Laat kinderen niet zonder toezicht in de auto
achter, wanneer het stopcontact actief is.
RIJHULP
De rijhulpsystemen van de auto zijn bedoeld als
aanvullende hulpmiddelen voor de bestuurder,
maar ze werken niet in alle verkeers-, weers- en
wegomstandigheden. Ze ontslaan u nooit van de
plicht om alert en adequaat te reageren, zodat u
de auto altijd op een veilige manier moet blijven
besturen, met inachtneming van een passende
snelheid en geschikte afstand tot andere wegge-
bruikers en met respect voor de geldende ver-
keersregels en -bepalingen. De eindverantwoor-
ding voor het remmen en het besturen van de
auto ligt altijd bij u als bestuurder.
Het wordt geadviseerd om voor het gebruik van
de auto alle hoofdstukken in de gebruikershand-
leiding over de rijhulpsystemen door te nemen.
PARKEERHULP
De actieve parkeerhulp is een systeem voor
aanvullende rijhulp, maar werkt niet in alle situ-
aties. De functie is uitsluitend bedoeld om de
bestuurder te helpen tijdens het fileparkeren en
haaks parkeren. Als bestuurder bent u ervoor
verantwoordelijk om de auto op een veilige wijze
te parkeren en waar nodig te remmen. Het sys-
teem kan obstakels die diep in een parkeervak
over het hoofd zien. De eindverantwoordelijk-
heid voor het bepalen of het parkeervak dat de
actieve parkeerhulp voorstelt geschikt is ligt
altijd bij u als bestuurder.
De parkeerhulpcamera is een systeem voor
aanvullende rijhulp tijdens het parkeren van de
auto. U moet altijd oplettend en verantwoord
blijven rijden. Wanneer er obstakels in de dode
hoeken van de camera's zitten, zal het systeem
ze niet kunnen ontdekken. Let daarom in het bij-
zonder op mensen en dieren in de buurt van de
auto. Let erop dat de voorkant van de auto tij-
dens het parkeren kan uitzwenken naar het
tegemoetkomende verkeer.
Het wordt geadviseerd om voor het gebruik van
de auto alle hoofdstukken in de gebruikershand-
leiding over de rijhulpsystemen door te nemen.
STEMCOMMANDO'S
Als bestuurder bent u er altijd verantwoordelijk
voor dat u de auto op een veilige manier bestuurt
en de geldende verkeersregels in acht neemt.
BELANGRIJK
OVERZICHT INTERIEUR
Startknop – Het is niet mogelijk om de auto te
starten als de laadkabel nog is aangesloten. Let
erop dat u de laadkabel uit de laadaansluiting
neemt alvorens de auto te starten.
Het head-updisplay* dat de informatie project-
eert zit boven in het dashboard. Leg geen voor-
werpen op het dekglas van het head-updisplay
om schade aan het dekglas tegen te gaan en
zorg dat er evenmin voorwerpen op het dekglas
kunnen vallen.
MIDDENDISPLAY
Bij reiniging van het middendisplay mag de
gebruikte microvezeldoek geen zand en derge-
lijke bevatten. Breng alleen lichte druk aan op
het scherm bij het reinigen van het display. Bij te
hard drukken kan het display beschadigd raken.
Spuit geen vloeistoffen of bijtende chemicaliën
rechtstreeks op het middendisplay. Gebruik
geen ruitenreiniger, reinigingsmiddelen, sprays,
oplosmiddelen, alcoholen, ammonia-oplossin-
gen of schurende reinigingsmiddelen. Gebruikt
nooit schurende poetsdoeken, papieren hand-
doeken of zijdepapier omdat dit aanleiding kan
geven tot krassen op het display.
OPLADEN
Laadkabel – Sluit de laadkabel nooit aan bij
kans op onweer of blikseminslag. Koppel de
laadkabel nooit tijdens het opladen los van het
230V-contact – het gevaar bestaat dan dat het
230V-contact beschadigd raakt. Onderbreek
altijd eerst het opladen voordat u de laadkabel
loskoppelt – eerst van de laadaansluiting van de
auto en daarna van het 230V-contact.
Het is niet toegestaan om stekkerdozen, ver-
lengkabels, overspanningsbeveiligingen en der-
gelijke te gebruiken in combinatie met de laad-
kabel, omdat dit aanleiding kan geven tot brand,
elektrische schokken enzovoort. U mag uitslui-
tend een adapter tussen een 230V-stopcontact
en de laadkabel gebruiken, als op de adapter
staat aangegeven dat deze voldoet aan
IEC 61851 en IEC 62196.
Regeleenheid – Stel de regeleenheid en de bij-
behorende stekker niet bloot aan direct zonlicht.
De beveiliging tegen oververhitting van de stek-
ker kan anders de oplading van de hybride-accu
begrenzen of beëindigen.
Controleer of het 230V-contact voldoende
stroom kan leveren om een elektrische auto op
te laden – laat bij twijfel het contact controleren
door een vakman.
Maak de laadkabel schoon met een schone doek
die vochtig is gemaakt met water óf met een
mild reinigingsmiddel. Gebruik geen chemicaliën
of oplosmiddelen. Dompel de laadkabel niet
onder in water.
Gebruik alleen de laadkabel die bij de auto werd
geleverd of een door Volvo geadviseerde vervan-
gende kabel.
•
Controleer de capaciteit van het stopcontact.
•
Schakel andere elektronische apparatuur op
dezelfde zekeringgroep uit bij overschrijding
van de maximale capaciteit.
•
Sluit de laadkabel niet aan op een beschadigd
stopcontact.
RUGLEUNING ACHTERBANK OMLAAGKLAP-
PEN
Bij het neerklappen van de rugleuning mogen er
zich geen voorwerpen op de achterbank bevin-
den. De veiligheidsgordels mogen evenmin zijn
ingestoken.
Het geïntegreerde kinderzitje*/de middenarm-
steun* op de middelste zitplaats moet zijn in-/
opgeklapt.
RECHTER STUURHENDEL
Wisserbladen in servicestand – Voordat de
wisserbladen in de servicestand worden gezet,
moet u controleren of ze niet vastgevroren zijn.
Als de wisserarmen in de servicestand van de
voorruit af zijn gehaald, moet u ze tegen de voor-
ruit terugklappen alvorens de wissers, de sproei-
ers of de regensensor te activeren of alvorens
weg te rijden. Dit om lakschade aan de motor-
kap tegen te gaan.
AANSLUITINGEN
Elektrische aansluitingen – Het maximale ver-
mogen is 120 W (10 A) per 12V-aansluiting.
Het maximale vermogen voor de 230V-aanslui-
ting is 150 W.
N.B.
OVERZICHT EXTERIEUR
Handsfree kofferklep – Als de achterbumper
bedekt is met een dikke laag ijs, sneeuw, vuil en
dergelijke, werkt het systeem mogelijk niet of
slechts in beperkte mate. Zorg daarom dat u het
gebied schoonhoudt.
De handsfree kofferklep is verkrijgbaar in twee
uitvoeringen:
•
Alleen handsfree te openen.
•
Handsfree te openen en sluiten.
Let erop dat voor handsfree sluiting elektrische
kofferklepbediening* vereist.
Let erop dat de functie mogelijk wordt geacti-
veerd in een automatische wasstraat en derge-
lijke als de transpondersleutel zich binnen bereik
bevindt.
De transpondersleutelfuncties kunnen hinder
ondervinden van elektromagnetische velden en
afschermingen. Bewaar de transpondersleutel
niet te dicht in de buurt van metalen voorwerpen
of elektronische apparaten zoals mobiele tele-
foons, tablets, laptops of laders – op een afstand
kleiner dan 1015 cm (46 inch).
OVERZICHT INTERIEUR
Tijdens een koude start kan bij bepaalde
motortypen het stationaire toerental duidelijk
hoger zijn dan normaal. Dit gebeurt om het uit-
laatgasreinigingssysteem zo snel mogelijk op de
normale bedrijfstemperatuur te krijgen waardoor
de uitlaatgasemissies afnemen en het milieu
wordt ontzien.
Head-updisplay* – Bij activering van een City
Safety-functie maakt de informatie op het head-
updisplay plaats voor een grafische voorstelling
voor City Safety. Deze grafische voorstelling ver-