 2 OK.
Druk opnieuw op de schakelaar 2 OK om
de functie in of uit te schakelen.
Werking
De functie is gereed om te waarschuwen
als:
de auto rijdt sneller dan ongeveer
60 km/u;
en
Na het verwijderen van de vorige waar-
schuwing zijn er ongeveer 15 minuten
verstreken.
De functie geeft een waarschuwing als
het systeem herhaaldelijk tekenen van ver-
moeidheid detecteert bij de bestuurder.
Als het gevaar van vermoeidheid bestaat,
verschijnt het bericht “Driver Alert Neem een
pauze” op het instrumentenpaneel, samen
met een geluidssignaal.
Druk op de schakelaar 2 OK om de waar-
schuwing te wissen.
Het is raadzaam om zo snel mogelijk te
stoppen voor een pauze.
WAARSCHUWING VERMOEIDHEIDSDETECTIE (2/2)
Opmerking:
Als de waarschuwing niet verdwijnt als u
drukt op 2 OK, wordt de piep herhaald.
De functie kan een bepaalde rijstijl inter-
preteren als een teken van vermoeidheid
(“sportief” rijden, onjuist rijden, enz.) of
van rijden op een weg in slechte staat.
storingen
Wanneer het systeem een storing waar-
neemt, verschijnt het bericht “Controleer
Driver Alert” op het instrumentenpaneel.
Roep de hulp in van een merkdealer.
2
Auto’s zonder een multimediascherm
Houd met stilstaande auto de schake-
laar 2 OK ingedrukt om naar het instel-
lingenmenu te gaan.
– Schakel 3 zolang omhoog of omlaag tot u
bij het menu “Rijondersteun.” komt. Druk
op de schakelaar 2 OK.
3
alerte de survitesse ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
détection de panneaux : alerte de survites-
se ...............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.81
NLD_UD82494_4
Détection de panneaux de signalisation routière (BFB - KFB - Renault)
Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet
is bedekt (door vuil, modder, damp enzo-
voort).
Voor auto’s die hiermee zijn uitgerust, wordt
ook de informatie van het navigatiesysteem
gebruikt.
Als de snelheidsbegrenzer is ingeschakeld,
kunt u de ingestelde snelheid aanpassen
aan de snelheid aangegeven door het sys-
teem.
Als de maximumsnelheid wordt overschre-
den, wordt de bestuurder op het instrumen-
tenpaneel gewaarschuwd.
Détection de panneaux de signalisation routière
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (1/4)
Als een auto met een navigatiesysteem in
een land rijdt met andere snelheidseenhe-
den dan die van de auto, wordt de snel-
heidslimiet weergegeven in de eenheid van
het desbetreffende land, samen met de om-
gerekende snelheidslimiet in de eenheid van
het instrumentenpaneel van de auto.
In landen waarin op bepaalde typen wegen
langzamer moet worden gereden als het
regent, kan de maximumsnelheid automa-
tisch worden aangepast nadat de ruitenwis-
sers enkele seconden zijn gebruikt in auto’s
met een navigatiesysteem.
Bijzondere omstandigheden
Het systeem houdt geen rekening met uit-
zonderlijke snelheidsbeperkingen, bijvoor-
beeld op dagen waarop de luchtverontreini-
ging piekt.
1
Het systeem detecteert aan de kant van de
weg verkeersborden die de maximumsnel-
heid aangeven en geeft de maximumsnel-
heid op het instrumentenpaneel weer.
Deze functie gebruikt vooral de informatie
van de camera 1 op de voorruit, achter de
achteruitkijkspiegel.
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
2.82
NLD_UD82494_4
Détection de panneaux de signalisation routière (BFB - KFB - Renault)
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (2/4)
Inschakelen/uitschakelen van
het systeem
Auto’s met een multimediascherm 2
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit-
schakelen van de functie.
Selecteer “ON” of “OFF”.
Als de functie actief is, kunt u afhankelijk van
de landelijke wetgeving de optie “Weergave
gevarenzone” activeren. Het systeem vertelt
u hoe ver u van deze zone bent verwijderd
en zodra u deze zone inrijdt.
Auto’s zonder een multimediascherm
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 3 om het tabblad
“Voertuig” weer te geven;
druk herhaaldelijk op 4 of 5 tot u het
menu “Instellingen” bereikt; druk dan op 6
OK;
druk herhaaldelijk op 4 of 5 tot u het
menu “RIJHULPSYSTEMEN” bereikt; druk
dan op 6 OK;
druk herhaaldelijk op 4 of 5 tot u het
menu “Waarschuwing voor snelheid” be-
reikt; druk dan op 6 OK;
Druk op de schakelaar 6 OK om de func-
tie te activeren of te deactiveren:
= functie ingeschakeld
< functie uitgeschakeld
2
34
5
6
2.83
NLD_UD82494_4
Détection de panneaux de signalisation routière (BFB - KFB - Renault)
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (3/4)
Werkzaamheden
Controleen waarschuwingslampjes
De functie geeft de volgende waarschu-
wingslampjes weer:
7 Verkeersborden met een maximum-
snelheid.
8 Extra verkeersborden (begin of einde
van zone “Niet inhalen”, maximumsnel-
heid op- of afrit, snelheid voor rijden met
een caravan, maximumsnelheid geldend
voor een bepaalde afstand, enz.).
Als de snelheidslimiet wordt overschreden,
knippert de cirkel rond het verkeersbordsym-
bool 7 en is tegelijkertijd een geluidssignaal
te horen om de bestuurder te waarschuwen
(afhankelijk van de auto).
Verandering van de ingestelde
maximumsnelheid
Als de melding over de maximumsnelheid
afwijkt van de gedetecteerde snelheids-
waarde, drukt u op de volgende schakelaars
en houdt u deze ingedrukt:
9 (RES/+) om de snelheid van de mel-
ding tot de gedetecteerde snelheid te ver-
hogen;
10 (SET/-) om de snelheid van de mel-
ding tot de gedetecteerde snelheid te ver-
lagen.
10
9
7
8
78
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.84
NLD_UD82494_4
Détection de panneaux de signalisation routière (BFB - KFB - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de
waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet
altijd de controle over zijn auto behouden.
De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de
aanwijzingen van het systeem.
Het systeem detecteert verkeersborden die de maximumsnelheid aangeven, maar geen
andere borden (bijv. op- en afritten naar of vanuit stedelijke gebieden, enz.).
Het systeem detecteert mogelijk niet alle snelheidsborden of interpreteert ze mogelijk ver-
keerd.
De bestuurder mag deze borden die niet door het systeem worden gedetecteerd, niet nege-
ren en moet zich altijd aan de verkeersborden en het verkeersreglement houden.
Bij slecht zicht (mist, sneeuw, vorst ...) geeft het systeem wellicht niet de juiste maximum-
snelheid aan.
De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de aanwijzin-
gen van het systeem.
storingen
Het systeem kan de snelheidsbeperking niet
detecteren:
de voorruit niet schoon is;
de camera verblind wordt door de zon;
bij onvoldoende zicht (‘s nachts, bij mist,
enz.);
als de verkeersborden onleesbaar (door
sneeuw, enz.) of verborgen zijn (achter
een andere auto of bomen);
als de informatie van het navigatiesys-
teem niet actueel is.
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (4/4)
limiteur de vitesse ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur - limiteur de vitesse ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
alerte de survitesse ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
commandes ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.85
NLD_UD82495_3
Limiteur de vitesse (BFB - KFB - Renault)
Limiteur de vitesse
SNELHEIDSBEGRENZER (1/4)
De snelheidsbegrenzer is een functie die u
helpt om een door u gekozen maximum-
snelheid niet te overschrijden.
Afhankelijk van de auto is de snelheids-
begrenzer gekoppeld aan de functie
“Afdalingssnelheidscontrole” die het rem-
systeem gebruikt om de snelheidsbegren-
zing tijdens een afdaling te optimaliseren.
De functie “Afdalingssnelheidscontrole” is
aanwezig als de knop 6 aanwezig is.
2
1
3
4
5
Bediening
1 Schakelaar Snelheidsbegrenzer aan/uit.
2 Schakelaar Snelheidsregelaar aan/uit.
3 Schakelaar om de maximumsnelheid te
activeren en te verlagen (SET/-).
4 Schakelaar om de maximumsnelheid te
activeren en te verhogen of om de op-
geslagen maximumsnelheid in te stellen
(RES/+).
5 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde maximumsnelheid blijft in het ge-
heugen) (0).
6
U kunt de snelheidsbegrenzer koppelen
aan de functie “Detectie van verkeers-
borden”. 2.81.
2.86
NLD_UD82495_3
Limiteur de vitesse (BFB - KFB - Renault)
SNELHEIDSBEGRENZER (2/4)
Het rijden
Wanneer een maximumsnelheid is ingesteld
maar nog niet is bereikt, gaat het rijden zoals
bij een auto zonder de functie snelheidsbe-
grenzer.
Zodra u de ingestelde snelheid bereikt, over-
schrijdt de auto de ingestelde snelheid niet,
ook niet als u het gaspedaal verder indrukt,
behalve indien nodig (raadpleeg de para-
graaf “Overschrijding van de maximumsnel-
heid”).
1
3
4
7
Inschakelen
Gebruik schakelaar 1. Het waarschuwings-
lampje 7 wordt grijs weergegeven. Het be-
richt “Begrenzer Ingeschakeld” verschijnt
op het instrumentenpaneel, tezamen met
streepjes om aan te geven dat de functie
snelheidsbegrenzer werkt en wacht tot een
maximumsnelheid wordt opgeslagen.
Als u de huidige snelheid wilt opslaan, drukt
u op de schakelaar 4 (RES/+) of de schake-
laar 3 (SET/-): de streepjes worden door de
maximumsnelheid vervangen. Afhankelijk
van de auto brandt het waarschuwings-
lampje 7 wit.
De minimum te registreren snelheid is
30 km/u.
7
7
2.87
NLD_UD82495_3
Limiteur de vitesse (BFB - KFB - Renault)
SNELHEIDSBEGRENZER (3/4)
3
4
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi-
mum snelheid te overschrijden door: zo snel
en diep mogelijk het gaspedaal in te druk-
ken (voorbij het “zware punt”)
Tijdens het overschrijden van de snelheid
knippert de snelheid in het rood op het in-
strumentenpaneel. Laat vervolgens het gas-
pedaal los: de functie snelheidsbegrenzer
treedt weer in werking zodra u langzamer
rijdt dan de in het geheugen opgeslagen
snelheid.
Als de functie snelheidsbe-
grenzer (na verschillende po-
gingen om deze in te schake-
len) niet beschikbaar is, neemt
u contact op met een merkdealer.
Onmogelijkheid om de ingestelde
maximum snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling kan het zijn dat
het systeem de maximumsnelheid niet kan
aanhouden; in dat geval knippert de inge-
stelde snelheid op het instrumentenpaneel
en hoort u een regelmatig een geluidssig-
naal.
Snelheidsregelaar/-
begrenzer met
Afdalingssnelheidscontrole:
de functie grijpt mogelijk in op
het remsysteem.
Snelheidsregelaar/-begrenzer zonder
Afdalingssnelheidscontrole:
De functie grijpt nooit in op het remsys-
teem.
U moet altijd uw voeten dicht bij de
pedalen houden om in een noodsitua-
tie te kunnen ingrijpen.
Verandering van de ingestelde
maximumsnelheid
U kunt de ingestelde maximum snelheid ver-
anderen door (het achter elkaar indrukken of
het lang ingedrukt houden) van:
de schakelaar 4 (RES/+) om de snelheid
te verhogen;
de schakelaar 3 (SET/-) om de snelheid
te verlagen.
2.88
NLD_UD82495_3
Limiteur de vitesse (BFB - KFB - Renault)
Uitschakelen van de functie
De functie snelheidsbegrenzer wordt onder-
broken:
als u op de schakelaar 1 drukt. In dit
geval wordt er geen snelheid meer in het
geheugen opgeslagen;
als u op de schakelaar 2 drukt. In dat
geval wordt de snelheidsregelaar gese-
lecteerd en er is geen opgeslagen snel-
heid.
Het controlelampje 7 verdwijnt om te beves-
tigen dat de functie niet langer actief is.
7
7
2
1
3
4
5
Onderbreken van de functie
De werking van de snelheidsbegrenzer
wordt opgeschort als u drukt op de schake-
laar 5 (0). De maximumsnelheid wordt op-
geslagen en op het instrumentenpaneel grijs
weergegeven.
Opnieuw inschakelen van de
maximum snelheid
Als een snelheid is opgeslagen, kunt u deze
oproepen door op de schakelaar 4 te druk-
ken.
SNELHEIDSBEGRENZER (4/4)
Als de functie snelheidsbegrenzer in de
modus stand-by is gezet, drukt u op de
schakelaar 3 om de functie weer te ac-
tiveren zonder de opgeslagen snelheid
te gebruiken: de actuele snelheid van de
auto wordt gebruikt.
régulateur de vitesse .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur - limiteur de vitesse ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
commandes ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.89
NLD_UD82496_4
Régulateur de vitesse (BFB - KFB - Renault)
Régulateur de vitesse
SNELHEIDSREGELAAR (1/5)
De snelheidsregelaar is een functie die u
helpt de door u gekozen rijsnelheid op een
constante waarde vast te houden, dit wordt
de ingestelde snelheid genoemd.
Vanaf 30 km/u kunt u de snelheid traploos
instellen.
Afhankelijk van de auto is de snel-
heidsregelaar gekoppeld aan de
“Afdalingssnelheidscontrole” die het rem-
systeem gebruikt om de snelheidsregeling
tijdens een afdeling te optimaliseren.
De functie “Afdalingssnelheidscontrole” is
aanwezig als de knop 6 aanwezig is.
Bediening
1 Schakelaar Snelheidsregelaar aan/uit.
2 Schakelaar om de ingestelde snelheid
(SET/-) te activeren en te verlagen.
3 Schakelaar om de kruissnelheid te ac-
tiveren en te verhogen of om de kruis-
snelheid (RES/+) uit het geheugen op te
roepen.
6
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Ook met deze extra rijhulp is de
bestuurder altijd verplicht om
zich aan de snelheidslimieten te houden
en alert te blijven.
De bestuurder moet altijd controle
houden over de auto.
De snelheidsregelaar moet niet gebruikt
worden in druk verkeer, op een bochtige
of gladde weg (ijzel, aquaplaning, kiezel-
steentjes) en als de weersomstandighe-
den ongunstig zijn (mist, regen, zijwind,
enz.).
Kans op ongevallen.
4 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde snelheid blijft in het geheugen) (0).
5 Schakelaar Snelheidsbegrenzer aan/uit.
1
5
2
3
4
2.90
NLD_UD82496_4
Régulateur de vitesse (BFB - KFB - Renault)
SNELHEIDSREGELAAR (2/5)
Inschakelen
Gebruik schakelaar 1.
Het waarschuwingslampje 7 wordt grijs
weergegeven.
Het bericht “Regelaar Ingeschakeld” ver-
schijnt op het instrumentenpaneel, tezamen
met streepjes om aan te geven dat de snel-
heidsregelaar actief is en klaar is voor het
opslaan van een ingestelde snelheid.
Instellen van de snelheid
Druk, terwijl de auto rijdt met een constante
snelheid hoger dan ongeveer 30 km/u, op
de schakelaar 2 (SET/-) of de schakelaar 3
(RES/+): de functie wordt ingeschakeld en
de huidige snelheid wordt gebruikt.
De streepjes worden vervangen door de in-
gestelde snelheid. De ingestelde snelheid is
bevestigd wanneer de opgeslagen snelheid
en het waarschuwingslampje groen worden
weergegeven 7.
Als u de functie probeert in te schakelen
wanneer u minder dan 30 km/u rijdt, ver-
schijnt het bericht “Snelh. ongeldig” en blijft
de functie uitgeschakeld.
7
Het rijden
Als een snelheid in het geheugen is vastge-
legd en de functie snelheidsregelaar is inge-
schakeld, kunt u uw voet van het gaspedaal
nemen.
Let op: u moet de voeten dicht
bij de pedalen te houden om te
kunnen ingrijpen bij noodsitua-
ties.
1
2
3
7
2.91
NLD_UD82496_4
Régulateur de vitesse (BFB - KFB - Renault)
SNELHEIDSREGELAAR (3/5)
Veranderen van de ingestelde
snelheid
U kunt de ingestelde snelheid veranderen
door een aantal keren te drukken op:
de schakelaar 2 (SET/-) om de snelheid
te verlagen;
de schakelaar 3 (RES/+) om de snelheid
te verhogen.
Opmerking: Druk op een van de schake-
laars en houd deze ingedrukt om de snel-
heid trapsgewijs te wijzigen.
Sneller rijden dan de gekozen
snelheid
U kunt de snelheid van de auto altijd verho-
gen door het gaspedaal in te drukken.
Zo lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde
snelheid rood op het instrumentenpaneel.
Laat daarna het gaspedaal los: na enkele
secondes gaat uw auto automatisch weer
met de oorspronkelijk ingestelde snelheid
rijden.
Onmogelijkheid om de ingestelde
snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling kan het zijn dat
het systeem de ingestelde snelheid niet kan
aanhouden: in dat geval knippert de inge-
stelde snelheid rood op het instrumentenpa-
neel en hoort u regelmatig een geluidssig-
naal.
Als de functie snelheidsrege-
laar niet meer beschikbaar is
(na verschillende pogingen om
deze te activeren), neemt u
contact op met een erkende dealer.
Snelheidsregelaar/-
begrenzer met
Afdalingssnelheidscontrole:
de functie kan ingrijpen op het
remsysteem.
Snelheidsregelaar/-begrenzer zonder
Afdalingssnelheidscontrole: de func-
tie grijpt niet in op het remsysteem.
U moet altijd uw voeten dicht bij de
pedalen houden om in een noodsitua-
tie te kunnen ingrijpen.
2
3
Snelheidsregelaar met vastgehouden
kruissnelheid tijdens het schakelen:
Deze functie handhaaft de ingestelde
snelheid voor en na het schakelen,
zonder dat de bestuurder iets hoeft te
doen.
2.92
NLD_UD82496_4
Régulateur de vitesse (BFB - KFB - Renault)
SNELHEIDSREGELAAR (4/5)
Onderbreken van de functie
De functie wordt uitgeschakeld als u drukt
op:
de schakelaar 4 (0);
het rempedaal;
het koppelingspedaal voor een langere
periode of bij langdurige neutrale stand,
op voertuigen met een handgeschakelde
versnellingsbak;
schakelen naar neutraalstand op voertui-
gen met een automatische versnellings-
bak.
De ingestelde snelheid wordt opgeslagen en
op het instrumentenpaneel grijs weergege-
ven.
Oproepen van de ingestelde snelheid
Als een snelheid in het geheugen is opge-
slagen, kan deze in de juiste omstandighe-
den (verkeersdrukte, staat van het wegdek,
weersomstandigheden, enz.) worden opge-
roepen.
Druk op de schakelaar 3 (RES/+) als de
snelheid van de auto hoger is dan 30 km/u.
Als de snelheid is opgeslagen, verschijnt de
kruissnelheid groen op het display om de ac-
tivering van de snelheidsregelaar te beves-
tigen. Afhankelijk van de auto verschijnt het
controlelampje 7.
7
NB: als de eerder opgeslagen snelheid veel
hoger is dan de actuele snelheid, trekt de
auto snel op naar deze hogere snelheid.
Als de regelaar stand-by is, komt de rege-
laarfunctie weer in werking door een druk op
de schakelaar 2 (SET/-), ongeacht de snel-
heid die in het geheugen is opgeslagen; de
actuele snelheid van de auto wordt gebruikt.
4
2
3
7
2.93
NLD_UD82496_4
Régulateur de vitesse (BFB - KFB - Renault)
SNELHEIDSREGELAAR (5/5)
Uitschakelen van de functie
De functie snelheidsregelaar wordt onder-
broken:
als u op de schakelaar 1 drukt. In dit
geval wordt er geen snelheid meer in het
geheugen opgeslagen;
als u op de schakelaar 5 drukt. In dat
geval wordt de snelheidsbegrenzer gese-
lecteerd en is er geen opgeslagen snel-
heid.
Het controlelampje 7 verdwijnt om te beves-
tigen dat de functie niet langer actief is.
7
Het onderbreken of uitschake-
len van de snelheidsregelaar
brengt geen snelle snelheids-
vermindering met zich mee: u
moet remmen door het rempedaal in te
drukken.
5
1
7
7
régulateur de vitesse adaptatif ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite
régulateur de vitesse adaptatif .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
commandes ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.94
NLD_UD82497_5
Régulateur de vitesse adaptatif Stop and Go (BFB - KFB - Renault)
Régulateur de vitesse adaptatif
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (1/15)
Met de adaptieve snelheidsregelaar (of de
Stop and Go adaptieve snelheidsregelaar bij
voertuigen met een automatische versnel-
lingsbak) kunt u op basis van informatie van
een radar of camera, de geselecteerde snel-
heid (ook bekend als kruissnelheid) hand-
haven terwijl u op volgafstand blijft van het
voertuig voor u in dezelfde rijstrook.
Bij voertuigen met een automatische ver-
snellingsbak kan de Stop and Go adaptieve
snelheidsregelaar, als uw voorligger stopt,
de auto wellicht volledig afremmen en tot
stilstand brengen voordat u weer verder kunt
rijden.
Het systeem laat uw auto versnellen en ver-
tragen met behulp van de motor en het rem-
systeem.
Het maximumbereik van het systeem is on-
geveer 150 meter.
Dit kan variëren afhankelijk van de wegom-
standigheden (hoogteverschillen, weersom-
standigheden, enz.).
De adaptieve snelheidsregelaar kan, afhan-
kelijk van de rijomstandigheden (verkeer,
weer, enz.), als volgt worden ingeschakeld:
van 0 tot 170 km/u bij voertuigen met een
automatische versnellingsbak;
– van 30 tot 170 km/u bij voertuigen met
een handgeschakelde versnellingsbak.
De functie wordt aangeduid met het symbool
of .
NB:
de bestuurder moet zich houden aan de
maximumsnelheden en veilige afstanden
die gelden in het land waar hij rijdt;
– de adaptieve snelheidsregelaar kan het
voertuig afremmen tot een derde van het
remvermogen. Naargelang van de si-
tuatie moet de bestuurder mogelijk zelf
harder remmen.
De adaptieve snelheidsregelaar kan
geen noodstop activeren en heeft
slechts een beperkte remcapaciteit.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Ook met deze extra rijhulp is de
bestuurder altijd verplicht om
zich aan de snelheidslimieten en veilige
afstanden te houden en alert te blijven.
De bestuurder moet altijd controle
houden over de auto.
De bestuurder moet altijd zijn snelheid
aanpassen aan de omgeving en aan de
verkeersomstandigheden.
U mag de adaptieve snelheidsregelaar
uitsluitend gebruiken op een autosnel-
weg of autoweg met meerdere rijstroken
en gescheiden rijrichtingen.
De snelheidsregelaar mag niet gebruikt
worden in druk verkeer, op een bochtige
of gladde weg (ijzel, aquaplaning, kiezel-
steentjes) en bij slechte weersomstan-
digheden (mist, regen, zijwind, enz.).
Kans op ongevallen.
2.95
NLD_UD82497_5
Régulateur de vitesse adaptatif Stop and Go (BFB - KFB - Renault)
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (2/15)
Bedieningsknoppen
3 Veilige afstand instellen
4 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde snelheid blijft in het geheugen) (0).
5 Adaptieve snelheidsregelaar, hoofdscha-
kelaar aan/uit of .
6 Inschakelen, opslaan en verlagen van de
kruissnelheid (SET/-).
7 Schakelaar om de kruissnelheid te ac-
tiveren en te verhogen of om de kruis-
snelheid (RES/+) uit het geheugen op te
roepen.
Plaats van de camera 1
Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt
(door vuil, modder, condens enz.).
Plaats van de radar 2
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of
een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
of wordt geraakt of gewijzigd (bijv. met auto-
lak) of verborgen door accessoires aan de
voorkant van het voertuig (bijv. op de grille
of het logo).
5
6
7
34
1
2
Het gebied rond de radar en
camera moet schoon worden
gehouden en in dit gebied
mogen geen manipulaties
worden uitgevoerd om de goede werking
van het systeem te waarborgen.
2.96
NLD_UD82497_5
Régulateur de vitesse adaptatif Stop and Go (BFB - KFB - Renault)
8
9
10
11
Weergaven
8 Controlelampje van de adaptieve
snelheidsregelaar.
9 Voorligger.
10 Opgeslagen veilige afstand.
11 Opgeslagen kruissnelheid.
8
9
10
11
8
11
10 9
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (3/15)
2.97
NLD_UD82497_5
Régulateur de vitesse adaptatif Stop and Go (BFB - KFB - Renault)
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (4/15)
Inschakelen
Gebruik schakelaar 5.
Het controlelampje of wordt
grijs en de melding “Adaptieve regelaar ON
verschijnt in combinatie met streepjes op het
instrumentenpaneel om aan te geven dat de
functie werkt en wacht op een kruissnelheid
op te slaan.
Deze functie kan niet worden ingeschakeld
als:
de parkeerrem is ingeschakeld;
de functie Parkeerhulp is al ingescha-
keld 2.140.
Het bericht “Adaptieve regel. niet beschik-
baar” verschijnt op het instrumentenpaneel.
Instellen van de snelheid
Wanneer het voertuig stilstaat (voertuigen
uitgerust met een automatische versnel-
lingsbak) of wanneer het voertuig met een
constante snelheid rijdt (alle voertuigen),
drukt u op de schakelaar 6 ( SET/-) of 7 (
RES/+) om de functie te activeren en de hui-
dige snelheid op te slaan.
De kruissnelheid moet minstens 30 km/u
zijn.
De kruissnelheid 11 vervangt de streepjes
en het controlelampje of , en
de kruissnelheid wordt groen om te bevesti-
gen dat de snelheidsregelaar actief is.
Als u de functie probeert te activeren wan-
neer de voertuigsnelheid hoger is dan
170 km/u of lager dan 30 km/u voor voertuigen
met een handgeschakelde versnellingsbak,
verschijnt het bericht “Snelh. ongeldig” en
wordt de functie niet geactiveerd.
Als er een kruissnelheid is opgeslagen en de
regeling ingeschakeld is, kunt u uw voet van
het gaspedaal nemen.
Speciale functie op voertuigen met een
automatische versnellingsbak: Als de
voertuigsnelheid lager is dan ongeveer
30 km/u, wordt de kruissnelheid automatisch
ingesteld op 30 km/u. De auto trekt op totdat
de ingestelde kruissnelheid is bereikt.
Belangrijk: houd uw voeten
altijd vlakbij de pedalen om
voorbereid te zijn op alle moge-
lijke situaties.
2.98
NLD_UD82497_5
Régulateur de vitesse adaptatif Stop and Go (BFB - KFB - Renault)
6
7
3
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (5/15)
De volgafstand instellen
U kunt op elk moment de veilige afstand ten
opzichte van uw voorligger wijzigen door
herhaaldelijk op de schakelaar 3 te drukken.
De horizontale afstandsmeter op het instru-
mentenpaneel duidt de beschikbare veilige
afstanden aan:
– afstandsmeter A: grote afstand (komt
overeen met ongeveer 2,4 seconden);
De kruissnelheid instellen
U kunt de snelheid wijzigen door een aantal
keren te drukken op de schakelaar 6 of 7
(voor een kleine wijziging) of de schakelaar
ingedrukt te houden (voor een grotere wij-
ziging).
– gebruik de (SET/-) schakelaar 6 om de
snelheid te verlagen;
gebruik de (RES/+) schakelaar 7 om de
snelheid te verhogen.
Bewaking veilige afstand
inschakelen
Zodra de snelheidsregelaar is ingeschakeld,
verschijnt de standaard veilige afstand 10 in
het groen op het instrumentenpaneel.
De standaard veilige afstand komt overeen
met ongeveer twee seconden (zie de vol-
gende pagina’s).
Als het systeem een voertuig detecteert in
uw rijstrook, verschijnt de omtrek van een
voertuig 9 boven de afstandsmeter 10 op het
instrumentenpaneel.
De snelheid van uw auto wordt continu aan-
gepast aan de snelheid van uw voorligger.
Indien nodig remt uw auto (de remlichten
gaan branden) om de afstand die het instru-
mentenpaneel aangeeft, te bewaren.
Opmerking: de grootte van de omtrek 9 va-
rieert afhankelijk van de afstand tussen u en
uw voorligger. Hoe groter de omtrek, hoe
dichterbij uw voorligger.
A
B
C
D
2.99
NLD_UD82497_5
Régulateur de vitesse adaptatif Stop and Go (BFB - KFB - Renault)
Sneller rijden dan de gekozen
snelheid
U kunt de kruissnelheid van de auto altijd
verhogen door het gaspedaal in te drukken.
Als de kruissnelheid wordt overschreden,
wordt deze 11 rood.
De afstandsmeter knippert als de afstand
tussen uw auto en uw voorligger kleiner is
dan de ingestelde veilige afstand: de functie
“Veilige afstand” is niet langer actief.
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (6/15)
De veilige afstand aanpassen
(vervolg)
– afstandsmeter B: middelgrote afstand 2
(komt overeen met ongeveer 2 secon-
den);
– afstandsmeter C: middelgrote afstand 1
(komt overeen met ongeveer 1,6 secon-
den);
– afstandsmeter D: kleine afstand (komt
overeen met ongeveer 1,2 seconden).
De geselecteerde afstandsmeter wordt
groen.
De andere meters blijven grijs.
Opmerking: u moet de ingestelde afstand
afstemmen op de verkeersdrukte, de lokale
regelgeving en de weersomstandigheden.
De veilige afstand wordt standaard aan-
gepast via de afstandsmeter B.
Laat het gaspedaal los: de snelheidsrege-
laar en veilige afstand gaan automatisch
terug naar de eerder gekozen instellingen.
Inhaalmanoeuvre
Als u uw voorligger wilt inhalen, activeert
u de indicator om de regeling veilige af-
stand tijdelijk te annuleren zodat de auto
voldoende kan versnellen om de auto in te
halen.
11
11
2.100
NLD_UD82497_5
Régulateur de vitesse adaptatif Stop and Go (BFB - KFB - Renault)
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (7/15)
Stoppen en Starten
Bij voertuigen met een automatische ver-
snellingsbak past het systeem, als de voor-
ligger vertraagt, de snelheid aan en komt
indien nodig tot volledige stilstand (bijv. in
een file). De auto stopt op een paar meter
van de voorligger. De Stop and Start-functie
kan de motor op stand-by zetten 2.8.
Als de voorligger weer optrekt:
als de auto niet langer dan ongeveer drie
seconden stilstond, trekt deze automa-
tisch weer op zonder actie van de be-
stuurder;
als de auto langer dan ongeveer drie se-
conden stilstond, moet u drukken op het
gaspedaal of op de knop 7 (RES/+) om
de auto te laten vertrekken. Het bericht
Druk op RES/+ of accelereer” verschijnt
ter bevestiging.
Als de auto langer dan ongeveer drie mi-
nuten stilstaat, wordt de automatische par-
keerrem ingeschakeld en de adaptieve
snelheidsregelaar uitgeschakeld. Het con-
trolelampje of verdwijnt als
de functie niet meer actief is.
Onderbreken van de functie
U kunt de functie als volgt in stand-by zetten:
druk op de schakelaar 4 (0);
druk tijdens het rijden op het rempedaal.
De functie wordt uitgeschakeld door het sys-
teem als:
U zet de automatische versnellingsbak
op P of N.
U schakelt de achteruitversnelling in.
– de autogordel van de bestuurder wordt
losgemaakt;
een van de portieren of kleppen wordt ge-
opend;
op de start/stop-knop van de motor wordt
gedrukt;
de helling te steil is;
de auto harder rijdt dan 180 km/u;
Bepaalde rijhulpmiddelen en correctie-
systemen worden ingeschakeld (actieve
noodstop, ABS, ESC, enz.).
Als het koppelingspedaal langdurig wordt
ingedrukt of langdurig in neutrale stand
blijft, op voertuigen met een handgescha-
kelde versnellingsbak.
In alle gevallen wordt stand-by bevestigd
doordat de controlelampjes grijs worden en
het bericht “Adaptieve regel. niet beschik-
baar” verschijnt.
Als u de adaptieve snelheidsregelaar in stand-by zet of uitschakelt, leidt dit niet
tot een snelle vertraging van de auto: als u wilt remmen, moet u het rempedaal
indrukken.
7
4
2.101
NLD_UD82497_5
Régulateur de vitesse adaptatif Stop and Go (BFB - KFB - Renault)
Afhankelijk van de situatie geeft het systeem
een geluidssignaal in combinatie met:
de oranje waarschuwing E als de aan-
dacht van de bestuurder vereist is;
of
de rode waarschuwing F samen met het
bericht “Remmen”, als onmiddellijke actie
van de bestuurder vereist is.
Reageer altijd gepast op alle waarschu-
wingen en voer de nodige manoeuvres
uit.
E
F
Waarschuwingen “Neem de
controle over”
In sommige situaties (u nadert een veel
langzamer voertuig, er is een voorligger die
snel van rijstrook wisselt, enz.) heeft het
systeem wellicht geen tijd om te reage-
ren.
Stand-by afsluiten
Op basis van de opgeslagen
kruissnelheid
Als een snelheid in het geheugen is opge-
slagen, kan deze in de juiste omstandighe-
den (verkeersdrukte, staat van het wegdek,
weersomstandigheden, enz.) worden opge-
roepen.
Druk op de schakelaar 7 (RES/+) in het
bereik van bevestigde snelheden.
Als u de opgeslagen snelheid oproept, wordt
het inschakelen van de regelaar bevestigd
doordat de ingestelde snelheid groen op-
licht.
Opmerking: als de opgeslagen snelheid
veel hoger is dan de huidige snelheid, trekt
de auto op naar deze hogere snelheid.
Op basis van de huidige snelheid
Als de regelaar stand-by is, komt de rege-
laarfunctie weer in werking door een druk op
de schakelaar 6 (SET/-), ongeacht de snel-
heid die in het geheugen is opgeslagen; de
actuele snelheid van de auto wordt gebruikt.
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (8/15)
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.102
NLD_UD82497_5
Régulateur de vitesse adaptatif Stop and Go (BFB - KFB - Renault)
storingen
Als er een storing is in de werking van de
adaptieve snelheidsregelaar, verschijnt het
bericht “Controleer regelaar” op het instru-
mentenpaneel en wordt de functie uitge-
schakeld.
Als er een storing is in één of meer onder-
delen van het systeem, wordt de adaptieve
snelheidsregelaar onderbroken.
Het controlelampje © verschijnt samen
met, afhankelijk van de storing, een van de
volgende berichten:
– “Controleer camera voor”;
– “Controleer radar voor”;
– “Controleer camera/radar”;
– “Controleer voertuig”.
Ga naar een merkdealer.
Als de radardetectiezone door iets wordt
bedekt of als het signaal wordt gestoord,
verschijnt het bericht “Radar voor geen
zicht” en wordt de werking van de adaptieve
snelheidsregelaar onderbroken. Het groene
controlelampje of verdwijnt
om te bevestigen dat de functie automatisch
is uitgeschakeld.
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of
een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
of wordt geraakt of gewijzigd (bijv. met auto-
lak) of verborgen door accessoires aan de
voorkant van het voertuig (bijv. op de grille
of het logo).
In bepaalde geografische omstandigheden
kan de functie worden gestoord, zoals:
– droge zones, tunnels, lange bruggen of
weinig gebruikte wegen zonder wegmar-
keringen, borden of bomen in de buurt;
een militaire zone of een luchthaven.
Als u deze gebieden verlaat, zal de functie
weer werken.
Als het bericht niet verdwijnt nadat de motor
opnieuw wordt gestart, moet u altijd een
merkdealer raadplegen.
Uitschakelen van de functie
De werking van de adaptieve snelheidsre-
gelaar wordt onderbroken als u drukt op de
schakelaar 6.
Het controlelampje of ver-
dwijnt om te bevestigen dat de functie niet
langer actief is.
Tijdelijk niet beschikbaar
De radar kan voertuigen detecteren die vóór
uw auto rijden. Het systeem werkt niet goed
als de radardetectiezone door iets wordt
bedekt of als het signaal wordt gestoord.
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (9/15)
5
6
7
2.103
NLD_UD82497_5
Régulateur de vitesse adaptatif Stop and Go (BFB - KFB - Renault)
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (10/15)
Beperkingen van de werking van
het systeem
Autodetectie
Het systeem detecteert alleen voertuigen
(auto’s, trucks, motoren) die in dezelfde rich-
ting rijden als uw auto.
Een auto die invoegt in uw rijstrook (bijv. G)
wordt pas door het systeem herkend als
deze in de detectiezones van de camera en
radar komt.
Het systeem kan de auto abrupt of gelei-
delijk laten afremmen.
Wat niet door het systeem wordt gedetec-
teerd:
voertuigen die op kruispunten aankomen:
afritten (bijv. H), enz.;
auto’s die aan de verkeerde kant van
de weg rijden of die achteruit naar u toe
rijden.
Detectie in een bocht
Als u een bocht inrijdt, kan de radar en/of
camera wellicht tijdelijk niet in staat zijn om
een voorligger te detecteren (bijv. J).
Het systeem kan de auto laten versnel-
len.
Als u een bocht uitrijdt, kan de detectie van
voorliggers verstoord of vertraagd worden.
Het systeem kan de auto abrupt of gelei-
delijk laten afremmen.
G H
De adaptieve snelheidsregelaar mag
alleen worden gebruikt op een autosnel-
weg of een autoweg met meerdere rij-
stroken en gescheiden rijrichtingen.
J
2.104
NLD_UD82497_5
Régulateur de vitesse adaptatif Stop and Go (BFB - KFB - Renault)
Detectie van voertuigen in aangrenzende
rijstroken
Het systeem kan voertuigen detecteren die
op een aangrenzende rijstrook rijden als:
u in een bocht rijdt (bijv. K);
u rijdt op een weg met smalle rijstroken;
de snelheid van de auto’s op de aan-
grenzende rijstrook lager is en als één
van deze auto’s te dicht bij een andere
rijstrook rijdt.
Het systeem kan de auto ten onrechte
laten vertragen of afremmen.
Auto’s die verborgen zijn door
hoogteverschillen in de weg
Het systeem kan geen voertuigen detecte-
ren die verborgen zijn door hoogteverschil-
len in de weg of die zich buiten de detec-
tiezones van de camera en radar bevinden
doordat u een helling op- of afrijdt.
Auto’s buiten de detectiezones van
camera en radar
Het systeem reageert laat of helemaal
niet als de auto’s zich buiten de detectiezo-
nes van de camera en radar bevinden, met
name in deze gevallen:
voertuigen die voorwerpen transporteren
die langer zijn dan de lijn;
het gedeelte van een lang voertuig
(bijv. L) dat buiten de radardetectiezone
valt (bouwmachines, sleepwagens die
landbouwmachines verslepen, enz.);
voertuigen die niet in het midden van de
rijstrook rijden;
smalle voertuigen die zeer dichtbij zijn
(bijv. M).
KLM
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (11/15)
2.105
NLD_UD82497_5
Régulateur de vitesse adaptatif Stop and Go (BFB - KFB - Renault)
Stilstaande en langzaam rijdende
voertuigen
Als uw snelheid hoger is dan ongeveer
50 km/u, is er geen detectie:
stilstaande voertuigen (bijv. N);
zeer langzaam rijdende voertuigen.
Als uw snelheid lager is dan ongeveer 50
km/u, reageert het systeem wellicht niet
of zeer laat op:
stilstaande voertuigen (bijv. N);
zeer langzaam rijdende voertuigen;
N
– voorliggers 12 die wisselen van rijstrook
en zo een stilstaande auto onthullen 13
(bijv. P);
wanneer het voertuig stilstaat 14, wan-
neer u van rijstrook wisselt (bijv. Q).
12
13
Wees altijd klaar om de bediening van
de auto over te nemen bij stilstaande
of zeer langzaam rijdende voertuigen
(bijv. N).
De adaptieve snelheidsregelaar kan
geen noodstop activeren en heeft
slechts een beperkte remcapaciteit.
P
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (12/15)
Q14
2.106
NLD_UD82497_5
Régulateur de vitesse adaptatif Stop and Go (BFB - KFB - Renault)
Geen detectie van vaste obstakels en
kleine objecten
Wat niet door het systeem wordt gedetec-
teerd:
voetgangers, fietsers, scooters, enz.;
– dieren;
vaste obstakels (tolpoorten, muren,
enz.). (bijv. R).
Deze worden niet herkend door het sys-
teem. Ze kunnen geen alarm of reactie van
het systeem activeren.
R
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (13/15)
Detectie van voertuigen die met hoge
snelheid in de rijstrook komen
Als uw voertuig wordt ingehaald door een
ander voertuig dat met hoge snelheid rijdt 15
(motor, auto, etc.) en dit voertuig komt tijde-
lijk tussen u en uw voorligger 16, kan dit
leiden tot overmatig accelereren, vertra-
gen of remmen.
S
15
16
2.107
NLD_UD82497_5
Régulateur de vitesse adaptatif Stop and Go (BFB - KFB - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Dit is een extra hulp tijdens het rijden, die nooit de bestuurder kan ontslaan van de
verantwoordelijkheid om zich aan de snelheidslimieten en veilige afstanden te houden en alert te blijven.
De bestuurder moet altijd controle houden over de auto.
De bestuurder moet altijd zijn snelheid aanpassen aan de omgeving en aan de verkeersomstandigheden, ongeacht de aanwijzingen
van het systeem. Met uitzondering van lijnen die rijstroken aanduiden, worden verkeersaanduidingen (verkeerslichten, borden, zebrapaden,
enz.) niet herkend door het systeem. Deze kunnen geen alarm of reactie van het systeem activeren.
Het systeem mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een antibotsingssysteem.
De adaptieve snelheidsregelaar mag alleen worden gebruikt op een autosnelweg of een autoweg met meerdere rijstroken en ge-
scheiden rijrichtingen.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing wordt de uitlijning van de radar en/of camera mogelijk gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking ervan.
Schakel het systeem uit en neem contact op met een merkdealer.
– Alle werkzaamheden in de buurt van de radar en/of camera (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de voorruit, lakwerk, enz.)
moeten worden uitgevoerd door een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
de auto op een bochtige weg rijdt;
de auto wordt gesleept (bij pech);
de auto een aanhangwagen of caravan trekt;
de auto rijdt in een tunnel of in de buurt van een metalen structuur;
de auto bij een tolwegpoort, een gebied met wegwerkzaamheden of in een smalle rijstrook komt;
de auto een zeer steile helling op- of afrijdt;
het zicht slecht is (verblindend zonlicht, mist, enz.);
de auto rijdt op een glad wegdek (regen, sneeuw, grind, enz.);
de weersomstandigheden slecht zijn (regen, sneeuw, zijwind, enz.);
de radarzone is beschadigd (schokken, inslagen, enz.);
de camerazone is beschadigd (bijv. de binnen- of buitenkant van de voorruit);
de voorruit is gebarsten of vervormd.
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (14/15)
2.108
NLD_UD82497_5
Régulateur de vitesse adaptatif Stop and Go (BFB - KFB - Renault)
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
de voorruit of de bumper is bedekt in de radarzone (door vuil, ijs, sneeuw, condensatie, kentekenplaat, enz.);
een complexe omgeving (tunnel, enz.);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, zware regen, hagel, ijzel, enz.);
slecht zicht (nacht, mist enz.);
slechte contrast tussen de voorligger en de omgeving (bijvoorbeeld witte auto in een sneeuwgebied, enz.);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s, enz.);
een smalle, bochtige of heuvelige weg (scherpe bochten, enz.);
een langzame auto met een groot verschil van snelheid;
gebruik van matten die niet geschikt zijn voor de auto. Aan de bestuurderskant mogen alleen voor de auto geschikte matten worden ge-
bruikt, die moeten worden vastgezet aan de vooraf geïnstalleerde onderdelen. Controleer regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel niet
meerdere matten op elkaar. Gevaar van hakende pedalen.
In deze gevallen kan het systeem ten onrechte grijpen.
Risico van onbedoeld remmen of versnelling.
Onvoorziene situaties kunnen gevolgen hebben voor de werking van het systeem. Bepaalde objecten of auto’s die in de herkenningszone
van de camera of de radar verschijnen, kunnen verkeerd worden geïnterpreteerd door het systeem. Dit kan leiden tot onterecht versnellen of
vertragen.
U moet altijd uitkijken voor plotselinge gebeurtenissen die zich tijdens het rijden kunnen voordoen. Houd altijd de auto onder con-
trole door uw voeten vlakbij de pedalen te houden, zodat u voorbereid bent op elke situatie.
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (15/15)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistant Autoroute et Trafic ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.109
NLD_UD82498_2
Assistant autoroute et trafic (XFB Ph2 - Renault)
Assistant Autoroute et Trafic
De werking van de Stop and Go
adaptieve snelheidsregelaar
De Stop and Go snelheidsregelaar gebruikt
informatie van een radar of camera om de
auto op een bepaalde ingestelde snelheid -
de kruissnelheid - te houden, op een veilige
afstand van uw voorligger.
Als uw voorligger afremt, kan de Stop and
Go snelheidsregelaar uw auto afremmen tot
volledige stilstand en vervolgens weer laten
vertrekken.
Het systeem laat uw auto versnellen en ver-
tragen met behulp van de motor en het rem-
systeem.
De Stop and Go snelheidsregelaar kan
worden ingeschakeld van 0 tot 170 km/u,
afhankelijk van de rijomstandigheden (ver-
keer, weer, enz.).
De functie wordt aangeduid met het picto-
gram of 2.94.
NB:
de bestuurder moet zich houden aan de
maximumsnelheden en veilige afstanden
die gelden in het land waar hij rijdt;
de Stop and Go adaptieve snelheids-
regelaar kan de auto afremmen tot een
derde van het remvermogen. Naargelang
van de situatie moet de bestuurder mo-
gelijk zelf harder remmen.
SNELWEG- EN FILEHULP (1/17)
Snelweg- en filehulp is een rijhulpsysteem
voor gebruik op de snelweg, tijdens lange
ritten en in files.
Afhankelijk van het voertuig omvat dit sys-
teem de Stop and Go adaptieve snel-
heidsregelaar 2.94 en de rijstrookcen-
trering.
Wanneer de twee functies allebei zijn inge-
schakeld, kan de bestuurder:
een constante snelheid aanhouden op
basis van een eerder opgeslagen snel-
heid;
de afstand tussen deze auto en de voor-
ligger aanpassen;
de auto in het midden van de rijstrook
houden.
Belangrijk: houd altijd uw
voeten bij de pedalen en uw
handen op het stuurwiel, zodat
u op alles bent voorbereid. De Stop and Go snelheidsregelaar
kan geen noodstop activeren en heeft
slechts een beperkte remcapaciteit.
2.110
NLD_UD82498_2
Assistant autoroute et trafic (XFB Ph2 - Renault)
SNELWEG- EN FILEHULP (2/17)
Rijstrookcentrering
De rijstrookcentrering houdt met behulp
van informatie van een camera de auto in
het midden van de rijstrook door de stuurin-
richting te bedienen. Deze functie is alleen
beschikbaar als de Stop and Go adaptieve
snelheidsregelaar actief is 2.94.
Als de omstandigheden het toelaten, is de
functie beschikbaar tussen:
– van 0 km/u tot ongeveer 160 km/u met
een voorligger;
of
– ongeveer 60 km/u en 160 km/u zonder
voorligger.
De rijstrookcentrering is een comfortfunctie.
De functie wordt aangeduid met het picto-
gram of .
Opmerking: in een scherpe bocht kan
de functie de auto niet goed in zijn baan
houden. De bestuurder moet dan onmiddel-
lijk het stuurwiel bedienen.
Aanvullende informatie
Afhankelijk van de auto kan de functie
“Snelweg- en filehulp” samen met andere rij-
hulpfuncties worden gebruikt:
Opmerkingen:
bij inschakeling van de snelheidsbegren-
zer wordt dit systeem uitgeschakeld;
Het systeem kan niet worden ingescha-
keld als de functie Parkeerhulp actief is.
Bij inschakeling van de functie
Rijstrookcentrering worden de functies
Rijstrookassistent en Waarschuwing bij
verlaten rijstrook uitgeschakeld. Deze
worden weer ingeschakeld als de be-
stuurder de Rijstrookcentrering uitscha-
kelt.
2.111
NLD_UD82498_2
Assistant autoroute et trafic (XFB Ph2 - Renault)
SNELWEG- EN FILEHULP (3/17)
2
6
4
1
3
7
5
2.112
NLD_UD82498_2
Assistant autoroute et trafic (XFB Ph2 - Renault)
Actieve voertuigcontrole 7
Dit systeem geeft informatie over de voer-
tuigdynamica door aan de computer 1 (snel-
heid, zijdelingse acceleratie, enz.) en be-
dient het remsysteem om gecontroleerd af
te remmen en de auto stationair te houden.
Computer 1
Ontvangt informatie van de radar en de
camera om de rijrichting en snelheid (ver-
snelling of vertraging) van de auto te bepa-
len. Hiermee kunt u onder andere het sys-
teem in- of uitschakelen (portieren openen,
enz.).
Camera 2
Detecteert markeringen op de grond en de
positie van voertuigen op de diverse rijstro-
ken. Vormt een aanvulling op de informatie
vanuit de radar 6.
Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt
(door vuil, modder, sneeuw, enz.).
Automatische parkeerrem 3
Zorgt dat de auto in bepaalde omstandighe-
den niet kan bewegen.
Stuurbekrachtiging 4
Bedient de voorwielen om de auto te ver-
plaatsen volgens de gegevens van com-
puter 1. Maakt ook detectie mogelijk van
handen op het stuurwiel.
Motorcomputer 5
Deze bestuurt de motor zodat deze de juiste
versnelling gebruikt.
Radar 6
Berekent de afstand tussen deze auto en de
voorligger.
Het maximumbereik van het systeem is on-
geveer 150 meter. Dit kan variëren afhanke-
lijk van de wegomstandigheden (hoogtever-
schillen, weersomstandigheden, enz.)
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of
een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
of wordt geraakt of gewijzigd (bijv. met auto-
lak) of verborgen door accessoires aan de
voorkant van het voertuig (bijv. op de grille
of het logo).
Het gebied rond de radar en
camera moet schoon worden
gehouden en in dit gebied
mogen geen manipulaties
worden uitgevoerd om de goede werking
van het systeem te waarborgen.
SNELWEG- EN FILEHULP (4/17)
2.113
NLD_UD82498_2
Assistant autoroute et trafic (XFB Ph2 - Renault)
SNELWEG- EN FILEHULP (5/17)
8
10
11
12
13 14 15
16
17
17
19
18
9
2021 22
2.114
NLD_UD82498_2
Assistant autoroute et trafic (XFB Ph2 - Renault)
SNELWEG- EN FILEHULP (6/17)
8
10
11
12
13
9
21 2022
1415
16
1717
19
18
2.115
NLD_UD82498_2
Assistant autoroute et trafic (XFB Ph2 - Renault)
Bedieningsknoppen
8 Veilige afstand instellen
9 Actieve functies in stand-by zetten
(met opgeslagen kruissnelheid) (0).
10 Adaptieve snelheidsregelaar, hoofd-
schakelaar aan/uit of .
11 Knop of voor
in- of uitschakelen functie
“Rijstrookcentrering”.
12 Inschakelen, opslaan en verlagen van
de kruissnelheid (SET/-).
13 Schakelaar om de kruissnelheid te
activeren en te verhogen of om de
kruissnelheid (RES/+) uit het geheu-
gen op te roepen.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
14 Controlelampje Stop and Go adaptieve
snelheidsregelaar of
15 Controlelampje rijstrookcentrering
of .
16 Voorligger.
17 Indicatoren voor de linker- en rechter-
streep.
18 Opgeslagen veilige afstand.
19 Opgeslagen kruissnelheid.
20 Controlelampje detectie handen op
stuurwiel .
Stuurwiel 21
De bestuurder moet altijd zijn of haar
handen op het stuurwiel houden. Als er
te veel druk wordt uitgeoefend bij het
draaien aan het stuurwiel, gaat de func-
tie “Rijstrookcentrering” in stand-by zodat
de bestuurder weer controle krijgt over het
voertuig.
In bepaalde situaties (scherpe bochten,
enz.) kan het stuur gaan trillen om de be-
stuurder te waarschuwen dat hij/zij de con-
trole over het voertuig moet overnemen.
Als de bestuurder het stuurwiel niet bedient
(er worden geen handen gedetecteerd),
wordt de functie “Rijstrookcentrering” na di-
verse waarschuwingen uitgeschakeld.
Head-up display 22
Bij auto's die hiermee zijn uitgerust, wordt
bepaalde informatie getoond op het head-up
display.
SNELWEG- EN FILEHULP (7/17)
centrage voie .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.116
NLD_UD82498_2
Assistant autoroute et trafic (XFB Ph2 - Renault)
SNELWEG- EN FILEHULP (8/17)
Functie “Rijstrookcentrering”
inschakelen
Als de Stop and Go adaptieve snelheidsre-
gelaar is ingeschakeld, 2.94, drukt u op de
knop 11 om de functie “Rijstrookcentrering”
in te schakelen.
Het bericht “Lane keep assist actief”, het
controlelampje 15 of en het
pictogram verschijnen om te beves-
tigen dat de functie is ingeschakeld.
Opmerking: als u op knop 11 drukt wan-
neer de adaptieve snelheidsregelaar Stop
and Go niet is geactiveerd, verschijnt het
bericht Activeer eerst Adapt. regelaar op het
instrumentenpaneel.
11
15
17
17
Opmerking: u moet uw handen op het
stuurwiel houden wanneer u de functie
“Rijstrookcentrering” gebruikt. Het pictogram
verschijnt om te bevestigen dat de
functie is ingeschakeld.
Het waarschuwingslampje 15 of
en de indicatoren voor de linker- en
rechterstreep 17 worden groen om te beves-
tigen dat de functie actief is en uw auto in het
midden van de rijstrook houdt.
15
1717
2.117
NLD_UD82498_2
Assistant autoroute et trafic (XFB Ph2 - Renault)
SNELWEG- EN FILEHULP (9/17)
Als aan de voorwaarden is voldaan, wordt
de auto weer naar het midden van de rij-
strook gestuurd.
Het controlelampje 15 of
en de indicatoren voor de linker- en rechter-
streep 17 worden groen.
Ook bepaalde acties van de bestuurder
kunnen de functie “Rijstrookcentrering” on-
derbreken:
inschakelen van de knipperlichten;
er wordt te veel kracht gebruikt bij het
draaien aan het stuurwiel.
Het controlelampje 15 of
en de indicatoren voor de linker- en rechter-
streep 17 worden grijs om te bevestigen dat
de functie in stand-by is.
U kunt op elk moment verplaatsings-
richting van de auto wijzigen door het
stuurwiel te draaien.
Functie “Rijstrookcentrering” op
stand-by
De functie “Rijstrookcentrering” gaat auto-
matisch op stand-by wanneer:
De Stop and Go adaptieve snelheidsre-
gelaar gaat naar stand-by 2.94 ;
het systeem geen strepen meer detec-
teert, of slechts één streep detecteert in
uw rijstrook;
de rijstrook te smal of te breed is;
het systeem geen handen op het stuur-
wiel detecteert;
de bocht te scherp is;
de auto sneller rijdt dan ongeveer
160 km/u;
de rijsnelheid lager is dan ongeveer
60 km/u, zonder voorliggers;
de auto een streep raakt of overschrijdt;
het systeem tijdelijk is onderbroken (bij-
voorbeeld: camera afgedekt door vuil,
modder, sneeuw, condens, enz.).
Belangrijk: houd altijd uw
voeten bij de pedalen en uw
handen op het stuurwiel, zodat
u op alles bent voorbereid.
1717
15
2.118
NLD_UD82498_2
Assistant autoroute et trafic (XFB Ph2 - Renault)
Opmerking: in sommige situaties detecteert
de functie “Rijstrookcentrering” uw handen
mogelijk niet meer op het stuurwiel en klinkt
er een signaal:
als de auto op een lange rechte baan rijdt
en de handen van de bestuurder onbe-
weeglijk op het stuur liggen;
als de bestuurder het stuur zeer licht
vasthoudt;
– ...
Als de functie Rijstrookcentrering” wordt
uitgeschakeld omdat het systeem geen
handen op het stuurwiel waarneemt, blijft de
Stop and Go adaptieve snelheidsregelaar
actief.
Waarschuwing “Handen op het
stuurwiel”
Wanneer de functie “Rijstrookcentrering”
uw handen niet meer op het stuurwiel de-
tecteert, worden er diverse waarschuwingen
geactiveerd:
na 15 seconden verschijnt het bericht
Handen aan het stuur houden” in het
geel op het instrumentenpaneel 23;
na ongeveer 30 seconden verschijnt
het bericht “Handen aan het stuur
houden” op het instrumentenpaneel 23
en verschijnt het rode waarschuwings-
lampje 20 , vergezeld van een ge-
luidssignaal dat steeds harder klinkt;
na ongeveer 45 seconden gaan de
audiobronnen op stand-by. Het ge-
luidssignaal blijft klinken, het waar-
schuwingslampje 20 gaat uit
en het bericht “Lane keep assist uit-
geschakeld” verschijnt in het rood op
het instrumentenpaneel 23: de functie
“Rijstrookcentrering” wordt uitge-
schakeld.
Als het systeem in de eerste twee waar-
schuwingsfases weer handen op het
stuurwiel waarneemt, stoppen de waar-
schuwingen. De functie houdt de auto
nog steeds in het midden van de rij-
strook.
SNELWEG- EN FILEHULP (10/17)
20
23
2.119
NLD_UD82498_2
Assistant autoroute et trafic (XFB Ph2 - Renault)
In een scherpe bocht
In een scherpe bocht en afhankelijk van de
snelheid van de auto, kan het systeem de
zijwaartse beweging van de auto minder
goed controleren. De bestuurder moet dan
onmiddellijk actie uitvoeren op het stuurwiel,
zodat de functie de auto in het midden van
de rijstrook kan houden.
Als de bestuurder niet ingrijpt, gaat het
stuurwiel trillen om aan te geven dat de auto
een streep gaat overschrijden en dat de be-
stuurder onmiddellijk actie moet nemen.
Het controlelampje 15 of
en de betrokken indicator voor de linker- of
rechterstreep 17 worden rood.
Als het voertuig een streep helemaal
overschrijdt en de rijstrook verlaat, gaat
de functie “Rijstrookcentrering” op
stand-by. Het controlelampje 15 of
en de indicatoren voor de linker- en
rechterstreep 17 worden grijs om te bevesti-
gen dat de functie in stand-by is.
SNELWEG- EN FILEHULP (11/17)
1717
15
15
1717
2.120
NLD_UD82498_2
Assistant autoroute et trafic (XFB Ph2 - Renault)
Functie “Rijstrookcentrering”
uitschakelen
De functie “Rijstrookcentrering” wordt uitge-
schakeld wanneer:
u drukt op 11. De functie wordt uitgescha-
keld en het bericht “Lane keep assist uit-
geschakeld” verschijnt ter bevestiging.
Opmerking: één druk op de scha-
kelaar 11 schakelt de functie
Rijstrookcentrering in, maar heeft geen
gevolgen voor de werking van de Stop
and Go adaptieve snelheidsregelaar.
De Stop and Go adaptieve snelheidsre-
gelaar is ingeschakeld. 2.94;
Opmerking: met één druk op de knop 10
worden de functies Stop and Go
adaptieve snelheidsregelaar en rijstrook-
centrering allebei uitgeschakeld.
Het systeem detecteert langer dan onge-
veer 45 seconden geen handen op het
stuurwiel.
Het controlelampje 15 of
en de indicatoren voor de linker- en rechter-
streep 17 verdwijnen van het instrumenten-
paneel.
SNELWEG- EN FILEHULP (12/17)
10
11
2.121
NLD_UD82498_2
Assistant autoroute et trafic (XFB Ph2 - Renault)
SNELWEG- EN FILEHULP (13/17)
Tijdelijk niet beschikbaar
De radar kan voertuigen detecteren die vóór
uw auto rijden. Het systeem werkt niet goed
als de radardetectiezone door iets wordt
bedekt of als het signaal wordt gestoord.
Als de radardetectiezone door iets wordt
bedekt of als het signaal wordt gestoord,
verschijnt het bericht “Radar voor geen
zicht” en wordt de werking van de Stop and
Go snelheidsregelaar onderbroken.
Het groene controlelampje of
verdwijnt om te bevestigen dat de
functie automatisch is uitgeschakeld.
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of
een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
of wordt geraakt of gewijzigd (bijv. met auto-
lak) of verborgen door accessoires aan de
voorkant van het voertuig (bijv. op de grille
of het logo).
In bepaalde geografische omstandigheden
kan de functie worden gestoord, zoals:
– droge zones, tunnels, lange bruggen of
weinig gebruikte wegen zonder wegmar-
keringen, borden of bomen in de buurt;
een militaire zone of een luchthaven.
Als u deze gebieden verlaat, zal de functie
weer werken.
Als het bericht niet verdwijnt nadat de motor
opnieuw wordt gestart, moet u altijd een
merkdealer raadplegen.
storingen
Als een storing wordt gedetecteerd in de
werking van de Rijstrookcentrering, ver-
schijnt het bericht “Lane keep assist contro-
leren” en wordt de functie uitgeschakeld.
De Stop and Go adaptieve snelheidsrege-
laar blijft in werking.
Ga naar een merkdealer.
Als een storing wordt gedetecteerd in de
werking van de Stop and Go adaptieve
snelheidsregelaar, verschijnt het bericht
Controleer regelaar” op het instrumenten-
paneel en worden de Stop and Go adaptieve
snelheidsregelaar en de rijstrookcentrering
allebei onderbroken.
Ga naar een merkdealer.
Als een storing wordt gedetecteerd in één of
meer onderdelen van de functie “Snelweg-
en filehulp”, verschijnt het controlelampje
© met, afhankelijk van de soort storing,
het bericht:
– “Controleer camera voor”;
– “Controleer radar voor”;
– “Controleer camera/radar”;
– “Controleer voertuig”.
De functies Stop and Go adaptieve snel-
heidsregelaar en rijstrookcentrering worden
allebei onderbroken.
Ga naar een merkdealer.
2.122
NLD_UD82498_2
Assistant autoroute et trafic (XFB Ph2 - Renault)
De functie “Snelweg- en filehulp” is een extra hulp tijdens het rijden. Dit systeem kan niet de taak van de bestuurder overnemen.
De bestuurder moet altijd en in alle omstandigheden klaar zijn om te remmen, moet zich altijd houden aan de voorgeschreven snel-
heid en veilige afstand, en moet altijd blijven opletten. De hulpfuncties ontslaan de bestuurder niet van diens verantwoordelijkheid.
De bestuurder moet altijd controle houden over de auto. De bestuurder moet altijd zijn rijweg en snelheid aanpassen aan de omge-
ving en aan de verkeersomstandigheden.
De “Snelweg- en filehulp” omvat de functies Stop and Go adaptieve snelheidsregelaar en rijstrookcentrering. Het systeem mag alleen worden
gebruikt op een snelweg of een weg met meerdere rijstroken, waarbij de twee rijrichtingen van elkaar zijn gescheiden.
Het systeem mag niet worden gebruikt in druk verkeer, op een bochtige of gladde weg (ijzel, aquaplaning, kiezelsteentjes) of bij slecht weer
(mist, regen, zijwind, enz.).
Kans op ongevallen.
SNELWEG- EN FILEHULP (14/17)
2.123
NLD_UD82498_2
Assistant autoroute et trafic (XFB Ph2 - Renault)
De functie “Snelweg- en filehulp” is een extra hulp tijdens het rijden, die nooit de bestuurder kan ontslaan van de verantwoordelijk-
heid om zich aan de snelheidslimieten en veilige afstanden te houden en alert te blijven.
De bestuurder moet altijd controle houden over de auto.
De bestuurder moet altijd zijn rijweg en snelheid aanpassen aan de omgeving en aan de verkeersomstandigheden, ongeacht de
aanwijzingen van het systeem.
Met uitzondering van lijnen die rijstroken aanduiden, worden verkeersaanduidingen (verkeerslichten, borden, zebrapaden, enz.) niet herkend
door het systeem. Deze kunnen geen alarm of reactie van het systeem activeren.
Het systeem “Snelweg- en filehulp " omvat de functie Stop and Go adaptieve snelheidsregelaar en de functie Rijstrookcentrering. Het systeem
mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een antibotsingssysteem.
De functie Snelweg- en filehulp mag alleen worden gebruikt op autosnelwegen of wegen met meerdere rijstroken en gescheiden rijrichtingen.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing wordt de uitlijning van de radar en/of camera mogelijk gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking ervan.
Schakel het systeem uit en neem contact op met een merkdealer.
– Alle werkzaamheden in de buurt van de radar en/of camera (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de voorruit, lakwerk, enz.)
moeten worden uitgevoerd door een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
SNELWEG- EN FILEHULP (15/17)
2.124
NLD_UD82498_2
Assistant autoroute et trafic (XFB Ph2 - Renault)
Uitschakelen van het systeem
Schakel het systeem uit indien:
de auto op een bochtige weg rijdt;
de auto wordt gesleept (bij pech);
de auto rijdt met een reservewiel;
de auto een aanhangwagen of caravan trekt;
de auto rijdt in een tunnel of in de buurt van een metalen structuur;
de auto bij een tolwegpoort, een gebied met wegwerkzaamheden of in een smalle rijstrook komt;
de auto een zeer steile helling op- of afrijdt;
het zicht slecht is (verblindend zonlicht, mist, enz.);
de weersomstandigheden slecht zijn (regen, sneeuw, zijwind, enz.);
de auto rijdt op een glad wegdek (regen, sneeuw, grind, enz.);
de camerazone beschadigd is (bijv. de binnen- of buitenkant van de voorruit);
de voorruit is gebarsten of vervormd;
de radarzone is beschadigd (schokken, inslagen, enz.);
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
SNELWEG- EN FILEHULP (16/17)
2.125
NLD_UD82498_2
Assistant autoroute et trafic (XFB Ph2 - Renault)
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem verstoren of de correcte werking ervan verhinderen, bijvoorbeeld:
voorruit of radargebied bedekt (met vuil, ijs, sneeuw, condens, enz.). Controleer regelmatig de reinheid en conditie van de voorruit,
de ruitenwisserbladen en de bumper;
een complexe omgeving (tunnel, enz.);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, zware regen, hagel, ijzel, enz.);
slecht zicht (nacht, mist enz.);
slechte contrast tussen de voorligger en de omgeving (bijvoorbeeld witte auto in een sneeuwgebied, enz.);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s, enz.);
een smalle, bochtige of heuvelige weg (scherpe bochten, enz.);
de teerstrepen die door het systeem als een lijn worden gedetecteerd;
rijstroken die breder of smaller worden;
wegmarkeringen die zijn versleten, geen contrast hebben of ver uit elkaar liggen (strepen gedeeltelijk afgesleten, enz.);
meerdere markeringen op de weg (wegwerkzaamheden, opritten die aansluiten op aangrenzende snelwegen, harde berm, etc.);
een langzame auto met een groot verschil van snelheid;
gebruik van matten die niet geschikt zijn voor de auto. Aan de bestuurderskant mogen alleen voor de auto geschikte matten worden ge-
bruikt, die moeten worden vastgezet aan de vooraf geïnstalleerde onderdelen. Controleer regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel niet
meerdere matten op elkaar. Gevaar van hakende pedalen.
In deze gevallen kan het systeem ten onrechte grijpen.
Risico van onbedoeld remmen of versnelling.
Risico van ongewenste, onjuiste correctie of geen correctie van de verplaatsingsrichting.
Onvoorziene situaties kunnen gevolgen hebben voor de werking van het systeem. Bepaalde objecten of auto’s die in de herkenningszone
van de camera of de radar verschijnen, kunnen verkeerd worden geïnterpreteerd door het systeem. Dit kan leiden tot onterecht versnellen of
vertragen.
U moet altijd uitkijken voor plotselinge gebeurtenissen die zich tijdens het rijden kunnen voordoen. Houd altijd de controle over uw
auto; houd uw voeten bij de pedalen en uw handen op het stuurwiel, zodat u op alles bent voorbereid.
SNELWEG- EN FILEHULP (17/17)
aide au parking ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
radar de recul ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
stationnement assisté ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aide au parking : stationnement assisté ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.126
NLD_UD73188_3
Aide au parking (BFB - KFB - Renault)
Aide au parking
PARKEERHULP (1/6)
De werking van het systeem
Ultrasoondetectoren die in de bumper van
de auto ingebouwd zijn, “meten” de afstand
tussen de auto en een obstakel.
Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen
waarvan de frequentie toeneemt naarmate
het obstakel dichterbij komt, totdat het een
continu geluid wordt wanneer het obstakel
ongeveer 20 à 30 cm van de auto verwijderd
is.
Het systeem detecteert obstakels voor,
achter en naast de auto.
Het systeem van de parkeerhulp wordt pas
ingeschakeld als de auto langzamer dan on-
geveer 10 km/uur rijdt.
Het systeem houdt geen rekening met
sleep- of draagsystemen die niet door het
systeem worden herkend.
Deze functie is een extra hulp
die door middel van geluids-
signalen de afstand tussen de
auto en een obstakel aangeeft
bij een manoeuvre.
Deze functie kan in geen enkel geval de
oplettendheid en verantwoordelijkheid
van de bestuurder vervangen bij het ma-
noeuvreren.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
tijdens het rijden: let dus altijd op of er
zich bij het manoeuvreren geen kleine,
smalle obstakels (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets, steen, paaltje enz.)
in uw blinde hoek bevinden.
Locatie van de
ultrasoonsensoren 1
Zorg ervoor dat de ultrasoonsensoren, aan-
geduid door de pijlen 1, niet worden afge-
dekt (door vuil, modder, sneeuw, een slecht
gemonteerde kentekenplaat, etc.), geraakt,
aangepast (inclusief lakwerk) of belemmerd
door een accessoire aan de voorkant of (af-
hankelijk van het voertuig) de achterkant of
zijkanten van uw voertuig.
1
2.127
NLD_UD73188_3
Aide au parking (BFB - KFB - Renault)
Werking
Het systeem detecteert de meeste obstakels
voor, achter en naast de auto.
Naargelang van de afstand van het obsta-
kel, zal de frequentie van het geluidssignaal
verhogen tot een continu signaal weerklinkt
op ongeveer 20 cm van obstakels aan de zij-
kanten en 30 cm van obstakels vooraan of
achteraan. De groene, oranje en rode zones
worden getoond op het display C.
PARKEERHULP (2/6)
C
A B
2
NB: met het display 2 is de omgeving van
de auto te zien als aanvulling op de geluids-
signalen.
U moet enkele meters rijden voordat de de-
tectie aan de zijkanten wordt ingeschakeld.
Als alle zones een grijze achtergrond
hebben, wordt de volledige omtrek van de
auto bewaakt:
A: de omgeving rond de auto wordt ge-
analyseerd;
B: de omgeving rond de auto is geanaly-
seerd.
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door schade oplopen (bijvoorbeeld: ver-
vorming van een as enz.).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
NB: als de rijrichting verandert tijdens een
manoeuvre, kan het risico op een botsing
met een obstakel mogelijk te laat worden
aangegeven.
2.128
NLD_UD73188_3
Aide au parking (BFB - KFB - Renault)
Detectie van obstakels aan de zijkant
Het systeem bepaalt de rijrichting aan de
hand van de richting van de wielen en waar-
schuwt u voor het risico op botsing met een
obstakel 3 aan de zijkant van de auto.
PARKEERHULP (3/6)
Als er een obstakel wordt gedetecteerd
naast de auto:
weerklinkt er bij het risico op een bot-
sing een geluidssignaal met een steeds
hogere frequentie naargelang u het ob-
stakel nadert, tot het geluidssignaal con-
tinu weerklinkt. De groene, oranje en
rode zones worden getoond op het dis-
play D;
als er geen risico op een botsing bestaat,
wordt er geen signaal afgegeven wan-
neer u het obstakel nadert. De groene,
oranje en rode zones worden gearceerd
weergegeven op het display D.
3
D
écrans
écran multimédia .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.129
NLD_UD73188_3
Aide au parking (BFB - KFB - Renault)
PARKEERHULP (4/6)
Als de auto met een snelheid van minder
dan ongeveer 10 km/u rijdt, kunnen som-
mige geluidsbronnen (motorfiets, vracht-
wagen, drilboor enz.) geluidssignalen
van de parkeerhulp opwekken.
4
Inschakelen/uitschakelen
Auto’s met een multimediascherm 4
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor het in- en uitscha-
kelen van de verschillende detectiezones
van de ultrasoondetectors via het multime-
diascherm.
Selecteer “ON” of “OFF”.
6
Auto’s zonder een multimediascherm
Zet de auto stil en druk op de knop 6 om de
parkeerhulp uit te schakelen. Het controle-
lampje 5 in de schakelaar licht op. Druk nog-
maals op de schakelaar 6 om de functie in te
schakelen. Het controlelampje in de schake-
laar 5 gaat uit.
Afstellen
Auto’s met een multimediascherm 4
Afhankelijk van de auto kunt u met draai-
ende motor sommige parameters instellen
via het multimediascherm 4.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Geluidsvolume van de parkeerhulp
Druk op “+ of “- om het volume van de par-
keerhulp te regelen.
Geluid van het systeem
Hiermee kunt u het geluid van het systeem
kiezen.
5
Het geluid van het systeem uitschakelen
Schakel het geluid van de parkeerhulp in of
uit.
Opmerking: als u het geluid uitschakelt,
wordt u niet meer gewaarschuwd met een
geluidssignaal wanneer u een obstakel
nadert.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.130
NLD_UD73188_3
Aide au parking (BFB - KFB - Renault)
Selecteer “VOLUME TOON” om het
volume van de Parkeerhulp met 8 of 9 te
wijzigen.
Parkeerhulp handmatig
uitschakelen
Als er vóór de ultrasone sensoren een
trekhaak of een aanhanger- of laadsys-
teem zit dat niet door het systeem wordt
herkend;
bij schade aan de ultrasone sensoren.
Automatisch uitschakelen van
de parkeerhulp
Het systeem schakelt uit:
als de auto sneller dan ongeveer 10 km/u
rijdt;
naargelang van de auto, als de auto
langer dan ongeveer vijf secondes stil-
staat en er een obstakel is gedetecteerd
(bijvoorbeeld in een file, enz.);
in de neutrale stand van een voertuig met
handgeschakelde versnellingsbak, of in
stand N of P van een automatische trans-
missie;
PARKEERHULP (5/6)
wanneer een bedieningsfout wordt gede-
tecteerd.
Let op: als het voertuig is uitgerust met een
trekhaak die door het systeem wordt her-
kend, wordt alleen de parkeerhulp achter
uitgeschakeld.
Storingen
Als het systeem een storing in de werking
signaleert, klinkt elke keer bij het inschake-
len van de achteruitversnelling gedurende
ongeveer 3 seconden een geluidssignaal
met de boodschap “Controleer parkeerhulp
op het instrumentenpaneel. Raadpleeg een
merkdealer.
Auto’s zonder een multimediascherm
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 7 om het tabblad
“Voertuig” weer te geven;
Druk herhaaldelijk op 8 of 9 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 10 OK;
Druk herhaaldelijk op 8 of 9 om het menu
PARKEER ASSIST.” weer te geven.
Druk op de schakelaar 10 OK;
78
9
10
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door beschadigd raken (bijvoorbeeld
vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
2.131
NLD_UD73188_3
Aide au parking (BFB - KFB - Renault)
PARKEERHULP (6/6)
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
In geval van een botsing kan de uitlijning van de sensoren mogelijk worden gewijzigd, waardoor deze wellicht niet meer naar behoren
Werken. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de opname-elementen (reparaties, vervangingen enz.) moeten worden uitgevoerd door een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem verstoren of de correcte werking ervan verhinderen, bijvoorbeeld:
slechte weersomstandigheden (regen, sneeuw, hagel, ijzel enz.);
bij blootstelling aan sterke elektromagnetische golven (onder hoogspanningsleidingen enz.);
sommige soorten geluid (motorfiets, vrachtwagen, pneumatische boormachine enz.);
montage van een ongeschikte trekhaak of trekhaak.
Risico van vals alarm of afwezigheid van waarschuwingen
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
Beperkingen voor de werking van het systeem
De zone rond de opname-elementen moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede werking van het systeem te waar-
borgen.
Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem herkend.
Het systeem detecteert mogelijk geen objecten die zich te dicht bij het voertuig bevinden.
Het systeem geeft wellicht geen waarschuwing als de andere auto’s of objecten een snelheid hebben die aanzienlijk verschilt van de uwe.
Tijdens een koerswijziging tijdens een manoeuvre kan het systeem obstakels met vertraging melden.
Als de auto een aanhanger trekt, moet het parkeerhulpsysteem achter worden uitgeschakeld.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
de omgeving rond de sensoren beschadigd is;
het voertuig is uitgerust met een trekhaak die niet door het systeem wordt herkend (kogel, haak, adapter, enz.).
caméra de recul .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aide au parking ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
stationnement assisté ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aide au parking : stationnement assisté ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.132
NLD_UD81443_3
Caméra de recul (BFB - KFB - Renault)
Caméra de recul
ACHTERUITRIJCAMERA (1/4)
11
1
De 1 achteruitrijcamera bevindt zich op de
achterklep. Bijzonderheid
Zorg ervoor dat de 1 camera niet bedekt is
(vuil, modder, sneeuw, condens, enz.).
Deze functie is een (extra) hulpmiddel.
De bestuurder moet altijd opletten en blijft verantwoordelijk.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede blijven voor plotselinge gebeurtenissen tijdens het rijden: let dus altijd op of er zich bij het ma-
noeuvreren geen kleine, smalle obstakels (zoals een kind, dier, kinderwagen, fiets, steen, paaltje enz.) in uw blinde hoek bevinden.
2.133
NLD_UD81443_3
Caméra de recul (BFB - KFB - Renault)
Bewegende tekening 4
Deze wordt in het blauw getoond op het mul-
timediascherm 2. Hij geeft de verplaatsings-
richting van de auto aan afhankelijk van de
stand van het stuurwiel.
ACHTERUITRIJCAMERA (2/4)
C
B
A
43
2
3
4
Vaste tekening 3
De vaste tekening bestaat uit gekleurde
merktekens A, B en C die de afstand achter
de auto aangeven:
A (rood) op ongeveer 30 centimeter van
de auto;
B (geel) op ongeveer 70 centimeter van
de auto;
C (groen) op ongeveer 150 centimeter
van de auto.
De tekening blijft staan en geeft de verplaat-
singsrichting van de auto aan als de wielen
in lijn zijn met de auto.
Werking
Wanneer de achteruitversnelling wordt inge-
schakeld, stuurt de camera beelden van de
omgeving achter de auto naar het scherm 2,
samen met een of twee tekeningen 3 en 4
(bewegend en vast).
Dit systeem wordt eerst gebruikt met behulp
van een of meer tekeningen (bewegend
voor de verplaatsingsrichting en vast voor
de afstand).
Als de rode zone bereikt is, gebruikt u de af-
beelding van de bumper om nauwkeurig te
stoppen.
Het scherm geeft een omgekeerd beeld,
zoals in een spiegel.
De tekeningen zijn een op een horizon-
tale ondergrond geprojecteerde weer-
gave; houd geen rekening met deze in-
formatie in het geval van een verticaal of
op de grond geplaatst voorwerp.
De voorwerpen die op de rand van het
scherm verschijnen kunnen vervormd
zijn.
In geval van te veel licht (sneeuw, auto
in de zon, enz.) kan het zicht van de
camera gestoord zijn.
Als de achterklep open staat of niet
goed gesloten is, verschijnt het bericht
Achterklep open” en verdwijnt de came-
raweergave.
2.134
NLD_UD81443_3
Caméra de recul (BFB - KFB - Renault)
ACHTERUITRIJCAMERA (3/4)
Inschakelen, uitschakelen van
de achteruitrijcamera
Om de functie in of uit te schakelen via het
multimediascherm 2: zie de gebruiksaanwij-
zing
van het multimediasysteem.
Schakel de achteruitrijcamera in of uit en be-
vestig uw keuze.
U kunt eveneens de instellingen van het
beeld van de camera regelen (helderheid,
contrast...).
2
Storingen
Als de achteruitversnelling is ingeschakeld
en het systeem een bedieningsfout detec-
teert, wordt het multimediascherm tijdelijk
zwart 2.
Dit kan veroorzaakt zijn door een storing die
van invloed is op de camera of het scherm
(helderheid, vast beeld, vertraagde commu-
nicatie, enz.).
Als de tijdelijke weergave van het zwarte
scherm aanhoudt, neem dan contact op met
een erkende dealer.
Deze functie is een (extra)
hulpmiddel.
De bestuurder moet altijd op-
letten en blijft verantwoordelijk.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
tijdens het rijden: let dus altijd op of er
zich bij het manoeuvreren geen kleine,
smalle obstakels (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets, steen, paaltje, enz.)
in uw blinde hoek bevinden.
2.135
NLD_UD81443_3
Caméra de recul (BFB - KFB - Renault)
ACHTERUITRIJCAMERA (4/4)
3DE
D E H J
JK
K
H
3FG
F
G
Het verschil tussen de geschatte
afstand en de werkelijke afstand
Achteruit een steile helling oprijden
De vaste richtlijnen 3 tonen de afstanden
dichterbij dan ze werkelijk zijn.
De voorwerpen die op het scherm worden
getoond, zijn in werkelijkheid verder weg op
de helling.
Als er op het scherm bijvoorbeeld een voor-
werp op D wordt weergegeven is de werke-
lijk afstand van het voorwerp E.
Achteruitrijden richting een uitsteeksel
Positie H lijkt verder weg dan de positie J op
het scherm.
Maar positie H is op dezelfde afstand als po-
sitie K.
De verplaatsingsrichting die wordt aange-
geven door de vaste en mobiele richtlijnen
houden geen rekening met de hoogte van
het voorwerp.
Dus het risico bestaat dat de auto tegen het
voorwerp botst als deze er in zijn achteruit
naartoe rijdt K.
Achteruit een steile helling afrijden
De vaste richtlijnen 3 tonen de afstanden
verder weg dan ze werkelijk zijn.
Daarom zijn de voorwerpen die op het
scherm worden getoond in werkelijkheid
dichterbij op de helling.
Als er op het scherm bijvoorbeeld een voor-
werp op G wordt weergegeven is de werke-
lijk afstand van het voorwerp F.
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
avertisseur
stationnement assisté ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
radar de recul ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
détection de véhicules ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
marche arrière
passage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.136
NLD_UD67367_3
Avertisseur de sortie de stationnement (BFB - KFB - Renault)
Avertisseur de sortie de stationnement
Op basis van de informatie van de radars
aan elke kant van de achterbumper (zone A)
waarschuwt het systeem de bestuurder als
er een andere auto in de detectiezone ver-
schijnt B.
De functie wordt ingeschakeld als:
de achteruitversnelling is ingeschakeld;
en
– De auto staat stil of rijdt met lage snel-
heid. Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen; deze
moet altijd de controle over zijn auto be-
houden.
Bijzonderheid
Zorg ervoor dat de radarzone A niet bedekt
is (stickers, modder, sneeuw, enz.).
Als een radar bedekt is, verschijnt het be-
richt “Zijsensoren geen zicht” op het instru-
mentenpaneel. Reinig het gebied waar de
sensoren zich bevinden.
UITPARKEERWAARSCHUWING (1/4)
De detectiecapaciteit van het systeem
hangt af van de omgeving rond de auto
(vaste objecten, enz.), de staat van de
bumper, enz.
B
BB
B
A
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
2.137
NLD_UD67367_3
Avertisseur de sortie de stationnement (BFB - KFB - Renault)
1
In-/uitschakelen via het
multimediascherm 1
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit-
schakelen van de functie.
Selecteer “ON” of “OFF”.
UITPARKEERWAARSCHUWING (2/4)
3
2
Werking
De functie waarschuwt u als er in de zone B
een auto is die uw auto nadert.
De aanduiding 2 verschijnt op beide buiten-
spiegels 3.
Opmerking: reinig de binnenspiegels 3 re-
gelmatig zodat de indicatoren 2 zichtbaar
blijven.
4
De indicatoren 4 op het multimediascherm
tonen aan welke kant de naderende auto is
gedetecteerd.
Opmerking: reinig de camera regelmatig
zodat deze goed zicht heeft.
De indicatoren 2 en 4 worden gecombineerd
met een geluidssignaal als uw auto achter-
uit rijdt.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.138
NLD_UD67367_3
Avertisseur de sortie de stationnement (BFB - KFB - Renault)
storingen
Als het systeem een storing detecteert, ver-
schijnt het bericht “Controleer zijsensoren
op het instrumentenpaneel. Ga naar een
merkdealer.
Vanwege de sensoren achter de bumper
is het raadzaam om werkzaamheden
aan de bumper (reparatie, vervangen,
lakwerk, enz.) te laten uitvoeren door
een vakman.
UITPARKEERWAARSCHUWING (3/4)
Beperkingen voor de werking van het systeem
De radarzone moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede
werking van het systeem te waarborgen.
Kleine objecten(motoren, fietsen, voetgangers, enz.) die naar de auto toe
komen, worden mogelijk niet herkend.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
Het radargebied A is beschadigd (achterbumper).
De auto is uitgerust met een trekhaak die niet door het systeem wordt herkend.
2.139
NLD_UD67367_3
Avertisseur de sortie de stationnement (BFB - KFB - Renault)
UITPARKEERWAARSCHUWING (4/4)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
Het systeem mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een antibotsingssysteem.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Een botsing kan de positie (en dus de werking) van de radars verstoren. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de radars (reparatie, vervanging, lakwerk, enz.) moeten door een vakman worden uitgevoerd.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
Het radargebied A is beschadigd (achterbumper).
De auto is uitgerust met een trekhaak die niet door het systeem wordt herkend.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
Een complexe omgeving (ondergrondse parkeergarage, stalen structuur, enz.);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, zware regen, hagel, ijzel, enz.).
Beperkingen voor de werking van het systeem
De radarzone moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede werking van het systeem te waarborgen.
Kleine objecten(motoren, fietsen, voetgangers, enz.) die naar de auto toe komen, worden mogelijk niet herkend.
Risico van vals alarm of afwezigheid van waarschuwingen
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
aide au parking : stationnement assisté ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
stationnement assisté ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aide au parking ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.140
NLD_UD62982_2
Stationnement assisté (KFB - BFB - Renault)
Stationnement assisté
PARKEERHULP (1/5)
Bijzonderheden
Zorg ervoor dat de ultrasoonsensoren, aan-
geduid door de pijlen 3, niet worden verbor-
gen (door vuil, modder, sneeuw, een slecht
gemonteerde/bevestigde nummerplaat), ge-
raakt, aangepast (inclusief lakwerk) of be-
lemmerd door een accessoire aan de voor-
of achterzijde van uw voertuig.
3
Met behulp van ultrasoon sensoren, zoals
aangegeven met de pijlen 3, die in de bum-
pers van de auto zijn gemonteerd, vindt
deze functie toegankelijke parkeerplaatsen
en biedt deze functie ondersteuning bij het
parkeermanoeuvre.
Haal uw handen van het stuurwiel, u bedient
alleen:
het gaspedaal;
het rempedaal;
de versnellingshendel.
U kunt op elk moment de controle op-
nieuw overnemen door aan het stuurwiel te
draaien.
1
2
Inschakelen
Bij een stilstaande auto of wanneer u minder
dan ongeveer 30 km/u rijdt:
druk op de schakelaar 2. Het schake-
laarlampje 2 verschijnt en display A ver-
schijnt op het multimediascherm 1;
zet de richtingaanwijzer aan de kant van
de auto waar u wilt parkeren aan.
A
2.141
NLD_UD62982_2
Stationnement assisté (KFB - BFB - Renault)
PARKEERHULP (2/5)
Keuze van het manoeuvre
Het systeem kan vier soorten manoeuvres
uitvoeren:
de auto parallel parkeren;
de auto achteruit inparkeren;
de auto schuin inparkeren;
de parallel geparkeerde auto weer uitrij-
den.
Selecteer in het 1 multimediascherm het
manoeuvre dat u wilt uitvoeren.
1
Opmerking: bij het starten van de auto of na
een geslaagde fileparkeermanoeuvre met
behulp van het systeem, stelt het systeem
standaard het manoeuvre om uit te rijden
voor. In andere gevallen kan het standaard-
manoeuvre worden ingesteld in het multime-
diascherm 1. Raadpleeg de gebruiksaanwij-
zing van het multimediasysteem voor meer
informatie.
Het systeem start op. De parkeerhulp,
en (bij auto’s die hiermee zijn uitgerust)
de achteruitrijcamera wordt ingescha-
keld zodat de bestuurder het manoeuvre
beter kan visualiseren. 2.126,
2.132.
Werking
Parkeren
Zolang de auto minder dan 30 km/u rijdt,
zoekt het systeem naar beschikbare par-
keerplaatsen aan de kant van de auto die de
bestuurder heeft gekozen.
Opmerking: Als er parkeerplaatsen aan de
andere kant van de auto beschikbaar zijn,
zet u de richtingaanwijzer voor de andere
kant aan zodat het systeem daar naar par-
keerplaatsen kan zoeken.
Wanneer een plaats is gevonden, verschijnt
deze op het multimediascherm, aangeduid
met een kleine letter “P”. Rijd langzaam, met
het knipperlicht ingeschakeld aan de kant
waar de parkeerplaats beschikbaar is, totdat
het bericht “Stop” verschijnt en een geluids-
signaal klinkt.
2.142
NLD_UD62982_2
Stationnement assisté (KFB - BFB - Renault)
PARKEERHULP (3/5)
De parkeerplaats wordt vervolgens op het
multimediascherm aangeduid met een
hoofdletter “P”.
Stop de auto;
schakel de achteruitversnelling in.
Het controlelampje brandt op het
instrumentenpaneel in combinatie met een
geluidssignaal.
Laat het stuurwiel los;
volg de instructies die worden weergege-
ven op het multifunctionele scherm 1.
U mag niet sneller dan ongeveer 7 km/u
rijden.
Het controlelampje op het instru-
mentenpaneel dooft en er weerklinkt een
geluidssignaal zodra het manoeuvre is vol-
tooid.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie kan daarom tij-
dens manoeuvres in geen
enkele omstandigheid plaatsvervangend
zijn voor de waakzaamheid en de ver-
antwoordelijkheid van de bestuurder (de
bestuurder moet te allen tijde bereid zijn
om te remmen).
Een parallel geparkeerde auto uitrijden
Druk kort op de schakelaar 2;
Selecteer de modus “Uitrijden”.
– schakel de richtingaanwijzer in voor de
richting waarin u wilt uitrijden;
houd schakelaar 2 ongeveer twee se-
conden ingedrukt.
Het controlelampje brandt op het
instrumentenpaneel in combinatie met een
geluidssignaal.
Laat het stuurwiel los;
Voer manoeuvres voor en achter uit
door de instructies die op het multime-
diascherm 1 worden weergegeven te
volgen. Gebruik daarbij de systeemwaar-
schuwingen van de Parkeerhulp.
U mag niet sneller dan ongeveer 7 km/u
rijden.
Zodra de auto zich in een positie bevindt om
de parkeerplaats te verlaten, gaat het con-
trolelampje op het instrumenten-
paneel uit, klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een bericht op het multimedia-
scherm 1 om te bevestigen dat het manoeu-
vre voltooid is.
Tijdens het manoeuvreren kan
het stuurwiel snel draaien;
steek uw handen niet door de
spaken en let erop dat er niets
in vast komt te zitten.
1
2
2.143
NLD_UD62982_2
Stationnement assisté (KFB - BFB - Renault)
PARKEERHULP (4/5)
Het manoeuvre onderbreken/
hervatten
Het manoeuvre wordt onderbroken in de vol-
gende gevallen:
u neemt het stuur vast;
de auto staat te lang stil;
een obstakel op de route maakt het on-
mogelijk om het manoeuvre af te maken;
de motor stopt;
een portier of de bagageruimte wordt ge-
opend.
Het controlelampje in de schakelaar 2 gaat
uit, het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat uit en er klinkt een ge-
luidssignaal om te bevestigen dat het ma-
noeuvre is onderbroken. De reden voor
de onderbreking van het manoeuvre wordt
weergegeven op het multimediascherm 1.
Zorg ervoor dat:
u het stuur loslaat;
en
alle deuren en de achterklep gesloten
zijn;
en
er zich geen obstakels op de route bevin-
den;
en
de motor gestart is.
Als het controlelampje in de schakelaar 2
knippert, geeft dit aan dat het systeem op-
nieuw beschikbaar is om het manoeuvre te
hervatten.
Als u het manoeuvre wilt hervatten, drukt u
op de schakelaar 2 en houdt u deze inge-
drukt. Het controlelampje van de schake-
laar 2 gaat branden en het controlelampje
wordt weergegeven op het instru-
mentenpaneel.
Volg de instructies die op het multimedia-
scherm 1 worden weergegeven.
Het manoeuvre annuleren
Het manoeuvre wordt in de volgende geval-
len geannuleerd:
als u sneller dan 7 km/u rijdt;
door op de schakelaar 2 te drukken;
u hebt meer dan tien bewegingen vooruit/
achteruit uitgevoerd tijdens één manoeu-
vre;
als de sensoren van de parkeerhulp vuil
zijn of bedekt zijn;
de wielen van de auto zijn geslipt;
het manoeuvre is gedurende een te
lange periode onderbroken.
Het controlelampje van de schakelaar 2
wordt uitgeschakeld, het controlelampje
op het instrumentenpaneel gaat uit
en er klinkt een geluidssignaal dat beves-
tigt dat het manoeuvre is geannuleerd. De
reden voor de annulering van het manoeu-
vre wordt weergegeven op het multimedia-
scherm 1.
1
2
2.144
NLD_UD62982_2
Stationnement assisté (KFB - BFB - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Zorg ervoor dat tijdens het manoeuvre de verkeersre-
gels worden gevolgd die gelden in het land waarin u zich bevindt.
De bestuurder moet altijd op zijn/haar hoede zijn voor plotselinge gebeurtenissen tijdens het rijden: let er altijd op dat er zich bij het
manoeuvreren geen kleine, smalle bewegende obstakels in de blinde hoek bevinden, zoals een kind, dier, kinderwagen, fiets, kei, paaltje,
trekhaak, enz.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
In geval van een botsing kan de uitlijning van de sensoren mogelijk worden gewijzigd, waardoor deze wellicht niet meer naar behoren
werken. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de sensoren (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de buitenbekleding, enz.) moeten door een
vakman/vakvrouw worden uitgevoerd.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde condities kunnen de werking van het systeem verstoren of belemmeren, zoals slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijs,
enz.).
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
Risico van onjuiste vals alarm.
Beperkingen van de werking van het systeem
Het systeem kan geen voorwerpen detecteren in de dode hoeken van de sensoren.
Controleer altijd eerst of de parkeerplaats die het systeem voorstelt nog steeds vrij is en er geen obstakels in de weg staan.
Het systeem mag niet worden gebruikt bij het trekken van een aanhangwagen of als een aanhanger- of laadsysteem aan de auto of omrin-
gende auto’s is gemonteerd.
PARKEERHULP (5/5)
boîte de vitesses automatique (utilisation)
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de vitesses ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
levier de sélection de boîte automatique ...
(jusqu’à la fin de l’UD)
marche arrière
passage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mise en route .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
levier de vitesses .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.145
NLD_UD75388_2
Boîte de vitesse automatique (BFB - KFB - Renault)
Boîte de vitesses automatique
Starten
Met de selecteurhendel 1 in stand P, zet u
het contact aan.
Om de selecteurhendel uit stand P te ver-
plaatsen, moet u het rempedaal indrukken
voordat u de ontgrendelknop 2 indrukt.
Houd uw voet op het rempedaal (het lampje
Ó op het display dooft) als u de stand
P verlaat.
Alleen als de auto stilstaat, het rempe-
daal is ingedrukt en het gaspedaal niet is
ingedrukt,mag de selecteurhendel in de
standen D of R worden geplaatst.
Selecteurhendel 1
P: parkeren
R: achteruitrijden
N: neutraal
D: automatische werking
M: handbediend
+: naar hogere versnelling
: naar lagere versnelling
De ingeschakelde versnelling wordt weerge-
geven op het instrumentenpaneel B en, af-
hankelijk van de auto, op het display A.
Opmerking: druk op de knop 2 om van de
stand D of N naar R of P te gaan.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (1/3)
A
1
2
B
2.146
NLD_UD75388_2
Boîte de vitesse automatique (BFB - KFB - Renault)
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (2/3)
Stand handgeschakeld
Als de selecteurhendel in stand D staat, be-
weegt u de hendel naar links tot hij in stand
M staat. Door de selecteurhendel of de hen-
dels even te verplaatsen kunt u handmatig
schakelen:
om naar een lagere versnelling te scha-
kelen, duwt u de hendel even naar voren.
om naar een hogere versnelling te scha-
kelen, trekt u de hendel even naar ach-
teren.
De ingeschakelde versnelling verschijnt op
het display op het instrumentenpaneel.
Bijzondere gevallen
In sommige gevallen (zoals ter bescher-
ming van de motor, bij werking van het elek-
tronisch stabiliteitsprogramma: ESC, enz.)
wordt automatisch de juiste versnelling ge-
kozen. Ook kan, om verkeerde manoeuvres
te voorkomen, het schakelen worden ge-
weigerd. In dit geval knippert de aanduiding
van de versnelling enkele seconden om u te
waarschuwen.
Bijzondere omstandigheden
Als door de helling van de weg of in
bochten de automatische werking niet ge-
handhaafd kan worden (bijv. in de bergen) is
het raadzaam om op handmatig schakelen
over te gaan. Hiermee voorkomt u het au-
tomatisch achter elkaar schakelen door de
versnellingsbak bij stijgen en is het mogelijk
op de motor te remmen bij lange afdalingen.
Stand automatisch
Zet de hendel 1 in stand D.
U hoeft de selecteurhendel niet meer te ver-
plaatsen. Er wordt automatisch geschakeld
in overeenstemming met de belasting van
de auto, de hoeveelheid gas die u geeft en
de helling van de weg.
Zuinig rijden
Laat de selecteurhendel voor normaal ge-
bruik in stand D staan. Als het gaspedaal
iets wordt ingedrukt, schakelt de transmis-
sie bij een lage snelheid naar de volgende
versnelling.
Accelereren en inhalen
Druk het gaspedaal snel en diep in (voorbij
het zware punt van het pedaal).
Hierdoor wordt, binnen de mogelijkhe-
den van de motor, teruggeschakeld naar
de optimale versnelling.
Laat om op een helling stil te blijven
staan uw voet niet op het gaspedaal
rusten.
Risico van oververhitting van de auto-
matische versnellingsbak.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.147
NLD_UD75388_2
Boîte de vitesse automatique (BFB - KFB - Renault)
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (3/3)
Parkeren van de auto
Als de auto stilstaat, houdt u het rempedaal
ingedrukt en zet u de selecteurhendel in
stand P (parkeren): de transmissie staat in
neutraal en de voorwielen zijn mechanisch
geblokkeerd.
Zet de handrem vast of, afhankelijk van
de auto, controleer of de automatische
parkeerrem vastgezet is.
Als deze functie is ingeschakeld en de
hendel vastzit in P, drukt u op het rempe-
daal. U kunt de hendel handmatig losmaken.
Maak daarvoor de onderkant van de hendel
los, steek een gereedschap (onbuigzame
stang) in de gleuf 4 en druk tegelijk op de
knop 2 om de hendel te ontgrendelen.
Raadpleeg echter snel een merkdealer.
Onderhoudsintervallen
Raadpleeg het onderhoudsdocument voor
uw auto of een geautoriseerde dealer om na
te gaan of periodiek onderhoud noodzakelijk
is voor de automatische transmissie.
Als de transmissie geen onderhoud nodig
heeft, hoeft geen olie te worden bijgevuld.
Bij een storing
als tijdens het rijden het bericht
Controleer auto.transmissie” verschijnt
op het instrumentenpaneel, duidt dit op
een storing. Raadpleeg zo spoedig mo-
gelijk uw merkdealer;
als tijdens het rijden het bericht
Oververhitting auto.transmissie” ver-
schijnt op het instrumentenpaneel, stop
dan zo snel mogelijk om de versnellings-
bak te laten afkoelen en wacht totdat het
bericht verdwenen is;
storingen oplossen bij een auto met
een automatische transmissie 5.39.
Om veiligheidsredenen mag u nooit het contact uitzetten voordat de auto com-
pleet stilstaat.
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door schade oplopen (bijvoorbeeld: ver-
vorming van een as enz.).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
4
2
Stand P mag alleen worden ingescha-
keld als het voertuig stilstaat.
appel d’urgence .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.148
NLD_UD75383_3
Appel d’urgence (BFB - KFB - Renault)
Appel d’urgence
NOODOPROEP (1/3)
Een oproep gebeurt altijd als volgt:
de noodoproep wordt ingesteld;
verstuurt gegevens over het incident
(constructeursplaatje van de auto, tijd
van het gesprek, laatste locaties, richting
van de auto);
gesproken communicatie met de hulp-
diensten;
indien nodig wordt een hulpdienst gebeld.
De noodoproep heeft twee modi:
automatische modus;
Handmatige modus.
1
2
3
45
1 Waarschuwingslampje werking systeem:
groen: in werking
(netwerk beschikbaar);
uit: niet in werking
(netwerk niet beschikbaar);
rood: in werking
storing;
groen knipperend: bellen.
2 Controlelampje automatische modus.
3 SOS-knop.
4 Microfoon.
5 Luidspreker
Als de auto hiermee is uitgerust, worden de
hulpdiensten via de noodoproepfunctie au-
tomatisch of handmatig verwittigd (koste-
loos) bij een ongeval of als u onwel wordt,
zodat ze zo snel mogelijk kunnen komen.
Opmerking: de noodoproep werkt:
– in landen die beschikken over de bijbe-
horende telefonische hulpdiensten en
een infrastructuur die geschikt is voor het
systeem;
afhankelijk van de netwerkdekking in
de geografische regio waar het voertuig
wordt bestuurd.
Als u de functie voor noodoproep gebruikt
om te melden dat u een ongeval hebt
gezien, houdt dit in dat u stopt zodra de ver-
keersomstandigheden dit toestaan, zodat
de hulpdiensten uw auto kunnen vinden en
daarmee de locatie van het gemelde onge-
val.
Houd u altijd aan de ter plaatse geldende
wetgeving.
Gebruik de noodoproep alleen in een
noodgeval, als u betrokken bent bij een
ongeval of als u getuige bent van een
ongeval of in fysieke nood bent.
2.149
NLD_UD75383_3
Appel d’urgence (BFB - KFB - Renault)
NOODOPROEP (2/3)
In geval van onbedoelde activering kunt u de
oproep annuleren door 2 seconden lang te
drukken op de 3-knop voordat de verbinding
met het callcenter tot stand komt.
Zodra de oproep is ingesteld, kan alleen het
callcenter de oproep beëindigen.
Testmodus
(afhankelijk van lokale wetgeving)
De testmodus is exclusief gereserveerd voor
goedgekeurde dealers, om te controleren of
de noodoproepfunctie goed werkt.
De testmodus activeren:
drie keer kort op de 3-knop te drukken;
ongeveer 15 seconden te wachten;
drie keer kort op de 3-knop te drukken.
De testmodus wordt automatisch afgeslo-
ten.
Automatische modus
Als de waarschuwingslampje automatische
modus 2 groen oplicht, bevestigt dit dat het
automatische systeem is ingeschakeld.
De noodoproep wordt automatisch gedaan
als de beschermende uitrusting (gor-
delspanners, airbag, enz.) werd geactiveerd
vanwege een ongeval.
Handmatige modus
De noodoproep wordt uitgevoerd door:
– de 3-knop in te drukken en ten minste
3 seconden ingedrukt te houden;
of
– de 3-knop vijf keer binnen tien seconden
in te drukken.
1
2
3
In geval van een ongeluk blijft
u, als de plaats en het verkeer
dit toestaan, dicht bij de auto
om eventuele oproepen van
het callcenter snel te kunnen beantwoor-
den.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.150
NLD_UD75383_3
Appel d’urgence (BFB - KFB - Renault)
NOODOPROEP (3/3)
Storingen
In sommige gevallen werkt de noodoproep
niet (bijvoorbeeld bij een zwakke accu).
Als het systeem een storing ontdekt, krijgt
u langer dan 30 minuten het rode controle-
lampje 1. Raadpleeg zo snel mogelijk een
merkdealer;
Het systeem werkt met een speciale
accu. De gebruiksduur van de accu is
ongeveer vier jaar (het waarschuwings-
lampje 1 wordt rood als deze vier jaar
bijna voorbij zijn).
Raadpleeg een merkdealer.
Voor uw veiligheid en een
goede werking van het sys-
teem, moeten alle werkzaam-
heden aan de accu (uitbouwen,
loskoppelen enz.) worden uitgevoerd
door een gespecialiseerd vakman.
Risico op brandwonden door elektri-
sche schokken.
U moet zich verplicht houden aan de ver-
vangingsintervallen die worden aange-
geven in het onderhoudsboekje zonder
deze te overschrijden.
De accu is van een speciaal type. Zorg
dat deze wordt vervangen door een van
hetzelfde type.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Zonder de functie noodoproep is het sys-
teem niet te volgen en zal niet constant
worden bewaakt. Gegevens worden
voortdurend en automatisch gewist en
het systeem slaat alleen de laatste drie
locaties van de auto op.
Volgens de lokale wetgeving worden ge-
gevens alleen verzonden in geval van
een noodoproep. Gegevens die worden
verzonden naar het callcenter worden
behandeld overeenkomstig de privacy-
wetgeving die van toepassing is in het
land waarin u zich bevindt. Het systeem
slaat de activiteitengeschiedenis maar
voor 13 uur op.
De eigenaar van de auto heeft het recht
zijn gegevens in te zien. Hij heeft het
recht de gegevens te laten corrigeren,
verwijderen of blokkeren.
1
3.1
NLD_UD81450_8
Sommaire 3 (BFB - KFB - Renault)
Hoofdstuk 3: Uw comfort
Multi-Sense . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2
Ventilatieroosters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.3
Verwarming, handbediende airconditioning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.5
Automatische airconditioning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.8
Airconditioning: informatie en tips voor het gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.23
Functies kwaliteit van de buitenlucht en luchtzuiveringscyclus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.25
Multimedia-uitrusting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.26
Elektrische ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.28
Elektrisch bediend open dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.30
Binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.33
Zonneklep, zonwering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.35
Opbergruimte, indeling interieur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.36
Accessoireaansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.40
Asbak. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.40
Aansteker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.40
Hoofdsteun achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.42
Achterbank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.44
Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.46
Tafeltje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.50
Bagage-afdekplaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.51
Bagagebevestigingsnet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.52
Opbergruimtes, indeling bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.54
Vervoer van bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.59
Vervoer van voorwerpen: trekhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.60
Dakdragers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.61
Multi-Sense................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
écrans
écran multimédia .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.2
NLD_UD60390_1
Multi-Sense (BFB - KFB - Renault)
Werkingsstand Eco
Eco modus gericht op energiebesparing.
De besturing is soepel en de motor en ver-
snellingsbak zijn zo ingesteld dat er minder
brandstof wordt verbruikt. 2.22.
stand My Sense
Deze modus, met standaard auto-instellin-
gen, kan worden gebruikt om rijstijl, sfeer-
verlichting, comfort en motorgeluid handma-
tig in te stellen (afhankelijk van de auto).
Werkingsstand Comfort
Met deze modus kunt u soepel sturen. De
sfeerverlichting binnenin is zacht. Afhankelijk
van de auto is de massagefunctie van de be-
stuurdersstoel ingeschakeld.
Multi-Sense
MULTI-SENSE
Met het systeem MULTI-SENSE kunt u
kiezen uit vier rijstijlmodi waarmee u deze
items kunt instellen: rijstijl, sfeerverlichting,
comfort en motorgeluid (afhankelijk van de
auto):
de modi Eco, Sport en Comfort zijn vooraf
geconfigureerd en kunnen deels worden
aangepast (sfeerverlichting, enz.);
De modus My Sense kan worden aange-
past.
De rijstijlen zijn van invloed op:
de stuurbekrachtiging
ESC (elektronisch stabiliteitspro-
gramma);
de reactiviteit van de motor en de trans-
missie.
Zij zijn eveneens van invloed op:
de verlichting van het interieur en het in-
strumentenpaneel;
de informatie op het instrumentenpaneel
en het multimediascherm;
Afhankelijk van de auto, het motorgeluid.
stand Sport
In deze werkingsstand reageren de motor
en de versnellingsbak beter. De besturing is
krachtiger.
Motorinstellingen zijn specifiek voor elk
van de rijstijlmodi en kunnen niet worden
aangepast.
In elke modus kunt u de kleur van de om-
gevingsverlichting wijzigen, evenals de
indeling van de informatie die verschijnt
op het instrumentenpaneel en het mul-
timediascherm in de modus My Sense.
U kunt ook resetten naar de standaardin-
stellingen.
1
2
Openen van het menu
U hebt afhankelijk van de auto als volgt toe-
gang tot MULTI-SENSE:
via het multimediascherm 1;
Met de schakelaar 2.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Nadat de motor is uitgezet, wordt de auto
altijd gestart in de modus My Sense.
aérateurs ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation
aération ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.3
NLD_UD60391_1
Aérateurs (sorties d'air) (BFB - KFB - Renault)
Aérateurs
VENTILATIEROOSTERS: luchtuitgangen (1/2)
1 ventilatieroosters van zijruit
2 ventilatieroosters aan de zijkant
3 ontwasemingssleuf onder de voorruit
4 centrale ventilatieroosters
5 verwarmingsroosters bij de voetenruim-
tes voor
6 multimediascherm
31 2
5
5
1
4
6
8
2
7
7
7 verwarmingsroosters bij de voetenruimte
achter
8 ventilatierooster middenconsole
3.4
NLD_UD60391_1
Aérateurs (sorties d'air) (BFB - KFB - Renault)
Hoeveelheid lucht
Draai de knop 9:
naar : helemaal open;
naar : dicht.
Gebruik, in geval van stankoverlast in de
auto, alleen speciaal hiervoor bestemde
middelen. Raadpleeg een merkdealer.
VENTILATIEROOSTERS: luchtuitgangen (2/2)
8
9
8
9
Plaatsen voor
Richting
Richten rechts/links
Beweeg de cursor 8.
Richten omhoog/omlaag
Beweeg de cursor 8.
Stop niets in het ventilatiecir-
cuit van de auto (bijvoorbeeld
in geval van stank enz.).
Risico van explosie of brand.
10
Plaatsen achter
Richten rechts/links
Beweeg de cursor 11.
Richten omhoog/omlaag
Beweeg de cursor 11.
Hoeveelheid lucht
Draai de knop 10:
omhoog: helemaal open;
omlaag: dicht.
11
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
climatisation ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
désembuage
pare-brise .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
désembuage
vitre arrière ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.5
NLD_UD60392_1
Air conditionné manuel (BFB - KFB - Renault)
Chauffage et air conditionné manuel
Bedieningsknoppen
1 Regeling van de luchttemperatuur / func-
tie “Helder zicht”
2 Ontdooien/ontwasemen van de achterruit
en, afhankelijk van de auto, van de spie-
gels.
3 Airconditioning
4 Luchtkringloop.
5 Regeling van de luchtverdeling in het in-
terieur.
6 Verhoogt de ventilatiesnelheid.
7 Verlaagt de ventilatiesnelheid totdat het
systeem uitschakelt.
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (1/3)
In- en uitschakelen van de
airconditioning
U kunt de airconditioning inschakelen (con-
trolelampje brandt) of uit (controlelampje
brandt niet) met de knop 3.
Door het inschakelen van de
airconditioning:
gaat de temperatuur in het interieur
omlaag;
ontwasemen de ruiten snel.
De meters
De volgende indicatoren worden weergege-
ven op het multimediascherm A:
8 Luchttemperatuur.
9 Actieve modus.
10 Ventilateursnelheid.
11 Verdeling van de lucht in het interieur.
1
6
8910 11
A
5
4
7
23
3.6
NLD_UD60392_1
Air conditionné manuel (BFB - KFB - Renault)
HANDMATIGE AIRCONDITIONING (2/3)
Regeling van de temperatuur
Draai knop 1 afhankelijk van de gewenste
temperatuur. Hoe meer staven worden wee-
rgegeven op het multimediascherm, hoe
hoger de temperatuur.
Bij langdurig gebruik van de airconditioning,
kan het te koud worden. Om de temperatuur
te verhogen, draait u de knop 1 naar rechts.
Verdeling van de lucht in het
interieur
Er zijn vijf mogelijke luchtverdelingen. Draai
de schakelaar 5 om uw verdeling te kiezen.
De verdeling van de lucht wordt weergege-
ven op het multimediascherm.
õDe lucht wordt naar de ontwase-
mingsroosters onder de voorruit
en bij de voorportieren gevoerd.
÷De lucht wordt naar de ontwase-
mingsroosters onder de voorruit, in
het dashboard en de voorportieren en naar
de voetenruimtes gevoerd.
óDe lucht wordt voornamelijk naar
de voetenruimtes gevoerd.
GDe luchtstroom wordt naar de ven-
tilatieroosters van het dashboard
gevoerd, naar de voeten van de inzittenden
voorin en afhankelijk van de auto, van de in-
zittenden op de stoelen van de tweede rij.
JDe lucht wordt naar de ventilatie-
roosters in het dashboard ge-
voerd.
15
Achterruitverwarming
Druk met draaiende motor op de knop 2.
Het controlelampje licht op.
De achterruit wordt nu snel ontwasemd en
de buitenspiegels worden verwarmd (afhan-
kelijk van de uitvoering).
U schakelt deze functie uit door opnieuw
op de knop 2 te drukken.
De verwarming schakelt na enige tijd auto-
matisch uit.
2
3.7
NLD_UD60392_1
Air conditionné manuel (BFB - KFB - Renault)
Inschakelen van de
kringloopfunctie
Druk op de knop 4: het ingebouwde contro-
lelampje op de knop gaat branden. In deze
stand wordt de lucht vanuit het interieur aan-
gezogen en zonder toevoeging van buiten-
lucht teruggevoerd in de auto. De kring-
loopstand kan gebruikt worden:
om het interieur af te sluiten van de bui-
tenlucht als het buiten stinkt ;
de temperatuur in het interieur sneller te
verlagen.
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (3/3)
Functie “helder zicht”
Druk op de knop 1: het ingebouwde contro-
lelampje op de knop gaat branden.
Met deze functie worden de voorruit, de
zijruiten voor, de achterruit en de buiten-
spiegels snel ontdooid en ontwasemd (af-
hankelijk van de auto). Hierdoor worden
automatisch de airconditioning en de achter-
ruitverwarming ingeschakeld.
1
Door langdurig gebruik van de luchtkringloop kunnen de zijruiten en de voorruit beslaan en kan de atmosfeer in het interieur minder aange-
naam worden doordat er geen luchtverversing is. Druk daarom op de knop 4 om de normale modus te herstellen (buitenlucht) zodra de om-
standigheden dat toelaten.
7
4
Wijzigen van de
ventilateursnelheid
U kunt de ventilatiesnelheid aanpassen met
de knoppen 6 of 7.
Het systeem is uitgeschakeld (OFF): de ven-
tilatiesnelheid is nul (stilstaande auto). Als
de auto rijdt, kunt u echter een kleine lucht-
stroom voelen.
Uitschakelen van het systeem
Als u het systeem wilt uitschakelen, drukt u
meerdere keren op knop 7 totdat OFF ver-
schijnt op het multimediascherm.
Als de auto rijdt, kunt u echter een kleine
luchtstroom voelen.
6
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulation de la température......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
climatisation ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
désembuage
vitre arrière ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dégivrage
vitre arrière ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
désembuage
pare-brise .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pare-brise ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pare-brise dégivrant...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dégivrage/désembuage
pare-brise .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
écrans
écran multimédia .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.8
NLD_UD60393_1
Climatisation automatique : commandes A (KFB - BFB - Renault)
Climatisation automatique
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING: knop A (1/5)
6 7
Knoppen A
Zie voor toegang tot de instellingen van de
automatische klimaatregeling via het multi-
mediascherm 1, de gebruiksaanwijzing van
het multimediasysteem.
De onderstaande bedieningen zijn al dan
niet aanwezig naargelang van de uitvoering
van de auto.
2 Aanpassing van ingestelde temperatuur
links en rechts.
3 Luchtkringloop.
4 Verlaagt de ventilatiesnelheid totdat het
systeem uitschakelt.
5 Verhoogt de ventilatiesnelheid.
6, 14, 15 en 16 automatische werkingsstan-
den.
3 22
89
4 5
1011
1
13
14
15 16
7 Snelkoppeling naar pagina
Airconditioning.
8 SYNC: synchronisatiefunctie.
9 Ontdooien/ontwasemen van de achter-
ruit en, afhankelijk van de auto, van de
spiegels.
10 Functie “Helder zicht”.
11 Airconditioning
12 Extra airco-modus OFF
13 Display ventilatiesnelheid.
17, 18 en 19 Luchtverdeling in het interieur.
20 Extra airco-modus Auto
21 Extra handmatige airco-modus
12
20
21
17
18
19
Soft Normal Fast
OFF AUTO Manuel
Sommige toetsen zijn voorzien van een
controlelampje dat de toestand van de
functie aangeeft.
A
3.9
NLD_UD60393_1
Climatisation automatique : commandes A (KFB - BFB - Renault)
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING: knop A (2/5)
Wijzigen van de
ventilateursnelheid
Normaal zorgt het systeem automatisch
voor de juiste ventilateursnelheid om de
ingestelde temperatuur te bereiken en te
handhaven.
U kunt de ventilatiesnelheid altijd aanpassen
met de schakelaar 4 of 5.
Opmerking: de configuratie van de air-
conditioning is afhankelijk van de gekozen
modus in het menu MULTI-SENSE. 3.2.
Regeling van de temperatuur
Er zijn twee typen instellingen:
afzonderlijke afstelling voor het interieur;
afstelling in modus SYNC om de passa-
gierszijde en de bestuurderszijde te syn-
chroniseren.
SYNC -functie
Druk op de knop 8 om een uniforme instel-
ling van het passagierscompartiment moge-
lijk te maken. Het lampje in de knop 8 ver-
schijnt. Druk dan op de knop 11.
13
14
15 16
12
20
21
Soft Normal Fast
OFF AUTO Manuel
Druk nogmaals op 8 om de functie uit te
schakelen of op 2 om de rechterkant apart
van de linkerkant te regelen.
Het waarschuwingslampje 2 in de knop
dooft.
Opmerking: de configuratie van de air-
conditioning is afhankelijk van de gekozen
modus in het menu Multi-Sense. 3.2.
Het display geeft aan welke temperatuur
is ingesteld.
Als na het starten van de auto de aan-
gegeven temperatuur wordt verhoogd of
verlaagd, heeft dit geen invloed op de
snelheid waarmee de gewenste tempe-
ratuur wordt bereikt. Het systeem zorgt
altijd voor het optimaal verhogen of ver-
lagen van de temperatuur (de ventilatie
start niet direct met de maximale snel-
heid: deze wordt geleidelijk hoger), dat
kan van enkele secondes tot een paar
minuten duren.
Onder normale omstandigheden, tenzij
dit als hinderlijk wordt ondervonden,
moeten de roosters in het dashboard
open blijven.
22
8
4 5
11
dégivrage/désembuage de lunette arrière .
(page courante)
dégivrage/désembuage de pare-brise .......
(page courante)
3.10
NLD_UD60393_1
Climatisation automatique : commandes A (KFB - BFB - Renault)
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING: knop A (3/5)
Functie “helder zicht”
Met deze functie worden de voorruit, de zij-
ruiten vooraan, de achterruit en de buiten-
spiegels snel ontdooid en ontwasemd (af-
hankelijk van de auto). Hiermee worden
automatisch de airconditioning en de achter-
ruitverwarming ingeschakeld en wordt, af-
hankelijk van de auto, de elektrische voor-
ruitverwarming ingeschakeld.
Gebruik schakelaar 10. Het ingebouwde
controlelampje gaat aan.
Druk op de knop 9 om de achterruitverwar-
ming uit te schakelen. Het ingebouwde con-
trolelampje gaat uit.
De ventilatiesnelheid wijzigen: druk op de
schakelaar 4 of 5.
Uitschakelen van deze functie
druk op een van deze:
– schakelaar 6;
nogmaals schakelaar 10;
op een van de toetsen 14, 15 of 16.
14
15 16
Soft Normal Fast
OFF AUTO Manuel
Automatische werking
De automatische airconditioning garan-
deert (met uitzondering van extreme geval-
len) een temperatuurcomfort in het interi-
eur en het helder houden van de ruiten, bij
een zo optimaal mogelijk brandstofverbruik.
Het systeem werkt op de ventilatiesnelheid,
de luchtverdeling, de luchtkringloop, het in-
schakelen of uitschakelen van de airconditi-
oning en de luchttemperatuur.
Hierbij kunt u kiezen uit drie programma’s:
NORMAL : optimaal bereiken van de ge-
wenste temperatuur afhankelijk van de om-
standigheden buiten de auto. Druk op scha-
kelaar 6 of op toets 15.
SOFT: bereikt de gewenste temperatuur
rustiger en stiller. Druk op de knop 14.
FAST: verhoogt de luchtstroom in het interi-
eur. Deze stand wordt in het bijzonder aan-
geraden voor meer comfort voor de passa-
giers achterin. Druk op de knop 16.
6
9
4 5
10
3.11
NLD_UD60393_1
Climatisation automatique : commandes A (KFB - BFB - Renault)
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING: knop A (4/5)
In- en uitschakelen van de
airconditioning
Normaal schakelt het systeem automatisch
de airconditioning in of uit, afhankelijk van
de weersomstandigheden.
Druk op de toets 11 om:
de airconditioning handmatig in te scha-
kelen (het controlelampje op de knop 11
gaat aan);
de airconditioning handmatig uit te scha-
kelen (het controlelampje op de knop 11
gaat uit);
Uitschakelen van het systeem
Druk herhaaldelijk op schakelaar 4 om het
systeem te stoppen.
14
15 16
Soft Normal Fast
OFF AUTO Manuel
Gebruik bij voorkeur een van de automatische programma’s NORMAL, SOFT of
FAST.
In de automatische modus (het schakelaarlampje 6 is aan) worden alle functies van de air-
conditioning bestuurd door het systeem.
U kunt de keuze van het systeem wijzigen; in dat geval gaat het schakelaarlampje 6 uit.
Om terug te gaan naar de automatische werkstand, drukt u op een van de programma’s
(NORMAL 15, SOFT 14 of FAST 16) of op schakelaar 6.
Achterruitverwarming
Gebruik schakelaar 9. Het ingebouwde con-
trolelampje gaat aan. De achterruit wordt nu
snel ontwasemd en de elektrische buiten-
spiegels worden verwarmd (afhankelijk van
de uitvoering).
Druk, om deze functie uit te schakelen ,
opnieuw op de schakelaar 9. De verwarming
schakelt na enige tijd automatisch uit.
6
911
4
3.12
NLD_UD60393_1
Climatisation automatique : commandes A (KFB - BFB - Renault)
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING: knop A (5/5)
Wijzigen van de verdeling van
de lucht in het interieur
Druk op de knoppen 17, 18 en 19 om de ge-
wenste distributiemodus te selecteren (de
gekozen modus wordt getoond).
17 De lucht wordt hoofdzakelijk naar de ont-
wasemingssleuven onder de voorruit en
de zijruiten voorin gevoerd.
18 De lucht wordt hoofdzakelijk naar de
ontwasemingsroosters in het dashboard
geleid.
19 De lucht wordt voornamelijk naar de
voetenruimtes gevoerd.
Luchtkringloop
Deze functie wordt automatisch geregeld,
maar u kunt ze ook handmatig inschakelen.
Opmerking:
in de kringloopstand wordt de lucht aan-
gevoerd vanuit de auto en zonder bijmen-
ging van buitenlucht teruggevoerd in het
interieur van de auto.
de lucht circuleert in de auto zonder bij-
menging van buitenlucht (als u in een
gebied met verontreinigde lucht rijdt enz.)
en doet de temperatuur in het interieur
sneller dalen.
17
18
19
Soft Normal Fast
OFF AUTO Manuel
Handmatig gebruik
Gebruik schakelaar 3. Het schakelaar-
lampje 3 gaat aan.
Bij langdurig gebruik van deze stand kunnen
de ruiten aan de binnenkant beslaan of weer
aanvriezen. Ook zal het in de auto, door
gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan stin-
ken.
Wij adviseren om terug te gaan naar de
automatische modus zodra de luchtkring-
loop niet langer nodig is, door te drukken op
schakelaar 3.
Druk om deze functie uit te schakelen op-
nieuw op de schakelaar 3.
Het ontwasemen/ontdooien heeft altijd
voorrang boven de luchtkringloop.
3
climatisation ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulation de la température......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dégivrage/désembuage
pare-brise .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dégivrage/désembuage
vitre arrière ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dégivrage/désembuage
rétroviseurs ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pare-brise ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pare-brise dégivrant...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dégivrage/désembuage de lunette arrière .
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.13
NLD_UD61222_1
Climatisation automatique : Commande B (BFB - KFB - Renault)
Bedieningsknoppen
(afhankelijk van de auto)
1 Regeling van de luchttemperatuur aan
bestuurderszijde.
2 Knop om de airconditioning in te schake-
len.
3 Functie “Helder zicht”.
4 Regeling van de ventilatiesnelheid
5 Verdeling van de lucht in het interieur.
6 Kwaliteit van de buitenlucht.
7 SYNC: synchronisatiefunctie.
8 Afstellen van de luchttemperatuur aan
passagierszijde.
9 Luchtkringloop.
10 FAST" automatische modus.
11AUTO" automatische modus.
12SOFT" automatische modus.
13 Ontdooien/ontwasemen van de achterruit
en, afhankelijk van de auto, van de spie-
gels.
Automatische werking
De automatische airconditioning garan-
deert (met uitzondering van extreme geval-
len) een temperatuurcomfort in het interi-
eur en het helder houden van de ruiten, bij
een zo optimaal mogelijk brandstofverbruik.
Het systeem werkt op de ventilatiesnelheid,
de luchtverdeling, de luchtkringloop, het in-
schakelen of uitschakelen van de airconditi-
oning en de luchttemperatuur.
Hierbij kunt u kiezen uit drie programma’s:
AUTO : optimaal bereiken van de gewenste
temperatuur afhankelijk van de omstandig-
heden buiten de auto. Druk op de knop 11.
SOFT: bereikt de gewenste temperatuur
rustiger en stiller. Druk op de knop 12.
FAST: verhoogt de luchtstroom in het interi-
eur. Deze stand wordt in het bijzonder aan-
geraden voor meer comfort voor de passa-
giers achterin. Druk op de knop 10.
Drukken op een andere knop dan de
knop AUTO zorgt ervoor dat de automa-
tische modus wordt uitgeschakeld.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING: knop B (1/5)
1 2 4 5 6 8
7
9
13 12 11 10
3
3.14
NLD_UD61222_1
Climatisation automatique : Commande B (BFB - KFB - Renault)
Regeling van de
ventilateursnelheid
Normaal zorgt het systeem automatisch
voor de juiste ventilateursnelheid om de
ingestelde temperatuur te bereiken en te
handhaven.
U kunt altijd de ventilatiesnelheid verhogen
of verlagen door aan de knop 4 te draaien.
Regeling van de temperatuur
Draai aan schakelaar 1 of 8, afhankelijk van
de gewenste temperatuur.
Hoe verder u de knop rechtsom draait, hoe
warmer het wordt.
SYNC -functie
Druk op de knop 7 om een uniforme instel-
ling van het passagierscompartiment moge-
lijk te maken. Het lampje in de knop 7 ver-
schijnt.
Druk nogmaals op 7 om de functie uit te
schakelen of gebruik knop 8 om de rechter-
kant apart van de linkerkant te regelen.
Het waarschuwingslampje 7 in de knop
dooft.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING: knop B (2/5)
Opmerking: de configuratie van de air-
conditioning is afhankelijk van de gekozen
modus in het menu Multi-Sense. 3.2.
1 4 8
7
3.15
NLD_UD61222_1
Climatisation automatique : Commande B (BFB - KFB - Renault)
Functie “helder zicht”
Druk op de knop 3: het ingebouwde contro-
lelampje gaat branden.
Met deze functie worden de voorruit, de
zijruiten voor, de achterruit en de buiten-
spiegels snel ontdooid en ontwasemd (af-
hankelijk van de auto). Hierdoor worden
automatisch de airconditioning en de achter-
ruitverwarming ingeschakeld.
Druk op de toets 13 om de werking van de
achterruitverwarming te stoppen, het inge-
bouwde controlelampje dooft.
U schakelt deze functie uit met een druk
op de toets 3 of 11.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING: knop B (3/5)
WDe lucht wordt naar de uitstroom-
sleuven onder de voorruit en de
voorste zijruiten gevoerd.
De lucht wordt naar de roosters
van de zijruiten voorin, de ontwa-
semingssleuven onder de voorruit en naar
de voetenruimtes gevoerd.
De luchtstroom wordt naar de ven-
tilatieroosters van het dashboard
gevoerd, naar de voeten van de inzittenden
voorin en afhankelijk van de auto, van de in-
zittenden op de stoelen van de tweede rij.
De lucht wordt hoofdzakelijk naar
de ontwasemingsroosters in het
dashboard geleid.
De lucht wordt voornamelijk naar
de voetenruimtes gevoerd.
Wijzigen van de verdeling van
de lucht in het interieur
Druk zo vaak als nodig op de knop 5 om de
luchtverdelingsmodus van het passagiers-
compartiment te selecteren. 5 verschijnt om
de geselecteerde modus aan te geven.
Sommige toetsen hebben een inge-
bouwd controlelampje dat de staat van
de functie aangeeft.
5
13 11
3
mode ECO .................................................
(page courante)
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
3.16
NLD_UD61222_1
Climatisation automatique : Commande B (BFB - KFB - Renault)
Achterruitverwarming
Druk op de knop 13: het ingebouwde contro-
lelampje gaat branden. De achterruit wordt
nu snel ontwasemd en de elektrische buiten-
spiegels worden verwarmd (afhankelijk van
de uitvoering).
U schakelt deze functie uit door opnieuw
op de toets 13 te drukken. De verwarming
schakelt na enige tijd automatisch uit.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING: knop B (4/5)
In- en uitschakelen van de
airconditioning
Normaal schakelt het systeem automatisch
de airconditioning in of uit, afhankelijk van
de weersomstandigheden.
Druk op de knop 2 om de airconditioning
uit te schakelen. Het ingebouwde controle-
lampje dooft.
Auto’s uitgerust met ECO-modus
(schakelaar 14 of, afhankelijk van de
auto, vanuit het multimediascherm):
wanneer geactiveerd, kan de ECO-
modus de prestaties van de automa-
tische airconditioning verslechteren.
2.22 3.2.
14
Door het gebruik van de airconditioning
neemt het brandstofverbruik toe (gebruik
de airconditioning daarom niet als het
niet nodig is).
2
13
3.17
NLD_UD61222_1
Climatisation automatique : Commande B (BFB - KFB - Renault)
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING: knop B (5/5)
Het ontwasemen/ontdooien heeft altijd
voorrang boven de luchtkringloop.
Handbediening
Druk op de knop 9: het ingebouwde contro-
lelampje gaat branden.
Bij langdurig gebruik van deze stand kunnen
de ruiten aan de binnenkant beslaan of weer
aanvriezen. Ook zal het in de auto, door
gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan stin-
ken.
Het wordt daarom aangeraden om terug te
gaan naar de automatische werkingsstand
door op de toets 9 te drukken zodra de lucht-
kringloop niet langer nodig is.
Uitschakelen van het systeem
Draai de knop 4 naar “OFF” om het systeem
te stoppen. U schakelt het systeem weer in
door de knop 4 te draaien en de ventilatie-
snelheid in te stellen of door op de toets 11
te drukken.
Inschakelen van de
luchtkringloop (isolatie van het
interieur)
Deze functie wordt automatisch geregeld,
maar u kunt ze handmatig inschakelen. In
dat geval wordt de inschakeling bevestigd
door het controlelampje in de toets 9.
4
9
11
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulation de la température......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pare-brise dégivrant...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
climatisation ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pare-brise ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dégivrage/désembuage de pare-brise .......
(jusqu’à la fin de l’UD)
dégivrage/désembuage de lunette arrière .
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.18
NLD_UD60394_1
Climatisation automatique : commande C (BFB - KFB - Renault)
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING: knop C (1/5)
10 Functie “helder zicht”.
12 en 18 ventilatiesnelheden.
13 SYNC: synchronisatiefunctie.
Automatische modi 14, 15 en 16
17 Airconditioning.
Knipperlichten
De volgende indicatoren worden weergege-
ven op het scherm 3:
1 Actieve modus, ventilatiesnelheid en
luchtverdeling in het interieur (tijdelijk dis-
play nadat u op de bijbehorende bedie-
ningsknoppen hebt gedrukt).
2 Temperatuur van de buitenlucht.
4 Luchttemperatuur, links en rechts.
Automatische werking
De automatische airconditioning garan-
deert (met uitzondering van extreme geval-
len) een temperatuurcomfort in het interi-
eur en het helder houden van de ruiten, bij
een zo optimaal mogelijk brandstofverbruik.
Het systeem werkt op de ventilatiesnelheid,
de luchtverdeling, de luchtkringloop, het in-
schakelen of uitschakelen van de airconditi-
oning en de luchttemperatuur.
Hierbij kunt u kiezen uit drie programma’s:
AUTO: optimaal bereiken van de gewen-
ste temperatuur afhankelijk van de oms-
tandigheden buiten de auto. druk op de
knop 15.
SOFT: bereikt de gewenste temperatuur
rustiger en stiller. druk op de knop 14.
FAST: verhoogt de luchtstroom in het inte-
rieur. Deze stand wordt in het bijzonder aan-
geraden voor meer comfort voor de achter-
passagiers. druk op de knop 16.
Sommige toetsen zijn voorzien van een
controlelampje dat de toestand van de
functie aangeeft.
C-schakelaar
5 en 11 Regeling van de ingestelde tempe-
ratuur aan de linker- en rechterkant.
6 Ontdooien/verwarmen van de achterruit
en, afhankelijk van de auto, van de spie-
gels.
7 Verdeling van de lucht in het interieur.
8 Functie “Automatische kringloopstand”.
9 Luchtkringloop.
10
11 13 14 15
12
89
6
18 5
17
16
1
44
2
C
3
7
3.19
NLD_UD60394_1
Climatisation automatique : commande C (BFB - KFB - Renault)
Wijzigen van de
ventilateursnelheid
Normaal zorgt het systeem automatisch
voor de juiste ventilateursnelheid om de
ingestelde temperatuur te bereiken en te
handhaven.
U kunt de ventilatorsnelheid nog steeds af-
stellen door te drukken op 12 of 18.
Regeling van de temperatuur
Er zijn twee typen instellingen:
afzonderlijke afstelling voor het interieur;
afstelling in modus SYNC om de instellin-
gen van de passagier en de bestuurder te
synchroniseren.
Afstelling voor interieur
Gebruik de schakelaar 11.
SYNC -functie
Druk op de knop 13 voor deze stand. Het
lampje 13 verschijnt op de knop.
Druk nogmaals op 13 om de functie uit te
schakelen of op 5 om de rechterkant apart
van de linkerkant te regelen.
Het waarschuwingslampje 13 in de knop
dooft.
Opmerking: de configuratie van de air-
conditioning is afhankelijk van de gekozen
modus in het menu Multi-Sense. 3.2.
Het display geeft aan welke temperatuur
is ingesteld.
Als na het starten van de auto de aan-
gegeven temperatuur wordt verhoogd of
verlaagd, heeft dit geen invloed op de
snelheid waarmee de gewenste tempe-
ratuur wordt bereikt. Het systeem zorgt
altijd voor het optimaal verhogen of ver-
lagen van de temperatuur (de ventilatie
start niet direct met de maximale snel-
heid: deze wordt geleidelijk hoger), dat
kan van enkele secondes tot een paar
minuten duren.
Onder normale omstandigheden, tenzij
dit als hinderlijk wordt ondervonden,
moeten de roosters in het dashboard
open blijven.
Druk nogmaals op 13 om de functie uit te
schakelen of op 5 om de rechterkant apart
van de linkerkant te regelen.
Opmerking: de configuratie van de air-
conditioning is afhankelijk van de gekozen
modus in het menu Multi-Sense. 3.2.
11 13
12 18 5
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING: knop C (2/5)
3.20
NLD_UD60394_1
Climatisation automatique : commande C (BFB - KFB - Renault)
Druk op de knop 10, het ingebouwde
controlelampje brandt.
Druk op de toets 6 om de werking van de
achterruitverwarming te stoppen, het inge-
bouwde controlelampje dooft.
De ventilatiesnelheid wijzigen: druk op 12
of 18.
Om deze functie te verlaten, drukt u ofwel:
opnieuw op de toets 10;
een van de knoppen 14, 15 of 16.
Functie “helder zicht”
Met deze functie worden de voorruit, de zij-
ruiten vooraan, de achterruit en de buiten-
spiegels snel ontdooid en ontwasemd (af-
hankelijk van de auto). Hiermee worden
automatisch de airconditioning en de achter-
ruitverwarming ingeschakeld en wordt, af-
hankelijk van de auto, de elektrische voor-
ruitverwarming ingeschakeld.
10
14 15
12
6
18
16
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING: knop C (3/5)
3.21
NLD_UD60394_1
Climatisation automatique : commande C (BFB - KFB - Renault)
In- en uitschakelen van de
airconditioning
Normaal schakelt het systeem automatisch
de airconditioning in of uit, afhankelijk van
de weersomstandigheden.
Druk op de toets 17 om:
de airconditioning inschakelen (het con-
trolelampje verschijnt in de zone 1).
de airconditioning handmatig deactiveren
(het controlelampje in de zone 1 gaat uit).
Achterruitverwarming
Druk op de knop 6, het ingebouwde controle-
lampje brandt. De achterruit wordt nu snel
ontwasemd en de buitenspiegels worden
verwarmd (afhankelijk van de uitvoering).
U schakelt deze functie uit door opnieuw
op de toets 6 te drukken. De verwarming
schakelt na enige tijd automatisch uit.
Gebruik bij voorkeur een van de auto-
matische programma’s AUTO, SOFT
of FAST.
In de automatische stand (controle-
lampje op de knop 14, 15 of 16 licht op)
worden alle functies van de airconditio-
ning gecontroleerd door het systeem.
U kunt de keuze van het systeem wijzi-
gen; in dat geval gaat het controlelampje
op de knop 14, 15 of 16 uit.
Om terug te gaan naar de automati-
sche werkingsstand, drukt u op een van
de programma’s AUTO 15, SOFT 14 of
FAST 16.
15
6
17
14 16
1
Uitschakelen van het systeem
U schakelt het systeem uit door herhaal-
delijk op de knop 12 te drukken totdat de
boodschap OFF verschijnt in zone 1.
12
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING: knop C (4/5)
3.22
NLD_UD60394_1
Climatisation automatique : commande C (BFB - KFB - Renault)
Handmatig gebruik
Met een druk op de knop 9 kan de luchtkrin-
gloop handmatig worden bediend.
Bij langdurig gebruik van deze stand kunnen
de ruiten aan de binnenkant beslaan of weer
aanvriezen. Ook zal het in de auto, door
gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan stin-
ken.
Het wordt daarom aangeraden om terug te
gaan naar de automatische werkingsstand
door nogmaals op de knop 8 of de knop 9 te
drukken zodra de luchtkringloop niet langer
nodig is.
U schakelt deze functie uit door opnieuw op
de knop 8 of de knop 9 te drukken.
Wijzigen van de verdeling van
de lucht in het interieur
Druk op de toetsen 7 om de gewenste ver-
deling te kiezen (er licht een controlelampje
op in zone 1):
WDe lucht wordt hoofdzakelijk naar
de ontwasemingssleuven onder
de voorruit en de zijruiten voorin gevoerd.
De lucht wordt hoofdzakelijk naar
de ontwasemingsroosters in het
dashboard geleid.
De lucht wordt voornamelijk naar
de voetenruimte gevoerd.
Het ontwasemen/ontdooien heeft altijd
voorrang boven de luchtkringloop.
Luchtkringloop
Deze functie wordt automatisch geregeld,
maar u kunt ze ook handmatig inschakelen.
NB:
in de kringloopstand wordt de lucht aan-
gevoerd vanuit de auto en zonder bijmen-
ging van buitenlucht teruggevoerd in het
interieur van de auto.
de lucht circuleert in de auto zonder bij-
menging van buitenlucht (als u in een
gebied met verontreinigde lucht rijdt enz.)
en doet de temperatuur in het interieur
sneller dalen.
Automatische werking
Druk op de toets 8 (een controlelampje licht
op in zone 1).
89
1
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING: knop C (5/5)
7
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulation de la température......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
climatisation ...............................................
(page courante)
consommation de carburant ......................
(page courante)
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
mode ECO .................................................
(page courante)
entretien.....................................................
(page courante)
3.23
NLD_UD82503_3
Air conditionné : informations et conseils utilisation (BFB - KFB - Renault)
Storingen
Raadpleeg bij een storing altijd een merk-
dealer.
Minder goede werking van ontdooien,
ontwasemen of airconditioning.
Dit kan het gevolg zijn van een vervuild
patroon van het interieurfilter.
Geen gekoelde lucht.
Controleer of alle bedieningsorganen in
de juiste stand staan en de zekeringen
goed zijn. Als dit niet zo is moet u het sys-
teem stoppen.
Water onder de auto
Maak u zich niet ongerust als er condens-
water onder de auto druppelt, dit is normaal
na langdurig gebruik van de airconditioning.
Air conditionné : informations et conseils d’utilisation
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (1/3)
Stop niets in het ventilatiecir-
cuit van de auto (bijvoorbeeld
in geval van stank enz.).
Risico van explosie of brand.
Maak nooit de slangen van
de airconditioning los. Dit is
gevaarlijk voor de ogen en de
huid.
Verbruik
Het is normaal dat het brandstofverbruik
hoger is (vooral in stadsverkeer) als u de air-
conditioning gebruikt.
Voor auto’s met een airconditioning zonder
automatische werkstand, zet het systeem
uit, als u het niet meer nodig hebt.
Tips voor zuinig rijden en minder lucht-
verontreiniging
Rijd met open ventilatierooster en gesloten
ruiten. Open bij zeer warm weer of als de
auto in de zon heeft gestaan enkele minuten
de portieren voordat u start, zodat de hete
lucht uit de auto kan ontsnappen.
Onderhoud
Raadpleeg voor de controle-intervallen het
onderhoudsdocument van uw auto.
Tips voor het gebruik
In sommige gevallen, (airconditioning uit,
luchtkringloop in werking, ventilatiesnelheid
nul of laag, enz.) kunnen de ruiten van de
auto beslaan.
Als de ruiten beslagen zijn, gebruikt u de
functie “helder zicht” om het doorzicht te
verbeteren; gebruik bij voorkeur de aircondi-
tioning in de automatische werkstand om het
beslaan te voorkomen.
Gebruik de airconditioning regelma-
tig, ook bij koud weer; laat de airco ten
minste eenmaal per maand gedurende
ongeveer 5 minuten draaien.
Auto’s uitgerust met de ECO-modus
Als de ECO-modus actief is, kan de wer-
king van de airconditioning verminderen.
2.22.
3.24
NLD_UD82503_3
Air conditionné : informations et conseils utilisation (BFB - KFB - Renault)
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (2/3)
Maak het airconditionings-
systeem nooit open. Dit is
gevaarlijk voor de ogen en de
huid.
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.4 2.5.
Het koelvloeistofcircuit (waarvan sommige
componenten hermetisch zijn afgesloten)
bevat fluorhoudende broeikasgassen.
Koelvloeistof R-134a
Afhankelijk van het voertuig, u kunt de vol-
gende informatie vinden op sticker A in de
motorruimte.
De aanwezigheid en de plaats van de in-
formatie op sticker A zijn afhankelijk van de
auto.
ÑType airconditioningsvloeistof
(XXX) Type olie in het aircocir-
cuit
Raadpleeg het instructieboekje
Onderhoud
Hoeveelheid airconditio-
ningsvloeistof aanwezig
in de auto.
x,xxx kg
Global Warming Potential
oftewel aardopwar-
mingsvermogen (CO2-
equivalent).
GWP xxxx
Hoeveelheid in gewicht
en CO2-equivalent.
CO2-
equivalent
x,xxx t
A
A
3.25
NLD_UD82503_3
Air conditionné : informations et conseils utilisation (BFB - KFB - Renault)
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (3/3)
Koelvloeistof R-1234yf
Afhankelijk van het voertuig, u kunt de vol-
gende informatie vinden op sticker B in de
motorruimte.
De aanwezigheid en de plaats van de in-
formatie op sticker B zijn afhankelijk van de
auto.
ÑType airconditioningsvloeistof
(XXX) Type olie in het aircocir-
cuit
Ontvlambaar product
Raadpleeg het instructieboekje
Onderhoud
Hoeveelheid airconditio-
ningsvloeistof aanwezig
in de auto.
x,xxx kg
Global Warming Potential
oftewel aardopwar-
mingsvermogen (CO2-
equivalent).
GWP xxxx
Hoeveelheid in gewicht
en CO2-equivalent.
CO2-
equivalent
x,xxx t
B
B
désodorisation ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
qualité de l’air extérieur .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.26
NLD_UD60396_1
Fonction qualité de l’air extérieur (BFB - KFB - Renault)
Fonctions qualité de l’air extérieur et désodorisation
FUNCTIE KWALITEIT VAN DE BUITENLUCHT EN LUCHTZUIVERINGSCYCLUS
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem om de functie te openen
op het multimediascherm 1.
Kwaliteit van de buitenlucht
De luchtkwaliteit in de auto wordt getoond
via een verklarende tekst en een animatie
op het multimediascherm.
1
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van
het multimediasysteem voor meer infor-
matie.
équipements multimédia............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
téléphone ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de navigation ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
commande intégrée de téléphone mains-
libres ..........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
navigation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
radio...........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
afficheur .....................................................
(page courante)
multimédia (équipement) ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
écran
écran navigation ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
écran
affichages de navigation ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
commandes
commande sous le volant ....................
(page courante)
3.27
NLD_UD60414_1
Equipement Multimédia (BFB - KFB - Renault)
Équipements multimédia
MULTIMEDIA-UITRUSTING (1/2)
Gebruik van de telefoon
Houd u altijd aan de wettelijke
voorschriften met betrekking
tot het gebruik van dit appa-
raat.
4
Geïntegreerde bediening van
handsfree telefoon
Gebruik de bedieningen van het stuur 3 voor
de auto’s die hiermee uitgerust zijn.
Multimediasysteem
1 Multimediascherm;
2 Bediening onder het stuurwiel;
3 Bediening bij het stuurwiel;
4 Microfoon.
1
3
Raadpleeg voor de werking van dit sys-
teem de gebruiksaanwijzing.
2
prise accessoires .......................................
(page courante)
3.28
NLD_UD60414_1
Equipement Multimédia (BFB - KFB - Renault)
Multimedia-aansluitingen 5
U kunt de USB-aansluitingen of de SD-
kaartlezer gebruiken om toegang te krijgen
tot de multimedia-inhoud van uw accessoi-
res en uw systeem bij te werken (raadpleeg
de gebruiksaanwijzing van de uitrusting).
De verschillende bronnen kunnen worden
geselecteerd op het multimediascherm en
via de bediening onder het stuur.
MULTIMEDIA-UITRUSTING (2/2)
Met de USB-aansluitingen kunnen even-
eens door de technische dienst van het
merk goedgekeurde accessoires met een
maximumvermogen van 12 watt (spanning:
5 V) worden opgeladen.
Met de JACK-aansluiting kunt u naar audio
luisteren met behulp van een aux-kabel.
Sluit alleen accessoires aan
met een vermogen van maxi-
maal 12 watt.
Risico op brand.
5
5
lève-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants (sécurité) .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.29
NLD_UD63610_2
BFB Lève-vitres électriques (BFB - KFB - Renault)
Lève-vitres
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING (1/2)
1
2
3
4
5
6
Elektrische ruiten
Deze systemen werken:
bij draaiende motor;
nadat de motor is uitgezet totdat een
voorportier wordt geopend (beperkt tot
ongeveer 12 minuten);
met de motor uit, met gesloten portieren,
nadat lang op de startknop is gedrukt.
Druk of trek aan de schakelaar van een ruit
om deze omhoog of omlaag te zetten tot de
gewenste hoogte: de achterruiten kunnen
niet helemaal omlaag.
Veiligheid inzittenden achter
De bestuurder kan de werking van de ruitbediening achter uitschakelen door
schakelaar 4 in te drukken. Op het instrumentenpaneel wordt een bevestigings-
boodschap weergegeven.
Verantwoordelijkheid van de bestuurder
Laat uw sleutel of kaart nooit in de auto liggen als u de auto, ook slechts korte tijd, verlaat en
er een kind (of dier) in de auto zit. Zij kunnen zichzelf of anderen in gevaar brengen door de
motor te starten of apparatuur te bedienen zoals de versnellingshendel of de ruitbediening.
In geval van beknelling van een lichaamsdeel draait u direct de bewegingsrichting van de
ruit om door te drukken op de betreffende schakelaar.
Gevaar van ernstige verwondingen.
Leg nooit iets op de bovenkant van een
ruit: risico van beschadiging van de ruit-
bediening.
Vanaf de bestuurdersplaats bedient u de
schakelaar:
1 voor de bestuurderskant;
2 voor de passagierskant voor;
3 en 5 voor de passagiers achter.
Vanaf de passagiersplaatsen bedient u de
schakelaar 6.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
3.30
NLD_UD63610_2
BFB Lève-vitres électriques (BFB - KFB - Renault)
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING (2/2)
Op afstand sluiten van de ruiten
(auto met vier elektrische ruitbedieningen
met sneltoets).
Als u bij het vergrendelen van de portieren
van buitenaf twee keer snel achter elkaar
op de kaart drukt, of bij handsfree gebruik
op de knop van het bestuurdersportier,
sluiten alle ruiten (en het open dak, indien
aanwezig) automatisch.
Het is raadzaam het systeem alleen in te
schakelen als de gebruiker de auto goed ziet
en er niemand in de auto zit.
Storingen
Als het sluiten van de ruit niet goed werkt,
schakelt het systeem over op werking
zonder sneltoets: u kunt in dit geval de wer-
king herstellen door de schakelaar van de
betreffende ruit zo vaak te bedienen tot de
ruit geheel is gesloten en de schakelaar dan
ongeveer één seconde ingedrukt te houden
(kant sluiten) en daarna de ruit compleet te
sluiten om het systeem te resetten.
Indien nodig, raadpleeg uw merkdealer.
Wanneer u de ruiten sluit, moet
u erop letten dat er geen enkel
lichaamsdeel (arm, hand, enz.)
uit het voertuig steekt.
Gevaar van ernstige verwondingen.
Werking van de sneltoets
Dit is een aanvulling op de elektrische ruit-
bediening die hiervoor is beschreven.
Druk of trek kort en krachtig aan de schake-
laar van een ruit: de ruit gaat geheel omlaag
of omhoog. Een actie op de schakelaar stopt
de werking van de ruit.
De elektrische ruitbediening werkt niet.
De sneltoets van de elektrische ruitbedie-
ning is voorzien van hittebescherming: als
u de ruitschakelaar meer dan zestien keer
na elkaar indrukt, gaat deze in de beveiligde
modus (de ruit wordt vergrendeld).
Wat kunt u doen:
Gebruik de elektrische ruitschakelaar
kort en met tussenpozen van ongeveer
30 seconden.
Bij draaiende motor wordt de ruit ontgren-
deld nadat de schakelaar van de elektri-
sche ruitbediening circa 20 minuten niet
is gebruikt.
Opmerking: Als de ruit tijdens het sluiten op
weerstand stuit (bijvoorbeeld een tak), stopt
de ruit en schuift deze daarna enkele centi-
meters terug.
7
Handbediende ruiten
Draai de zwengel 7.
toit ouvrant .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants (sécurité) .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture/ouverture :
du toit ouvrant ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouverture/fermeture
toit ouvrant ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.31
NLD_UD62545_2
Toit ouvrant électrique (BFB - KFB - Renault)
Toit ouvrant électrique
ELEKTRISCH OPEN DAK (1/3)
Verschuiven van het gordijn 1
– Openen: druk de handgreep 2 naar ach-
teren om het gordijn naar de gewenste
stand te verplaatsen;
u sluit het gordijn: trek de handgreep 2
naar voren om het gordijn naar de ge-
wenste stand te verplaatsen.
Verschuiven van het open dak
– Kantelen: verplaats de gemarkeerde
stand 3 naar de stand A;
openen: verplaats de gemarkeerde
stand 3 naar de stand B, C of D, afhan-
kelijk van de gewenste opening;
sluiten: verplaats de gemarkeerde
stand 3 naar de stand 0.
2
1
0
ABC
D
3
1
4Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een volwassene met
een beperking of een dier in de auto
achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door de motor te starten, door
organen te bedienen zoals bijvoorbeeld
de ruitbediening, of de portieren te ver-
grendelen.
In geval van beknelling, draait u direct
de bewegingsrichting om door de
knop 4 helemaal naar rechts te draaien
(stand D).
Gevaar van ernstige verwondingen.
3.32
NLD_UD62545_2
Toit ouvrant électrique (BFB - KFB - Renault)
ELEKTRISCH OPEN DAK (2/3)
Bijzonderheden
Uw auto is uitgerust met een krachtbegren-
zer: als het dak weerstand ondervindt tijdens
het sluiten (de tak van een boom enzovoort),
stopt het dak en gaat dit weer een paar cen-
timeter verder open.
Na het sluiten op afstand van het open dak
zorgt een druk op de knop 4 ervoor dat het
open dak weer de gekozen stand inneemt
als voor het sluiten.
Het dak opent niet als het kouder is dan
-20°C. Het dak sluiten is wel mogelijk.
Op afstand sluiten van het open
dak
Als u bij het vergrendelen van de portieren
van buitenaf twee keer achter elkaar drukt
op de vergrendelingsknop van de kaart,
of in de hands-free modus op de vergren-
delingsknop van het bestuurdersportier,
sluiten alle ruiten en het open dak automa-
tisch.
Het is raadzaam het systeem alleen in te
schakelen als de gebruiker de auto goed ziet
en er niemand in de auto zit.
Voor auto’s die hiermee uitge-
rust zijn, activeert deze hande-
ling de extra portiervergrende-
ling. 1.5 of 1.13.
Zorg ervoor dat niemand in de auto is
achtergebleven.
0
ABC
D
3
4
Wanneer u het dak sluit, moet
u erop letten dat er geen enkel
lichaamsdeel (arm, hand enzo-
voort) uit de auto steekt.
Gevaar van ernstige verwondingen.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
3.33
NLD_UD62545_2
Toit ouvrant électrique (BFB - KFB - Renault)
Voorzorgsmaatregelen voor het
gebruik
Auto met beladen dakdragers.
Open het dak niet als het dak beladen is.
Controleer voor het gebruik van het open
dak, de accessoires (fietsdrager, dakkof-
fer, enz.) op de dakdragers: deze moeten
op de juiste wijze zijn bevestigd en goed
vastzitten en mogen de beweging van het
open dak niet hinderen.
Laat u door uw merkdealer informeren
over de verschillende toepassingsmoge-
lijkheden;
let op dat het dak goed gesloten is als u
de auto verlaat;
– reinig het afdichtrubber eens per drie
maanden met een door onze technische
diensten goedgekeurd product;
open het dak niet direct na een was-
beurt of een regenbui.
storingen
Als het dak niet kan worden gesloten, ver-
plaatst u de gemarkeerde stand 3 naar de
stand 0 en drukt u op de knop 4 totdat het
dak volledig is gesloten: raadpleeg een
merkdealer.
0
ABC
D
3
4
Let op, tijdens deze handeling is de
krachtbegrenzer van het open dak uitge-
schakeld. Raadpleeg zo spoedig moge-
lijk uw merkdealer.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een volwassene met
een beperking of een dier in de auto
achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door de motor te starten, door
organen te bedienen zoals bijvoorbeeld
de ruitbediening, of de portieren te ver-
grendelen.
In geval van beknelling, draait u direct
de bewegingsrichting om door de
knop 4 helemaal naar rechts te draaien
(stand D).
Gevaar van ernstige verwondingen.
ELEKTRISCH OPEN DAK (3/3)
éclairage
intérieur ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plafonnier ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
spots d’éclairage........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
spots de lecture .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage
boîte à gants ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage
de coffre ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.34
NLD_UD60399_1
Eclairage intérieur (BFB - KFB - Renault)
Opmerking: op voertuigen uitgerust met
een multimediasysteem kunt u via het multi-
mediascherm ( 1.95) het volgende:
activering van de binnenverlichting bij
openen van de bagageklep uit- of inscha-
kelen;
afhankelijk van het voertuig, de kleur van
het omgevingslicht wijzigen (8 opties).
Verlichting dashboardkastje 5
Het lampje gaat branden wanneer de klep
wordt geopend.
Binnenlicht
Met de schakelaar 3, kunt u kiezen voor:
een constant brandende verlichting;
een verlichting die gaat branden als één
van de portieren wordt geopend, Deze
dooft als de betreffende portieren goed
gesloten zijn en na enige tijd;
het onmiddellijk uitgaan.
Leesspots
Druk op de schakelaars 2 en 4.
Leesspots
Met de schakelaar 1, kunt u kiezen voor:
een constant brandende verlichting;
het onmiddellijk uitgaan.
Éclairage intérieur
Het ontgrendelen en het openen van de
portieren en de achterklep zorgen voor
het tijdelijk branden van de leeslampjes
en de lichten.
BINNENVERLICHTING (1/2)
123
4
5
3.35
NLD_UD60399_1
Eclairage intérieur (BFB - KFB - Renault)
BINNENVERLICHTING (2/2)
6
Verlichting bagageruimte 6
Het lampje gaat branden bij het openen van
de bagageruimte.
Wanneer de portieren correct gesloten
zijn, doven het binnenlicht en de andere
lichten bij het vergrendelen van de por-
tieren of starten van de motor.
6
6
pare-soleil ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
miroirs de courtoisie ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
stores pare-soleil .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
rideaux pare-soleil .....................................
(page courante)
3.36
NLD_UD60400_1
Pare-soleil, stores (BFB - KFB - Renault)
Opbergruimte kaartjes 4
Hierin kunt u kaartjes (bijvoorbeeld van een
tolweg) bevestigen.
Pare-soleil, stores
ZONNEKLEP, ZONNEGORDIJNEN
Zonneklep voor
Kantel de zonneklep 1 omlaag tegen de
voorruit of maak hem los en zet hem omlaag
tegen de zijruit.
Make-up spiegel
Til het deksel 3 omhoog.
De verlichting 2 werkt automatisch.
2
3
Tijdens het rijden moet het
klepje van de make-upspiegel
gesloten zijn. Risico van ve-
rwonding.
4
1
rangements................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
vide-poches ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aménagements ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.37
NLD_UD60401_1
Rangements, aménagements habitacle (BFB - KFB - Renault)
Rangements/aménagements habitacle
Opbergruimte in portieren 1
Hierin kunt u een fles plaatsen.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (1/4)
1
Laat geen spullen op de vloer
(bij de bestuurder) liggen. In
geval van plotseling remmen
zouden deze onder de peda-
len terecht kunnen komen, waardoor de
bestuurder deze niet meer goed kan be-
dienen.
Let op dat er geen harde,
zware of scherpe voorwerpen
in de “open” bergruimtes ge-
plaatst zijn, zodat zij tegen de
inzittenden geslingerd kunnen worden
bij het rijden door een bocht, bij plotse-
ling remmen of bij een botsing.
2
Dashboardkastje passagier
Om deze te openen, trekt u aan de hand-
greep 2.
In dit dashboardkastje passen documenten
op A4-formaat, een grote fles, enz.
Opbergruimte zonneklep 3
Hierin kunt u kaartjes (bijvoorbeeld van
een tolweg) bevestigen.
3
3.38
NLD_UD60401_1
Rangements, aménagements habitacle (BFB - KFB - Renault)
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (2/4)
Centrale opbergruimte 5
Een schuifsysteem 6 houdt de bekers vast.
Centrale opbergruimte 4
Bekerhouder 7
Let op bij het accelereren of
het rijden in een bocht, dat de
inhoud van de beker of het
blikje niet over de rand stroomt.
Risico van brandwonden als de vloeistof
warm is en/of vlekken.
Let op dat er geen harde,
zware of scherpe voorwerpen
in de “open” bergruimtes ge-
plaatst zijn, zodat zij tegen de
inzittenden geslingerd kunnen worden
bij het rijden door een bocht, bij plotse-
ling remmen of bij een botsing.
7
5
6
4
4
7
4
accoudoir
avant ....................................................
(page courante)
poignée de maintien ..................................
(page courante)
3.39
NLD_UD60401_1
Rangements, aménagements habitacle (BFB - KFB - Renault)
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (3/4)
Opbergvak in de
middenconsole 9
Plaats de verschuifbare armsteun 8 in de
achterste stand en trek deze omhoog.
89
Handgreep 10
Hieraan kan men zich vasthouden tijdens
het rijden.
Gebruik deze niet bij het in- of uitstappen.
Kledinghaken 11
10
11
Laat geen spullen op de vloer
(bij de bestuurder) liggen. In
geval van plotseling remmen
zouden deze onder de peda-
len terecht kunnen komen, waardoor de
bestuurder deze niet meer goed kan be-
dienen.
accoudoir
arrière ..................................................
(page courante)
3.40
NLD_UD60401_1
Rangements, aménagements habitacle (BFB - KFB - Renault)
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (4/4)
Opbergruimte van het
achterportier 12
12
Opbergvakken 13 in voorstoelen
Opbergruimte middenconsole
achter 14
13
Armsteun achter met
bekerhouder
Zet de armsteun 15 omlaag.
15
Let op dat er geen harde,
zware of scherpe voorwerpen
in de “open” bergruimtes ge-
plaatst zijn, zodat zij tegen de
inzittenden geslingerd kunnen worden
bij het rijden door een bocht, bij plotse-
ling remmen of bij een botsing.
Let op bij het accelereren of
het rijden in een bocht, dat de
inhoud van de beker of het
blikje niet over de rand stroomt.
Risico van brandwonden als de
vloeistof warm is en/of vlekken.
14
cendrier......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
allume-cigares ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prise accessoires .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.41
NLD_UD60402_1
Cendriers-Allume cigares (BFB - KFB - Renault)
Prise accessoires
Cendrier
Allume-cigares
ASBAK, AANSTEKER, ACCESSOIREAANSLUITING (1/2)
1
Aansteker 1
Met het contact aan drukt u de aansteker 1
naar binnen. Deze komt vanzelf met een
klikje naar buiten zodra deze gloeit. Trek
hem los. Plaats hem na gebruik in de houder
zonder hem er helemaal in te drukken.
Sluit alleen accessoires aan
met een vermogen van maxi-
maal 120 watt (12 V).
Als verschillende accessoire-
aansluitingen tegelijk worden gebruikt,
mag het totale vermogen van de aan-
gesloten accessoires niet meer zijn dan
180 watt.
Risico van brand.
23
1
Als uw auto geen aansteker en asbak
heeft, kan uw merkdealer u deze leve-
ren.
Asbak 3
Deze past in beide ruimtes 2.
Openen: trek het deksel omhoog. U kunt de
asbak legen door deze naar u toe te trekken
zodat de asbak loskomt uit de houder 2.
2
3.42
NLD_UD60402_1
Cendriers-Allume cigares (BFB - KFB - Renault)
4
Accessoireaansluitingen 4
U kunt een van de aansluitingen 4 gebrui-
ken. Deze zijn bestemd voor de aansluiting
van accessoires die zijn goedgekeurd door
onze technische dienst.
Sluit alleen accessoires aan
met een vermogen van maxi-
maal 120 watt (12 V).
Als verschillende accessoire-
aansluitingen tegelijk worden gebruikt,
mag het totale vermogen van de aan-
gesloten accessoires niet meer zijn dan
180 watt.
Risico van brand.
ASBAK, AANSTEKER, ACCESSOIREAANSLUITING (2/2)
4
appuis-tête .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.43
NLD_UD79889_5
Appuis-tête arrière (BFB - Renault)
Appuis-tête arrière
HOOFDSTEUNEN ACHTER (1/2)
Stand voor gebruik van de
middelste hoofdsteun A
Til de hoofdsteun helemaal omhoog tot deze
blokkeert.
Controleer de vergrendeling.
De hoofdsteun is een veilig-
heidsorgaan, dat altijd op zijn
plaats moet zitten en goed
moet zijn afgesteld.
A
1
Hoofdsteun middelste stoel B
opbergstand
Druk op de knop 1 in en laat de hoofdsteun
helemaal zakken.
Zet de hoofdsteun alleen in de onder-
ste stand of voorover geklapt als op-
bergstand: gebruik deze stand niet als er
iemand op de stoel zit of als het kinderzitje
is geplaatst.
B
Hoofdsteun verwijderen
Zet de hoofdsteun geheel omhoog, druk
daarna op de knop 1 en verwijder de hoofd-
steun.
Hoofdsteun terugplaatsen
Plaats de poten van de hoofdsteun in de ge-
leiders, druk op de knop 1 en druk de hoofd-
steun omlaag.
Controleer de vergrendeling.
3.44
NLD_UD79889_5
Appuis-tête arrière (BFB - Renault)
HOOFDSTEUNEN ACHTER (2/2)
Opbergstand voor de
hoofdsteunen aan de zijkant
Druk op de knop 1 en, afhankelijk van de
auto:
breng de hoofdsteun 2 volledig omlaag
met beweging A;
of
breng de hoofdsteun 3 zoveel moge-
lijk naar voren met beweging B (omlaag
brengen en kantelen).
1
B
A
2
3
1
banquette arrière .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges arrière
Fonctionnalités .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.45
NLD_UD57299_4
Banquette arrière (BFB - Renault)
Rugleuningen handmatig
neerklappen
Schuif de voorstoelen voldoende naar voren.
Zet de hoofdsteunen aan de zijkant in de
hoogste stand en laat de centrale hoofd-
steun zoveel mogelijk zakken.
Afhankelijk van de auto steekt u de gordel
in de gordelgeleider 2 om beschadiging
te voorkomen, of maakt u de gordel vast.
Hiermee worden voorkomen dat de gordel
vastraakt als de stoel weer in de gebruiks-
stand wordt gezet. Controleer in elk geval of
de autogordels correct werken.
Trek aan de hendel 1 en laat de rugleuning
zakken A.
Voor het terugplaatsen van de rugleu-
ning, gaat u in omgekeerde volgorde te
werk.
Zet de rugleuning weer omhoog en klik deze
vast tegen zijn steun.
Banquette arrière
ACHTERBANK (1/2)
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Zorg dat tijdens het bewegen
van de achterstoelen, er niets
het verankeren kan hinderen
(lichaamsdeel, dier, steentje,
doek, speelgoed, enz.).
A
1
Bij de achterbank in de stand
twee zitplaatsen met de kleine
rugleuning B naar beneden ge-
klapt, is het verboden de mid-
delste zitplaats achter te gebruiken,
omdat het onmogelijk is de gordel vast
te maken (sluitingen van de gordel niet
toegankelijk).
Controleer na het terugkan-
telen van de rugleuning of
deze weer goed is vergrendeld.
Als u stoelhoezen gebruikt,
moet u opletten dat deze de vergrende-
ling van de rugleuning niet belemmeren.
Let op de juiste stand van de autogor-
dels.
Plaats de hoofdsteunen terug.
B
2
3.46
NLD_UD57299_4
Banquette arrière (BFB - Renault)
ACHTERBANK (2/2)
Om de rugleuningen
automatisch neer te klappen
(stand vlakke vloer)
(break uitvoering)
U kunt de rugleuningen van de achterbank
automatisch ontgrendelen om een vlakke
vloer te krijgen door vanuit de bagageruimte
aan de hendel 3 te trekken.
3
Zorg dat tijdens het bewegen
van de achterstoelen, er niets
het verankeren kan hinderen
(lichaamsdeel, dier, steentjes,
doek, speelgoed, enz.).
Gebruiksomstandigheden
– stilstaande auto
– achterklep geopend
– autogordels achter vergrendeld
storingen
Als aan alle gebruiksvoorwaarden is vol-
daan en de stoelen niet worden neergeklapt,
neemt u contact op met een merkdealer.
coffre à bagages ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
porte de coffre ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
hayon .........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.47
NLD_UD79901_3
Coffre à bagages : version 4 portes (BFB - KFB - Renault)
Gebruiksomstandigheden
Zet de auto stil.
Indien u de achterklep door ijs of sneeuw
niet kunt openen, moet de achterklep ijs-
of sneeuwvrij worden gemaakt.
Als de accu leeg is of is vervangen, moet
de achterklep worden gesloten (handma-
tig indien nodig) om de gemotoriseerde
bediening opnieuw in te schakelen.
Afhankelijk van de auto kan de achterklep
op diverse manieren worden ontgrendeld en
bediend:
Met behulp van de vergrendelknop op de
sleutel met afstandsbediening 1.4;
met behulp van de vergrendelknop op de
kaart 1.9;
via de externe bediening van de achter-
klep;
met de handsfree-functie;
met de schakelaar op het dashboard.
Coffre à bagages
BAGAGERUIMTE: 4-DEURS UITVOERING (1/3)
2
Handmatig
Openen
Afhankelijk van de auto drukt u op de scha-
kelaar op het dashboard 1 of op de knop 2,
de achterklep gaat vanzelf open.
Opmerking: voordat u de achterklep opent,
moet u controleren of hiervoor genoeg
ruimte is om de auto heen.
Controleer bij het openen/slui-
ten van de achterklep of nie-
mand zich in de buurt van de
bewegende delen bevindt.
Verwondingsgevaar Let erop dat niets de beweging belem-
mert bij het openen/sluiten van de ach-
terklep.
Uit veiligheidsoverwegingen
mag u de deur alleen openen
en sluiten als de auto stilstaat.
Verwondingsgevaar
1
mains libres ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.48
NLD_UD79901_3
Coffre à bagages : version 4 portes (BFB - KFB - Renault)
BAGAGERUIMTE: 4-DEURS UITVOERING (2/3)
De sensor detecteert dat u uw voet dichter-
bij en vervolgens weer verderaf brengt en
schakelt het openen van de achterklep in.
Houd uw voet niet in de lucht.
Voer de beweging uit zonder te stoppen en
zonder de achterbumper te raken.
Met de “handsfree”-functie
Met de handsfree-functie kunt u de baga-
geruimte openen wanneer u de handen vol
hebt.
Houd de kaart op ongeveer één meter van
het middelste deel van de achterbumper
(zone B).
Ga met het contact uit op ongeveer 45 cm
van de achterbumper van de auto staan en
beweeg uw voet naar voren en achteren in
zone A.
A
B
Schakel de handsfree-functie
uit als u het volgende wilt doen:
rijden door een wasstraat;
de auto met de hand wassen;
de trekhaak gebruiken;
– ...
Risico van onbedoeld openen van de
achterklep, wat letsel kan veroorza-
ken.
2
Sluiten
Trek de achterklep omlaag, waarbij u ge-
bruik maakt van de handgreep in de klep.
3.49
NLD_UD79901_3
Coffre à bagages : version 4 portes (BFB - KFB - Renault)
De “handsfree”-functie in- en
uitschakelen
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit-
schakelen van de functie.
Selecteer «ON» of «OFF».
Bijzonderheden van het gebruik van de
“handsfree”-functie
De handsfree functie is niet langer be-
schikbaar als de auto meerdere dagen
niet gebruikt is of na ongeveer 15 minu-
ten als de auto ontgrendeld is. U schakelt
de functie opnieuw in met de ontgrendel-
knop op de kaart.
De handsfree functie is uitsluitend be-
schikbaar als de auto stilstaat en de
motor is afgezet (en niet op stand-by met
de functie Stop and start).
– De handsfree-functie werkt wellicht niet
als de auto is uitgerust met een trekhaak
of zich in een gebied met een sterk
elektromagnetisch veld bevindt.
Met de hand openen van
binnenuit
Bij een elektrische storing kunt u de achter-
klep met de hand van binnenuit openen:
kantel de rugleuning(en) van de achter-
bank naar voren, zodat u in de bagage-
ruimte kunt komen,
steek een platte schroevendraaier of
iets vergelijkbaars onder de mat boven
het mechanisme 3 en schuif de eenheid
zoals aangegeven op de tekening;
duw tegen de achterklep om hem te
openen.
3
Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik
Controleer voor het openen van de ach-
terklep dat er voldoende ruimte is om de
bediening mogelijk te maken. Zo niet dan
stopt u de beweging van de achterklep
voordat deze contact maakt.
Het systeem kan tijdelijk problemen
ondervinden als één van de opname-
elementen in de achterkant van de
bumper is bedekt (vuil, modder, sneeuw,
Strooiwagens zout, enz.). Reinig de sen-
soren. Als het probleem aanhoudt, moet
u een merkdealer raadplegen.
Opmerking: Bij zeer koud weer werkt het
automatisch openen mogelijk niet als de af-
dichtrubbers van de achterklep vastgevro-
ren zijn.
BAGAGERUIMTE: 4-DEURS UITVOERING (3/3)
Het bevestigen van een drager
(fietsdrager, bagagekoffer,
enz.) die rust op de achterklep
is verboden.
Om een drager te installeren op uw auto,
neemt u contact op met een merkdealer.
coffre à bagages ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
porte de coffre ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.50
NLD_UD60406_1
Coffre à bagages : version 5 portes (BFB - KFB - Renault)
BAGAGERUIMTE: VIJFDEURSUITVOERING
Openen
Druk op de knop 1 en trek de achterklep
omhoog.
Sluiten
Trek de klep omlaag, waarbij u het eerste
stuk gebruik kunt maken van de handgre-
pen 2 in de klep.
1
Openen van binnenuit
Bijzonderheid:
Bij een elektrische storing, kunt u de achter-
klep met de hand van binnenuit openen.
kantel de rugleuning(en) van de achter-
bank naar voren, zodat u in de bagage-
ruimte kunt komen,
steek een potlood of iets dergelijks in de
holte 3 en verschuif het geheel zoals op
de tekening aangegeven is;
duw tegen de achterklep om hem te
openen.
2
3
Het aansluiten van een drager
(fietsdrager, bagagekoffer,
enz.) die rust op de achterklep
is verboden. Om een drager te
installeren op uw auto, neemt u contact
op met een merkdealer.
tablette arrière ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
porte de coffre ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plage arrière ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.51
NLD_UD60407_1
Tablette arrière (BFB - KFB - Renault)
Verwijderen
Maak de twee koordjes 1 los (aan de kant
van de achterklep).
Tablette arrière
Leg geen zware of harde
voorwerpen op de hoeden-
plank. Bij plotseling remmen
of in geval van een ongeluk
kunnen rondslingerende spullen de inzit-
tenden in gevaar brengen.
Maak de hoedenplank 2 los en trek deze
naar u toe.
Bij het terugplaatsen gaat u in omgekeerde
volgorde te werk.
HOEDENPLANK
1
2
cache-bagages ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plage arrière ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coffre ..........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coffre à bagages ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plancher de coffre ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.52
NLD_UD60408_1
Cache-bagages (BFB - KFB - Renault)
Oprollen van het soepele deel
van de bagage-afdekking 2
Druk op de handgreep 1 om de pennen vrij
te maken van hun bevestigingspunten aan
elke kant van de bagageruimte.
Wacht tot de bagageafdekplaat is opgerold.
Cache-bagages
BAGAGE-AFDEKPLAAT
Leg geen zware of harde voorwerpen op de bagage-afdekking. Bij plotseling
remmen of in geval van een ongeluk kunnen rondslingerende spullen de inzitten-
den in gevaar brengen.
1
De bagage-afdekplaat 2
verwijderen/terugplaatsen
Schuif het deel 3 (beweging A) en til tegelij-
kertijd de rechterkant van het oprolmecha-
nisme op (beweging B).
Til daarna de linker kant van het oprolme-
chanisme op en verwijder het geheel.
Voor het terugplaatsen van de bagageaf-
dekplaat, voert u deze handelingen in omge-
keerde volgorde uit.
B
3
2
2
4
C3
A
1
A
Opbergen van de
bagageafdekplaat 2
Til deel 4 van de vloer van de bagageruimte
omhoog.
Draai de bagageafdekplaat zo dat de hand-
greep 1 zichtbaar is en naar de voorzijde
van de auto is gericht.
Leg de bagageafdekplaat in de ruimte, met
handgreep 1 naar voren, door eerst de lin-
kerkant in de houder te steken en vervol-
gens de rechterkant (beweging C) door
deel 3 te schuiven (beweging A).
Klap de vloer van de bagageruimte neer.
transport d’objets
filet de séparation ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
filet de séparation ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
crochets
d’arrimage ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anneaux d’arrimage ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
filet
de séparation de bagages ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coffre ..........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coffre à bagages ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.53
NLD_UD60409_1
Filet de séparation (BFB - KFB - Renault)
als u het net voor het eerst gebruikt, moet
u contact opnemen met een merkdea-
ler om toegang te krijgen tot de bevesti-
gingshaken 4 onder de mat;
bevestig de twee haken 5 van de netban-
den 3 aan de bevestigingshaken 4;
stel de band 3 van het net zo af, dat het
goed strak staat.
3
Filet de séparation
BAGAGESCHEIDINGSNET (1/2)
Aanbrengen van het
scheidingsnet achter de
voorstoelen
Aan beide kanten in de auto:
til het kapje 1 omhoog om bij de veranke-
ringspunten voor de bevestiging aan de
bovenkant van het net te komen;
steek het bovenste stangetje van het
net 2 in de verankeringspunten;
Afhankelijk van de auto, is het handig bij het
vervoer van dieren of bagage om deze af te
scheiden van het passagiersdeel.
Het net kan op twee manieren geplaatst
worden:
achter de achterbank A;
achter de voorstoelen B.
Het bagagescheidingsnet kan
een massa van maximaal
10 kg tegenhouden.
Verwondingsgevaar Installeer het bagagescheidingsnet niet op deze plaats als er iemand op een ach-
terstoel zit.
A
B
1
2
5
4
3.54
NLD_UD60409_1
Filet de séparation (BFB - KFB - Renault)
BAGAGESCHEIDINGSNET (2/2)
6
– bevestig de haak 9 van de netband aan de
verankeringen 10
– stel de netband 8 af zodat deze goed
strak zit. De rugleuningen mogen het baga-
gescheidingsnet niet raken.
Aanbrengen van het
scheidingsnet achter de
achterstoelen
Aan beide kanten in de auto:
til het kapje 6 omhoog om bij de rail voor
de bevestiging aan de bovenkant van het
net te komen;
steek het bovenste stangetje 7 van het
net in de rail;
10
9
6
78
rangements................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coffre à bagages ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
rangements/aménagements
coffre ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anneaux d’arrimage ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plancher mobile .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
crochets
porte-sacs ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
crochets
d’arrimage ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.55
NLD_UD60410_1
Aménagements coffre à bagages (BFB - KFB - Renault)
Rangements, aménagements du coffre à bagages
OPBERGRUIMTES, INDELING BAGAGERUIMTE (1/5)
Plaats de te vervoeren voorwerpen altijd
zo dat de zwaarste tegen de rugleuning
van de achterbank steunen.
2
Opbergruimte onder de mat
U kunt hierbij komen door de mat van de ba-
gageruimte 1 op te tillen met het lipje 2.
1
3
2
1
3
4
De dubbele bodem kan met de haak 4 in de
houder 3 worden vastgemaakt.
3
3.56
NLD_UD60410_1
Aménagements coffre à bagages (BFB - KFB - Renault)
Plaats van de scheidingsplaat
Hiermee kunt u de bagageruimte in twee af-
zonderlijke ruimtes onderverdelen.
Schuif uw vingers onder de ruimtes 7.
C
A
Opbergstand
Dit biedt meer ruimte voor opslag in de ba-
gageruimte:
Verwijder achtereenvolgens onderdeel B
en onderdeel A van de losse bodem-
plaat;
leg achtereenvolgens onderdeel A en on-
derdeel B onder de steunen 5 en 6.
B
OPBERGRUIMTES, INDELING BAGAGERUIMTE (2/5)
7
Losse bodemplaat
(break uitvoering)
Deze bestaat uit twee onafhankelijke
delen, A en B.
Als de achterstoelen worden neergeklapt,
ontstaat er een vlakke vloer.
56
Maximaal toegelaten belasting op de
losse bodemplaat als deze plat ligt:
50 kg gelijkmatig verdeeld.
A
B
3.57
NLD_UD60410_1
Aménagements coffre à bagages (BFB - KFB - Renault)
Bergruimte onder de bodem
Om er toegang toe te krijgen tilt u onder-
deel B van de losse bodemplaat met behulp
van de handgreep 8, en legt u dat op onder-
deel A.
OPBERGRUIMTES, INDELING BAGAGERUIMTE (3/5)
C
8
B
Klap onderdeel C omhoog tot het blokkeert.
9A
10
Til onderdeel A op met behulp van de hand-
greep 10 en leg het op de nokken 9.
9
3.58
NLD_UD60410_1
Aménagements coffre à bagages (BFB - KFB - Renault)
OPBERGRUIMTES, INDELING BAGAGERUIMTE (4/5)
De zwaarste voorwerpen plaatst u zo laag mogelijk op de laadvloer. Zet de lading
indien mogelijk vast aan de bevestigingspunten 11 (indien aanwezig) op de vloer
van de laadruimte. De lading moet zo geplaatst zijn dat niets naar voren geslin-
gerd kan worden in geval dat de bestuurder plotseling moet remmen. Maak de
autogordels van de zitplaatsen achter vast, ook als deze niet bezet zijn.
11
Bevestigingshaken
Bevestigingspunten 11.
Als uw auto geen bevestigingshaken
heeft, kunt u deze bij uw merkdealer
kopen.
Plaats de te vervoeren voorwerpen altijd
zo dat de zwaarste tegen de rugleuning
van de achterbank steunen.
11
11
3.59
NLD_UD60410_1
Aménagements coffre à bagages (BFB - KFB - Renault)
Opbergruimte 13
(break uitvoering)
13
Tassenhaak 12
Maximum gewicht per haak: 5 kg.
OPBERGRUIMTES, INDELING BAGAGERUIMTE (5/5)
12
12
transport d’objets
dans le coffre .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anneaux d’arrimage ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
caravanage ................................................
(page courante)
remorquage
attelage ................................................
(page courante)
coffre à bagages ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.60
NLD_UD79891_2
Transport d’objets dans le coffre (BFB - KFB - Renault)
Transport d’objets dans le coffre
VERVOER VAN BAGAGE
Let er bij het vervoer op dat de voorwerpen
met hun langste zijde steunen tegen ofwel:
– De rugleuning van de achterbank bij nor-
male belading (voorbeeld A)
De rugleuningen van de voorstoelen met
de rugleuningen van de achterstoelen
neergeklapt als u grote voorwerpen moet
vervoeren (geval B).
Zorg ervoor dat de vervoerde voorwerpen ge-
lijkmatig over de laadruimte worden verdeeld.
Als u voorwerpen op de neergeklapte rugleu-
ning wilt plaatsen, moet u eerst de hoofdsteu-
nen verwijderen voordat u de rugleuning neer-
klapt, zodat de rugleuning zo dicht mogelijk
tegen het zitkussen kan kantelen.
A1
De zwaarste voorwerpen
plaatst u zo laag mogelijk op de
laadvloer.
Zet de lading indien moge-
lijk vast aan de bevestigingspunten 1
(indien aanwezig) op de vloer van de
laadruimte.
De lading moet zo geplaatst zijn dat
niets naar voren geslingerd kan worden
in geval dat de bestuurder plotseling
moet remmen.
Maak de autogordels van de zitplaatsen
achter vast, ook als deze niet bezet zijn.
B
remorquage
attelage ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
caravanage ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
attelage
montage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
attelage ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
remorquage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.61
NLD_UD76899_5
Transport d’objets : attelage (BFB - KFB - Renault)
Transport d’objets : attelage
Maximale kogeldruk op trekhaak,
max. aanhangermassa geremd en on-
geremd: 6.12.
Keuze en monteren van een trekhaak
Maximale massa van de trekhaak:
– 36 kg (vijfdeursuitvoering);
– 37 kg (vierdeurs- en estate-uitvoerin-
gen).
Het is niet toegestaan een mechani-
sche sleepuitrusting (kogel, haak, etc.)
te monteren die zonder gereedschap
kan worden verwijderd of intrekbaar is
als deze niet eenvoudig kan worden ver-
wijderd of verplaatst wanneer ze niet in
gebruik is.
Raadpleeg het montagevoorschrift van
de uitrusting voor de montage en de
voorwaarden voor het gebruik.
Het is raadzaam deze voorschriften bij
uw instructieboekje te bewaren.
VERVOER VAN VOORWERPEN: trekhaak
A
A: max. 896 mm (5-deurs uitvoering)
A: max. 1 120 mm (Estate-uitvoering)
A: max. 1 127 mm (4-deurs uitvoering)
De verlichting of de kentekenplaat
mogen niet worden geblokkeerd door
de sleepuitrusting als deze niet in ge-
bruik is. Mechanische sleepuitrustingen
(kogel, trekhaak, enz.) die zonder ge-
reedschap kunnen worden verwijderd
of intrekbaar zijn, moeten worden ver-
wijderd of verplaatst wanneer ze niet in
gebruik zijn.
In alle gevallen moet u zich houden aan
de voorschriften van het land waarin u
zich bevindt.
Raak het uitlaatsysteem niet
aan.
Risico van brandwonden.
barres de toit..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
galerie
barres de toit ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.62
NLD_UD60413_1
Barres de toit (BFB - KFB - Renault)
Barres de toit
DAKDRAGERS (1/2)
Bevestigingspunten vrijmaken
Als de originele dakdragers,
die goedgekeurd zijn door onze
technische dienst, geleverd
worden met bouten, gebruik
dan uitsluitend deze voor het bevestigen
van de dakdragers op de auto.
111
Auto’s zonder dakdragers
Open de portieren om bij de inzetstukken
voor de bevestiging 1 te kunnen komen.
Raadpleeg uw merkdealer voor het kiezen van de uitrusting die aangepast is aan uw auto.
Voor de montage en de gebruiksomstandigheden van de dragers raadpleegt u de monta-
gevoorschriften van de uitrusting.
Het is raadzaam deze voorschriften bij uw instructieboekje te bewaren.
Max. dakbelasting: 6.12.
3.63
NLD_UD60413_1
Barres de toit (BFB - KFB - Renault)
DAKDRAGERS (2/2)
Voorzorgsmaatregelen voor het
gebruik
Gebruik van de achterklep
Controleer voor het gebruik van de achter-
klep, de voorwerpen en/of accessoires (fiet-
sendrager, dakkoffer, enz.) op de dakdra-
gers: deze moeten op de juiste wijze zijn be-
vestigd en goed vastzitten en mogen de be-
weging van de achterklep niet hinderen.
3
Auto’s met dakdragers
De inzetstukken 3 bevinden zich op de dak-
dragers 2.
Het aansluiten van een drager
(fietsdrager, bagagekoffer,
enz.) die rust op de achterklep
is verboden. Om een drager te
installeren op uw auto, neemt u contact
op met een merkdealer.
2
3.64
NLD_UD38235_1
Filler NU (BFB - Renault)
4.1
NLD_UD81451_8
Sommaire 4 (BFB - KFB - Renault)
Hoofdstuk 4: Onderhoud
Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2
Oliepeil van de motor: algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.4
Oliepeil van de motor: (bij)vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.5
Motorolie verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.7
Peilen: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.8
koelvloeistof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.8
remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.9
ruitensproeierreservoir . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.10
Filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.10
Accu. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.11
Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.13
Onderhoud van de carrosserie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.15
Onderhoud van de bekleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.18
capot moteur..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
entretien :
mécanique ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouverture/fermeture
capot moteur ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture/ouverture :
du capot moteur ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.2
NLD_UD60416_1
Capot moteur (BFB - KFB - Renault)
Capot moteur
MOTORKAP (1/2)
Veiligheidshaak van de
motorkap
Om deze te ontgrendelen, duwt u tegen het
lipje 3 en tilt u tegelijkertijd de motorkap op.
Motorkap openen
Zet de motorkap met de hand omhoog, deze
wordt ondersteund met behulp van twee
gasveren 2.
Om deze te openen trekt u aan de hand-
greep 1, links van het dashboard.
1
Druk niet op de motorkap:
risico van ongewenst sluiten
van de motorkap.
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.4 2.5.
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Verwondingsgevaar
3
2
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
4.3
NLD_UD60416_1
Capot moteur (BFB - KFB - Renault)
MOTORKAP (2/2)
Sluiten van de motorkap
Controleer of er geen gereedschap of
andere voorwerpen in de motorruimte zijn
achtergebleven.
Om de motorkap te sluiten, pakt u het
midden van de motorkap en laat u deze van
30 cm hoogte dichtvallen. Hij vergrendelt
door zijn gewicht.
Controleer de vergrendeling
van de kap.
Controleer of niets de vergren-
deling belemmert (steentje,
doek, enz.).
Zorg er na alle werkzaamhe-
den in de motorruimte voor dat
u niets vergeet (doeken, ge-
reedschap enz.).
Deze kunnen de motor beschadigen of
brand veroorzaken.
Bij een botsing, zelfs een lichte,
tegen de grille of de motorkap,
moet u zo snel mogelijk het
vergrendelingssysteem van
de motorkap laten controleren door een
merkdealer.
huile moteur ...............................................
(page courante)
vidange moteur ..........................................
(page courante)
niveaux :
huile moteur .........................................
(page courante)
entretien :
mécanique ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveau d’huile moteur ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
jauge d’huile moteur ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.4
NLD_UD79894_3
Niveau huile moteur : généralités (BFB - KFB - Renault)
Niveau huile moteur : généralités
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: algemeen
Iedere motor verbruikt wat olie voor het
smeren en koelen van de bewegende delen
in de motor. Het is daarom normaal dat u
tussen twee onderhoudsbeurten olie moet
bijvullen.
Indien u na de inrijperiode echter meer dan
0,5 liter olie per 1000 km moet bijvullen,
dient u dit aan een merkdealer te melden.
Controleer het oliepeil regelmatig en
in ieder geval voor elke grote reis: vul
indien nodig tijdig olie bij om ernstige
schade aan de motor te voorkomen.
Aflezen van het oliepeil
De auto moet horizontaal staan en de motor
mag geruime tijd niet hebben gedraaid.
Voor het exacte oliepeil en het controle-
ren of het maximumpeil niet overschre-
den is (risico op schade aan motor), moet
u de peilstaaf gebruiken.
Afhankelijk van de auto waarschuwt het dis-
play van het instrumentenpaneel uitsluitend
als het oliepeil minimaal is.
Haal de peilstaaf eruit en veeg hem af
met een droge en niet pluizende doek;
steek de peilstaaf weer zo diep mo-
gelijk in zijn houder, (als de motor een
“peildop” C heeft, draait u deze geheel
vast);
haal de peilstaaf weer uit de motor;
– lees het peil af; dit mag nooit lager zijn
dan de markering “MINIA en nooit
hoger dan de markering “MAXIB.
Als u het peil heeft gelezen, moet u de peil-
staaf tegen de aanslag terugplaatsen of de
peildop geheel vastdraaien.
C
A
B
A
B
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.4 2.5.
Overschrijding van het
maximumpeil van de
motorolie
Het maximumpeil B mag nooit
worden overschreden: dit kan leiden tot
schade aan de motor en het antiveront-
reinigingssysteem.
Als het peil boven het maximum is, start
de motor dan niet en roep de hulp in
van een merkdealer.
Motorolie bijvullen
Gebruik een trechter of be-
scherm het gedeelte rond te
vulopening om te voorkomen
dat er motorolie op een warm gedeelte
van de motorruimte of een gevoelig on-
derdeel (d.z.w. elektrische onderdelen)
terechtkomt.
Risico van brand.
huile moteur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveau d’huile moteur ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
entretien :
mécanique ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
filtre :
à huile ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
capacités huile moteur...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
vidange moteur ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveaux :
huile moteur .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
qualité d’huile moteur ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.5
NLD_UD71085_3
Niveau huile moteur : appoint, remplissage (BFB - KFB - Renault)
Niveau huile moteur : appoint remplissage
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen, aftappen (1/3)
(Bij)vullen
De auto moet horizontaal staan en de motor
moet koud zijn (bijvoorbeeld voordat u ‘s
morgens wegrijdt).
Draai de dop 1 los;
vul bij (in de regel ligt de hoeveelheid
tussen de aflezingen “mini" en "maxi" op
de peilstok 2 tussen 1,5 en 2 liter, afhan-
kelijk van de motor);
wacht 20 minuten om de olie naar bene-
den te laten zakken in de motor;
controleer het peil met de peilstaaf 2
zoals hiervoor is beschreven.
Als u het peil heeft gelezen, moet u de peil-
staaf tegen de aanslag terugplaatsen of de
peildop geheel vastdraaien.
Vul nooit bij tot boven het peil “maxi" en
vergeet niet de dop 1 en de peilstaaf 2
weer terug te plaatsen.
1
1
2
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.4 2.5.
2
1
2
Motorolie bijvullen
Gebruik een trechter of be-
scherm het gedeelte rond te
vulopening om te voorkomen
dat er motorolie op een warm gedeelte
van de motorruimte of een gevoelig on-
derdeel (d.z.w. elektrische onderdelen)
terechtkomt.
Risico van brand.
4.6
NLD_UD71085_3
Niveau huile moteur : appoint, remplissage (BFB - KFB - Renault)
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen, aftappen (2/3)
1
2
(Bij)vullen
De auto moet horizontaal staan en de motor
moet koud zijn (bijvoorbeeld voordat u ‘s
morgens wegrijdt).
Draai de dop 1 los;
vul bij (in de regel ligt de hoeveelheid
tussen de aflezingen “mini" en "maxi" op
de peilstok 2 tussen 1,5 en 2 liter, afhan-
kelijk van de motor);
wacht 20 minuten om de olie naar bene-
den te laten zakken in de motor;
controleer het peil met de peilstaaf 2
zoals hiervoor is beschreven.
Als u het peil heeft gelezen, moet u de peil-
staaf tegen de aanslag terugplaatsen of de
peildop geheel vastdraaien.
Vul nooit bij tot boven het peil “maxi" en
vergeet niet de dop 1 en de peilstaaf 2
weer terug te plaatsen.
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.4 2.5.
1
2
Motorolie bijvullen
Gebruik een trechter of be-
scherm het gedeelte rond te
vulopening om te voorkomen
dat er motorolie op een warm gedeelte
van de motorruimte of een gevoelig on-
derdeel (d.z.w. elektrische onderdelen)
terechtkomt.
Risico van brand.
4.7
NLD_UD71085_3
Niveau huile moteur : appoint, remplissage (BFB - KFB - Renault)
Oliepeil bijvullen en/of con-
troleren: let er bij het bijvullen
of controleren van het oliepeil
op dat er geen olie op de mo-
toronderdelen lekt.
Vergeet niet de dop goed te sluiten en de
peilstaaf terug te plaatsen om te voorko-
men dat er olie op hete motoronderde-
len spat.
Risico van brand.
Vidange moteur
Soort motorolie
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Laat de motor nooit in een af-
gesloten ruimte draaien: uit-
laatgassen zijn giftig.
Olie aftappen: let op bij het af-
tappen van hete olie dat u zich
er niet aan brandt.
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen.
Overschrijding van het
maximumpeil van de
motorolie
Het maximumpeil mag nooit
worden overschreden: dit kan leiden tot
schade aan de motor en het antilucht-
verontreinigingssysteem.
Als het peil boven het maximum is, start
de motor dan niet en roep de hulp in
van een merkdealer.
Olie verversen
Interval: raadpleeg het onderhoudsdocu-
ment van uw auto.
Inhoud bij verversen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto of neem contact op met een merk-
dealer.
Controleer het motoroliepeil altijd met
behulp van de peilstaaf zoals hiervoor is uit-
gelegd (het mag nooit lager dan het mini-
mumpeil of hoger dan het maximumpeil van
de peilstaaf zijn).
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Verwondingsgevaar.
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar.
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen, aftappen (3/3)
niveaux :
liquide de refroidissement ....................
(page courante)
réservoir
liquide de refroidissement ....................
(page courante)
liquide de refroidissement..........................
(page courante)
niveaux ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
liquide de refroidissement moteur .............
(page courante)
4.8
NLD_UD60419_1
Niveaux (BFB - KFB - Renault)
Interval voor het vervangen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Regelmatige controle van het peil
Controleer regelmatig het peil van de
koelvloeistof (de motor kan ernstig bescha-
digen door een gebrek aan koelvloeistof).
Vul uitsluitend bij met door onze technische
dienst goedgekeurde producten die zorgen
voor een bescherming van het koelsysteem:
een bescherming tegen bevriezen;
bescherming tegen corrosie van het koel-
circuit.
Niveaux :
liquide de refroidissement moteur
PEILEN, FILTERS (1/3)
Koelvloeistof
Bij stilstaande motor en op een horizontale
ondergrond, moet het peil bij koude motor
liggen tussen de merktekens “MINI" en
"MAXI" aangegeven op het koelvloeistofre-
servoir 1.
Vul bij koude motor bij, voordat het peil be-
neden het “MINI”-merkteken is gedaald.
Zolang de motor warm is,
mogen er geen werkzaamhe-
den aan de motor en het koel-
systeem worden uitgevoerd.
Risico van brandwonden.
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
1
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.4 2.5.
liquide de freins .........................................
(page courante)
niveaux :
liquide de frein .....................................
(page courante)
réservoir
liquide de freins ....................................
(page courante)
4.9
NLD_UD60419_1
Niveaux (BFB - KFB - Renault)
liquide de frein
PEILEN, FILTERS (2/3)
Remvloeistofpeil
Controleer regelmatig het peil van de rem-
vloeistof en zeker als u bij het remmen een
verschil, hoe gering ook, opmerkt.
Controle van het peil moet bij stilstaande
motor en op horizontale ondergrond plaats-
vinden.
Peil 2
Het is normaal dat het remvloeistofpeil daalt
met het slijten van de remblokken, maar het
mag nooit beneden het MINI -merkteken
komen.
Als u zelf de slijtage van de schijven en
trommels wilt controleren, dan kunt u bij de
merkdealer of op de web-site van de con-
structeur een document verkrijgen met een
controlemethode.
Vullen
Na werkzaamheden aan het hydraulische
circuit moet de remvloeistof worden vervan-
gen door een deskundige.
Gebruik hiervoor uitsluitend door onze tech-
nische dienst goedgekeurde remvloeistof uit
een verzegelde verpakking.
Interval voor het vervangen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
2
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.4 2.5.
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen
niveaux :
réservoir lave-vitre ...............................
(page courante)
lave-vitres ..................................................
(page courante)
filtre :
à air ......................................................
(page courante)
filtre :
habitacle ..............................................
(page courante)
filtre :
à huile ..................................................
(page courante)
filtre
à gazole ...............................................
(page courante)
réservoir
lave-vitres ............................................
(page courante)
4.10
NLD_UD60419_1
Niveaux (BFB - KFB - Renault)
réservoir lave-vitres
Filtres
PEILEN, FILTERS (3/3)
ruitensproeierreservoir
Vullen
Open, bij stilstaande motor, de dop 3, vul bij
totdat u de vloeistof ziet, sluit de dop weer.
NB: controleer regelmatig het peil van het
reservoir door vloeistof bij te vullen voordat
u een route aanvat.
Vloeistof
Product voor ruitensproeiers. Gebruik ‘s win-
ters een antivriesmiddel. Gebruik producten
die erkend zijn door een merkdealer.
Opmerking: gebruik geen zuiver water
(risico op beschadiging van de aanzuig-
pomp, kalkafzetting op de pomp en de
sproeiers).
Sproeiers
Raadpleeg een merkdealer om de sproeiers
van de voorruit in de juiste stand te richten.
Filters
Het vervangen van de filters (luchtfilter, inte-
rieurfilter, brandstoffilter) maakt deel uit van
het onderhoudsprogramma van uw auto.
Interval voor het vervangen van de fil-
ters: raadpleeg het onderhoudsdocument
van uw auto.
3
batterie.......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
entretien :
mécanique ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
batterie
entretien ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
batterie
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.11
NLD_UD63287_2
Batterie (BFB - KFB - Renault)
Batterie
ACCU (1/2)
1
De accu 1 is onderhoudsvrij. U mag de
accu niet openen of er vloeistof aan toe-
voegen.
Afhankelijk van de auto, controleert een
systeem continu de capaciteit van de accu.
Als deze afneemt, verschijnt de boodschap
Accu zwak start de motor” op het instru-
mentenpaneel. Start in dat geval de motor
weer. De boodschap verdwijnt. Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.4 2.5.
De capaciteit van uw accu kan verminderen,
vooral als u uw auto gebruikt:
voor korte ritten;
in stadsverkeer;
als de temperatuur daalt;
bij langdurig gebruik van stroomverbrui-
kers (radio enz.) bij stilstaande auto.
4.12
NLD_UD63287_2
Batterie (BFB - KFB - Renault)
ACCU (2/2)
Sticker A
Houd u aan de indicaties op de accu:
2 Open vuur en roken verboden;
3 oogbescherming verplicht;
4 op afstand van kinderen houden;
5 explosieve stoffen;
6 raadpleeg het instructieboekje;
7 corrosieve stoffen.
Vervangen van de accu
A
2 3 4
567
Teneinde uw veiligheid en een
goede werking van de elektri-
sche uitrustingen van de auto
te waarborgen (lampen, ruiten-
wisser, rembekrachtiging), moet elk on-
derhoud aan de accu (demontering, los-
koppeling...) verplicht worden uitgevoerd
door een gespecialiseerd vakman.
Risico op brandwonden door elektri-
sche schokken.
Houd u aan de vervangingsintervallen in
het onderhoudsboekje. U mag deze niet
overschrijden.
De accu is van een specifiek type; u
moet deze vervangen door hetzelfde
type.
Roep de hulp in van een merkdealer.
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
gonflage des pneumatiques ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de surveillance de pression des
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.13
NLD_UD60421_1
Pression de gonflage des pneumatiques (BFB - KFB - Renault)
Pression de gonflage des pneumatiques
BANDENSPANNINGEN (1/2)
A
Sticker A
Open het bestuurdersportier om het te lezen.
De bandenspanning dient bij koude banden
te worden gecontroleerd.
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen. Verlaag nooit de spanning van
een warme band.
Auto met een controlesysteem voor ban-
denspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. 2.32.
A
C
D
FE
G
B
C
E
E
F
F
B: bandenmaat van uw auto.
C: voorziene rijsnelheid.
D : aanbevolen bandenspanning voor een
optimaal brandstofverbruik.
NB: het rijcomfort kan hierdoor minder
zijn.
E: bandenspanning voor.
F: bandenspanning achter.
G: bandenspanning van het reservewiel.
Auto’s gebruikt bij maximale
belasting (maximum
toegelaten totaalmassa) en
met een aanhangwagen.
De maximumsnelheid is beperkte tot
100 km/uur en de bandenspanning
moet worden verhoogd met 0,2 bar.
6.12.
Kans op klapband.
4.14
NLD_UD60421_1
Pression de gonflage des pneumatiques (BFB - KFB - Renault)
BANDENSPANNINGEN (2/2)
Veiligheid van de banden en monteren
van sneeuwkettingen: 5.13 voor meer
informatie over de onderhoudsvoorwaarden
en de voorwaarden voor het monteren van
sneeuwkettingen op diverse uitvoeringen
van de auto.
Voor uw veiligheid en voor de
naleving van de geldende we-
tgeving.
Als de banden moeten worden
vervangen, dan mag dit alleen gebeuren
met even grote banden van hetzelfde
merk, hetzelfde type en dezelfde struc-
tuur op eenzelfde profiel.
Deze moeten: ten minste hetzelfde
laadvermogen en dezelfde maxi-
mumsnelheid als de oorspronkelijke
banden hebben, ofwel voldoen aan de
door de merkdealer gestelde eisen.
Indien u deze instructies niet respec-
teert, kunt u uw veiligheid in gevaar
brengen en is uw auto mogelijk niet
conform de voorschriften.
Risico op verlies van de controle over
de auto.
entretien :
carrosserie ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lavage ........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
peinture
entretien ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
protection anticorrosion .............................
(page courante)
4.15
NLD_UD79893_3
Entretien de la carrosserie (peinture mate) (BFB - KFB - Renault)
Entretien de la carrosserie
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (1/3)
Wat u moet doen
Was uw auto regelmatig, met de motor uit,
met door onze technische diensten geselec-
teerde shampoos (nooit met schuurmidde-
len).
Sproei vooraf grondig schoon:
de aanslag door luchtverontreiniging,
bloeiende bomen (linden bijvoorbeeld);
modder uit de wielkuipen en onder de bo-
demplaat die anders lange tijd het vocht
kunnen vasthouden;
de uitwerpselen van vogels, die een
chemische reactie met de lak veroorza-
ken waardoor deze snel kan ontkleuren
en zelfs kan loslaten;
Deze vlekken moet u direct wegwassen,
want zij kunnen later niet meer door poet-
sen worden verwijderd;
zout, dat vooral in de wielkuipen en onder
de bodemplaat achterblijft na te hebben
gereden op wegen waar gestrooid is.
Ontdoe de auto regelmatig van plantenres-
ten (hars, bladeren enz.).
Een goed onderhouden auto gaat langer
mee.
Daarom wordt aangeraden de buitenkant
van de auto regelmatig te onderhouden.
Uw auto is op doelmatige wijze tegen roest-
vorming beschermd. Toch staat hij bloot aan
de invloed van verschillende parameters.
Agressieve stoffen in de lucht
luchtverontreiniging in steden en in in-
dustriegebieden;
zilte lucht langs de kust, vooral bij warm
weer;
wisselende klimaatinvloeden en verande-
ringen in de vochtigheidsgraad (wegen-
zout in de winter, water waarmee de weg
wordt schoongespoeld enz.).
Kleine beschadigingen in het dagelijks
gebruik
Schurende stoffen
Stof in de lucht, zand, modder, opspattende
steentjes, enz.
Er zijn een aantal maatregelen nodig om de
hierboven genoemde gevaren te bestrijden.
Houd rekening met lokale voorschriften
inzake het wassen van een auto (bv. niet op
de openbare weg).
Houd bij het rijden op pas geasfalteerde
wegen afstand van de andere auto’s om be-
schadiging van lak en ruiten door opspat-
tend grind te voorkomen.
Kleine beschadigingen van de lak moet
u snel herstellen of laten herstellen zodat
roest ook daar geen kans krijgt.
Laat uw merkdealer regelmatig de carrosse-
rie inspecteren als de auto een plaatwerkga-
rantie heeft.
Raadpleeg het onderhoudsboekje.
Mechanische onderdelen, scharnierende
delen, enz. moeten na reiniging altijd op-
nieuw worden beschermd met een door
onze technische diensten goedgekeurd pro-
duct.
Bij de merkdealer vindt u een uitgebreid
gamma speciale onderhoudsproducten.
4.16
NLD_UD79893_3
Entretien de la carrosserie (peinture mate) (BFB - KFB - Renault)
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (2/3)
Ontvetten of reinigen met
behulp van een hoge-
drukreiniger of sproeipro-
ducten die niet door onze
technische dienst zijn goed-
gekeurd.
mechanische delen (bijv. de motor-
ruimte);
de wielen (bijv. remsysteemcomponen-
ten zoals remklauwen);
onderkant carrosserie;
scharnierende delen (bijv. aan de portie-
ren);
gelakte plastic delen aan de buitenkant
(bijv. bumpers).
Hierdoor kunnen oxidatie of storingen ont-
staan.
Wat u niet moet doen
De auto wassen in felle zon of als het vriest.
Vuil of insectenresten wegkrabben, zonder
ze eerst met water los te weken.
De auto verwaarlozen zodat vuil zich kan
ophopen.
Kleine beschadigingen niet (laten) bijwer-
ken.
Vlekken of aanslag verwijderen met op-
losmiddelen die niet door onze technische
diensten zijn geselecteerd. De lak kan hier-
door worden aangetast.
Vaak door sneeuw en modder rijden zonder
de auto te wassen, met name de wielkuipen
en de bodemplaat.
4.17
NLD_UD79893_3
Entretien de la carrosserie (peinture mate) (BFB - KFB - Renault)
Rijden door een wasstraat
Zet de schakelaar van de ruitenwisser terug
in de ruststand 1.112.
Controleer de bevestiging van de uitrusting
aan de buitenkant, extra lampen, achteruit-
kijkspiegels; zet de ruitenwisserbladen vast
met tape.
Verwijder de spriet van de radioantenne
indien uw auto hiermee is uitgerust.
Denk eraan na het wassen het tape te ver-
wijderen en de antenne terug te plaatsen.
Reinigen van de koplampen,
de opname-elementen en de
camera’s
Veeg deze schoon met een zachte doek of
poetskatoen.
Bevochtig als dit niet voldoende is de doek
dan met een sopje en spoel altijd af met een
zachte doek of watten.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig af met een
droge zachte doek.
Gebruik geen reinigingsmiddelen met al-
cohol of gereedschap zoals een ijskrab-
ber.
Bijzonderheid van auto’s met
matte lak
Voor dit type lak moeten bepaalde voor-
zorgsmaatregelen worden genomen.
Wat u moet doen
De auto overvloedig met de hand met water
wassen en daarbij een zachte doek, spons,
enz. gebruiken.
Wat u niet moet doen
Producten op basis van was gebruiken (op-
wrijven).
Te hard wrijven.
De auto wassen in een wasstraat.
Stickers op de lak plakken (risico op achter-
blijvende resten).
De auto reinigen met een
hogedrukreiniger.
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (3/3)
Reinigen van stickers,
decoratiefolie, enz.
Wat u moet doen
Veeg deze schoon met een zachte doek of
poetskatoen.
Bevochtig met een klein beetje zeepsop en
veeg schoon met een zachte doek of poets-
katoen.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig af met een
droge zachte doek.
Wat u niet moet doen
Producten op basis van alcohol gebruiken.
Gereedschap gebruiken (bijv. schraper).
Te hard wrijven.
Reinig het gebied met
een hogedrukreiniger.
entretien :
garnitures intérieures ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
garnitures intérieures
entretien ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
nettoyage :
intérieur véhicule ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.18
NLD_UD62625_6
Entretien des garnitures intérieures (X61 - X38 - X62 - X67 - X92 - X10 - X98 - X52 - X87 - H79 Ph2 - X82 - X07 - JFC - HFE - BFB - KFB - XFD - XHA - XFA - X52 Ph2 -
Entretien des garnitures intérieures
Ruiten van instrumenten
(bijv. instrumentenpaneel, klok, buitenther-
mometer, enz.)
Veeg deze schoon met een zachte doek of
poetskatoen.
Als dat onvoldoende is, gebruik dan een
in zeepsop gedrenkte doek (of poetska-
toen) en veeg de ruit voorzichtig na met een
andere vochtige doek of poetskatoen.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig af met
een droge zachte doek.
Gebruik geen producten met alcohol en/
of spuit vloeistoffen in dit gebied.
Autogordels
Deze moeten goed schoon worden gehou-
den.
Gebruik producten die door de merkdealer
worden geleverd of lauw zeepsop en een
spons; veeg de gordels met een doek droog.
Gebruik geen wasmiddelen of kleurstof-
fen omdat deze de gordels kunnen aan-
tasten.
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (1/2)
Textiel (stoelen,
deurbekleding ...)
Stofzuig het textiel regelmatig.
Vloeistofvlekken
Gebruik zeepsop.
Absorbeer de vlek of duw er lichtjes op (nooit
wrijven) met een zachte doek. Spoel daarna
het restant af en absorbeer dit.
Vlekken van vaste of halfvaste
substanties
Verwijder restanten van vaste of halfvaste
substanties onmiddellijk met behulp van
een spatel (ga daarbij vanaf de randen naar
het midden van de vlek om te voorkomen
dat deze wordt uitgesmeerd).
Reinig zoals aangegeven voor vloeistofvlek-
ken.
Snoep en kauwgom verwijderen
Leg een ijsblokje op de vlek om deze te laten
uitharden en ga daarna te werk zoals aange-
geven voor vaste vlekken.
Een goed onderhouden auto gaat langer
mee. Daarom wordt aangeraden de binnen-
kant van de auto regelmatig te onderhou-
den.
Een vlek moet altijd snel behandeld worden.
Reinig de bekleding (ongeacht het soort
vlek) met koud of lauwwarm zeepsop op
basis van natuurlijke zeep.
Gebruik geen detergenten (afwasmiddel,
producten in poedervorm, producten op
alcoholbasis enz.).
Gebruik een zachte doek.
Spoel het restant af en absorbeer dit.
Multimediascherm
Onderhoud van het scherm kan afhanke-
lijk zijn van het type multimedia-apparatuur.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Raadpleeg de merkdealer voor advies
over het onderhoud van het interieur en/
of bij een onbevredigend resultaat.
4.19
NLD_UD62625_6
Entretien des garnitures intérieures (X61 - X38 - X62 - X67 - X92 - X10 - X98 - X52 - X87 - H79 Ph2 - X82 - X07 - JFC - HFE - BFB - KFB - XFD - XHA - XFA - X52 Ph2 -
Wat u niet moet doen
Plaats geen voorwerpen zoals deodorant,
parfum, enz. bij de ventilatieroosters; deze
kunnen de bekleding van het dashboard
aantasten.
Gebruik van een hogedruk-
reiniger of sproeiproducten
in het interieur van de auto:
als geen bijzondere voorzorgsmaatrege-
len worden genomen, bestaat het gevaar
dat elektrische en elektronische compo-
nenten in de auto defect raken.
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (2/2)
Verwijderen/terugplaatsen
van oorspronkelijk in de auto
aangebrachte afneembare
uitrusting
Als u afneembare uitrusting moet verwijde-
ren om het interieur schoon te maken (bij-
voorbeeld matten), moet u altijd zorgen dat
u ze correct en aan de goede kant terug-
plaatst (de bestuursmat moet aan de kant
van de bestuurder worden teruggeplaatst)
en vastzet met de elementen die bij de uit-
rusting zijn geleverd (de bestuurdersmat bij-
voorbeeld, moet altijd worden vastgezet met
behulp van de voorgeïnstalleerde bevesti-
gingselementen).
Controleer altijd, terwijl de auto nog stilstaat,
of niets de besturing hindert (obstakel onder
de pedalen, een hak die achter de mat blijft
hangen, enzovoort).
4.20
NLD_UD38235_1
Filler NU (BFB - Renault)
5.1
NLD_UD81452_8
Sommaire 5 (BFB - KFB - Renault)
Hoofdstuk 5: Praktische tips
Lekke band, Reservewiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2
Pompset voor de banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.5
De gereedschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.8
Sierkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.10
Verwisselen van een wiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.11
Banden (veiligheid, wielen, wintergebruik) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.13
Koplampen (vervangen van een lamp) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.16
Achterlichten en markeringslichten (lampen vervangen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.18
Binnenverlichting: lampen vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.25
Zekeringen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.28
Accu. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.30
Kaart: batterij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.32
FM-afstandsbediening: batterijtjes. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.34
Installatie en gebruik van accessoires: belangrijke adviezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.36
Ruitenwisser (vervangen van een ruitenwisserblad) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.37
Slepen: pech . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.39
Storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.41
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
roue de secours .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
kit de gonflage des pneumatiques .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison
pneumatiques ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison
roue de secours ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.2
NLD_UD60425_1
Crevaison, roue de secours (BFB - KFB - Renault)
Crevaison / Roue de secours
In geval van een lekke band
Afhankelijk van de auto, beschikt u over een
oppompset voor de banden of een reserve-
wiel (raadpleeg de volgende bladzijdes).
Bijzonderheid
Het controlesysteem van de bandenspan-
ning controleert niet de spanning van de re-
serveband (het wiel dat door het reservewiel
is vervangen, verdwijnt van het display op
het instrumentenpaneel). 2.32.
Laat het reservewiel regelmatig door uw dealer controleren. Na verloop van tijd
kan het door veroudering onbruikbaar worden.
Auto’s met een reservewiel dat kleiner is dan de andere vier wielen:
Monteer nooit meer dan één reservewiel op een auto.
Doordat het reservewiel een kleinere diameter heeft dan het oorspronkelijke wiel, is de
bodemhoogte van de auto kleiner geworden.
Vervang zo snel mogelijk het reservewiel door een wiel van dezelfde maat als het origi-
nele wiel.
Bij tijdelijke gebruik van dit reservewiel, mag de rijsnelheid niet hoger zijn dan de snel-
heid die op de sticker op het wiel aangegeven staat.
De montage van dit wiel kan het rijgedrag van uw auto veranderen. Voorkom snel op-
trekken en krachtig remmen en verminder uw snelheid in bochten.
Als u sneeuwkettingen moet gebruiken, monteer dan het reservewiel op de achteras en
controleer de bandenspanning.
LEKKE BAND, RESERVEWIEL (1/3)
Als u de auto heeft stilgezet
in de berm van de weg, moet
u de andere weggebruikers
waarschuwen door middel van
de gevarendriehoek of op een andere,
in het land waar u bent, voorgeschreven
manier.
5.3
NLD_UD60425_1
Crevaison, roue de secours (BFB - KFB - Renault)
LEKKE BAND, RESERVEWIEL (2/3)
Reservewiel 3
Dit bevindt zich in de bagageruimte.
2
1
4
3
5
Auto niet uitgerust met een
subwoofer
Om erbij te kunnen komen:
open de bagageruimte
Til de mat van de bagageruimte 1 op met
behulp van het lipje 2 (of de handgreep,
afhankelijk van de auto).
Draai de centrale bevestiging 6 los, u
vindt deze onder de krik 4.
Verwijder de gereedschapsset 5.
verwijdert u het reservewiel.
Auto uitgerust met een
subwoofer
Om erbij te kunnen komen:
open de bagageruimte
Til de mat van de bagageruimte 1 op met
behulp van het lipje 2 (of de handgreep,
afhankelijk van de auto).
Draai de centrale bevestiging 6 los, u
vindt deze onder de krik 4.
Verwijder de gereedschapsset 5.
Ontkoppel de stroomkabel van de sub-
woofer 7;
verwijder de subwoofer.
verwijdert u het reservewiel.
6
7
Verwijder de subwoofer 7, plaats deze
terug en sluit deze weer aan in dezelfde
stand. Wees voorzichtig. Zo niet dan
kunt u de goede werking van de sub-
woofer verstoren.
Het is niet raadzaam om de subwoofer te vervangen en aan te sluiten in het geval van een
lekke band; dit kan leiden tot schade aan de subwoofer.
5.4
NLD_UD60425_1
Crevaison, roue de secours (BFB - KFB - Renault)
LEKKE BAND, RESERVEWIEL (3/3)
Controleer of de wieldra-
ger altijd vergrendeld, met of
zonder het reservewiel erin.
Kans op ongevallen.
Als het reservewiel zich onder
de auto bevindt, moet u het re-
servewiel loshalen voordat u
de auto omhoog zet.
Verwondingsgevaar
Reservewiel 11
Dit bevindt zich onder de auto.
Om erbij te kunnen komen:
In de bagageruimte, til het deksel 9 van
de mat van de bagageruimte op;
Verwijder de dop.
Gebruik uitsluitend de wielsleutel 8
(ander gereedschap kan het mecha-
nisme beschadigen) om de moer voor-
zichtig linksom (beweging A) los te
draaien; het wiel zakt tot op de grond.
Til, onder de auto, de handgreep 10
omhoog en duw er vervolgens tegen
(beweging B) om de wielhouder te laten
zakken tot op de grond.
Trek het wiel 11 naar u toe; de plastic ge-
leider onder het wiel helpt daarbij.
Verwijder de plastic geleider van het wiel
voordat u dit op de auto bevestigt.
8
9
A
10
11
8
B
De wielhouder terugplaatsen:
Gebruik de wielsleutel 8 om de moer
rechtsom volledig vast te schroeven (be-
weging A omgekeerd).
Zorg ervoor dat de wielhouder goed ge-
plaatst en vergrendeld is:
Plaats de dop terug, en vervolgens de af-
dekkap 9.
Opmerking: bij de 4-deurs uitvoering van
de auto plaatst u de lekke band in de ba-
gageruimte.
Raak het uitlaatsysteem niet
aan.
Risico van brandwonden.
kit de gonflage des pneumatiques .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
gonflage des pneumatiques ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.5
NLD_UD60426_1
Kit de gonflage des pneumatiques (BFB - KFB - Renault)
Kit de gonflage des pneumatiques
POMPSET VOOR DE BANDEN (1/3)
De set is uitsluitend bestemd
en goedgekeurd voor het op-
pompen van banden van een
auto die met deze set uitgerust
is.
In geen geval mag de set gebruikt
worden voor het oppompen van banden
van een andere auto of enig ander op-
pompbaar voorwerp (zwemband, boot,
enz.).
Voorkom dat de huid in contact komt met
de vloeistof tijdens de reparatiehandelin-
gen. Als toch druppeltjes ontsnappen,
moet u deze overvloedig afspoelen.
Houd de reparatieset uit de buurt van
kinderen.
Gooi het lege reservoir niet in de natuur.
Lever het in bij uw merkdealer of bij een
depot voor klein chemisch afval.
Het reservoir heeft een beperkte houd-
baarheid die is aangegeven op zijn
etiket. Controleer de houdbaarheidsda-
tum.
Ga bij een merkdealer langs om de
pompslang en het reservoir met het re-
paratieproduct te laten vervangen.
A
B
De set repareert beschadigde
banden waarvan het loopvlak A
beschadigd is door een voor-
werp van minder dan 4 millime-
ter. Hij repareert niet alle typen lekken,
zoals sneden van meer dan 4 millimeter,
sneden aan de zijkant B van de band,
enz.
Controleer ook of de velg in goede staat
is.
Verwijder niet het voorwerp dat de oor-
zaak is van de lekkage als dit nog in de
band zit.
Gebruik de pompset niet als de
band beschadigd is door het
rijden met een lekke band.
Controleer dus zorgvuldig de
zijkant van de banden voor het repare-
ren.
Bovendien kan het rijden met zachte
of zelfs platte (of lekke) banden de vei-
ligheid in gevaar brengen en de band
onbruikbaar maken.
Deze reparatie is tijdelijk
Een lekke band moet zo snel mogelijk
worden gerepareerd en vóór terugplaat-
sing door een deskundige worden on-
derzocht.
Voor het vervangen van een band die
met behulp van deze set gerepareerd is,
moet u de specialist op de hoogte bren-
gen.
Tijdens het rijden kan een trilling gevoeld
worden door de aanwezigheid van het
product in de band.
système de surveillance de pression des
pneumatiques ............................................
(page courante)
5.6
NLD_UD60426_1
Kit de gonflage des pneumatiques (BFB - KFB - Renault)
POMPSET VOOR DE BANDEN (2/3)
Gebruik bij een lekke band, de set die is op-
geborgen in de bagageruimte of onder de
bodemplaat van de bagageruimte (afhanke-
lijk van de auto). 3.55.
Auto met een controlesysteem voor ban-
denspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. 2.32.
Voordat u de set gebruikt zet
u de auto aan de kant van
de weg, ver genoeg van het
verkeer, schakelt u de alarm-
knipperlichten in, zet u de parkeerrem
vast, laat u alle inzittenden uit de auto
stappen en zorgt u dat deze zich op vei-
lige afstand van het verkeer bevinden.
NB: terwijl de fles leegloopt (ongeveer
30 seconden), geeft de manometer 6 kort
een druk tot 6 bar aan, waarna de span-
ning weer daalt.
Corrigeer de spanning: om deze te ver-
hogen gaat u door met het oppompen
met de set, om deze te verlagen drukt u
op de knop 8.
Als u de auto heeft stilgezet in de berm van de weg, moet u de andere weggebrui-
kers waarschuwen door middel van de gevarendriehoek of op een andere, in het
land waar u bent, voorgeschreven manier.
Draaiende motor, parkeerrem aangetrok-
ken:
sluit de slang 4 van de compressor aan
op de toevoer van de fles 9;
haal de dop van de pompaansluiting van
de fles 3;
schroef het dopje van het ventiel van het
betreffende wiel los en schroef de pomp-
aansluiting van de fles 3 erop;
koppel de accessoires los die eerder
waren aangesloten op de accessoireaa-
nsluitingen van het voertuig;
sluit de stekker 7 beslist aan op de ac-
cessoireaansluiting van uw auto;
Druk op 5 om de band op te pompen tot
de aanbevolen spanning. 4.13;
na maximaal 15 minuten stopt u het
pompen om de spanning af te lezen (op
de manometer 6).
5 63
9
7
4
8
5.7
NLD_UD60426_1
Kit de gonflage des pneumatiques (BFB - KFB - Renault)
POMPSET VOOR DE BANDEN (3/3)
3
Als na 15 minuten de minimum spanning
van de band van 1,8 bar nog niet is be-
reikt, dan is reparatie niet mogelijk. Ga
niet rijden, maar neem contact op met
een merkdealer.
Als de band correct is opgepompt, verwijdert
u de set:
Schroef de pompdop 3 langzaam los
zodat het product niet ontsnapt, en berg
de fles op in een plastic zak zodat het niet
weglekt.
Plak het etiket met de rijvoorschriften
(onderaan op de fles) op een voor de
bestuurder zichtbare plaats op het dash-
board.
Berg de set op.
Als de band na de eerste keer oppompen
nog steeds lek is, moet er worden gere-
den om het gat te vullen.
– Rijd direct weg en rijd tussen de 20 en
60 km/u om het product gelijkmatig in de
band te verdelen, en stop na 3 kilometer
rijden om de spanning te controleren.
Als de spanning hoger is dan 1,3 bar
maar lager dan de voorgeschreven
waarde, corrigeer deze dan (raadpleeg
de sticker op de zijkant van het bestuur-
dersportier); als dit niet zo is, neem dan
contact op met een merkdealer - repara-
tie is niet mogelijk.
Let op, als een ventieldopje
ontbreekt of niet goed vast-
gezet is, kan er lucht uit de
banden ontsnappen en de ban-
denspanning afnemen.
Zorg altijd dat de ventieldopjes gelijk
zijn aan de originele en dat ze helemaal
vastgezet zijn.
Na een reparatie met behulp
van de set, mag u niet meer
dan 200 km rijden. Verminder
bovendien uw snelheid en rijd
in elk geval niet sneller dan 80 km/u. Het
etiket dat u op een zichtbare plaats op
het dashboard moet plakken, herinnert
u hieraan.
Afhankelijk van het land of de plaatse-
lijke voorschriften, moet een met de
pompset gerepareerde band worden
vervangen.
Laat geen voorwerpen bij de
voeten van de bestuurder
liggen. In geval van plotseling
remmen zouden deze voorwer-
pen onder de pedalen terecht kunnen
komen, waardoor de bestuurder deze
niet meer goed zou kunnen bedienen.
Voorzorgsmaatregel bij het
gebruik van de set
de set mag niet langer dan 15 minuten aan-
eengesloten gebruikt worden.
bloc outils...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé d’enjoliveur ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
cric .............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
manivelle ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé de roue .................................................
(page courante)
anneaux de remorquage ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.8
NLD_UD60427_1
Outils (BFB - KFB - Renault)
Outils
GEREEDSCHAP (1/2)
Gereedschapset
(afhankelijk van de auto)
Voor toegang tot de toolkit 1: til de mat in de
bagageruimte en/of de beweegbare bodem-
plaat op. 3.55.
1
3
Gereedschapskoffer
(afhankelijk van de auto)
Voor toegang tot het gereedschap ontgren-
delt u de steun 2 door deze een kwartslag te
draaien. Verwijder het klepje 3.
De gereedschapsset is vastgezet met een
band.
3
3
2
2
5.9
NLD_UD60427_1
Outils (BFB - KFB - Renault)
De aanwezigheid van gereedschap is afhan-
kelijk van de auto.
Krik 5
Bij auto’s met een gereedschapsset schuift
u de klem 4 op de gereedschapsset naar de
voorzijde van de auto. Verwijder de krik.
Vouw de krik correct op voordat u deze weer
in de houder plaatst (let op dat u de wiel-
moersleutel 6 goed terugplaatst).
Wieldop gereedschap 7
Voor het verwijderen van de wieldoppen.
Boutgeleider 8
Hiermee kunnen wielbouten vast/los gezet
worden voor auto’s met aluminium velgen.
10
7
9
6
8
5
Laat nooit gereedschap in de
auto rondslingeren. Dit is ge-
vaarlijk als u plotseling moet
remmen. Plaats na gebruik
de gereedschappen weer goed in hun
steun en berg deze correct op in zijn
houder: risico van verwonding.
Als wielbouten zijn meegeleverd, ge-
bruik deze bouten dan alleen voor het
reservewiel: raadpleeg de sticker op het
reservewiel.
Gebruik de krik alleen voor het verwis-
selen van een wiel. De krik mag nooit als
steun bij werkzaamheden onder de auto
worden gebruikt.
Sleepoog 9
5.39
Wielmoersleutel 10
Hiermee draait u de wielbouten en het sleep-
oog 9 los en zet u deze weer vast.
4
GEREEDSCHAP (2/2)
clé d’enjoliveur ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enjoliveurs .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.10
NLD_UD60428_1
Enjoliveur (BFB - KFB - Renault)
Verwijder de wieldop door middel van de
sleutel 1 die u vindt in de gereedschapsset
en die u steekt in de daarvoor bestemde
opening naast het ventiel 2 (om achter het
metalen klemmetje te haken).
Om hem weer terug te plaatsen, richt u hem
ten opzichte van ventiel 2. Duw de haak-
jes er in, te beginnen met kant A daarna B
en C, en eindig met de kant tegenover het
ventiel D.
Opmerking: bij gebruik van antidiefstalbou-
ten 5.11.
Enjoliveur
WIELDOP
Laat nooit gereedschap in de
auto rondslingeren. Dit is ge-
vaarlijk als u plotseling moet
remmen. Plaats na gebruik
de gereedschappen weer goed in hun
steun en berg deze correct op in zijn
houder: risico van verwonding.
1
2
A
B
D
C
changement de roue..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
levage du véhicule
changement de roue ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
cric .............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé de roue .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.11
NLD_UD62844_2
Changement de roue (BFB - KFB - Renault)
Changement de roue
VERWISSELEN VAN EEN WIEL (1/2)
Auto met krik en wielmoersleutel
Verwijder de wieldop (indien van toepas-
sing).
Draai de wielbouten iets los met de wiel-
moersleutel 2. Plaats deze zo dat u deze
naar beneden kunt drukken.
Houd de krik 3 horizontaal, met de kop van
de krik noodzakelijkerwijs bij de metalen
versterkingsplaat die het dichtst bij het be-
treffende wiel is en is aangegeven met een
pijl 1.
Draai de krik met de hand omhoog zodat u
de voet van de krik vlak op de grond kunt
zetten, iets binnen de rand van de carros-
serie.
Draai de zwengel een paar slagen tot het
wiel vrijkomt van de grond.
Schakel de alarmknipperlich-
ten in.
Parkeer de auto op veilige af-
stand van het verkeer op een
horizontale, stroeve en stevige onder-
grond.
Zet de parkeerrem vast en schakel een
versnelling in (eerste of achteruit, of P bij
een automatische transmissie).
Laat alle inzittenden uitstappen en houd
hen op veilige afstand van het verkeer.
Als u de auto heeft stilgezet
in de berm van de weg, moet
u de andere weggebruikers
waarschuwen door middel van
de gevarendriehoek of op een andere,
in het land waar u bent, voorgeschreven
manier.
3
2
1
Als het reservewiel zich onder
de auto bevindt, moet u het re-
servewiel loshalen voordat u
de auto omhoog zet.
Verwondingsgevaar.
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
système de surveillance de pression des
pneumatiques ............................................
(page courante)
5.12
NLD_UD62844_2
Changement de roue (BFB - KFB - Renault)
Draai de wielbouten geheel los en neem het
wiel van de naaf.
Plaats het reservewiel op de naaf en draai
het wiel rond tot de gaten voor de wielbouten
samenvallen.
Als het reservewiel eigen bouten heeft, mag
u deze bouten uitsluitend gebruiken voor
het reservewiel. Controleer of het wiel goed
tegen de naaf is gedrukt, zet de bouten vast
en draai de krik los.
Als het wiel op de grond rust, zet u de bouten
goed vast, en moet u het vastzetten en de
bandenspanning van het reservewiel zo snel
mogelijk laten controleren.
Opmerking: bij de 4-deurs uitvoering, met
het reservewiel onder de auto, plaatst u de
lekke band in de bagageruimte.
Antidiefstalbouten
Als u antidiefstalbouten gebruikt, moet
u deze bouten zo dicht mogelijk bij het
ventiel plaatsen (risico dat de wieldop
niet gemonteerd kan worden).
Als u merkt dat een band lek is
moet u direct stoppen en het
reservewiel monteren.
Een lekke band moet zo snel
mogelijk worden gerepareerd en vóór
terugplaatsing door een deskundige
worden onderzocht.
VERWISSELEN VAN EEN WIEL (2/2)
Auto met een controlesysteem voor ban-
denspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. 2.32.
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
roues (sécurité)..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.13
NLD_UD60430_1
Pneumatiques (BFB - KFB - Renault)
Pneumatiques (sécurité pneumatiques, roues, utilisation hivernale)
BANDEN (1/3)
Onderhoud van de banden
De banden van uw auto moeten altijd aan de
wettelijke voorschriften voldoen. Bovendien
moeten de banden, in het belang van een
goede wegligging van uw auto, van het-
zelfde merk zijn en hetzelfde profiel hebben.
De banden moeten in goede staat verkeren
en voldoende profiel hebben; de merken die
door onze technische dienst zijn goedge-
keurd, zijn voorzien van slijtagecontrole-
stiften 1.
De banden vormen de enige verbinding
tussen de auto en het wegdek, het is daarom
van het grootste belang dat zij in goede staat
verkeren.
Houd u strikt aan de wettelijke voorschriften
op dit gebied.
Als het loopvlak van een band tot aan deze
stiften is weggesleten, worden ze zicht-
baar 2: u moet dan deze band laten vervan-
gen, omdat er nog slechts 1,6 mm profiel
overblijft, waardoor de band op een natte
weg onvoldoende grip heeft.
Ook door overbelasting, door het langdurig
snel rijden bij hoge buitentemperaturen en
door het regelmatig rijden op slechte wegen,
kunnen de banden worden beschadigd,
waardoor de veiligheid in gevaar komt.
Bestuurdersfouten, zoals
“rijden tegen een stoeprand”,
kunnen de banden en de
velgen beschadigen, en de
voorwielen of achterwielen ontregelen.
Laat in dat geval hun staat door een
merkdealer controleren.
2
1
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
système de surveillance de pression des
pneumatiques ............................................
(page courante)
roue de secours .........................................
(page courante)
5.14
NLD_UD60430_1
Pneumatiques (BFB - KFB - Renault)
BANDEN (2/3)
Bandenspanning
Houd u aan de bandenspanningen (inclusief
het reservewiel), controleer de bandenspan-
ningen ten minste eenmaal per maand en
zeker voor een lange rit (raadpleeg de stic-
ker op de zijkant van het bestuurderspor-
tier).
Controleer de spanning bij koude banden;
houd geen rekening met een hogere waarde
bij warm weer of na een snel gereden rit.
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Bijzonderheid
Afhankelijk van de auto, heeft deze een
adapter die u op het ventiel moet plaatsen
voordat u de band oppompt.
Auto met een controlesysteem voor
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. 2.32.
Reservewiel
5.2, 5.11.
Het kruisen van de wielen
Wij raden u af de wielen onderling van plaats
te verwisselen.
Door een te lage banden-
spanning ontstaat vroegtijdige
slijtage en worden de banden
abnormaal heet, met alle ge-
volgen van dien voor de veiligheid:
slechte wegligging,
risico van een klapband of het losla-
ten van het loopvlak.
De bandenspanning is afhankelijk van
de belasting en de snelheid. Pas de ban-
denspanning aan de gebruiksomstan-
digheden aan (raadpleeg de sticker op
de zijkant van het bestuurdersportier).
Let op, als een ventieldopje
ontbreekt of niet goed vast-
gezet is, kan er lucht uit de
banden ontsnappen en de ban-
denspanning afnemen.
Zorg altijd dat de ventieldopjes gelijk
zijn aan de originele en dat ze helemaal
vastgezet zijn.
pneumatiques
pneus neige .........................................
(page courante)
pneumatiques
remplacement ......................................
(page courante)
remplacement
pneumatiques ......................................
(page courante)
pneumatiques
pneus cloutés .......................................
(page courante)
pneumatiques
chaines ................................................
(page courante)
changement de roue..................................
(page courante)
5.15
NLD_UD60430_1
Pneumatiques (BFB - KFB - Renault)
Spijkerbanden
Het gebruik van spijkerbanden is slechts
onder bepaalde omstandigheden toege-
staan. Houd u aan de ter plaatse geldende
voorschriften, en rijd niet sneller dan de
daarmee toegelaten maximum snelheid.
Indien u voor deze banden kiest, moeten zij
in ieder geval links en rechts voor worden
gemonteerd.
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen mogen uitsluitend rond
de voorwielen worden gelegd.
Als een te grote bandenmaat is gemonteerd,
kunnen er mogelijk geen sneeuwkettin-
gen worden gemonteerd.
BANDEN (3/3)
De banden in de winter
Winterbanden
Voor een optimale grip van uw auto raden
wij u aan deze banden op alle vier wielen
te monteren. Let op deze banden hebben
soms een pijl met de draairichting en een in-
dicatie van de maximum snelheid die lager
kan liggen dan de topsnelheid van uw auto.
Het gebruik van sneeuwkettin-
gen is alleen mogelijk in com-
binatie met even grote banden
als die oorspronkelijk zijn ge-
monteerd op uw auto.
Wij raden u in ieder geval aan een merkdealer te raadplegen. Hij weet als geen ander welke
voorzieningen het beste bij uw auto passen.
Verwisselen van een wiel
Het kan enkele minuten duren,
afhankelijk van de rijstijl, voor-
dat het controlesysteem van
de bandenspanning de nieuwe plaats
van de wielen en de spanning heeft ver-
werkt, controleer de bandenspanning na
elke ingreep.
Wielen van 17” of meer zijn
niet geschikt voor sneeuw-
kettingen.
Als u specifieke uitrustingen
wenst te gebruiken, raadpleeg dan een
merkdealer.
Vervangen van de banden
Voor uw veiligheid en voor de
naleving van de geldende we-
tgeving.
Als de banden vervangen
moeten worden, mag dit alleen gebeu-
ren door even grote banden van hetzel-
fde merk, met dezelfde eigenschappen
en met hetzelfde profiel.
Moeten ze: ten minste hetzelfde laad-
vermogen en dezelfde maximumsnel-
heid als de oorspronkelijke banden
hebben, ofwel voldoen aan de door
de merkdealer gestelde eisen.
Indien u deze instructies niet respec-
teert, kunt u uw veiligheid in gevaar
brengen en is uw auto mogelijk niet
conform de voorschriften.
Risico op verlies van de controle over
de auto.
ampoules
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de croisement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de position ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de route ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lampes
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
avant ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
remplacement des lampes ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de brouillard .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clignotants .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.16
NLD_UD60431_1
Projecteur avant : remplacement des lampes (BFB - KFB - Renault)
Wijzig niet zelf de bedrading
van de auto want door een ver-
keerde aansluiting kan de elek-
trische installatie worden be-
schadigd (bedrading, organen en in het
bijzonder de dynamo). Laat eventuele
veranderingen door een merkdealer uit-
voeren. Hij beschikt over de noodzake-
lijke onderdelen.
Voertuigen met LED-koplampen
Dagrijverlichting/markeringslichten/
richtingaanwijzers 1
Raadpleeg een merkdealer.
Grootlichten 2
Raadpleeg een merkdealer.
Dimlichten 3
Raadpleeg een merkdealer.
Projecteurs avant (remplacement des lampes)
KOPLAMPEN: de lampen vervangen (1/2)
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Verwondingsgevaar
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
1
4
2
3
Mistlichten voor 4
Raadpleeg een merkdealer.
Extra lampen
Vraag uw merkdealer om advies als u mist-
lichten op uw auto wilt monteren.
5.17
NLD_UD60431_1
Projecteur avant : remplacement des lampes (BFB - KFB - Renault)
KOPLAMPEN: de lampen vervangen (2/2)
Zorg dat u altijd een doos met reserve-
lampen en -zekeringen in de auto hebt,
deze is verkrijgbaar bij uw merkdealer.
7
8
9
Voertuigen met halogeen
koplampen
Dagrijverlichting/markeringslichten/
richtingaanwijzers 7
Raadpleeg een merkdealer.
Dimlicht met halogeenlampen 6
Vervangen van de lamp:
de motorkap te openen;
verwijder de kap B;
Draai de lamphouder een kwartslag 11;
haal de lamp eruit.
B
A
10
11
Mistlichten voor 8
Ga via de onderkant van de auto naar de
lamphouder;
maak het klepje 9 los;
draai de lamphouder een kwartslag;
haal de lamp eruit.
Lamptype: H16.
Controleer na het terugplaatsen van de lamp
of deze goed is vergrendeld.
Grootlicht met halogeenlamp 5
Vervangen van de lamp:
de motorkap te openen;
verwijder de kap A;
trek aan de lamphouder 10;
haal de lamp eruit.
Type lamp 5 en 6 : H7.
Gebruik uitsluitend anti-U.V. 55W lampen
om de plastic ruit van de koplampen niet te
beschadigen.
Raak het lampglas niet aan. Houd de
lamp vast aan de metalen voet.
Vergeet niet, na het vervangen van de lamp,
de kap terug te plaatsen.
56
ampoules
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clignotants .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de stop .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lampes
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de position ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de brouillard .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de plaque d’immatriculation .................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de recul ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
répétiteurs latéraux ....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.18
NLD_UD60432_1
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (BFB - KFB - Renault)
Feux arrière et latéraux (remplacement des lampes)
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (1/7)
5-deurs uitvoering
Remlichten/markeringslichten 1
Raadpleeg een merkdealer.
Markeringslichten 2
Raadpleeg een merkdealer.
Achteruitrijlicht 3
Raadpleeg een merkdealer.
5
Richtingaanwijzers 4
Raadpleeg een merkdealer.
Derde remlicht 5
Raadpleeg een merkdealer.
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Verwondingsgevaar
1
3
2
42
Mistachterlicht 6 of 7
Raadpleeg een merkdealer aangezien de
schildbumper achteraan gedemonteerd
moet worden.
Lamptype: P21W.
67
5.19
NLD_UD60432_1
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (BFB - KFB - Renault)
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (2/7)
Zijknipperlichten 9 en
welkomstverlichting 10
Raadpleeg een merkdealer aangezien de
spiegel gedemonteerd moet worden.
9
Kentekenverlichting 8
Raadpleeg een merkdealer.
8
10
5.20
NLD_UD60432_1
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (BFB - KFB - Renault)
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (3/7)
Break uitvoering
Remlichten/markeringslichten 1
Raadpleeg een merkdealer.
Markeringslichten 2
Raadpleeg een merkdealer.
Achteruitrijlicht 3
Raadpleeg een merkdealer.
Richtingaanwijzers 4
Raadpleeg een merkdealer.
Derde remlicht 5
Raadpleeg een merkdealer.
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Verwondingsgevaar
Mistachterlicht 6 of 7
Raadpleeg een merkdealer aangezien de
schildbumper achteraan gedemonteerd
moet worden.
Lamptype: P21W.
1
3
2
42
5
76
5.21
NLD_UD60432_1
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (BFB - KFB - Renault)
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (4/7)
13 14
12
Zijknipperlichten 9 en
welkomstverlichting 10
Raadpleeg een merkdealer aangezien de
spiegel gedemonteerd moet worden.
Kentekenverlichting 8
Raadpleeg een merkdealer.
5.22
NLD_UD60432_1
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (BFB - KFB - Renault)
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (5/7)
4-deurs uitvoering
Markeringslicht 3
Raadpleeg een merkdealer.
Toegang tot de lamphouders 6 en 7
Open de achterklep, verwijder het afdek-
kapje 4 om bij de schroef te komen 5 en
draai deze los.
Verwijder het achterlichthuis.
Richtingaanwijzer 2
Draai de lamphouder 7 een kwart slag en
maak de lamp los.
Lamptype: PY21W.
4
5
Remlicht 1
Draai de lamphouder 6 een kwart slag en
maak de lamp los.
Lamptype: P21W.
Plaats de lamphouder terug en duw tegen
het achterlichthuis totdat dit vergrendelt.
Controleer of het licht goed vergrendeld is.
Draai de schroef 5 vast en plaats het afdek-
kapje 4 terug.
67
1
2
3
5.23
NLD_UD60432_1
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (BFB - KFB - Renault)
Draai de lamphouder 9 een kwart slag en
maak de lamp los.
Lamptype: W16W.
Bij het monteren
Ga bij het monteren te werk in omgekeerde
volgorde en let op dat de bedrading niet
wordt beschadigd.
Achteruitrijlicht
Maak vanuit de bagageruimte het afdek-
kapje op de binnenvoering 8 van de achter-
klep los met een schroevendraaier.
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (6/7)
9
8
Derde remlicht 10
Raadpleeg een merkdealer.
Mistachterlicht 11
Raadpleeg een merkdealer aangezien de
schildbumper achteraan gedemonteerd
moet worden.
Lamptype: P21W.
11
10
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Verwondingsgevaar
5.24
NLD_UD60432_1
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (BFB - KFB - Renault)
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (7/7)
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Verwondingsgevaar
Zijknipperlichten 14 en
welkomstverlichting 15
Raadpleeg een merkdealer aangezien de
spiegel gedemonteerd moet worden.
14
Kentekenplaatverlichting met
conventionele lampen 12
(Afhankelijk van de auto)
Maak de verlichting 12 los met behulp
van een platte schroevendraaier;
verwijder het kapje van het lamphuis om
bij de lamp te kunnen komen.
Lamptype: W5W.
12
15
Led-kentekenplaatverlichting 13
(Afhankelijk van de auto)
Raadpleeg een merkdealer.
13
ampoules
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage :
intérieur ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lampes
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plafonnier ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
spots d’éclairage........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage intérieur :
remplacement des lampes ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
miroirs de courtoisie ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage de coffre
remplacement des lampes ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.25
NLD_UD60433_1
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (BFB - KFB - Renault)
Éclairage intérieur (remplacement des lampes)
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (1/3)
Leesspots 1
Raadpleeg een merkdealer.
1
Binnenlicht 2
Raadpleeg een merkdealer.
Sfeerverlichting
Raadpleeg een merkdealer.
2
5.26
NLD_UD60433_1
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (BFB - KFB - Renault)
Verlichting dashboardkastje 3
Raadpleeg een merkdealer.
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (2/3)
4
Verlichting bagageruimte 4
(vierdeursuitvoering)
Maak de lamp los door het lipje met behulp
van een platte schroevendraaier in te druk-
ken.
Maak de stekker los.
Verwijder de motorkap 5
Ga naar de lamp.
Lamptype: W5W.
De lampen staan onder druk en kunnen openbarsten bij het vervangen.
Verwondingsgevaar
5
3
3
4
5.27
NLD_UD60433_1
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (BFB - KFB - Renault)
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (3/3)
6
Verlichting bagageruimte 6
(vijfdeurs- en break-uitvoeringen)
Maak de lamp los door het lipje met behulp
van een platte schroevendraaier in te druk-
ken.
Maak de stekker los.
Ga naar de lamp.
Lamptype: W5W.
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Verwondingsgevaar
6
6
fusibles ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.28
NLD_UD60434_1
Fusibles (BFB - KFB - Renault)
Fusibles
ZEKERINGEN (1/2)
Zekeringkastje
Controleer de staat van de zekeringen als
een elektrisch apparaat niet werkt.
Maak het klepje A los.
Tangetje 1
Trek de zekering los met behulp van het tan-
getje 1, dat zich op de achterkant van de
klep A bevindt.
U kunt de zekering uit het tangetje schuiven.
Gebruik niet de ongebruikte plaatsen op de
zekeringplaat om reservezekeringen in te
steken.
Controleer de betreffende ze-
kering en vervang hem, indien
nodig, door een zekering met
hetzelfde amperage als de
oorspronkelijke zekering.
Door een te sterke zekering kan de be-
drading te heet worden en kan brand
ontstaan als een elektrisch orgaan door
een storing te veel stroom verbruikt.
Afhankelijk van de wetgeving of uit voor-
zorg:
zorg dat u altijd reservelampen en -zeke-
ringen in uw auto heeft, een merkdealer
kan u deze leveren.
A
1
Raadpleeg de sticker met de verklaring van
de zekeringen (op de volgende bladzijde) op
de achterkant van de klep A.
Bepaalde zekeringen moeten door een
vakman worden vervangen. Deze zekerin-
gen vindt u niet op de sticker.
U mag enkel werkzaamheden uitvoeren aan
de zekeringen die zijn aangegeven op de
sticker.
5.29
NLD_UD60434_1
Fusibles (BFB - KFB - Renault)
Symbool Bestemming
HRuitensproeier
îMultimedia-accessoireaansluiting, multimediascherm
ÆVoor en achter tweede rij accessoireaansluiting
ÌGeluidssignaal
ÝAansluiting trekhaak
Verwarmde achteruitkijkspiegels
×Remlichten, UCH
UCH, ruitenwisser achter, mistlamp achter
DRichtingaanwijzerlichten, alarmknipperlichten, derde
remlichten
ëAccessoireaansluiting derde rij en bagagereuimte
Elektrische ruitbediening (geen sneltoets)
ZEKERINGEN (2/2)
Bestemming van de zekeringen
(de aanwezigheid van de zekeringen hangt van het uitrustingsniveau van de auto af)
batterie
dépannage ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
batterie.......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.30
NLD_UD75386_2
Batterie : dépannage (BFB - KFB - Renault)
Batterie
ACCU: storing (1/2)
Om vonkvorming te voorkomen:
Controleer of alle stroomverbruikers (bin-
nenlichten enz.) zijn uitgeschakeld voor-
dat u de accuklemmen losmaakt of aan-
sluit;
schakel de acculader uit voordat u deze
op de accu aansluit of ervan losmaakt;
– leg geen metalen of andere geleidende
voorwerpen, die kortsluiting tussen de
accupolen kunnen veroorzaken, op de
accu;
wacht minstens één minuut na het afzet-
ten van de motor voordat u de accuka-
bels losmaakt.
zet de accukabels na het weer monteren
goed vast.
Aansluiting van een acculader
De acculader moet geschikt zijn voor een
accu met een nominale spanning van
12 volt.
Maak de accukabels nooit los als de motor
draait. Houd u aan de voorschriften van
de fabrikant van de acculader.
Voor bepaalde accu’s gelden
speciale voorwaarden bij het
laden. Raadpleeg uw merk-
dealer.
Voorkom elk risico op een vonk die on-
middellijk een explosie tot gevolg zou
kunnen hebben. Zorg dat het opladen
in een goed geventileerde ruimte plaats-
vindt.
Gevaar van ernstige verwondingen.
De accu bevat zwavelzuur.
Vermijd daarom contact met de
ogen, de huid of kleding. Bij on-
verhoopt contact spoelen met
veel water. Indien nodig een arts raad-
plegen.
Houd open vuur, hete voorwerpen en
vonken weg van de batterij-onderdelen
vanwege explosiegevaar.
Let op bij werkzaamheden dicht bij
de motor, deze kan nog warm zijn.
Bovendien kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.4 2.5.
5.31
NLD_UD75386_2
Batterie : dépannage (BFB - KFB - Renault)
Starten met starthulpkabels
Als u voor het starten de accu van een
andere auto moet gebruiken, koop dan de
startkabels (met groot oppervlak) bij een
merkdealer of controleer, als u reeds start-
kabels heeft, of deze in goede staat verke-
ren.
Beide accu’s moeten dezelfde spanning
hebben: 12 volt. De hulpaccu moet min-
stens de capaciteit (ampère-uur, Ah) hebben
van de ontladen accu.
Let erop dat de auto’s elkaar niet raken
(kortsluitingsgevaar als u de pluspolen met
elkaar verbindt) en dat de ontladen accu
goed aangesloten is. Zet het contact af van
uw auto.
Til de rode afdekkap van de eenheid 1
achter de accu op.
ACCU: storing (2/2)
3
B
A
1
Sluit de positieve kabel A aan op de steun 3
(+) onder de afdekkap van de eenheid 1, en
vervolgens op de pluspool 5 (+) van de hul-
paccu.
Sluit de negatieve kabel B aan op de pool 4
() van de hulpaccu en daarna op de meta-
len kabel 2 () van de ontladen accu.
Start de motor van de hulpauto met een mid-
delmatig toerental.
Als de motor van uw voertuig niet onmid-
dellijk start, zet u het contact af en wacht
u enkele seconden voordat u de handeling
herhaalt.
2
5 4
Controleer of de kabels A en B
elkaar nergens raken en of de
positieve kabel A geen me-
talen delen van de hulpauto
raakt.
Risico van letsel en/of beschadiging van
de auto.
Ontkoppel bij draaiende motor de kabels A
en B in omgekeerde volgorde (2 - 4 - 5 - 3).
2
carte : pile ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte « mains libres » : pile ........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
piles ...........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clés
remplacement de la pile .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte
pile(s) ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.32
NLD_UD60436_1
Carte RENAULT : pile (BFB - KFB - Renault)
Carte : pile
KAART: batterij (1/2)
Vervangen van het batterijtje
Als het bericht “Batterij kaart bijna leeg” ver-
schijnt op het instrumentenpaneel, vervangt
u het batterijtje in de kaart:
schuif de behuizing achter 1 omlaag ter-
wijl u op de zone A drukt;
verwijder het afdekkapje 2 van het batte-
rijtje;
verwijder het batterijtje door op één kant
ervan te drukken en het aan de andere
kant op te tillen;
plaats dit terug volgens de richting en het
model aangeduid in het deksel.
Ga bij het monteren te werk in omgekeerde
volgorde, druk daarna vier keer, in de nabij-
heid van de auto, op één van de knoppen
van de card: de boodschap verdwijnt als
weer gestart wordt.
Zorg dat het deksel goed vastzit.
Opmerking: kom bij het vervangen van het
batterijtje niet aan het elektronische circuit
en de contacten in de kaart.
De batterijtjes zijn verkrijgbaar bij een
merkdealer, de levensduur is ongeveer
twee jaar. Let op dat er geen inkt op het
batterijtje zit: risico van slecht elektrisch
contact.
2
A
1
Als deze vervangen moeten
worden, moet u hetzelfde of
een gelijkwaardig accutype ge-
bruiken (raadpleeg een merk-
dealer).
Bij het vervangen:
Controleer of de batterijtjes
goed zijn geplaatst.
explosiegevaar.
Als de klep niet goed sluit: niet ge-
bruiken en buiten bereik van kinderen
houden.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
5.33
NLD_UD60436_1
Carte RENAULT : pile (BFB - KFB - Renault)
KAART: batterij (2/2)
Gooi lege batterijen niet weg, maar lever
ze in bij een inzamelpunt voor lege bat-
terijen.
Voorzorgen met
betrekking tot
batterijen:
Houd (nieuwe of oude) batterijen
buiten het bereik van kinderen.
Slik de batterijtjes niet in.
Risico van chemische brandwon-
den die dodelijk kunnen zijn.
Indien er batterijtjes zijn ingeslikt of in
het lichaam ingebracht, moet zo snel
mogelijk een arts worden geraad-
pleegd.
Bij een storing
Als de accu om een juiste werking te kunnen
garanderen, kunt u nog steeds de auto star-
ten en vergrendelen/ontgrendelen 1.14.
télécommande de verrouillage des portes
piles .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé/télécommande à radiofréquence
pile .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clés
remplacement de la pile .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande
piles .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
piles (télécommande) ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pile (télécommande) ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.34
NLD_UD60437_1
Télécommande à radiofréquence : piles (BFB - KFB - Renault)
Vervangen van het batterijtje
Open de afstandsbediening via gleuf 1 met
behulp van een platte schroevendraaier en
vervang de batterij 2 en let daarbij op het
model en de juiste stand (+ en -) die op de
onderkant van het deksel is aangegeven.
N.B.: raak bij het vervangen van het batte-
rijtje niet de elektronische printplaat in de
sleutel aan.
Controleer bij het monteren, of het deksel
goed vastzit en de schroef goed vastgezet
is.
Télécommande à radiofréquence : piles
FM-AFSTANDSBEDIENING: batterijtjes (1/2)
De batterijtjes zijn verkrijgbaar bij een
merkdealer, de levensduur is ongeveer
twee jaar.
Let op dat er geen inkt op het batterijtje
zit: risico van slecht elektrisch contact.
2
1
1
Als deze vervangen moeten
worden, moet u hetzelfde of
een gelijkwaardig accutype ge-
bruiken (raadpleeg een merk-
dealer).
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
5.35
NLD_UD60437_1
Télécommande à radiofréquence : piles (BFB - KFB - Renault)
Bij een storing
Als de accu om een juiste werking te kunnen
garanderen, kunt u nog steeds de auto star-
ten en vergrendelen/ontgrendelen 1.14.
FM-AFSTANDSBEDIENING: batterijtjes (2/2)
Gooi lege batterijen niet weg, maar lever
ze in bij een inzamelpunt voor lege bat-
terijen.
Voorzorgen met
betrekking tot
batterijen:
Houd (nieuwe of oude) batterijen
buiten het bereik van kinderen.
Slik de batterijtjes niet in.
Kans op chemische brandwonden
die dodelijk kunnen zijn.
Indien er batterijtjes zijn ingeslikt of in
het lichaam ingebracht, moet zo snel
mogelijk een arts worden geraad-
pleegd.
Bij het vervangen:
Controleer of de batterijtjes
goed zijn geplaatst.
Risico van explosie.
Als de klep niet goed sluit: niet ge-
bruiken en buiten bereik van kinderen
houden.
accessoires................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.36
NLD_UD81444_8
Accessoires (X62 - X67 - X92 - X98 - X52 - X87 - H79 Ph2 - X82 - B98 - K98 - JFC - BBA - HFE - BFB - XFD - XHA - XFA - XFB Ph2 - Renault)
Installation et utilisation d’accessoires : recommandations importantes
INSTALLATIE EN GEBRUIK VAN ACCESSOIRES: belangrijke adviezen
Elektrische en elektronische accessoires
Controleer vóór het installeren van een dergelijk accessoire (bij zenders/ontvangers vooral: frequentieband, vermogen, plaats van de
antenne enz.) of dat geschikt is voor uw auto. Vraag advies aan een merkdealer.
Voordat u een accessoire op een stopcontact aansluit, moet u controleren of u het maximaal toegestane vermogen voor het stopcon-
tact niet overschrijdt 3.27 3.41. Risico van brand.
Werkzaamheden aan het elektrische en/of elektronische circuit van het voertuig mogen alleen worden uitgevoerd door een gekwalificeerde
vakman. Een onjuiste aansluiting en/of installatie van elektrische/elektronische accessoires die niet door de fabrikant zijn goedgekeurd, kan
leiden tot:
schade aan de elektrische en/of elektronische apparatuur;
schade aan daarop aangesloten onderdelen;
het verzamelen en gebruiken van voertuiggegevens;
een inbreuk op uw privacy (wijziging of verwijdering van en/of ongeoorloofde toegang tot persoonsgegevens).
Risico van ernstige ongevallen. Risico van inbreuk op privacy.
Als u op een later tijdstip elektrische apparatuur wilt installeren, moet u het vermogen en de positie van de bijbehorende zekering controleren.
De diagnoseaansluiting gebruiken
Het aansluiten van elektronische accessoires op de diagnoseaansluiting kan de elektronische systemen van het voertuig ernstig verstoren
en/of inbreuk maken op uw privacy (wijziging of verwijdering van en/of ongeoorloofde toegang tot persoonsgegevens). Voor uw veiligheid is
het raadzaam alleen door de fabrikant goedgekeurde elektronische accessoires te gebruiken, raadpleeg een merkdealer. Risico van ernstig
ongeval. Risico van inbreuk op privacy.
Achteraf inbouwen van accessoires
Als u accessoires op de auto wilt installeren: raadpleeg een merkdealer. Om zeker te zijn dat uw auto goed werkt en om elk risico te vermij-
den dat uw veiligheid kan aantasten, raden wij u aan om door de constructeur goedgekeurde accessoires te gebruiken: deze zijn aan uw auto
aangepast en alleen deze worden door de constructeur gegarandeerd.
Als u een antidiefstalstang gebruikt, bevestig deze dan uitsluitend op het rempedaal.
Hinder bij het rijden
Aan de bestuurderskant mogen alleen voor de auto geschikte matten worden gebruikt, die moeten worden vastgezet aan de vooraf geïnstal-
leerde onderdelen. Controleer regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel niet meerdere matten op elkaar. Gevaar van hakende pedalen.
balais d’essuie-vitres .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
essuie-vitres
balais ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.37
NLD_UD38985_1
Balais d’essuie-vitres : remplacement (BFB - Renault)
Essuie-vitres (remplacement des balais)
RUITENWISSERBLADEN: VERVANGING (1/2)
Vervangen van de
ruitenwisserbladen voor 1
Met contact aan, motor uit, duwt u de scha-
kelaar van de ruitenwisser helemaal naar
beneden: zij stoppen in een stand waarbij
de motorkap vrij is.
Til de ruitenwisserarmen 3 op, trek aan het
lipje 2 (beweging A) en duw het blad naar
boven.
Bij het monteren
Schuif het blad op de arm tot het vastklemt.
Controleer of het blad goed is vergrendeld.
Zet de schakelaar van de ruitenwisser in
ruststand.
1
2
3
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
reinig de bladen, de voorruit en de
achterruit regelmatig met water met
zeep;
gebruik ze niet als de voorruit of ach-
terruit droog zijn;
maak ze los van de voorruit of achter-
ruit als ze lang niet gebruikt zijn.
A
Controleer als het vriest,
voordat u wegrijdt, of de ruiten-
wisserbladen niet aan de ruit
zijn vastgevroren. De wisser-
motor kan hierdoor te warm worden.
Controleer regelmatig de wisserbla-
den.
Zodra hun werking afneemt moet u ze
vervangen, ongeveer eens per jaar.
Bij het vervangen van het blad, let bij het
verwijderen van het blad op, dat u hem
niet op de ruit laat vallen: u zou de ruit
kunnen breken.
5.38
NLD_UD38985_1
Balais d’essuie-vitres : remplacement (BFB - Renault)
Ruitenwisserblad achter 4
Met de schakelaar in ruststand (uitgescha-
keld):
Til de ruitenwisserarm 6 op;
laat het blad 4 kantelen tot u een weer-
stand voelt (beweging C);
afhankelijk van de auto, drukt u op het lip-
je 5, daarna maakt u het blad vrij door er
aan te trekken (beweging B).
4
5
B
C
6
RUITENWISSERBLADEN: VERVANGING (2/2)
Bij het monteren
Monteer het ruitenwisserblad in omge-
keerde volgorde van losmaken. Controleer
of het blad goed is vergrendeld.
Voordat u het blad van de ach-
terste ruitenwisser vervangt,
moet u nagaan of de schake-
laar in ruststand staat (uitges-
chakeld is).
Risico van verwonding.
anneaux de remorquage ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
remorquage
dépannage ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
remorquage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dépannage ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.39
NLD_UD62845_2
Remorquage : dépannage (BFB - KFB - Renault)
Remorquage : dépannage
SLEPEN: pechhulp (1/2)
Voordat u gaat slepen, moet u de versnel-
lingsbak in neutraal zetten, de stuurkolom
ontgrendelen en vervolgens de parkeerrem
loszetten.
Voor auto’s met een automatische transmis-
sie moet u een beroep doen op een merk-
dealer als u de versnellingshendel niet in
stand N kunt zetten.
Stuurkolomontgrendeling
Afhankelijk van de auto steekt u de sleutel in
het stopcontact of drukt u circa twee secon-
den op de startknop als u de kaart bij u hebt
(afhankelijk van de auto).
Zet de hendel terug in neutraal (stand N voor
een auto met automatische transmissie)
De stuurkolom wordt ontgrendeld, de acces-
soires worden gevoed: u kunt de verlichting
van de auto gebruiken (richtingaanwijzers,
remlichten, enz.). ‘s Nachts moet de auto
zijn verlicht.
Druk, afhankelijk van de auto, na het slepen
twee keer kort op de startknop van de motor
(risico van het ontladen van de accu).
Houd u altijd aan de wettelijke bepalingen
inzake het slepen. Als u de slepende auto
rijdt, overschrijd dan niet de toegelaten aan-
hangwagenmassa van uw auto. 6.12.
Slepen van een auto met een
automatische transmissie
Vervoer de auto op een plateau of sleep
hem met beide voorwielen van de grond.
Bij uitzondering kunt u de auto laten slepen
met de vier wielen op de grond, uitsluitend
vooruit rijdend met de hendel in neutrale
stand N en over een afstand van maximaal
80 km, tegen een maximale snelheid van
25 km/u.
1
2
Verwijder de sleutel niet uit het
contactslot of laat de kaart tij-
dens het slepen niet in het
voertuig (afhankelijk van het
voertuig).
Risico van blokkeren van de stuurko-
lom.
Indien de selecteurhendel niet uit de stand
P kan worden verzet als u het rempedaal in-
drukt, dan kunt u de hendel als volgt met de
hand vrijzetten.
Maak daarvoor de onderkant van de hendel
los, steek daarna een gereedschap (onbuig-
zame stang) in de gleuf 1 en druk gelijktijdig
op de knop 2 om de hendel te ontgrendelen.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
Bij stilstaande motor werken de
stuuren rembekrachtiging niet
meer.
5.40
NLD_UD62845_2
Remorquage : dépannage (BFB - KFB - Renault)
Gebruik alleen het sleepoog 5 5.8.
SLEPEN: pechhulp (2/2)
Gebruik uitsluitend de sleepogen 3 (voo-
raan) en 6 (achteraan)
(nooit de aandrijfassen of enig ander deel
van de auto)
Het sleepoog mag alleen gebruikt worden
om de auto mee te slepen: het mag in geen
geval gebruikt worden om de auto direct of
indirect aan op te hijsen.
Toegang tot de sleeppunten
Sleepoog voor 3
Druk op de zone A en houdt deze zone in-
gedrukt terwijl u aan de zone B trekt om de
klep 4 te openen.
Sleeppunt achter 6
Druk op de zone C en houdt deze zone in-
gedrukt terwijl u aan de zone D trekt om de
klep 7 te openen.
Schroef het sleepoog (5) zo ver mogelijk
vast met de hand.
Laat nooit gereedschap in de
auto rondslingeren. Dit is ge-
vaarlijk als u plotseling moet
remmen.
34
5
Gebruik een starre sleep-
stang. Indien u een touw of
kabel gebruikt bij het slepen
(als dit wettelijk toegestaan is),
moet de auto die gesleept wordt nog
kunnen remmen.
De auto die gesleept wordt, moet te
allen tijde bestuurbaar zijn.
Accelereer en rem gelijkmatig en
zonder schokken om te voorkomen
dat de auto beschadigen.
U mag in geen geval sneller rijden
dan 50 km/u.
B
A
35
6
5
C
D
47
Zorg ervoor dat het sleepoog
correct met bouten is beves-
tigd.
Risico om het gesleepte
object te verliezen.
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.41
NLD_UD73496_3
Anomalies de fonctionnement (BFB - KFB - Renault)
Anomalies de fonctionnement
STORINGEN (1/8)
Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo-
gelijk door een merkdealer nakijken.
Gebruik van de kaart MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De kaart kan geen portieren ontgrendelen
of vergrendelen.
Batterij van de card leeg. Vervang de accu of laat deze vervangen. U kunt
nog steeds uw auto vergrendelen/ontgrendelen
en starten. 1.14 en 2.4 of 2.5.
Gebruik van apparaten die op dezelfde
frequentie als de card werken (mobiele te-
lefoon, enz.).
Gebruik deze apparaten niet langer of gebruik
de sleutel. 1.14.
De auto bevindt zich in een sterk elektro-
magnetisch veld. Accu van de auto ontla-
den.
Gebruik de sleutel die in de card is geïntegreerd
1.14.
De motor van de auto is gestart. Als de motor draait, werkt het vergrendelen/ont-
grendelen van de card niet. Zet het contact uit.
Het bericht “Plaats de kaart bij de START-
knop” verschijnt op het instrumentenpa-
neel.
De kaartaccu is leeg of de kaart is niet
synchroon.
Controleer de accustatus van de kaart of plaats
de kaart in het gebied 2.5 dat hiervoor is
bedoeld en druk vervolgens op de “START”-
knop.
5.42
NLD_UD73496_3
Anomalies de fonctionnement (BFB - KFB - Renault)
STORINGEN (2/8)
Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo-
gelijk door een merkdealer nakijken.
Gebruik van de kaart MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Desynchronisatie van de kaart. Ontgrendel het bestuurdersportier door de sleu-
tel die in de kaart zit, in het portierslot te steken;
1.14 plaats de kaart in de daarvoor bestemde
positie 2.5 en druk op de knop START om de
kaart te synchroniseren.
5.43
NLD_UD73496_3
Anomalies de fonctionnement (BFB - KFB - Renault)
Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo-
gelijk door een merkdealer nakijken.
Gebruik van de afstandsbediening MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De afstandsbediening werkt niet voor het
ontgrendelen of vergrendelen van de por-
tieren.
Batterij van de afstandsbediening leeg. Gebruik de sleutel.
Gebruik van apparaten die op dezelfde frequen-
tie als de afstandsbediening werken (mobiele te-
lefoon, enz.).
Gebruik deze apparaten niet of gebruik de sleu-
tel.
De auto bevindt zich in een sterk elektromagne-
tisch veld.
Accu ontladen.
Vervang de accu of laat deze vervangen. U kunt
nog steeds uw auto vergrendelen/ontgrendelen
en starten. 1.14 en 2.4 of 2.5.
De motor van de auto is gestart. Als de motor draait, werkt het vergrendelen/
ontgrendelen met de sleutel niet. Zet het con-
tact uit.
Desynchronisatie van de afstandsbediening. Ontgrendel het bestuurdersportier met de sleu-
tel in het deurslot en start vervolgens de motor
om de afstandsbediening te synchroniseren.
STORINGEN (3/8)
5.44
NLD_UD73496_3
Anomalies de fonctionnement (BFB - KFB - Renault)
STORINGEN (4/8)
U schakelt de startmotor in MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De controlelampjes op het instrumentenpaneel
gaan zwakker of niet branden, de startmotor
draait niet.
Accuklemmen niet goed vastge-
zet, los of geoxideerd.
Vastzetten, aansluiten of reinigen indien geoxideerd.
Accu ontladen of defect. Sluit een andere accu aan op de ontladen accu. 5.30 of
vervang de accu indien nodig.
Duw de auto niet aan als de stuurkolom is vergrendeld.
Circuit defect. Raadpleeg een merkdealer.
De motor wil niet starten. De voorwaarden voor het star-
ten zijn niet vervuld.
2.4 of 2.5.
De kaart werkt niet. 2.4 of 2.5.
Hoog stationair toerental bij stilstaande
auto en koude motor.
Bij een benzinemotor is dit is
meestal geen storing. Het kan
worden veroorzaakt door de
stijgende temperatuur van de
motor.
Het stationair toerental van de motor moet na ongeveer een
minuut zakken. Zo niet dan is er mogelijk een andere oor-
zaak. Roep de hulp in van een merkdealer.
De motor weigert te stoppen. Card niet gedetecteerd. 2.4 of 2.5.
Elektronische storing. Druk vijf keer snel op de startknop.
De stuurkolom blijft vergrendeld. Stuurwiel geblokkeerd. Beweeg het stuurwiel terwijl u de startknop van de motor in-
drukt (of, afhankelijk van de auto, de contactsleutel gebruikt)
2.4.
Circuit defect. Raadpleeg een merkdealer.
5.45
NLD_UD73496_3
Anomalies de fonctionnement (BFB - KFB - Renault)
STORINGEN (5/8)
Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Trillingen. Banden te zacht, beschadigd of uit balans. Controleer de bandenspanning, als deze goed
is, laat dan de banden door een merkdealer na-
kijken.
Witte rook uit de uitlaat. In de dieselmotor hoeft dit geen storing te
zijn. De rook ontstaat door de regeneratie
van het roetfilter.
2.14.
Rook onder de motorkap. Kortsluiting of lekkage van het koelcircuit. Stop, zet het contact uit, ga bij de auto vandaan
en roep de hulp in van een merkdealer.
Het waarschuwingslampje voor de olie-
druk gaat branden:
in een bocht of tijdens het remmen. Het peil is te laag. Motorolie bijvullen 4.5.
dooft langzaam of blijft branden bij gas
geven.
Te lage oliedruk. Stop en roep de hulp in van een merkdealer.
5.46
NLD_UD73496_3
Anomalies de fonctionnement (BFB - KFB - Renault)
STORINGEN (6/8)
Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Het sturen gaat zwaar. Oververhitting van de bekrachtiging.
Probleem met de elektrische bekrachti-
gingsmotor.
Storing in het hulpsysteem.
Rijd voorzichtig bij lage snelheid, let op de kracht
die u moet zetten op het stuurwiel om de wielen
te draaien. Raadpleeg een merkdealer.
De motor wordt te warm. De koelvloei-
stoftemperatuurmeter staat in de geva-
renzone en het waarschuwingslampje
® brandt.
Koelventilateur defect. Stop de auto, stop de motor en roep de hulp in
van een merkdealer.
Koelvloeistoflekkage. Controleer het koelvloeistofreservoir: er moet
vloeistof inzitten. Als het leeg is, raadpleeg zo
snel mogelijk een merkdealer.
De vloeistof in het expansievat borrelt. Mechanische storing: koppakking opge-
blazen.
Zet de motor stil.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Radiateur: Als er veel te weinig koelvloeistof inzit, vergeet dan niet dat u nooit koude koelvloeistof mag bijvullen zolang de motor heet
is. Na elke reparatie waarbij het koelsysteem geheel of gedeeltelijk is afgetapt, moet dit met nieuwe koelvloeistof worden bijgevuld.
Gebruik hiervoor alleen door onze technische diensten goedgekeurde koelvloeistof.
5.47
NLD_UD73496_3
Anomalies de fonctionnement (BFB - KFB - Renault)
STORINGEN (7/8)
Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De ruitenwisser werkt niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit.
Elektrische installatie defect. Raadpleeg een merkdealer.
Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen.
5.28.
De ruitenwisser stopt niet. Elektrische verstelling defect. Raadpleeg een merkdealer.
Knipperfrequentie te hoog. Lamp doorgebrand. 5.16 of 5.18.
De knipperlichten werken niet. Elektrische installatie of schakelaar defect. Raadpleeg een merkdealer.
Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen.
5.28.
De koplampen schakelen niet in of niet uit. Elektrische installatie of schakelaar defect. Raadpleeg een merkdealer.
Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen.
5.28.
5.48
NLD_UD73496_3
Anomalies de fonctionnement (BFB - KFB - Renault)
STORINGEN (8/8)
Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Condens in de verlichting en koplampen. Condens is een normaal verschijnsel dat
door variaties in temperatuur en vochtig-
heid kan worden veroorzaakt.
In dat geval verdwijnen de sporen geleide-
lijk aan als de lichten branden.
Het waarschuwingslampje van het niet
dragen van de autogordels vooraan brandt
niet in overeenstemming met het vastma-
ken van de autogordels.
Een voorwerp tussen de vloer en de stoel
hindert de werking van het opname-ele-
ment.
Verwijder elk voorwerp onder de stoelen voor-
aan.
6.1
NLD_UD81453_8
Sommaire 6 (BFB - KFB - Renault)
Hoofdstuk 6: Technische gegevens
Identificatieplaatjes auto . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.2
Technische informatie voor de hulpdiensten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.3
Identificatie van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.4
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.6
Gegevens van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.9
Massa’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.12
Aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.12
Onderdelen en reparaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.13
Onderhoudscoupons . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.14
Plaatwerkcontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.20
plaques d’identification ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.2
NLD_UD77112_2
Plaques d’identification véhicule (BFB - KFB - Renault)
Plaques d’identification véhicule
IDENTIFICATIEPLAATJES AUTO
A
B
A
97
8
10
5
1
2
3
4
6
De gegevens op het constructeursplaatje
moeten bij eventuele klachten en bij het
bestellen van onderdelen altijd worden
vermeld.
De aanwezigheid en de plaats van de in-
formatie zijn afhankelijk van de auto.
Constructeursplaatje A
1 Naam van de fabrikant.
2 Nummer van communautair ontwerp of
registratienummer.
3 Identificatienummer.
Afhankelijk van de auto wordt deze
informatie herhaald op de marke-
ring B.
4 MMAC (Max. toegelaten totaalmassa)
5 MTR (Maximaal toegelaten trein-
massa: auto met aanhanger).
6 MMTA (Max. toegelaten massa) geme-
ten onder de vooras
7 MMTA achteras.
8 Gereserveerd voor zakelijke of aanvul-
lende inschrijvingen.
9 Dieseluitstoot.
Afhankelijk van het voertuig vindt u
deze informatie niet op het plaatje
van de fabrikant, maar op het label
met de rookopaciteit van de motor
2.14.
10 Laknummer (kleurcode).
QR Code ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.3
NLD_UD73249_1
Informations techniques pour les secours (XFB Ph2 - Renault)
Informations techniques pour les secours
TECHNISCHE INFORMATIE VOOR DE HULPDIENSTEN
De QR-code op het label A geeft hulpverle-
ners via een tablet of smartphone direct toe-
gang tot de technische voertuiginformatie
die ze nodig hebben bij een ongeval.
Zorg dat het label A altijd aanwezig en zicht-
baar is, zowel op de voorruit als de achter-
ruit.
Elke wijziging of beschadiging maakt
toegang tot de informatie onmogelijk.
A
A
caractéristiques moteurs ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
identification du moteur .............................
(page courante)
6.4
NLD_UD72314_2
Plaques d’identification moteur (BFB - KFB - Renault)
Identification moteur
MOTORIDENTIFICATIE (1/2)
De motoridentificatiegegevens in zone A
moeten bij correspondentie en bij het be-
stellen van onderdelen altijd worden ver-
meld.
(de plaats is afhankelijk van het motortype)
1 Type van de motor.
2 Indicenummer van de motor.
3 Serienummer van de motor.
A
1 2
3A
A
A
A
6.5
NLD_UD72314_2
Plaques d’identification moteur (BFB - KFB - Renault)
MOTORIDENTIFICATIE (2/2)
De motoridentificatiegegevens in zone A
moeten bij correspondentie en bij het be-
stellen van onderdelen altijd worden ver-
meld.
(de plaats is afhankelijk van het motortype)
1 Type van de motor.
2 Indicenummer van de motor.
3 Serienummer van de motor.
A
1 2
3A
dimensions ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.6
NLD_UD60446_1
Dimensions (en mètre) (BFB - KFB - Renault)
Dimensions
1,446*
1,565 tot 1,599
2,058
* Onbelast
Vijfdeursuitvoering
0,921 2,670 0,768 1,574 tot 1,596
4,359
AFMETINGEN (in meter) (1/3)
6.7
NLD_UD60446_1
Dimensions (en mètre) (BFB - KFB - Renault)
0,921 2,712 0,993 1,574 tot 1,596
4,626
1,449*
1,565 tot 1,599
2,058
AFMETINGEN (in meter) (2/3)
* Onbelast
Break uitvoering
6.8
NLD_UD60446_1
Dimensions (en mètre) (BFB - KFB - Renault)
0,921 2,711 0,998 1,577 tot 1,583
4,630
1,583 tot 1,587
2,058
1,443*
* Onbelast
AFMETINGEN (in meter) (3/3)
Vierdeursuitvoeringen
moteur
caractéristiques ....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
caractéristiques moteurs ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.9
NLD_UD60447_1
Caractéristiques moteurs (BFB - KFB - Renault)
Caractéristiques moteurs
GEGEVENS VAN DE MOTOR (1/3)
Uitvoeringen 1.0 TCe 1.3 TCe 1.6 16V 1.8 TCe 1.5 dCi
Type van de motor
(zie motorplaatje) H5D Turbo H5H Turbo H4M M5P Turbo K9K
Cilinderinhoud (cm3) 999 1333 1598 1798 1461
Soort brandstof
Octaangetal
Benzine
U moet ongelode benzine gebruiken met het met octaangehalte zoals
staat aangegeven op het etiket aan de binnenkant van tankklep. 1.120.
Dieselbrandstof.
De sticker in de tankdopklep geeft
aan welke brandstoffen toegestaan
zijn.
6.10
NLD_UD60447_1
Caractéristiques moteurs (BFB - KFB - Renault)
GEGEVENS VAN DE MOTOR (2/3)
Uitvoeringen 1.0 TCe 1.3 TCe 1.6 16V 1.8 TCe 1.5 dCi
Type van de motor
(zie motorplaatje) H5D Turbo H5H Turbo H4M M5P Turbo K9K
Cilinderinhoud (cm3) 999 1333 1598 1798 1461
Brandstof die voldoet aan
de Europese norm en die
compatibel is met de moto-
ren van auto´s verkocht in
Europa (neem voor andere
gevallen contact op met een
merkdealer).
Loodvrije benzine die voldoet aan de norm EN
228 bevat tot 5% ethanol.
Dieselbrandstof die voldoet aan
de norm EN 590 bevat tot 7%
methylesther vetzuur.
Loodvrije benzine die voldoet aan de norm EN
228 bevat tot 10% ethanol.
Dieselbrandstof die voldoet aan
de norm EN 16734 bevat tot
10% methylesther vetzuur.
Dieselbrandstof die voldoet aan
de norm EN 15940 bevat tot 7%
methylester.
6.11
NLD_UD60447_1
Caractéristiques moteurs (BFB - KFB - Renault)
Uitvoeringen 1.0 TCe 1.3 TCe 1.6 16V 1.8 TCe 1.5 dCi
Type van de motor
(zie motorplaatje) H5D Turbo H5H Turbo H4M M5P Turbo K9K
Cilinderinhoud (cm3) 999 1333 1598 1798 1461
Bougies Gebruik uitsluitend de voor uw motor voorgeschreven bougietypen.
Het type staat aangegeven op een sticker in de motorruimte, raadpleeg
anders een merkdealer.
Montage van een niet voorgeschreven bougietype kan tot ernstige motor-
schade leiden.
GEGEVENS VAN DE MOTOR (3/3)
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
caravanage ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
charges remorquables ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
masses ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’objets
sur le toit ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
charge admise sur le toit ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.12
NLD_UD73195_3
Masses (en Kg) (BFB - KFB - Renault)
Masses
Charge remorquable
MASSAS (in kg)
De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zij variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg een
merkdealer.
Vijfdeurs Break Vierdeurs
Max. toegelaten totaalmassa (MMAC)
Max. toegelaten massa (MMTA)
Max. toegelaten treinmassa (MTR)
Massa’s aangegeven op het constructeursplaatje 6.2
Aanhangwagenmassa geremd* wordt verkregen door berekening: MTR - MMAC
Aanhangwagenmassa ongeremd* 635 660 655
Maximale kogeldruk op trekhaak* 75 75 75
Max. toegelaten dakbelasting 80 kg (met inbegrip van de dragende delen)
* Aanhangwagengewicht (trekken van een caravan, boot, enz.)
Het trekken van een aanhangwagen is verboden wanneer de berekening MTR - MMAC gelijk is aan nul of wanneer de op het constructeursplaatje
aangegeven MTR gelijk is aan nul (of niet wordt aangegeven).
Respecteer de in het land geldende wettelijke sleepvoorschriften. Laat uw merkdealer een trekhaak monteren en de bedrading van de auto
aanpassen.
In geval van een auto met aanhanger, mag de max. toegelaten treinmassa (auto + aanhanger) nooit overschreden worden. Toch is toe-
gestaan:
een overschrijding van de max. toegelaten massa (MMTA) gemeten onder de achteras tot 15 %,
een overschrijding van de max. toegelaten totaalmassa (MMAC) tot 10 % of 100 kg (tot de eerste van deze twee waarden is bereikt).
In beide gevallen is de maximumsnelheid van het geheel 100 km/u en moet de bandenspanning worden verhoogd met 0,2 bar (3 PSI).
Het motorvermogen neemt af naarmate u hoger in de bergen rijdt. Wij adviseren u de maximale belasting met 10 % per 1 000 meter stijging te
verminderen.
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pièces de rechange ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.13
NLD_UD60449_1
Pièces de rechange et réparations (BFB - KFB - Renault)
Pièces de rechange et réparations
De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on-
derdelen die in de fabriek worden gebruikt.
Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een
merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
ONDERDELEN EN REPARATIES
6.14
NLD_UD60450_1
Justificatif d’entretien (BFB - KFB - Renault)
Justificatifs d’entretien
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
VIN: ..................................................................................
ONDERHOUDSCOUPONS (1/6)
6.15
NLD_UD60450_1
Justificatif d’entretien (BFB - KFB - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (2/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.16
NLD_UD60450_1
Justificatif d’entretien (BFB - KFB - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (3/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.17
NLD_UD60450_1
Justificatif d’entretien (BFB - KFB - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (4/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.18
NLD_UD60450_1
Justificatif d’entretien (BFB - KFB - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (5/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.19
NLD_UD60450_1
Justificatif d’entretien (BFB - KFB - Renault)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
ONDERHOUDSCOUPONS (6/6)
contrôle anticorrosion ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.20
NLD_UD57086_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (X62 - BFB - KFB - Renault)
Contrôle anticorrosion
PLAATWERKCONTROLE (1/6)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.21
NLD_UD57086_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (X62 - BFB - KFB - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (2/6)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.22
NLD_UD57086_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (X62 - BFB - KFB - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (3/6)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.23
NLD_UD57086_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (X62 - BFB - KFB - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (4/6)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.24
NLD_UD57086_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (X62 - BFB - KFB - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (5/6)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.25
NLD_UD57086_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (X62 - BFB - KFB - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (6/6)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.26
NLD_UD70970_1
Filler NU (XFB Ph2 - Renault)
7.1
FRA_UD81454_8
Index (BFB - KFB - Renault)
A
aan/uit knop van de motor .......................................................... 2.5 → 2.7
aanhangwagen ....................................................................................6.12
aansteker ..................................................................................3.41 – 3.42
aanvullende bevestigingsmiddelen
bescherming zijkant.......................................................................1.41
bij de autogordels achterin ............................................................1.40
bij de autogordels voorin .................................................. 1.34 → 1.39
aanvullende bevestigingsmiddelen ................................1.34 → 1.39, 1.42
aanvullende bevestigingsmiddelen bij de gordels .................. 1.34 → 1.42
aanwijzers:
richtingaanwijzers .......................................................................... 1.61
ABS ................................................................................1.68, 2.43 → 2.48
accessoireaansluiting .......................................................3.28, 3.41 – 3.42
accessoires ........................................................................2.5 → 2.7, 5.36
accu ...................................................... 0.9, 1.68, 4.11 – 4.12, 5.30 – 5.31
achterbank
gebruiksmogelijkheden ......................................................3.45 – 3.46
achterbank .................................................1.32, 1.46 → 1.49, 3.45 – 3.46
achterklep ............................ 1.2 – 1.3, 1.6 → 1.8, 1.16, 1.18, 3.47 → 3.51
achteruitrijcamera................................................................2.132 → 2.135
achteruitrijradar .........................................2.126 → 2.131, 2.136 → 2.139
achteruitversnelling
inschakelen ...............................2.16, 2.136 → 2.139, 2.145 → 2.147
achterwielbesturing ................................................................. 2.43 → 2.48
actieradius ..........................................................................1.72, 1.75, 1.78
actieradius van de auto ......................................................1.72, 1.75, 1.78
actieve noodstop ............................................................ 1.70, 2.71 → 2.78
adaptieve snelheidsregeling ........................................1.70, 2.94 → 2.108
AdBlue .................................................................................1.123 → 1.126
afstandsbediening
batterijtjes ...........................................................................5.34 – 5.35
afstandsbediening ....................................................................1.9 → 1.12
afstandsbediening van de portiervergrendeling
batterijtjes ...........................................................................5.34 – 5.35
afstandsbediening van de vergrendeling .................................... 1.2 → 1.4
afstandsregeling ......................................................................2.67 → 2.70
Afstellen ...................................................................................1.95 → 1.97
afstellen van de juiste zithouding ...................... 1.20 → 1.22, 1.28 → 1.33
afstellen zithouding .............................................. 1.23 – 1.24, 1.27, 1.107
airbag
activeren passagiersairbags voorin ........................1.52, 1.55 → 1.60
uitschakeling passagiersairbag voor ................................1.55 → 1.57
airbag .....................................1.34 → 1.42, 1.52 → 1.60, 1.69, 1.71, 1.93
airbags .....................................0.7, 1.34 → 1.39, 1.52 → 1.60, 1.69, 1.93
airconditioning ........................................................................... 3.3 → 3.25
alarmknipperlichten .............................................................................. 1.61
antiblokkeersysteem: ABS ...................................................... 2.43 → 2.48
anticorrosiebescherming ...................................................................... 4.15
antiluchtverontreiniging
tips ........................................................................................1.69, 2.30
armsteun
achterkant ...................................................................................... 3.40
voorin ............................................................................................. 3.39
asbak .........................................................................................3.41 – 3.42
autogordels .................0.7, 1.28 → 1.39, 1.46 → 1.49, 1.52 → 1.57, 1.71
Autohold ...............................................................................................2.21
automatische parkeerrem ..............................................1.69, 2.17 → 2.21
automatische portiervergrendeling tijdens het rijden ........................... 1.19
automatische transmissie (gebruik) ..................2.16, 2.20, 2.145 → 2.147
AUTO-modus ......................................................................1.106 → 1.108
B
bagageafdekplaat ................................................................................3.52
bagageruimte ................1.6 → 1.8, 1.16, 1.18, 3.47 → 3.50, 3.52 → 3.60
banden
controlesysteem bandenspanning ................................... 2.38 → 2.42
kettingen ........................................................................................5.15
sneeuwbanden ..............................................................................5.15
spijkerbanden ................................................................................5.15
vervanging ..................................................................................... 5.15
banden ..........................0.3, 2.29, 2.32 → 2.42, 4.13 – 4.14, 5.13 → 5.15
bandenspanning ............. 0.8, 1.87, 1.89, 2.29, 2.32 → 2.42, 4.13 – 4.14,
5.2 → 5.7, 5.12, 5.14
bandenspanning-controlesysteem .....1.70, 2.38 → 2.42, 4.13 – 4.14, 5.6,
5.12, 5.14
batterij
onderhoud ..........................................................................4.11 – 4.12
pechhulp .............................................................................5.30 – 5.31
vervanging .......................................................................... 4.11 – 4.12
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (1/7)
7.2
FRA_UD81454_8
Index (BFB - KFB - Renault)
batterijtje (afstandsbediening) ...................................................5.34 – 5.35
batterijtjes ..................................................................................5.32 – 5.33
batterijtjes (afstandsbediening) .................................................5.34 – 5.35
bedieningselementen
bediening aan het stuurwiel ..........................................................3.27
portieren/kleppen ................................................................1.9 → 1.12
bedieningsorganen ..........................................................0.5, 1.62 → 1.71
bestuurdersondersteuning ..................0.6, 2.43 → 2.108, 2.126 → 2.144,
2.148 → 2.150, 3.2
bevestigingsmiddelen voor kinderen ..................1.43 – 1.44, 1.46 → 1.57
bevestigingssysteem voor kinderen ...................1.43 – 1.44, 1.46 → 1.57
biep .......................................................................................................1.94
bijzonderheid van de benzinemotor ..........................................2.12 – 2.13
bijzonderheid van de dieselmotor .............................................2.14 – 2.15
Binnen rijstrook blijven: hulpsysteem......................................2.54 → 2.59
binnenlicht ...........................................................3.34 – 3.35, 5.25 → 5.27
binnenverlichting:
vervangen van een lamp ..................................................5.25 → 5.27
bodem bagageruimte ...........................................................................3.52
boodschappen op het instrumentenpaneel ....... 1.83 → 1.94, 2.8 → 2.11,
2.13 – 2.15, 2.17 → 2.20, 2.32 → 2.37
boordcomputer .......................1.66 → 1.72, 1.75, 1.78, 1.83 → 1.94, 1.96
brandstof
inhoud .......................................................................................... 1.120
kwaliteit ......................................................................... 1.120 → 1.122
tanken .................................................................. 1.67, 1.120 → 1.122
tips over brandstof ............................................................2.22 → 2.29
verbruik .............................................................................2.22 → 2.29
brandstof besparen ................................................................. 2.22 → 2.29
brandstofpeil ................................ 1.66 → 1.73, 1.75, 1.79, 1.120 → 1.122
brandstofsysteem ontluchten .........................................1.122, 2.14 – 2.15
brandstoftank
inhoud ........................................................................... 1.120 → 1.122
brandstofverbruik ..................................................1.87, 2.22 → 2.29, 3.23
buitentemperatuur .................................................................1.100 – 1.101
C
capaciteit extra tank ....................................................................1.87, 1.91
caravan trekken................................................................3.60 – 3.61, 6.12
claxon ...................................................................................................1.61
claxon en lichtsignaal ........................................................................... 1.61
commando’s ............................................. 0.5, 1.62 → 1.65, 2.85 → 2.108
configuratiemenu.....................................................................1.95 → 1.97
contact aanzetten van de auto ...............................................2.3 – 2.4, 2.6
controlelampjes ................................................. 1.66 → 1.71, 1.82 → 1.94
D
dakdragers ................................................................................3.62 – 3.63
dashboard ........................................................................0.5, 1.62 → 1.65
diesel
bijzonderheden van de dieselmotor .............................................. 1.69
diesel ...................................................................................................1.69
display ......................................................1.66 → 1.71, 1.73 → 1.82, 3.27
dode hoek: waarschuwing ......................................................2.60 → 2.66
dodehoekwaarschuwing .........................................................2.60 → 2.66
dop van reagenstank ..........................................................1.123 → 1.126
dynamische rijcontrole: ESC ...................................................2.43 → 2.48
E
ECO-modus ..........................................................2.22 → 2.29, 3.16, 3.23
ECO-rijden .....................................................................1.70, 2.22 → 2.29
elektronisch stabiliteitsprogramma ........................................2.43 → 2.48
ESC: dynamische rijcontrole ..........................................1.69, 2.43 → 2.48
extra portiervergrendeling .............................................................1.5, 1.13
F
filter
brandstof ............................................................................... 1.93, 4.10
filter:
interieur ..........................................................................................4.10
lucht ...............................................................................................4.10
olie ...............................................................................4.5 → 4.7, 4.10
roet...........................................................................1.70, 2.13 → 2.15
functie Stop and Start ............. 2.8 → 2.11, 2.17 → 2.20, 2.22 → 2.29
G
gegevens van de motor ............................................ 6.4 – 6.5, 6.9 → 6.11
geïntegreerde bediening van handsfree telefoon ..................... 3.27 – 3.28
geluidssignaal .............................................................................1.17, 1.61
geluidssignaal snelheidsverklikker .....................................1.72, 1.74, 1.79
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (2/7)
7.3
FRA_UD81454_8
Index (BFB - KFB - Renault)
geluidssignaal verlichting brandt nog.................................................1.109
gereedschap .................................................................................5.8 – 5.9
geurneutralisatie ...................................................................................3.26
gordelspanners
autogordels voorin ............................................................1.34 → 1.39
gordelspanners .......................................................................1.34 → 1.39
H
haken
tashaken ........................................................................... 3.55 → 3.59
voor slepen ....................................................................... 3.53 → 3.59
handgreep .....................................................................................3.39
handrem .................................................................................. 2.16 → 2.20
handsfree ..................................................................................3.48 – 3.49
handsfree kaart: batterij ............................................................5.32 – 5.33
hoedenplank ..............................................................................3.51 – 3.52
hoofdsteunen ............................................................................3.43 – 3.44
hulp bij wegrijden op helling ....................................................2.43 → 2.48
I
identificatie van de auto .........................................................................0.8
identificatieplaatjes ................................................................................. 6.2
identificatieplaatjes auto .........................................................................0.8
imperiaal
dakdragers .........................................................................3.62 – 3.63
informatie en algemene tips
welkom in uw auto ........................................................................... 0.1
inhoud brandstoftank ..........................................................1.120 → 1.122
inhoud motorolie..........................................................................4.5 → 4.7
inhoud van reagenstank......................................................1.123 → 1.126
inrichting .................................................................................. 3.37 → 3.40
inrijden ........................................................................................... 2.2 – 2.3
instellingen
configuratiemenu ..............................................................1.95 → 1.97
instrumentenpaneel ...0.5, 1.66 → 1.71, 1.73 → 1.82, 1.78, 1.82 → 1.94,
1.96 – 1.97, 1.100 – 1.101, 2.8 → 2.11, 2.16 → 2.30, 2.32 → 2.37
interieurbekleding
onderhoud ..........................................................................4.18 – 4.19
Isofix .................................................................. 1.46 → 1.49, 1.55 → 1.57
K
kaart
batterij .................................................................................5.32 – 5.33
gebruik ................................................................................1.6 → 1.12
hands-free ..........................................................................1.9 → 1.12
kaart: batterij..............................................................................5.32 – 5.33
kaartleeslampje ...................................................3.34 – 3.35, 5.25 → 5.27
katalysator ............................................................................... 2.12 → 2.15
kinderen........................................................0.4, 1.43 – 1.44, 1.52 → 1.60
kinderen (veiligheid) ................................................ 1.6, 1.18, 3.29 → 3.33
kinderen vervoeren .............................................1.43 – 1.44, 1.46 → 1.57
kinderveiligheid .......... 0.4, 1.6, 1.9, 1.18, 1.39, 1.43 – 1.44, 1.46 → 1.60,
3.29 → 3.33
kinderzitjes ..........................................................1.43 – 1.44, 1.46 → 1.57
klokje .....................................................................................1.100 – 1.101
knipperlichten
buitentemperatuur .......................................................................1.101
rijstijl ...........................................................................1.73 – 1.74, 1.79
knipperlichten .................................................................1.61, 5.16 → 5.24
koelvloeistof .................................................... 1.69, 1.73 – 1.74, 1.78, 4.8
koplampen
verstellen .....................................................................................1.105
vervangen van een lamp ....................................................5.16 – 5.17
voor .....................................................................................5.16 – 5.17
koplampen elektrisch verstellen .........................................................1.105
koplampsproeiers ...............................................................................1.117
krik .............................................................................5.8 – 5.9, 5.11 – 5.12
kwaliteit van de buitenlucht ..................................................................3.26
L
lak
onderhoud ........................................................................4.15 → 4.17
lampen
vervangen .........................................................................5.16 → 5.27
leesspots ............................................................................3.34 – 3.35
lekke band
banden ..................................................................................5.2 → 5.4
reservewiel ...........................................................................5.2 → 5.4
lekke band ............................................. 0.10, 1.94, 5.2 → 5.9, 5.11 – 5.12
lendensteunen: stoelverstelling ..................................................1.20, 1.23
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (3/7)
7.4
FRA_UD81454_8
Index (BFB - KFB - Renault)
lichten:
achteruitrijlichten ..............................................................5.18 → 5.24
alarmknipperlichten .......................................................................1.61
dimlichten ................. 1.67, 1.106 – 1.107, 1.109 – 1.110, 5.16 – 5.17
grootlicht ..........................................1.67, 1.106 → 1.108, 5.16 – 5.17
kentekenverlichting...........................................................5.18 → 5.24
koplampen verstellen ..................................................................1.105
markeringslichten ..............................1.67, 1.106, 1.110, 5.16 → 5.24
mistlichten ...................................... 1.67, 1.106 → 1.111, 5.16 → 5.24
overdag ........................................................................................1.109
regeling ........................................................................................ 1.105
remlichten ......................................................................... 5.18 → 5.24
richtingaanwijzers ........................................... 1.61, 1.67, 5.16 → 5.24
lichtsignaal ..................................................................................... 1.61
M
make-up spiegels ........................................................... 3.36, 5.25 → 5.27
massa’s ................................................................................................6.12
massage: stoelmassage ......................................................................1.25
maten ..........................................................................................6.6 → 6.8
menu persoonlijke instellingen van de auto...... 1.83 → 1.87, 1.95 → 1.97
meters .....................................................................................2.60 → 2.66
meters:
instrumentenpaneel. .......... 1.66 → 1.71, 1.73 → 1.87, 1.125 – 1.126,
2.8 → 2.11, 2.13 → 2.30, 2.32 → 2.37
milieu .............................................................................................2.31
motor
gegevens ............................................................................ 6.9 → 6.11
motor op stand-by zetten ................................................. 1.70, 2.8 → 2.11
motoridentificatie .............................................................................0.8, 6.4
motorkap .......................................................................................4.2 – 4.3
motorolie.............................................................................1.68, 4.4 → 4.7
motorolie verversen .................................................................... 4.4 → 4.7
multimedia (uitrusting) ...............................................................3.27 – 3.28
multimedia uitrusting .................... 1.95, 1.100 – 1.101, 1.109, 3.27 – 3.28
Multi-Sense ...................................................................................1.99, 3.2
N
navigatie ....................................................................................3.27 – 3.28
navigatiesysteem ......................................................................3.27 – 3.28
noodsignaal ......................................................................... 2.148 → 2.150
noodsleutel ..................................................................................1.6 → 1.8
noodstopbekrachtiging ............................................................2.43 → 2.48
noodstopbekrachtiging: BAS ............................ 2.43 → 2.48, 2.71 → 2.78
O
oliepeil van de motor .......................................................... 1.82, 4.4 → 4.7
onderdelen ...........................................................................................6.13
onderhoud ...................................................................................2.30, 3.23
onderhoud:
carrosserie ........................................................................4.15 → 4.17
interieurbekleding ...............................................................4.18 – 4.19
mechanisch ................................ 4.2 → 4.7, 4.11 – 4.12, 6.14 → 6.19
onderhoudsinterval ....................................................1.87, 1.90 – 1.91
onderhoudscoupons ...............................................................6.14 → 6.19
onderhoudsinterval ..........................................................1.87, 1.90 – 1.91
ontdooien
achterruit .............................................................................3.8 → 3.12
ontdooien/ontmisten
achterruit ...........................................................................3.13 → 3.17
spiegels ............................................................................3.13 → 3.17
voorruit ................................................................................3.8 → 3.17
ontdooien/ontwasemen achterruit ...........................3.10, 3.13 → 3.22
ontdooien/ontwasemen voorruit .............................. 3.10, 3.18 → 3.22
ontgrendelen van de portieren ...................1.6 → 1.12, 1.14 → 1.16, 1.19
ontwaseming
achterruit .............................................................................3.5 → 3.12
voorruit ................................................................................3.5 → 3.12
opbergruimtes ............................................ 3.37 → 3.40, 3.55 → 3.59
open dak .................................................................................3.31 → 3.33
openen van de portieren ......................................................... 1.14 → 1.19
openen/sluiten
motorkap.................................................................................4.2 – 4.3
openen/sluiten
motorkap.................................................................................4.2 – 4.3
openen/sluiten
open dak ...........................................................................3.31 → 3.33
openen/sluiten
open dak ...........................................................................3.31 → 3.33
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (4/7)
7.5
FRA_UD81454_8
Index (BFB - KFB - Renault)
openen/sluiten
portieren .............................................................................1.9 → 1.12
opkrikken van de auto
verwisselen van een wiel ...................................................5.11 – 5.12
opslag/organisatie
bagageruimte ...................................................................3.55 → 3.59
opslag/organisatie .................................................................................. 0.4
overheadscherm .......................................................................1.80 – 1.81
P
Park Assist .......................................1.70, 2.126 → 2.135, 2.140 → 2.144
parkeerhulp ...........................1.96 – 1.97, 2.126 → 2.135, 2.140 → 2.144
parkeerhulp: Park Assist ..........................2.126 → 2.135, 2.140 → 2.144
parkeerrem ..................................................................... 1.92, 2.17 → 2.21
pechhulp ..........................................................................0.10, 5.39 – 5.40
peilen
remvloeistof .....................................................................................4.9
ruitensproeierreservoir ..................................................................4.10
peilen ..................................................................................0.9, 4.8 → 4.10
peilen:
koelvloeistof ..................................................................................... 4.8
motorolie ...............................................................................4.4 → 4.7
peilinformatie
brandstof ........................................................................................1.75
peilstaaf motorolie ..................................................................................4.4
persoonlijke instellingen van de auto .....................................1.95 → 1.97
plaatwerkcontrole .................................................................... 6.20 → 6.25
pompset voor de banden ...................................... 2.32 → 2.42, 5.2 → 5.7
portieren .....................................................1.17 → 1.19, 1.69, 1.95 – 1.96
portieren / achterklep ................................................1.4, 1.6 → 1.16, 1.19
portieren vergrendelen ................................... 1.4, 1.6 → 1.19, 1.95 – 1.96
portiervergrendeling .................... 1.2 – 1.3, 1.5 → 1.16, 1.19, 1.95 – 1.96
Q
QR-code .........................................................................................0.8, 6.3
R
radio ..........................................................................................3.27 – 3.28
reagens ................................................................................................1.70
reagens bijvullen .................................................................1.123 → 1.126
reagens(tank) ...................................................................... 1.123 → 1.126
reagenskwaliteit ..................................................................1.123 → 1.126
reagenstank ........................................................................1.123 → 1.126
rem .......................................................................................................2.21
remmen
elektronische parkeerrem ..............................................................1.69
remvloeistofpeil .............................................................................1.68
remvloeistof ...................................................................................1.68, 4.9
RENAULT card
gebruik ........................................................................................... 1.13
reservewiel .........................................................................5.2 → 5.4, 5.14
reservoir
ruitensproeier ................................................................................4.10
rijden ....................0.6, 1.95 – 1.96, 2.2 → 2.7, 2.12 → 2.15, 2.17 → 2.29,
2.32 → 2.37, 2.43 → 2.80, 2.85 → 2.108, 2.126 → 2.150, 3.2
rijhulp .........................0.6, 1.96 – 1.97, 2.49 → 2.144, 2.148 → 2.150, 3.2
rijhulpsystemen
adaptieve snelheidsregelaar ..........................................2.94 → 2.108
rijpositie
instellingen ........................................................0.4, 1.28 → 1.33, 1.98
Rijstrookassistent .................................................................... 2.54 → 2.59
rijstrookcentrering ................................................................ 2.116 → 2.125
rijtips ........................................................................................2.22 → 2.29
rijverlichting ...............................................1.6 → 1.8, 1.96, 1.106 → 1.111
rugleuning ...................................................................................1.20, 1.23
ruitbediening. .............................................................................3.29 – 3.30
ruiten ......................................................................................................0.3
ruitensproeier .....................................................................................1.116
ruitensproeiers ........................................................... 1.112 → 1.119, 4.10
ruitenwisser
bladen ................................... 1.112, 1.115, 1.118 – 1.119, 5.37 – 5.38
ruitenwisser ..........................................................................1.112 → 1.119
ruitenwisser/-sproeier ...................................... 1.95 – 1.96, 1.112 → 1.119
ruitenwisserbladen .....................................0.10, 1.112, 1.115, 5.37 – 5.38
S
schakelen .............................................2.16, 2.22 → 2.29, 2.145 → 2.147
scheidingsnet ............................................................................3.53 – 3.54
scherm
navigatiescherm .............................................. 1.72, 1.74, 3.27 – 3.28
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (5/7)
7.6
FRA_UD81454_8
Index (BFB - KFB - Renault)
uitklapbaar scherm ........................................................................1.80
weergave van de navigatie ........................... 1.72, 1.74, 3.27 – 3.28
schermen
multimediascherm .. 2.57, 2.60 → 2.66, 2.68, 2.74, 2.79 – 2.80, 2.82,
2.129 → 2.131, 2.137, 3.2, 3.8 → 3.12, 3.16, 3.27
schoonmaken:
binnenkant auto ..................................................................4.18 – 4.19
schuifvloer ...............................................................................3.55 → 3.59
SCR: selectieve katalysator ................................................ 1.123 → 1.126
selecteurhendel automatische transmissie.........................2.145 → 2.147
signaal
geluid .............................................................................................1.61
licht ................................................................................................1.61
signaal afstandsregeling .........................................................2.67 → 2.70
signaal bij verlies van bandenspanning ..................................2.32 → 2.37
signalen verlichting..................................................... 1.61, 1.105 → 1.111
sjorringen.................................................................................3.53 → 3.60
sleepogen ................................................................. 5.8 – 5.9, 5.39 – 5.40
slepen
pechhulp .............................................................................5.39 – 5.40
slepen ..................................................................... 0.10, 3.61, 5.39 – 5.40
sleutel/FM-afstandsbediening
batterijtje .............................................................................5.34 – 5.35
gebruik ..................................................................................1.2 → 1.4
sleutels
vervangen van het batterijtje ............................................ 5.32 → 5.35
sleutels .................................................................................1.2 → 1.5
sluiten van de portieren ................................ 1.6 → 1.12, 1.14 → 1.19
Snelheid
schakellampje ................................................................................1.69
snelheidswaarschuwing .......................................................1.74, 1.79
snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging ...................................1.68, 1.99
snelheidsalarm ........................................................................ 2.81 → 2.88
snelheidsbegrenzer ........................................................1.70, 2.85 → 2.88
snelheidsregelaar ...........................................................1.70, 2.89 → 2.93
snelheidsregelaar/-begrenzer ................................................. 2.85 → 2.93
Snelweg- en filehulp ............................................................2.109 → 2.125
soort motorolie ............................................................................4.5 → 4.7
spiegels ..........................................................................0.3, 1.102 – 1.103
starten ........................................................................1.92, 2.145 → 2.147
starten van de motor ................................................................. 2.3 → 2.11
startschakelaar .................................................................2.3, 2.17 → 2.20
stilzetten van de motor .......................................... 2.4 → 2.7, 2.17 → 2.20
stoelbasis ....................................................................................1.20, 1.23
stoelen
bestuurder: afstelling van de rijpositie ...........................................1.27
bestuurdersstoel met geheugen ...................................................1.27
stoelen .................................................................................................... 0.4
stoelverwarming ..........................................................................1.22, 1.24
Stop and Start ........................1.70, 1.99, 1.121, 2.8 → 2.11, 2.22 → 2.29
storingen.............................................1.19, 1.36, 1.60, 1.66 → 1.71, 1.81,
1.83 → 1.87, 1.93 – 1.94, 1.108 – 1.109, 1.114, 2.5 → 2.7, 2.11 → 2.15,
2.20, 2.44 → 2.48, 2.52, 2.58, 2.64, 2.75, 2.80, 2.84, 2.102, 2.130, 2.138,
2.147, 2.150, 3.23, 3.30, 3.33, 5.33, 5.35, 5.41 → 5.48
stuurbekrachtiging ................................................................................ 1.99
stuurwiel
verstellen .......................................................................................1.98
T
tank
koelvloeistof ..................................................................................... 4.8
remvloeistof .....................................................................................4.9
tankdop...............................................................................................1.120
tankdopklep ............................................................................................ 0.3
technische gegevens ................................................................6.6 → 6.13
telefoon ......................................................................................3.27 – 3.28
temperatuurregeling ..................................................................3.8 → 3.25
tijd
regeling .................................................................................1.87, 1.89
tijd ..........................................................................................1.100 – 1.101
tips voor een schoner milieu .......................................................1.93, 2.30
toegang
auto ..............................................................................0.3, 1.9 → 1.12
toegestane dakbelasting ......................................................................6.12
toevoegmiddel (reagens) ....................................................1.123 → 1.126
tractiecontrole ..........................................................................2.43 → 2.48
tractiecontrole: ASR ................................................................2.43 → 2.48
trekhaak
plaatsen .........................................................................................3.61
trekhaak................................................................................................3.61
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (6/7)
7.7
FRA_UD81454_8
Index (BFB - KFB - Renault)
trekken
trekhaak ..............................................................................3.60 – 3.61
U
uitlaat .................................................................................................... 1.70
uitschakelen passagiersairbag voorin ....................................1.58 → 1.60
uitschakelen passagiersairbags voorin ...................................1.58 → 1.60
V
ventilatie
ventileren ................................................................................3.3 – 3.4
ventilatie ....................................................................................3.3 → 3.25
ventilatieroosters ...........................................................................3.3 – 3.4
vergrendelen ...........................................................................1.29 → 1.33
verkeersbordherkenning: snelheidsalarm...............................2.81 → 2.84
verlichting
bagageruimte .....................................................................3.34 – 3.35
binnenkant ........................................................................ 5.25 → 5.27
buitenkant .............................................. 0.3, 1.7, 1.61, 1.105 → 1.111
dashboardkastje .................................................................3.34 – 3.35
instrumentenpaneel .......................................................1.106 → 1.111
interieur ...............................................................................3.34 – 3.35
verlichting bagageruimte
vervangen van een lamp ..................................................5.25 → 5.27
verlichting:
uitschakelvertraging ................................................1.95 – 1.96, 1.110
versnellingshendel .....................................................2.16, 2.145 → 2.147
verstellen van de koplampen .............................................................1.105
verstellen van de voorstoelen ................................................. 1.20 → 1.27
vervangen van een lamp ........................................................5.16 → 5.27
vervanging
banden ...........................................................................................5.15
vervoer van voorwerpen
in de bagageruimte........................................................................3.60
op het dak ...................................................................................... 6.12
scheidingsnet .....................................................................3.53 – 3.54
verwarmd stuur ....................................................................................1.98
verwarming ................................................................................3.5 → 3.25
verwisselen van een wiel .................................................5.11 – 5.12, 5.15
voor de veiligheid van de kinderen ......................................................1.18
voorruit ......................................................................................3.8 → 3.22
voorruitverwarming ...................................................................3.8 → 3.22
voorstoel
bestuurder met geheugen ............................................................. 1.27
voorstoelen
met elektrische bediening .............................................................1.23
verstellen ..........................................................................1.20 → 1.28
voorzorgsmaatregelen voor het gebruik .......................1.112 → 1.117
vrijloop .........................................................................................1.70, 2.24
W
waarneming van voertuigen ..........................2.71 → 2.78, 2.136 → 2.139
waarneming van voetgangers.................................................2.71 → 2.78
waarschuwing
parkeerhulp ..................................................................2.136 → 2.139
waarschuwing bij het verlaten van de rijstrook .............. 1.70, 2.49 → 2.59
waarschuwing vermoeidheidsdetector .....................................2.79 – 2.80
waarschuwingslampjes ........................................................... 1.66 → 1.71
wassen ....................................................................................4.15 → 4.17
welkom in uw auto ................................................................................0.1
wieldoppen ...........................................................................................5.10
wieldopsleutel ............................................................................5.8 → 5.10
wielen (veiligheid) ....................................................................5.13 → 5.15
wielmoersleutel ..................................................................5.8, 5.11 – 5.12
wielsleutel ...................................................................................... 5.8 – 5.9
windscherm
bagagenet ..........................................................................3.53 – 3.54
Z
zekeringen ........................................................................0.10, 5.28 – 5.29
zijknipperlichten .......................................................................5.18 → 5.24
zonnegordijnen.....................................................................................3.36
zonnegordijnen achterruit ....................................................................3.36
zonneklep ............................................................................................. 3.36
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (7/7)
FRA_UD81454_8
Index (BFB - KFB - Renault)
FRA_UD81454_8
Index (BFB - KFB - Renault)
7.10
NLD_UD38235_1
Filler NU (BFB - Renault)
à999109657Sêöîä XD
RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 122-122 BIS, AVENUE DU GENERAL LECLERC
92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / renaultgroup.com
NU 1338-8 – 99 91 096 57S – 05/2023 – Edition néerlandaise
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363
  • Page 364 364
  • Page 365 365
  • Page 366 366
  • Page 367 367
  • Page 368 368
  • Page 369 369
  • Page 370 370
  • Page 371 371
  • Page 372 372
  • Page 373 373
  • Page 374 374
  • Page 375 375
  • Page 376 376
  • Page 377 377
  • Page 378 378
  • Page 379 379
  • Page 380 380
  • Page 381 381
  • Page 382 382
  • Page 383 383
  • Page 384 384
  • Page 385 385
  • Page 386 386
  • Page 387 387
  • Page 388 388
  • Page 389 389
  • Page 390 390
  • Page 391 391
  • Page 392 392
  • Page 393 393
  • Page 394 394
  • Page 395 395
  • Page 396 396
  • Page 397 397
  • Page 398 398
  • Page 399 399
  • Page 400 400
  • Page 401 401
  • Page 402 402
  • Page 403 403
  • Page 404 404
  • Page 405 405
  • Page 406 406
  • Page 407 407
  • Page 408 408
  • Page 409 409
  • Page 410 410
  • Page 411 411
  • Page 412 412
  • Page 413 413
  • Page 414 414
  • Page 415 415
  • Page 416 416
  • Page 417 417
  • Page 418 418
  • Page 419 419
  • Page 420 420
  • Page 421 421
  • Page 422 422
  • Page 423 423
  • Page 424 424
  • Page 425 425
  • Page 426 426
  • Page 427 427
  • Page 428 428
  • Page 429 429
  • Page 430 430
  • Page 431 431
  • Page 432 432
  • Page 433 433
  • Page 434 434
  • Page 435 435
  • Page 436 436
  • Page 437 437
  • Page 438 438
  • Page 439 439
  • Page 440 440
  • Page 441 441
  • Page 442 442
  • Page 443 443
  • Page 444 444
  • Page 445 445
  • Page 446 446
  • Page 447 447
  • Page 448 448
  • Page 449 449
  • Page 450 450
  • Page 451 451
  • Page 452 452
  • Page 453 453
  • Page 454 454
  • Page 455 455
  • Page 456 456
  • Page 457 457
  • Page 458 458
  • Page 459 459
  • Page 460 460

Renault Megane Handleiding

Type
Handleiding