bandenspanningmeter,
luchtaftapventiel,
aan-uitschakelaar,
12 volt kabelsteker,
fles met bandenafdichtmiddel,
reserve-ventielinzetstuk.
De ventielsleutel
1
heeft aan de onderzijde een gleuf, waarin het ventielin-
zetstuk past. Alleen hiermee kan het ventielinzetstuk uit en weer in het ven-
tiel worden gedraaid. Dat geldt ook voor het reserve-ventielinzetstuk
11
.
Voorbereidende werkzaamheden voor gebruik van de
bandenafdichtset
Lees en bekijk eerst op bladzijde 169.
Voor het gebruik van de bandenafdichtset moeten de volgende voorbereiden-
de werkzaamheden worden uitgevoerd:
›
De wagen zo ver mogelijk van het rijdende verkeer parkeren. De plek moet
zo mogelijk over een stevige en vlakke ondergrond beschikken.
›
Als u langs de rijbaan staat, de alarmlichten inschakelen en de gevarendrie-
hoek op de voorgeschreven afstand plaatsen! Hierbij moeten de wettelijke
voorschriften worden opgevolgd.
›
Alle passagiers laten uitstappen. Tijdens het repareren van de band mogen
de passagiers niet op de weg staan (bij voorkeur achter de vangrail).
›
De motor afzetten en de versnellingshendel in de neutraalstand resp. de
keuzehendel van de automatische versnellingsbak in de P-stand plaatsen.
›
De handrem stevig aantrekken.
›
Controleren of de reparatie met de bandenafdichtset kan worden uitge-
voerd » pagina 169.
Indien een aanhangwagen is aangekoppeld, dan deze afkoppelen.
›
De bandenafdichtset uit het wagengereedschap nemen.
›
De sticker
2
» Afbeelding 145 op pagina 169 in het blikveld van de bestuur-
der op het dashboard plakken.
›
Vreemde voorwerpen (bijvoorbeeld een schroef of een spijker) niet uit de
band verwijderen.
›
Het ventieldopje eraf draaien.
›
Met de ventielsleutel
1
het ventielinzetstuk uit het ventiel draaien en het
ventielinzetstuk op een schone ondergrond leggen (doek, stuk papier e.d.).
6
7
8
9
10
11
Band afdichten en oppompen
Lees en bekijk eerst op bladzijde 169.
Afdichten
›
De fles met bandenafdichtmiddel
10
» Afbeelding 145 op pagina 169 enkele
malen krachtig schudden.
›
De vulslang
3
stevig rechtsom op de fles
10
draaien. De folie op de vuldop
wordt hierbij automatisch doorgeprikt.
›
De sluitstop van de vulslang
3
verwijderen en het open uiteinde op het ven-
tiel van de band steken.
›
De fles
10
ondersteboven houden en de gehele inhoud afdichtmiddel uit de
fles in de band vullen.
›
De lege fles met bandenafdichtmiddel van het ventiel verwijderen.
›
Het ventielinzetstuk met ventielsleutel
1
weer in het ventiel draaien.
Oppompen
›
De vulslang
5
» Afbeelding 145 op pagina 169 van de luchtcompressor ste-
vig op het ventiel van de band draaien.
›
Controleren of het luchtaftapventiel
7
dichtgedraaid is.
›
De motor starten en laten draaien.
›
De stekker
9
in het 12 volt stopcontact » pagina 83, 12 volt stopcontact ste-
ken.
›
De luchtcompressor met de aan-uitschakelaar
8
inschakelen.
›
De luchtcompressor laten draaien totdat de bandenspanning 2,0 - 2,5 bar be-
draagt. Maximale looptijd 8 minuten »
›
De luchtcompressor uitschakelen.
›
Als de bandenspanning van 2,0 - 2,5 bar niet wordt bereikt, de vulslang
5
van het ventiel afschroeven.
›
De wagen circa 10 meter voor- of achteruitrijden zodat het afdichtmiddel zich
in de band kan "verdelen".
›
De vulslang van de luchtcompressor
5
opnieuw stevig op het ventiel draai-
en en het oppompen herhalen.
›
Als ook nu de vereiste bandenspanning niet wordt bereikt, dan is de band te
zeer beschadigd. De band kan met de bandenafdichtset niet voldoende wor-
den afgedicht » .
›
De luchtcompressor uitschakelen.
›
De vulslang
5
van het ventiel losdraaien.
Wanneer een bandenspanning van 2,0 - 2,5 bar is bereikt, kan de rit met maxi-
maal 80 km/h resp. 50 mph worden voortgezet.
Na 10 minuten rijden de bandenspanning controleren » pagina 171.
170
Tips om het zelf te doen