Canon i-SENSYS MF226dn Handleiding

Categorie
Telefoons
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Belangrijke veiligheidsinstructies 8
Installatie
9
Elektrische aansluiting
11
Hantering
12
Onderhoud en inspecties
14
Verbruiksartikelen
15
Basishandelingen
17
Onderdelen en de bijbehorende functies
19
Voorzijde
20
Achterzijde
21
Binnenzijde
22
Sleuf voor handmatige invoer
23
Papierlade
24
Bedieningspaneel
25
Display
27
Het scherm <Start> aanpassen
30
Het display gebruiken
32
Tekst invoeren
35
Documenten plaatsen
37
Papier plaatsen
40
Papier in de papierlade plaatsen
42
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
45
Enveloppen plaatsen
47
Voorbedrukt papier plaatsen
49
Het type en formaat papier opgeven
51
Een aangepast papierformaat registreren
53
Opslaan in het adresboek
55
Bestemmingen opslaan in het adresboek
56
Bestemmingen als sneltoetsen opslaan
58
Meerdere bestemmingen opslaan voor groepskiezen
61
Het volume aanpassen
63
De stille modus inschakelen
65
De slaapstand instellen
67
Kopiëren
69
Basisbewerkingen voor kopiëren
70
Kopiëren annuleren
72
Verschillende kopieerinstellingen
74
Vergroten of verkleinen
75
Documenttype selecteren
76
Dichtheid aanpassen
77
Scherpte aanpassen
78
Dubbelzijdig kopiëren (MF229dw / MF226dn)
79
Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op 1/4 op 1)
81
De knop <Papierbesp.> gebruiken
82
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één pagina kopiëren
83
Kopieën sorteren per pagina
84
De standaardinstellingen wijzigen
85
Faxen
86
Begininstellingen configureren voor faxfuncties
88
㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Bepalen welke faxontvangstmodus u wilt gebruiken 89
Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren
90
De ontvangstmodus selecteren
92
De telefoonlijn aansluiten
94
Faxen verzenden
96
Verzenden vanaf opgeslagen bestemmingen
101
Opgeven vanuit het adresboek
102
Bestemmingen rechtstreeks selecteren door codes voor verkort kiezen in te voeren
104
Bestemmingen opgeven met de sneltoetsen
106
Eerder gebruikte bestemmingen opgeven
108
Verschillende faxinstellingen
110
Resolutie aanpassen
111
Dichtheid aanpassen
112
Scherpte aanpassen
113
Dubbelzijdige documenten scannen (MF229dw)
114
De standaardinstellingen wijzigen
115
Het verzenden van faxen annuleren
116
Faxen ontvangen
118
Faxen verzenden en ontvangen op de manier zoals u dat wilt
121
Eerst een gesprek tot stand brengen en dan een fax versturen (handmatig verzenden)
122
Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden (groepsverzending)
123
Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in geheugen)
125
Ontvangen faxen doorsturen
128
Faxinformatiediensten ontvangen
130
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
132
Adresboekgegevens importeren en exporteren met de bijgeleverde software
134
Faxen versturen vanaf uw computer
136
Faxen verzenden vanaf een computer
137
Een voorblad toevoegen aan faxen die u verstuurt vanaf een pc
139
Het adresboek gebruiken voor faxverzending via de pc
142
Bestemmingen opslaan
143
Opgeslagen bestemmingen gebruiken
147
Adresboekgegevens importeren en exporteren via het faxstuurprogramma
149
De machine als printer gebruiken
154
Afdrukken vanaf een computer
155
Een document afdrukken
156
Afdrukken annuleren
158
De afdrukstatus controleren
160
Verschillende afdrukinstellingen
161
Vergroten of verkleinen
162
Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken (MF229dw / MF226dn)
164
Afdrukken sorteren per pagina
166
Meerdere pagina's op één vel afdrukken
167
Posters afdrukken
168
Boekje afdrukken (MF229dw / MF226dn)
169
Randen afdrukken
171
Datums en paginanummers afdrukken
172
Afdrukken met watermerk
173
Documenttype selecteren
175
㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Toner besparen 176
Meerdere documenten combineren en afdrukken
177
De gewenste afdrukinstellingen configureren
180
Combinaties van veelgebruikte afdrukinstellingen opslaan
181
De standaardinstellingen wijzigen
183
AirPrint gebruiken
184
Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS
189
Instellingen configureren voor sleutelparen en digitale certificaten
192
Sleutelparen genereren
193
Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken
198
Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren
201
De machine als scanner gebruiken
203
Het gebruik van het apparaat als een scanner voorbereiden
204
Scannen vanaf het apparaat
205
Scannen met de knop <Scan -> PC>
208
Scannen vanaf een computer
212
Scannen met MF Toolbox
213
Scaninstellingen configureren in MF Toolbox
218
Scannen vanuit een programma
223
Scaninstellingen configureren in ScanGear MF
224
Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus
225
Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus
227
Netwerk
238
Verbinding maken met een netwerk
239
Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren (MF229dw / MF217w)
241
Verbinding maken met een bekabeld LAN
242
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w)
243
De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus
245
De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus
247
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
249
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
252
De SSID en de netwerksleutel controleren
255
IP-adressen instellen
257
IPv4-adres instellen
258
IPv6-adres instellen
260
Netwerkinstellingen weergeven
263
De machine configureren voor afdrukken of faxen vanaf een computer
265
Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren
266
Printerpoorten configureren
269
Een printserver instellen
272
De machine configureren voor uw netwerkomgeving
275
Ethernet-instellingen configureren
276
De maximale verzendeenheid wijzigen
277
Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk
278
DNS configureren
279
De machine bewaken en bedienen met SNMP
283
Beveiliging
286
De machine beschermen tegen ongeoorloofde toegang
287
De pincode van de systeembeheerder instellen
288
㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Communicatie beperken door firewalls in te stellen 290
IP-adressen opgeven voor firewallregels
291
MAC-adressen opgeven voor firewallregels
294
Poortnummers wijzigen
296
Een proxy instellen
297
De functies van de machine beperken
299
Beperkingen instellen voor de toegang tot het adresboek en verzendfuncties
300
Een pincode instellen voor het adresboek
301
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
302
Faxen via de pc uitschakelen
303
Eerder gebruikte bestemmingen blokkeren
304
Bestemmingen controleren vóór het verzenden van documenten
305
Groepsverzending blokkeren
307
HTTP-communicatie uitschakelen
308
De UI op afstand uitschakelen
309
De UI op afstand gebruiken
310
De UI op afstand starten
311
Schermen van de UI op afstand
313
Documenten beheren en de status van de machine controleren
316
Menuopties instellen via de UI op afstand
320
Het adresboek opslaan of laden via de UI op afstand
322
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
325
Overzicht van menuopties
327
Netwerkinstellingen
328
Voorkeuren
335
Tijdklokinstellingen
340
Algemene instellingen (MF229dw / MF226dn)
344
Kopieerinstellingen
345
Faxinstellingen
347
Scaninstellingen
356
Printerinstellingen
357
Aanpassing/onderhoud
359
Instellingen Systeembeheer
364
Menu initialiseren
371
Problemen oplossen
372
Papierstoringen verhelpen
373
Er wordt een foutbericht weergegeven
379
Er wordt een foutcode weergegeven
386
Veelvoorkomende problemen
388
Problemen met installatie/instellingen
389
Problemen bij het kopiëren
392
Problemen bij het afdrukken
393
Problemen bij het faxen of met de telefoon
394
Als u niet goed kunt afdrukken
395
Het afdrukresultaat is niet goed
396
Het papier krult om of is gekreukeld
400
Papier wordt niet goed ingevoerd
401
Wanneer een probleem niet kan worden opgelost
402
Onderhoud
403
㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Het apparaat reinigen 404
Behuizing
405
Glasplaat
406
Documentinvoer
407
Fixeereenheid
408
De binnenkant van het apparaat
409
Tonercartridges vervangen
411
Voordat u de tonercartridge vervangt
413
Tonercartridges vervangen
415
De machine verplaatsen
417
Rapporten en lijsten afdrukken
418
TX-resultaatrapport
419
Communicatiebeheerrapport
421
RX-resultaatrapport
422
Adresboeklijst
423
Lijst met gebruikersgegevens
424
Aantal afdrukken weergeven
425
Instellingen terugzetten op de standaardwaarden
426
Menu initialiseren
427
Het adresboek initialiseren
428
Instellingen voor systeembeheer initialiseren
429
Alle gegevens/instellingen initialiseren
430
Bijlage
431
Handige functies
432
Milieubesparing levert geld op
433
Efficiënter werken
435
Digitaal is beter
437
Ongekende mogelijkheden
439
Technische specificaties
441
Apparaatspecificaties
442
Specificaties draadloos LAN (MF229dw / MF217w)
444
Documenttype
445
Scangebied
446
Papier
447
Specificaties van de kopieerfunctie
449
Specificaties van de faxfunctie
450
Specificaties van de scannerfunctie
451
Specificaties van de afdrukfunctie
452
Verbruiksartikelen
453
Meegeleverde documentatie
454
De e-Handleiding gebruiken
455
De e-Handleiding installeren
456
De e-Handleiding verwijderen
460
Lay-out van de e-Handleiding
462
De e-Handleiding raadplegen
467
Overige
468
Basisbewerkingen in Windows
469
Voor Mac OS-gebruikers
474
Kennisgeving
475
㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Contact opnemen 479
㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-000
Belangrijke veiligheidsinstructies
De informatie in dit hoofdstuk is bedoeld om beschadiging van eigendommen te voorkomen, evenals lichamelijk letsel van gebruikers van
het apparaat en anderen in de buurt van het apparaat. Lees deze informatie zorgvuldig door voordat u het apparaat gaat gebruiken en
volg de instructies om het apparaat op de juiste manier te gebruiken. U mag alleen handelingen uitvoeren die in deze handleiding worden
beschreven. Canon kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade die het gevolg is van het gebruiken van het apparaat op
een manier die niet wordt beschreven in deze handleiding, onjuist gebruik of reparaties/aanpassingen die niet zijn uitgevoerd door Canon
of een hiervoor door Canon aangewezen partij.
㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-001
Installatie
U kunt dit apparaat alleen veilig en prettig gebruiken als u de volgende voorschriften volgt en het apparaat op een geschikte locatie
installeert. (In deze handleiding worden de aanduidingen "apparaat" en "machine" door elkaar gebruikt om naar het product te
verwijzen.)
Plaats het apparaat niet op een locatie die brand of een elektrische schok tot gevolg kan hebben
Een plek waar de ventilatieopeningen worden geblokkeerd
(te dicht bij muren of op een bed, hoogpolig tapijt of soortgelijke plaatsen)
Een vochtige of stoffige locatie
Een locatie die wordt blootgesteld aan direct zonlicht of buiten
Een locatie die wordt blootgesteld aan hoge temperaturen
Een locatie die wordt blootgesteld aan open vuur
In de buurt van alcohol, spiritus of andere brandbare stoffen
Overige waarschuwingen
Sluit alleen goedgekeurde kabels op dit apparaat aan. Als u zich niet aan dit voorschrift houdt, loopt u het risico van brand of
een elektrische schok.
Plaats geen kettingen of andere metalen voorwerpen of met vloeistof gevulde houders op het apparaat. Als vreemde
voorwerpen in aanraking komen met elektrische onderdelen in het apparaat, kan dit leiden tot brand of een elektrische schok.
Bij het installeren en verwijderen van de optionele accessoires moet het apparaat zijn uitgeschakeld, moet de stekker uit het
stopcontact zijn gehaald en moeten alle aansluitkabels en het netsnoer van het apparaat zijn losgekoppeld. Als u dit niet doet,
kunnen het netsnoer en/of de aansluitkabels beschadigd raken, wat brand of een elektrische schok tot gevolg kan hebben.
Gebruik het apparaat niet in de buurt van medische apparatuur. Door dit apparaat gegenereerde radiogolven kunnen medische
apparatuur verstoren, wat zeer ernstige gevolgen kan hebben.
Als vreemde voorwerpen in het apparaat vallen, haalt u de stekker uit het stopcontact en neemt u contact op met uw Canon-
dealer.
Plaats het apparaat niet op de volgende locaties
Het apparaat kan dan vallen, met beschadiging en/of lichamelijk letsel als gevolg.
Een wankel oppervlak
Een plek die wordt blootgesteld aan trillingen
Andere belangrijke aandachtspunten
Volg de instructies in deze handleiding wanneer u het apparaat gaat dragen. Als u het apparaat niet op de juiste manier
draagt, kan het vallen en beschadiging of lichamelijk letsel veroorzaken.
Let er bij het installeren van het apparaat op dat uw handen niet bekneld raken tussen het apparaat en de vloer of een muur,
of tussen de papierladen. Dit kan namelijk lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
Plaats het apparaat niet op de volgende locaties waar beschadiging kan ontstaan
Een locatie met grote schommelingen in temperatuur en luchtvochtigheid
Een locatie in de buurt van apparatuur die magnetische of elektromagnetische golven
genereert
Een laboratorium of locatie waar zich chemische reacties voordoen
Een locatie die wordt blootgesteld aan bijtende gassen of giftige gassen
Een ondergrond, zoals een tapijt, die kan verbuigen door het gewicht van het apparaat
of waar het apparaat in kan wegzakken
㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Voorkom slecht geventileerde locaties
Dit apparaat genereert bij normaal gebruik een hele kleine hoeveelheid ozon, enzovoort. Hoewel de gevoeligheid voor ozon,
enzovoort kan variëren, zijn deze hoeveelheden niet schadelijk. De aanwezigheid van ozon, enzovoort kan beter merkbaar zijn bij
langer gebruik of tijdens lange productieruns, met name in slecht geventileerde ruimtes. Het is raadzaam dat de ruimte waarin
het apparaat wordt gebruikt, afdoende wordt geventileerd voor het in stand houden van een comfortabele werkomgeving. Vermijd
ook plaatsen waar mensen bloot zouden staan aan de uitstoot van het apparaat.
Plaats het apparaat niet op een locatie waar sprake is van condensvorming
Als de ruimte waarin het apparaat is opgesteld, zeer snel wordt verwarmd of als het apparaat wordt overgebracht van een koele
of droge locatie naar een warme of vochtige locatie, kunnen zich waterdruppels in de machine vormen (condensvorming).
Wanneer u het apparaat in deze omstandigheden gebruikt, kan dit leiden tot papierstoringen, een slechte afdrukkwaliteit of
beschadiging van het apparaat. Laat het apparaat minimaal 2 uur ongebruikt in de ruimte staan om geleidelijk te wennen aan de
omgevingstemperatuur en de luchtvochtigheid.
Bij gebruik van een draadloos LAN (MF229dw / MF217w)
Plaats het apparaat maximaal 50 m van de draadloze LAN-router.
Plaats het apparaat niet op een locatie waar voorwerpen de draadloze communicatie blokkeren. Het signaal kan worden
verzwakt door muren of vloeren.
Plaats het apparaat zo ver mogelijk uit de buurt van draadloze digitale telefoons, magnetrons of andere apparatuur die
radiogolven uitzendt.
Op een hoogte van 3.000 meter of meer boven zeeniveau
Machines met een vaste schijf kunnen op een hoogte van 3.000 meter boven zeeniveau of hoger onjuist functioneren.
㻝㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-002
Elektrische aansluiting
Dit apparaat kan worden gebruikt met een spanning tussen 220-240 V, en een elektrische frequentie van 50/60 Hz.
Gebruik alleen een voeding die voldoet aan de aangegeven spanningsvereisten. Als u dat niet doet, kan dit brand of een
elektrische schok tot gevolg hebben.
Gebruik uitsluitend het netsnoer dat bij het apparaat is geleverd, om brand of een elektrische schok te voorkomen.
Het is niet toegestaan het netsnoer aan te passen, aan het snoer zelf te trekken, het snoer met kracht te verbuigen of andere
handelingen uit te voeren waardoor het netsnoer beschadigd kan raken. Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer. Als
het netsnoer beschadigd raakt, loopt u het risico van brand of een elektrische schok.
Zorg dat u droge handen hebt wanneer u het netsnoer aansluit of loskoppelt. Als uw handen vochtig zijn, loopt u het risico
van een elektrische schok.
Gebruik geen verlengsnoeren of stekkerdozen met dit apparaat. Als u zich niet aan dit voorschrift houdt, loopt u het risico van
brand of een elektrische schok.
Rol het netsnoer tijdens het gebruik niet op en zorg ervoor dat er geen knopen in komen. Dit kan namelijk brand of een
elektrische schok veroorzaken.
Steek de stekker van het netsnoer volledig in het stopcontact. Als u dat niet doet, kan dit brand of een elektrische schok tot
gevolg hebben.
Haal bij onweer de stekker uit het stopcontact. Als u dat niet doet, kan dit brand, een elektrische schok of beschadiging van
het apparaat tot gevolg hebben.
Zorg dat het stopcontact waarop dit apparaat is aangesloten, vrij toegankelijk is, zodat u de stekker in noodgevallen snel uit het
stopcontact kunt verwijderen.
Stroomvoorziening
Sluit het apparaat niet aan op een noodstroomvoorziening.
Als u het apparaat aansluit op een stekkerdoos met meerdere stopcontacten, laat de andere stopcontacten dan leeg.
Steek het netsnoer niet in de netsnoeraansluiting van een computer.
Overige voorzorgsmaatregelen
Elektrische ruis kan tot gevolg hebben dat dit apparaat niet goed werkt of dat er gegevens verloren gaan.
㻝㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-003
Hantering
Haal direct de stekker uit het stopcontact en neem contact op met een erkend Canon-
dealer als het apparaat vreemde geluiden maakt, rook of een vreemde geur verspreidt
of extreem heet wordt. Als u het apparaat onder die omstandigheden blijft gebruiken,
kan dit brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.
Het is niet toegestaan het apparaat te demonteren of aan te passen. Het binnenwerk
van het apparaat bevat onderdelen die zeer warm zijn of onder hoge spanning staan,
wat brand of een elektrische schok tot gevolg kan hebben.
Kies een locatie waarbij kinderen niet in contact kunnen komen met het netsnoer, andere kabels, de binnenkant of
elektrische onderdelen van het apparaat. Als u dat niet doet, bestaat de kans op lichamelijk letsel.
Gebruik geen spuitbussen met ontvlambare stoffen in de buurt van het apparaat. Als deze stoffen in aanraking komen met
elektrische onderdelen in het apparaat, kan dit brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.
Als u het apparaat gaat verplaatsen, moet u eerst de stroomtoevoer van het apparaat en van uw computer uitschakelen en
vervolgens het netsnoer en de aansluitkabels losmaken. Als u dit niet doet, kunnen de kabels of het snoer beschadigd raken,
wat kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Als u een USB-kabel aansluit of loskoppelt terwijl de stekker van het apparaat in een stopcontact zit, mag u het metalen
deel van de USB-poort niet aanraken, aangezien dit een elektrische schok tot gevolg kan hebben.
Als u een pacemaker gebruikt
Dit apparaat veroorzaakt een geringe magnetische flux. Als u een pacemaker gebruikt en u zich niet goed voelt, houd dan afstand
van dit apparaat en neem direct contact op met uw arts.
Leg geen zware voorwerpen op het apparaat. Het voorwerp of het apparaat kan dan vallen, met mogelijk lichamelijk letsel tot
gevolg.
Haal uit veiligheidsoverwegingen de stekker uit het stopcontact als het apparaat langere tijd niet wordt gebruikt.
Wees voorzichtig bij het openen en sluiten van kleppen en deksels, zodat u uw handen niet bezeert.
Houd uw handen en kleding uit de buurt van de rollen in het uitvoergebied. Als uw handen of kleding tussen de rollen bekneld
raken, kunt u verwond raken.
Tijdens en onmiddellijk na gebruik zijn het binnenwerk van het apparaat en de uitvoersleuf extreem heet. Raak deze gebieden
niet aan, om brandwonden te voorkomen. Bedrukt papier kan direct na uitvoer ook heet zijn; ga hiermee dus voorzichtig om.
Als u dat niet doet, bestaat de kans op brandwonden.
Als u een dik boek wilt kopiëren via de glasplaat, moet u geen druk uitoefenen op de documentinvoer. Hierdoor kan de
glasplaat beschadigd raken, met lichamelijk letsel als gevolg.
Voorkom dat er zware voorwerpen, zoals een woordenboek, op de glasplaat vallen. Hierdoor kan de glasplaat beschadigd
raken, met lichamelijk letsel als gevolg.
Laserstraal
Dit apparaat is geclassificeerd als Klasse 1 Laser volgens de normen IEC 60825-1: 2007, EN60825-1: 2007. De laserstraal kan
schadelijk zijn voor het menselijk lichaam. De laserstraal wordt in de eenheid van de laserscanner afgedekt met een klep en er is
dus geen gevaar dat de laserstraal ontsnapt bij een normale werking van het apparaat. Lees de volgende opmerkingen en
instructies voor een veilig gebruik.
Open alleen de kleppen die expliciet in deze handleiding worden genoemd.
Het waarschuwingsetiket op de klep van de laserscanner mag u niet verwijderen.
Als u dit apparaat niet gebruikt volgens de procedures die in deze handleiding worden
beschreven, kan dit blootstelling aan gevaarlijke straling tot gevolg hebben.
Als de laserstraal onverhoopt toch vrijkomt en u in de straal kijkt, kan dit oogbeschadiging
tot gevolg hebben.
㻝㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Informatie over de laserdiode
golflengte: 785-800 nm
maximaal vermogen: 6 mW
Bij het transporteren van het apparaat
Voer de volgende stappen uit om te voorkomen dat het apparaat tijdens het vervoer wordt beschadigd.
Verwijder de tonercartridges.
Gebruik de originele doos met verpakkingsmaterialen om het apparaat goed in te pakken.
Overige voorzorgsmaatregelen
Volg de instructies die staan vermeld op het waarschuwingsetiket dat op het apparaat is bevestigd.
Voorkom dat het apparaat wordt blootgesteld aan schudden of schokken.
Gebruik geen kracht om deuren, kleppen en andere onderdelen te openen en te sluiten. Hierdoor kan het apparaat beschadigd
raken.
Raak de contactpunten (
) niet aan. Hierdoor kan het apparaat beschadigd raken.
Schakel het apparaat tijdens het afdrukken niet uit. Ook dient u tijdens het afdrukken niet de klep te openen of sluiten, of
papier te verwijderen of plaatsen. Hierdoor kan papier vast komen te zitten.
Gebruik een telefoonsnoer met een lengte van maximaal 3 m.
Het display is een aanraakscherm. Druk er zachtjes op om het te bedienen. Druk er niet op met puntige voorwerpen zoals een
vulpotlood of balpen. Hierdoor kunt u het schermoppervlak krassen of beschadigen.
㻝㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-004
Onderhoud en inspecties
Reinig het apparaat regelmatig. Als er sprake is van stofvorming, werkt de machine mogelijk niet goed. Let op de volgende punten als u
de machine gaat reinigen. Zie
Problemen oplossen als er tijdens gebruik een probleem optreedt. Zie Wanneer een probleem
niet kan worden opgelost als u het probleem niet kunt oplossen of wanneer u van mening bent dat de machine moet worden
geïnspecteerd.
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u gaat reinigen. Als u dat niet doet, kan dit brand of
een elektrische schok tot gevolg hebben.
Koppel het netsnoer regelmatig los en wrijf het snoer schoon met een droge doek. Als er sprake is van stofophoping, kan er
vocht worden opgenomen uit de lucht, met brand als gevolg wanneer dit vocht in aanraking komt met elektriciteit.
Reinig het apparaat met een vochtige, goed uitgewrongen doek. Bevochtig reinigingsdoeken alleen met water. Gebruik geen
alcohol, benzeen, spiritus of andere ontvlambare stoffen. Gebruik geen tissues of keukenpapier. Als deze materialen in
aanraking komen met elektrische onderdelen in het apparaat, kan dit statische elektriciteit veroorzaken of brand of een
elektrische schok tot gevolg hebben.
Controleer regelmatig of het netsnoer en de stekker niet beschadigd zijn. Controleer het apparaat op roest, deuken, krassen,
scheuren of overmatige warmteontwikkeling. Bij gebruik van slecht onderhouden apparatuur loopt u het risico van brand of een
elektrische schok.
Het binnenwerk van het apparaat bevat onderdelen die zeer warm zijn of onder hoge spanning staan. Als u deze onderdelen
aanraakt, kunt u brandwonden oplopen. Raak geen onderdelen van het apparaat aan die niet in de handleiding worden
beschreven.
Let erop dat u bij het laden van papier of het verwijderen van vastgelopen documenten of papier uw handen niet snijdt aan de
randen van het papier.
Als u vastgelopen papier verwijdert of tonercartridges vervangt, let er dan op dat er geen toner op uw handen of kleding komt.
Als uw handen of kleding in aanraking komen met toner, moet u deze er onmiddellijk met koud water afwassen.
㻝㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-005
Verbruiksartikelen
Gooi lege tonercartridges niet in open vuur. Bewaar tonercartridges of papier niet op een plek die wordt blootgesteld aan open
vuur. Hierdoor kan de toner ontbranden, met brandwonden of brand als gevolg.
Als u per ongeluk toner morst, veeg het tonerpoeder dan op met een zachte, vochtige doek zonder het in te ademen. Gebruik
nooit een stofzuiger zonder bescherming tegen stofexplosies om de gemorste toner op te ruimen. Anders kan de stofzuiger
beschadigd raken of er kan een stofexplosie ontstaan door de statische ontlading.
Als u een pacemaker gebruikt
Tonercartridges veroorzaken een geringe magnetische flux. Als u een pacemaker gebruikt en u zich niet goed voelt, houd dan
afstand van tonercartridges en neem direct contact op met uw arts.
Voorkom dat u toner inademt. Als dat toch gebeurt, moet u onmiddellijk een arts raadplegen.
Voorkom dat u toner in uw ogen of uw mond krijgt. Als dat toch gebeurt, moet u uw ogen of mond direct spoelen met koud
water en een arts raadplegen.
Voorkom dat u toner op uw huid krijgt. Als dat toch gebeurt, moet u de toner verwijderen met zeep en koud water. Als uw
huid gaat jeuken, neem dan direct contact op met een arts.
Zorg ervoor dat tonercartridges en andere verbruiksartikelen buiten het bereik van kinderen worden gehouden. Raadpleeg bij
inslikken van toner onmiddellijk een arts of het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Haal tonercartridges nooit uit elkaar. Het is evenmin toegestaan cartridges aan te passen. Hierdoor kan de toner zich namelijk
zich verspreiden en in uw ogen en mond terechtkomen.
Verwijder de afdichtingstape van de tonercartridge zonder veel kracht uit te oefenen. Als u te veel kracht gebruikt, kan de
toner zich namelijk zich verspreiden en in uw ogen en mond terechtkomen.
Gebruiksinstructies voor tonercartridges
Houd de tonercartridge correct vast (zie afbeelding). U dient de cartridge niet op zijn kant neer te zetten of ondersteboven te
draaien.
Raak het geheugen van de tonercartridge ( ) of de elektrische contactpunten ( ) niet aan.
Voorkom krassen op het oppervlak van de drum ( ). De drum mag ook niet aan licht worden blootgesteld.
㻝㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Verwijder de tonercartridge niet onnodig uit het apparaat of uit de verpakking.
De tonercartridge is een magnetisch product. Houd de cartridge uit de buurt van floppy's, schijfstations en andere apparaten
die kunnen worden aangetast door magnetische velden. Als u dat niet doet, bestaat de kans op gegevensverlies.
Tonercartridge bewaren
Bewaar tonercartridges onder de volgende omstandigheden om een veilige werking en een goed resultaat te garanderen.
Geschikt temperatuurbereik voor opslag: 0 tot 35 °C
Geschikt luchtvochtigheidsbereik voor opslag: 35 tot 85% relatieve luchtvochtigheid (geen condensvorming)
Bewaar tonercartridges gesloten totdat deze in het apparaat worden geplaatst.
Wanneer u de tonercartridge verwijdert uit het apparaat en langere tijd niet gaat gebruiken, moet u de cartridge direct in de
originele beschermende verpakking plaatsen of in een doek wikkelen.
Bewaar de tonercartridge niet staand of ondersteboven. De toner wordt dan hard en kan zelfs door te schudden niet meer in
de oorspronkelijke toestand worden teruggebracht.
Zelfs als de toner wordt bewaard in een ruimte met een acceptabele luchtvochtigheid, kunnen er in de cartridge waterdruppels (condensvorming)
ontstaan als er binnen en buiten de tonercartridge sprake is van temperatuurverschil. Condensvorming heeft een nadelig effect op de afdrukkwaliteit
van tonercartridges.
Bewaar tonercartridges niet op de volgende locaties
Een locatie die wordt blootgesteld aan open vuur
Een locatie die gedurende vijf minuten of meer wordt blootgesteld aan direct zonlicht of ander fel licht
Een locatie die wordt blootgesteld aan lucht met een zeer hoog zoutgehalte
Een locatie met corrosieve gassen, zoals uit spuitbussen of ammoniak
Een locatie die wordt blootgesteld aan hoge temperaturen en een hoge luchtvochtigheid
Een locatie die wordt blootgesteld aan plotselinge veranderingen in temperatuur en/of luchtvochtigheid en waar
condensvorming kan optreden
Een locatie met grote hoeveelheden stof
Een locatie die toegankelijk is voor kinderen
Let op vervalsingen
Houd er rekening mee dat er Canon-namaaktonercartridges in omloop zijn. Het gebruik van imitatie-tonercartridges kan
resulteren in slechte afdrukkwaliteit of prestatie van de machine. Canon is niet verantwoordelijk voor eventuele storingen,
ongelukken of schade als gevolg van het gebruik van imitatie-tonercartridges.
Zie canon.com/counterfeit voor meer informatie.
Beschikbaarheidsperiode van vervangende onderdelen en tonercartridges
Tot een periode van ten minste zeven (7) jaar nadat dit apparaatmodel uit productie is genomen, zullen er vervangende
onderdelen en tonercartridges leverbaar zijn.
Verpakkingsmateriaal van tonercartridges
Bewaar de beschermende verpakking voor de tonercartridge. U hebt deze nodig als u het apparaat gaat vervoeren.
De verpakkingsmaterialen kunnen worden gewijzigd in vorm of plaatsing, of kunnen zonder kennisgeving worden toegevoegd
of verwijderd.
Gooi de verwijderde afdichtingstape weg volgens de lokale milieuvoorschriften.
Afvoeren van gebruikte tonercartridges
Plaats de tonercontainer in de originele verpakking om te voorkomen dat er toner lekt, en gooi de tonercartridge vervolgens weg
volgens de lokale milieuvoorschriften.
*
*
㻝㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-006
Basishandelingen
In dit hoofdstuk worden de basishandelingen beschreven, zoals het gebruiken van het bedieningspaneel of het plaatsen van het papier en
de documenten. Het gaat hier om handelingen die vaak worden uitgevoerd om de functies van het apparaat te gebruiken.
Onderdelen en de bijbehorende functies
In dit gedeelte wordt aandacht besteed aan de externe en interne onderdelen van het apparaat en hun functie. Daarnaast wordt uitgelegd
hoe u de toetsen op het bedieningspaneel en het display gebruikt.
Onderdelen en de bijbehorende functies
Het display gebruiken
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u tussen weergaven schakelt en items selecteert. Het display gebruiken
Tekst invoeren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u letters en cijfers invoert om bestemmingen in het adresboek op te slaan, faxen te verzenden,
enzovoort.
Tekst invoeren
Documenten plaatsen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u documenten op de glasplaat en in de documentinvoer plaatst. Documenten plaatsen
Papier plaatsen
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u het papier in de papierlade en in de sleuf voor handmatige invoer plaatst. Papier plaatsen
㻝㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Opslaan in het adresboek
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u bestemmingen voor het versturen van faxen opslaat. Opslaan in het adresboek
Het volume aanpassen
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u het volume van de verschillende systeemgeluiden kunt aanpassen, bijvoorbeeld van het geluid dat
u hoort als het verzenden van een fax is voltooid of als er een fout is opgetreden.
Het volume aanpassen
De stille modus inschakelen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het apparaat in de stille modus zet om te zorgen dat het tijdens gebruik minder geluid maakt.
De stille modus inschakelen
De slaapstand instellen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de slaapstand instelt. De slaapstand instellen
㻝㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-007
Onderdelen en de bijbehorende functies
In dit gedeelte worden de onderdelen van de machine beschreven (buitenzijde, voorzijde, achterzijde en binnenzijde), evenals de functie
die ze hebben. Naast de onderdelen van de machine die nodig zijn voor het uitvoeren van basishandelingen zoals het plaatsen van
documenten, het laden van papier en het vervangen van tonercartridges, wordt hier ook aandacht besteed aan de toetsen op het
bedieningspaneel en het display. Lees dit gedeelte door om bekend te raken met de belangrijkste functies van de machine.
Voorzijde
Achterzijde
Binnenzijde
Sleuf voor handmatige invoer
Papierlade
Bedieningspaneel
㻝㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-008
Voorzijde
Documentinvoerlade
Open deze lade om een origineel in de aanvoer te plaatsen.
Documenten plaatsen
Documentinvoer
Hiermee worden documenten automatisch in de machine gevoerd om te worden gescand. Als u twee of meer vellen in de invoer
plaatst, worden deze achter elkaar gescand.
Documenten plaatsen
Bedieningspaneel
Het bedieningspaneel bevat toetsen zoals de numerieke toetsen en de [Start]-toets, een display en statuslampjes. U kunt hier alle
bewerkingen uitvoeren en instellingen opgeven. U kunt het omhoog of omlaag zetten, zodat het makkelijker te bedienen
is.
Bedieningspaneel Display
Uitvoerlade
Afdrukken worden uitgevoerd via de uitvoerlade.
Handgrepen
Pak de machine vast bij deze handgrepen als u de machine gaat verplaatsen.
De machine verplaatsen
Hoofdschakelaar
Hiermee schakelt u de machine in of uit. Als u de machine opnieuw wilt opstarten, zet u de machine uit, wacht u minimaal 10
seconden en zet u de machine weer aan.
Papierstop
Voorkomt dat uitgevoerd papier na afdrukken uit de lade valt.
Sleuf voor handmatige invoer
Plaats het papier in de sleuf voor handmatige invoer wanneer u tijdelijk een andere papiersoort wilt gebruiken dan het papier dat
in de papierlade is geplaatst.
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
Papierlade
Gebruik de papierlade voor het laden van de papiersoort die u het meest gebruikt.
Papier in de papierlade plaatsen
Scangebied
Documenten in de invoer worden automatisch doorgevoerd naar het scangebied om daar te worden gescand.
Glasplaat
Leg documenten die u wilt scannen op de glasplaat. Gebruik de glasplaat ook voor dikke of ingebonden documenten, zoals boeken,
als deze niet in de invoer passen.
Documenten plaatsen
Ventilatieopeningen (MF229dw / MF226dn)
Warme lucht wordt door deze openingen afgevoerd om de binnenzijde van de machine af te koelen. Een goede ventilatie is niet
mogelijk als u voorwerpen voor de ventilatieopeningen plaatst.
Installatie
㻞㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-009
Achterzijde
MF229dw / MF226dn
MF217w / MF216n
Etiket stroomverbruik
Dit etiket vermeldt onder andere het serienummer. Dit nummer hebt u nodig als u vragen of problemen hebt.
Wanneer een
probleem niet kan worden opgelost
Klep aan de achterzijde
Open deze klep als u papierstoringen gaat verhelpen.
Papierstoringen verhelpen
USB-poort
Hier kunt u een USB-kabel aansluiten om de machine te verbinden met een computer. Raadpleeg "Aan de slag" voor
verbindingsinstructies.
Meegeleverde documentatie
LAN-poort
Hier kunt u een LAN-kabel aansluiten om de machine te verbinden met een bekabelde LAN-router, etc. Raadpleeg "Aan de slag"
voor verbindingsinstructies.
Meegeleverde documentatie
Externe telefoonaansluiting
Een externe telefoon of de optionele handset aansluiten.
De telefoonlijn aansluiten
Telefoonaansluiting
Hier kunt u een telefoonkabel aansluiten om de machine te verbinden met een telefoonlijn.
De telefoonlijn aansluiten
Netstroomaansluiting
Hier sluit u het netsnoer aan. Raadpleeg "Aan de slag" voor verbindingsinstructies.
Meegeleverde documentatie
㻞㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-00A
Binnenzijde
Bedieningspaneel
Open dit paneel wanneer u de tonercartridges vervangt of papierstoringen verhelpt.
Tonercartridges
vervangen
Papierstoringen verhelpen
Tonerklep
Open deze klep wanneer u de tonercartridges vervangt of papierstoringen verhelpt.
Tonercartridges
vervangen
Papierstoringen verhelpen
Papieruitvoergeleider
Open deze klep als u papierstoringen wilt verhelpen.
Papierstoringen verhelpen
KOPPELINGEN
Tonercartridges vervangen
㻞㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-00C
Sleuf voor handmatige invoer
Klep van sleuf voor handmatige invoer
Open deze klep om papier in de sleuf voor handmatige invoer te plaatsen.
Papiergeleiders
Stel de papiergeleiders exact af op de breedte van het geladen papier, zodat het papier mooi recht in de machine wordt gevoerd.
KOPPELINGEN
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
㻞㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-00E
Papierlade
Stofklep
Open deze klep om papier in de papierlade te plaatsen.
Papiergeleiders
Stel de papiergeleiders exact af op de grootte van het geladen papier, zodat het papier mooi recht in het apparaat wordt gevoerd.
KOPPELINGEN
Papier in de papierlade plaatsen
㻞㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-00F
Bedieningspaneel
[HOME]-toets
Druk hierop om het scherm <Start> weer te geven.
Het scherm <Start> aanpassen
Display
Hierop wordt de voortgang van kopieer-, fax- en andere taken, en foutstatussen weergegeven. Het display is een aanraakscherm,
wat inhoudt dat u instellingen kunt opgeven door het scherm aan te raken.
Display Het display gebruiken
[Reset]-toets
Druk op deze toets om de wijzigingen te annuleren en de eerder opgegeven instellingen te herstellen.
[Wissen]-toets
Druk hierop om de ingevoerde cijfers en tekst te wissen.
[Terug]-toets
Druk op deze toets om terug te keren naar het vorige scherm. Als u deze toets bijvoorbeeld indrukt tijdens het opgeven van
instellingen, worden de instellingen niet opgeslagen en keert u terug naar het vorige scherm.
[Statusmonitor]-toets
Druk hierop om de status van het afdrukken of faxen te zien, om de gebruiksgeschiedenis te zien of om de netwerkinstellingen
zoals het IP-adres van het apparaat te bekijken. Met deze toets kunt u ook de status van het apparaat controleren, zoals de
resterende hoeveelheid papier en toner, en kijken of er fouten zijn opgetreden.
Display
Numerieke toetsen (toetsen [0]-[9])
Druk hierop om cijfers en tekst in te voeren.
Tekst invoeren
[Stop]-toets
Druk op deze toets om het kopiëren, faxen en andere bewerkingen te annuleren.
[Energiebesparing]-toets
Druk hierop om de machine in de slaapstand te plaatsen. De toets brandt groen wanneer de slaapstand actief is. Druk nogmaals
op de toets om de slaapstand te verlaten.
De slaapstand instellen
[Stille modus]-toets
Druk hierop om de machine in de stille modus te zetten. Wanneer de stille modus actief is, brandt deze toets groen. Druk
nogmaals op de toets om de stille modus uit te schakelen.
De stille modus inschakelen
㻞㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
[Fout]-lampje
Dit lampje knippert of brandt als er sprake is van een fout, zoals een papierstoring.
Wi-Fi-lampje (MF229dw / MF217w)
Dit lampje brandt wanneer de machine is verbonden met een draadloos LAN.
[Verwerken/gegevens]-lampje
Dit lampje knippert tijdens bewerkingen zoals het verzenden van gegevens of afdrukken. Het lampje brandt continu als er
documenten wachten op verwerking.
[Start]-toets
Druk hierop om documenten te scannen of kopiëren.
[#]-toets
Druk op deze toets om symbolen in te voeren, zoals "@" of "/".
[*]-toets
Druk op deze toets om te schakelen tussen het type tekst dat wordt ingevoerd.
Druk hierop om toonkiezen te gebruiken, bijvoorbeeld bij het ontvangen van faxinformatiediensten.
Faxinformatiediensten
ontvangen
KOPPELINGEN
Het display gebruiken
㻞㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-00H
Display
Op het display verschijnen het scherm <Start> voor het starten van bewerkingen, en schermen voor het opgeven van instellingen. Hier
kunt u ook berichten en de voortgang van taken zien. Raak het display aan om het te bedienen.
Het scherm <Start>
Het scherm <Start> wordt weergegeven wanneer u het apparaat inschakelt door op het bedieningspaneel op te drukken. Via dit
scherm kunt u instellingen opgeven en functies registreren.
Tussen functies omschakelen
Hiermee kunt u naar de kopieer-, fax- of scanfunctie omschakelen.
Kopiëren Faxen De machine als scanner gebruiken
<Adr. boek>
Met deze knop kunt u de in het adresboek opgeslagen bestemmingen weergeven. Hiermee kunt u ook bestemmingen in het
adresboek opslaan/bewerken.
Opslaan in het adresboek
<Menu>
Deze knop verschaft toegang tot <Tijdklokinstellingen>, <Voorkeuren> en tal van andere apparaatinstellingen.
Overzicht van
menuopties
<Papierinst.>
Hiermee selecteert u het papier om op af te drukken. Met deze knop kunt u ook het formaat en type opgeven van het papier dat
in de papierlade en sleuf voor handmatige invoer is geladen.
Het type en formaat papier opgeven
<Startinst.>
Hiermee kunt u de knoppen op het scherm <Start> in een andere volgorde weergeven.
Het scherm <Start> aanpassen
<Papierbesp.>
Er zijn vooraf geregistreerde instellingen voor het kopiëren van 2 (of 4) pagina's op één vel papier, om papier te besparen.
Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op 1/4 op 1)
<Scan -> PC1> / <Scan -> PC2>
Door scaninstellingen vooraf te registreren, kunt u eenvoudig op deze knop tikken om een scanbewerking te starten.
De knop
<Scan -> PC> gebruiken
<ID-krt kop.>
Er zijn vooraf geregistreerde instellingen waarmee u de voor- en achterkant van een rijbewijs of andere identiteitskaart op ware
grootte op dezelfde zijde van een vel papier kunt kopiëren.
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één pagina kopiëren
<Sneltoets 1> tot <Sneltoets 4>
Als u bestemmingen vooraf als sneltoetsen opslaat, kunnen ze snel worden weergegeven.
Bestemmingen opgeven met de
sneltoetsen
㻞㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
<Kiescode>
Als u bestemmingen vooraf als kiescodes opslaat, kunnen ze snel worden weergegeven door eenvoudig een driecijferig nummer in
te voeren.
Opslaan in het adresboek
Het scherm <Statusmonitor>
Wanneer u op drukt, verschijnt er een scherm waarmee u de status kunt controleren van documenten die worden afgedrukt,
verzonden of ontvangen. Ook kunt u hier de status van het apparaat zien, bijvoorbeeld hoeveel toner er nog in de cartridges zit of
informatie over de netwerkinstellingen zoals het IP-adres van het apparaat.
<Foutgegevens/melding>
Hiermee kunt u gegevens bekijken van fouten die zijn opgetreden.
Er wordt een foutbericht weergegeven
<Apparaatstatus>
Hiermee kunt u de status van de machine weergeven, zoals de resterende hoeveelheid papier of toner.
<Papierinformatie>
Druk hierop om informatie weer te geven over de verschillende papierbronnen.
<Cartridgeniveau>
Hiermee wordt de resterende hoeveelheid toner aangegeven. Afhankelijk van de omgeving waarin uw apparaat staat, moeten
andere interne onderdelen mogelijk worden vervangen voordat de toner op is.
<Controleer tellerstand>
Hiermee kunt u de totalen voor afdrukken weergeven.
Aantal afdrukken weergeven
Status van kopieer-/fax-/afdruktaken
Hiermee geeft u de huidige status van het geselecteerde item weer. Hieronder ziet u het scherm <Status kopieeropdracht> als
voorbeeld.
<Netwerkinformatie>
Geeft de netwerkinstellingen zoals het IP-adres van het apparaat weer en de status zoals de staat van de draadloze LAN-
communicatie.
㻞㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Netwerkinstellingen weergeven
Er wordt een bericht weergegeven
In bepaalde situaties, bijvoorbeeld wanneer de toner bijna op is of een klep niet is gesloten, worden boven aan het scherm berichten
weergegeven. Het display toont dan afwisselend het gewone scherm en het bericht.
Er wordt een foutbericht weergegeven
Als <U hebt meldingen.> of <Tik pictogram rechts ->> wordt weergegeven
Tik op om de melding te bekijken.
Er treedt een fout op
Als er een fout optreedt, worden er soms instructies weergegeven voor het oplossen van de fout. Volg in dat geval de aanwijzingen
op het scherm om het probleem op te lossen. Hieronder ziet u bijvoorbeeld het scherm dat verschijnt als er papier is vastgelopen
(
Er wordt een foutbericht weergegeven).
KOPPELINGEN
Het scherm <Start> aanpassen
Het display gebruiken
㻞㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-00J
Het scherm <Start> aanpassen
U kunt de knoppen op het scherm <Start> in een andere volgorde weergeven al naar gelang uw toepassing of voorkeursindeling.
De volgorde van de knoppen op het scherm Start wijzigen
Druk op en tik op <Startinst.>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
Tik op <Stel weergavevolgorde in>.
Tik op de knop die u wilt verplaatsen.
Tik op <Vorige> of <Volgende> om de knop te verplaatsen, en tik op <Toepassen>.
Herhaal stap 3 en 4 om alle gewenste knoppen te verplaatsen.
Tik op <Einde>.
Lege ruimten invoeren op het scherm <Start>
Druk op en tik op <Startinst.>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
Tik op <Invoegen en lege wissen>.
Tik op de knop waar u een lege ruimte wilt invoegen en tik op <Invoegen>.
Als u een ingevoegde lege ruimte wilt verwijderen, selecteert u deze, tikt u op <Verwijderen> en gaat u naar stap 5.
1
2
3
4
5
6
1
2
3
㻟㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Tik op <Toepassen>.
Tik op <Einde>.
KOPPELINGEN
Display
4
5
㻟㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-00K
Het display gebruiken
Het display is een aanraakscherm: u bedient het door het aan te raken.
Vermijd de volgende handelingen.
Hierdoor kunnen zich storingen voordoen of kan het display beschadigd raken.
Hard drukken
Drukken met puntige voorwerpen (vingernagel, balpen, potlood enzovoort)
Aanraken met vochtige/vuile handen
Het display gebruiken terwijl er een voorwerp op staat
Tikken
Raak het scherm zachtjes even aan. Deze handeling dient om items te selecteren of te bevestigen.
Vasthouden
Houd uw vinger op het scherm. Wanneer tekst niet op één regel past, (wat wordt aangeduid door "…"), houdt u uw vinger op de regel
om door alle tekst te bladeren. Op deze manier kunt u ook de vergrotingsfactor voor kopiëren stapsgewijs verhogen/verlagen.
Items selecteren
Tik op een itemnaam of knop om een selectie te maken.
Als u een item per ongeluk aanraakt
Schuif uw vinger weg en laat los om de selectie te annuleren.
㻟㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Teruggaan naar het vorige scherm
Druk op om terug te gaan naar het vorige scherm.
Door het scherm bladeren
De schuifbalk wordt op het scherm weergegeven als er nog niet-weergegeven informatie is. Als de schuifbalk wordt weergegeven, tikt
u op
/ om door het scherm te bladeren. De pagina's verschijnen beurtelings op het scherm, en het paginanummer wordt in de
schuifbalk weergegeven.
Waarden en instellingen wijzigen
Waarden wijzigen
Tik op / om waarden in te voeren. Als een pictogram zoals hieronder in de linkerbovenhoek van het scherm wordt weergegeven,
kunt u waarden rechtstreeks met de numerieke toetsen invoeren.
De cursor verplaatsen
Wanneer
/ wordt weergegeven, tikt u erop om de cursor te verplaatsen.
De waarde van instellingen wijzigen
Als u een schaalwaarde wilt wijzigen, tikt u op <-> of <+>.
U kunt verschillende instellingen wijzigen voor het display, zoals de bladersnelheid of de weergavetaal:
Weergave-instellingen
Als u het scherm wilt wijzigen dat automatisch wordt weergegeven wanneer het apparaat een bepaalde tijd inactief is,
raadpleegt u:
Functie na automatische reset
㻟㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
㻟㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-00L
Tekst invoeren
Gebruik het display en numerieke toetsen om tekst en waarden in te voeren. Adresboek wijzigen via de UI op afstand
Een ander type tekst kiezen
Tik op <aA/12> om tijdens het invoeren van tekst om te schakelen naar een ander teksttype. Het geselecteerde type tekst wordt
aangegeven met "aA", of "12" rechts boven het invoerveld.
U kunt ook op drukken om het type tekst te wijzigen.
Typen tekst die u kunt invoeren
Voer tekst in met de numerieke toetsen en het display. Hieronder wordt aangegeven welke tekst u kunt invoeren.
Toets Aa 12
@ . - _ /
1
ABCabc 2
DEFdef 3
GHIghi 4
JKLjkl 5
MNOmno 6
PQRSpqrs 7
TUVtuv 8
WXYZwxyz 9
(niet beschikbaar) 0
(spatie) - . * # ! ” , ; : ^ ` _ = / | ’ ? $ @ % & + \ ~ ( ) [ ] { } < > (niet beschikbaar)
㻟㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Als u invoerbare symbolen op het scherm wilt weergeven wanneer de invoermodus <aA> actief is, drukt u op of tikt u op
<Symbool>. Tik op de symbolen die u wilt invoeren.
Tekst wissen
Telkens als u op drukt, wordt er één teken gewist. U kunt alle ingevoerde tekst wissen door langer ingedrukt te houden.
De cursor verplaatsen (een spatie invoeren)
Tik op of om de cursor te verplaatsen. Als u een spatie wilt invoeren, verplaatst u de cursor naar het einde van de tekst en
tikt u op
.
Voorbeeld van het invoeren van tekst en cijfers
Voorbeeld: "Canon-1"
1
Tik herhaaldelijk op <aA/12> (of druk herhaaldelijk op ) totdat <aA> is geselecteerd.
2
Druk herhaaldelijk op totdat de letter "C" is geselecteerd.
3
Druk herhaaldelijk op totdat de letter "a" is geselecteerd.
4
Druk herhaaldelijk op totdat de letter "n" is geselecteerd.
5
Druk herhaaldelijk op totdat de letter "o" is geselecteerd.
6
Druk herhaaldelijk op totdat de letter "n" is geselecteerd.
7
Druk herhaaldelijk op totdat het symbool "-" is geselecteerd.
8
Tik herhaaldelijk op <aA/12> (of druk herhaaldelijk op ) totdat <12> is geselecteerd.
9
Druk op .
10
Tik op <Toepassen>.
㻟㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-00R
Documenten plaatsen
Leg documenten op de glasplaat of in de documentinvoer. Gebruik de glasplaat voor het scannen van dikke of ingebonden documenten,
zoals boeken. U kunt twee of meer vellen van documenten in de documentinvoer plaatsen zodat deze continu kunnen worden gescand.
Raadpleeg
Documenttype of Scangebied voor informatie over de soorten documenten die u op de glasplaat of in de
documentinvoer kunt plaatsen en voor informatie over het scanbare gebied van een document.
Documenten op de glasplaat plaatsen
Documenten in de documentinvoer plaatsen
Gebruik documenten die helemaal droog zijn
Als u documenten gaat plaatsen, zorg er dan voor dat eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op de documenten goed is
opgedroogd.
Papierstoringen voorkomen
Plaats de volgende soorten documenten niet in de documentinvoer omdat dit papierstoringen kan veroorzaken:
Gekreukeld of gevouwen papier
Carbonpapier of papier met carbonachterzijde
Gekruld of opgerold papier
Gecoat papier
Gescheurd papier
Zeer dun papier
Documenten met nietjes of paperclips
Papier dat is afgedrukt met een thermal-transferprinter
Transparanten
Documenten nauwkeuriger scannen
Documenten in de invoer worden gescand terwijl ze in het apparaat worden gevoerd. Als u echter de glasplaat gebruikt, bewegen
de documenten niet terwijl ze worden gescand. U krijgt dan ook de beste scanresultaten als u documenten op de glasplaat legt.
Calqueerpapier of transparanten scannen
Om transparante documenten (bijvoorbeeld calqueerpapier of transparanten) te scannen, plaatst u deze op de glasplaat.
Open de documentinvoer.
Documenten op de glasplaat plaatsen
1
㻟㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Leg het document met de afdrukzijde naar beneden op de glasplaat.
Leg het document in de linkerbovenhoek van de glasplaat.
Om transparante documenten (bijvoorbeeld calqueerpapier of transparanten) te scannen, bedekt u deze met een vel normaal, wit
papier.
Sluit de documentinvoer voorzichtig.
Het apparaat is gereed om het document te scannen.
Als het scannen is voltooid, haalt u het document van de glasplaat.
Open de documentinvoerlade.
Duw de documentgeleiders naar de zijkant.
Schuif de documentgeleiders naar de zijkant totdat de tussenruimte iets breder is dan de werkelijke breedte van het document.
Waaier de documentstapel uit en maak er een rechte stapel van.
Waaier de documentstapel in delen uit en tik een paar keer op een vlak oppervlak om de stapel mooi recht te maken.
Documenten in de documentinvoer plaatsen
2
3
1
2
3
㻟㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Leg documenten met de afdrukzijde naar boven in de invoer.
Zorg ervoor dat de stapel documenten niet hoger is dan de markering voor het maximale aantal vellen ( ).
Plaats nooit papier van verschillende formaten tegelijk in het blad.
Plaats maximaal 50 vellen tegelijk. Als u meer vellen in de invoer legt, kan het scannen stoppen of kan het papier vastlopen.
*Voor MF226dn / MF217w / MF216n bedraagt het maximum 35 vellen.
Schuif de documentgeleiders stevig tegen de randen van het document.
Schuif de documentgeleiders naar binnen totdat ze stevig tegen de randen van het document zitten.
De machine is gereed om het document te scannen.
Schuif de documentgeleiders stevig tegen de randen van het document
Als de documentgeleiders te los of te strak zitten, kan het papier verkeerd worden ingevoerd of kunnen er papierstoringen
ontstaan.
Tijdens het scannen van documenten
Voeg geen documenten toe en verwijder er ook geen.
Wanneer het scannen is voltooid
Haal de gescande documenten uit de documentinvoer om papierstoringen te voorkomen.
*
4
5
㻟㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-00S
Papier plaatsen
U kunt het papier plaatsen in de papierlade of in de sleuf voor handmatige invoer. Gebruik de papierlade voor het laden van de
papiersoort die u het meest gebruikt. De papierlade is handig wanneer u grote hoeveelheden papier gebruikt. Gebruik de sleuf voor
handmatige invoer wanneer u tijdelijk een formaat of type papier wilt gebruiken dat niet in de papierlade is geplaatst. Raadpleeg
Papier voor beschikbare papierformaten.
Papiersoorten en bijbehorende instellingen
Raadpleeg de onderstaande tabel om de papierinstellingen op te geven op basis van het type papier en het gewicht van het papier in
de papierbron. Zie
Het type en formaat papier opgeven voor meer informatie over het opgeven van de papierinstellingen op het
apparaat. Zie
Papier voor de hoeveelheid papier die u in elke papierbron kunt laden.
Papiersoort Papiergewicht
Papierinstelling
op het apparaat
Normaal papier 60 tot 90 g/m²
<Normaal (60-90 g/m2)>
<Normaal L (60-90 g/m2)>
Gerecycled
papier
60 tot 90 g/m² <Gerecycled>
Gekleurd papier 60 tot 90 g/m² <Kleur>
Dik papier
90 tot 120 g/m² <Dik 1 (90-120 g/m2)>
120 tot 163 g/m² <Dik 2 (120-163 g/m2)>
Bond-papier
60 tot 90 g/m² <Bond 1 (60-90 g/m2)>
90 tot 120 g/m² <Bond 2 (90-120 g/m2)>
120 tot 163 g/m² <Bond 3 (120-163 g/m2)>
Envelop
<Envelop>
Transparanten
<Transparant>
Etiketten
<Etiketten>
Als de instelling <Normaal> gekrulde afdrukken oplevert, geeft u <Normaal L> en drukt u opnieuw af.
De volgende papiersoorten mag u niet gebruiken:
Gekreukeld of gevouwen papier
Gekruld of opgerold papier
Gescheurd papier
Vochtig papier
Zeer dun papier
Papier dat is afgedrukt met een thermal-transferprinter
Papier met een grove structuur
Glanzend papier
Behandeling en opslag van papier
Bewaar het papier op een vlak oppervlak.
Bewaar het papier in de originele verpakking om het te beschermen tegen vocht of droogte.
*
*
㻠㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Bewaar het papier niet op een manier waardoor het kan krullen of vouwen.
Bewaar het papier niet verticaal of plaatst niet te veel papier opeen.
Bewaar het papier niet in direct zonlicht, op een plaats die onderhevig is aan hoge vochtigheid of droogte of op een plaats
met grote verschillen in temperatuur of luchtvochtigheid.
Als u gaat afdrukken op papier dat vochtig is geworden
Er kan stoom vrijkomen in het uitvoergebied van het apparaat of er kunnen zich waterdruppels vormen op de achterzijde van
het bedieningspaneel of in het uitvoergebied. Dit is normaal. Het vocht in het papier verdampt op het moment dat er warmte
wordt gegeneerd tijdens het fixeren van de toner (dit gebeurt meestal als de omgevingstemperatuur laag is).
KOPPELINGEN
Een aangepast papierformaat registreren
㻠㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-00U
Papier in de papierlade plaatsen
Gebruik de papierlade voor het papier dat u het meest gebruikt. Wanneer u wilt afdrukken op papier dat niet beschikbaar is in de
papierlade, legt u het papier in de sleuf voor handmatige invoer.
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
Plaats het papier met de korte zijde naar voren
U kunt papier niet laden met de lange zijde naar voren. Plaats het papier met de korte zijde naar voren.
Open de stofkap.
Schuif de papiergeleiders naar de zijkanten van de papierlade.
Formaatafkortingen op de papiergeleiders
De afkortingen op de papiergeleiders in de papierlade verwijzen naar de volgende papierformaten:
LGL: Legal
LTR: Letter
STMT: Statement
EXEC: Executive
Plaats het papier in de papierlade totdat u weerstand voelt.
Waaier de papierstapel uit en tik met de onderkant op een vlak oppervlak om de vellen papier mooi gelijk te leggen.
1
2
3
㻠㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Zorg dat de stapel de markering voor het maximale aantal vellen niet overschrijdt bij het plaatsen van papier
Zorg ervoor dat de papierstapel niet hoger is dan de markering voor het maximale aantal vellen (
). Als u te veel papier plaatst,
kan dit papierstoringen veroorzaken.
Zie Enveloppen plaatsen of Voorbedrukt papier plaatsen als u enveloppen gaat laden of papier met een logo.
Schuif de papiergeleiders tegen de randen van het papier.
Stel de papiergeleiders in op de breedte van het papier.
Schuif de papiergeleiders stevig tegen de randen van het papier
Als de papiergeleiders te los of te strak zitten, kan het papier verkeerd worden ingevoerd of kunnen er papierstoringen ontstaan.
Sluit de stofkap.
Als papier van het formaat Legal is geladen
De papiergeleiders aan de achterkant van het papier worden uitgeschoven. Open het uitschuifblad van de stofkap en zet de stofkap
omlaag.
Trek de papierstop uit.
Ga verder met Het type en formaat papier opgeven
Als u papier van een ander formaat of type gaat gebruiken
De standaardinstellingen voor papierformaat en papiersoort zijn respectievelijk <A4> en <Normaal (60-90 g/m2)>. Als u papier
van een ander formaat of type in de machine plaatst, moet u de instellingen dus aanpassen. Als u dat niet doet, kan er niet goed
worden afgedrukt.
4
5
6
»
㻠㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Afdrukken op de achterzijde van bedrukt papier (handmatig dubbelzijdig afdrukken)
U kunt afdrukken op de achterzijde van bedrukt papier. Strijk het bedrukte papier glad en leg het in de sleuf voor handmatige
invoer (
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer), met de bedrukte zijde naar beneden.
Plaats één vel tegelijk per afdruk.
U kunt alleen papier gebruiken dat met dit apparaat is bedrukt.
U kunt niet afdrukken op de zijde die eerder is bedrukt.
Als u papier van A5-formaat gebruikt, werkt dubbelzijdig afdrukken mogelijk niet goed.
KOPPELINGEN
Papier
㻠㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-00W
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
Wanneer u wilt afdrukken op papier dat niet beschikbaar is in de papierlade, legt u het papier in de sleuf voor handmatige invoer.
Gebruik de papierlade voor het papier dat u het meest gebruikt.
Papier in de papierlade plaatsen
Plaats het papier met de korte zijde naar voren
U kunt papier niet laden met de lange zijde naar voren. Plaats het papier met de korte zijde naar voren.
Open de klep van de sleuf voor handmatige invoer.
Schuif de papiergeleiders naar de zijkanten van de papierlade.
Schuif de papiergeleiders naar de zijkanten van de papierlade.
Plaats het papier in de sleuf voor handmatige invoer totdat u weerstand voelt.
Plaats het papier met de korte zijde naar voren, met de afdrukzijde naar boven. U kunt papier niet laden met de lange zijde naar
voren.
Zie Enveloppen plaatsen of Voorbedrukt papier plaatsen als u enveloppen gaat laden of papier met een logo.
Schuif de papiergeleiders tegen de randen van het papier.
Schuif de papiergeleiders naar binnen totdat ze stevig tegen de randen van het papier zitten.
1
2
3
4
㻠㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Schuif de papiergeleiders stevig tegen de randen van het papier
Als de papiergeleiders te los of te strak zitten, kan het papier verkeerd worden ingevoerd of kunnen er papierstoringen ontstaan.
Trek de papierstop uit.
Ga verder met Het type en formaat papier opgeven
5
»
㻠㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-00X
Enveloppen plaatsen
Strijk de enveloppen glad voordat u ze gaat laden. Let ook op de invoerrichting van de enveloppen en welke kant naar boven wijst.
Voordat u enveloppen gaat laden
Plaatsingsrichting
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u enveloppen in de gewenste richting laadt. Daarnaast worden de stappen besproken die u
moet uitvoeren voordat u enveloppen gaat laden. Raadpleeg
Papier in de papierlade plaatsen of Papier laden in de sleuf
voor handmatige invoer voor een beschrijving van de algemene procedure voor het laden van enveloppen in de papierlade of
sleuf voor handmatige invoer.
Volg de onderstaande procedure om de enveloppen voor te bereiden voor afdrukken.
U kunt slechts één envelop tegelijk laden in de sleuf voor handmatige invoer. Voer stap 1 - 4 in de onderstaande procedure uit
om de envelop voor te bereiden.
Sluit de flap van de enveloppen.
Strijk de enveloppen glad om alle resterende lucht eruit te persen en de randen plat te drukken.
Maak de enveloppen aan de hoeken los en strijk oneffenheden weg.
Lijn de randen van de enveloppen uit op een vlak oppervlak.
Voordat u enveloppen gaat laden
1
2
3
4
㻠㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Plaats de enveloppen met de korte zijde naar voren en met de kant zonder lijm (de voorzijde) naar boven.
De richting waarin u enveloppen plaatst, is hetzelfde voor de papierlade en de sleuf voor handmatige invoer.
Plaats de enveloppen met de sluitklep aan de linkerkant.
Plaatsingsrichting
㻠㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-00Y
Voorbedrukt papier plaatsen
Als u papier gebruikt waarop vooraf een logo is afgedrukt, let u bij het plaatsen op de invoerrichting van het papier. Zorg dat het papier
goed is geplaatst zodat er op de juiste kant van het papier met een logo wordt afgedrukt.
Enkelzijdig afdrukken op papier met logo's
Dubbelzijdig afdrukken op papier met logo's
In dit gedeelte wordt voornamelijk aandacht besteed aan het op de juiste manier laden van voorbedrukt papier, dus met de juiste
afdrukrichting en afdrukzijde. Raadpleeg
Papier in de papierlade plaatsen of Papier laden in de sleuf voor handmatige
invoer voor een beschrijving van de algemene procedure voor het laden van papier in de papierlade of sleuf voor handmatige
invoer.
Laad het papier met de kant van het logo (de afdrukzijde) naar boven.
Plaats altijd maar één vel papier in de sleuf voor handmatige invoer als u gaat afdrukken.
Afdrukken op papier met logo's in de afdrukrichting Staand
Afdrukken op papier met logo's in de afdrukrichting Liggend
Laad het papier met de voorzijde van het bedrukte papier (de zijde voor de eerste pagina van het document) naar beneden.
Afdrukken op papier met logo's in de afdrukrichting Staand
Enkelzijdig afdrukken op papier met logo's
Dubbelzijdig afdrukken op papier met logo's (MF229dw / MF226dn)
㻠㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Afdrukken op papier met logo's in de afdrukrichting Liggend
De instelling <Invoermethode papier schakelen> (MF229dw / MF226dn)
Wanneer u afdrukt op voorbedrukt papier, moet u de afdrukzijde van het geladen papier wijzigen als u enkelzijdig of dubbelzijdig
gaat afdrukken. Als <Invoermethode papier schakelen> echter is ingesteld op <Prioriteit afdrukzijde>, kunt u de afdrukzijde die u
gebruikt voor het laden van voorbedrukt papier voor dubbelzijdig afdrukken (met de logokant naar beneden) ook gebruiken voor
enkelzijdig afdrukken. Deze instelling is vooral handig als u regelmatig zowel enkelzijdig als dubbelzijdig afdrukt.
Invoermethode papier schakelen
㻡㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-010
Het type en formaat papier opgeven
U moet ervoor zorgen dat de instellingen voor het type en formaat papier overeenkomen met het papier dat is geladen. Vergeet dus niet
de papierinstellingen aan te passen wanneer u papier gaat laden dat afwijkt van het eerder gebruikte papier.
Als de instellingen onjuist zijn, kan het papier vastlopen of kan er een afdrukfout optreden.
Druk op en tik op <Papierinst.>.
Tik op <Papierlade> of <Lade 1>.
Selecteer het formaat van het geplaatste papier.
Als het formaat van het geplaatste papier niet zichtbaar is, tikt u op <Overige frm.>.
Selecteer het papiertype van het geplaatste papier.
Wanneer een veelgebruikt papierformaat bekend is
U kunt het apparaat zodanig instellen dat alleen veelgebruikte papierformaten op het selectiescherm worden weergegeven.
1
2
3
4
㻡㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
1
Tik op <Papierinst.>.
2
Tik op <Veelgebruikte papierformaten selecteren>.
3
Tik op <Multifunctionele lade> of <Lade 1>.
4
Schakel een veelgebruikt papierformaat in.
Niet-ingeschakelde papierformaten worden weergeven op het scherm <Overige formaten>.
5
Tik op <Toepassen>.
KOPPELINGEN
Papier in de papierlade plaatsen
Papier
㻡㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-011
Een aangepast papierformaat registreren
Zowel voor de papierlade als voor de sleuf voor handmatige invoer kunt u één veelgebruikt aangepast papierformaat registreren.
Druk op en tik op <Papierinst.>.
Tik op <Papierlade> of <Lade 1>.
Tik op <Aangepast>.
Geef het papierformaat op.
1
Geef de lengte van de zijde <X> op (de korte zijde).
Tik op <X>.
Geef de lengte van de zijde <X> op met
/ , gebruik / om de cursor naar cijfers vóór en achter het
decimaalteken te verplaatsen, en tik op <Toepassen>.
2
Geef de lengte van de zijde <Y> op (de lange zijde).
Tik op <Y>.
Geef de lengte van de zijde <Y> op en tik op <Toepassen>.
3
Tik op <Toepassen>.
1
2
3
4
㻡㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Selecteer het papiertype.
KOPPELINGEN
Papier in de papierlade plaatsen
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
5
㻡㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-012
Opslaan in het adresboek
U kunt veelgebruikte bestemmingen opslaan in het adresboek en eenvoudig selecteren als u ze nodig hebt. U
kunt maximaal 104 bestemmingen in het adresboek opslaan. U kunt bestemmingen alfabetisch zoeken, kiezen
uit lijsten in het adresboek of invoeren via een code van drie cijfers (codes voor verkort kiezen)
(
Bestemmingen opslaan in het adresboek). Daarnaast kunt u de volgende functies gebruiken om
bestemmingen snel op te geven.
Sneltoetsen
Als u heel veel adressen opslaat in het adresboek, wordt het lastig de gewenste bestemming te vinden. Voor het gemak kunt u
veelgebruikte bestemmingen als sneltoetsen opslaan. Hierdoor kunt u de bestemmingen weergeven met behulp van de sneltoetsen op het
scherm <Start>. U kunt maximaal 4 bestemmingen als sneltoetsen opslaan.
Bestemmingen als sneltoetsen opslaan
Groepskiezen
U kunt meerdere bestemmingen selecteren die al zijn opgeslagen en deze registreren als een groep. U kunt faxen naar meerdere
bestemmingen tegelijk versturen. U kunt maximaal 50 bestemmingen opslaan in een groep. U kunt een groep ook als sneltoets opslaan.
Meerdere bestemmingen opslaan voor groepskiezen
U kunt het adresboek als een bestand opslaan op uw computer (maar u kunt het adresboek niet bewerken op de computer).
Het is ook mogelijk om een opgeslagen adresboek te importeren van de computer naar het apparaat.
Het adresboek
opslaan of laden via de UI op afstand
U kunt een lijst afdrukken met de bestemmingen in het adresboek.
Adresboeklijst
KOPPELINGEN
Opgeven vanuit het adresboek
㻡㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-013
Bestemmingen opslaan in het adresboek
U kunt maximaal 100 bestemmingen als codes voor verkort kiezen in het adresboek opslaan. U kunt bestemmingen die u hebt
opgeslagen, bewerken of verwijderen.
Druk op en tik op <Adr. boek>.
Tik op <Best. regst.>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
Selecteer <Kiescode> <Fax> <Naam>.
Het is niet verplicht een waarde op te geven voor <Naam>. Als u een waarde opgeeft voor <Naam>, kunt u de bestemming
alfabetisch zoeken.
Voer de naam in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tik op <Faxnummer>.
Voer het nummer in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Gedetailleerde instellingen opgeven
Tik op <Toepassen>.
Wanneer u op <Details> tikt, ziet u het volgende of een soortgelijk scherm.
<ECM TX>
Als deze instelling <Aan> is en er tijdens verzending een fout in een afbeelding optreedt, wordt de fout gecontroleerd
en gecorrigeerd om te voorkomen dat een onjuiste afbeelding wordt verzonden.
<TX-snelheid>
Als het even duurt voordat een verzending begint, bijvoorbeeld vanwege een slechte telefoonverbinding, kunt u de
transmissiestartsnelheid stapsgewijs verlagen vanaf 33600 bps.
<Interlokaal>
Geef bij het opslaan van buitenlandse faxnummers <Internationaal (1)> t/m <Internationaal (3)> op, al naar gelang
de verzendomstandigheden.
U kunt ook gedetailleerde instellingen voor bestemmingen opgeven via <Menu> <Faxinstellingen>. Via <Adr.
boek> opgegeven instellingen bieden echter toegang tot de gedetailleerde instellingen van bestemmingen die in
het adresboek zijn opgeslagen.
1
2
3
4
5
6
7
㻡㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Er wordt automatisch een code van drie cijfers toegewezen aan bestemming. Deze code kunt u achteraf aanpassen als u dat wilt.
De inhoud van opgeslagen bestemmingen wijzigen
U kunt de inhoud van een opgeslagen bestemming altijd wijzigen. Het gaat hierbij om gegevens zoals nummers, namen, typen en codes
voor verkort kiezen.
Druk op en tik op <Adr. boek>.
Tik op <Details/Bew.>.
Selecteer met behulp van / het tabblad met de bestemming die u wilt wijzigen, en tik op de
bestemming.
Tik op <Bewerken>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
Selecteer het item dat u wilt wijzigen, breng de wijziging aan en tik op <Toepassen>.
Tik op <Toepassen>.
Een opgeslagen bestemming verwijderen
Druk op en tik op <Adr. boek>.
Tik op <Details/Bew.>.
Selecteer met behulp van / het tabblad met de bestemming die u wilt verwijderen, en tik op de
bestemming.
Tik op <Verwijderen>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
Tik op <Ja>.
1
2
3
4
5
6
1
2
3
4
5
㻡㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-014
Bestemmingen als sneltoetsen opslaan
U kunt voor het gemak veelgebruikte bestemmingen als sneltoetsen opslaan. U kunt bestemmingen snel weergeven door op het scherm
Start op sneltoetsen te tikken. U kunt bestemmingen die u hebt opgeslagen, bewerken of verwijderen (
Adresboek wijzigen via de UI
op afstand). U kunt maximaal 4 bestemmingen als sneltoetsen opslaan.
Druk op en tik op <Adr. boek>.
Tik op <Best. regst.>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
Selecteer <Sneltoets> <Fax>.
Tik op het nummer dat u wilt opslaan.
U kunt dit nummer later eventueel wijzigen.
Tik op <Naam>.
Het is niet verplicht een waarde op te geven voor <Naam>. Als u een waarde opgeeft voor <Naam>, kunt u de bestemming
alfabetisch zoeken.
Voer de naam in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tik op <Faxnummer>.
Voer het nummer in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Gedetailleerde instellingen opgeven
Wanneer u op <Details> tikt, ziet u het volgende of een soortgelijk scherm.
<ECM TX>
Als deze instelling <Aan> is en er tijdens verzending een fout in een afbeelding optreedt, wordt de fout gecontroleerd
en gecorrigeerd om te voorkomen dat een onjuiste afbeelding wordt verzonden.
<TX-snelheid>
Als het even duurt voordat een verzending begint, bijvoorbeeld vanwege een slechte telefoonverbinding, kunt u de
transmissiestartsnelheid stapsgewijs verlagen vanaf 33600 bps.
<Interlokaal>
Geef bij het opslaan van buitenlandse faxnummers <Internationaal (1)> t/m <Internationaal (3)> op, al naar gelang
de verzendomstandigheden.
U kunt ook gedetailleerde instellingen voor bestemmingen opgeven via <Menu> <Faxinstellingen>. Via <Adr.
boek> opgegeven instellingen bieden echter toegang tot de gedetailleerde instellingen van bestemmingen die in
het adresboek zijn opgeslagen.
1
2
3
4
5
6
7
8
㻡㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Tik op <Toepassen>.
De inhoud van als sneltoets opgeslagen bestemmingen bewerken
U kunt wijzigingen aanbrengen in ingestelde gegevens. Zo kunt u bijvoorbeeld opgeslagen nummers of namen veranderen, of nummers
die u als sneltoetsen hebt opgeslagen.
Druk op en tik op <Adr. boek>.
Tik op <Details/Bew.>.
Selecteer < > met / en tik op de bestemming die u wilt wijzigen.
Tik op <Bewerken>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
Tik op het item dat u wilt wijzigen, breng de wijziging aan en tik op <Toepassen>.
Tik op <Toepassen>.
Een opgeslagen bestemming verwijderen
Druk op en tik op <Adr. boek>.
Tik op <Details/Bew.>.
Selecteer < > met / en tik op de bestemming die u wilt verwijderen.
Tik op <Verwijderen>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
9
1
2
3
4
5
6
1
2
3
4
㻡㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Tik op <Ja>.
5
㻢㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-015
Meerdere bestemmingen opslaan voor groepskiezen
U kunt een aantal bestemmingen combineren in groepen. Als u een groep hebt opgeslagen, kunt u achteraf altijd bestemmingen
toevoegen of verwijderen.
Druk op en tik op <Adr. boek>.
Tik op <Best. regst.>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
Tik op <Kiescode>.
U kunt een groep ook als sneltoets opslaan. Selecteer <Sneltoets> om de groep als snelkeuzenummer op te slaan.
Tik op <Groep>.
Tik op <Naam>.
Het is niet verplicht een waarde op te geven voor <Naam>. Als u een waarde opgeeft voor <Naam>, kunt u de bestemming
alfabetisch zoeken.
Voer de naam in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tik op <Aantal bestemmingen>.
Tik op <Toevoegen>.
Selecteer het tabblad met / en tik op een bestemming die u wilt opslaan.
Tik op <Toevoegen>.
Herhaal stap 8 en 9 totdat u alle gewenste bestemmingen hebt opgeslagen en tik vervolgens op
<Toepassen>.
Tik op <Toepassen>.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
㻢㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
De inhoud van opgeslagen groepen wijzigen
U kunt de inhoud van een opgeslagen groep altijd wijzigen. Het gaat hierbij om gegevens zoals namen, bestemmingen en codes voor
verkort kiezen.
Druk op en tik op <Adr. boek>.
Tik op <Details/Bew.>.
Selecteer < > met / en tik op de bestemming die u wilt wijzigen.
Tik op <Bewerken>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
Selecteer het item dat u wilt wijzigen, breng de wijziging aan en tik op <Toepassen>.
Tik op <Toepassen>.
Een groep verwijderen
Druk op en tik op <Adr. boek>.
Tik op <Details/Bew.>.
Selecteer < > met / en tik op de groep die u wilt verwijderen.
Tik op <Verwijderen>.
Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op
<Toepassen>.
Een pincode instellen voor het adresboek
Tik op <Ja>.
1
2
3
4
5
6
1
2
3
4
5
㻢㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-016
Het volume aanpassen
De machine produceert in verschillende situaties geluidssignalen, bijvoorbeeld om aan te geven dat het versturen van een fax is voltooid
of dat er papier is vastgelopen. U kunt het volume van deze geluiden afzonderlijk instellen.
Druk op en tik op <Menu>.
Tik op <Voorkeuren>.
Tik op <Volumeregeling>.
Selecteer een instelling.
Optie Beschrijving Procedure
<Faxtoon> Geluid tijdens het verzenden van een fax
Ga naar stap 5.
<Belsignaal> Geluid om een binnenkomende fax aan te geven
<TX gereed signaal>
Geluid om aan te geven dat het versturen van een fax is
voltooid
Ga naar stap 5.
<Signaal RX gereed>
Geluid om aan te geven dat het ontvangen van een fax is
voltooid
<Scan gereed signaal>
Geluid om aan te geven dat het scannen van een fax is
voltooid
<Invoersignaal>
Bevestigingssignaal telkens wanneer op een toets op het
bedieningspaneel of een knop op het display wordt
gedrukt
Selecteer <Aan> (signaal
produceren) of <Uit> (geen signaal
produceren).
<Signaal invoerfout>
Geluid bij het indrukken van een ongeldige toets, zoals bij
het invoeren van een cijfer buiten het toegestane bereik
<Waarschuwingssignaal> Geluid bij een papierstoring of andere fout
<Opdr. gereed-signaal>
Geluid om aan te geven dat een bewerking zoals kopiëren
of scannen is voltooid
<Waarsch.
energiebesp.>
Geluid om aan te geven dat de slaapstand van de
machine wordt geactiveerd of verlaten
<Detectietoon voor
origineel in invoer>
Geluid om aan te geven dat een origineel in de
documentinvoer is geplaatst
Stel het volume in met / en tik op <Toepassen>.
Tik op en verplaats de cursor naar uiterst links om het geluid uit te schakelen.
1
2
3
4
5
㻢㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Geluid alleen bij fout uitschakelen
Tik op <Bij fout> <Aan> <Toepassen>.
㻢㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-017
De stille modus inschakelen
In de stille modus maakt het apparaat tijdens gebruik minder geluid. Druk bijvoorbeeld op op het bedieningspaneel wanneer u het
apparaat's nachts gebruikt. Dit is alles wat u hoeft te doen om het apparaat stiller te laten werken. U kunt ook de tijd opgeven waarop
het apparaat automatisch in de stille modus moet worden gezet.
In de stille modus
Het lampje brandt groen als de stille modus actief is.
Wanneer de stille modus wordt ingeschakeld
Functies gaan trager werken.
Geluidssignalen zoals <Invoersignaal> en <Opdracht gereed-signaal> klinken even hard. Zie
Het volume aanpassen voor
informatie over het aanpassen van het volume of het uitschakelen van het geluid.
Wanneer de stille modus niet kan worden ingeschakeld voor het apparaat
Het apparaat bevindt zich in de speciale modus
Er is een bepaald papierformaat of een bepaald papiertype opgegeven
Een tijd voor het inschakelen van de stille modus opgeven
U kunt opgeven hoe laat de stille modus voor het apparaat automatisch moet worden in- of uitgeschakeld. Dit is bijvoorbeeld handig
als u het apparaat alleen's nachts stiller wilt laten werken.
<Menu>
<Tijdklokinstellingen> <Tijd stille modus> geef elke instelling op <Toepassen>
<Begintijd>
Hiermee kunt u de tijd voor het inschakelen van de stille modus opgeven. Tik op <Aan> en geef de tijd op.
<Eindtijd>
Hiermee kunt u de tijd voor het uitschakelen van de stille modus opgeven. Tik op <Aan> en geef de tijd op.
㻢㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
De stille modus uitschakelen
Druk op om de stille modus uit te schakelen.
㻢㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-018
De slaapstand instellen
In de slaapstand wordt het stroomverbruik verlaagd door de stroomtoevoer naar het bedieningspaneel te onderbreken. Als er gedurende
bepaalde tijd geen bewerkingen worden uitgevoerd op de machine, zoals tijdens de lunchpauze, kunt u energie besparen door op
op
het bedieningspaneel te drukken. U kunt ook de instelling Automatische sluimertijd gebruiken om de machine automatisch in de
slaapstand te zetten als deze gedurende de opgegeven tijd inactief is.
Wanneer de slaapmodus is ingeschakeld
Het lampje brandt groen als de slaapstand actief is.
Situaties waarin de slaapstand niet wordt geactiveerd
Wanneer het apparaat bezig is
Wanneer het lampje [Verwerken/gegevens] brandt of knippert
Wanneer het apparaat een bewerking uitvoert zoals aanpassen of reinigen
In het geval van een papierstoring
Wanneer de hoorn van de optionele handset of van een externe telefoon van de haak is
Wanneer het menuscherm wordt weergegeven
Wanneer er een foutbericht wordt weergegeven op het scherm (er zijn enkele uitzonderingen: bij bepaalde foutberichten wordt
de slaapstand wel geactiveerd)
Automatische sluimertijd instellen
Hieronder ziet u de standaardinstellingen voor de periode van inactiviteit waarna de machine automatisch in de slaapstand wordt
geplaatst. Gebruik de standaardinstellingen om zo veel mogelijk stroom te besparen. Volg de onderstaande procedure om de periode
van inactiviteit te wijzigen waarna de machine automatisch in de slaapstand wordt geplaatst.
5 minuten (het instellingsbereik is 5 t/m 30 minuten)
<Menu>
<Tijdklokinstellingen> <Automatische sluimertijd> de periode van inactiviteit waarna de machine
automatisch in de slaapstand wordt geplaatst
<Toepassen>
De slaapstand verlaten
Druk op . U kunt ook op het display tikken of op een andere toets dan drukken om de slaapstand te verlaten.
Als er een optionele handset of een externe telefoon is aangesloten op het apparaat, wordt de slaapstand verlaten wanneer u
㻢㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
de handset van de haak neemt.
㻢㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-019
Kopiëren
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan basisbewerkingen voor kopiëren en worden verschillende andere handige functies
beschreven, zoals dubbelzijdig kopiëren en beide zijden van een identiteitsbewijs kopiëren op één pagina.
Basishandelingen gebruiken
Basisbewerkingen voor kopiëren
Kopiëren annuleren
De gewenste kopieerinstellingen gebruiken
Vergroten of verkleinen Kopieën sorteren per pagina Documenttype selecteren
Dichtheid aanpassen Scherpte aanpassen Dubbelzijdig kopiëren (MF229dw
/ MF226dn)
Meerdere documenten op één vel
kopiëren (2 op 1/4 op 1)
De knop <Papierbesp.>
gebruiken
Beide zijden van een
identiteitsbewijs op één pagina
kopiëren
Veelgebruikte kopieerbewerkingen eenvoudiger uitvoeren
De standaardinstellingen wijzigen
㻢㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-01A
Basisbewerkingen voor kopiëren
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
Druk op en tik op <Kopiëren>.
Gebruik de numerieke toetsen om het gewenste aantal kopieën in te voeren.
U kunt een waarde invoeren van 1 tot 99.
Druk op
om het ingevoerde aantal te annuleren.
Geef de gewenste kopieerinstellingen op.
Selecteer de instellingen. Verschillende kopieerinstellingen
Druk op .
Het kopiëren wordt gestart.
Als u het kopiëren wilt annuleren, tikt u op <Annuleren>
<Ja>. Kopiëren annuleren
Als u in stap 1 documenten in de documentinvoer plaatst
Het document wordt automatisch gescand.
Als u in stap 1 documenten op de glasplaat legt
Afhankelijk van de gekozen kopieerinstellingen wordt het scherm voor het selecteren van het documentformaat
weergegeven wanneer u meerdere documenten gaat kopiëren. Volg de onderstaande procedure.
1
Selecteer het formaat van het document.
1
2
3
4
5
㻣㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Wanneer het bericht <Frm past niet bij inst> wordt weergegeven.
Er wordt een foutbericht weergegeven
Als u documenten gaat kopiëren met tekst of afbeeldingen die doorlopen tot de randen van de pagina
De kans bestaat dat de randen van het document niet worden gekopieerd. Zie Scangebied voor meer informatie over de
scanmarges.
Als u altijd dezelfde kopieerinstellingen wilt gebruiken:
De standaardinstellingen wijzigen
2
Leg het volgende document op de glasplaat en druk op .
Herhaal deze stap totdat het volledige document is gescand.
3
Tik op <Start kopie>.
㻣㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-01C
Kopiëren annuleren
Als u de kopieerbewerking wilt annuleren direct nadat u op hebt gedrukt, tikt u op <Annuleren> op het scherm of drukt u op op
het bedieningspaneel. U kunt het kopiëren ook annuleren nadat u de kopieerstatus hebt gecontroleerd.
Tik op <Annuleren> op het scherm dat wordt weergegeven tijdens het kopiëren
Druk op om te annuleren
Als op het scherm een lijst met documenten verschijnt wanneer u op hebt gedrukt
De documenten zijn gescand en wachten om te worden afgedrukt. Selecteer het document waarvoor u het kopiëren wilt annuleren.
Druk op om te annuleren
<Status kopieeropdracht> <Annuleren> <Ja>
Kopieerdetails
Hier ziet u het aantal kopieën, de gekozen instellingen en andere details. Als u alleen de details wilt controleren zonder het
kopiëren te annuleren, drukt u op
om terug te gaan naar het hoofdscherm van de kopieerfunctie.
<Annuleren>
Hiermee annuleert u het kopiëren.
㻣㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
㻣㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-01E
Verschillende kopieerinstellingen
U kunt kiezen uit een groot aantal instellingen om zo op de gewenste manier kopieën te maken. Zo zijn er instellingen om papier te
besparen maar ook om uw documenten beter leesbaar te maken.
Vergroten of verkleinen Documenttype selecteren Dichtheid aanpassen
Scherpte aanpassen Dubbelzijdig kopiëren (MF229dw
/ MF226dn)
Meerdere documenten op één vel
kopiëren (2 op 1/4 op 1)
De knop <Papierbesp.>
gebruiken
Beide zijden van een
identiteitsbewijs op één pagina
kopiëren
Kopieën sorteren per pagina
㻣㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-01F
Vergroten of verkleinen
U kunt kopieën vergroten of verkleinen door een vooraf ingesteld zoompercentage te gebruiken zoals <A5-
>A4> of door in stappen van 1% een aangepast zoompercentage in te stellen.
<Kopiëren>
<Zoompercentage> selecteer het zoompercentage
<Aangepast percentage>
Druk op
/ of de numerieke toetsen om het zoompercentage in te voeren en druk vervolgens op <Toepassen>. U kunt in
stappen van 1% een zoompercentage instellen tussen 25 en 400%.
Vooraf ingesteld zoompercentage
Selecteer een zoompercentage.
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
㻣㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-01H
Documenttype selecteren
U kunt de optische beeldkwaliteit voor de kopie selecteren op basis van het documenttype, zoals documenten
met alleen tekst, documenten met grafieken en tabellen of documenten met tijdschriftfoto's.
<Kopiëren>
<Type origineel> selecteer het documenttype
<Tekst>
Selecteer deze optie voor het kopiëren van documenten met alleen tekst.
<Tekst/foto (snel)>
Selecteer deze optie als u documenten gaat kopiëren die tekst en foto's bevatten. De afdruksnelheid krijgt een hogere prioriteit
dan de beeldkwaliteit.
<Tekst/Foto>
Selecteer deze optie als u documenten gaat kopiëren die tekst en foto's bevatten.
<Foto>
Deze optie is bedoeld voor het kopiëren van documenten met gedrukte foto's, zoals tijdschriften of folders.
Als u <Tekst/foto (snel)>, <Tekst/Foto> of <Foto> selecteert en <Densiteit> op <Auto densit.> is ingesteld, verandert dit in
<Handm. densiteit>.
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
㻣㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-01J
Dichtheid aanpassen
U kunt de dichtheid van de kopie aanpassen als de tekst of afbeeldingen in een document te licht of te donker
zijn. U kunt ook automatisch een optimale dichtheid voor een document laten instellen.
<Kopiëren>
<Densiteit> wijzig de dichtheid <Toepassen>
<->
Hiermee verlaagt u de dichtheid.
<+>
Hiermee verhoogt u de dichtheid.
<Auto densit.>
Er wordt automatisch een optimale dichtheid voor het document ingesteld.
<Type origineel> wordt automatisch ingesteld op <Tekst>. (
Documenttype selecteren)
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
Scherpte aanpassen
Densiteit corrigeren
㻣㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-01K
Scherpte aanpassen
U kunt de scherpte van de gekopieerde afbeelding aanpassen. Stel de scherpte hoger in om onscherpe teksten
en lijnen te verscherpen of stel deze lager in om de weergave van tijdschriftfoto's te verbeteren.
<Kopiëren>
<Scherpte> pas de scherpte aan <Toepassen>
<–>
Hiermee verlaagt u de scherpte, waardoor het beeld minder hard is.
Voorbeeld: Als u de weergave van foto's uit een tijdschrift wilt verbeteren
<+>
Hiermee verhoogt u de scherpte van de afbeelding.
Voorbeeld: Als u met potlood geschreven tekst en lijnen scherper wilt maken
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
Dichtheid aanpassen
㻣㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-01L
Dubbelzijdig kopiëren
U kunt twee pagina's van een document op beide zijden van het papier kopiëren. U kunt ook een dubbelzijdig
document op beide zijden van het papier kopiëren, of op twee afzonderlijke pagina's.
<2-zijdig> is mogelijk niet voor alle formaten en soorten papier beschikbaar.
Papier
<2-zijdig> is niet beschikbaar als u <Papierbesp.> of <ID-kaart kopie> gebruikt.
Met de toets <Papierbesp.> kunt u dubbelzijdig kopiëren combineren met <2 op 1>/<4 op 1>: De knop <Papierbesp.>
gebruiken
<Kopiëren>
<2-zijdig> selecteer het type dubbelzijdig kopiëren
Manieren van dubbelzijdig kopiëren
De onderstaande afbeelding geeft de manieren van dubbelzijdig kopiëren weer.
1-Zijdig->2-Zijdig 2-Zijdig->2-Zijdig 2-Zijdig->1-Zijdig
<Origineel/type afwerking>
Geef aan of u de binding wilt wijzigen, bijvoorbeeld wanneer u documenten met de instelling Type boek wilt kopiëren in de stand
Type kalender.
1-Zijdig->2-Zijdig
Als u staande documenten wilt kopiëren in de stand Type kalender (inbinden langs de korte kant)
<Origineel/type afwerking> <1->2-zijdig> <Staand> <Type kalender>
Als u liggende documenten wilt kopiëren in de indeling Type boek (inbinden langs de korte kant)
㻣㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
2-Zijdig->2-Zijdig (MF229dw)
2-Zijdig->1-Zijdig (MF229dw)
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op 1/4 op 1)
De knop <Papierbesp.> gebruiken
<Origineel/type afwerking> <1->2-zijdig> <Liggend> <Type boek>
Als u kopieën wilt maken met een ander type inbinding dan het origineel
<Origineel/type afwerking> <2->2-zijdig> selecteer de afdrukrichting van het origineel selecteer het type
binding van het origineel
selecteer het type binding voor de kopie, een ander type dan bij het origineel
Met deze instelling kunt u de richting van het uitvoerpapier uitlijnen.
Wanneer een dubbelzijdig document de afdrukrichting Staand heeft en de indeling Type kalender (inbinden langs de
korte kant)
<Origineel/type afwerking> <2->1-zijdig> <Staand> <Type kalender>
Wanneer een dubbelzijdig document de afdrukrichting Liggend heeft en de indeling Type boek (inbinden langs de korte
kant)
<Origineel/type afwerking> <2->1-zijdig> <Liggend> <Type boek>
㻤㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-01R
Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op 1/4 op 1)
U kunt twee of vier documenten verkleind kopiëren op één vel papier. Hierdoor neemt het aantal pagina's af
en kunt u eenvoudig papier besparen.
Als u <2 op 1>/<4 op 1> gebruikt, wordt de kopieerverhouding automatisch verkleind (de kopieerverhouding wordt
weergegeven op het scherm). U kunt de kopieerverhouding vergroten of verder verkleinen voordat u op
drukt, maar de
randen van het document worden mogelijk niet gekopieerd als u de verhouding vergroot.
<2 op 1>/<4 op 1> is niet beschikbaar als u <Papierbesp.> of <ID-kaart kopie> gebruikt.
Wanneer u meerdere documenten op één pagina kopieert, worden er mogelijk marges toegevoegd aan de kopie.
Met de toets <Papierbesp.> kunt u dubbelzijdig kopiëren combineren met <2 op 1>/<4 op 1>: De knop <Papierbesp.>
gebruiken
<Kopiëren>
<N op 1> selecteer <2 op 1> of <4 op 1> selecteer het documentformaat op het scherm
<Scanformaat>
<2 op 1>/<4 op 1>
Selecteer <2 op 1> om twee pagina's van documenten op één vel te kopiëren of selecteer <4 op 1> om vier pagina's van
documenten op één vel te kopiëren.
<Selecteer lay-out>
Geef op hoe u de documenten op de pagina wilt plaatsen.
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
Dubbelzijdig kopiëren (MF229dw / MF226dn)
De knop <Papierbesp.> gebruiken
㻤㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-01S
De knop <Papierbesp.> gebruiken
Met <2 op 1>/<4 op 1> kunt u meerdere documenten op één vel kopiëren en met <2-zijdig> kunt u het
document op beide zijden van een pagina kopiëren. De knop <Papierbesp.> op het scherm Start combineert
deze functies en maakt het eenvoudiger om papier te besparen dan bij afzonderlijk gebruik van de functies.
De instelling voor dubbelzijdig afdrukken <Paper Save Copy> is mogelijk niet voor alle formaten en soorten papier
beschikbaar.
Papier
Als u <Papierbesp.> gebruikt, wordt de kopieerverhouding automatisch verkleind (de kopieerverhouding wordt weergegeven op
het scherm). U kunt de kopieerverhouding vergroten of verder verkleinen voordat u op
drukt, maar de randen van het
document worden mogelijk niet gekopieerd als u de verhouding vergroot.
<Papierbesp.> is niet beschikbaar als u <2-zijdig>, <2 op 1>/<4 op 1> of <ID-kaart kopie> gebruikt.
Wanneer u meerdere documenten op één pagina kopieert, worden er mogelijk marges toegevoegd aan de kopie.
<Papierbesp.>
selecteer de kopieerinstelling voor papierbesparing selecteer het documentformaat op het scherm
<Scanformaat>
Kopieerinstellingen voor papierbesparing
Selecteer één van de vier beschikbare combinaties van instellingen.
Origineel (staand) Kopiëren
<2 op 1 1->2-
zijdig>*
<4 op 1 1->2-
zijdig>
<2 op 1 1->1-
zijdig>
<4 op 1 1->1-
zijdig>
Alleen de MF229dw / MF226dn
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
Dubbelzijdig kopiëren (MF229dw / MF226dn)
Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op 1/4 op 1)
*
*
㻤㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-01U
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één pagina kopiëren
Gebruik <ID-kaart kopie> om de voor- en achterzijde van een identiteitsbewijs op dezelfde zijde van een pagina te
kopiëren. Deze functie is handig als u bijvoorbeeld een rijbewijs of paspoort gaat kopiëren.
<ID-kaart kopie> is beschikbaar met papier van het formaat A4/Letter of groter.
<Zoompercentage> wordt automatisch ingesteld op <100%>.
<ID-kaart kopie> is niet beschikbaar als u <Papierbesp.>, <2-zijdig> of <2 op 1>/<4 op 1> gebruikt.
Plaats het document
<ID-kaart kopie> draai het document om
De kaart plaatsen
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
㻤㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-01W
Kopieën sorteren per pagina
Als u meerdere kopieën wilt gaan maken van documenten met meerdere pagina's, kunt u <Sorteren> op <Aan>
zetten om de kopieën op volgorde te sorteren. Deze functie is handig bij het voorbereiden van hand-outs voor
vergaderingen of presentaties.
<Kopiëren>
<Sorteren> <Aan>
<Uit>
De kopieën worden per pagina gegroepeerd en worden niet gesorteerd. Als u bijvoorbeeld drie kopieën maakt van een document
dat uit vijf pagina's bestaat, worden de kopieën als volgt uitgevoerd: 1, 1, 1, 2, 2, 2, 3, 3, 3, 4, 4, 4, 5, 5, 5.
<Aan>
De kopieën worden in de juiste volgorde gegroepeerd. Als u bijvoorbeeld drie kopieën maakt van een document dat uit vijf
pagina's bestaat, worden de kopieën als volgt uitgevoerd: 1, 2, 3, 4, 5, 1, 2, 3, 4, 5, 1, 2, 3, 4, 5.
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
㻤㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-01X
De standaardinstellingen wijzigen
De standaardinstellingen zijn de instellingen die worden weergegeven wanneer u het apparaat inschakelt of op drukt. Als u deze
standaardinstellingen afstemt op de bewerkingen die u regelmatig uitvoert, kunt u tijd besparen doordat u niet steeds dezelfde
instellingen hoeft te configureren als u gaat kopiëren.
<Menu>
<Kopieerinstellingen> <Wijzig standaardinstellingen> selecteer de instelling wijzig de standaardwaarde
van het geselecteerde item
<Toepassen> <Toepassen>
Instellingen
Selecteer het item dat u wilt instellen en wijzig de standaardwaarde.
KOPPELINGEN
Basisbewerkingen voor kopiëren
Verschillende kopieerinstellingen
Kopieerinstellingen
㻤㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-01Y
Faxen
In dit hoofdstuk worden faxinstellingen, basishandelingen en verschillende andere nuttige functies beschreven, zoals Faxen via pc om
documenten rechtstreeks vanaf computers te verzenden, en Adresboek om bestemmingen gemakkelijk op te geven.
U moet enkele procedures doorlopen voordat u de faxfuncties kunt gebruiken. Begininstellingen configureren voor
faxfuncties
U moet bestemmingen opslaan in het adresboek om deze functie te kunnen gebruiken.
Opslaan in het adresboek
Faxinstellingen opgeven
Begininstellingen configureren voor faxfuncties
Basishandelingen gebruiken
Faxen verzenden
Het verzenden van faxen annuleren
Faxen ontvangen
Scaninstellingen opgeven
Resolutie aanpassen Dichtheid aanpassen Scherpte aanpassen
Dubbelzijdige documenten
scannen (MF229dw)
Eenvoudig en snel bestemmingen opgeven
Opgeven vanuit het adresboek Bestemmingen rechtstreeks
selecteren door codes voor
verkort kiezen in te voeren
Bestemmingen opgeven met de
sneltoetsen
㻤㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Eerder gebruikte bestemmingen
opgeven
Faxen verzenden en ontvangen op de manier zoals u dat wilt
Eerst een gesprek tot stand
brengen en dan een fax versturen
(handmatig verzenden)
Faxen gelijktijdig naar meerdere
bestemmingen verzenden
(groepsverzending)
Ontvangen faxen in het geheugen
opslaan (ontvangst in geheugen)
Ontvangen faxen doorsturen Faxinformatiediensten ontvangen
Faxen rechtstreeks vanaf uw computer versturen
Faxen versturen vanaf uw
computer
㻤㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-020
Begininstellingen configureren voor faxfuncties
Volg stappen 1 - 4 hieronder om de faxinstellingen te configureren. Bepaal eerst welke ontvangstmodus het best aansluit bij uw situatie
en volg dan de aanwijzingen op het scherm om de bijbehorende instellingen te configureren. Als u meer wilt weten over een bepaalde
stap, klikt u op de koppeling om naar het desbetreffende gedeelte te gaan.
Stap 1
Bepalen welke faxontvangstmodus u wilt gebruiken
Stap 2
Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren
Stap 3
De ontvangstmodus selecteren
Stap 4
De telefoonlijn aansluiten
㻤㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-021
Bepalen welke faxontvangstmodus u wilt gebruiken
U kunt de faxinstellingen pas configureren als u hebt bepaald welke ontvangstmodus het best aansluit bij het beoogde gebruik.
Beoogd gebruik Ontvangstmodus
Alleen fax
gebruiken/nooit
telefoon
gebruiken
<Automatisch>
Kies deze instelling als u het apparaat uitsluitend wilt gebruiken voor het ontvangen van faxen en u de telefoon
of optionele handset niet gaat gebruiken.
Meestal de
telefoon
gebruiken/bijna
nooit de fax
gebruiken
<Handmatig>
Sluit uw telefoon aan op het apparaat. Kies deze instelling als u meestal de telefoonfunctie gebruikt.
Binnenkomende faxen kunt u handmatig ontvangen.
Zowel fax als
telefoon
gebruiken
Antwoordapparaat
gebruiken
<Antwoordapparaat>
Sluit uw antwoordapparaat aan. Bellers kunnen een bericht inspreken als u de telefoon niet
opneemt. Binnenkomende faxen worden automatisch ontvangen.
Telefoon
gebruiken
<Fax/Tel (auto schakel)>
Sluit uw telefoon aan. Binnenkomende faxen worden automatisch ontvangen en de telefoon
gaat over voor binnenkomende oproepen.
Afhankelijk van het type telefoon dat op het apparaat is aangesloten, kunnen faxen mogelijk niet goed worden verzonden of
ontvangen.
Het is mogelijk dat u handmatig een andere ontvangstmodus dan de bovenstaande kunt instellen, maar dit verschilt per land
of regio.
Faxen ontvangen
Ga verder met Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren
KOPPELINGEN
Faxen ontvangen
»
㻤㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-022
Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren
Registreer het faxnummer en de naam van het apparaat. Deze gegevens worden afgedrukt aan het begin van pagina's die u verstuurt.
Druk op en tik op <Menu>.
Tik op <Faxinstellingen> <Faxinstallatiegids>.
Tik op <Nu installeren>.
Als u <Later installeren> selecteert, wordt de ontvangstmodus ingesteld op <Automatisch>.
Tik op <Volgende>.
Voer het faxnummer in met de numerieke toetsen ( Tekst invoeren ) en tik op <Toepassen>.
Tik op <Volgende>.
1
2
3
4
5
6
㻥㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Voer de naam van het apparaat in (zoals een gebruikersnaam of bedrijfsnaam) ( Tekst invoeren ) en tik op
<Toepassen>.
Gebruik een naam van maximaal 24 alfanumerieke tekens.
Tik op <aA/12> om de gewenste invoermodus te selecteren.
Ga verder met De ontvangstmodus selecteren
KOPPELINGEN
Faxen verzenden
7
»
㻥㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-023
De ontvangstmodus selecteren
Selecteer vooraf de ontvangstmodus die het best aansluit bij het beoogde gebruik ( Bepalen welke faxontvangstmodus u wilt
gebruiken).
Als u eerder <Later installeren> hebt geselecteerd in het faxconfiguratiescherm ( Het faxnummer en de naam van het
apparaat registreren), tikt u op <Faxinstellingen>
<Faxinstallatiegids> om dat scherm weer te geven.
Tik op <Volgende>.
Het onderstaande scherm wordt weergegeven nadat u een naam voor het apparaat hebt geregistreerd ( Het faxnummer en
de naam van het apparaat registreren).
Selecteer de ontvangstmodus die het best aansluit bij het beoogde gebruik.
Selecteer de ontvangstmodus door op <Ja> of <Nee> te tikken.
Het is mogelijk dat u handmatig een andere ontvangstmodus dan hieronder kunt instellen, maar dit verschilt per land of regio.
Faxen ontvangen
Als u de ontvangstmodus wilt instellen op <Automatisch>
Als u de ontvangstmodus wilt instellen op <Fax/tel (auto schakelen)>
Als u de ontvangstmodus wilt instellen op <Antwoordapparaat>
Als u de ontvangstmodus wilt instellen op <Handmatig>
Tik op <Toepassen>.
Ga verder met
De telefoonlijn aansluiten
1
2
3
»
㻥㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
KOPPELINGEN
Faxen ontvangen
㻥㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-024
De telefoonlijn aansluiten
Sluit de telefoonlijn aan op het apparaat.
Als u eerder <Later installeren> hebt geselecteerd in het faxconfiguratiescherm ( Het faxnummer en de naam van het
apparaat registreren), tikt u op <Faxinstellingen>
<Faxinstallatiegids> om dat scherm weer te geven.
Tik op <Volgende>.
Een van de onderstaande schermen wordt weergegeven nadat de ontvangstmodus is ingesteld ( De ontvangstmodus
selecteren).
Sluit de telefoonlijn aan op het apparaat.
Sluit het telefoonsnoer aan op de telefoonaansluiting ( ) van het apparaat en op de wanddoos.
Als u een optionele handset of externe telefoon gebruikt, moet u de aansluiting voor een externe telefoon (
) van het apparaat
gebruiken.
Belangrijke informatie voor het aansluiten van de telefoonlijn
Het apparaat wordt geleverd met een telefoonsnoer en een adapter om de telefoonlijn aan te sluiten. Afhankelijk van uw
land of regio, moet u mogelijk de adapter gebruiken om de telefoonlijn te verbinden met de telefoonaansluiting in de
muur. Als u de bijgeleverde adapter gebruikt, volg dan de onderstaande instructies om deze juist aan te sluiten.
Als u de bijgeleverde adapter gaat gebruiken, gebruik dan het telefoonsnoer met 6 contactpunten uit het pakket met
de adapter.
Het telefoonsnoer met 2 contactpunten mag u niet aansluiten op de adapter. Als u dat doet, bestaat de kans dat dit
product of de aangesloten telefoon niet goed werkt.
De te gebruiken adapter verschilt per land of regio. Selecteer het type adapter dat u meestal gebruikt.
1
2
㻥㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Als u een externe telefoon met faxfuncties aansluit, moet u de telefoon instellen voor het handmatig ontvangen van faxen.
Tik op <Volgende> als u de telefoonlijn hebt aangesloten.
Tik op <Ja>.
Tik op <OK>.
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Als u de machine opnieuw opstart, wordt het type telefoonlijn automatisch ingesteld.
Als het type telefoonlijn niet automatisch wordt ingesteld
Volg de onderstaande procedure om het type telefoonlijn in te stellen. Als u niet zeker weet welk type telefoonlijn u gebruikt, neem
dan contact op met uw telefoonaanbieder. <Selecteer type lijn> is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het land waarin u de
machine gebruikt.
<Menu>
<Faxinstellingen> <Basisinstellingen> <Selecteer type lijn> <Handmatig> selecteer het type
telefoonlijn
KOPPELINGEN
Installatie
Faxen verzenden
Faxen ontvangen
3
4
5
6
㻥㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-025
Faxen verzenden
Druk altijd eerst op om te voorkomen dat een fax verkeerd wordt verzonden.
* Er zijn mogelijk nog bestemmingen die door de vorige gebruiker zijn ingesteld.
U moet enkele procedures doorlopen voordat u de faxfuncties kunt gebruiken. Begininstellingen configureren voor
faxfuncties
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
Druk op en tik op <Faxen>.
Geef een bestemming op.
Bestemmingen opgeven met de numerieke toetsen
Voer de bestemming in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Als uw apparaat is aangesloten op een telefooncentrale, tikt u op <R> voordat u de bestemming invoert. Als <R> niet
beschikbaar is, moet u de instellingen voor de R-toets opgeven.
R-toets instelling
Als u een verkeerd teken invoert, drukt u op
. (Druk eenmaal op de toets om het laatst ingevoerde teken te wissen. Houd de
toets langer ingedrukt om alle ingevoerde tekens te wissen.)
Een fax naar het buitenland sturen
Voer de internationale toegangscode, het landnummer, het kengetal en het faxnummer in om de bestemming op te geven.
1
Voer de internationale toegangscode in.
1
2
3
㻥㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Als <Bevestig ingevoerd faxnummer> is ingesteld op <Aan>, verschijnt er een scherm met de vraag de bestemming nogmaals in
te voeren (
Bestemmingen controleren vóór het verzenden van documenten). Voer ter bevestiging dezelfde bestemming in.
Bestemmingen opgeven vanuit het adresboek
2
Tik op <Onderbreken>.
<p> (pauze) wordt ingevoegd tussen cijfers. In dit geval wordt 012 eerst gedraaid en 4 seconden later wordt
het volgende nummer gedraaid.
Het invoeren van pauzes is niet verplicht, maar als u opeenvolgende nummers invoert zonder pauzes, bestaat
de kans dat de nummers niet goed worden herkend.
Pauzes kunnen continu worden ingevoegd.
Eén pauze komt overeen met een wachttijd van 4 seconden. Deze tijd kunt u desgewenst aanpassen.
Stel
pauzeduur in
3
Voer de landcode, het netnummer en het faxnummer in.
4
Tik op <Onderbreken> om eventueel een pauze aan het einde van het faxnummer toe te voegen.
De wachttijd die hier wordt ingevoegd, is standaard ingesteld op 10 seconden. Deze wachttijd kunt u niet
aanpassen.
5
Tik op <Toepassen>.
1
Tik op <Bestemming>.
2
Tik op <Opgeven uit adresboek>.
㻥㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Bestemmingen opgeven door codes voor verkort kiezen rechtstreeks in te voeren
Bestemmingen opgeven via sneltoetsen
3
Selecteer een tabblad met / .
<Alles>
Alle bestemmingen weergeven die in het adresboek zijn opgeslagen. De symbolen of pictogrammen naast
bestemmingen worden hieronder toegelicht.
<
>
Alleen bestemmingen voor snelkeuzenummers worden weergegeven.
<A-Z>/<0-9>/<ABC> tot en met <YZ>
Druk hierop om bestemmingen weer te geven met namen van ontvangers waarvan de eerste tekens
overeenkomen met de tekens op het geselecteerde tabblad.
<
>
Druk hierop om bestemmingen voor faxen weer te geven.
<
>
Druk hierop om bestemmingen weer te geven die zijn opgeslagen met de functie Groepskiezen.
4
Selecteer een bestemming.
1
Tik op <Bestemming>.
2
Tik op <Aangeven via kiescode>.
3
Gebruik de numerieke toetsen om de code van drie cijfers (001 - 100) in te voeren en tik vervolgens op
<Toepassen>.
㻥㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Geef de gewenste scaninstellingen op.
Selecteer de instellingen. Verschillende faxinstellingen
Druk op om het verzenden te starten.
Het scannen wordt gestart.
Als u het verzenden wilt annuleren: druk op
tik op <Ja>.
Als u in stap 1 documenten in de documentinvoer plaatst
De faxen worden verzonden zodra het scannen is voltooid.
Als u in stap 1 documenten op de glasplaat legt
1
Tik op <Bestemming>.
2
Tik op <Opgeven met sneltoets>.
3
Selecteer een bestemming.
Volg de onderstaande procedures.
1
Selecteer het formaat van het document.
Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met stap 3.
2
Leg het volgende document op de glasplaat en druk op .
Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand.
3
Tik op <Start TX>.
De faxen worden verzonden.
4
5
㻥㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Als u faxen altijd met dezelfde instellingen wilt verzenden:
De standaardinstellingen wijzigen
Als u een geluid wilt horen als de handset van de haak is:
Alarm Handset van haak
KOPPELINGEN
Het verzenden van faxen annuleren
Faxen verzenden en ontvangen op de manier zoals u dat wilt
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
Opgeven vanuit het adresboek
Bestemmingen rechtstreeks selecteren door codes voor verkort kiezen in te voeren
Bestemmingen opgeven met de sneltoetsen
㻝㻜㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-026
Verzenden vanaf opgeslagen bestemmingen
U kunt bestemmingen opgeven door deze in het adresboek te selecteren of door codes voor verkort kiezen, sneltoetsen of numerieke
toetsen te gebruiken. U kunt het adresboek, codes voor verkort kiezen en sneltoetsen alleen gebruiken als u vooraf bestemmingen hebt
opgeslagen. U kunt ook eerder gebruikte bestemmingen opgeven.
Opgeven vanuit het adresboek Bestemmingen rechtstreeks
selecteren door codes voor
verkort kiezen in te voeren
Bestemmingen opgeven met de
sneltoetsen
Eerder gebruikte bestemmingen
opgeven
TIPS voor het verbeteren van de veiligheid
Als u de beschikbaarheid van bestemmingen wilt beperken tot het adresboek of eerder opgegeven bestemmingen:
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
Als eerder gebruikte bestemmingen niet opnieuw mogen worden gekozen:
Eerder gebruikte bestemmingen blokkeren
KOPPELINGEN
Faxen verzenden
Opslaan in het adresboek
㻝㻜㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-027
Opgeven vanuit het adresboek
U kunt een bestemming opgeven via het adresboek door een keuze te maken in de lijst met opgeslagen
bestemmingen of door op naam van ontvanger te zoeken naar bestemmingen.
U moet bestemmingen opslaan in het adresboek om deze functie te kunnen gebruiken.
Opslaan in het adresboek
Druk op en tik op <Adr. boek>.
Druk op / om een tabblad te selecteren.
<Alles>
Alle bestemmingen weergeven die in het adresboek zijn opgeslagen.
<
>
Alleen bestemmingen voor snelkeuzenummers worden weergegeven.
<A-Z>/<0-9>/<ABC> - <YZ>
Druk hierop om bestemmingen weer te geven met namen van ontvangers waarvan de eerste tekens overeenkomen met de
tekens op het geselecteerde tabblad.
<
>
Druk hierop om bestemmingen voor faxen weer te geven.
<
>
Druk hierop om bestemmingen weer te geven die zijn opgeslagen met de functie Groepskiezen.
Selecteer een bestemming.
Als u meerdere bestemmingen wilt opgeven
Herhaal de volgende stappen. U kunt maximaal 114 bestemmingen opgeven.
<Bestemming>
<Opgeven uit adresboek> selecteer een tabblad selecteer een bestemming.
Als u meer bestemmingen wilt opgeven met de numerieke toetsen, tikt u op <Bestemming>
<Gebruik numerieke toetsen
opgeven>.
Geef de gewenste scaninstellingen op.
Selecteer de instellingen. Verschillende faxinstellingen
1
2
3
4
㻝㻜㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Druk op om het verzenden te starten.
Het scannen wordt gestart.
Als u het verzenden wilt annuleren: druk op
tik op <Ja>.
Bestemmingen verwijderen
Als u meerdere bestemmingen hebt opgegeven, kunt u indien nodig bestemmingen verwijderen.
KOPPELINGEN
Faxen verzenden
Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden (groepsverzending)
1
Selecteer <Bestemming> <Bevest./Bew.>.
2
Selecteer een bestemming die u wilt verwijderen.
3
Tik op <Verwijderen> <Ja>.
Als u bij stap 2 Groepskiezen hebt opgegeven, wordt "XX bestemming(en)" weergegeven. Als u op <Aantal
bestemmingen> tikt, ziet u hoeveel bestemmingen in de groep zijn opgeslagen.
Als u bestemmingen snel en eenvoudig wilt verwijderen zonder de lijst met bestemmingen weer
te geven
Voordat u bij stap 1 op <Bestemming> tikt, kunt u op / drukken om te schakelen tussen de bestemmingen
die u hebt opgegeven. Geef op deze manier de bestemming weer die u wilt verwijderen en druk op
.
5
㻝㻜㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-028
Bestemmingen rechtstreeks selecteren door codes voor verkort kiezen in te
voeren
U kunt de driecijferige code voor verkort kiezen voor een bestemming rechtstreeks invoeren om een fax te verzenden.
U moet bestemmingen in de codes voor verkort kiezen opslaan voordat u deze functie kunt gebruiken.
Bestemmingen opslaan in het adresboek
Druk op en tik op <Kiescode>.
Gebruik de numerieke toetsen om de code van drie cijfers (001 - 100) in te voeren en tik vervolgens op
<Toepassen>.
Als u een verkeerd teken invoert, drukt u op . (Druk eenmaal op de toets om het laatst ingevoerde teken te wissen. Houd de
toets langer ingedrukt om alle ingevoerde tekens te wissen.)
Als er om bevestiging wordt gevraagd
Als <Bevestiging sneltoets/TX-kiescode> is ingesteld op <Aan>, verschijnt er een scherm met de bestemming en de naam voor de
code. (In het geval van een code voor groepskiezen ziet u de naam van de bestemming en het aantal bestemmingen.) Controleer
of alles in orde is en tik op <OK>. Tik in het geval van problemen op <Annuleren> en voer de driecijferige code voor verkort
kiezen nogmaals in.
Bestemmingen in het adresboek weergeven
Als u meerdere bestemmingen wilt opgeven
Herhaal de volgende stappen. U kunt maximaal 100 bestemmingen opgeven.
<Bestemming>
<Aangeven via kiescode> voer een nummer in <Toepassen>.
Als u meer bestemmingen wilt opgeven met de numerieke toetsen, tikt u op <Bestemming>
<Gebruik numerieke toetsen
opgeven>.
Geef de gewenste scaninstellingen op.
Selecteer de instellingen. Verschillende faxinstellingen
1
2
3
㻝㻜㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Druk op om het verzenden te starten.
Het scannen wordt gestart.
Als u het verzenden wilt annuleren: druk op
tik op <Ja>.
Bestemmingen verwijderen
Als u meerdere bestemmingen hebt opgegeven, kunt u indien nodig bestemmingen verwijderen.
KOPPELINGEN
Faxen verzenden
Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden (groepsverzending)
1
Selecteer <Bestemming> <Bevest./Bew.>.
2
Selecteer een bestemming die u wilt verwijderen.
3
Tik op <Verwijderen> <Ja>.
Als u bij stap 2 Groepskiezen hebt opgegeven, wordt "XX bestemming(en)" weergegeven. Als u op <Aantal
bestemmingen> tikt, ziet u hoeveel bestemmingen in de groep zijn opgeslagen.
Als u bestemmingen snel en eenvoudig wilt verwijderen zonder de lijst met bestemmingen weer
te geven
Voordat u bij stap 1 op <Bestemming> tikt, kunt u op / drukken om te schakelen tussen de bestemmingen
die u hebt opgegeven. Geef op deze manier de bestemming weer die u wilt verwijderen en druk op
.
4
㻝㻜㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-029
Bestemmingen opgeven met de sneltoetsen
Tik op sneltoetsen in het scherm Start om bestemmingen op te geven.
U moet bestemmingen opslaan voordat u snelkeuzenummers kunt gebruiken.
Bestemmingen opslaan in het adresboek
Druk op en tik op een van de sneltoetsen <Sneltoets 1> tot en met <Sneltoets 4>.
Als er om bevestiging wordt gevraagd
Als <Bevestiging sneltoets/TX-kiescode> op <Aan> is ingesteld, ziet u een bevestigingsscherm met de bestemming en
bestemmingsnaam die onder de sneltoets zijn opgeslagen (betreft het een bestemming die voor Groepskiezen is opgeslagen, dan
worden de groepsnaam en het aantal bestemmingen weergegeven). Controleer of de bestemmingen juist zijn en tik op <OK>. Als
bestemmingen onjuist zijn, tikt u op <Annuleren> en tikt u nogmaals op de sneltoetsen.
Bestemmingen controleren vóór het
verzenden van documenten
Verschillende bestemmingen selecteren
U kunt bestemmingen toevoegen vanuit het adresboek en met codes voor verkort kiezen en numerieke toetsen. Tik op
<Bestemming>.
Geef de gewenste scaninstellingen op.
Selecteer de instellingen. Verschillende faxinstellingen
Druk op om het verzenden te starten.
Het scannen wordt gestart.
Als u het verzenden wilt annuleren: druk op
tik op <Ja>.
Bestemmingen verwijderen
Als u meerdere bestemmingen hebt opgegeven, kunt u indien nodig bestemmingen verwijderen.
1
Selecteer <Bestemming> <Bevest./Bew.>.
1
2
3
㻝㻜㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
KOPPELINGEN
Faxen verzenden
Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden (groepsverzending)
2
Selecteer een bestemming die u wilt verwijderen.
3
<Verwijderen> tik op <Ja>.
Als u bij stap 2 Groepskiezen hebt opgegeven, wordt "XX bestemming(en)" weergegeven. Als u op <Aantal
bestemmingen> tikt, ziet u hoeveel bestemmingen in de groep zijn opgeslagen.
Als u bestemmingen snel en eenvoudig wilt verwijderen zonder de lijst met bestemmingen weer
te geven
Voordat u bij stap 1 op <Bestemming> tikt, kunt u op / drukken om te schakelen tussen de bestemmingen
die u hebt opgegeven. Geef op deze manier de bestemming weer die u wilt verwijderen en druk op
.
㻝㻜㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-02A
Eerder gebruikte bestemmingen opgeven
U kunt een bestemming selecteren uit de drie laatst gebruikte bestemmingen.
Als <Beperk opnieuw verzenden vanuit log> is ingesteld op <Aan>, kunt u deze functie niet gebruiken. Eerder gebruikte
bestemmingen blokkeren
Als u het apparaat uitschakelt of <Beperk nieuwe bestemmingen> instelt op <Aan>, worden de eerder gebruikte
bestemmingen verwijderd en is deze functie niet beschikbaar.
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
Bestemmingen van een fax waarvoor verschillende bestemmingen zijn opgegeven, zijn niet beschikbaar voor deze functie.
Hetzelfde geldt voor de bestemmingen in Handmatig verzenden.
Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen
verzenden (groepsverzending)
Eerst een gesprek tot stand brengen en dan een fax versturen (handmatig
verzenden)
Wanneer u een bestemming opgeeft met deze functie, worden eerder opgegeven bestemmingen verwijderd.
Druk op en tik op <Faxen>.
Selecteer <Bestemming> <Inst. oproep>.
Selecteer een bestemming.
Geef de gewenste scaninstellingen op.
Selecteer de instellingen. Verschillende faxinstellingen
1
2
3
4
㻝㻜㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Druk op om het verzenden te starten.
Het scannen wordt gestart.
Als u het verzenden wilt annuleren: druk op
tik op <Ja>.
Bestemmingen verwijderen
Als u meerdere bestemmingen hebt opgegeven, kunt u indien nodig bestemmingen verwijderen.
KOPPELINGEN
Faxen verzenden
1
Selecteer <Bestemming> <Bevest./Bew.>.
2
Selecteer een bestemming die u wilt verwijderen.
3
<Verwijderen> Tik op <Ja>.
Als u bij stap 2 Groepskiezen hebt opgegeven, wordt "XX bestemming(en)" weergegeven. Als u op <Aantal
bestemmingen> tikt, ziet u hoeveel bestemmingen in de groep zijn opgeslagen.
Als u bestemmingen snel en eenvoudig wilt verwijderen zonder de lijst met bestemmingen weer
te geven
Voordat u bij stap 1 op <Bestemming> tikt, kunt u op / drukken om te schakelen tussen de bestemmingen
die u hebt opgegeven. Geef op deze manier de bestemming weer die u wilt verwijderen en druk op
.
5
㻝㻜㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-02C
Verschillende faxinstellingen
U kunt kiezen tussen verschillende nuttige instellingen, bijvoorbeeld als u de dichtheid wilt aanpassen of de helderheid van een afbeelding
wilt verbeteren.
Resolutie aanpassen Dichtheid aanpassen Scherpte aanpassen
Dubbelzijdige documenten
scannen (MF229dw)
㻝㻝㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-02E
Resolutie aanpassen
U kunt de resolutie selecteren die het beste past bij uw documenttype. Hoe hoger de resolutie, des te
scherper de afbeelding, maar des te langer het duurt om de fax te verzenden.
<Faxen>
<Resolutie> selecteer de resolutie
<200 x 100 dpi (Normaal)>
Selecteer deze optie voor documenten met alleen tekst.
<200 x 200 dpi (Fijn)>
Selecteer deze optie voor documenten met kleine letters.
<200 x 200 dpi (Foto)>
Deze optie is geschikt voor documenten met foto's.
<200 x 400 dpi (Superfijn)>
Kies deze optie voor een nog fijnere resolutie dan (Fijn).
KOPPELINGEN
Faxen verzenden
㻝㻝㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-02F
Dichtheid aanpassen
U kunt de dichtheid van de fax aanpassen als de tekst of afbeeldingen in een document te licht of te donker
zijn.
<Faxen>
<Densiteit> De dichtheid aanpassen <Toepassen>
<–>
Hiermee verlaagt u de dichtheid.
<+>
Hiermee verhoogt u de dichtheid.
KOPPELINGEN
Faxen verzenden
Scherpte aanpassen
㻝㻝㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-02H
Scherpte aanpassen
U kunt de scherpte van de afbeelding aanpassen voordat u deze verzendt. Stel de scherpte hoger in om
onscherpe teksten en lijnen te verscherpen of stel deze lager in om de weergave van tijdschriftfoto's te
verbeteren.
<Faxen>
<Scherpte> pas de scherpte aan <Toepassen>
<–>
Hiermee verlaagt u de scherpte, waardoor het beeld minder hard is.
Voorbeeld: Als u de weergave van foto's uit een tijdschrift wilt verbeteren
<+>
Hiermee verhoogt u de scherpte van de afbeelding.
Voorbeeld: Als u met potlood geschreven tekst en lijnen scherper wilt maken
KOPPELINGEN
Faxen verzenden
Dichtheid aanpassen
㻝㻝㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-02J
Dubbelzijdige documenten scannen
Het apparaat kan automatisch de voor- en achterzijde scannen van documenten in de invoer.
U moet de documenten dan wel in de invoer leggen. Het apparaat kan de beide zijden van documenten namelijk niet automatisch
scannen wanneer u de documenten op de glasplaat legt of wanneer Handmatig verzenden is ingeschakeld.
<Faxen>
<2-zijdig origineel> selecteer <Type boek> of <Type kalender>
<Type boek>
Selecteer deze optie voor documenten waarvan de afbeeldingen op de voor- en achterzijde dezelfde afdrukrichting hebben.
<Type kalender>
Selecteer deze optie voor documenten waarvan de afbeeldingen op de voor- en achterzijde niet dezelfde afdrukrichting hebben.
KOPPELINGEN
Faxen verzenden
Eerst een gesprek tot stand brengen en dan een fax versturen (handmatig verzenden)
㻝㻝㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-02K
De standaardinstellingen wijzigen
De standaardinstellingen zijn de instellingen die worden weergegeven wanneer u het apparaat inschakelt of op drukt. Als u deze
standaardinstellingen afstemt op de bewerkingen die u regelmatig uitvoert, kunt u tijd besparen doordat u niet steeds dezelfde
instellingen hoeft te configureren als u gaat faxen.
<Menu>
<Faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> <Wijzig standaardinst.> selecteer de instelling wijzig
de standaardwaarde van het geselecteerde item
<Toepassen>
Instellingen
Selecteer het item dat u wilt instellen en wijzig de standaardwaarde.
KOPPELINGEN
Faxen verzenden
Verschillende faxinstellingen
Faxinstellingen
㻝㻝㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-02L
Het verzenden van faxen annuleren
Als u het verzenden van faxen wilt annuleren direct nadat u op hebt gedrukt, tikt u op <Annuleren> op het display of drukt u op
. U kunt het verzenden van faxen ook annuleren nadat u de faxstatus hebt gecontroleerd.
Tik op <Annuleren> om te annuleren
Druk op om te annuleren
Als op het scherm een lijst met documenten verschijnt als u op hebt gedrukt
De documenten zijn gescand en wachten op verwerking. Selecteer het document dat u wilt annuleren.
Druk op om te annuleren
<Status/log fax-TX-opdracht> <Opdrachtstatus> selecteer het document <Annuleren> <Ja>
Faxdetails
Hier ziet u het aantal te verzenden documenten, de instellingen en andere details. Als u alleen de details wilt controleren zonder
de documenten te verzenden, drukt u op
om terug te gaan naar het hoofdscherm van de faxfunctie.
<Annuleren>
Annuleert het verzenden.
㻝㻝㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
KOPPELINGEN
Faxen verzenden
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
㻝㻝㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-02R
Faxen ontvangen
In dit gedeelte worden de methoden beschreven voor het ontvangen van faxen. Er wordt ook uitgelegd hoe u de machine configureert
voor het ontvangen van faxen. U moet enkele procedures uitvoeren met betrekking tot de faxfuncties voordat u de ontvangstinstellingen
gaat opgeven.
Begininstellingen configureren voor faxfuncties
Het apparaat kan ontvangen faxdocumenten afdrukken op papier van het formaat A4 of Letter. Als u ontvangen faxdocumenten
afdrukt op een ander papierformaat, is het mogelijk dat een deel van de pagina niet wordt afgedrukt of dat een pagina op twee
vellen papier wordt afgedrukt.
Methoden voor het ontvangen van faxen
Het apparaat ondersteunt de volgende ontvangstmethoden. Selecteer de methode die het best aansluit bij de manier waarop u werkt en
stel deze methode in door in
De machine instellen voor het ontvangen van faxen de bijbehorende procedure uit te voeren.
<Automatisch>
Ingesteld op het ontvangen van faxen
Faxen worden automatisch ontvangen. Zelfs als iemand u bent, kunt u niet praten met de beller.
<Fax/tel (auto
schakelen)>
Als de oproep een fax is
Het apparaat ontvangt de fax automatisch.
Als de oproep een telefoongesprek is
U hoort een signaal voor een binnenkomende oproep. Neem de handset op om de oproep te
beantwoorden.
U moet vooraf een telefoon of de optionele handset aansluiten op het apparaat.
<Handmatig>
Als de oproep een fax is
De fax wordt automatisch ontvangen nadat u een signaal voor een binnenkomende oproep hebt
gehoord.
Als de oproep een telefoongesprek is
Het antwoordapparaat wordt ingeschakeld, zodat de beller een bericht kan inspreken. Als u de handset
opneemt voordat de beller een bericht heeft ingesproken, kunt u het gesprek gewoon aannemen.
U moet vooraf een antwoordapparaat aansluiten op het apparaat.
Stel het antwoordapparaat zodanig in dat de oproep na een aantal belsignalen wordt geaccepteerd.
<Antwoordapparaat>
Als de oproep een fax is
U hoort een signaal voor een binnenkomende oproep. Neem de handset op. Als u een pieptoon hoort,
tikt u op <Start ontvangst> om faxen te ontvangen.
Als de oproep een telefoongesprek is
U hoort een signaal voor een binnenkomende oproep. Neem de handset op. Als u geen pieptoon hoort,
kunt u een gesprek voeren.
U moet vooraf een telefoon of de optionele handset aansluiten op het apparaat.
U kunt instellen dat faxen automatisch moeten worden ontvangen als een binnenkomende oproep
een bepaalde tijd overgaat.
Omschakelen naar Auto RX
<Netwerkomschakelaar>
Het apparaat maakt onderscheid tussen faxen en telefoongesprekken. Deze modus is alleen
beschikbaar voor bepaalde landen en hiervoor is een abonnement op een netwerkschakeldienst vereist.
U moet vooraf een telefoon of de optionele handset aansluiten op het apparaat.
Afhankelijk van het type telefoon dat op het apparaat is aangesloten, kunnen faxen mogelijk niet goed worden verzonden of
ontvangen.
Als u een externe telefoon met faxfuncties aansluit, moet u de telefoon instellen voor het handmatig ontvangen van faxen.
Als u de handset van de telefoon oppakt en een pieptoon hoort, weet u dat het een binnenkomende fax is. U kunt de fax dan
ontvangen door op de telefoon een bepaalde code in te voeren.
㻝㻝㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Een telefoon gebruiken om faxen te ontvangen (ontvangst op afstand)
De machine instellen voor het ontvangen van faxen
Druk op en tik op <Faxen>.
Tik op <RX-modus>.
Selecteer de ontvangstmethode.
Als u <Fax/tel (auto schakelen)> kiest
Als u ontvangen documenten op beide zijden van het papier wilt afdrukken: Afdrukken op beide zijden
Als u aan de onderzijde van ontvangen documenten gegevens wilt afdrukken zoals de datum en het tijdstip van ontvangst:
Voettekst RX-pagina
Als u wilt blijven afdrukken wanneer de toner bijna op is:
Doorgaan m. afdr. als cartr. bijna op is
Geef desgewenst de drie volgende instellingen op. Tik op <Toepassen> als u klaar bent.
<Starttijd beltoon>
Hier kunt u de periode opgeven waarin de machine bepaalt of een binnenkomende oproep een fax is of een
telefoongesprek. (bereik: 4 - 30 seconden; standaardinstelling: 8 seconden)
<Duur inkomende beltoon>
Hier kunt u aangeven hoe lang u een signaal moet horen voor een binnenkomend telefoongesprek. (bereik: 15 - 300
seconden; standaardinstelling: 22 seconden)
<Actie na beltoon>
Hier kunt u aangeven wat de machine moet doen als u de handset niet opneemt bij een binnenkomend
telefoongesprek. Selecteer <Einde> om de oproep te beëindigen of <Ontvangen> om een binnenkomende fax te
ontvangen (standaardinstelling: <Ontvangen>).
1
2
3
㻝㻝㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Een telefoon gebruiken om faxen te ontvangen (ontvangst op afstand)
Wanneer u de telefoon opneemt en een faxsignaal hoort, hoeft u niet naar de machine te lopen om de fax te ontvangen. Gebruik de
telefoon om een bepaalde code in te voeren (standaard is dit 25) en de fax wordt dan ontvangen.
Als u het signaal van een binnenkomende oproep hoort, neemt u de handset van de telefoon op.
Als u een pieptoon hoort, voert u met de toetsen van de telefoon de code voor ontvangst op afstand in.
Deze code is standaard ingesteld op 25. U kunt deze code desgewenst wijzigen. RX op afstand
Leg de handset op de haak.
KOPPELINGEN
Faxen verzenden en ontvangen op de manier zoals u dat wilt
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
1
2
3
㻝㻞㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-02S
Faxen verzenden en ontvangen op de manier zoals u dat wilt
Naast de standaardmethoden voor het verzenden en ontvangen van faxen, zijn er verschillende andere manieren die aansluiten bij de
manier waarop u werkt.
Eerst een gesprek tot stand
brengen en dan een fax versturen
(handmatig verzenden)
Faxen gelijktijdig naar meerdere
bestemmingen verzenden
(groepsverzending)
Ontvangen faxen in het geheugen
opslaan (ontvangst in geheugen)
Ontvangen faxen doorsturen Faxinformatiediensten ontvangen
KOPPELINGEN
Faxen verzenden
Faxen ontvangen
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
㻝㻞㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-02U
Eerst een gesprek tot stand brengen en dan een fax versturen (handmatig
verzenden)
U kunt faxen handmatig versturen aan het einde van een telefoongesprek. Wanneer u een pieptoon hoort over
de telefoon, betekent dit dat de ontvanger probeert uw fax te ontvangen. Druk op
om de fax te verzenden.
OPMERKING
U moet vooraf een telefoon of de optionele handset aansluiten op het apparaat.
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
De machine kan niet automatisch beide zijden van de documenten scannen bij handmatig verzenden.
Druk op en tik op <Faxen>.
Geef de gewenste scaninstellingen op. Verschillende faxinstellingen
Kies het faxnummer van de ontvanger.
Vraag de ontvanger om zijn of haar faxapparaat in te stellen op het ontvangen van uw faxberichten.
Als u een pieptoon hoort, gaat u verder met stap 6.
Druk op en leg de handset op de houder.
KOPPELINGEN
Faxen verzenden
Het verzenden van faxen annuleren
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
1
2
3
4
5
6
㻝㻞㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-02W
Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden
(groepsverzending)
U kunt faxen versturen naar maximaal 114 bestemmingen tegelijk. Gebruik de numerieke toetsen, het
adresboek, sneltoetsen of codes voor verkort kiezen om bestemmingen op te geven.
Als <Beperk groepsverzending> is ingesteld op <Weiger groepsverzending>, kunt u deze functie niet gebruiken.
Groepsverzending blokkeren
U moet bestemmingen opslaan in het adresboek of onder sneltoetsen om deze functie te kunnen gebruiken.
Opslaan in het adresboek
Bestemmingen opgeven met de sneltoetsen
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
Druk op en tik op <Faxen>.
Geef de bestemming op.
Als u dit wilt doen met de numerieke toetsen, voert u het faxnummer in en tikt u op <Toepassen>. Als u bestemmingen wilt
toevoegen, selecteert u <Bestemming>
<Gebruik numerieke toetsen opgeven> voordat u dezelfde procedure herhaalt.
Opgeven vanuit het adresboek Opgeven vanuit het adresboek
Geef de gewenste scaninstellingen op.
Selecteer de instellingen. Verschillende faxinstellingen
Druk op om het verzenden te starten.
1
2
3
4
5
㻝㻞㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
KOPPELINGEN
Faxen verzenden
Het verzenden van faxen annuleren
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
㻝㻞㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-02X
Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in geheugen)
U kunt ontvangen faxen in het geheugen opslaan in plaats van direct na ontvangst af te drukken. De
documenten in het geheugen kunnen op elk gewenst moment worden afgedrukt. Deze functie is handig als u
vertrouwelijke documenten gaat afdrukken. U kunt de documenten dan afdrukken wanneer het u uitkomt en
zo voorkomen dat onbevoegden de documenten zien wanneer deze onbeheerd bij het apparaat liggen.
Documenten opslaan in het geheugen
Documenten afdrukken die in het geheugen zijn opgeslagen
Documenten in het geheugen controleren/verwijderen
De documenten in het geheugen kunt u ook doorsturen. Ontvangen faxen doorsturen
Om ontvangen documenten in het geheugen op te slaan, stelt u <Instell. geheugenslot> in op <Aan>. U kunt ook optionele instellingen
opgeven, zoals het instellen van een wachtwoord om de functie te ontgrendelen. Ook kunt u de periode instellen waarbinnen ontvangen
documenten in het geheugen moeten worden opgeslagen.
<Menu>
<Faxinstellingen> <Instellingen voor RX-functie> <Instellingen geheugenslot> <Aan> geef elke
instelling op
<Toepassen>
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
<Pincode geheugenslot>
Hiermee kunt u een wachtwoord van maximaal zeven cijfers instellen. Als u een wachtwoord wilt opslaan, gebruikt u de numerieke
toetsen om het wachtwoord in te voeren en tikt u op <Toepassen>. Voer ter bevestiging hetzelfde wachtwoord nogmaals in en tik
op <Toepassen>. Dit wachtwoord is nodig om de instellingen van de functie te wijzigen of om de functie uit te schakelen wanneer
u alle opgeslagen documenten gaat afdrukken. Als u geen wachtwoord wilt instellen, tikt u op <Toepassen> zonder iets in te
voeren.
Wachtwoorden met uitsluitend nullen, zoals "00" of "0000000", zijn niet toegestaan.
<Rapportafdruk>
Schakel deze optie in als u RX-resultaatrapporten wilt afdrukken wanneer er documenten in het geheugen worden opgeslagen. Tik
op <Aan> om rapporten af te drukken. U moet ook <RX-resultaatrapport> instellen op <Aan>.
RX-resultaatrapport
<Geheugenslottijd>
Geef een periode op waarbinnen ontvangen documenten in het geheugen moeten worden opgeslagen. Als u geen periode instelt,
worden alle documenten in het geheugen opgeslagen wanneer de functie voor ontvangst in het geheugen is ingeschakeld.
Om ontvangen documenten in het geheugen af te drukken, stelt u <Instell. geheugenslot> in op <Uit>. Alle documenten in het
geheugen worden afgedrukt.
U kunt niet alleen een bepaald document in het geheugen afdrukken.
Als er een tijdstip is opgegeven voor het uitschakelen van de functie, worden de documenten automatisch op dat tijdstip
Documenten opslaan in het geheugen
Documenten afdrukken die in het geheugen zijn opgeslagen
㻝㻞㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
afgedrukt.
<Menu>
<Faxinstellingen> <Instellingen voor RX-functie> <Instellingen geheugenslot> <Uit>
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
U kunt gedetailleerde gegevens bekijken van de documenten die in het geheugen zijn opgeslagen, zoals faxnummers van afzenders en
het aantal verzonden pagina's, en vervolgens overbodige documenten verwijderen.
Druk op .
Tik op <Status/log fax-RX-opdracht>.
Tik op <Opdrachtstatus>.
Selecteer het document dat u wilt controleren.
Het gecontroleerde document verwijderen
Documenten in het geheugen controleren/verwijderen
1
Tik op <Verwijderen>.
2
Tik op <Ja>.
1
2
3
4
㻝㻞㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
KOPPELINGEN
Faxen ontvangen
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
㻝㻞㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-02Y
Ontvangen faxen doorsturen
U kunt ontvangen documenten doorsturen naar andere bestemmingen. U kunt een in het geheugen
opgeslagen document selecteren en doorsturen. Als u deze functie wilt gebruiken, moet u eerst de functie
voor ontvangst in het geheugen activeren.
Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in
geheugen)
Alleen bestemmingen in het adresboek kunnen worden gebruikt voor doorsturen. Als er geen bestemmingen zijn opgeslagen,
voegt u bestemmingen toe aan het adresboek voordat u deze functie gaat gebruiken.
Opslaan in het adresboek
Als de functie voor ontvangst in het geheugen is geactiveerd, blijven documenten in het geheugen staan zelfs nadat ze zijn
doorgestuurd. U kunt hetzelfde document dus zo vaak als u wilt doorsturen.
Druk op .
Tik op <Status/log fax-RX-opdracht>.
Tik op <Opdrachtstatus>.
Selecteer het document dat u wilt doorsturen.
Tik op <Doorzenden>.
Selecteer een bestemming in het adresboek.
Zie Opgeven vanuit het adresboek voor informatie over het werken met het adresboek.
1
2
3
4
5
6
㻝㻞㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Het document wordt doorgestuurd naar de opgegeven bestemming.
㻝㻞㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-030
Faxinformatiediensten ontvangen
Via faxinformatiediensten kunt u op een eenvoudige manier in het bezit komen van nuttige informatie van
bedrijven en organisaties. In dit gedeelte wordt een doorsnee procedure beschreven voor het ontvangen van
deze diensten.
Afhankelijk van de dienst, kunnen de procedures in werkelijkheid iets andere zijn. Volg de procedures voor de dienst die u
gebruikt.
Druk op en tik op <Faxen>.
Tik op <Haak>.
Als er een externe telefoon of optionele handset op de machine is aangesloten, kunt u de handset opnemen in plaats van op
<Haak> te tikken.
Wanneer u een kiestoon hoort, belt u de informatiedienst.
Wanneer u het ingesproken bericht van de informatiedienst antwoordt, drukt u op .
Deze stap is niet nodig als de machine een lijn voor toonkiezen gebruikt.
Gebruik de numerieke toetsen om het nummer in te voeren voor de informatie die u wilt ontvangen.
U kunt ook de toetsen van de telefoon gebruiken om het nummer in te voeren.
1
2
3
4
5
㻝㻟㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Tik op <Start ontvangst>.
Als u de handset hebt opgenomen, legt u deze nu neer.
KOPPELINGEN
Faxen ontvangen
6
㻝㻟㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-031
Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren
De statuswaarden en communicatielogboeken voor verzonden en ontvangen faxdocumenten kunt u afzonderlijk controleren voor
verzonden en ontvangen faxen. U kunt gedetailleerde gegevens bekijken van de faxen, zoals bestemmingen en het aantal pagina's, en u
kunt overbodige documenten verwijderen.
Als <Weergave opdrachtlog> is ingesteld op <Uit>, kunt u de communicatielogboeken niet raadplegen.
Weergave opdrachtlog
De bestemmingen in Handmatig verzenden kunnen niet worden gecontroleerd omdat ze niet worden weergegeven.
Druk op .
Tik op <Status/log fax-TX-opdracht> of <Status/log fax-RX-opdracht>.
Controleer de status en communicatielogboeken voor verzonden en ontvangen documenten.
De status controleren van verzonden en ontvangen documenten
1
Tik op <Opdrachtstatus>.
2
Selecteer het document waarvoor u de status wilt controleren.
<Status TX-faxopdracht>/<Status RX-faxopdracht>
Hier ziet u een lijst met de documenten die worden verzonden of ontvangen, of die wachten op verwerking.
<Details>
Hier ziet u gedetailleerde gegevens van het document dat u in de lijst hebt geselecteerd. Als u meerdere bestemmingen
hebt opgegeven, wordt het aantal opgegeven bestemmingen weergegeven op het scherm. Als u de details van meerdere
bestemmingen wilt bekijken, tikt u op <Bestemming>. Als u een overbodig document tegenkomt, drukt u op
<Annuleren> of <Verwijderen> en tikt u op <Ja>.
De communicatielogboeken controleren voor verzonden en ontvangen documenten
1
Tik op <Opdrachtlog>.
1
2
3
㻝㻟㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
2
Selecteer het document waarvan u het logboek wilt controleren.
<Log fax-TX-opdracht>/<Log fax-RX-opdracht>
Hier ziet u een lijst met de documenten die zijn verzonden en ontvangen. <OK> geeft aan dat een document zonder
problemen is verzonden of ontvangen, en <Fout> betekent dat een document niet is verzonden of ontvangen omdat de
bewerking is geannuleerd of omdat er een fout is opgetreden.
<Details>
Hier ziet u gedetailleerde gegevens van het document dat u in de lijst hebt geselecteerd.
Als de kolom <Resultaat> een code van drie cijfers bevat
Deze code vertegenwoordigt een foutcode.
Er wordt een foutcode weergegeven
KOPPELINGEN
TX-resultaatrapport
Communicatiebeheerrapport
RX-resultaatrapport
㻝㻟㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-032
Adresboekgegevens importeren en exporteren met de bijgeleverde software
U kunt adresboekgegevens die op het apparaat zijn opgeslagen, naar een computer exporteren met het Address Book Import/Export Tool
(hulpprogramma Adresboek importeren/exporteren) op de bijgeleverde dvd-rom. De gegevens kunnen opnieuw worden geïmporteerd,
zodat u over een back-up beschikt voor het geval adresboekgegevens tijdens reparatie- of onderhoudsactiviteiten worden gewist.
Bij gebruik van het Address Book Import/Export Tool (hulpprogramma Adresboek importeren/exporteren) moet het apparaat via
een USB-kabel op de computer aangesloten zijn.
Druk op en tik op <Menu>.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Tik op <Adresboek importeren/exporteren>.
Plaats de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in de pc.
Als het volgende scherm wordt weergegeven, klikt u op [Afsluiten].
[Start] [Computer] klik met de rechtermuisknop op het dvd-rom-pictogram en klik op [Open] (Openen) in
het snelmenu.
Open de map [AddressBookTool] en dubbelklik op [AddressBookTool.exe].
Volg de instructies op het scherm.
Klik op het tabblad [Import] (Importeren) om adresboekgegevens te importeren.
Klik op het tabblad [Export] (Exporteren) om adresboekgegevens te exporteren.
1
2
3
4
5
6
7
㻝㻟㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
㻝㻟㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-033
Faxen versturen vanaf uw computer
U kunt faxdocumenten die u op uw computerprogramma hebt gemaakt, rechtstreeks vanaf de computer faxen. U hoeft de documenten
dan niet eerst af te drukken en u kunt zo toner en papier besparen. U moet enkele procedures uitvoeren voordat u deze functie kunt
gebruiken, zoals het opgeven van de basisinstellingen voor de faxfunctie (
Begininstellingen configureren voor faxfuncties) en het
installeren van het faxstuurprogramma op uw computer (MF Driver Installation Guide).
Help-informatie van het faxstuurprogramma
Als u in het scherm van het faxstuurprogramma op [Help] klikt, ziet u het scherm van de ingebouwde Help-functie van het
faxstuurprogramma. Deze Help-functie bevat informatie die niet is opgenomen in deze e-Handleiding, waaronder informatie over
functies van het stuurprogramma zoals het opslaan van veelgebruikte instellingen en hoe u deze functies kunt configureren.
Macintosh-gebruikers: zie MF Driver Installation Guide voor informatie over het installeren van het faxstuurprogramma, en
Help in het faxstuurprogramma voor informatie over het gebruik van faxfuncties (
Voor Mac OS-gebruikers).
Afhankelijk van het besturingssysteem en de versie van het faxstuurprogramma die u gebruikt, kunnen de schermen van het
faxstuurprogramma in deze handleiding verschillen van de echte schermen.
㻝㻟㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-034
Faxen verzenden vanaf een computer
Als <Toest. faxstuurpr. TX> op het apparaat is ingesteld op <Uit>, kunt u geen faxen versturen vanaf een computer.
Faxen via de pc uitschakelen
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van
het programma dat u gebruikt.
Selecteer het faxstuurprogramma en klik op [Afdrukken].
Als u in Windows 8/8.1/Server 2012/Server 2012 R2 een fax verzendt vanuit de app Windows Store
Volg de onderstaande procedure.
Windows 8/Server 2012
Geef de charms aan de rechterkant van het scherm weer en tik of klik op [Devices] (Apparaten)
het faxapparaat dat u
gebruikt
[Print] (Afdrukken). Als u op deze manier afdrukt, kunt u alleen instellingen voor bepaalde afdrukfuncties opgeven.
Windows 8.1/Server 2012 R2
Geef de charms aan de rechterkant van het scherm weer en tik of klik op [Devices] (Apparaten)
[Print] (Afdrukken) het
faxapparaat dat u gebruikt
[Print] (Afdrukken). Als u op deze manier afdrukt, kunt u alleen instellingen voor bepaalde
afdrukfuncties opgeven.
Als het bericht [The printer requires your attention. Go to the desktop to take care of it.] (Er is iets met de printer. Ga naar
het bureaublad om dit op te lossen.) wordt weergegeven, gaat u naar het bureaublad en voert u stap 3 uit. Dit bericht
verschijnt als het apparaat zodanig is ingesteld dat tijdens taken zoals afdrukken de gebruikersnaam wordt weergegeven.
Geef de bestemming op.
Eén bestemming opgeven
1
Klik op het tabblad [Bestemming invoeren].
2
Geef [Communicatiemodus]/[Faxnummer/URI]/[Faxnummer] (of [URI]) op.
1
2
3
㻝㻟㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Op het tabblad [Bestemming invoeren] kunt u slechts één bestemming invoeren. Als u faxen naar verschillende bestemmingen
tegelijk wilt verzenden, dient u het tabblad [Bestemming selecteren] te gebruiken.
Verschillende bestemmingen opgeven
1
Klik op het tabblad [Bestemming selecteren].
2
Klik op [Bestemming toevoegen].
3
Geef [Naam bestemming]/[Communicatiemodus]/[Faxnummer/URI]/[Faxnummer] (of [URI]) op.
4
Klik op [OK].
Als u een nummer moet opgeven om een buitenlijn te kiezen, selecteert u [Gedetailleerde instellingen]
[Prefix voor buitenlijn
toevoegen aan G3/IP-faxnummer] en typt u het nummer bij [Prefix voor buitenlijn]. Het opgegeven nummer wordt tijdens het
kiezen toegevoegd aan het begin van het faxnummer.
Als u bestemmingen eenvoudiger wilt invoeren via het adresboek, raadpleegt u
Opgeslagen bestemmingen gebruiken.
Als u [Verzonden faxgegevens en afbeelding opslaan] selecteert, kunt u de logboeken voor verzonden documenten opslaan en
gedetailleerde informatie over een verzonden document controleren, zoals de faxafbeelding, de bestemmingen en het aantal
pagina's. Klik voor meer informatie op [Help] in het faxstuurprogramma.
Als u [Faxnummer/URI bevestigen bij instellen bestemming] hebt geselecteerd in het dialoogvenster dat wordt geopend na het
aanklikken van [Beveiligingsinstellingen] op het tabblad [Speciaal], dient u ook een nummer in te voeren bij [Faxnummer
bevestigen] of [URI bevestigen]. Klik voor meer informatie op [Help] in het faxstuurprogramma.
Voeg indien nodig een voorblad toe aan het document. Een voorblad toevoegen aan faxen die u verstuurt vanaf een
pc
Klik op [Verzenden] om het document te verzenden.
4
5
㻝㻟㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-035
Een voorblad toevoegen aan faxen die u verstuurt vanaf een pc
U kunt een voorblad toevoegen aan het document dat u wilt versturen. Selecteer één van de drie kant-en-klare voorbladen in het
faxstuurprogramma of maak zelf een voorblad. Klik voor meer informatie op [Help] in het faxstuurprogramma.
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van
het programma dat u gebruikt.
Selecteer het faxstuurprogramma en klik op [Afdrukken].
Klik op de knop [Voorblad] en geef elke instelling op.
[Bijlage voorblad]
Selecteer [Ander blad voor elke bestemming] of [Hetzelfde blad voor alle bestemmingen].
[Stijl]
Selecteer één van de drie vooraf gedefinieerde voorbladen (Sjabloon 1 - 3). De indeling van het geselecteerde voorblad ziet u in
de afbeelding aan de linkerkant.
[Toe te voegen items]
De items die u wilt toevoegen aan het voorblad. Klik op [Instellingen] om de items die moeten worden opgenomen, te wijzigen.
Tabblad [Afzender]
Selecteer de informatie die u wilt meesturen over de afzender en geef deze informatie op.
1
2
3
㻝㻟㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Tabblad [Bestemming]
Selecteer de informatie die u wilt meesturen over de bestemming en geef deze informatie op. De namen van
bestemmingen, het bedrijf en de afdeling, plus het faxnummer, die zijn opgegeven op het tabblad [Bestemming
selecteren]/[Bestemming invoeren] (
Faxen verzenden vanaf een computer) worden opgenomen op het voorblad.
Tabblad [Logo]/Tabblad [Handtekening]
Geef elke instelling op. Hieronder ziet u een voorbeeld van een scherm met het tabblad [Logo] geselecteerd.
Met/zonder logo's of handtekeningen
Selecteer [Afdrukken met logo] of [Afdrukken met handtekening] om een logo of handtekening op het voorblad op
te nemen. De bitmapbestanden met het logo of de handtekening moeten al wel beschikbaar zijn.
Locatie of bestanden met logo of handtekening
Geef de locatie op van de bestanden met het logo of de handtekening. Klik op [Bladeren] om het bestand te
zoeken dat een logo of handtekening bevat.
Grootte en positie van de opgegeven logo's of handtekeningen
Pas de grootte en de positie van de opgegeven logo's of handtekeningen aan terwijl u het resultaat aan de
linkerkant bekijkt.
Tabblad [Details]
㻝㻠㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Als u een notitie wilt toevoegen, selecteert u [Notitie toevoegen] en kiest u een notitie in de
vervolgkeuzelijst [Notitie].
U kunt kiezen uit notities zoals "Urgent" en "Vertrouwelijk". U kunt ook tekst typen in het veld [Notitie] in plaats van een
standaardnotitie te selecteren in de lijst.
U kunt ook opmerkingen typen in [Toe te voegen opmerking].
Klik op [Voorbeeld] om de inhoud van het voorblad te controleren en klik op [OK] als u tevreden bent.
Als u de inhoud wilt wijzigen, voert u de procedure opnieuw uit vanaf stap 3.
Het opgegeven voorblad wordt aan de fax toegevoegd als deze wordt verzonden.
[Aantal te verzenden vellen vermelden]
Schakel dit selectievakje in als u het aantal pagina's dat u gaat verzenden, wilt vermelden op het voorblad. Typ
vervolgens het aantal pagina's bij [Aantal te verzenden vellen]. Het aantal te verzenden vellen wordt niet
automatisch geteld. De waarde die u hier opgeeft, wordt op het voorblad vermeld.
[Titel invoegen]
Schakel dit selectievakje in als u een titel wilt toevoegen aan het voorblad. Typ vervolgens een titel bij [Titel].
4
5
㻝㻠㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-036
Het adresboek gebruiken voor faxverzending via de pc
Nadat u veelgebruikte bestemmingen voor faxen die u vanaf de pc stuurt aan het adresboek hebt
toegevoegd, kunt u deze bestemmingen eenvoudig opgeven wanneer u vanaf uw pc een fax gaat versturen. U
kunt ook adresboekgegevens in de indeling CSV uit andere programma's importeren op het apparaat, zoals uit
Microsoft Excel. Omgekeerd kunt u het adresboek ook exporteren naar een bestand voor gebruik op andere
faxapparaten of in andere programma's.
U kunt het adresboek niet gebruiken als u geen toegang hebt tot de map waarin het adresboek is opgeslagen. Meld u aan als een
gebruiker met toegang tot de map of kies een andere opslaglocatie voor het adresboek.
De locatie voor het opslaan van adresboekgegevens wijzigen
㻝㻠㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-037
Bestemmingen opslaan
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u bestemmingen kunt opslaan in het adresboek die u wilt gebruiken als u faxen rechtstreeks vanaf
uw computer gaat versturen. U kunt verschillende bestemmingen in het adresboek selecteren en deze opslaan als een groepsbestemming
(groepskiezen). Dit is handig wanneer u een fax naar meerdere bestemmingen tegelijk wilt sturen.
Bestemmingen opslaan
Meerdere bestemmingen opslaan als één bestemming (groepskiezen)
In totaal kunnen er 6.000 bestemmingen worden opgeslagen: 3.000 gewone bestemmingen en 3.000 groepsbestemmingen.
U kunt opgeslagen groepsbestemmingen selecteren en combineren en vervolgens opslaan als afzonderlijke
groepsbestemmingen.
U kunt het adresboek niet gebruiken als u geen toegang hebt tot de map waarin het adresboek is opgeslagen. Meld u aan als
een gebruiker met toegang tot de map of kies een andere opslaglocatie voor het adresboek.
De locatie voor het opslaan van adresboekgegevens wijzigen
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram voor het faxapparaat en klik op [Printing preferences]
(Voorkeursinstellingen voor afdrukken).
Klik op het tabblad [Bestemming selecteren] [Adresboek bewerken].
Klik op [Persoon toevoegen].
Bestemmingen opslaan
1
2
3
4
㻝㻠㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Als u opgeslagen bestemmingen wilt wijzigen of verwijderen, selecteert u een bestemming bij [Adresboek] en klikt u op
[Bewerken] of [Verwijderen].
Geef de gewenste instellingen op en klik op [OK].
Adres
Voer de naam van de ontvanger, het bedrijf en de afdeling in.
[Opmerkingen]
Voer desgewenst opmerkingen in.
[Faxnummer]
Voer een of meer faxnummers in. Typ desgewenst een afbreekstreepje tussen nummers. Als u een toelichting wilt geven voor
een faxnummer, zoals "Thuis" of "Kantoor", typt u deze bij [Beschrijving].
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram voor het faxapparaat en klik op [Printing preferences]
(Voorkeursinstellingen voor afdrukken).
Meerdere bestemmingen opslaan als één bestemming (groepskiezen)
5
1
2
㻝㻠㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Klik op het tabblad [Bestemming selecteren] [Adresboek bewerken].
Klik op [Groep toevoegen].
Als u opgeslagen bestemmingen wilt wijzigen of verwijderen, selecteert u een bestemming bij [Adresboek] en klikt u op
[Bewerken] of [Verwijderen].
Geef de gewenste instellingen op en klik op [OK].
[Groepsnaam]
Voer een groepsnaam in zoals "Verkoopafdeling 1".
[Weergeven]
Selecteer het type bestemmingen dat u wilt weergeven bij [Beschikbare bestemmingen], waaruit u de bestemmingen kunt
selecteren die u voor groepskiezen wilt opslaan.
[Persoon]
afzonderlijke bestemmingen weergeven.
[Groeperen]
groepsbestemmingen weergeven.
3
4
5
㻝㻠㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
[Alles]
Alle bestemmingen weergeven die in het adresboek zijn opgeslagen.
[Beschikbare bestemmingen]
Selecteer de bestemmingen die u wilt opslaan voor groepskiezen en klik op [Toevoegen]. De geselecteerde bestemmingen
worden weergegeven bij [Huidige groepsleden].
U selecteert meerdere bestemmingen door op de bestemmingen te klikken terwijl u de toets [Shift] of [Ctrl] ingedrukt houdt.
Als u een bestemming wilt verwijderen uit [Huidige groepsleden], selecteert u een bestemming en klikt u op [Verwijderen].
[Notities]
Voer desgewenst opmerkingen in.
㻝㻠㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-038
Opgeslagen bestemmingen gebruiken
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u bestemmingen opvraagt die in het adresboek zijn opgeslagen. Bestemmingen opslaan
U kunt het adresboek niet gebruiken als u geen toegang hebt tot de map waarin het adresboek is opgeslagen. Meld u aan als een
gebruiker met toegang tot de map of kies een andere opslaglocatie voor het adresboek.
De locatie voor het opslaan van adresboekgegevens wijzigen
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van
het programma dat u gebruikt.
Selecteer het faxstuurprogramma en klik op [Afdrukken].
Klik op het tabblad [Bestemming selecteren] selecteer het adresboek in [Lijst adresboek].
Selecteer een bestemming en klik op [Toevoegen aan bestemmingenlijst].
1
2
3
4
㻝㻠㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Herhaal stap 4 als u meerdere bestemmingen wilt opgeven.
Met [Adreslijst] kunt u naar bestemmingen zoeken.
Wanneer u op [Adresboek bewerken] klikt, kunt u het adresboek bewerken.
Klik op [Verzenden].
5
㻝㻠㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-039
Adresboekgegevens importeren en exporteren via het faxstuurprogramma
U kunt adresboekgegevens in de indeling CSV uit andere programma's importeren op de machine, zoals uit Microsoft Excel. Omgekeerd
kunt u het adresboek ook exporteren naar een bestand voor gebruik op andere faxapparaten of in andere programma's. De machine
ondersteunt twee bestandsindelingen: CSV-bestanden (*.csv) en Canon Address Book-bestanden (*.abk).
Adresboekgegevens importeren
Adresboekgegevens exporteren
De locatie voor het opslaan van adresboekgegevens wijzigen
U kunt het adresboek niet gebruiken als u geen toegang hebt tot de map waarin het adresboek is opgeslagen. Meld u aan als een
gebruiker met toegang tot de map of kies een andere opslaglocatie voor het adresboek.
De locatie voor het opslaan van adresboekgegevens wijzigen
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram voor het faxapparaat en klik op [Printing preferences]
(Voorkeursinstellingen voor afdrukken).
Klik op het tabblad [Bestemming selecteren] [Adresboek bewerken].
Klik op [Importeren].
Adresboekgegevens importeren
1
2
3
4
㻝㻠㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Selecteer het bestand dat u wilt importeren en klik op [Openen].
In het geval van een CSV-bestand geeft u de scheidingstekens op die in het bestand worden gebruikt.
De bestemmingen die uit het bestand worden geïmporteerd, kunt u nu kiezen in [Adresboek].
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram voor het faxapparaat en klik op [Printing preferences]
(Voorkeursinstellingen voor afdrukken).
Adresboekgegevens exporteren
5
1
2
㻝㻡㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Klik op het tabblad [Bestemming selecteren] [Adresboek bewerken].
Klik op [Exporteren].
Als u de [Beveiligen met een wachtwoord bij export van de adreslijst] hebt geselecteerd in het dialoogvenster dat verschijnt als u
op het tabblad [Speciaal] op [Beveiligingsinstellingen] klikt, wordt er een dialoogvenster weergegeven voor het invoeren van een
wachtwoord als u op [Exporteren] klikt. Klik voor meer informatie op [Help] in het faxstuurprogramma.
3
4
㻝㻡㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Geef de locatie op voor het opslaan van het bestand, de bestandsnaam en de bestandsindeling. Klik
vervolgens op [Opslaan].
In het geval van een CSV-bestand geeft u de scheidingstekens op die in het bestand worden gebruikt.
De gegevens in het adresboek worden naar de opgegeven locatie geëxporteerd.
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram voor het faxapparaat en klik op [Printing preferences]
(Voorkeursinstellingen voor afdrukken).
Klik op het tabblad [Bestemming selecteren] [Adresboek bewerken].
De locatie voor het opslaan van adresboekgegevens wijzigen
5
1
2
3
㻝㻡㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Klik op [Een map opgeven].
Geef de locatie op voor het opslaan van de adresboekgegevens en klik op [OK].
Sla de adresboekgegevens op in een map waarvoor u schrijfbevoegdheden hebt, zoals de map [My Documents] (Mijn
documenten).
Als u een adresboek wilt maken, klikt u op [Nieuw]. Als u het bestaande adresboek naar de opgegeven map
wilt kopiëren, klikt u op [Kopiëren].
Het adresboek wordt gemaakt of gekopieerd.
Als de map uit stap 4 al een adresboek bevat, wordt het volgende bericht weergegeven. Als u het bestaande adresboek wilt
gebruiken, klikt u op [Deze gebruiken]. Als u het adresboek van het faxstuurprogramma wilt gebruiken, klikt u op [Overschrijven].
4
5
6
㻝㻡㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-03A
De machine als printer gebruiken
Er zijn verschillende manieren om de machine als printer te gebruiken. U kunt documenten op uw computer afdrukken via het
printerstuurprogramma, of afdrukken vanaf draagbare apparaten met AirPrint. Kies in elke situatie de afdrukfunctie die het best aansluit
bij uw wensen.
Afdrukken vanaf een computer
Een document dat u op uw computer hebt gemaakt, kunt u afdrukken via het printerstuurprogramma. Afdrukken vanaf een
computer
Afdrukken vanaf een smartphone/tablet
U kunt documenten afdrukken die u via een iPhone/iPad of Android-terminal op uw smartphone of tablet hebt gemaakt.
AirPrint gebruiken
U kunt afdrukken zonder een printerstuurprogramma te gebruiken door afdrukgegevens draadloos te versturen vanaf Apple-
apparaten.
AirPrint gebruiken
Afdrukken met de mobiele toepassing van Canon
Met een smartphone of tablet kunt u vanaf de machine afdrukken. Zie de Canon-website voor meer informatie over deze functie.
Deze machine ondersteunt ook Mopria . Met Mopria kunt u via één stuurprogramma afdrukken, zelfs als u een printer van
een ander merk gebruikt; bovendien kunt u afdrukken met veelgebruikte bewerkingen en instellingen voor elke printer. Ga
naar http://www.mopria.org voor informatie over ondersteunde modellen en besturingssystemen.
TM TM
㻝㻡㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-03C
Afdrukken vanaf een computer
Documenten die u met een programma op uw computer hebt gemaakt, kunt u afdrukken via het printerstuurprogramma. Het
printerstuurprogramma heeft een aantal handige instellingen, zoals vergroten/verkleinen en dubbelzijdig afdrukken, waarmee u uw
documenten op verschillende manieren kunt afdrukken. U kunt de afdrukfunctie van de machine pas gebruiken nadat u enkele procedures
hebt doorlopen, zoals het installeren van het printerstuurprogramma op uw computer. Zie de MF Driver Installation Guide voor meer
informatie.
Help-informatie van het printerstuurprogramma
Als u in het scherm van het printerstuurprogramma op [Help] klikt, ziet u het scherm van de ingebouwde Help-functie van het
printerstuurprogramma. Gebruik dit scherm om gedetailleerde informatie te raadplegen die niet is opgenomen in de e-
Handleiding.
Macintosh-gebruikers: zie MF Driver Installation Guide voor informatie over het installeren van de printerstuurprogramma's, en
Help in het printerstuurprogramma voor informatie over het gebruik van afdrukfuncties (
Voor Mac OS-gebruikers).
Afhankelijk van het besturingssysteem en het type en de versie van het printerstuurprogramma dat u gebruikt, kunnen de
schermen van het printerstuurprogramma in deze handleiding verschillen van de echte schermen.
㻝㻡㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-03E
Een document afdrukken
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een document op uw computer afdrukt via het printerstuurprogramma.
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van
het programma dat u gebruikt.
Selecteer het printerstuurprogramma voor het apparaat en klik op [Preferences] (Voorkeuren) (of
[Properties] (Eigenschappen)).
Het scherm dat wordt weergegeven, verschilt afhankelijk van het programma dat u gebruikt.
Geef de afdrukinstellingen op, zoals het aantal exemplaren en de afdrukstand, en klik op [OK].
Tabbladen
Klik op een tabblad om de bijbehorende afdrukinstellingen weer te geven en pas de instellingen waar nodig aan.
Verschillende afdrukinstellingen
Voor de MF229dw / MF226dn is de standaardinstelling voor dubbelzijdig afdrukken. Pas de instelling desgewenst aan.
Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken (MF229dw / MF226dn)
[Aantal exemplaren]
Hiermee geeft u het aantal kopieën op.
[Afdrukstand]
Geef de afdrukstand op ([Staand] of [Liggend]). De afdrukstand die in het programma is opgegeven voor het document wordt
meestal automatisch overgenomen in het printerstuurprogramma.
U kunt de instellingen die u hebt opgegeven in deze stap opslaan als een "profiel" en dit profiel laden wanneer u gaat afdrukken.
Op deze manier hoeft u niet steeds dezelfde instellingen op te geven als u gaat afdrukken.
Combinaties van veelgebruikte
afdrukinstellingen opslaan
1
2
3
㻝㻡㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Klikbare UI
Op de voorbeeldafbeelding kunt u gemakkelijk, op intuïtieve wijze, instellingen zoals de paginalay-out en inbindpositie
opgeven. Klik voor meer informatie op [Help] in het printerstuurprogramma.
Klik op [Afdrukken] (of op [OK]).
Het afdrukken wordt gestart. In sommige programma's verschijnt het onderstaande scherm.
Als u het afdrukken wilt annuleren, klikt u op [Annuleren] als het bovenstaande scherm wordt weergegeven. Nadat het scherm
verdwijnt of als het scherm niet wordt weergegeven, kunt u het afdrukken op andere manieren annuleren.
Afdrukken
annuleren
Raak afgedrukte pagina's niet aan
Raak pas afgedrukte vellen niet aan met uw vingers of een doek. Hierdoor kunnen uw vingers of de doek vuil worden en kunnen
tonervlekken ontstaan. Bovendien kunt u de toner van het papier vegen.
Als u in Windows 8/8.1/Server 2012/Server 2012 R2 afdrukt vanuit de app Windows Store
Volg de onderstaande procedure.
Windows 8/Server 2012
Geef de charms aan de rechterkant van het scherm weer en tik of klik op [Devices] (Apparaten)
de printer die u gebruikt
[Print] (Afdrukken). Als u op deze manier afdrukt, kunt u alleen instellingen voor bepaalde afdrukfuncties opgeven.
Windows 8.1/Server 2012 R2
Geef de charms aan de rechterkant van het scherm weer en tik of klik op [Devices] (Apparaten)
[Print] (Afdrukken) de
printer die u gebruikt
[Print] (Afdrukken). Als u op deze manier afdrukt, kunt u alleen instellingen voor bepaalde
afdrukfuncties opgeven.
Als het bericht [The printer requires your attention. Go to the desktop to take care of it.] (Er is iets met de printer. Ga naar
het bureaublad om dit op te lossen.) wordt weergegeven, gaat u naar het bureaublad en volgt u de instructies in het
dialoogvenster. Dit bericht verschijnt als de machine zodanig is ingesteld dat de gebruikersnaam wordt weergegeven tijdens
taken zoals afdrukken.
KOPPELINGEN
De afdrukstatus controleren
4
㻝㻡㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-03F
Afdrukken annuleren
U kunt het afdrukken annuleren vanaf uw computer of vanaf het bedieningspaneel van de machine.
Vanaf een computer
Vanaf het bedieningspaneel
U annuleert het afdrukken vanaf het pictogram van de printer dat wordt weergegeven in het systeemvak van het bureaublad.
Dubbelklik op het printerpictogram.
Als het printerpictogram niet wordt weergegeven
Open de printermap (
De printermap weergeven), klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op
[Afdruktaken weergeven] (of dubbelklik op het pictogram van het printerstuurprogramma voor het apparaat).
Selecteer het document dat u wilt annuleren en klik op [Document] [Annuleren].
Klik op [Ja].
Het afdrukken van het geselecteerde document wordt geannuleerd.
Het is mogelijk dat er nog enkele pagina's worden uitgevoerd nadat u het afdrukken hebt geannuleerd.
Annuleren vanuit de UI op afstand
U kunt het afdrukken annuleren vanuit de pagina [Opdrachtstatus] van de UI op afstand: De huidige status van afdruktaken
controleren
Annuleren vanuit een programma
In sommige programma's verschijnt het onderstaande scherm. U kunt het afdrukken annuleren door te klikken op [Annuleren].
Vanaf een computer
1
2
3
㻝㻡㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Annuleer het afdrukken met of .
Druk op om te annuleren
Als op het scherm een lijst met documenten verschijnt wanneer u op hebt gedrukt
Tik op het document dat u wilt annuleren.
Druk op om te annuleren
<Status afdrukopdracht> selecteer het document op het scherm <Status afdrukopdracht> <Annuleren> <Ja>
Het is mogelijk dat er nog enkele pagina's worden uitgevoerd nadat u het afdrukken hebt geannuleerd.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
De afdrukstatus controleren
Vanaf het bedieningspaneel
㻝㻡㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-03H
De afdrukstatus controleren
U kunt de huidige afdrukstatussen controleren.
Handig in de volgende situaties
Als het erg lang duurt voordat uw documenten worden afgedrukt, kunt u de wachtrij bekijken met de documenten die nog niet
zijn afgedrukt.
Als u de afdrukken niet kunt vinden die nu toch echt klaar hadden moeten zijn, kunt u controleren of er een fout is
opgetreden.
Druk op .
Tik op <Status afdrukopdracht>.
Selecteer het document dat u wilt controleren.
<Status afdrukopdracht>
Hier ziet u een lijst met de documenten die worden verwerkt of op verwerking wachten.
<Details>
Hier ziet u gedetailleerde gegevens van het document dat u in de lijst hebt geselecteerd.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Afdrukken annuleren
1
2
3
㻝㻢㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-03J
Verschillende afdrukinstellingen
Er zijn verschillende afdrukinstellingen die u kunt kiezen, zoals vergroot/verkleind afdrukken en dubbelzijdig afdrukken.
Vergroten of verkleinen Schakelen tussen enkelzijdig en
dubbelzijdig afdrukken
(MF229dw / MF226dn)
Afdrukken sorteren per pagina
Meerdere pagina's op één vel
afdrukken
Posters afdrukken Boekje afdrukken (MF229dw /
MF226dn)
Randen afdrukken Datums en paginanummers
afdrukken
Afdrukken met watermerk
Documenttype selecteren Toner besparen Meerdere documenten
combineren en afdrukken
㻝㻢㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-03K
Vergroten of verkleinen
U kunt afdrukken vergroten of verkleinen door een vooraf ingesteld zoompercentage voor afdrukken te
selecteren, zoals A5 naar A4. U kunt ook zelf een aangepast zoompercentage kiezen, dat u kunt verhogen of
verlagen in stappen van 1%.
Het zoompercentage voor afdrukken instellen door het formaat van het origineel en het papier op te geven
(vaste schaal)
Het zoompercentage voor afdrukken wordt automatisch ingesteld op basis van het formaat van het origineel en van het papier dat u
hebt opgegeven.
tabblad [Algemene instellingen]
selecteer het documentformaat bij [Paginaformaat] selecteer het papierformaat bij
[Uitvoerformaat]
[OK]
Zoompercentage voor afdrukken opgeven in stappen van 1%
tabblad [Algemene instellingen] schakel het selectievakje [Handmatig schalen] in geef het zoompercentage voor
afdrukken op bij [Schaling]
[OK]
Afhankelijk van het geselecteerde papierformaat, kunt u mogelijk niet het optimale zoompercentage voor afdrukken instellen.
Dit kan zich uiten in grote lege vlakken op de afdruk of delen van het document die ontbreken.
㻝㻢㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
De instellingen voor vergroten/verkleinen in bepaalde programma's hebben prioriteit boven de desbetreffende instellingen in
het printerstuurprogramma.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
㻝㻢㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-03L
Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken
Als u werkt met de MF229dw / MF226dn, kunt u enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken. De standaardinstelling is
[Dubbelzijdig afdrukken]. Pas de instelling desgewenst aan.
Dubbelzijdig afdrukken is mogelijk niet voor alle formaten en soorten papier beschikbaar. Papier
Tabblad [Algemene instellingen]
selecteer [Enkelzijdig afdrukken] of [Dubbelzijdig afdrukken] bij
[Enkelzijdig/Dubbelzijdig/Boekje afdrukken]
selecteer de inbindpositie bij [Inbindlocatie] [OK]
[Enkelzijdig/Dubbelzijdig/Boekje afdrukken]
Selecteer [Enkelzijdig afdrukken] of [Dubbelzijdig afdrukken].
Zie Boekje afdrukken (MF229dw / MF226dn) voor [Boekje afdrukken].
[Inbindlocatie]
Geef de positie aan waar u de afdrukken wilt inbinden, bijvoorbeeld met een nietapparaat. De afdrukstand verandert als dat nodig
is voor de opgegeven inbindlocatie. Klik op [Rugmarge] om de margebreedte voor de inbindpositie op te geven.
[Lange zijde [links]]
Hiermee worden de pagina's zo afgedrukt dat deze horizontaal worden geopend nadat ze zijn ingebonden.
[Korte zijde [boven]]
Hiermee worden de pagina's zo afgedrukt dat deze verticaal worden geopend nadat ze zijn ingebonden.
[Rugmarge]
Kies deze optie om een bindmarge op te geven.
㻝㻢㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Meerdere pagina's op één vel afdrukken
Boekje afdrukken (MF229dw / MF226dn)
㻝㻢㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-03R
Afdrukken sorteren per pagina
Als u afdrukken wilt maken van documenten met meerdere pagina's, selecteert u [Sorteren] om complete sets op
volgorde af te drukken. Deze functie is handig bij het voorbereiden van hand-outs voor vergaderingen of
presentaties.
tabblad [Algemene instellingen]
selecteer [Sorteren] of [Groeperen] bij [Afwerking] [OK]
[Afwerking]
Geef de sorteermethode van de afdrukken op wanneer u documenten met meerdere pagina's afdrukt.
[Sorteren]
De afdrukken worden in de juiste volgorde gegroepeerd. Als u bijvoorbeeld drie kopieën maakt van een document dat uit vijf
pagina's bestaat, worden de kopieën als volgt uitgevoerd: 1, 2, 3, 4, 5, 1, 2, 3, 4, 5, 1, 2, 3, 4, 5.
[Groeperen]
De afdrukken worden niet gesorteerd. Als u bijvoorbeeld drie kopieën maakt van een document dat uit vijf pagina's bestaat,
worden de kopieën als volgt uitgevoerd: 1, 1, 1, 2, 2, 2, 3, 3, 3, 4, 4, 4, 5, 5, 5.
Als u [Uit] selecteert, bepaalt de relevante instelling in het programma of de afdrukken al dan niet worden gesorteerd.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
㻝㻢㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-03S
Meerdere pagina's op één vel afdrukken
U kunt meerdere pagina's afdrukken op één vel papier. Zo kunt u vier of negen pagina's afdrukken op één vel
door [4 op 1] of [9 op 1] te gebruiken. Gebruik deze functie als u papier wilt besparen of een document wilt
bekijken als miniaturen.
U kunt nog meer papier besparen door deze instelling te combineren met dubbelzijdig afdrukken.
Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken (MF229dw / MF226dn)
Tabblad [Algemene instellingen]
selecteer bij [Pagina-opmaak] het aantal pagina's dat u op één vel wilt afdrukken
selecteer bij [Pagina-opmaak] de indeling van de pagina-opmaak [OK]
[Pagina-opmaak]
Selecteer het aantal pagina's dat u op één vel wilt afdrukken. U kunt een waarde kiezen in het bereik van [1 op 1] tot en met [16
op 1]. Als u bijvoorbeeld 16 pagina's op één vel wilt afdrukken, selecteert u [16 op 1].
Zie Posters afdrukken voor opties zoals [Poster [2 x 2]].
Het afdrukken verloopt mogelijk niet goed als u deze instelling combineert met een instelling in het programma voor het
sorteren van afdrukken.
[Paginavolgorde]
Selecteer een indeling voor de pagina-opmaak. Als u bijvoorbeeld [Horizontaal vanaf linkerzijde] selecteert, wordt de eerste pagina
links bovenaan afgedrukt en vervolgens worden de volgende pagina's rechts daarvan geplaatst.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken (MF229dw / MF226dn)
㻝㻢㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-03U
Posters afdrukken
U kunt één pagina van een document verspreid over meerdere pagina's afdrukken. Als u een document met één
pagina van het formaat A4 bijvoorbeeld negen keer zo groot maakt, hebt u een poster van 3x3 vellen A4-
formaat nadat u het document hebt afgedrukt en de vellen aan elkaar hebt geplakt.
tabblad [Basisinstellingen]
selecteer bij [Pagina-opmaak] de afmetingen van de poster (bijvoorbeeld [Poster [2 x 2]])
[OK]
U kunt kiezen uit vier posterinstellingen: [Poster [1 x 2]], [Poster [2 x 2]], [Poster [3 x 3]] en [Poster [4 x 4]].
U kunt geen instellingen voor het afdrukken van een poster selecteren als dubbelzijdig afdrukken is ingeschakeld. Selecteer
[Enkelzijdig afdrukken] bij [Enkelzijdig/Dubbelzijdig/Boekje afdrukken] en kies vervolgens een instelling voor het afdrukken van
een poster.
Schakel het selectievakje [Afdrukrand] in om randen af te drukken. Randen zijn handig als u de afdrukken aan elkaar wilt
plakken of de marges wilt wegsnijden.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Vergroten of verkleinen
㻝㻢㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-03W
Boekje afdrukken
U kunt twee pagina's van een document op beide zijden van één vel papier afdrukken en dan de bedrukte
pagina's dubbelvouwen om een boekje te maken. Het printerstuurprogramma regelt de afdrukvolgorde, zodat
de paginanummers kloppen.
Boekje afdrukken is mogelijk niet voor alle formaten en soorten papier beschikbaar. Zie Papier.
Tabblad [Algemene instellingen]
selecteer [Boekje afdrukken] bij [Enkelzijdig/Dubbelzijdig/Boekje afdrukken] klik op
[Boekje] om eventueel gedetailleerde instellingen op te geven
[OK] [OK]
[Enkelzijdig/Dubbelzijdig/Boekje afdrukken]
Selecteer [Boekje afdrukken].
Zie Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken (MF229dw / MF226dn) voor [Enkelzijdig afdrukken] en
[Dubbelzijdig afdrukken].
[Boekje]
Dit scherm wordt weergegeven.
[Methode voor afdrukken van boekje]
[Alle pagina's tegelijk]: alle pagina's worden tegelijk als één bundel afgedrukt, zodat u een boekje kunt maken door de
bedrukte pagina's dubbel te vouwen.
[Onderverdelen in sets]: kies deze optie om meerdere bundels af te drukken, met in elke bundel het aantal pagina's dat is
opgegeven bij [Vellen per set]. Bind vervolgens de bundels in en voeg deze samen tot één boekje. Selecteer deze optie
wanneer het document zo veel pagina's heeft dat u deze niet allemaal in één boekje kunt inbinden.
[Geef rugmarge boekje op]
Als u een nietmachine of een ander inbindgereedschap gebruikt, geeft u de breedte van de rugmarge op voor het inbinden van
het boekje. Schakel het selectievakje [Geef Rugmarge boekje op] in en geef de breedte van de marge op bij [Rugmarge
boekje].
㻝㻢㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
㻝㻣㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-03X
Randen afdrukken
U kunt randen, zoals stippellijnen of dubbele ononderbroken lijnen, toevoegen aan de marges van afdrukken.
tabblad [Pagina-instelling]
klik op [Pagina opties] selecteer het type rand bij [Kader] [OK] [OK]
[Kader]
Selecteer hier het type rand.
Voorbeeld
Hier ziet u een voorbeeld met de geselecteerde rand.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Datums en paginanummers afdrukken
Afdrukken met watermerk
㻝㻣㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-03Y
Datums en paginanummers afdrukken
U kunt de informatie zoals datums of paginanummers afdrukken. Daarnaast kunt u aangeven waar in het
document u deze informatie wilt afdrukken (linksboven, rechtsonder, enzovoort).
Tabblad [Pagina-instelling]
klik op [Pagina opties] selecteer de afdrukpositie van de afdrukdatum, de gebruikersnaam of
het paginanummer
[OK] [OK]
[Afdrukdatum]
Geef de positie aan voor het afdrukken van de afdrukdatum.
[Gebruikersnaam afdrukken]
Geef de positie aan voor het afdrukken van de gebruikersnaam (aanmeldingsnaam) voor de computer waarmee het document
wordt afgedrukt.
[Paginanummer afdrukken]
Geef de positie aan voor het afdrukken van het paginanummer.
De afdrukindeling van datums en paginanummers wijzigen
Als u datums, aanmeldingsnamen of paginanummers gaat afdrukken, kunt u opmaakinstellingen wijzigen zoals het lettertype en
de tekengrootte. Klik op het scherm Pagina-opties hierboven op [Indelingsinstellingen] om de opmaakinstellingen op te geven.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Randen afdrukken
Afdrukken met watermerk
㻝㻣㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-040
Afdrukken met watermerk
U kunt een watermerk zoals "KOPIE" of "VERTROUWELIJK" afdrukken over het document. U kunt nieuwe
watermerken maken of vooraf geregistreerde watermerken gebruiken.
Tabblad [Pagina-instelling]
schakel het selectievakje [Watermerk] in selecteer een watermerk in [Watermerknaam]
[OK]
[Watermerk]/[Watermerknaam]
Schakel het selectievakje [Watermerk] in om de beschikbare watermerken weer te geven in de vervolgkeuzelijst
[Watermerknaam]. Selecteer een watermerk in de lijst.
[Watermerk bewerken]
Hiermee geeft u het scherm weer voor het maken of bewerken van watermerken.
KOPPELINGEN
[Toevoegen]
Klik hierop om een nieuw watermerk te maken. U kunt maximaal 50 watermerken opslaan.
[Naam]
Voer een naam in voor het nieuwe watermerk.
[Kenmerken]/[Uitlijning]/[Afdrukstijl]
Klik op deze tabbladen om de tekst, kleur of afdrukpositie van het watermerk op te geven. Klik voor meer informatie
op [Help] in het printerstuurprogramma.
㻝㻣㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Een document afdrukken
Randen afdrukken
Datums en paginanummers afdrukken
㻝㻣㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-041
Documenttype selecteren
U kunt het type document opgeven om zo een optimale beeldkwaliteit te garanderen. Er zijn verschillende
instellingen voor fotodocumenten, documenten met grafieken en tabellen, en documenten met CAD-
tekeningen met zeer dunne lijntjes.
tabblad [Kwaliteit]
selecteer het type document bij [Doel] [OK]
[Doel]
Selecteer een optie die het best past bij het type document of het doel van de afdruk. Selecteer bijvoorbeeld [Algemeen] voor
algemeen gebruik of selecteer [Foto's] wanneer u foto's met de best mogelijke kwaliteit wilt afdrukken.
[Algemeen]
Een veelzijdige optie die geschikt is voor het afdrukken van vrijwel alle documenten.
[Publicaties]
Selecteer deze optie als u documenten gaat afdrukken met een mix van foto's, grafieken en tabellen.
[Illustraties]
Deze optie is geschikt voor het afdrukken van documenten met grafieken of tabellen.
[Foto's]
Selecteer deze optie als u foto's gaat afdrukken.
[Ontwerpen [CAD]]
Deze optie is bedoeld voor het afdrukken van ontwerptekeningen met heel veel dunne lijntjes.
[Tekst met hoge definitie]
Deze optie is geschikt voor het afdrukken van documenten met kleine tekens.
Als u gedetailleerde instellingen wilt opgeven voor de items die u hebt geselecteerd bij [Doel], klikt u op [Geavanceerde
instellingen]. Klik voor meer informatie op [Help] in het printerstuurprogramma.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
㻝㻣㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-042
Toner besparen
U kunt in het printerstuurprogramma instellen dat documenten met minder toner worden afgedrukt.
Als de tonerspaarstand is ingeschakeld, bestaat de kans dat dunne lijnen en delen met een lichtere afdrukdichtheid vaag worden.
tabblad [Kwaliteit]
selecteer het type document bij [Doel] klik op [Geavanceerde instellingen] selecteer
[Tonerspaarstand] op het scherm [Geavanceerde instellingen]
selecteer [Aan] in de vervolgkeuzelijst [OK] [OK]
[Doel] Documenttype selecteren
Selecteer het type document waarvoor u de tonerspaarstand wilt inschakelen.
[Geavanceerde instellingen]
Er verschijnt een scherm met instellingen. Klik op [Tonerspaarstand] en selecteer [Aan] in de vervolgkeuzelijst onder aan het
scherm.
U kunt aangeven of u de tonerspaarstand wilt inschakelen voor ieder documenttype. Schakel voor elk documenttype dat wordt
vermeld bij [Doel] al dan niet de tonerspaarstand in.
Op het scherm [Geavanceerde instellingen] kunt u verschillende andere afdrukinstellingen opgeven. Klik voor meer informatie
op [Help] in het printerstuurprogramma.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
㻝㻣㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-043
Meerdere documenten combineren en afdrukken
Met behulp van Canon PageComposer kunt u meerdere documenten samenvoegen tot één afdruktaak en de
taak afdrukken met de opgegeven afdrukinstellingen. Op deze manier kunt u bijvoorbeeld documenten
combineren die met verschillende programma's zijn gemaakt en alle pagina's op hetzelfde papierformaat
afdrukken.
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van
het programma dat u gebruikt.
Selecteer het printerstuurprogramma voor het apparaat en klik op [Preferences] (Voorkeuren) (of
[Properties] (Eigenschappen)).
Selecteer [Bewerken/Voorbeeld] bij [Uitvoermodus].
Klik op [OK] in het scherm [Informatie].
Klik op [OK] onder aan het scherm.
Klik op [Afdrukken] (of op [OK]).
Canon PageComposer wordt gestart. Het afdrukken wordt nog niet gestart.
1
2
3
4
㻝㻣㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Herhaal stappen 1 - 4 voor de documenten die u wilt combineren.
De documenten worden toegevoegd aan Canon PageComposer.
Selecteer in de lijst [Documentnaam] de documenten die u wilt combineren en klik op .
U selecteert meerdere documenten door op de documenten te klikken terwijl u de toets [Shift] of [Ctrl] ingedrukt houdt.
Wijzig de instellingen desgewenst en klik op [Combineren].
De documenten die zijn geselecteerd in stap 6 worden gecombineerd.
[Afdrukvoorbeeld]
U ziet een voorbeeld van het document zoals dat wordt afgedrukt.
[Documentlijst]/[Afdrukinstellingen]
Klik op het tabblad [Documentlijst] om de documenten weer te geven die u hebt toegevoegd in stappen 1 - 4. U kunt
documenten verwijderen door deze te selecteren in de lijst en op [Verwijderen uit lijst] te klikken.
Klik op het tabblad [Afdrukinstellingen] om een scherm weer te geven voor het opgeven van afdrukinstellingen zoals het
aantal exemplaren of enkelzijdig of dubbelzijdig afdrukken. De instellingen in dit scherm worden voor de volledige afdruktaak
gebruikt.
5
6
7
㻝㻣㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Klik voor meer informatie op [Help] in Canon PageComposer.
[Details]
Hiermee geeft u het scherm met afdrukinstellingen van het printerstuurprogramma weer. Er zijn minder instellingen
beschikbaar dan bij gewoon afdrukken.
Selecteer in de lijst [Documentnaam] de gecombineerde afdruktaak die u wilt afdrukken en klik op .
Het afdrukken wordt gestart.
Raadpleeg
Afdrukken annuleren voor instructies voor het annuleren van het afdrukken.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
8
㻝㻣㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-044
De gewenste afdrukinstellingen configureren
U kunt combinaties van instellingen opslaan als "profielen" om uw diverse afdrukdoelen te realiseren. U kunt de instellingen die u vaak
gebruikt, ook opslaan als de standaardinstellingen. Wanneer de standaardinstellingen zijn opgeslagen, worden ze automatisch op het
scherm van het printerstuurprogramma weergegeven, zodat u ze niet speciaal hoeft op te geven en meteen kunt beginnen met
afdrukken.
Stel "STRENG GEHEIM" als watermerk in en sla het op in "profielen". Vervolgens kunt
u dit watermerk wanneer u het maar nodig hebt uit profielen selecteren.
Combinaties van veelgebruikte afdrukinstellingen opslaan
Geef [2 op 1] als standaardinstelling in het printerstuurprogramma op. Vanaf de
volgende afdruktaak worden op elk vel 2 pagina's van het document afgedrukt.
De
standaardinstellingen wijzigen
㻝㻤㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-045
Combinaties van veelgebruikte afdrukinstellingen opslaan
Als u bij elke afdruktaak instellingen moet opgeven om bijvoorbeeld "enkelzijdig af te drukken op A4-papier in de afdrukstand Liggend,
met de tonerspaarstand ingeschakeld", wordt dit tijdrovend en vervelend. Als u uw veelgebruikte combinaties van afdrukinstellingen
echter opslaat als een "profiel", kunt u de gewenste afdrukinstellingen eenvoudig opgeven door het bijbehorende profiel te selecteren. In
dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u profielen opslaat en kunt afdrukken met profielen.
Een profiel opslaan
Een profiel selecteren
Geef de instellingen op die u wilt opslaan in een profiel en klik op [Toevoegen].
Definieer de gewenste afdrukinstellingen op de tabbladen [Algemene instellingen], [Pagina-instelling], [Afwerking] en [Kwaliteit].
Verschillende afdrukinstellingen
Typ een naam voor het profiel bij [Naam], selecteer een pictogram en klik op [OK].
Typ desgewenst een toelichting van het profiel bij [Opmerking].
Klik op [Instellingen weergeven] om de instellingen te zien die in het profiel worden opgeslagen.
Een profiel bewerken
Als u de naam, het pictogram of de opmerking van eerder opgeslagen profielen wilt wijzigen, klikt u in het scherm uit stap 1 op
[Bewerken] rechts van [Profiel]. De standaardprofielen kunt u echter niet wijzigen.
Selecteer eenvoudig het gewenste profiel en klik op [OK].
Een profiel opslaan
Een profiel selecteren
1
2
㻝㻤㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
De instellingen van het geselecteerde profiel wijzigen
U kunt de instellingen van het geselecteerde profiel wijzigen. Desgewenst kunt u de gewijzigde instellingen opslaan als een ander
profiel.
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
De standaardinstellingen wijzigen
㻝㻤㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-046
De standaardinstellingen wijzigen
De standaardinstellingen zijn de instellingen die worden weergegeven als u het scherm met afdrukinstellingen van het
printerstuurprogramma opent. U kunt deze instellingen wijzigen in de instellingen die u het meest gebruikt. Als u bijvoorbeeld altijd 2
documentpagina's per vel wilt afdrukken, geeft u [2 op 1] op als de standaardinstelling voor de paginalay-out. Vanaf de volgende keer
dat u het scherm van het printerstuurprogramma opent, is de instelling altijd [2 op 1], zodat u
deze instelling niet voor elke afdruktaak hoeft op te geven.
Om de onderstaande procedure uit te voeren, moet u zich bij de computer aanmelden met een administratoraccount.
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de machine en klik op [Printing preferences]
(Voorkeursinstellingen voor afdrukken).
Wijzig de instellingen op het scherm met voorkeursinstellingen en klik op [OK].
Definieer de gewenste afdrukinstellingen op de tabbladen [Algemene instellingen], [Pagina-instelling], [Afwerking] en [Kwaliteit].
Verschillende afdrukinstellingen
KOPPELINGEN
Een document afdrukken
Combinaties van veelgebruikte afdrukinstellingen opslaan
1
2
3
㻝㻤㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-047
AirPrint gebruiken
U hebt niet altijd een computer nodig voor het afdrukken van foto's, e-mails, webpagina's en andere documenten. Met
AirPrint kunt u draadloos afdrukken vanaf Apple-apparaten zoals een iPad, iPhone, iPod touch en Macintosh zonder dat u
het printerstuurprogramma hoeft te gebruiken.
Afdrukken vanaf een iPad, iPhone of iPod touch
Afdrukken vanaf een Mac
Afdrukken via AirPrint annuleren
AirPrint-instellingen wijzigen
Problemen oplossen bij het afdrukken met AirPrint
Overige
Systeemvereisten
U kunt AirPrint gebruiken als u een van de volgende apparaten hebt en de meest recente versie van iOS is geïnstalleerd op het
apparaat:
iPad (alle modellen)
iPhone (3GS of hoger)
iPod touch (derde generatie of hoger)
Als u een Macintosh gebruikt, is OS X v10.7 of hoger vereist.
Netwerkomgeving
Het Apple-apparaat (iPad, iPhone, iPod touch en Macintosh) en de machine moeten via hetzelfde LAN met elkaar zijn verbonden.
Als u beveiligingsfunctionaliteit in AirPrint wilt installeren, moet u een sleutelpaar en een digitaal certificaat instellen voordat u TLS
gebruikt.
Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS Instellingen configureren voor sleutelparen en
digitale certificaten
Zorg ervoor dat de machine is ingeschakeld en verbinding heeft met het LAN.
Raadpleeg "Aan de slag" voor instructies. Meegeleverde documentatie
Tik in het programma op het Apple-apparaat op om de menuopties weer te geven.
Hoe het pictogram eruitziet, is afhankelijk van de toepassing die u gebruikt.
Tik op [Print] (Druk af) in de vervolgkeuzelijst.
Selecteer dit apparaat bij [Printer] in [Printer Options] (Printeropties).
De printers in het netwerk worden weergegeven. Selecteer dit apparaat.
[Printer Options] (Printeropties) wordt niet weergegeven in programma's die geen ondersteuning bieden voor AirPrint. U kunt dan
ook niet draadloos afdrukken vanuit deze programma's.
Afdrukken vanaf een iPad, iPhone of iPod touch
1
2
3
4
㻝㻤㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Geef de gewenste afdrukinstellingen op.
Aantal kopieën
Tik op [+] of [-] rechts van [1 kopie] om het aantal kopieën in te stellen.
[Double-sided] (Dubbelzijdig) (MF229dw / MF226dn)
Tik op [ON] (Aan) rechts van [Double-sided] (Dubbelzijdig) om dubbelzijdig afdrukken op te geven.
[Range] (Bereik)
Tik op [Range] (Bereik) en [All Pages] (Alle pagina's) of geef het bereik op van de pagina's die u wilt afdrukken als u een
document met meerdere pagina's afdrukt.
De beschikbare instellingen in [Printer Options] (Printeropties) verschillen afhankelijk van het programma dat u gebruikt.
De beschikbare papierformaten verschillen afhankelijk van het programma dat u gebruikt.
Tik op [Print] (Druk af).
Het afdrukken wordt gestart.
Het afdrukken annuleren
Afdrukken via AirPrint annuleren
De afdrukstatus controleren
Tijdens het afdrukken, wordt het pictogram [Print Center] (Afdrukcentrum) weergegeven in de lijst met onlangs gebruikte
programma's op het Apple-apparaat. Gebruik dit pictogram om de afdrukstatus te controleren. De lijst met onlangs gebruikte
programma's geeft u weer door tweemaal op de knop [Home] te drukken.
Als u beveiligingsfunctionaliteit in AirPrint wilt installeren, moet u een sleutelpaar en een digitaal certificaat instellen voordat u TLS
gebruikt.
Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS Instellingen configureren voor sleutelparen en
digitale certificaten
Voeg de machine aan uw Macintosh toe met [System Preferences] (Systeemvoorkeuren) [Print & Scan]
(Afdrukken en scannen).
Zorg ervoor dat de machine is ingeschakeld en verbinding heeft met het LAN.
Raadpleeg "Aan de slag" voor instructies. Meegeleverde documentatie
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van
het programma dat u gebruikt.
Selecteer deze machine in het afdrukvenster.
De printers die zijn verbonden met uw Mac worden weergegeven. Selecteer deze machine.
Geef de gewenste afdrukinstellingen op.
[Presets] (Voorinstellingen)
Geef de afdrukinstellingen op door een voorinstelling te selecteren in de vervolgkeuzelijst.
[Copies] (Aantal exemplaren)
Hiermee geeft u het aantal kopieën op.
[Two-Sided] (Dubbelzijdig) (MF229dw / MF226dn)
Schakel deze optie in om dubbelzijdig af te drukken.
[Pages] (Pagina's)
Geef het bereik van pagina's op dat u wilt afdrukken als het document meerdere pagina's bevat.
De beschikbare instellingen verschillen afhankelijk van het programma dat u gebruikt.
Klik op [Print] (Druk af).
Het afdrukken wordt gestart.
Het afdrukken annuleren
Afdrukken via AirPrint annuleren
Afdrukken vanaf een Mac
5
6
1
2
3
4
5
6
㻝㻤㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
U kunt het afdrukken op twee manieren annuleren. U kunt het afdrukken annuleren vanaf het bedieningspaneel van de machine
(
Afdrukken annuleren) of vanaf een Apple-apparaat. In het laatste geval volgt u deze procedure.
Annuleren vanaf een iPad, iPhone of iPod touch
Druk tweemaal op de knop [Home].
Tik op [Print Center] (Afdrukcentrum) om de lijst weer te geven met de documenten die moeten worden
afgedrukt.
Tik op het document dat u wilt annuleren en tik op [Cancel Printing] (Annuleer afdrukken).
Annuleren vanaf een Mac
Klik op het printerpictogram dat wordt weergegeven in het Dock op het bureaublad.
Klik op het document dat u wilt annuleren.
Klik op de knop [Delete] (Verwijder).
U kunt gegevens registreren die worden gebruikt voor het identificeren van de machine, zoals de naam van de machine en de
installatielocatie. U kunt ook het afdrukken via AirPrint uitschakelen op de machine. U gebruikt de UI op afstand om deze instellingen te
wijzigen.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Afhankelijk van uw browser, kan de procedure voor het starten van de UI op afstand afwijken. Raadpleeg de Help van de
browser die u gebruikt.
Klik op [Instellingen/registratie].
Als u een mobiel apparaat gebruikt, zoals een iPad, iPhone of iPod touch, moet u "klikken" hieronder lezen als "tikken".
Klik op [Netwerkinstellingen] [AirPrint-instellingen].
Afdrukken via AirPrint annuleren
AirPrint-instellingen wijzigen
1
2
3
1
2
3
1
2
3
㻝㻤㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Klik op [Bewerken...].
Geef de vereiste instellingen op en klik op [OK].
[AirPrint gebruiken]
Schakel dit selectievakje in om afdrukken via AirPrint mogelijk te maken. Schakel het selectievakje uit om AirPrint uit te schakelen.
[Printernaam]/[Locatie]/[Breedtegraad]/[Lengtegraad]
Voer de naam en de installatielocatie in om dit apparaat eenvoudig te herkennen vanaf uw Apple-apparaat. Deze informatie is
handig als u meerdere AirPrint-printers gebruikt.
[AirPrint-prior. snelheid/beeldkwaliteit]
Selecteer [Snelheidsprioriteit] of [Prioriteit beeldkwaliteit] als de kwaliteitsmodus voor het afdrukken met AirPrint. Deze functie is
alleen beschikbaar bij het afdrukken van een PDF-bestand.
Als u [Printernaam] wijzigt
Als de ingestelde [Printernaam] wordt gewijzigd, kunt u mogelijk niet meer afdrukken vanaf de Macintosh die u gebruikt. Dat komt
omdat <mDNS-naam> (
DNS configureren) voor IPv4 ook wordt gewijzigd. Voeg in dit geval deze machine weer aan de
Macintosh toe.
Naam en locatie van de printer
[Printernaam] en [Locatie] komen terug in respectievelijk de volgende instellingen:
[Printernaam] kan ook worden ingesteld in <mDNS-naam> (
IPv4-instellingen).
[Locatie] kan ook worden ingesteld in <Locatie> (
Instellingen Apparaatinformatie ).
Problemen oplossen bij het afdrukken met AirPrint
4
5
㻝㻤㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
U kunt niet afdrukken met AirPrint.
Controleer of de machine is ingeschakeld. Als dat het geval is, start u de machine opnieuw op en kijkt u of het probleem is
opgelost.
Controleer of er papier in de machine is geladen en of er nog voldoende toner is.
Papier plaatsen Tonercartridges
vervangen
Controleer of er geen foutberichten worden weergegeven op het display van de machine.
Zorg ervoor dat het Apple-apparaat (iPad, iPhone, iPod touch en Macintosh) en de machine via hetzelfde LAN met elkaar zijn
verbonden. Als u de machine inschakelt, kan het enkele minuten duren voordat de machine klaar is voor communicatie.
Zorg ervoor dat Bonjour is ingeschakeld op Apple-apparaten.
Verbruiksartikelen controleren op de Mac
U kunt het scherm van AirPrint weergeven om toegang te krijgen tot de verschillende AirPrint-instellingen, maar ook om gegevens van
verbruiksartikelen te bekijken, zoals papier en toner.
Klik op [System Preferences] (Systeemvoorkeuren) in het Dock op het bureaublad [Print & Scan]
(Afdrukken en scannen).
Selecteer uw printer en klik op [Options & Supplies] (Opties en toebehoren).
Klik op [Show Printer Webpage] (Geef webpagina van printer weer).
Meld u in de systeembeheerdersmodus aan bij de UI op afstand.
Om de status van de machine of toebehoren te controleren, kunt u zich ook aanmelden in de eindgebruikersmodus.
Handelsmerken
Apple, Bonjour, iPad, iPhone, iPod touch, Macintosh, Mac OS en OS X zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de V.S. en
andere landen. AirPrint en het AirPrint-logo zijn handelsmerken van Apple Inc.
Overige
1
2
3
4
㻝㻤㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-048
Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS
Bevoegde gebruikers kunnen worden benadeeld door aanvallen van kwaadwillende personen, bijvoorbeeld door sniffing, spoofing en het
manipuleren van gegevens die over een netwerk worden verzonden. Om uw belangrijke en kostbare gegevens te beschermen tegen deze
aanvallen, kunt u AirPrint op deze machine gebruiken om de communicatie tussen de machine en een Apple-apparaat te coderen met TLS
(Transport Layer Security). TLS biedt de mogelijkheid om gegevens te coderen en via het netwerk te verzenden of ontvangen. Als u TLS
wilt gebruiken, moet u een sleutelpaar opgeven en de TLS-functie inschakelen. Genereer of installeer het sleutelpaar voor TLS voordat u
TLS inschakelt (
Instellingen configureren voor sleutelparen en digitale certificaten).
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
Klik op [Sleutel en certificaat...] in [TLS-instellingen].
Klik op [Registreer standaardsleutel] naast het sleutelpaar dat u wilt gebruiken.
1
2
3
4
5
㻝㻤㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Details van een certificaat weergeven
U kunt de details van het certificaat controleren of het certificaat verifiëren door op de juiste tekstkoppeling onder [Sleutelnaam]
te klikken of op het pictogram van het certificaat.
Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren
Schakel TLS in voor de UI op afstand.
1
Klik op [Netwerkinstellingen] [AirPrint-beveiligingsinstellingen].
2
Klik op [Bewerken...].
3
Schakel het selectievakje [Gebruik TLS] in, geef de vereiste instellingen op en klik op [OK].
[Gebruik authenticatie]
Bij gebruik van AirPrint kunt u authenticatie (ofwel verificatie) gebruiken. Dit doet u door het selectievakje in te schakelen
en een [Gebruikersnaam] op te geven.
[Wachtwoord instellen/wijzigen]
Geef een wachtwoord voor verificatie op. Dit doet u door het selectievakje in te schakelen en het wachtwoord te typen in
de vakken [Wachtwoord] en [Bevestigen].
6
㻝㻥㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
KOPPELINGEN
AirPrint gebruiken
Sleutelparen genereren
Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken
㻝㻥㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-049
Instellingen configureren voor sleutelparen en digitale certificaten
Om de communicatie te coderen met een extern apparaat, moet vooraf een coderingssleutel worden verzonden en ontvangen via een
onbeveiligd netwerk. Dit probleem wordt opgelost door cryptografie met openbare sleutels. Cryptografie met openbare sleutels
garandeert een veilige uitwisseling door belangrijke en waardevolle gegevens te beschermen tegen aanvallen, zoals sniffing, spoofing en
het manipuleren van gegevens die over een netwerk worden verzonden.
Sleutelpaar
Een sleutelpaar bestaat uit een openbare sleutel en een geheime sleutel. Beide sleutels zijn nodig voor het coderen of
decoderen van gegevens. Aangezien gegevens die zijn gecodeerd met een van de sleutels uit het sleutelpaar niet
kunnen worden hersteld zonder de andere sleutel, kan met dit type cryptografie een veilige uitwisseling van gegevens
over het netwerk worden gegarandeerd. U kunt maximaal drie sleutelparen opslaan (
Door een CA uitgegeven
sleutelparen en digitale certificaten gebruiken). Op deze machine kunt u ook de bewerkingen
"Netwerkcommunicatiesleutel aanmaken" en "Sleutel en certificaatondertekeningsverzoek (CSR) aanmaken" uitvoeren
(
Sleutelparen genereren).
CA-certificaat
Digitale certificaten zoals CA-certificaten zijn vergelijkbaar met andere vormen van identificatie, zoals een rijbewijs.
Een digitaal certificaat bevat een digitale handtekening en stelt het apparaat in staat spoofing of het manipuleren van
gegevens te detecteren. Het is extreem moeilijk voor derden om digitale certificaten te misbruiken. Een digitaal
certificaat dat een openbare sleutel van een certificeringsinstantie (CA) bevat, wordt een CA-certificaat genoemd. CA-
certificaten dienen om functies zoals afdrukken met AirPrint te verifiëren op het apparaat waarmee de machine
communiceert. U kunt maximaal drie CA-certificaten opslaan (
Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale
certificaten gebruiken).
Vereisten voor sleutels en certificaten
Het certificaat in een sleutelpaar dat is gegenereerd met het apparaat voldoet aan X.509v3. Als u een sleutelpaar of een CA-certificaat
installeert vanaf een computer, zorg er dan voor dat het onderdeel voldoet aan deze vereisten:
Indeling
Sleutelpaar: PKCS#12
CA-certificaat: X.509v1 of X.509v3, DER (gecodeerd binair)
Bestandsextensie
Sleutelpaar: ".p12", ".pfx" of ".cer"
CA-certificaat: ".p12", ".pfx" of ".cer"
Algoritme openbare sleutel
(en sleutellengte)
RSA (512 bits, 1024 bits, 2048 bits of 4096 bits)
Algoritme voor handtekening certificaat SHA1-RSA, SHA256-RSA, SHA384-RSA of SHA512-RSA
Algoritme voor vingerafdruk certificaat SHA1
De vereisten voor het certificaat in een sleutelpaar komen overeen met die voor CA-certificaten.
SHA384-RSA en SHA512-RSA zijn alleen beschikbaar wanneer de RSA-sleutel 1024 bits of langer is.
Het apparaat biedt geen ondersteuning voor het gebruik van een certificaatintrekkingslijst (CRL).
*1
*2 *2
*1
*2
㻝㻥㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-04A
Sleutelparen genereren
U kunt een sleutelpaar genereren met de machine als dit nodig is voor gecodeerde communicatie via TLS (Transport Layer Security). U
kunt TLS gebruiken wanneer u de machine vanaf een Apple-apparaat oproept om AirPrint te gebruiken. U kunt maximaal drie
sleutelparen opslaan op de machine.
Netwerkcommunicatiesleutel aanmaken Sleutel en certificaatondertekeningsverzoek
(CSR) aanmaken
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [Instellingen sleutel en certificaat].
Klik op [Sleutel aanmaken...].
Een sleutelpaar verwijderen
Klik op [Verwijderen] bij het sleutelpaar dat u wilt verwijderen
klik op [OK].
Bij een sleutelpaar dat op dat moment wordt gebruikt, wordt "TLS" weergegeven. U kunt dit sleutelpaar dan niet verwijderen.
In dat geval moet u de functie uitschakelen of het sleutelpaar vervangen voordat u het sleutelpaar kunt verwijderen.
Selecteer [Netwerkcommunicatie] en klik op [OK].
Netwerkcommunicatiesleutel aanmaken
1
2
3
4
5
㻝㻥㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Geef instellingen op voor de sleutel en het certificaat.
[Sleutelinstellingen]
[Sleutelnaam]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van het sleutelpaar. Kies een naam die u eenvoudig kunt
terugvinden in lijsten.
[Handtekeningalgoritme]
Selecteer het algoritme voor de handtekening in de vervolgkeuzelijst.
[Sleutelalgoritme]
RSA wordt gebruikt om een sleutelpaar te genereren. Selecteer de sleutellengte in de vervolgkeuzelijst. Hoe groter het
aantal is voor de sleutellengte, hoe trager de communicatie verloopt. De beveiliging echter is krachtiger.
[512 bits] kan niet als sleutellengte worden geselecteerd als [SHA384] of [SHA512] is geselecteerd bij
[Handtekeningalgoritme].
[Certificaatinstellingen]
[Begindatum geldigheid (JJJJ/MM/DD)]
Voer de begindatum in voor de geldigheidsperiode van het certificaat, tussen 01/01/2000 en 31/12/2099.
[Einddatum geldigheid (JJJJ/MM/DD)]
Voer de einddatum in voor de geldigheidsperiode van het certificaat, tussen 01/01/2000 en 31/12/2099. U kunt hier geen
datum opgeven die voorafgaat aan [Begindatum geldigheid (JJJJ/MM/DD)].
[Land/Regio]
Selecteer het keuzerondje [Selecteer land/regio] en selecteer uw land/regio in de vervolgkeuzelijst. U kunt ook het
keuzerondje [Voer internetlandcode in] selecteren en een landcode invoeren, zoals NL voor Nederland.
[Staat]/[Plaats]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de locatie.
[Organisatie]/[Afdeling]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van de organisatie.
[Standaardnaam]
Gebruik maximaal 48 alfanumerieke tekens voor de algemene naam (Common Name) van het certificaat. "Common Name"
wordt vaak afgekort tot "CN".
Klik op [OK].
Het genereren van sleutels voor netwerkcommunicatie kan 10 tot 15 minuten duren.
Het gegenereerde sleutelpaar wordt automatisch opgeslagen op de machine.
6
7
㻝㻥㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [Instellingen sleutel en certificaat].
Klik op [Sleutel aanmaken...].
Een sleutelpaar verwijderen
Klik op [Verwijderen] bij het sleutelpaar dat u wilt verwijderen
klik op [OK].
Bij een sleutelpaar dat op dat moment wordt gebruikt, wordt "TLS" weergegeven. U kunt dit sleutelpaar dan niet verwijderen.
In dat geval moet u de functie uitschakelen of het sleutelpaar vervangen voordat u het sleutelpaar kunt verwijderen.
Selecteer [Sleutel en certificaatondertekeningsverzoek (CSR)] en klik op [OK].
Sleutel en certificaatondertekeningsverzoek (CSR) aanmaken
1
2
3
4
5
㻝㻥㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Geef instellingen op voor de sleutel en het certificaat.
[Sleutelinstellingen]
[Sleutelnaam]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van het sleutelpaar. Kies een naam die u eenvoudig kunt
terugvinden in lijsten.
[Handtekeningalgoritme]
Selecteer het algoritme voor de handtekening in de vervolgkeuzelijst.
[Sleutelalgoritme]
RSA wordt gebruikt om een sleutelpaar te genereren. Selecteer de sleutellengte in de vervolgkeuzelijst. Hoe groter het
aantal is voor de sleutellengte, hoe trager de communicatie verloopt. De beveiliging echter is krachtiger.
OPMERKING:
[512 bits] kan niet als sleutellengte worden geselecteerd als [SHA384] of [SHA512] is geselecteerd bij
[Handtekeningalgoritme].
[Instellingen certificaatondertekeningsverzoek (CSR)]
[Land/Regio]
Selecteer het keuzerondje [Selecteer land/regio] en selecteer uw land/regio in de vervolgkeuzelijst. U kunt ook het
keuzerondje [Voer internetlandcode in] selecteren en een landcode invoeren, zoals NL voor Nederland.
[Staat]/[Plaats]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de locatie.
[Organisatie]/[Afdeling]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van de organisatie.
[Standaardnaam]
Gebruik maximaal 48 alfanumerieke tekens voor de algemene naam (Common Name) van het certificaat. "Common Name"
wordt vaak afgekort tot "CN".
Klik op [OK].
Het genereren van een sleutel en certificaatondertekeningsverzoek (CSR) kan ongeveer 10 tot 15 minuten duren.
Klik op [Opslaan in bestand].
6
7
8
㻝㻥㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Als er een bevestigingsvenster wordt weergegeven, klikt u op [Opslaan] om het bestand op te slaan.
Klik op [Certificaat registreren...].
Klik op [Bestand kiezen], geef het bestand voor het certificaatondertekeningsverzoek op en klik op
[Registreren].
KOPPELINGEN
Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken
Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren
Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS
9
10
㻝㻥㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-04C
Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken
Sleutelparen en digitale certificaten voor gebruik met het apparaat zijn verkrijgbaar bij een certificeringsinstantie (CA). U kunt deze
bestanden opslaan en vervolgens registreren via de UI op afstand. Zorg ervoor dat het sleutelpaar en het certificaat voldoen aan de
vereisten van het apparaat (
Vereisten voor sleutels en certificaten). U kunt maximaal drie sleutelparen en drie CA-certificaten
opslaan.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [Instellingen sleutel en certificaat] (voor sleutelparen) of [Instellingen
CA-certificaat] (voor CA-certificaten).
Klik op [Sleutel en certificaat registreren] of [Registreer CA-certificaat].
Een geregistreerd sleutelpaar of CA-certificaat verwijderen
Klik op [Verwijderen] naast het sleutelpaar of CA-certificaat dat u wilt verwijderen
en klik vervolgens op [OK]. De vooraf
geïnstalleerde CA-certificaten kunt u niet verwijderen.
Bij een sleutelpaar dat op dat moment wordt gebruikt, wordt "TLS" weergegeven. U kunt dit sleutelpaar dan niet verwijderen.
In dat geval moet u de functie uitschakelen of het sleutelpaar vervangen voordat u het sleutelpaar kunt verwijderen.
De vooraf geïnstalleerde CA-certificaten uit- of inschakelen
Klik op [Uitschakelen] naast het vooraf geïnstalleerde CA-certificaat dat u wilt uitschakelen. Als u het certificaat weer wilt
1
2
3
4
㻝㻥㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
inschakelen, klikt u nogmaals op [Inschakelen] naast het certificaat.
Klik op [Installeren...].
Een sleutelpaar of CA-certificaat verwijderen
Klik op [Verwijderen] naast het bestand dat u wilt verwijderen en klik vervolgens op [OK].
Klik op [Bestand kiezen], selecteer het bestand dat u wilt installeren en klik op [Start installatie].
Het sleutelpaar of CA-certificaat is geïnstalleerd op het apparaat.
Registreer het sleutelpaar of CA-certificaat.
Een sleutelpaar registreren
1
Klik op [Registreren] naast het sleutelpaar dat u wilt opslaan.
2
Voer de naam van het sleutelpaar en het wachtwoord in en klik op [OK].
[Sleutelnaam]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van het sleutelpaar dat u wilt opslaan.
[Wachtwoord]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor het wachtwoord van de privésleutel die is ingesteld voor het bestand dat
u wilt opslaan.
Een CA-certificaat registreren
Klik op [Registreren] naast het CA-certificaat dat u wilt opslaan.
5
6
7
㻝㻥㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
KOPPELINGEN
Sleutelparen genereren
Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren
Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS
㻞㻜㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-04E
Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren
Als u sleutelparen en CA-certificaten hebt geregistreerd, kunt u de gegevens van deze onderdelen bekijken of hun geldigheid en
handtekening controleren.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [Instellingen sleutel en certificaat] (voor sleutelparen) of [Instellingen
CA-certificaat] (voor CA-certificaten).
Klik op het pictogram voor het sleutelpaar of certificaat dat u wilt controleren.
De certificaatgegevens kunt u bekijken op dit scherm.
Klik op [Certificaatverificatie].
1
2
3
4
5
㻞㻜㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Het resultaat van het verifiëren van het certificaat wordt zoals hieronder weergegeven.
KOPPELINGEN
Sleutelparen genereren
Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken
㻞㻜㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-04F
De machine als scanner gebruiken
U kunt originele documenten scannen door het bedieningspaneel van het apparaat of een programma op een computer te gebruiken.
Welke manier u ook gebruikt, de gescande documenten worden geconverteerd naar elektronische bestandsindelingen zoals PDF-
bestanden. Gebruik de scanfunctie om omvangrijke papieren documenten te converteren naar bestanden zodat u deze gemakkelijk kunt
ordenen.
Om dit apparaat als een scanner te gebruiken, moet u voor gebruik de nodige voorbereidingen treffen, inclusief het installeren
van de software op een computer.
Het gebruik van het apparaat als een scanner voorbereiden
Zie de volgende documentatie als u een Macintosh-gebruiker bent: MF Driver Installation Guide voor informatie over het
installeren van de software, en Canon Scanner Stuurprogramma Handleiding voor informatie over het gebruik van scanfuncties
(
Voor Mac OS-gebruikers).
Afhankelijk van het besturingssysteem en de versie van het scannerstuurprogramma of de programma's die u gebruikt, kunnen
de schermen van het stuurprogramma in deze handleiding verschillen van de echte schermen.
Scannen vanaf het apparaat
U kunt documenten scannen en opslaan op een computer via het bedieningspaneel van het apparaat. Scannen vanaf het apparaat
Scannen vanaf een computer
U kunt documenten die op het apparaat zijn geplaatst, scannen vanaf een computer. De gescande documenten worden opgeslagen op de
computer. U kunt scannen met behulp van MF Toolbox (geleverd bij het apparaat) of met behulp van andere toepassingen zoals een
beeldbewerkings- of tekstverwerkingsprogramma.
Scannen vanaf een computer
Scannen met de mobiele toepassing van Canon
U kunt een op het apparaat geplaatst origineel scannen met een smartphone of tablet. Zie de Canon-website voor meer informatie over
deze functie.
㻞㻜㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-04H
Het gebruik van het apparaat als een scanner voorbereiden
Zorg ervoor dat het apparaat en uw computer met elkaar verbonden zijn en dat alle software is geïnstalleerd. Raadpleeg "Aan de slag"
voor instructies (
Meegeleverde documentatie). Om verbinding te maken via een draadloze of bekabelde LAN, moet u dit apparaat
registreren in MF Network Scan Utility (MF Netwerkscanprogramma). Registreer het apparaat volgens de onderstaande procedure. Deze
procedure is niet vereist als het apparaat en uw computer verbonden zijn via USB.
De scanfunctie is niet beschikbaar als het apparaat en uw computer verbonden zijn in een IPv6-omgeving. U moet IPv4 of USB
gebruiken.
Klik op in het systeemvak.
Schakel het selectievakje voor het apparaat in en klik op [OK].
In een netwerk kunnen maximaal tien computers tegelijk met één product (scanner) verbinding hebben.
1
2
㻞㻜㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-04J
Scannen vanaf het apparaat
De volgorde van het scannen van een document en het opslaan op een computer kan alleen worden
uitgevoerd wanneer vanaf het apparaat wordt gescand. Voer de scan uit terwijl u opgeeft op welke computer
de documenten worden opgeslagen, geef op of de documenten in kleur of in zwart-wit worden gescand, of de
documenten worden opgeslagen als PDF- of JPEG-bestanden en geef de overige instellingen op.
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
Druk op en tik op <Scannen>.
Tik op <Computer>.
Selecteer de doelcomputer.
Dit scherm wordt niet weergegeven als een computer via USB met het apparaat verbonden is.
Selecteer type Scan.
Type scan Kleur Resolutie Bestandsindeling
<Kleurenscan> Kleur 300 dpi
PDF (doorzoekbaar) /
Hoog compressieniveau
<Zwart-
witscan>
Zwart-wit 300 dpi TIFF
<Aangepast 1> Kleur 300 dpi JPEG/Exif
*1
*2
1
2
3
4
5
㻞㻜㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
<Aangepast 2> Kleur 300 dpi
PDF (doorzoekbaar) /
Standaardcompressieniveau
Een PDF-indeling waarbij de tekens op het document als tekstgegevens worden gescand en waarbij naar de tekst kan worden gezocht met behulp
van een computer.
Documenten worden alleen in zwart en wit gescand, dus zonder tussenliggende grijstinten.
Instellingen wijzigen
U kunt instellingen wijzigen vanaf MF Toolbox.
Scaninstellingen configureren in MF Toolbox
Druk op .
Het scannen wordt gestart.
Tik op <Annuleren>
<Ja> om te annuleren.
U kunt niet scannen als het instelscherm van MF Toolbox wordt weergegeven. Sluit het
scherm voordat u gaat scannen.
Als u in stap 1 documenten in de documentinvoer plaatst
Wanneer het scannen is voltooid, wordt de doelmap voor de opslag op de computer weergegeven.
Als u in stap 1 documenten op de glasplaat legt
Informatie over de doelmap voor opslag
De gescande gegevens worden standaard opgeslagen in de map [Pictures] (Afbeeldingen) of [My Pictures] (Mijn afbeeldingen).
Er wordt een submap gemaakt met de naam van de gescande gegevens en de gegevens worden opgeslagen in die map.
Raadpleeg
Opslaginstellingen configureren als u de doellocatie voor de opslag wilt wijzigen.
*1
*1
*2
Wanneer het scannen is voltooid, volgt u de onderstaande procedure.
1
Als u extra pagina's van het document wilt scannen, legt u de volgende pagina op de glasplaat en drukt
u op
.
Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand.
Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met de volgende stap.
2
Tik op <Scan volt.>.
De doelmap voor de opslag wordt op de computer weergegeven.
6
㻞㻜㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Gemakkelijker scannen vanaf het apparaat
Als u voorkeuren hebt die u regelmatig gebruikt, zoals scannen in kleur of in zwart-wit of een vooraf ingestelde computer waarop
gescande documenten worden opgeslagen, kan het vervelend zijn als u deze instellingen telkens moet instellen als u scant. Sla
deze instellingen op in een <Scan -> PC>-knop, zodat u met één druk op de knop kunt scannen. Er zijn twee <Scan -> PC>-
knoppen: <Scan -> PC1> en <Scan -> PC2>. U kunt uw instellingen in een van deze knoppen opslaan.
Scannen met de knop
<Scan -> PC>
㻞㻜㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-04K
Scannen met de knop <Scan -> PC>
Plaats een document op het apparaat en druk op <Scan -> PC1> of <Scan -> PC2>. Het scannen wordt
onmiddellijk gestart. Het type scan (kleur of zwart-wit), de doelmap voor de opslag van het document en
andere instellingen kunnen in een knop worden opgeslagen en documenten kunnen worden gescand met deze
instellingen. In dit gedeelte wordt beschreven hoe u instellingen kunt opslaan in een knop en hoe u met deze
instellingen kunt scannen.
Uw instellingen opslaan in de knop <Scan -> PC>
De knop <Scan -> PC> gebruiken
Registreer de computer die als opslaglocatie dient en het type scan in de knop <Scan -> PC1> of <Scan -> PC2>.
Druk op en tik op <Menu>.
Tik op <Scaninstellingen>.
Selecteer <Sneltoetsinstellingen> <Registreren>.
Tik op <Scan -> PC1> of <Scan -> PC2>.
Selecteer de knop waarin u instellingen wilt opslaan.
Selecteer het type verbinding dat tussen het apparaat en de computer wordt gebruikt.
<Uit>
Selecteer deze instelling om opgeslagen instellingen te wissen.
<USB-verbinding>
Selecteer deze instelling als het apparaat en de computer via USB verbonden zijn.
<Netwerkverbinding>
Selecteer deze instelling als het apparaat en de computer via een netwerk verbonden zijn.
Uw instellingen opslaan in de knop <Scan -> PC>
1
2
3
4
5
㻞㻜㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Selecteer de doelcomputer.
Dit scherm wordt niet weergegeven als u <USB-verbinding> selecteert in stap 5.
Selecteer type Scan.
Type scan Kleur Resolutie Bestandsindeling
<Kleurenscan> Kleur 300 dpi
PDF (doorzoekbaar) /
Hoog compressieniveau
<Zwart-
witscan>
Zwart-wit 300 dpi TIFF
<Aangepast 1> Kleur 300 dpi JPEG/Exif
<Aangepast 2> Kleur 300 dpi
PDF (doorzoekbaar) /
Standaardcompressieniveau
Een PDF-indeling waarbij de tekens op het document als tekstgegevens worden gescand en waarbij naar de tekst kan worden gezocht met behulp
van een computer.
Documenten worden alleen in zwart en wit gescand, dus zonder tussenliggende grijstinten.
Instellingen wijzigen
U kunt instellingen wijzigen vanaf MF Toolbox.
Scaninstellingen configureren in MF Toolbox
De opgeslagen instellingen controleren
<Menu> <Scaninstellingen> <Sneltoetsinstellingen> <Bevestig bestemming> selecteer <Scan -> PC1> of <Scan -
> PC2>
Naam van doelcomputer
Hier ziet u de naam van de computer die is geregistreerd als de bestemming van scans die met deze toets worden gemaakt.
Type scan
Hier ziet u het type scan dat is ingesteld.
*1
*2
*1
*1
*2
De knop <Scan -> PC> gebruiken
6
7
㻞㻜㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
Druk op en tik op de knop <Scan -> PC1> of <Scan -> PC2>.
Raadpleeg De opgeslagen instellingen controleren om de instellingen die in de knop zijn opgeslagen, te controleren.
Het scannen wordt gestart.
Tik op <Annuleren>
<Ja> om te annuleren.
U kunt niet scannen als het instelscherm van MF Toolbox wordt weergegeven. Sluit het
scherm voordat u gaat scannen.
Als u in stap 1 documenten in de documentinvoer plaatst
Wanneer het scannen is voltooid, wordt de doelmap voor de opslag op de computer weergegeven.
Als u in stap 1 documenten op de glasplaat legt
Informatie over de doelmap voor opslag
De gescande gegevens worden standaard opgeslagen in de map [Pictures] (Afbeeldingen) of [My Pictures] (Mijn afbeeldingen).
Er wordt een submap gemaakt met de naam van de gescande gegevens en de gegevens worden opgeslagen in die map.
Raadpleeg
Opslaginstellingen configureren als u de doellocatie voor de opslag wilt wijzigen.
Wanneer het scannen is voltooid, volgt u de onderstaande procedure.
1
Als u extra pagina's van het document wilt scannen, legt u de volgende pagina op de glasplaat en drukt
u op
.
Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand.
Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met de volgende stap.
2
Tik op <Scan volt.>.
De doelmap voor de opslag wordt op de computer weergegeven.
1
2
㻞㻝㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
KOPPELINGEN
Scannen vanaf het apparaat
㻞㻝㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-04L
Scannen vanaf een computer
Er zijn twee manieren om te scannen vanaf een computer: met behulp van MF Toolbox en met behulp van een toepassing zoals een
beeldbewerkings- of tekstverwerkingsprogramma.
Scannen met MF Toolbox
MF Toolbox is een programma dat bij het apparaat wordt geleverd en waarmee u documenten of
afbeeldingen naar een computer kunt scannen. U kunt de gescande gegevens doorsturen naar een
opgegeven programma of deze toevoegen aan een e-mailbericht.
Scannen met een programma
U kunt afbeeldingen scannen door een toepassing zoals een beeldbewerkings- of
tekstverwerkingsprogramma te gebruiken en de afbeeldingen rechtstreeks naar het programma laden. U
hoeft geen ander programma te starten om te scannen.
㻞㻝㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-04R
Scannen met MF Toolbox
U kunt gescande documenten opslaan op een computer, ze doorsturen naar een opgegeven programma om ze
te bewerken of ze toevoegen aan een e-mailbericht. MF Toolbox bevat voorinstellingen voor alle doeleinden,
inclusief het converteren naar PDF en het scannen van kleurendocumenten. U kunt gemakkelijk scannen door
een voorinstelling te selecteren.
Als <Autom. online voor scannen op afstand> op Uit is ingesteld
Tik op <Scannen> <Scanner op afstand> in het scherm <Start> om het apparaat online te zetten voordat u er gebruik van
maakt.
Instellingen Systeembeheer
In de volgende situaties kunt u niet scannen.
Tijdens afdrukken, kopiëren, faxen enzovoort
Tijdens het importeren of exporteren van het adresboek
Tijdens het reinigen van de fixeereenheid
Als papier vastzit in de documentinvoer
Als de tonerklep openstaat
Wacht met scannen totdat de betreffende bewerkingen is voltooid of het probleem in kwestie is verholpen.
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
Dubbelklik op het bureaublad op het pictogram [Canon MF Toolbox].
MF Toolbox wordt gestart.
Selecteer type Scan.
Klik op het pictogram voor het type scan dat u wilt uitvoeren.
[E-mail]
Het gescande document wordt als een e-mailbijlage verzonden. U kunt het document ook opslaan op de computer en het later
handmatig toevoegen aan een e-mailbericht.
[OCR]
Tekens in het document worden geëxtraheerd als tekstgegevens via OCR (Optical Character Recognition). U kunt de
geëxtraheerde gegevens bewerken met behulp van OCR-software. Geef de OCR-software vooraf op.
[Opslaan]
Het gescande document wordt opgeslagen op de computer.
[PDF]
Het gescande document wordt geconverteerd naar een PDF-bestand. U kunt het ook doorsturen naar een programma. Het
gescande document wordt standaard geconverteerd naar een doorzoekbaar PDF-bestand waarbij naar de tekst kan worden
gezocht met behulp van een computer.
[Kl.scan]/[Z/W-scan]/[Aangep.1]/[Aangep.2]
U kunt veelgebruikte instellingen vooraf opslaan (
Scaninstellingen configureren in MF Toolbox). U kunt ook een
programma opgeven als doorstuurbestemming. Wanneer u scant met behulp van het bedieningspaneel, worden de instellingen
toegepast die hier worden opgeslagen (
Scannen vanaf het apparaat Scannen met de knop <Scan -> PC>).
1
2
3
㻞㻝㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Naar een andere scanner omschakelen
Als er twee of meer apparaten geïnstalleerd zijn en u wilt overschakelen naar een ander apparaat, klikt u op [Instellingen] en
selecteert u het apparaat.
Instellingen voor MF Toolbox en de scanner configureren
Configureer de scaninstellingen. Scaninstellingen configureren in MF Toolbox
Klik op [Starten].
Het scannen wordt gestart.
Klik op [Annuleren] om te annuleren.
Als u in stap 1 documenten in de documentinvoer plaatst
Wanneer het scannen is voltooid, wordt het gescande document opgeslagen in een map op een computer of doorgestuurd naar
een programma.
Opslaginstellingen configureren Externe toepassingen opgeven voor het doorsturen van gescande
gegevens
Als u in stap 1 documenten op de glasplaat legt
Als de scanresultaten niet naar wens zijn
Als de verwachte scanresultaten niet worden bereikt, bijvoorbeeld als de afbeelding te donker is of de kleur anders is dan het
origineel, kunt u geavanceerde scaninstellingen configureren met ScanGear MF. Plaats het document opnieuw, schakel het
Als het onderstaande scherm wordt weergegeven, kunt u doorgaan met het scannen van documenten. (Als u slechts één
pagina tegelijk kunt scannen, zoals wanneer de JPEG-indeling is opgegeven, wordt dit scherm niet weergegeven.)
1
Als u extra pagina's van het document wilt scannen, legt u de volgende pagina op de glasplaat en drukt
u op [Volgende].
Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand.
Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met de volgende stap.
2
Klik op [Voltooien].
Wanneer het scannen is voltooid, wordt het gescande document opgeslagen in een map op een computer of
doorgestuurd naar een programma.
Opslaginstellingen configureren Externe toepassingen opgeven
voor het doorsturen van gescande gegevens
4
5
㻞㻝㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
selectievakje [Scannerstuurprogramma weergeven] in op het scherm in stap 6 en klik op [Starten] om ScanGear MF te starten.
Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus
Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus
Gescande afbeeldingen eerst bekijken en dan pas een bestandsindeling en opslagbestemming opgeven
U kunt een voorbeeld van de gescande afbeeldingen weergeven voordat u de bestandsindeling en de opslagbestemming opgeeft. Deze
procedure is niet beschikbaar wanneer [OCR] is geselecteerd in stap 5. Plaats het document, start MF Toolbox en ga verder met deze
procedure.
Selecteer type Scan.
Klik op een ander pictogram dan het pictogram [OCR].
Schakel het selectievakje [Bevestiging van de gescande afbeelding en Exif-instellingen] in.
Als u [PDF] hebt geselecteerd in stap 1, schakelt u het selectievakje [Gescande afbeelding bevestigen] in.
Klik op [Starten].
Het scannen wordt gestart.
Klik op [Annuleren] om te annuleren.
De gescande afbeeldingen worden als miniaturen weergegeven op het scherm [Gescande afbeelding].
Stel de bestandsindeling en de opslagbestemming in.
[Opslaan als type]
Selecteer hier een bestandsindeling, zoals PDF of JPEG. Het type scan dat u hebt geselecteerd in stap 1 bepaalt
welke indelingen er beschikbaar zijn.
Opmerkingen toevoegen aan een JPEG-bestand
Als u de bestandsindeling [JPEG/Exif] selecteert, kunt u informatie zoals de datum of opmerkingen toevoegen aan
JPEG-bestanden wanneer u deze gaat opslaan. Selecteer de gescande afbeelding, klik op [Exif-instellingen] en typ
de opmerkingen in het weergegeven scherm.
1
2
3
4
㻞㻝㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Pagina's toevoegen aan een bestaand PDF-bestand
Geef een bestaand PDF-bestand op waaraan u de zojuist gescande documentgegevens wilt toevoegen. De gegevens worden als extra
pagina's aan het bestaande bestand toegevoegd. Plaats het document, start MF Toolbox en ga verder met deze procedure. Het PDF-
bestand dat u selecteert, moet gemaakt zijn met MF Toolbox. Nieuw gescande documentgegevens kunnen niet worden toegevoegd aan
PDF-bestanden die met andere programma's zijn gemaakt.
[Gescande afbeelding opslaan in]
Geef een doelmap voor de opslag op. Als u het selectievakje [Afbeeldingen opslaan in een submap met de datum
van vandaag] inschakelt, wordt in de opgegeven map een submap gemaakt met de scandatum als naam en
worden de gegevens hierin opgeslagen.
Als u [PDF (pagina toevoegen)] selecteert bij [Opslaan als type] ( ), wordt [Gescande afbeelding opslaan in]
veranderd in [PDF-bestand maken op basis van]. In dit geval klikt u op [Bladeren] en geeft u een bestaand PDF-
bestand op waaraan u de zojuist gescande documentgegevens wilt toevoegen. De gegevens worden als extra
pagina's aan het bestaande bestand toegevoegd.
Klik op [Opslaan] of [Volgende].
De gescande gegevens worden opgeslagen in een map op een computer of doorgestuurd naar een programma.
Opslaginstellingen configureren Externe toepassingen opgeven voor het doorsturen van gescande
gegevens
Selecteer type Scan.
Klik op het pictogram [E-mail], [Opslaan] of [PDF].
Selecteer [PDF (pagina toevoegen)] bij [Opslaan als type].
Klik op [PDF-instellingen] en configureer de gewenste scaninstellingen. Opslaginstellingen configureren
Klik op [Bladeren] en selecteer het PDF-bestand waaraan u de pagina's wilt toevoegen.
De zojuist gescande documentgegevens worden toegevoegd aan het PDF-bestand dat u selecteert.
Klik op [Starten].
Het scannen wordt gestart.
Klik op [Annuleren] om te annuleren.
Als u documenten in de documentinvoer plaatst
5
1
2
3
4
㻞㻝㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
U kunt naar een andere scanner overschakelen door de knop [Instellingen] te gebruiken. U kunt ook instellingen, zoals de naam van de
computer, configureren om documenten op te slaan.
[Scanner selecteren]
Selecteer de scanner (apparaat) die u wilt gebruiken met MF Toolbox.
[Computernaam]
Als u scant met behulp van het bedieningspaneel van het apparaat, is er een procedure om een opslagbestemming voor het
gescande document op te geven (
Scannen vanaf het apparaat). U kunt de computernaam bewerken die verschijnt op het
display van het apparaat tijdens deze procedure.
[Opmerking]
U kunt een opmerking invoeren voor elk type scan. Bewerk de opmerking indien nodig.
[Toolbox sluiten na het scannen wanneer geopend op het apparaat]
Als u scant met behulp van het bedieningspaneel van het apparaat, start MF Toolbox op. U kunt opgeven of u het MF Toolbox-
scherm automatisch wilt sluiten nadat u het scannen hebt voltooid.
KOPPELINGEN
Scaninstellingen configureren in MF Toolbox
Wanneer het scannen is voltooid, wordt het gescande document opgeslagen in een map op de computer of
doorgestuurd naar een programma.
Opslaginstellingen configureren Externe toepassingen opgeven voor
het doorsturen van gescande gegevens
Als u documenten op de glasplaat legt
Het onderstaande scherm wordt weergegeven.
1
Als u extra pagina's van het document wilt scannen, legt u de volgende pagina op de glasplaat en drukt
u op [Volgende].
Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand.
Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met de volgende stap.
2
Klik op [Voltooien].
Wanneer het scannen is voltooid, wordt het gescande document opgeslagen in een map op de computer of
doorgestuurd naar een programma.
Opslaginstellingen configureren Externe toepassingen opgeven
voor het doorsturen van gescande gegevens
Instellingen voor MF Toolbox en de scanner configureren
㻞㻝㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-04S
Scaninstellingen configureren in MF Toolbox
U kunt de voorinstellingen, zoals het type scan (kleur of zwart-wit), de bestandsindeling en de resolutie, wijzigen volgens het beoogde
gebruik. U kunt ook een opslagbestemming voor het gescande document opgeven, een programma als doorstuurbestemming en andere
instellingen opgeven.
Niet alle Macintosh-gebruikers beschikken over dezelfde functies.
Voor Mac OS-gebruikers
Scaninstellingen configureren
Opslaginstellingen configureren
Externe toepassingen opgeven voor het doorsturen van gescande gegevens
Configureer de scaninstellingen zoals het originele documentformaat, de kleurenmodus en de resolutie.
[Bron selecteren]
Selecteer een instelling die overeenkomt met de locatie van uw documenten (de glasplaat of de invoer).
Scaninstellingen configureren
㻞㻝㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
[Glasplaat] Selecteer deze optie als u documenten op de glasplaat legt.
[ADF] Selecteer deze optie als u documenten in de documentinvoer plaatst.
[Auto-modus]
Als u documenten in de documentinvoer plaatst, worden ze gescand. Als u niets in de documentinvoer
plaatst, worden de documenten gescand die op de glasplaat worden geplaatst.
[Invoermethode] (MF229dw)
Selecteer of u een enkelzijdig of dubbelzijdig document dat in de documentinvoer wordt geplaatst, wilt scannen.
[Papierformaat]
Selecteer het formaat van het document. Als u een optie selecteert voor een aangepast formaat, wordt het scherm [Instellingen
van papierformaat] geopend. U kunt vervolgens een aangepast formaat invoeren.
[Afdrukstand]
Als u documenten in de documentinvoer plaatst, stelt u de afdrukstand van de documenten in. U kunt ook [Inbindlocatie] instellen
als u dubbelzijdige documenten in de documentinvoer plaatst.
[Scanmodus]
Selecteer het type afbeelding om documenten te scannen. De beschikbare items zijn afhankelijk van het type scan, zoals [E-mail]
of [PDF].
[Zwart-wit]
Het document wordt gescand als een zwart-wit afbeelding (alleen in zwart en wit, dus zonder
tussenliggende grijstinten).
[Zwart-wit
(OCR)]
Het document wordt gescand als een zwart-witafbeelding die is geoptimaliseerd voor verwerking door
OCR-software (Optical Character Recognition).
[Grijswaarden]
Het document wordt gescand als een afbeelding met grijswaarden (in zwart en wit, met tussenliggende
grijstinten, vergelijkbaar met een zwart-witfoto).
[Kleur] Het document wordt gescand als een kleurenafbeelding.
[Kleur
(tijdschrift)]
Het document wordt gescand als een kleurenafbeelding. De kleuroneffenheden en het moiré-effect die
kenmerkend zijn voor het scannen van afgedrukte materiaal, worden hierbij verminderd. Het scannen met
deze instelling duurt langer dan het scannen met de instelling [Kleur].
[Bovengrens van bijgevoegd bestand:]
Dit item wordt weergegeven als [E-mail] is geselecteerd als het type scan (
Scannen met MF Toolbox). De kwaliteit van de
gescande afbeelding wordt automatisch aangepast zodat de bestandsgrootte niet de maximumlimiet overschrijdt die u hier opgeeft.
[Beeldkwaliteit]
Selecteer de resolutie van de gescande afbeelding die het best aansluit bij het beoogde gebruik.
De beschikbare resoluties zijn afhankelijk van de locatie van het document (in de documentinvoer of op de glasplaat) en van de
bestandsindeling (PDF of JPEG).
Een resolutie van 75 dpi is een goede richtlijn voor het weergeven van de gescande afbeelding op een computer en 300 dpi
voor het afdrukken of het maken van een doorzoekbare PDF.
Als u de uitvoerresolutie verdubbelt, neemt de grootte van het afbeeldingsbestand toe met een factor 4. Als het bestand te
groot is, kan er een geheugenfout of andere fout optreden. Kies de resolutie die minimaal vereist is voor het beoogde gebruik.
[Scannerstuurprogramma weergeven]
Schakel dit selectievakje in om u in staat te stellen geavanceerde scaninstellingen te configureren met ScanGear MF. Om ScanGear
MF te starten klikt u op [Starten] (
Scaninstellingen configureren in ScanGear MF). Dit item wordt niet weergegeven als
㻞㻝㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
[OCR] is geselecteerd voor het type scan.
Geef instellingen op voor de gescande gegevens, zoals de bestandsnaam, de bestandsindeling (PDF, JPEG, enzovoort) en de
opslagbestemming.
[Bestandsnaam]
Voer hier een naam in voor het gescande afbeeldingsbestand.
Als op de opslagbestemming al een bestand met dezelfde naam bestaat, wordt er een uniek getal van vier opeenvolgende cijfers
(bijvoorbeeld "0001") toegevoegd aan de bestandsnaam.
[Opslaan als type]
Selecteer de bestandsindeling.
[BMP] Het gescande document wordt geconverteerd naar een bitmapafbeelding.
[JPEG/Exif]
Het gescande document wordt geconverteerd naar een JPEG/Exif-afbeelding. Deze instelling is
beschikbaar als [Grijswaarden], [Kleur] of [Kleur (tijdschrift)] is geselecteerd bij [Scanmodus]
(
Scaninstellingen configureren).
[TIFF] Het gescande document wordt geconverteerd naar een TIFF-afbeelding.
[PDF]
Er wordt een PDF-bestand gemaakt. Als u een document met meerdere pagina's scant, worden
deze pagina's samengevoegd in één PDF-bestand.
[PDF (één pagina)]
Er wordt voor elke pagina van het gescande document een PDF-bestand van één pagina
gemaakt. Als u bijvoorbeeld een document met drie pagina's scant, worden er drie afzonderlijke
PDF-bestanden van één pagina gemaakt.
[PDF (meerdere
pagina's)]
Er wordt één PDF-bestand gemaakt van verschillende documenten. Als u bijvoorbeeld een
document met drie pagina's scant, wordt er één PDF-bestand van drie pagina's gemaakt.
[PDF (pagina toevoegen)]
Zojuist gescande documentgegevens worden als extra pagina's toegevoegd aan een bestaand
PDF-bestand dat u opgeeft.
Pagina's toevoegen aan een bestaand PDF-bestand
Beschikbare bestandsindelingen voor elk type scan
Opslaginstellingen configureren
Type scan BMP JPEG/Exif TIFF PDF
PDF (één pagina)
PDF (meerdere pagina's)
PDF (pagina toevoegen)
[E-mail]
[OCR]
*
*
㻞㻞㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Als er een bericht verschijnt om aan te geven dat het afbeeldingsformaat te groot is
Verlaag de waarde van [Beeldkwaliteit].
Scaninstellingen configureren
[PDF-instellingen]
Als u [PDF], [PDF (één pagina)], [PDF (meerdere pagina's)] of [PDF (pagina toevoegen)] selecteert bij [Opslaan als type] (
),
kunt u geavanceerde instellingen configureren voor PDF-bestanden.
[Doorzoekbare PDF maken]
Geef op of u het gescande document wilt converteren naar een doorzoekbare PDF. Tekens in het gescande document worden
geconverteerd naar tekstgegevens en er kan naar de tekst worden gezocht met een computer. Tekst kan ook worden bewerkt
met een tekstverwerkingsprogramma. Om een doorzoekbare PDF te maken, selecteert u [300 dpi] voor [Beeldkwaliteit]
(
Scaninstellingen configureren).
[Taal van tekst]
Selecteer de taal die overeenkomt met het document.
[PDF-compressie]
Selecteer het niveau van gegevenscompressie. Als u [Hoog] selecteert, wordt het gegevensformaat van afbeeldingen zoals
foto's of illustraties nog meer verlaagd dan als u [Standaard] selecteert. De beeldkwaliteit kan echter achteruit gaan afhankelijk
van het documenttype.
[Gescande afbeelding opslaan in]
Klik op [Bladeren] en geef de opslagbestemming voor de gescande gegevens op. Als u [PDF (pagina toevoegen)] selecteert bij
[Opslaan als type] (
), wordt [Gescande afbeelding opslaan in] veranderd in [PDF-bestand maken op basis van]. Geef in dit
geval een bestaand PDF-bestand op waaraan u de zojuist gescande documentgegevens wilt toevoegen. De gegevens worden als
extra pagina's aan het bestaande bestand toegevoegd (
Pagina's toevoegen aan een bestaand PDF-bestand).
[Afbeeldingen opslaan in een submap met de datum van vandaag]
Als u het selectievakje [Afbeeldingen opslaan in een submap met de datum van vandaag] inschakelt, wordt in de map die is
opgegeven in [Gescande afbeelding opslaan in] (
) een submap gemaakt met de scandatum als naam en worden de gegevens
hierin opgeslagen.
Als u een programma opgeeft waarnaar u de gescande gegevens wilt doorsturen, wordt het opgegeven programma automatisch gestart
wanneer het scannen is voltooid. U kunt bijvoorbeeld Adobe Photoshop of een ander beeldbewerkingsprogramma opgeven. Als u [E-mail]
selecteert voor het type scan en een e-mailprogramma opgeeft, worden de gescande gegevens automatisch als bijlage toegevoegd aan
een nieuw e-mailbericht. Als u wilt scannen terwijl [OCR] is geselecteerd, moet u OCR-software opgeven.
[Opslaan]
[PDF]
[Kl.scan]
[ZW-scan]
[Aangep.1]
[Aangep.2]
Niet beschikbaar als [Scanmodus] is ingesteld op [Zwart-wit] of [Zwart-wit (OCR)]. Scaninstellingen configureren
*
*
*
*
Externe toepassingen opgeven voor het doorsturen van gescande gegevens
㻞㻞㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
[Verwijderen]
Als u het gescande document niet wilt doorsturen naar een programma, zoals wanneer u het opslaat, klikt u op deze knop.
[Instellen]
Klik op deze knop en selecteer een programma. Of geef een programma op door het pictogram ervan hiernaartoe te slepen als dit
geen e-mailprogramma is.
Ondersteunde e-mailprogramma's
Microsoft Outlook Express
Microsoft Outlook
Microsoft Exchange
EUDORA
Netscape Messenger
Windows Mail
Becky! Ver.2
Mozilla Thunderbird
KOPPELINGEN
Scannen met MF Toolbox
㻞㻞㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-04U
Scannen vanuit een programma
Scan het document door een programma te gebruiken. U kunt Adobe Photoshop, Microsoft Office Word of
andere beeldbewerkings- en tekstverwerkingsprogramma's gebruiken. De gescande afbeelding wordt
rechtstreeks in het programma geladen waardoor u de afbeelding onmiddellijk kunt bewerken of verwerken. De
volgende procedure verschilt afhankelijk van het programma.
Het programma moet compatibel zijn met TWAIN of WIA . Raadpleeg voor meer informatie de Help van uw programma.
* TWAIN is een standaard voor het verbinden van beeldinvoerapparaten, zoals scanners, met computers. WIA is een functie die een geïntegreerde
standaard is in Windows.
Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen
De tweede of daaropvolgende documenten worden mogelijk niet gescand of er verschijnt mogelijk een foutbericht afhankelijk van
het programma. In dit geval plaatst en scant u één document tegelijk.
Selecteer in het programma de optie voor het starten van het scannen.
De procedure voor het selecteren van de optie voor het starten van het scannen verschilt per programma. Raadpleeg voor meer
informatie de Help van uw programma.
Selecteer het scannerstuurprogramma voor de machine.
Selecteer ScanGear MF of WIA. Als u ScanGear MF selecteert, kunt u geavanceerde scaninstellingen configureren.
Configureer de scaninstellingen.
Raadpleeg Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus of Scaninstellingen configureren in de
geavanceerde modus voor meer informatie over ScanGear MF-scaninstellingen.
Klik op [Scannen].
Het scannen wordt gestart.
Als het scannen is voltooid, wordt de gescande afbeelding doorgestuurd naar een programma.
KOPPELINGEN
Scaninstellingen configureren in ScanGear MF
*
1
2
3
4
5
㻞㻞㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-04W
Scaninstellingen configureren in ScanGear MF
ScanGear MF is een scannerstuurprogramma dat bij het apparaat wordt geleverd. U kunt ScanGear MF als
volgt gebruiken.
Starten vanuit MF Toolbox
Als u scant vanuit MF Toolbox, kunt u ScanGear MF oproepen en geavanceerde scaninstellingen configureren. Schakel het
selectievakje [Scannerstuurprogramma weergeven] in en klik op [Starten] in MF Toolbox om ScanGear MF te starten.
Scannen
met MF Toolbox
Starten vanuit een programma
U kunt ScanGear MF gebruiken om de gescande afbeelding te laden naar Adobe Photoshop, Microsoft Office Word of andere
beeldbewerkings- en tekstverwerkingsprogramma's. Selecteer ScanGear MF vanaf de scanopties.
Scannen vanuit een programma
U kunt het volgende doen wanneer u ScanGear MF gebruikt:
Een voorbeeld van de afbeelding weergeven voordat u begint te scannen
Het scangebied opgeven
De gedetailleerde beeldkwaliteit aanpassen
Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus
Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus
㻞㻞㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-04X
Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus
Eenvoudige modus is een verzameling van basisscaninstellingen in ScanGear MF die zijn ontworpen voor een gemakkelijke bediening. Dit
betekent dat Eenvoudige modus een gecomprimeerde versie is van ScanGear MF. Configureer instellingen in de volgorde die is
opgegeven van
tot en met op het scherm en klik op [Scannen]. Hierdoor kunt u de basisinstellingen configureren en het scannen
starten.
Voorbeeldgebied
U kunt een voorbeeld weergeven van het document dat op de glasplaat is geplaatst. Als u op [Voorbeeld] klikt, wordt een
voorbeeldafbeelding weergegeven in dit gebied en wordt het bijsnijdkader weergegeven met een stippellijn.
Werkbalk
Bewerk de afbeelding in het voorbeeldgebied.
(Automatisch bijsnijden)
Het bijsnijdkader dat past voor de gescande afbeelding wordt automatisch ingesteld. Telkens als u op het pictogram klikt, wordt
het bijsnijdkader verkleind. U kunt het kader verplaatsen of de grootte ervan wijzigen met uw muis.
Meerdere scangebieden handmatig instellen
U kunt bijsnijdkaders handmatig toevoegen. U kunt ook bijsnijdkaders in het document opgeven, zodat elk van deze kaders als
een afzonderlijke afbeelding kan worden gescand. Sleep de bijsnijdkaders om de gebieden op te geven die u wilt scannen. U
kunt maximaal tien gebieden opgeven. Klik op [Scannen] om de gebieden in de bijsnijdkaders als afzonderlijke afbeeldingen te
scannen.
(Bijsnijdkader wissen)
Wist het geselecteerde bijsnijdkader.
(Naar links draaien)/ (Naar rechts draaien)
Hiermee draait u het voorbeeld 90 graden naar links of naar rechts.
(Informatie)
Hiermee geeft u de huidige instellingen van de gescande afbeelding weer, zoals de kleurenmodus en de grootte van het
scangebied.
[Bron selecteren]
Selecteer het type afbeelding om documenten te scannen. De beschikbare items zijn afhankelijk van de locatie van het document.
Als u het document op de glasplaat hebt geplaatst
[Foto (kleur)] De foto wordt gescand als een kleurenafbeelding.
[Tijdschrift
(kleur)]
Afdrukmateriaal, zoals een tijdschrift, wordt gescand als een kleurenafbeelding. De kleuroneffenheden
en het moiré-effect die kenmerkend zijn voor het scannen van afgedrukte afbeeldingen worden hierbij
verminderd.
[Krant (zwart-
wit)]
Het tekstdocument of de lijntekening wordt gescand als een zwart-wit afbeelding (alleen in zwart en
wit, dus zonder tussenliggende grijstinten).
[Doc.
(grijswrden)]
Het tekstdocument of de foto wordt gescand als een afbeelding met grijswaarden (in zwart en wit, met
tussenliggende grijstinten, vergelijkbaar met een zwart-witfoto).
Als u het document in de documentinvoer hebt geplaatst
[Doc. (kleur) ADF] Het document wordt gescand als een kleurenafbeelding.
㻞㻞㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
[Doc. (grijswrden)
ADF]
Het document wordt gescand als een afbeelding met grijswaarden.
[Doel selecteren]
Selecteer een instelling op basis van het beoogde gebruik van de gescande afbeelding.
[Afdrukken (300 dpi)] Selecteer deze optie als u de gescande afbeelding afdrukt.
[Afbeeldingsweergave (150 dpi)] Selecteer deze optie als u de gescande afbeelding wilt weergeven op een computer.
[OCR (300 dpi)]
Selecteer deze optie als u de gescande afbeelding gaat gebruiken met OCR-software
(Optical Character Recognition).
[Uitvoerformaat]
Selecteer het formaat van de gescande afbeelding als deze wordt afgedrukt of wordt weergegeven op een computer. Als u
bijvoorbeeld een afbeelding wilt uitvoeren die geschikt is voor het afdrukken op A4-papier, selecteert u [A4], en [Afdrukken
(300 dpi)] voor [Doel selecteren] (
).
Klik op
om te schakelen tussen de liggende of staande afdrukstand. Deze knop is niet beschikbaar wanneer [Aanpasbaar] is
geselecteerd.
Als u [Toevoegen/verwijderen] selecteert, kunt u nieuwe uitvoerformaatinstellingen toevoegen en de toegevoegde formaten
verwijderen.
Selecteer [Aanpasbaar] om de verhouding tussen de breedte en de hoogte te wijzigen. Sleep het gebied dat u wilt scannen op
de voorbeeldafbeelding.
[Afbeeldingscorrectie]
Schakel het selectievakje [Correctie van vervaging] in om vervaagde kleuren op een oude foto of andere afbeeldingen te corrigeren
naar levendige kleuren. Deze instelling is beschikbaar wanneer een voorbeeldafbeelding wordt weergegeven en u [Foto (kleur)] of
[Tijdschrift (kleur)] hebt geselecteerd bij [Bron selecteren] (
).
KOPPELINGEN
Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus
Scannen met MF Toolbox
Scannen vanuit een programma
㻞㻞㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-04Y
Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus
Als u op het tabblad [Geavanceerde modus] op het ScanGear MF-scherm klikt, kunt u meer geavanceerde aanpassingen in de
beeldkwaliteit maken dan mogelijk is in de Eenvoudige modus. U kunt aangepaste instellingen ook opslaan als favoriete instellingen. Klik
op het pictogram
naast het onderwerp voor meer details.
Voorbeeldafbeeldingen beheren
Instellingen opgeven voor documenten en kleurenmodus
Resolutie en afbeeldingsformaat opgeven
Beeldkwaliteit aanpassen
Helderheid en kleur aanpassen
Overige instellingen opgeven
Veelgebruikte instellingen opslaan
Als u het document op de glasplaat legt en op [Voorbeeld] klikt, wordt er een voorbeeld weergegeven. U kunt het gebied dat u wilt
scannen opgeven en de effecten van afbeeldingsaanpassingen controleren op het voorbeeld.
Voorbeeldafbeeldingen beheren
(Wissen)
Wist de voorbeeldafbeelding.
(Bijsnijden)
Geeft het gedeelte dat moet worden bijgesneden op met het bijsnijdkader. Klik en sleep het gebied dat u wilt
bijsnijden. Het bijsnijdgebied wordt aangegeven met een stippellijn. U kunt het bijsnijdkader verplaatsen of de grootte
ervan wijzigen met uw muis.
Meerdere scangebieden instellen
U kunt bijsnijdkaders in het document opgeven, zodat elk van deze kaders als een afzonderlijke afbeelding kan worden
gescand. Sleep het bijsnijdkader om de gebieden op te geven die u wilt scannen. U kunt maximaal tien gebieden
opgeven. Klik op [Scannen] om de gebieden in de bijsnijdkaders als afzonderlijke afbeeldingen te scannen.
(De afbeelding verplaatsen)
Sleept de afbeelding om het zichtbare gedeelte van de afbeelding te verplaatsen wanneer een voorbeeld wordt
vergroot.
(Zoomen)
Vergroot de volledige voorbeeldafbeelding. Klik met de linkermuisknop om in te zoomen. Klik met de rechtermuisknop
㻞㻞㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Geef de documentinvoermethode (glasplaat of documentinvoer), het documentformaat, de kleurenmodus en andere instellingen op.
op de vergrote afbeelding om uit te zoomen. Als u een gedeelte van de afbeelding wilt vergroten om details te
bekijken, gebruikt u [Zoomen] (
).
(Naar links draaien)/ (Naar rechts draaien)
Hiermee draait u de voorbeeldafbeelding 90 graden naar links of naar rechts.
(Informatie)
Hiermee geeft u de huidige instellingen van de gescande afbeelding weer, zoals de kleurenmodus en de grootte van
het scangebied.
(Automatisch bijsnijden)
Stelt het bijsnijdkader dat op het gescande document past, automatisch in. Telkens als u op het pictogram klikt, wordt
het bijsnijdkader verkleind.
(Bijsnijdkader wissen)
Wist het geselecteerde bijsnijdkader.
[Alle bijsnijdbew. select.]
Selecteert alle bijsnijdkaders op de afbeelding.
[Zoomen]
Vergroot de afbeelding in het bijsnijdkader. Hoe kleiner het bijsnijdkader, hoe groter de afbeelding wordt weergegeven.
U kunt de details die moeilijk te zien zijn, bekijken met
( ). Klik opnieuw op deze knop om het originele formaat
van de afbeelding te herstellen.
Instellingen opgeven voor documenten en kleurenmodus
[Invoermethode origineel]
Selecteer een instelling die overeenkomt met de locatie van uw documenten (de glasplaat of de invoer).
[Glasplaat] Selecteer deze optie als u documenten op de glasplaat legt.
[ADF (enkelzijdig)] Selecteer deze optie als u eenzijdige documenten in de documentinvoer plaatst.
[ADF
(dubbelzijdig)]
(MF229dw)
Selecteer deze optie als u dubbelzijdige documenten in de documentinvoer plaatst.
[Invoergrootte]
Geef de grootte van het scangebied op. In normale gevallen selecteert u hetzelfde formaat als het document. Om
het formaat op te geven met waarden, selecteert u een eenheid en voert u de waarden voor de breedte en de
hoogte in. Om de verhouding tussen de breedte en de hoogte van de afbeelding te vergrendelen, klikt u op
.
Als u [ADF (dubbelzijdig)] hebt geselecteerd bij [Invoermethode origineel] ( ), kunt u het formaat niet
opgeven door de waarden in te voeren.
Het afbeeldingsformaat dat kan worden gescand, is bij sommige programma's beperkt.
Als u documenten in de documentinvoer plaatst, stelt u de afdrukstand van de documenten in in [Afdrukstand]. U
kunt ook [Inbindlocatie] instellen als u dubbelzijdige documenten in de documentinvoer plaatst.
㻞㻞㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Geef de uitvoerresolutie en het uitvoerformaat op.
[Kleurenmodus]
Selecteer het type afbeelding om documenten te scannen.
[Zwart-wit]
Het document wordt gescand als een zwart-wit afbeelding (alleen in zwart en wit, dus
zonder tussenliggende grijstinten). U kunt de drempel die tekst scheidt in het document
wijzigen of de afbeelding wijzigen naar zwart-wit met [Drempel] (
Helderheid en kleur
aanpassen).
[Grijswaarden]
Het document wordt gescand als een afbeelding met grijswaarden (in zwart en wit, met
tussenliggende grijstinten, vergelijkbaar met een zwart-witfoto).
[Kleur] Het document wordt gescand als een kleurenafbeelding.
[Tekstverbetering]
Het document wordt gescand als een zwart-witafbeelding die is geoptimaliseerd voor
verwerking door OCR-software (Optical Character Recognition).
Resolutie en afbeeldingsformaat opgeven
[Uitvoerresolutie]
Selecteer de resolutie van de gescande afbeelding die het best aansluit bij het beoogde gebruik. Als u documenten in
de documentinvoer plaatst, is de maximale resolutie 300 dpi.
Informatie over de uitvoerresolutie
Een resolutie van 75 dpi is een goede richtlijn voor het weergeven van de gescande afbeelding op een computer
en 300 dpi voor het afdrukken of het maken van een doorzoekbare PDF.
Als u de uitvoerresolutie verdubbelt, neemt de grootte van het afbeeldingsbestand toe met een factor 4. Als het
bestand te groot is, kan er een geheugenfout of andere fout optreden. Kies de resolutie die minimaal vereist is
voor het beoogde gebruik.
[Uitvoerformaat]
Selecteer het formaat van de gescande afbeelding als deze wordt afgedrukt of wordt weergegeven op een
computer.
Klik op
om te schakelen tussen de liggende of staande afdrukstand. Deze knop is niet beschikbaar wanneer
[Aanpasbaar] is geselecteerd.
Als u [Toevoegen/verwijderen] selecteert, kunt u nieuwe uitvoerformaatinstellingen toevoegen en de toegevoegde
formaten verwijderen.
㻞㻞㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Configureer instellingen om de beeldkwaliteit te verbeteren, zoals het corrigeren van krassen of vervaagde kleuren op een foto. Deze
instellingen zijn beschikbaar als u [Kleur] of [Grijswaarden] selecteert bij [Kleurenmodus] (
Instellingen opgeven voor documenten
en kleurenmodus).
Configureer kleurinstellingen zoals helderheid, contrast en kleur. De weergegeven items zijn afhankelijk van de instellingen die zijn
geselecteerd bij [Kleurenmodus] (
Instellingen opgeven voor documenten en kleurenmodus). Als [Tekstverbetering] is
Selecteer [Aanpasbaar] om het uitvoerformaat en de verhouding tussen de breedte en de hoogte te wijzigen. Sleep
het gebied dat u wilt scannen op de voorbeeldafbeelding of voer waarden voor de breedte en de hoogte in. Als u
het vergrotingspercentage opgeeft in het [%]-invoerveld aan de rechterkant van de invoervelden voor de breedte
en de hoogte, wordt het document vergroot of verkleind voor het scannen.
[Gegevensgrootte]
Geeft de gegevensgrootte van de afbeelding weer wanneer deze wordt gescand met de ingestelde [Uitvoerresolutie] en
[Uitvoerformaat].
Beeldkwaliteit aanpassen
[Automatisch kleur aanpassen]
Met deze optie wordt automatisch de kleur van de afbeelding aangepast.
[Stof en krassen reduceren]
Zorgt ervoor dat stof of krassen op het document minder zichtbaar zijn. [Hoog] kan grote krassen en stof minder
zichtbaar maken, maar kan ook de details op de afbeelding teniet doen.
[Correctie van vervaging]
De instelling is beschikbaar als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus]. Corrigeert vervaagde kleuren op het document
of verbetert de kleurverzadiging van documenten met doffe kleuren. Met [Hoog] worden de vervaagde kleuren enorm
gecorrigeerd, maar de kleur van de volledige afbeelding kan ook worden gewijzigd.
[Correctie van korreligheid]
Hiermee wordt de korreligheid minder scherp zodat een mooiere kleurtint ontstaat bij het scannen van foto's met een
hoge ISO-waarde. Met [Hoog] wordt de korreligheid enorm gecorrigeerd, maar de scherpte of de beeldkwaliteit kan
hierdoor verminderen.
[Beeld verscherpen gebruiken]
Hiermee worden de randen en lijnen in de afbeelding benadrukt om zo de afbeelding als geheel scherper te maken.
[Moiré-reductie gebruiken]
Hiermee worden de kleuroneffenheden en het moiré-effect die kenmerkend zijn voor het scannen van afgedrukte
afbeeldingen verminderd.
Helderheid en kleur aanpassen
㻞㻟㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
geselecteerd, kunt u deze instellingen niet configureren.
(Helderheid/contrast)
Past de helderheid en het contrast (het verschil tussen de lichte en donkere delen) van de afbeelding aan. Klik op
in
de rechterbovenhoek van het scherm om de aanpassing uit te voeren terwijl u deze op een grafiek controleert.
[Kanaal]
Als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus], kunt u de kleurkanalen [Rood], [Groen] en [Blauw] afzonderlijk
aanpassen. Selecteer [Model] om alle drie de kleuren tegelijk aan te passen. De aanpassingen die u doorvoert in
de modus [Model] kunt u combineren met de aanpassingen in de afzonderlijke kleurkanalen.
Als u [Grijswaarden] hebt geselecteerd bij [Kleurenmodus], wordt alleen [Grijswaarden] weergegeven.
[Helderheid]
Schuif met
of voer een waarde in.
[Contrast]
Schuif met
of voer een waarde in. Als u het contrast verlaagt, wordt het verschil tussen de lichte en donkere
delen van de afbeelding kleiner om de afbeelding als geheel minder scherp te maken. Als u het contrast verhoogt,
wordt het verschil tussen de lichte en donkere delen van de afbeelding groter om de afbeelding als geheel
opvallender te maken.
(Histogram)
Een histogram is een grafiek waarin de verdeling van helderheid binnen een afbeelding wordt
uitgezet. U kunt de afbeelding aanpassen met behulp van de voorbeeldafbeelding en het
histogram. Geef het deel van de afbeelding op dat u het lichtst (of het donkerst) wilt maken in
de voorbeeldafbeelding, zodat de helderheid van de originele afbeelding automatisch wordt
aangepast aan het opgegeven deel, dat als gemiddelde dient. U kunt op dezelfde manier ook
de balans aanpassen met de helderheid van de middelste kleurtint als het gemiddelde.
[Kanaal]
Als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus], kunt u de kleurkanalen [Rood], [Groen] en [Blauw] afzonderlijk
aanpassen. Selecteer [Model] om alle drie de kleuren tegelijk aan te passen. De aanpassingen die u doorvoert in
de modus [Model] kunt u combineren met de aanpassingen in de afzonderlijke kleurkanalen.
Als u [Grijswaarden] hebt geselecteerd bij [Kleurenmodus], wordt alleen [Grijswaarden] weergegeven.
(Pipet voor zwartpunt)/ (Pipet voor middenpunt)/ (Pipet voor witpunt)
Klik op de delen van de voorbeeldafbeelding (of het bijsnijdkader) die u wilt opgeven als het donkerst, het
middelst en het lichtst. Schuif met
, of . Of voer een waarde in.
(Pipet voor grijsbalans)
Klik op een deel van de voorbeeldafbeelding (of het bijsnijdkader) dat u wilt renderen als een achromatische kleur
(zwart, grijs of wit) die geen kleurdiepte heeft. De kleurtint op de rest van de afbeelding wordt aangepast en
daarbij is het deel waarop is geklikt, het gemiddelde. Als de sneeuw op een foto bijvoorbeeld een blauwe zweem
heeft, klikt u op dit deel omdat u dit deel voornamelijk als wit wilt renderen. Als u op dit deel klikt, heeft de
sneeuw niet langer een blauwe zweem en wordt de volledige afbeelding aangepast zodat deze natuurlijkere
kleuren bevat. Klik stukje voor stukje op de verschillende delen en controleer tegelijk de voorbeeldafbeelding om
de kleurtint te optimaliseren.
㻞㻟㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
(Tintcurve-instellingen)
De tintcurve is een gebogen lijn die de niveaus van helderheid en contrast van de afbeelding
aangeeft vóór en na correctie. Selecteer een opgeslagen tintcurve om de helderheid en het
contrast van de afbeelding aan te passen.
[Kanaal]
Als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus], kunt u de kleurkanalen [Rood], [Groen] en [Blauw] afzonderlijk
aanpassen. Selecteer [Model] om alle drie de kleuren tegelijk aan te passen. De aanpassingen die u doorvoert in
de modus [Model] kunt u combineren met de aanpassingen in de afzonderlijke kleurkanalen.
Als u [Grijswaarden] hebt geselecteerd bij [Kleurenmodus], wordt alleen [Grijswaarden] weergegeven.
[Tintcurve selecteren]
Maak een keuze uit de onderstaande items.
[Geen correctie] Er wordt geen correctie uitgevoerd.
[Overbelichting] Maakt de volledige afbeelding lichter.
[Onderbelichting] Maakt de volledige afbeelding donkerder.
[Veel contrast] Benadrukt het verschil tussen de lichte en donkere delen van de afbeelding.
[Negatief/positief
beeld omkeren]
Keert de lichte en donkere delen van de afbeelding om.
(Laatste controle)
De resultaten van alle aanpassingen aan de helderheid, het contrast ( ), het histogram ( )
en de tintcurve-instellingen (
) worden in een tintcurve weergegeven als numerieke waarden.
Voer een laatste controle van de kleurinstellingen uit.
(Drempel)
Pas de waarde voor de drempel voor zwart-witafbeeldingen aan. U kunt de weergave van
tekst verbeteren of de zichtbaarheid verlagen van tekst of afbeeldingen op de achterzijde van
een halfdoorzichtig document, zoals een krant. De instelling is beschikbaar als u [Zwart-wit]
selecteert bij [Kleurenmodus].
De drempelwaarde is de grens die bepaalt of een kleur wordt weergegeven als zwart of als wit. Kleuren onder
een bepaald dichtheidsniveau worden als wit weergegeven en de kleuren daarboven als zwart.
[Drempelniveau]
Schuif met
of voer een waarde in. Om meer delen als zwart te renderen, schuift u met naar rechts of
voert u een hogere waarde in.
Instellingen opslaan of oproepen
Roep opgeslagen helderheids- of kleurinstellingen op voor
tot en . Veelgebruikte instellingen opslaan
*
*
㻞㻟㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Klik op [Voorkeuren] om verschillende instellingen te configureren, zoals de bediening tijdens het scannen.
Overige instellingen opgeven
Het tabblad [Voorbeeld]
Configureer de bewerkingen voor het voorbeeld en automatisch bijsnijden.
[Voorbeeld bij starten van ScanGear]
Selecteer de voorbeeldbewerking wanneer u ScanGear MF start.
[Voorbeeld automatisch uitvoeren]
Het scannen van de voorbeeldafbeelding wordt automatisch gestart bij het starten van ScanGear MF.
[Opgeslagen voorbeeldafbeelding weergeven]
De voorbeeldfunctie wordt niet automatisch gestart en de laatst opgeslagen voorbeeldafbeelding wordt
weergegeven.
[Geen]
De voorbeeldfunctie wordt niet automatisch gestart en er wordt geen voorbeeldafbeelding weergegeven.
[Bijsnijdkader op voorbeeldafbeeldingen]
Selecteer hoe het bijsnijdkader (
Voorbeeldafbeeldingen beheren) wordt weergegeven op de
voorbeeldafbeelding.
[Voorbeeldafbeeldingen automatisch bijsnijden]
Automatisch bijsnijden wordt uitgevoerd op basis van het gescande document.
[Het laatste kader op voorbeeldafbeeldingen weergeven]
Automatisch bijsnijden wordt niet uitgevoerd en het laatst ingestelde bijsnijdkader wordt weergegeven.
[Geen]
Afbeeldingen worden niet automatisch bijgesneden en er wordt geen bijsnijdkader weergegeven.
Het tabblad [Scannen]
Configureer de instellingen die worden toegepast wanneer u een document scant
met behulp van een programma en configureer de instellingen voor ScanGear MF-
bewerkingen.
[Scannen zonder het ScanGear-venster te gebruiken]
Wanneer u het document scant met behulp van OCR-software of een ander programma, wordt het ScanGear MF-
scherm mogelijk niet weergegeven. In dit geval wordt het document gescand met de instelling van het programma
dat wordt toegepast. Als het programma echter niet over de volgende instellingen beschikt, kunt u deze hier
inschakelen, zodat deze instellingen worden toegepast voor het scannen.
㻞㻟㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
[Kleurenmodus (tekst en tabel)]
Als in het programma is opgegeven dat documenten in kleur moeten worden gescand, worden deze
instellingen vervangen en worden documenten gescand met de kleurenmodus van ScanGear MF ingesteld op
[Kleurenmodus (tekst en tabel)].
[Tekstverbetering]
Als in het programma is opgegeven dat documenten in zwart-wit moeten worden gescand, worden deze
instellingen vervangen en worden documenten gescand met de kleurenmodus van ScanGear MF ingesteld op
[Tekstverbetering].
[ScanGear na het scannen automatisch afsluiten]
Het scherm [ScanGear MF] wordt automatisch gesloten zodra het scannen is voltooid. Het scherm wordt bij
sommige programma's mogelijk automatisch gesloten ongeacht deze instelling.
Het tabblad [Kleurinstellingen]
Configureer geavanceerde kleur- en helderheidsinstellingen, zoals kleurafstemming
en gammacorrectie.
[Kleurcorrectie]
Selecteer de kleurcorrectiemethode.
[Aanbevolen]
De kleuren worden helder gereproduceerd op een computerscherm. Deze instelling is geschikt voor de
meeste kleurcorrecties.
[Kleurafstemming]
De kleur wordt aangepast zodat de kleurtint op het scherm dichter bij het afgedrukte resultaat ligt. Deze
instelling is beschikbaar als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus] (
Instellingen opgeven voor
documenten en kleurenmodus).
Als [Kleurafstemming] is ingeschakeld, worden de instelling [Correctie van vervaging] ( Beeldkwaliteit aanpassen)
en de knoppen voor de helderheids- en kleurinstellingen (
Helderheid en kleur aanpassen) uitgeschakeld.
[Altijd automatisch tint aanpassen]
De kleurtint wordt automatisch aangepast. Deze instelling is beschikbaar als u [Kleur] of [Grijswaarden] selecteert
bij [Kleurenmodus].
[Monitorgamma]
U kunt het document weergeven met de juiste helderheid door de gammawaarde op te geven van het
computerscherm waarop het gescande beeld wordt weergegeven. Deze instelling wordt toegepast als u [Kleur] of
[Grijswaarden] selecteert bij [Kleurenmodus].
Het tabblad [Scanner]
Configureer de tijdelijke opslagbestemming van bestanden, het afspelen van
audiobestanden en andere instellingen.
[Map voor tijdelijke bestanden]
Klik op [Bladeren] om de map voor het tijdelijk opslaan van een afbeelding, te wijzigen.
[Geluidsinstellingen]
U kunt aangeven welke muziek of geluiden het apparaat moet afspelen tijdens het scannen of wanneer het
scannen is voltooid. Klik op [Bladeren] om een bestand dat moet worden afgespeeld, op te geven. De volgende
bestandsindelingen (extensies) worden ondersteund:
MIDI-bestanden (.mid/.rmi/.midi)
Audiobestanden (.wav/.aif/.aiff)
MP3-bestanden (.mp3)
㻞㻟㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Het kan vervelend zijn om de kleurenmodus, de beeldkwaliteit of andere instellingen telkens als u scant te moeten instellen. Als u
veelgebruikte instellingen opslaat als favoriete instellingen, kunt u de opgeslagen instellingen gemakkelijk oproepen wanneer u scant.
De volgende instellingen kunt u niet opslaan in [Voorkeursinstellingen].
Breedtes en hoogtes bij [Instellingen voor invoer] en [Instellingen voor uitvoer]
De knop
aan of uit (om de verhouding tussen de breedte en de hoogte te vergrendelen) in [Instellingen voor invoer]
Het vergrotingspercentage (%) in [Instellingen voor uitvoer]
[Muziek afspelen tijdens scannen]
Het opgegeven geluidsbestand wordt afgespeeld tijdens het scannen.
[Geluidssignaal na voltooiing scan]
Het opgegeven geluidsbestand wordt afgespeeld wanneer het scannen is voltooid.
[Scanner testen]
U kunt testen of de scanfunctie van het apparaat goed werkt. Klik op [Starten] als het scherm [Scannerdiagnose]
wordt geopend.
Veelgebruikte instellingen opslaan
Plaats één of meer documenten en klik op [Voorbeeld].
Wijzig de scaninstellingen.
Selecteer indien nodig de instellingen die u wilt opslaan.
Selecteer [Toevoegen/verwijderen] in [Voorkeursinstellingen].
Het scherm [Favoriete instellingen toevoegen/verwijderen] wordt weergegeven.
[Toevoegen/verwijderen] is beschikbaar wanneer de voorbeeldafbeelding wordt weergegeven.
Voer een naam in in [Naam instelling] en klik op [Toevoegen] [Opslaan].
Voer een naam in voor de instellingen die moeten worden opgeslagen. Gebruik een naam die gemakkelijk te vinden
is in de vervolgkeuzelijst.
1
2
3
4
㻞㻟㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Opgeslagen favoriete instellingen oproepen
Geef een voorbeeldweergave weer en selecteer de opgeslagen instelling in de vervolgkeuzelijst.
De helderheid of kleurinstelling opslaan
Als u alleen de helderheid, het contrast, het histogram, de kleurtint of de drempelinstelling wilt opslaan, volgt u de
onderstaande procedure.
Plaats één of meer documenten en klik op [Voorbeeld].
Pas de helderheid of de kleur aan.
Helderheid en kleur aanpassen
Selecteer indien nodig de instellingen die u wilt opslaan.
Selecteer [Toevoegen/verwijderen] in de vervolgkeuzelijst.
Het scherm [Tintcurve-instellingen toevoegen/verwijderen] of [Drempelinstellingen toevoegen/verwijderen] wordt
weergegeven.
Voer een naam in in [Naam instelling] en klik op [Toevoegen] [Opslaan].
Voer een naam in voor de instellingen die moeten worden opgeslagen. Gebruik een naam die gemakkelijk te vinden
is in de vervolgkeuzelijst.
De opgeslagen instelling oproepen
Geef een voorbeeldweergave weer en selecteer de opgeslagen instelling in de vervolgkeuzelijst.
1
2
3
4
㻞㻟㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
KOPPELINGEN
Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus
Scannen met MF Toolbox
Scannen vanuit een programma
㻞㻟㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-050
Netwerk
De machine is ontworpen voor flexibel gebruik binnen verschillende omgevingen. Dit betekent dat de machine naast verschillende
standaardfuncties voor netwerkgebruik, ook geavanceerde technologieën ondersteunt. Gelukkig hoeft u geen netwerkexpert te zijn om
deze functies te kunnen gebruiken, bij het ontwerpen van de machine is immers ook rekening is gehouden met het gebruiksgemak. Voer
de configuratiestappen voor de netwerkfuncties één voor één uit door de instructies zorgvuldig op te volgen.
Verbinding maken met een computer/de netwerkinstellingen van de machine bekijken
Verbinding maken met een netwerk Netwerkinstellingen weergeven
Afdrukken, faxen vanaf een pc en scannen configureren of voorbereiden
De machine configureren voor afdrukken of faxen vanaf een computer
De machine aanpassen voor een nog betere netwerkervaring
De machine configureren voor uw netwerkomgeving
㻞㻟㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-051
Verbinding maken met een netwerk
Als u het apparaat verbindt met een bekabeld of draadloos lokaal netwerk (LAN), moet u een IP-adres instellen dat uniek is voor het
geselecteerde netwerk. Kies voor "bedraad" of "draadloos", afhankelijk van de communicatieomgeving en netwerkapparatuur. Raadpleeg
"Aan de slag" (
Meegeleverde documentatie) voor stappen om het apparaat te verbinden en een IP-adres in te stellen. Als u
specifieke vragen hebt over de instellingen van het IP-adres van het apparaat, neemt u contact op met uw internetprovider of de
netwerkbeheerder.
Als het apparaat is verbonden met een onbeveiligd netwerk, kunnen uw persoonlijke gegevens in handen komen van derden.
U kunt het apparaat niet tegelijkertijd verbinden met een bekabeld LAN en een draadloos LAN.
Er wordt geen LAN-kabel of router bij het apparaat geleverd. U moet zelf zorgen voor deze onderdelen.
Meer informatie over uw netwerkapparatuur kunt u lezen in de handleidingen of opvragen bij de fabrikant.
Voordat u begint
Voer deze stappen uit om de machine te verbinden met een netwerk.
Controleer de instellingen op de computer.
Zorg ervoor dat de computer op de juiste manier is verbonden met het netwerk. Raadpleeg voor meer
informatie de handleidingen van de netwerkapparatuur of neem contact op met de fabrikant.
Zorg ervoor dat de netwerkinstellingen juist zijn geconfigureerd op de computer. Als het netwerk niet goed is
geconfigureerd, kunt u het apparaat niet gebruiken in het netwerk, zelfs niet als u de rest van de procedure
hieronder uitvoert.
Afhankelijk van het netwerk, moet u misschien instellingen wijzigen voor de communicatiemethode (half
duplex/full duplex) of het type Ethernet (10BASE-T/100BASE-TX) (
Ethernet-instellingen
configureren). Neem voor meer informatie contact op met uw internetprovider of de netwerkbeheerder.
Om het MAC-adres van het apparaat te controleren, raadpleegt u
Het MAC-adres weergeven.
Kies voor een bekabeld of draadloos LAN.
Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren (MF229dw / MF217w)
Maak verbinding met een bekabeld of draadloos LAN.
Ga verder met het gedeelte dat overeenkomt met de instelling die u in stap 2 hebt geselecteerd.
Verbinding maken met een bekabeld LAN
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w)
㻞㻟㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Stel zo nodig het IP-adres in.
Deze stap is vereist wanneer u een specifiek IP-adres wilt toewijzen aan het apparaat of niet de
standaardinstelling DHCP wilt gebruiken voor het dynamisch toewijzen van IP-adressen.
IP-adressen instellen
㻞㻠㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-052
Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren
Als u een beslissing hebt genomen ten aanzien van een bekabelde of draadloze verbinding tussen het apparaat en de computer,
selecteert u Bedraad LAN of Draadloos LAN op het bedieningspaneel. Raadpleeg "Aan de slag" (
Meegeleverde documentatie) voor
verbindingsinstructies en informatie over het opgeven van instellingen voor een bedraad/draadloos LAN. Als u de instelling verandert van
<Bedraad LAN> in <Draadloos LAN> of omgekeerd, moet u MF-stuurprogramma's verwijderen die op uw computer zijn geïnstalleerd en
deze opnieuw installeren (MF Driver Installation Guide).
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Tik op <Selecteer bedraad/draadloos LAN>.
Tik op <Bedraad LAN> of <Draadloos LAN>.
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een netwerk
Verbinding maken met een bekabeld LAN
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w)
1
2
3
4
㻞㻠㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-053
Verbinding maken met een bekabeld LAN
Sluit de machine via een router aan op een computer. Sluit de machine met een LAN-kabel aan op de router.
Sluit een LAN-kabel aan.
Sluit de machine met een LAN-kabel aan op een router.
U hoort een klik als de connector van de kabel op zijn plaats klikt.
Wacht ongeveer twee minuten.
Dit is de tijd die nodig is om het IP-adres automatisch in te stellen.
U kunt het IP-adres ook handmatig instellen. IP-adressen instellen
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een netwerk
1
2
㻞㻠㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-054
Verbinding maken met een draadloos LAN
Als u een draadloze router (of een toegangspunt) gebruikt, loopt de verbinding tussen de machine en een computer via radiogolven. Als
uw draadloze router ondersteuning biedt voor Wi-Fi Protected Setup (WPS), kunt u het netwerk automatisch en dus eenvoudig
configureren. Als uw netwerkapparaten geen ondersteuning bieden voor automatische configuratie, of als u gedetailleerde instellingen
voor verificatie en codering wilt opgeven, moet u de verbinding handmatig instellen. Zorg ervoor dat de computer op de juiste manier is
verbonden met het netwerk.
Verbinding configureren via WPS
Verbinding handmatig instellen
Risico van gegevensdiefstal
Als u een draadloze LAN-verbinding gebruikt, doet u dit volledig op eigen risico. Als het apparaat is verbonden met een
onbeveiligd netwerk, kunnen uw persoonlijke gegevens in handen komen van derden omdat de radiogolven die worden gebruikt
bij draadloze communicatie relatief eenvoudig kunnen worden onderschept.
Beveiliging van draadloos LAN
Het draadloze LAN van het apparaat ondersteunt de onderstaande beveiligingsnormen. Informatie over de beveiligingsnormen van
uw draadloze router kunt u vinden in de handleiding of opvragen bij de fabrikant.
128 (104)/64 (40)-bits WEP
WPA-PSK (TKIP/AES-CCMP)
WPA2-PSK (TKIP/AES-CCMP)
Benodigde apparaten voor verbinding met draadloos LAN
Er wordt geen draadloze router bij het apparaat geleverd. U moet zelf zorgen voor een router.
De draadloze router moet voldoen aan IEEE 802.11b/g/n en kunnen communiceren op de 2,4 GHz-frequentieband. Meer
informatie over uw netwerkapparatuur kunt u lezen in de handleidingen of opvragen bij de fabrikant.
Als WPS wordt ondersteund, kunt u kiezen uit twee manieren: de drukknop-modus en de PIN-modus.
Drukknop-modus
Kijk of op de verpakking of behuizing van uw draadloze router het onderstaande WPS-merkteken staat. Controleer ook of het
netwerkapparaat een WPS-knop heeft.
De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus
PIN-modus
Sommige WPS-routers bieden geen ondersteuning voor de zogenaamde drukknop-modus. Als op de verpakking of in de documentatie van
het netwerkapparaat over WPS en pincodes wordt gesproken, moet u de verbinding instellen door een pincode in te voeren.
De
verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus
Verbinding configureren via WPS
㻞㻠㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Als de draadloze router is ingesteld voor WEP-verificatie, kunt u mogelijk geen verbinding instellen via WPS.
Als u handmatig een draadloze verbinding gaat instellen, kunt u een draadloze router selecteren of zelf de benodigde gegevens invoeren.
Ongeacht de methode, moet u beschikken over de benodigde gegevens, zoals de SSID en netwerksleutel (
De SSID en de
netwerksleutel controleren).
Een draadloze router selecteren
Kies voor deze methode als u de verbinding handmatig moet instellen, maar u dit zo eenvoudig mogelijk wilt doen. De verbinding
instellen door een draadloze router te selecteren
Handmatig gegevens invoeren voor de verbinding
Als u gedetailleerde beveiligingsinstellingen wilt opgeven, zoals instellingen voor verificatie en codering, voert u handmatig de SSID en
netwerksleutel in om de verbinding in te stellen.
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een netwerk
Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren (MF229dw / MF217w)
Verbinding handmatig instellen
㻞㻠㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-055
De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus
Als uw draadloze router ondersteuning biedt voor de drukknop-modus van WPS, kunt u eenvoudig een verbinding configureren via de
WPS-knop.
De instructies voor de draadloze router kunnen per apparaat verschillen. Raadpleeg de handleiding van de router voor hulp.
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Tik op <Instellingen draadloos LAN>.
Als het bericht <Wilt u draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, tikt u op <Ja>.
Lees het bericht dat wordt weergegeven en tik op <OK>.
Tik op <WPS-drukknopmethode>.
Tik op <Ja>.
Druk de WPS-knop op de draadloze router in en houdt de knop ingedrukt.
U moet de knop binnen 2 minuten na het aantikken van <Ja> in stap 6 indrukken.
Afhankelijk van het netwerkapparaat, moet u de knop 2 seconden of langer ingedrukt houden. Raadpleeg de handleiding van de
router voor hulp.
Als er een foutbericht verschijnt tijdens het instellen
Tik op <Sluiten> en ga terug naar stap 5.
Controleer of het Wi-Fi-lampje brandt op het bedieningspaneel.
Het Wi-Fi-lampje brandt knippert als er een draadloze router is gedetecteerd.
1
2
3
4
5
6
7
8
㻞㻠㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Als de configuratie is voltooid, wordt het onderstaande scherm weergegeven en gaat ongeveer 2 seconden later het Wi-Fi-lampje
branden.
Wacht ongeveer 2 minuten totdat de instellingen voor het IP-adres van de machine zijn voltooid.
Signaalsterkte
Als voor een verbinding meerdere draadloze routers beschikbaar zijn, maakt de machine verbinding met het apparaat met het
krachtigste signaal. De signaalsterkte wordt gemeten met behulp van RSSI (Received Signal Strength Indication).
Het stroomverbruik verminderen
U kunt instellen dat de <Energiebesparingsmodus> van het apparaat moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de
draadloze router worden ontvangen.
Energiebesparingsmodus
Als het IP-adres van het apparaat is gewijzigd
In een DHCP-omgeving kan het IP-adres van het apparaat automatisch worden gewijzigd. Als dit gebeurt, wordt de verbinding
gehandhaafd op voorwaarde dat het apparaat en de computer nog steeds deel uitmaken van hetzelfde subnet.
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w)
㻞㻠㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-056
De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus
Als uw draadloze router ondersteuning biedt voor de WPS PIN-modus, genereert u een pincode met de machine en registreert u deze
code op het netwerkapparaat.
De instructies voor de draadloze router kunnen per apparaat verschillen. Raadpleeg de handleiding van de router voor hulp.
Vanaf een computer
Ga in een browser naar de instellingen van de draadloze router en geef het scherm weer voor het invoeren
van een WPS PIN-code.
Raadpleeg voor meer informatie de handleiding of Help van de router.
Vanaf het bedieningspaneel
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Tik op <Instellingen draadloos LAN>.
Als het bericht <Wilt u draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, tikt u op <Ja>.
Lees het bericht dat wordt weergegeven en tik op <OK>.
Tik op <WPS-pincodemodus>.
Tik op <Ja>.
Er wordt een pincode gegenereerd.
Vanaf een computer
Registreer de gegenereerde pincode op de draadloze router.
Registreer de pincode in het installatiescherm zoals weergegeven in stap 1.
U moet de pincode binnen 10 minuten na het aantikken van <Ja> in stap 7 registreren.
Als er een foutbericht verschijnt tijdens het instellen
Tik op <Sluiten> en ga terug naar stap 6.
Vanaf het bedieningspaneel
1
2
3
4
5
6
7
8
㻞㻠㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Controleer of het Wi-Fi-lampje brandt op het bedieningspaneel.
Het Wi-Fi-lampje brandt knippert als er een draadloze router is gedetecteerd.
Als de configuratie is voltooid, wordt het onderstaande scherm weergegeven en gaat ongeveer 2 seconden later het Wi-Fi-lampje
branden.
Wacht ongeveer 2 minuten totdat de instellingen voor het IP-adres van de machine zijn voltooid.
Signaalsterkte
Als voor een verbinding meerdere draadloze routers beschikbaar zijn, maakt de machine verbinding met het apparaat met het
krachtigste signaal. De signaalsterkte wordt gemeten met behulp van RSSI (Received Signal Strength Indication).
Het stroomverbruik verminderen
U kunt instellen dat de <Energiebesparingsmodus> van het apparaat moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de
draadloze router worden ontvangen.
Energiebesparingsmodus
Als het IP-adres van het apparaat is gewijzigd
In een DHCP-omgeving kan het IP-adres van het apparaat automatisch worden gewijzigd. Als dit gebeurt, wordt de verbinding
gehandhaafd op voorwaarde dat het apparaat en de computer nog steeds deel uitmaken van hetzelfde subnet.
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w)
9
㻞㻠㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-057
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
U kunt de beschikbare draadloze routers (of toegangspunten) zoeken en een keuze maken uit de display van het apparaat. Geef voor de
netwerksleutel een WEP-sleutel op of TKIP. Controleer en noteer de benodigde configuratiegegevens, zoals de SSID en netwerksleutel
(
De SSID en de netwerksleutel controleren) voordat u een draadloze router selecteert.
Beveiligingsinstellingen
Als u de draadloze verbinding instelt door een draadloze router te selecteren, wordt de WEP-verificatiemethode ingesteld op
<Open systeem> of de WPA/WPA2-coderingsmethode op <Automatisch> (AES-CCMP of TKIP). Als u <Gedeelde sleutel> wilt
selecteren voor WEP-verificatie of <AES-CCMP> voor codering met WPA/WPA2, moet u de verbinding handmatig instellen (
De
verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven).
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Tik op <Instellingen draadloos LAN>.
Als het bericht <Wilt u draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, tikt u op <Ja>.
Lees het bericht dat wordt weergegeven en tik op <OK>.
Tik op <SSID-instellingen>.
Tik op <Selecteer toegangspunt>.
De machine gaat zoeken naar beschikbare draadloze routers.
Als <Kan toegangspunt niet vinden.> wordt weergegeven
Zie
Er wordt een foutbericht weergegeven.
Selecteer een draadloze LAN-router.
Selecteer de router waarvan de SSID overeenkomt met de SSID die u hebt opgeschreven.
Als uw draadloze router niet wordt gevonden
Controleer of het apparaat goed is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk.
Problemen met
installatie/instellingen
1
2
3
4
5
6
7
㻞㻠㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Voer de netwerksleutel in die u hebt opgeschreven.
Voer de netwerksleutel in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tekst invoeren
WEP
WPA-PSK of WPA2-PSK
Tik op <Ja>.
Als er een foutbericht verschijnt tijdens het instellen
Tik op <Sluiten>, controleer of de netwerksleutel juist is en ga terug naar stap 5.
Controleer of het Wi-Fi-lampje brandt op het bedieningspaneel.
Het Wi-Fi-lampje brandt knippert als er een draadloze router is gedetecteerd.
Als de configuratie is voltooid, wordt het onderstaande scherm weergegeven en gaat ongeveer 2 seconden later het Wi-Fi-lampje
branden.
Wacht ongeveer 2 minuten totdat de instellingen voor het IP-adres van de machine zijn voltooid.
Signaalsterkte
Als voor een verbinding meerdere draadloze routers beschikbaar zijn, maakt de machine verbinding met het apparaat met het
krachtigste signaal. De signaalsterkte wordt gemeten met behulp van RSSI (Received Signal Strength Indication).
Het stroomverbruik verminderen
U kunt instellen dat de <Energiebesparingsmodus> van het apparaat moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de
draadloze router worden ontvangen.
Energiebesparingsmodus
Als het IP-adres van het apparaat is gewijzigd
In een DHCP-omgeving kan het IP-adres van het apparaat automatisch worden gewijzigd. Als dit gebeurt, wordt de verbinding
gehandhaafd op voorwaarde dat het apparaat en de computer nog steeds deel uitmaken van hetzelfde subnet.
KOPPELINGEN
8
9
10
㻞㻡㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w)
㻞㻡㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-058
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
Als u gedetailleerde beveiligingsinstellingen wilt opgeven of geen draadloze verbinding tot stand kunt brengen via de andere procedures,
kunt u alle benodigde gegevens voor de draadloze verbinding ook zelf invoeren. Controleer en noteer de benodigde gegevens voordat u
de instellingen gaat opgeven. Het betreft hier gegevens zoals de SSID, de netwerksleutel en protocollen voor draadloze beveiliging (
De
SSID en de netwerksleutel controleren).
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Tik op <Instellingen draadloos LAN>.
Als het bericht <Wilt u draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, tikt u op <Ja>.
Lees het bericht dat wordt weergegeven en tik op <OK>.
Selecteer <SSID-instellingen> <Handmatig invoeren>.
Voer de SSID in die u hebt genoteerd.
Voer de SSID in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. Tekst invoeren
Geef de beveiligingsinstellingen op aan de hand van de gegevens die u hebt genoteerd.
Als u geen beveiligingsinstellingen hoeft op te geven, tikt u op <Geen>.
WEP gebruiken
1
Tik op <WEP>.
2
Selecteer een verificatiemethode.
<Open systeem>
Hiermee stelt u de verificatiemethode in op Open systeem, ook wel "open verificatie" genoemd.
<Gedeelde sleutel>
Gebruik de WEP-sleutel als wachtwoord.
Als u <Open systeem> selecteert
Wanneer u verbinding maakt met een draadloos LAN, treedt er op het apparaat een verificatiefout op als op de
draadloze router verificatie met een gedeelde sleutel is ingeschakeld. In dat geval wordt de instelling automatisch
gewijzigd in <Gedeelde sleutel> en wordt er opnieuw geprobeerd verbinding te maken.
Tik op <WEP-sleutel bewerken>.
1
2
3
4
5
6
7
㻞㻡㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
WPA-PSK of WPA2-PSK gebruiken
Tik op <Ja>.
3
4
Selecteer de WEP-sleutel (1 t/m 4) die u wilt wijzigen.
U kunt maximaal vier WEP-sleutels opslaan.
5
Voer de netwerksleutel in die u hebt opgeschreven.
Voer de netwerksleutel in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tekst invoeren
6
Tik op <Selecteer WEP-sleutel>.
7
Tik op de WEP-sleutel die u hebt gewijzigd.
1
Tik op <WPA/WPA2-PSK>.
2
Selecteer een encryptiemethode.
<Automatisch>
Hiermee wordt automatisch AES-CCMP of TKIP geselecteerd, afhankelijk van de instelling van de draadloze
router.
<AES-CCMP>
Hiermee wordt AES-CCMP ingesteld als de coderingsmethode.
3
Voer de netwerksleutel in die u hebt opgeschreven.
Voer de netwerksleutel in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Tekst invoeren
8
㻞㻡㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Als er een foutbericht verschijnt tijdens het instellen
Tik op <Sluiten>, controleer of de opgegeven instellingen juist zijn en ga terug naar stap 5.
Controleer of het Wi-Fi-lampje brandt op het bedieningspaneel.
Het Wi-Fi-lampje brandt knippert als er een draadloze router is gedetecteerd.
Als de configuratie is voltooid, wordt het onderstaande scherm weergegeven en gaat ongeveer 2 seconden later het Wi-Fi-lampje
branden.
Wacht ongeveer 2 minuten totdat de instellingen voor het IP-adres van de machine zijn voltooid.
Signaalsterkte
Als voor een verbinding meerdere draadloze routers beschikbaar zijn, maakt de machine verbinding met het apparaat met het
krachtigste signaal. De signaalsterkte wordt gemeten met behulp van RSSI (Received Signal Strength Indication).
Het stroomverbruik verminderen
U kunt instellen dat de <Energiebesparingsmodus> van het apparaat moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de
draadloze router worden ontvangen.
Energiebesparingsmodus
Als het IP-adres van het apparaat is gewijzigd
In een DHCP-omgeving kan het IP-adres van het apparaat automatisch worden gewijzigd. Als dit gebeurt, wordt de verbinding
gehandhaafd op voorwaarde dat het apparaat en de computer nog steeds deel uitmaken van hetzelfde subnet.
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w)
9
㻞㻡㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-059
De SSID en de netwerksleutel controleren
Wanneer u handmatig een draadloze verbinding gaat instellen, moet u de SSID en netwerksleutel van de draadloze router opgeven. De
SSID en de netwerksleutel worden mogelijk aangegeven op de router. Controleer het apparaat en noteer de benodigde gegevens voordat
u de verbinding gaat instellen. Meer informatie over uw netwerkapparatuur kunt u lezen in de handleidingen of opvragen bij de fabrikant.
SSID
SSID staat voor Service Set Identifier en is de naam die binnen een bepaald draadloos LAN wordt gebruikt
om een apparaat uniek aan te duiden. Een SSID wordt ook wel een "netwerknaam" genoemd.
Netwerksleutel
Een trefwoord of wachtwoord dat wordt gebruikt voor het coderen (versleutelen) van gegevens of het
verifiëren van een netwerk. Een netwerksleutel wordt ook "coderingssleutel", "WEP-sleutel", "WPA/WPA2-
wachtzin" en "vooraf gedeelde sleutel (PSK)" genoemd.
Protocollen voor
draadloze beveiliging
(verificatie/codering)
Als u handmatig een draadloze verbinding gaat instellen door gedetailleerde instellingen op te geven, moet
u beveiligingsinstellingen opgeven. Controleer de volgende gegevens:
Beveiligingstypen (WEP/WPA-PSK/WPA2-PSK)
Verificatiemethode (Open systeem/Gedeelde sleutel)
Coderingsmethode (TKIP/AES-CCMP)
De SSID en netwerksleutel controleren vanaf een computer
De SSID of de netwerksleutel is mogelijk gewijzigd. Als u de SSID of de netwerksleutel niet weet, kunt u deze gegevens opvragen via
het programma Canon MF/LBP Wireless Setup Assistant (Canon MF/LBP-assistent draadloze verbinding instellen) op de User Software and
Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen). U kunt Canon MF/LBP Wireless Setup Assistant (Canon MF/LBP-
assistent draadloze verbinding instellen) gebruiken op een computer die is verbonden met een draadloos LAN.
Plaats de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in het cd-
rom-station van uw computer.
Selecteer een taal en klik op [OK] als dat wordt gevraagd.
Klik op [Start programma's].
Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven Het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen]
weergeven
Klik op [Starten] voor [Canon MF/LBP-assistent draadloze verbinding instellen].
1
2
3
㻞㻡㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Lees de licentieovereenkomst en klik op [Yes] (Ja) om akkoord te gaan.
Controleer de gegevens die worden weergegeven voor de draadloze router.
Noteer de benodigde gegevens. Als u niet weet welke gegevens u nodig hebt, noteert u alle weergegeven gegevens.
Als er geen draadloze routers worden gevonden
Klik op [Refresh] (Vernieuwen). Als er niets gebeurt, controleert u of de instellingen goed zijn geconfigureerd op de computer en
op de draadloze router.
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w)
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
4
5
㻞㻡㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-05A
IP-adressen instellen
Als u de machine wilt gebruiken in een netwerk, hebt u een uniek IP-adres nodig. Er zijn twee versies van IP-adressen beschikbaar: IPv4
en IPv6. Configureer het IP-adres afhankelijk van de netwerkomgeving. Als u IPv6-adressen wilt gebruiken, moet u de IPv4-
adresinstellingen op de juiste manier configureren.
㻞㻡㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-05C
IPv4-adres instellen
Het IPv4-adres van het apparaat kan automatisch worden toegewezen via een speciaal protocol zoals DHCP of
het kan handmatig worden ingevoerd. Als u het apparaat verbindt met een bekabeld LAN, zorg er dan voor
dat de stekker van de LAN-kabel stevig in de aansluiting zit (
Verbinding maken met een bekabeld LAN).
U kunt de netwerkverbinding indien nodig testen.
IPv4-adres instellen
De netwerkverbinding testen
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <TCP/IP-instellingen> <IPv4-instellingen> <Instellingen IP-adres>.
Configureer de instellingen van het IP-adres.
<Automatisch verkrijgen>
Selecteer deze optie om automatisch een IP-adres toe te wijzen via een protocol zoals DHCP. Als <Automatisch verkrijgen:
Aan> wordt weergegeven, wordt automatische adressen ingeschakeld.
<Handmatig verkrijgen>
Selecteer deze optie om de instellingen van het IP-adres te configureren door handmatig een IP-adres in te voeren. U kunt
deze optie alleen selecteren als <Automatisch verkrijgen> is ingesteld op <Uit>.
<Controleer instellingen>
Selecteer deze optie om de huidige instellingen van het IP-adres weer te geven.
Automatisch een IP-adres toewijzen
1
Selecteer <Automatisch verkrijgen> <Selecteer protocol>.
2
Tik op <DHCP>, <BOOTP> of <RARP>.
Als u DHCP/BOOTP/RARP niet wilt gebruiken om een IP-adres toe te wijzen
Selecteer <Uit>. Als u <DHCP>, <BOOTP> of <RARP> selecteert terwijl deze services niet beschikbaar zijn, zal het
apparaat tijd en communicatiebronnen verspillen door in het netwerk te zoeken naar deze services.
3
Controleer of <Auto IP> is ingesteld op <Aan>.
Als <Uit> is geselecteerd, verandert u dit in <Aan>.
IPv4-adres instellen
1
2
3
4
㻞㻡㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
4
Tik op <Toepassen>.
IP-adressen die worden toegewezen via DHCP/BOOTP/RARP vervangen het adres dat is verkregen via Auto IP.
Handmatig een IP-adres invoeren
1
Controleer of <Automatisch verkrijgen> is ingesteld op <Uit>.
Als <Aan> wordt weergegeven, tikt u op <Automatisch verkrijgen> en stelt u zowel <Selecteer protocol> als <Auto
IP> in op <Uit>.
2
Tik op <Handmatig verkrijgen>.
3
Geef het IP-adres, het subnetmasker en het gateway-adres (of de standaardgateway).
Geef de instellingen in de volgende volgorde op: <IP-adres>
<Subnetmasker> <Gateway-adres>.
Voer elke instelling in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Controleren of de instellingen juist zijn
Controleer of het scherm van de UI op afstand kan worden weergegeven met uw computer ( De UI op afstand starten). Als er
geen computer beschikbaar is, kunt u de verbinding controleren met behulp van het bedieningspaneel (
De netwerkverbinding
testen).
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <TCP/IP-instellingen> <IPv4-instellingen> <PING-opdracht>.
Voer het IPv4-adres in van een ander apparaat in het netwerk en tik op <Toepassen>.
Als een werkende verbinding tot stand is gebracht, ziet u het bericht uit het derde scherm hierboven.
KOPPELINGEN
IPv6-adres instellen
Netwerkinstellingen weergeven
De netwerkverbinding testen
1
2
3
4
㻞㻡㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-05E
IPv6-adres instellen
De IPv6-adressen van het apparaat kunnen worden geconfigureerd via de UI op afstand. Controleer voordat u
IPv6-adressen gaat instellen de instellingen van het IPv4-adres (
IPv4-instellingen weergeven). U moet
de juiste IPv4-instellingen opgeven om te kunnen werken met IPv6-adressen. De scanfunctie die
gebruikmaakt van het scannerstuurprogramma of MF Toolbox is niet beschikbaar in een IPv6-omgeving. Het
apparaat kan maximaal negen van de onderstaande IPv6-adressen gebruiken:
Type
Maximumaantal
beschikbaar
Beschrijving
Link-local adres
1
Een adres dat alleen geldig is binnen een subnet of koppeling en dat niet kan worden
gebruikt voor communicatie met apparaten achter een router. Er wordt automatisch een link-
local adres ingesteld op het moment dat de IPv6-functie van het apparaat wordt
ingeschakeld.
Handmatig
adres
1
Een adres dat handmatig wordt ingevoerd. Als u dit type adres gebruikt, geeft u de lengte
van het prefix (voorvoegsel) en het standaardrouteradres op.
Stateless adres
6
Een adres dat automatisch wordt gegenereerd op basis van het MAC-adres van het apparaat
en het netwerkprefix dat wordt gepubliceerd door de router. Stateless adressen worden
gewist wanneer het apparaat opnieuw wordt opgestart (of wordt ingeschakeld).
Stateful adres
1
Een adres dat via DHCPv6 wordt verkregen van een DHCP-server.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
Klik op [Bewerken...] in [IPv6-instellingen].
1
2
3
4
㻞㻢㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Schakel het selectievakje [Gebruik IPv6] in en configureer de vereiste instellingen.
[Gebruik IPv6]
Schakel dit selectievakje in om IPv6 te activeren op het apparaat. Als u IPv6 niet gebruikt, schakelt u het selectievakje uit.
[Stateless adres]
Schakel dit selectievakje in als u een stateless adres gebruikt. Als u geen stateless adres gebruikt, schakelt u het selectievakje uit.
[Gebruik handmatig adres]
Wanneer u handmatig een IPv6-adres wilt invoeren, schakelt u dit selectievakje in en gebruikt u de daarvoor bestemde vakken om
het IP-adres, de prefixlengte en het standaardrouteradres in te voeren.
[IP-adres]
Voer hier een IPv6-adres in. U kunt geen adressen invoeren die beginnen met "ff" (multicast-adressen).
[Prefixlengte]
Voer een waarde in voor het aantal bits dat beschikbaar is voor het netwerkadres.
[Standaard routeradres]
Geef indien nodig het IPv6-adres van de standaardrouter op. U kunt geen adressen invoeren die beginnen met "ff" (multicast-
adressen).
[Gebruik DHCPv6]
Schakel dit selectievakje in als u een stateful adres gebruikt. Als u DHCPv6 niet gebruikt, schakelt u het selectievakje uit.
Klik op [OK].
Controleren of de instellingen juist zijn
5
6
㻞㻢㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Controleer of het scherm UI op afstand kan worden weergegeven op uw computer door het IPv6-adres van het apparaat te
gebruiken.
De UI op afstand starten
Het bedieningspaneel gebruiken
De IPv6-instellingen zijn ook bereikbaar via <Menu> op het scherm Start. IPv6-instellingen
KOPPELINGEN
IPv4-adres instellen
Netwerkinstellingen weergeven
㻞㻢㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-05F
Netwerkinstellingen weergeven
IPv4-instellingen weergeven
IPv6-instellingen weergeven
Het MAC-adres weergeven
Instellingen en informatie weergeven voor het draadloze LAN
Het IP-adres is niet goed geconfigureerd als dit wordt weergegeven als "0.0.0.0".
Als u het apparaat aansluit op een switching hub of bridge, kan er sprake zijn van een verbindingsfout, zelfs wanneer het IP-
adres goed is geconfigureerd. Dit probleem kunt u oplossen door een bepaald vertragingsinterval in te stellen waarna het
apparaat mag gaan communiceren.
Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk
U kunt een lijst afdrukken met de huidige netwerkinstellingen.
Lijst met gebruikersgegevens
<Netwerkinformatie> <IPv4> selecteer de instelling die u wilt weergeven
<Netwerkinformatie> <IPv6> selecteer de instelling die u wilt weergeven
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Tik op <Instellingen Ethernet-stuurprogramma>.
IPv4-instellingen weergeven
IPv6-instellingen weergeven
Het MAC-adres weergeven
1
2
3
㻞㻢㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Tik op <Instellingen draadloos LAN>.
Als het bericht <Wilt u draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, tikt u op <Ja>.
Lees het bericht dat wordt weergegeven en tik op <OK>.
Tik op <Gegevens draadloos LAN>.
Selecteer de instelling die u wilt weergeven.
Informatie over WEP en WPA/WPA2-PSK weergeven
1
Tik op <Beveiligingsinstellingen>.
2
Controleer de huidige beveiligingsinstelling en tik erop.
Als de beveiligingsinstellingen niet zijn geconfigureerd, wordt <Geen> weergegeven.
3
Selecteer de instelling die u wilt weergeven.
WEP WPA/WPA2-PSK
<Status draadloos LAN> en <Nieuwste foutgegevens> kunt u weergeven vanuit . Druk op <Netwerkinformatie>
<Gegevens draadloos LAN> en selecteer de instelling die u wilt weergeven.
KOPPELINGEN
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w)
IPv4-adres instellen
IPv6-adres instellen
DNS configureren
Instellingen en informatie weergeven voor het draadloze LAN (MF229dw / MF217w)
1
2
3
4
5
6
㻞㻢㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-05H
De machine configureren voor afdrukken of faxen vanaf een computer
Als u het apparaat gebruikt als een netwerkprinter of om faxen te versturen vanaf een computer, kunt u de protocollen en poorten
configureren die u wilt gebruiken voor afdrukken en een printserver instellen voor het apparaat. Ga het apparaat pas configureren voor
afdrukken of faxen vanaf een computer nadat u de basisprocedures hebt uitgevoerd, zoals het installeren van het printerstuurprogramma
(MF Driver Installation Guide).
Afdrukprotocollen zijn regels die moeten worden gevolgd om documentgegevens die zijn gemaakt op een computer af te
leveren op het apparaat. U kunt een afdrukprotocol selecteren op basis van het doel van de afdruktaak of de
netwerkomgeving.
Poorten zijn gateways om documentgegevens door te geven van een computer naar de printer. Als het niet lukt documenten af
te drukken vanaf een netwerkcomputer, wordt dit vaak veroorzaakt door onjuiste poortinstellingen.
㻞㻢㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-05J
Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren
Configureer de protocollen die worden gebruikt voor het afdrukken van documenten vanaf een netwerkcomputer. De ondersteunde
protocollen zijn LPD, RAW en WSD (Web Services on Devices).
Om de poortnummers van protocollen te wijzigen, raadpleegt u Poortnummers wijzigen.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
Configureer afdrukprotocollen.
LPD of RAW configureren
1
Klik op [Bewerken...] bij [Instellingen LPD-afdrukken] of [Instellingen RAW-afdrukken].
2
Configureer de instellingen.
1
2
3
4
㻞㻢㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
[Gebruik LPD-afdrukken]
Schakel dit selectievakje in om af te drukken via LPD. Als u niet afdrukt via LPD, schakelt u het selectievakje uit.
[Gebruik RAW-afdrukken]
Schakel dit selectievakje in om af te drukken via RAW. Als u RAW niet gebruikt om af te drukken, schakelt u het
selectievakje uit.
3
Klik op [OK].
WSD configureren
1
Klik op [Bewerken...] in [WSD-instellingen].
2
Configureer de instellingen.
[Gebruik WSD-afdrukken]
Schakel dit selectievakje in om af te drukken via WSD. Als u niet afdrukt via WSD, schakelt u het selectievakje uit.
[Gebruik WSD-bladeren]
Schakel dit selectievakje in om via WSD informatie over het apparaat op te halen van een computer. Dit selectieve wordt
automatisch ingeschakeld wanneer u het selectievakje [Gebruik WSD-afdrukken] inschakelt.
[Gebruik WSD-scannen]
WSD-bladeren is beschikbaar voor Windows Vista/7/8/8.1 en maakt het mogelijk om documenten naar een computer te
scannen zonder dat u een scannerstuurprogramma hoeft te installeren. Schakel het selectievakje in om documenten te
scannen via WSD. Als u WSD niet gebruikt voor scantaken, schakelt u het selectievakje uit.
[Gebruik Scannen naar computer]
Schakel dit selectievakje in om te scannen met WSD via het bedieningspaneel van het apparaat. U kunt dit selectievakje
alleen inschakelen als het selectievakje [Gebruik WSD-scannen] ingeschakeld is. Om scans uit te voeren, tikt u op
<Scannen> en geeft u als scanbestemming een computer op die via WSD is verbonden. (
Scannen vanaf het
apparaat).
[Gebruik Multicast Discovery]
Schakel dit selectievakje in als het apparaat moet reageren op multicast-discovery-opdrachten. Als het selectievakje is
uitgeschakeld, blijft de slaapstand van het apparaat actief, zelfs als er multicast-discovery-berichten worden verstuurd in
㻞㻢㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
het netwerk.
3
Klik op [OK].
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Het bedieningspaneel gebruiken
De instellingen voor LPD, RAW en WSD zijn ook bereikbaar via <Menu> op het scherm Start.
Instellingen LPD-afdrukken
Instellingen RAW-afdrukken
WSD-instellingen
WSD-netwerkapparaten instellen op Windows Vista/7/8/8.1
De WSD-printer en -scanner kunnen worden toegevoegd vanuit de printermap. Open de printermap ( De printermap
weergeven)
klik op [Add a device] (Een apparaat toevoegen) of [Add a printer] (Een printer toevoegen) en volg de
aanwijzingen op het scherm. Zie MF Driver Installation Guide voor meer informatie over het installeren van MF-stuurprogramma's
voor de WSD-netwerkprinter.
KOPPELINGEN
Printerpoorten configureren
5
㻞㻢㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-05K
Printerpoorten configureren
Er kunnen afdrukfouten optreden wanneer het IP-adres van de machine is gewijzigd of wanneer er een printer is toegevoegd via de
printermap van Windows. Deze fouten zijn meestal het gevolg van onjuiste printerpoortinstellingen. Zo kan er een onjuist poortnummer
of type poort zijn opgegeven. In dergelijke situaties mislukt het afdrukken omdat de documentgegevens niet aankomen op de machine. U
kunt dit type probleem oplossen door de printerpoortinstellingen te configureren op de computer.
Om de onderstaande procedure uit te voeren, moet u zich bij de computer aanmelden met een administratoraccount.
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op [Printer Properties] (Eigenschappen van
printer) (of [Properties] (Eigenschappen)).
Klik op het tabblad [Ports] (Poorten) en configureer de vereiste instellingen.
Een poort toevoegen
Als het IP-adres van de machine is gewijzigd, voegt u een nieuwe poort toe. Dit is ook een goede oplossing als er tijdens het
installeren van het printerstuurprogramma een onjuist poorttype is geselecteerd in de Windows-printermap.
1
Klik op [Add Port] (Poort toevoegen).
2
Selecteer [Canon MFNP Port] (Canon MFNP-poort) bij [Available port types] (Beschikbare poorttypen)
en klik op [New Port] (Nieuwe poort).
1
2
3
㻞㻢㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Het type poort of het poortnummer wijzigen
Als de afdrukprotocollen ( Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren) of poortnummers ( Poortnummers wijzigen)
zijn gewijzigd op het apparaat, moeten de bijbehorende instellingen op de computer eveneens worden aangepast. Dit geldt
overigens alleen voor LPR- of RAW-poorten.
Klik op [Close] (Sluiten).
3
Klik op [Auto Detect] (Autom. detectie), selecteer het apparaat als dit is gevonden en klik op [Next]
(Volgende).
Als het apparaat niet wordt gevonden
Klik op [Refresh] (Vernieuwen). Als het probleem blijft optreden, klikt u op [IP address] (IP-adres) of [MAC
address] (MAC-adres), voert u het IP-adres of MAC-adres van het apparaat
Netwerkinstellingen weergeven
in en klikt u op [Next] (Volgende).
4
Klik op [Add] (Toevoegen) [Finish] (Voltooien).
5
Klik op [Close] (Sluiten).
1
Klik op [Configure Port] (Poort configureren).
2
Selecteer het keuzerondje [LPR] of [RAW] bij [Protocol Type] (Protocoltype), wijzig indien nodig het
nummer in het tekstvak [Port Number] (Poortnummer) en klik op [OK].
4
㻞㻣㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
KOPPELINGEN
Een printserver instellen
㻞㻣㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-05L
Een printserver instellen
Het installeren van een printserver (afdrukserver) betekent dat u de computer kunt ontlasten die u gebruikt om af te drukken. Een ander
voordeel is dat de computers de MF-stuurprogramma's via het netwerk kunnen installeren en dat u dit dus niet per computer hoeft te
doen vanaf de dvd-rom. Als u een computer in het netwerk wilt instellen als een printserver, moet u de instellingen voor het delen van
de printer configureren.
Om de onderstaande procedure uit te voeren, moet u zich bij de computer aanmelden met een administratoraccount.
Afhankelijk van het besturingssysteem en de bitarchitectuur (32-bits of 64-bits) van de printserver en de clientcomputers, is
het misschien niet mogelijk stuurprogramma's via het netwerk te installeren.
Overleg met uw netwerkbeheerder als u een printserver wilt implementeren in een domeinomgeving.
Apparaatgegevens ophalen tijdens gebruik van een printserver
In dat geval moet u Canon Driver Information Assist Service toevoegen tijdens de installatie van het printerstuurprogramma. MF
Driver Installation Guide
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op [Printer Properties] (Eigenschappen van
printer) (of [Properties] (Eigenschappen)).
Open het tabblad [Sharing] (Delen), selecteer [Share this printer] (Deze printer delen) en voer de share-
naam van de machine in.
1
2
3
㻞㻣㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Als [Change sharing options] (Opties voor delen wijzigen) wordt weergegeven
Klik op [Change sharing options] (Opties voor delen wijzigen). Als het dialoogvenster [User Account Control]
(Gebruikersaccountbeheer) verschijnt, klikt u op [Yes] (Ja) of [Continue] (Doorgaan).
Installeer eventueel aanvullende stuurprogramma's.
Deze bewerking is noodzakelijk als u via de printserver MF-stuurprogramma's wilt installeren op computers met een andere
bitarchitectuur.
Klik op [OK].
1
Klik op [Additional drivers] (Extra stuurprogramma's).
2
Schakel het selectievakje in van de bitarchitectuur van andere computers en klik op [OK].
Selecteer extra stuurprogramma's uit de volgende opties in overeenstemming met het besturingssysteem van
de afdrukserver.
Afdrukserver Schakel het selectievakje in voor
32-bits
besturingssystemen
[x64]
64-bits
besturingssystemen
Windows XP/Server 2003/Server 2003 R2
[Windows 2000, Windows XP, Windows Server 2003, and Server 2003 R2] (Windows
2000, Windows XP, Windows Server 2003 en Server 2003 R2) onder [Version]
(Versie)
Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server
2012 R2
[x86] onder [Processor]
Als u niet weet of uw Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 een 32-
bits of 64-bits besturingssysteem is, raadpleegt u
De bitarchitectuur controleren.
3
Plaats de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in het
dvd-rom-station van de computer, klik op [Browse] (Bladeren) om de map met MF-stuurprogramma's
op te geven en klik op [OK].
Als de afdrukserver wordt uitgevoerd als een 32-bits besturingssysteem, selecteert u de mappen [DRIVERS]
[32bit] [Driver] in de meegeleverde dvd-rom.
Als de afdrukserver wordt uitgevoerd als een 64-bits besturingssysteem, selecteert u de mappen [DRIVERS]
[x64] [Driver] in de meegeleverde dvd-rom.
4
Volg de instructies op het scherm om de stuurprogramma's te installeren.
4
5
㻞㻣㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
MF-stuurprogramma's via de printserver installeren op een computer
KOPPELINGEN
Afdrukken vanaf een computer
Zoek de gedeelde printer op de printserver. Printers weergeven die worden gedeeld op de printserver
Dubbelklik op de gedeelde printer.
Volg de instructies op het scherm om de stuurprogramma's te installeren.
1
2
3
㻞㻣㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-05R
De machine configureren voor uw netwerkomgeving
De configuratie van een netwerk varieert naargelang de functie van het netwerk. Geef de juiste instellingen voor uw netwerkomgeving
op.
㻞㻣㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-05S
Ethernet-instellingen configureren
Ethernet is een standaard voor het uitwisselen van gegevens in een lokaal netwerk (LAN). U kunt de communicatiemodus (Half
duplex/Full duplex) en het type Ethernet (10BASE-T/100BASE-TX) instellen. Over het algemeen is het zo dat u het apparaat kunt
gebruiken zonder dat u de standaardinstellingen hoeft te wijzigen (
Instellingen Ethernet-stuurprogramma), maar u kunt de
instellingen wijzigen om deze beter af te stemmen op uw netwerkomgeving.
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <Instellingen Ethernet-stuurprogramma> <Auto detect.>.
Geef aan of u de Ethernet-instellingen automatisch of handmatig wilt configureren.
Ethernet-instellingen automatisch configureren
Tik op <Aan>. Het apparaat detecteert en registreert automatisch de communicatiemodus en het type Ethernet.
Ethernet-instellingen handmatig configureren
1
Tik op <Uit>.
2
Selecteer de communicatiemodus.
Tik op <Communicatiemodus>
tik op <Half-duplex> of <Full-duplex>.
<Half-duplex>
In deze modus worden er afwisselend gegevens verzonden en ontvangen. Selecteer deze modus als het apparaat is
aangesloten op een netwerkapparaat dat half duplex gebruikt.
<Full-duplex>
In deze modus worden gegevens tegelijkertijd verzonden en ontvangen. Deze instelling kunt u voor de meeste
omgevingen gebruiken.
3
Selecteer het type Ethernet.
Tik op <Type Ethernet>
tik op <10BASE-T> of <100BASE-TX>.
4
Tik op <Toepassen>.
KOPPELINGEN
De maximale verzendeenheid wijzigen
Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk
1
2
3
4
㻞㻣㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-05U
De maximale verzendeenheid wijzigen
In de meeste Ethernet-netwerken is 1500 bytes de maximale grootte van een gegevenspakket dat kan worden verzonden. Een pakket is
het blok met gegevens waarin de oorspronkelijke gegevens worden opgedeeld voordat ze worden verzonden. De maximale
verzendeenheid (MTU) kan per netwerk verschillen. Wijzig de instellingen van het apparaat indien nodig. Neem voor meer informatie
contact op met de netwerkbeheerder.
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <TCP/IP-instellingen> <MTU-grootte>.
Selecteer de MTU-grootte.
KOPPELINGEN
Ethernet-instellingen configureren
Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk
1
2
3
4
㻞㻣㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-05W
Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk
Als in een netwerk redundante connectiviteit wordt aangeboden door de aanwezigheid van verschillende switching hubs of bridges, moet
er een mechanisme zijn om te voorkomen dat pakketten in een oneindige lus terechtkomen. Een efficiënte oplossing is dus om voor elke
switch-poort een bepaalde rol te definiëren. Dan is het echter nog steeds mogelijk dat de communicatie gedurende enkele tienden van
een seconde wordt onderbroken nadat u de manier hebt gewijzigd waarop netwerkapparaten met elkaar zijn verbonden of wanneer u een
nieuw apparaat toevoegt. Als dit type probleem optreedt, stelt u een wachttijd in voor verbinding met het netwerk.
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Tik op <Wachttijd voor verbinding bij opstart>.
Voer het aantal seconden voor de wachttijd in en tik op <Toepassen>.
Gebruik / of de numerieke toetsen om de wachttijd in te voeren.
KOPPELINGEN
Ethernet-instellingen configureren
De maximale verzendeenheid wijzigen
1
2
3
4
㻞㻣㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-05X
DNS configureren
DNS (Domain Name System) is een service voor naamomzetting waarmee de naam van een host (of domein) wordt gekoppeld aan een
IP-adres. Configureer de benodigde instellingen voor DNS, mDNS of DHCP. De procedures voor het configureren van DNS zijn
verschillend voor IPv4 en IPv6.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
Configureer de DNS-instellingen.
IPv4 DNS configureren
1
Klik op [Bewerken...] in [IPv4-instellingen].
2
Configureer de DNS-instellingen van IPv4.
1
2
3
4
㻞㻣㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
[DNS-instellingen]
[Adres primaire DNS-server]
Voer het IP-adres van een DNS-server in.
[Adres secundaire DNS-server]
Voer het IP-adres van een secundaire DNS-server in, indien beschikbaar.
[Hostnaam]
Typ hier maximaal 47 alfanumerieke tekens voor de hostnaam van het apparaat dat u wilt registreren op de DNS-
server.
[Domeinnaam]
Typ hier maximaal 47 alfanumerieke tekens voor de naam van het domein waarvan het apparaat deel uitmaakt, zoals
"voorbeeld.com".
[DNS Dynamic Update]
Schakel dit selectievakje in om de DNS-records dynamisch bij te werken wanneer het IP-adres van het apparaat
verandert. Als u een interval wilt instellen tussen updates, typt u het aantal uren in het vak [DNS Dynamic Update
interval].
[mDNS-instellingen]
[Gebruik mDNS]
mDNS (multicast DNS) wordt ondersteund door Bonjour en is een protocol voor het koppelen van een hostnaam aan
een IP-adres zonder DNS te gebruiken. Schakel dit selectievakje in om mDNS in te schakelen en voer de mDNS-naam
in in het vak [mDNS-naam].
[Instellingen DHCP-opties]
[Hostnaam verkrijgen]
Schakel dit selectievakje in om Optie 12 in te schakelen en de hostnaam te verkrijgen van de DHCP-server.
[DNS Dynamic Update]
Schakel dit selectievakje in om Optie 81 in te schakelen en de DNS-records dynamisch bij te werken via de DHCP-
server.
3
Klik op [OK].
IPv6 DNS configureren
1
Klik op [Bewerken...] in [IPv6-instellingen].
㻞㻤㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
2
Configureer de DNS-instellingen van IPv6.
Het selectievakje [Gebruik IPv6] moet zijn ingeschakeld om de instellingen te configureren.
IPv6-adres instellen
[DNS-instellingen]
[Adres primaire DNS-server]
Voer het IP-adres van een DNS-server in. U kunt geen adressen invoeren die beginnen met "ff" (multicast-adressen).
[Adres secundaire DNS-server]
Voer het IP-adres van een secundaire DNS-server in, indien beschikbaar. U kunt geen adressen invoeren die beginnen
met "ff" (multicast-adressen).
[Gebruik dezelfde hostnaam/domeinnaam als IPv4]
Schakel het selectievakje in als u de host- en domeinnamen van IPv4 wilt gebruiken.
[Hostnaam]
Typ hier maximaal 47 alfanumerieke tekens voor de hostnaam van het apparaat dat u wilt registreren op de DNS-
server.
[Domeinnaam]
Typ hier maximaal 47 alfanumerieke tekens voor de naam van het domein waarvan het apparaat deel uitmaakt, zoals
"voorbeeld.com".
[DNS Dynamic Update]
Schakel dit selectievakje in om de DNS-records dynamisch bij te werken wanneer het IP-adres van het apparaat
verandert. Als u één of meer adrestypen wilt opgeven die u wilt registreren op de DNS-server, schakelt u het
selectievakje [Registreer handmatig adres], [Registreer stateful adres] of [Registreer stateless adres] in. Als u een
interval wilt instellen tussen updates, typt u het aantal uren in het vak [DNS Dynamic Update interval].
[mDNS-instellingen]
[Gebruik mDNS]
mDNS (multicast DNS) wordt ondersteund door Bonjour en is een protocol voor het koppelen van een hostnaam aan
een IP-adres zonder DNS te gebruiken. Schakel het selectievakje in als u mDNS wilt gebruiken.
[Gebruik zelfde mDNS-naam als IPv4]
Schakel het selectievakje in als u dezelfde mDNS-naam wilt gebruiken als in IPv4. Als u een andere naam wilt instellen,
schakelt u het selectievakje uit en typt u de mDNS-naam in het vak [mDNS-naam].
3
Klik op [OK].
㻞㻤㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Het bedieningspaneel gebruiken
De DNS-instellingen zijn ook bereikbaar via <Menu> op het scherm Start. IPv4-instellingen IPv6-instellingen
KOPPELINGEN
IPv4-adres instellen
IPv6-adres instellen
Netwerkinstellingen weergeven
㻞㻤㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-05Y
De machine bewaken en bedienen met SNMP
SNMP (Simple Network Management Protocol) is een protocol voor het bewaken en aansturen van communicatieapparaten in een netwerk
dat werkt met MIB (Management Information Base). Het apparaat ondersteunt SNMPv1. U kunt de status van de machine controleren
vanaf een computer wanneer u documenten afdrukt of de UI op afstand gebruikt.
Het apparaat biedt geen ondersteuning voor de functie van SNMP voor het versturen van trap-meldingen.
Om het poortnummer van SNMP te wijzigen, raadpleegt u
Poortnummers wijzigen.
Als er SNMP-beheersoftware is geïnstalleerd op een computer in het netwerk, kunt u het apparaat extern vanaf die computer
configureren, bewaken en bedienen. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding of Help van de beheersoftware.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [SNMP-instellingen].
Klik op [Bewerken...].
1
2
3
4
㻞㻤㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Geef instellingen voor SNMPv1 op.
[Gebruik SNMPv1]
Schakel dit selectievakje in om SNMPv1 in te schakelen. De overige instellingen voor SNMPv1 kunt u alleen opgeven als dit
selectievakje is ingeschakeld.
[Gebruik community-naam 1]/[Gebruik community-naam 2]
Schakel het selectievakje in om een Community-naam op te geven. Als u geen Community-naam hoeft op te geven, schakelt u
het selectievakje uit.
[Community-naam]
Gebruik maximaal 32 alfanumerieke tekens voor de naam van de community.
[MIB-toegangspermissie]
Selecteer voor elke community [Lezen/schrijven] of [Alleen lezen] om de toegangsrechten voor MIB-objecten te bepalen.
[Lezen/schrijven] Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten worden weergegeven en worden gewijzigd.
[Alleen lezen] Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten alleen worden weergegeven.
[Gebruik speciale community]
De speciale community is een vooraf gedefinieerde community die uitsluitend is bedoeld voor beheerders die met Canon-software
werken. Schakel het selectievakje in als u de speciale community wilt gebruiken. Als u de speciale community niet wilt gebruiken,
schakelt u het selectievakje uit.
SNMPv1 inschakelen
1
Schakel het selectievakje [Gebruik SNMPv1] in.
2
Schakel het selectievakje [Gebruik community-naam 1] of [Gebruik community-naam 2] in, typ de
naam van de community in het tekstvak [Community-naam] en geef de instelling [MIB-
toegangspermissie] op.
U kunt maximaal twee Community-namen opslaan.
3
Schakel het selectievakje [Gebruik speciale community] in en geef een instelling op voor [MIB-
toegangspermissie].
5
㻞㻤㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
SNMPv1 uitschakelen
Schakel het selectievakje [Gebruik SNMPv1] uit.
Geef instellingen op voor het verkrijgen van informatie voor het beheren van printers.
Met SNMP kunt u gegevens voor het beheren van printers, zoals afdrukprotocollen en printerpoorten, controleren en periodiek
opvragen bij een computer in het netwerk.
[Printerbeheerinformatie verkrijgen van host]
Schakel het selectievakje in om via SNMP de gegevens voor printerbeheer van het apparaat te bewaken. Als u geen
printerbeheerinformatie wilt bewaken, schakelt u het selectievakje uit.
Klik op [OK].
SNMPv1 uitschakelen
Bepaalde functies van het apparaat zijn niet langer beschikbaar, zoals het opvragen van apparaatgegevens via het
printerstuurprogramma.
Het bedieningspaneel gebruiken
De SNMPv1-instellingen zijn ook bereikbaar via <Menu> op het scherm Start. SNMP-instellingen
6
7
㻞㻤㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-060
Beveiliging
De realiteit is dat overal en altijd vertrouwelijke gegevens worden verwerkt door informatieapparaten, waaronder computers en printers.
Het vervelende is dat elk van deze apparaten het doelwit kan worden van kwaadwillende derden. Aanvallers kunnen ongeoorloofde
toegang krijgen tot uw apparaten of indirect voordeel halen uit slordigheid. Hoe het ook zij, u kunt geconfronteerd worden met
onverwachte verliezen als uw vertrouwelijke gegevens worden onderschept. Om deze risico's tegen te gaan, is het apparaat uitgerust met
verschillende beveiligingsfuncties. Bepaal afhankelijk van de netwerkomgeving de juiste configuratie.
Basisvoorzieningen voor het beveiligen van informatie
De machine beschermen tegen ongeoorloofde toegang
Inspelen op risico's als gevolg van slordigheid of onjuist gebruik
De functies van de machine beperken
㻞㻤㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-061
De machine beschermen tegen ongeoorloofde toegang
Voorkom dat onbevoegden toegang krijgen tot de machine en deze kunnen gebruiken. U kunt verschillende beveiligingsmaatregelen
treffen, zoals het instellen van firewalls en het aanpassen van poortnummers.
㻞㻤㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-062
De pincode van de systeembeheerder instellen
Stel een pincode in die uitsluitend voor systeembeheerders is bedoeld. U hebt alleen toegang tot <Netwerkinstellingen>, <Instellingen
Systeembeheer> enzovoort u wanneer de pincode correct hebt ingevoerd. Alleen beheerders dienen op de hoogte te zijn van de pincode.
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Selecteer <Instellingen Systeembeheerderinformatie> <Pincode systeembeheerder>.
Geef de pincode van de systeembeheerder op.
Voer met de numerieke toetsen een pincode in van maximaal zeven cijfers en tik op <Toepassen>.
Als <Pin (bevestigen)> wordt weergegeven, voert u de pincode nogmaals in om deze te bevestigen.
U kunt geen pincode registreren die alleen uit nullen bestaat, zoals "00" of "0000000".
Als u de pincode wilt uitschakelen, drukt u op
om de pincode te wissen (het tekstvak moet leeg zijn). Tik vervolgens op
<Toepassen>.
Naam van systeembeheerder instellen
Instellingen configureren via de UI op afstand
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. Klik op [Instellingen/registratie] [Systeembeheer]
[Bewerken...] en geef de gewenste instellingen op.
Via de UI op afstand kunt u verschillende gegevens opslaan, zoals contactgegevens, opmerkingen van de beheerder, de
installatielocatie van het apparaat en de instellingen die u kunt opslaan via het bedieningspaneel. De opgeslagen gegevens
kunt u bekijken op de pagina [Apparaatinformatie] van de UI op afstand.
Gegevens van systeembeheerder controleren
Als de pincode van de systeembeheerder is ingesteld
Als u probeert toegang te verkrijgen tot <Netwerkinstellingen>, <Instellingen
Systeembeheer> enzovoort, ziet u het volgende scherm. Voer de ingestelde pincode in.
U moet ook een pincode invoeren wanneer u zich in de UI op afstand aanmeldt in de
systeembeheerdersmodus.
De UI op afstand starten
1
Tik op <Naam systeembeheerder>.
2
Typ maximaal 32 tekens voor de naam van de systeembeheerder en tik op <Toepassen>. Tekst
invoeren
1
2
3
4
㻞㻤㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
㻞㻤㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-063
Communicatie beperken door firewalls in te stellen
Zonder goede beveiliging kunnen onbevoegden toegang krijgen tot computers en andere communicatieapparaten die op een netwerk zijn
aangesloten. Om deze ongewenste toegang te voorkomen, kunt u instellingen opgeven voor het filteren van gegevenspakketten. Op deze
manier wordt de communicatie beperkt tot apparaten met bepaalde IP-adressen of MAC-adressen.
㻞㻥㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-064
IP-adressen opgeven voor firewallregels
U kunt de communicatie beperken tot alleen apparaten met bepaalde IP-adressen of apparaten met specifieke IP-adressen blokkeren
maar andere communicatie toestaan. U kunt een afzonderlijk IP-adres opgeven of een bereik van IP-adressen.
U kunt maximaal 4 IP-adressen (of bereiken van IP-adressen) opgeven voor zowel IPv4 als IPv6.
De hier beschreven pakketfilters besturen de communicatie over TCP, UDP en ICMP.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [IP-adresfilter].
Klik op [Bewerken...] voor het type filter dat u wilt gebruiken.
[IPv4-adres: Infilter]
Selecteer deze optie om het ontvangen van gegevens van het apparaat naar een computer te beperken door IPv4-adressen op te
geven.
1
2
3
4
㻞㻥㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
[IPv6-adres: Infilter]
Selecteer deze optie om het ontvangen van gegevens van het apparaat naar een computer te beperken door IPv6-adressen op te
geven.
Geef de instellingen voor pakketfiltering op.
[Geblokkeerde adressen]
Registreer te blokkeren adressen en controleer of verwijder geregistreerde geblokkeerde adressen.
[Toegestane adressen]
Registreer adressen die moeten worden toegestaan, en controleer of verwijder geregistreerde toegestane adressen.
1
Schakel het selectievakje [Gebruik filter] in.
Schakel het selectievakje in om de communicatie te beperken. Schakel het selectievakje uit om de beperking op te
heffen.
2
Geef het adres op.
Typ het IP-adres (of het bereik van IP-adressen) in het vak [Te registreren adres] en klik op [Toevoegen].
Geregistreerd
adres
Result.
[Geblokkeerde
adressen]
Blokkeert communicatie (inkomend) met apparaten waarvan het IP-adres is ingevoerd bij [Te
registreren adres]. Er kan alleen worden gecommuniceerd met apparaten met andere IP-adressen.
[Toegestane
adressen]
Staat alleen communicatie (inkomend) toe met apparaten waarvan het IP-adres is ingevoerd bij
[Te registreren adres], en blokkeert de communicatie met apparaten met andere IP-adressen.
Geregistreerd
als geblokkeerd
en toegestaan
Staat alleen communicatie (inkomend) toe met apparaten waarvan het IP-adres is geregistreerd in
[Toegestane adressen], en blokkeert de communicatie met apparaten met andere IP-adressen.
Communicatie van IP-adressen die ook geregistreerd zijn in [Geblokkeerde adressen], wordt
echter geblokkeerd.
Controleer op typefouten
Als u IP-adressen verkeerd invoert, kunt u het apparaat mogelijk niet bereiken vanuit de UI op afstand. Om dat op te
lossen, moet u <IPv4-adresfilter> of <IPv6-adresfilter> instellen op <Uit>.
IPv4-adresfilter IPv6-adresfilter
Invoernotatie voor IP-adressen
Beschrijving Voorbeeld
Een specifiek
adres invoeren
IPv4:
Gebruik een punt als scheidingsteken.
192.168.0.10
IPv6:
Gebruik een dubbele punt als scheidingsteken tussen alfanumerieke
tekens.
fe80::10
5
㻞㻥㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Een bereik van
adressen
opgeven
Plaats een afbreekstreepje tussen de adressen.
IPv4:
192.168.0.10-
192.168.0.20
IPv6:
fe80::10-fe80::20
Een bereik van
adressen
opgeven met
een voorvoegsel
(alleen IPv6)
Typ het adres, gevolgd door een schuine streep en een getal dat de
lengte van het voorvoegsel aangeeft.
fe80::1234/64
Een IP-adres verwijderen uit de uitzonderingen
Selecteer een IP-adres en klik op [Verwijderen].
3
Klik op [OK].
U kunt de instellingen voor IP-adresfilters in- of uitschakelen via <Menu> in het scherm Start. IPv4-adresfilter IPv6-
adresfilter
KOPPELINGEN
MAC-adressen opgeven voor firewallregels
㻞㻥㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-065
MAC-adressen opgeven voor firewallregels
U kunt de communicatie beperken tot alleen apparaten met bepaalde MAC-adressen of apparaten met specifieke MAC-adressen blokkeren
maar andere communicatie toestaan. U kunt maximaal 10 MAC-adressen opgeven.
Deze functie is niet beschikbaar wanneer het apparaat is verbonden met een draadloos LAN.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Beveiligingsinstellingen] [MAC-adresfilter].
Klik op [Bewerken...].
[Infilter]
Selecteer deze optie om het ontvangen van gegevens van het apparaat naar een computer te beperken door MAC-adressen op te
geven.
Geef de instellingen voor pakketfiltering op.
1
2
3
4
5
㻞㻥㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
1
Schakel het selectievakje [Gebruik filter] in.
Schakel het selectievakje in om de communicatie te beperken. Schakel het selectievakje uit om de beperking op te
heffen.
2
Geef het adres op.
Typ het MAC-adres in het vak [Te registreren adres] en klik op [Toevoegen]. Staat alleen communicatie (inkomend) toe
met apparaten met een geregistreerd MAC-adres, en blokkeert de communicatie met apparaten met andere MAC-
adressen.
U hoeft geen afbreekstreepjes of dubbelepunten te gebruiken in het adres.
Controleer op typefouten
Als u MAC-adressen verkeerd invoert, kunt u het apparaat mogelijk niet bereiken vanuit de UI op afstand. Om dat op te
lossen, moet u <MAC-adresfilter> instellen op <Uit>.
MAC-adresfilter
Een MAC-adres verwijderen uit de uitzonderingen
Selecteer een MAC-adres en klik op [Verwijderen].
3
Klik op [OK].
U kunt de instellingen voor IP-adresfilters in- of uitschakelen via <Menu> in het scherm Start. MAC-adresfilter
KOPPELINGEN
IP-adressen opgeven voor firewallregels
㻞㻥㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-066
Poortnummers wijzigen
Poorten vormen het eindpunt van het communicatietraject tussen apparaten. Belangrijke protocollen maken meestal gebruik van vaste
poortnummers. Een nadeel hiervan is dat apparaten met deze poortnummers kwetsbaar zijn voor aanvallen, iedereen weet de
poortnummers namelijk. De netwerkbeheerder kan de beveiliging verder verbeteren door andere poortnummers te gebruiken. Als u een
poortnummer hebt gewijzigd, moet u het nieuwe nummer doorgeven aan de communicerende apparaten, zoals computers en servers.
Configureer de instellingen voor poortnummers afhankelijk van de netwerkomgeving.
Raadpleeg Een proxy instellen als u het poortnummer voor de proxyserver wilt wijzigen.
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <TCP/IP-instellingen> <Instellingen poortnummer>.
Tik op de poort die u wilt wijzigen.
Meer informatie over poorten
<LPD>/<RAW>/<WSD Multicast Discovery>
Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren
<HTTP>
HTTP-communicatie uitschakelen
<SNMP>
De machine bewaken en bedienen met SNMP
Voer het poortnummer in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
KOPPELINGEN
Printerpoorten configureren
1
2
3
4
5
㻞㻥㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-067
Een proxy instellen
Een proxy (of HTTP-proxyserver) verwijst naar een computer of software die HTTP-communicatie uitvoert voor andere apparaten, met
name bij communicatie met bronnen buiten het netwerk, zoals bij het browsen op websites. De clientapparaten maken via de proxyserver
verbinding met het externe netwerk en communiceren niet rechtstreeks met de externe bronnen. Het instellen van een proxy maakt het
niet alleen mogelijk het gegevensverkeer tussen interne en externe netwerken te beheren, maar blokkeert ook onbevoegde toegang en
integreert de aanwezige antivirusbescherming voor een nog betere beveiliging. Als u een proxy instelt, moet u beschikken over de
benodigde gegevens, zoals het IP-adres, het poortnummer, en een gebruikersnaam en wachtwoord voor verificatie.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
Klik op [Bewerken...] in [Proxy-instellingen].
Schakel het selectievakje [Gebruik proxy] in en geef de benodigde instellingen op.
1
2
3
4
5
㻞㻥㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
[Gebruik proxy]
Schakel het selectievakje in om de opgegeven proxyserver te gebruiken voor communicatie met een HTTP-server.
[Adres HTTP-proxyserver]
Voer het adres van de proxyserver in. Geef het IP-adres op of de hostnaam, afhankelijk van de omgeving.
[Poortnummer HTTP-proxyserver]
Wijzig eventueel het poortnummer. Voer een nummer in tussen 1 en 65535.
[Gebruik proxy binnen zelfde domein]
Schakel dit selectievakje in om gebruik te maken van een proxyserver die in hetzelfde domein is opgegeven.
[Gebruik proxy-authenticatie]
Als de proxyserver verificatie moet uitvoeren, schakelt u het selectievakje in en typt u maximaal 24 tekens voor de
gebruikersnaam in het vak [Gebruikersnaam].
[Wachtwoord instellen/wijzigen]
Als u het wachtwoord voor proxyverificatie wilt instellen of wijzigen, schakelt u het selectievakje in en typt u maximaal 24 tekens
voor het nieuwe wachtwoord in het vak [Wachtwoord].
Klik op [OK].
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
6
7
㻞㻥㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-068
De functies van de machine beperken
De kans bestaat dat sommige functies van de machine bijna nooit worden gebruikt of aanleiding geven voor misbruik. Uit
veiligheidsoverwegingen kunt u de functionaliteit van de machine beperken door deze functies geheel of gedeeltelijk uit te schakelen.
Beperkingen instellen voor de toegang tot het adresboek en verzendfuncties
Beperkingen instellen voor de toegang tot het adresboek en verzendfuncties
Communicatie via HTTP en extern beheer uitschakelen
HTTP-communicatie uitschakelen
De UI op afstand uitschakelen
㻞㻥㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-069
Beperkingen instellen voor de toegang tot het adresboek en verzendfuncties
Bepaalde vormen van informatielekkage kunt u voorkomen door de beschikbare bestemmingen voor faxen en e-mails te beperken tot de
bestemmingen in het adresboek. Een andere manier is om een pincode in te stellen voor het adresboek, zodat onbevoegde gebruikers
het adresboek niet kunnen aanpassen. U kunt voorkomen dat documenten bij de verkeerde ontvanger worden bezorgd door in te stellen
dat ingevoerde faxnummers altijd moeten worden bevestigd door deze nogmaals in te voeren.
㻟㻜㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-06A
Een pincode instellen voor het adresboek
U kunt instellen dat gebruikers een pincode moeten invoeren om nieuwe vermeldingen toe te voegen aan het
adresboek of bestaande vermeldingen aan te passen. Als u een pincode instelt voor het adresboek, wordt de
kans kleiner dat documenten worden verstuurd naar verkeerde ontvangers omdat het adresboek alleen nog
kan worden gewijzigd door gebruikers die de pincode weten.
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <Beperk TX-functie> <Pincode adresboek>.
Stel de pincode in voor het wijzigen van het adresboek.
Voer met de numerieke toetsen een pincode in van maximaal zeven cijfers en tik op <Toepassen>.
Als <Pin (bevestigen)> wordt weergegeven, voert u de pincode nogmaals in om deze te bevestigen.
U kunt geen pincode registreren die alleen uit nullen bestaat, zoals "00" of "0000000".
Als u de pincode wilt uitschakelen, drukt u op
om de pincode te wissen (het tekstvak moet leeg zijn). Tik vervolgens op
<Toepassen>.
Afgezien van het instellen van een pincode voor het adresboek, kunt u de beveiliging verder verbeteren door de volgende
bewerkingen uit te voeren:
Beperkingen instellen voor het toevoegen van nieuwe bestemmingen
Beperkingen instellen voor beschikbare
bestemmingen
Faxen vanaf een computer uitschakelen
Faxen via de pc uitschakelen
KOPPELINGEN
Opslaan in het adresboek
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
1
2
3
4
㻟㻜㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-06C
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
Door te zorgen dat bij het verzenden van documenten alleen faxnummers kunnen worden opgegeven die al
zijn opgeslagen als snelkeuzenummers en codes voor verkort kiezen, verkleint u de kans op onjuiste
bestemmingen en op het lekken van informatie door gebruikers. Als deze functie is ingeschakeld, kunnen
gebruikers geen bestemmingen invoeren met de numerieke toetsen. Het is dan evenmin mogelijk om
vermeldingen toe te voegen aan het adresboek of om bestaande vermeldingen te wijzigen.
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <Beperk TX-functie> <Beperk nieuwe bestemmingen>.
Tik op <Aan>.
<Uit>
Hiermee worden de beperkingen voor nieuwe bestemmingen geannuleerd. Faxnummers en e-mailadressen kunnen nu weer op
iedere manier worden opgegeven.
<Aan>
Hiermee worden de beperkingen ingeschakeld. Gebruikers moeten bestemmingen opgeven door een keuze te maken uit het
adresboek.
Deze functie is niet van toepassing op het faxen vanaf een pc.
Faxen via de pc uitschakelen
KOPPELINGEN
Een pincode instellen voor het adresboek
Eerder gebruikte bestemmingen blokkeren
Groepsverzending blokkeren
1
2
3
4
㻟㻜㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-06E
Faxen via de pc uitschakelen
U kunt instellen dat gebruikers geen faxen kunnen versturen vanaf een computer.
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Faxinstellingen>.
Selecteer <Instellingen voor TX-functie> <Toestaan faxstuurprogramma TX>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Tik op <Uit>.
<Uit>
Selecteer deze optie om faxen vanaf een computer te blokkeren.
<Aan>
Selecteer deze optie om faxen vanaf een computer toe te staan.
KOPPELINGEN
Faxen versturen vanaf uw computer
Een pincode instellen voor het adresboek
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
1
2
3
4
㻟㻜㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-06F
Eerder gebruikte bestemmingen blokkeren
U kunt verhinderen dat eerder gebruikte bestemmingen en instellingen uit de transmissierapporten voor faxen worden geselecteerd.
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <Beperk TX-functie> <Beperk opnieuw verzenden vanuit log>.
Tik op <Aan>.
<Uit>
Selecteer deze optie als eerder gebruikte bestemmingen mogen worden gebruikt.
<Aan>
Selecteer deze optie als eerder gebruikte bestemmingen niet mogen worden gebruikt.
KOPPELINGEN
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
Groepsverzending blokkeren
Eerder gebruikte bestemmingen opgeven
1
2
3
4
㻟㻜㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-06H
Bestemmingen controleren vóór het verzenden van documenten
Door het faxnummer twee keer in te voeren verkleint u de kans dat een document door onjuiste invoer naar een verkeerd nummer wordt
gestuurd. Gebruik functies die in dit gedeelte worden beschreven als u vertrouwelijke documenten verzendt.
Scherm weergeven voor het bevestigen van faxnummers
Bestemmingen in het adresboek weergeven
U kunt instellen dat een faxnummer dat is ingevoerd met de numerieke toetsen ter bevestiging nogmaals moet worden ingevoerd. Op
deze manier verkleint u de kans dat een document door onjuiste invoer naar een verkeerd nummer wordt gestuurd.
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Faxinstellingen>.
Selecteer <Instellingen voor TX-functie> <Bevestig ingevoerd faxnummer>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Tik op <Aan>.
<Uit>
Selecteer deze optie als u het scherm voor het bevestigen van faxnummers niet wilt weergeven.
<Aan>
Selecteer deze optie als u het scherm voor het bevestigen van faxnummers wel wilt weergeven.
Als u sneltoetsen of codes voor verkort kiezen gebruikt om bestemmingen op te geven, moet u onthouden welke bestemming (of groep)
aan een code is gekoppeld. Als u niet alle codes weet, bestaat de kans dat u documenten naar verkeerde bestemmingen stuurt. U kunt
dit voorkomen door in te stellen dat de gegevens van de geselecteerde/ingevoerde code voor verkort kiezen of het
geselecteerde/ingevoerde snelkeuzenummer worden weergegeven op het apparaat voordat de documenten naar die bestemming worden
verzonden.
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <Beperk TX-functie> <Bevestiging sneltoets/TX-kiescode>.
Tik op <Aan>.
Scherm weergeven voor het bevestigen van faxnummers
Bestemmingen in het adresboek weergeven
1
2
3
4
1
2
3
4
㻟㻜㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
<Uit>
Selecteer deze optie om de details van het geselecteerde/ingevoerde snelkeuzenummer of de geselecteerde/ingevoerde code
voor verkort kiezen niet weer te geven.
<Aan>
Selecteer deze optie om de details van het geselecteerde/ingevoerde snelkeuzenummer of de geselecteerde/ingevoerde code
voor verkort kiezen weer te geven.
KOPPELINGEN
Bestemmingen opslaan
Opgeven vanuit het adresboek
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
㻟㻜㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-06J
Groepsverzending blokkeren
Groepsverzending is een functie waarmee u achter elkaar faxen naar verschillende ontvangers kunt sturen. Deze functie kunt u
desgewenst uitschakelen.
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <Beperk TX-functie> <Beperk groepsverzending>.
Selecteer <Bevestig groepsverzending> of <Weiger groepsverzending>.
<Uit>
Selecteer deze optie om groepsverzending toe te staan.
<Bevestig groepsverzending>
Selecteer deze optie om het bevestigingsscherm weer te geven als u een fax verstuurt met groepsverzending.
<Weiger groepsverzending>
Selecteer deze optie om groepsverzending te blokkeren.
KOPPELINGEN
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
Eerder gebruikte bestemmingen blokkeren
Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden (groepsverzending)
1
2
3
4
㻟㻜㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-06K
HTTP-communicatie uitschakelen
HTTP wordt gebruikt voor communicatie via het netwerk, bijvoorbeeld wanneer u het apparaat bedient via de UI op afstand. Als u een
USB-verbinding gebruikt of HTTP om een andere reden niet nodig hebt, kunt u het protocol uitschakelen om aanvallen van kwaadwillende
gebruikers via de ongebruikte HTTP-poort te voorkomen.
Als u HTTP uitschakelt, zijn bepaalde netwerkfuncties niet meer beschikbaar, zoals de UI op afstand en afdrukken via WSD.
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Netwerkinstellingen>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Selecteer <TCP/IP-instellingen> <Gebruik HTTP>.
Tik op <Uit>.
<Uit>
Selecteer deze optie om HTTP-communicatie uit te schakelen.
<Aan>
Selecteer deze optie om HTTP-communicatie in te schakelen.
KOPPELINGEN
De UI op afstand gebruiken
Poortnummers wijzigen
Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren
1
2
3
4
㻟㻜㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-06L
De UI op afstand uitschakelen
De UI op afstand is handig omdat u dan instellingen voor de machine kunt opgeven via een webbrowser op een computer. U kunt de UI
op afstand alleen gebruiken als de machine via het netwerk is verbonden met een computer. Als u de UI op afstand niet nodig hebt, kunt
u de interface uitschakelen om het risico te verkleinen dat de machine door kwaadwillende gebruikers op afstand wordt bediend via het
netwerk.
Tik op <Menu> in het scherm Start.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Tik op <Instellingen externe UI> <Externe UI gebruiken>.
Tik op <Uit>.
<Uit>
Selecteer deze optie om de UI op afstand uit te schakelen.
<Aan>
Selecteer deze optie om de UI op afstand in te schakelen.
KOPPELINGEN
De UI op afstand gebruiken
HTTP-communicatie uitschakelen
1
2
3
4
㻟㻜㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-06R
De UI op afstand gebruiken
Als u een webbrowser gebruikt om het apparaat op afstand te bedienen, kunt u de documenten die wachten om te worden afgedrukt, of
de status van het apparaat controleren. U kunt ook enkele instellingen uitvoeren, zoals het opslaan van het adresboek. U hoeft uw
bureau dus niet te verlaten om systeembeheertaken uit te voeren.
Functies van de UI op afstand
Documenten beheren en de status van de machine controleren
Menuopties instellen via de UI op afstand
Het adresboek opslaan of laden via de UI op afstand
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
Basisbeginselen van de UI op afstand
De UI op afstand starten
Schermen van de UI op afstand
Systeemvereisten
U kunt de UI op afstand gebruiken in de volgende omgeving. Stel de webbrowser bovendien zo in dat cookies zijn ingeschakeld.
Windows
Windows XP/Vista/7/8/8.1
Microsoft Internet Explorer 7.0 of hoger
Macintosh
Mac OS 10.4.9 of hoger (met uitzondering van de Classic environment)
Safari 3.2.1 of hoger
㻟㻝㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-06S
De UI op afstand starten
Om het apparaat op afstand te bedienen, moet u het IP-adres van het apparaat in een webbrowser invoeren en de UI op afstand
opstarten. Controleer vooraf het IP-adres dat op het apparaat is ingesteld (
Netwerkinstellingen weergeven). Als u vragen hebt,
neemt u contact op met de netwerkbeheerder.
Start de webbrowser.
Typ "http://(het IP-adres van de machine)/" in het adresveld en druk op [Enter].
Als u een IPv6-adres wilt gebruiken, typt u dit adres tussen haakjes (voorbeeld: http://[fe80::2e9e:fcff:fe4e:dbce]/).
Als er een waarschuwing wordt weergegeven
Het kan gebeuren dat een waarschuwingsbericht wordt weergegeven als de communicatie met een Apple-apparaat gecodeerd is
(
Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS). Als de certificaatinstellingen of TLS-instellingen geen fouten
bevatten, bladert u verder op de website.
Meld u aan op de UI op afstand.
Als geen pincode voor de systeembeheerder is ingesteld
Selecteer [Systeembeheerder-modus] of [Eindgebruiker-modus].
[Systeembeheerder-modus]
U kunt alle bewerkingen en instellingen van de UI op afstand uitvoeren. Als geen pincode voor de systeembeheerder is ingesteld
(standaardinstellingen), hoeft u niets in te voeren.
[Eindgebruiker-modus]
U kunt de status van documenten of van de machine controleren. Daarnaast kunt u enkele instellingen aanpassen. Als u
afdrukdocumenten wilt verwijderen, typt u de gebruikersnaam van de documenten in het vak [Gebruikersnaam]. De
gebruikersnaam wordt automatisch ingesteld om documenten af te drukken op basis van gegevens zoals uw computernaam of
aanmeldingsnaam voor de computer.
Als een pincode voor de systeembeheerder is ingesteld
Voer de geregistreerde [Pincode systeembeheerder] in. ( De pincode van de systeembeheerder instellen)
Klik op [Aanmelden].
De portaalpagina (hoofdpagina) wordt weergegeven. Schermen van de UI op afstand
1
2
3
4
㻟㻝㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
㻟㻝㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-06U
Schermen van de UI op afstand
In dit gedeelte worden de belangrijkste schermen van de UI op afstand beschreven.
Portaalpagina (hoofdpagina)
Pagina [Statusmonitor/annuleren]
Pagina [Instellingen/registratie]
Pagina [Adresboek]
[Afmelden]
Hiermee meldt u zich af bij de UI op afstand. UI staat trouwens voor User Interface, ofwel gebruikersinterface in het Nederlands.
De aanmeldingspagina wordt vervolgens weergegeven.
[E-mail naar systeembeheerder]
Hiermee opent u een venster waarmee u een e-mail kunt opstellen voor de systeembeheerder die is opgegeven bij
[Systeembeheerderinformatie] onder [Systeembeheer].
Pictogram Vernieuwen
Hiermee vernieuwt u de weergegeven pagina.
Basisgegevens over het apparaat
Hier ziet u de huidige status van de machine en foutgegevens. Als er een fout is opgetreden, wordt er een koppeling weergegeven
naar de pagina Foutgegevens.
Informatie over verbruikseenheden
Hier ziet u informatie over het papier en de resterende hoeveelheid toner.
Klik op [Details verbruiksartikelen controleren] om het scherm voor het controleren van verbruiksartikelen weer te geven.
Verbruiksartikelen controleren
Ondersteuningskoppeling
Hier ziet u de koppeling voor ondersteuning die is opgegeven bij [Apparaatinformatie] onder [Systeembeheer].
[Statusmonitor/annuleren]
Hiermee geeft u de status weer van de huidige afdruktaken en de geschiedenis van afdruktaken en kopieertaken, en van
verzonden en ontvangen documenten. U kunt ook de status van de machine controleren.
[Instellingen/registratie]
Geeft de pagina [Instellingen/registratie] weer. Wanneer u zich hebt aangemeld in de systeembeheerdersmodus, kunt u de
instellingen van de opties wijzigen en de geregistreerde gegevens opslaan/laden.
Menuopties instellen via de UI op afstand
[Adresboek]
Hiermee geeft u de codes voor verkort kiezen weer die in het adresboek zijn geregistreerd. U kunt het adresboek ook opslaan of
wijzigen als u zich hebt aangemeld in de systeembeheerdersmodus.
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
Portaalpagina (hoofdpagina)
㻟㻝㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
[Naar portal]
Keert terug naar de portaalpagina (hoofdpagina).
Menu
Klik op een item en de inhoud wordt weergegeven op de rechterpagina.
Documenten beheren en de status van de machine
controleren
Navigatiepad
De reeks van pagina's die u hebt geopend om bij de huidige pagina te komen. U kunt hier zien welke pagina wordt weergegeven.
Pictogram Vernieuwen
Hiermee vernieuwt u de weergegeven pagina.
Pictogram Boven
Hiermee verplaatst u het schuifvak naar het begin van de pagina als u naar beneden hebt gebladerd.
[Naar portal]
Keert terug naar de portaalpagina (hoofdpagina).
Menu
Klik op een item en de inhoud wordt weergegeven op de rechterpagina.
Menuopties instellen via de UI op afstand
Navigatiepad
De reeks van pagina's die u hebt geopend om bij de huidige pagina te komen. U kunt hier zien welke pagina wordt weergegeven.
Pictogram Boven
Hiermee verplaatst u het schuifvak naar het begin van de pagina als u naar beneden hebt gebladerd.
[Bewerken]
Hiermee kunt u apparaatinstellingen registreren of wijzigen.
Menuopties instellen via de UI op afstand
Systeembeheer instellingen
U kunt alleen [Instellingen Systeembeheer] opgeven als u bent aangemeld in de systeembeheerdersmodus.
Pagina [Statusmonitor/annuleren]
Pagina [Instellingen/registratie]
㻟㻝㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Als u zich hebt aangemeld in de eindgebruikersmodus, wordt alleen de optie [Systeembeheer] weergegeven.
[Naar portal]
Geeft de portaalpagina (hoofdpagina) weer.
[Sneltoets]
Hiermee geeft u de Sneltoets-lijst weer.
Opslaan in het adresboek
[Kiescode]
Hiermee geeft u de lijst met codes voor verkort kiezen weer.
Opslaan in het adresboek
Navigatiepad
De reeks van pagina's die u hebt geopend om bij de huidige pagina te komen. U kunt hier zien welke pagina wordt weergegeven.
Lijstnummer
Geeft het bereik van nummers voor verkort kiezen op dat op de pagina wordt weergegeven.
Pictogram Boven
Hiermee verplaatst u het schuifvak naar het begin van de pagina als u naar beneden hebt gebladerd.
Het adresboek opslaan/bewerken
U kunt het adresboek opslaan of wijzigen als u zich hebt aangemeld in de systeembeheerdersmodus.
Pagina [Adresboek]
㻟㻝㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-06W
Documenten beheren en de status van de machine controleren
De huidige status van afdruktaken controleren
Logboeken voor faxverzending controleren
Foutgegevens controleren
Verbruiksartikelen controleren
De maximale afdruksnelheid controleren
Gegevens van systeembeheerder controleren
Totaal aantal afdrukken controleren
De bestandsnaam van het document geeft slechts 255 tekens weer. De afgedrukte toepassingsnaam kan aan de bestandsnaam
worden toegevoegd.
U kunt een lijst weergeven met de documenten die worden afgedrukt of die wachten om te worden afgedrukt.
Meld u aan bij de UI op afstand (
De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Opdrachtstatus]
U kunt een afdruktaak verwijderen door op [Annuleren] te klikken.
Als u in de systeembeheerdersmodus bent aangemeld, ziet u alle lopende afdruktaken en alle afdruktaken in de wachtlijst.
Als u een gebruikersnaam hebt ingevoerd tijdens het aanmelden in de eindgebruikersmodus, wordt uw gebruikersnaam
alleen weergegeven op de documenten die u hebt afgedrukt.
Klik op [Opdrachtnummer] op de gepauzeerde documenten om gedetailleerde informatie weer te geven. U kunt de
gebruikersnaam en de paginatelling van het afgedrukte document controleren.
U kunt het overzicht van verzonden en ontvangen faxen voor maximaal 50 logboeken weergeven.
Meld u aan bij de UI op afstand (
De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Opdrachtlog]
De huidige status van afdruktaken controleren
Logboeken voor faxverzending controleren
㻟㻝㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Als er een fout optreedt, kunt u deze pagina weergeven door op de portaalpagina (hoofdpagina) op het bericht te klikken onder
[Foutgegevens].
Portaalpagina (hoofdpagina)
Meld u aan bij de UI op afstand (
De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Foutgegevens]
U kunt een scherm met het papierformaat en papiertype voor de papierbron, het serienummer van de tonercartridge, en andere
informatie weergeven.
Meld u aan bij de UI op afstand (
De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Verbruiksartikelen]
U kunt ook op [Details verbruiksartikelen controleren] op de portaalpagina (hoofdpagina) klikken om het scherm voor het controleren
van verbruiksartikelen te openen.
Klik op [Verbruiksartikelen kopen] om de pagina voor het kopen van verbruiksartikelen weer te geven.
[Verbruiksartikelen kopen] weergeven
Stel <Knop Verbruiksart. kopen tonen (Ext.UI)> op het display in op <Aan>.
Instellingen Systeembeheer
Foutgegevens controleren
Verbruiksartikelen controleren
㻟㻝㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
U kunt de maximale afdruksnelheid weergeven.
Meld u aan bij de UI op afstand (
De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Apparaatfuncties]
U kunt informatie over het apparaat en de systeembeheerder weergeven. Deze informatie is ingesteld bij [Systeembeheer] op de pagina
[Instellingen/registratie].
Instellingen Systeembeheer
Meld u aan bij de UI op afstand (
De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Apparaatinformatie]
U kunt controleren hoeveel pagina's er in totaal zijn afgedrukt, gekopieerd en als fax zijn ontvangen.
Meld u aan bij de UI op afstand (
De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Controleer tellerstand]
De maximale afdruksnelheid controleren
Gegevens van systeembeheerder controleren
Totaal aantal afdrukken controleren
㻟㻝㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
KOPPELINGEN
Schermen van de UI op afstand
㻟㻝㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-06X
Menuopties instellen via de UI op afstand
U kunt verschillende instellingen van de machine wijzigen met de UI op afstand. De meeste instellingen kunnen ook via het
bedieningspaneel van de machine worden gewijzigd, maar sommige instellingen kunt u alleen wijzigen via de UI op afstand.
U kunt de instellingen alleen wijzigen als u zich aanmeldt in de systeembeheerdersmodus.
Start de UI op afstand. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op de menuoptie die u wilt instellen.
Raadpleeg de onderstaande items voor meer informatie over het instellingenmenu
Menu-items Referenten
Voorkeuren
Papierinstellingen
Het type en formaat papier opgeven
Volumeregeling/weergave-
instellingen
Voorkeuren
Tijdklokinstellingen
Tijdklokinstellingen
Functie-instellingen
Algemene instellingen
Algemene instellingen (MF229dw / MF226dn)
Kopieerinstellingen
Kopieerinstellingen
Faxinstellingen
Faxinstellingen
Printerinstellingen
Printerinstellingen
Instellingen afdrukrapport
Rapporten en lijsten afdrukken
Instellingen Systeembeheer
1
2
3
㻟㻞㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Systeembeheer
Instellingen Systeembeheer
Netwerkinstellingen
Netwerk
Beveiligingsinstellingen
Beveiliging
Importeren/Exporteren
Het adresboek opslaan of laden via de UI op afstand
Instellingsgegevens
initialiseren
Menu initialiseren
KOPPELINGEN
Schermen van de UI op afstand
㻟㻞㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-06Y
Het adresboek opslaan of laden via de UI op afstand
Adresboekgegevens in het apparaat kunnen op uw computer worden opgeslagen (exporteren). Omgekeerd kan ook. Gegevens die zijn
opgeslagen op uw computer kunnen worden overgebracht naar het apparaat (importeren). U kunt de bestemmingen in het adresboek
gemakkelijk kopiëren naar meerdere apparaten. Om deze functies te gebruiken, moet u aangemeld zijn in de systeembeheerdersmodus.
Afhankelijk van het model kunt u het adresboek dat van het apparaat is geëxporteerd, niet importeren.
Adresboekgegevens exporteren
Adresboekgegevens laden
Schakel het apparaat niet uit tijdens een import- of exportbewerking.
Een dergelijke bewerking kan enkele minuten duren. Als u het apparaat uitschakelt tijdens de bewerking, kan dit beschadiging
van gegevens of van het apparaat tot gevolg hebben.
Bedien het apparaat niet tijdens een import- of exportbewerking.
Ga pas gegevens exporteren of importeren nadat u hebt gecontroleerd of er geen bewerkingen worden uitgevoerd, zoals het
afdrukken van documenten.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Importeren/Exporteren] [Exporteren].
Als u wordt gevraagd een pincode voor het adresboek in te voeren, voert u de [Pincode] in en klikt u op [OK]. Een pincode
instellen voor het adresboek
Klik op [Start exporteren].
*
*
Adresboekgegevens exporteren
1
2
3
4
㻟㻞㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Volg de aanwijzingen op het scherm om de locatie op te geven voor het geëxporteerde adresboek.
Het adresboek wordt opgeslagen.
Bedien het apparaat niet totdat het proces is voltooid.
Het scherm blijft hetzelfde tijdens de exportbewerking. Gebruik de UI op afstand pas weer als onder aan het scherm het bericht
[The (file name) download has completed.] (Het downloaden van (bestandsnaam) is voltooid.) wordt weergegeven.
Als u een adresboek importeert, worden de bestaande gegevens in het adresboek op het apparaat overschreven.
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
Klik op [Instellingen/registratie].
Klik op [Importeren/Exporteren] [Importeren].
Adresboekgegevens laden
5
1
2
3
㻟㻞㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Als u wordt gevraagd een pincode voor het adresboek in te voeren, voert u de [Pincode] in en klikt u op [OK]. Een pincode
instellen voor het adresboek
Geef aan welk adresboekbestand u wilt importeren en klik op [Start importeren].
U kunt aangeven welk bestand u wilt importeren door op [Bladeren...] te klikken en het bestand te selecteren. U kunt ook bij
[Bestandspad] de locatie van het bestand opgeven, samen met de bestandsnaam.
Klik op [OK].
De gegevens uit het geselecteerde adresboek worden geïmporteerd op de machine.
KOPPELINGEN
Schermen van de UI op afstand
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
Opslaan in het adresboek
Adresboeklijst
4
5
㻟㻞㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-070
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
U kunt het adresboek van het apparaat opslaan of bewerken via de computer.
U kunt de instellingen alleen wijzigen als u zich aanmeldt in de systeembeheerdersmodus.
Start de UI op afstand. De UI op afstand starten
Klik op [Adresboek].
Als de pagina voor het invoeren van de pincode wordt weergegeven
Het adresboek is beveiligd met een pincode. Voer de juiste waarde in bij [Pincode] en klik op [OK].
Klik op [Kiescode].
U kunt bestemmingen ook als sneltoetsen opslaan. In dat geval klikt u op [Sneltoets] in plaats van [Kiescode]. Opslaan in het
adresboek
Klik op de tekstkoppeling onder [Nummer], [Type] of [Naam] voor een item met de naam "Niet
geregistreerd".
U kunt een geregistreerd item wijzigen door onder [Nummer], [Type] of [Naam] op de bijbehorende tekstkoppeling te klikken.
1
2
3
4
㻟㻞㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
U kunt een geregistreerd item verwijderen door op de bijbehorende knop [Verwijderen] te klikken.
Selecteer [Type bestemming om te registreren] en klik op [OK].
Geef de vereiste instellingen op en klik op [OK].
KOPPELINGEN
Schermen van de UI op afstand
Het adresboek opslaan of laden via de UI op afstand
Adresboeklijst
5
6
㻟㻞㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-071
Overzicht van menuopties
Er zijn verschillende instellingen in dit apparaat. U kunt alle opties uitgebreid aanpassen. Tik in het scherm Start op <Menu> om toegang
te krijgen tot de opties.
U kunt een lijst afdrukken met alle instellingen om de huidige instellingen te controleren:
Lijst met gebruikersgegevens
㻟㻞㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-072
Netwerkinstellingen
Alle instellingen voor het netwerk worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven
met een dolksymbool (
).
Als een scherm voor het invoeren van een pincode wordt weergegeven
Voer de pincode in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. De pincode van de systeembeheerder instellen
Sterretjes ( )
Opties gemarkeerd met een sterretje (*) zijn alleen beschikbaar voor de MF229dw / MF217w.
Selecteer bedraad/draadloos LAN
Instellingen draadloos LAN
TCP/IP-instellingen
SNMP-instellingen
Instellingen speciale poort
Wachttijd voor verbinding bij opstart
Instellingen Ethernet-stuurprogramma
Initialiseer Netwerkinstellingen
Als u het apparaat omschakelt van draadloos LAN naar bekabeld LAN, moet u de instelling opgeven. Omgekeerd moet u deze instelling
niet omgeven wanneer u het apparaat omschakelt van bekabeld LAN naar draadloos LAN. (U kunt omschakelen met behulp van de
volgende <Instellingen draadloos LAN>.)
Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren (MF229dw / MF217w)
Bedraad LAN
Draadloos LAN
Geef instellingen op voor het verbinden van de machine met een draadloos LAN. U kunt ook de huidige instellingen bekijken of de
instelling voor energiebesparing in- of uitschakelen. Raadpleeg "Aan de slag"
Meegeleverde documentatie.
WPS-drukknopmethode
Selecteer deze optie om automatisch een draadloze verbinding te configureren door op de WPS-knop op de draadloze router te
drukken.
De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus
WPS-pincodemodus
Selecteer deze optie om een draadloze verbinding te configureren door een pincode in te voeren voor een draadloze router met WPS.
De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus
SSID-instellingen
Selecteer deze instelling om een draadloze verbinding te configureren door handmatig via het bedieningspaneel informatie op te
geven zoals een SSID of een netwerksleutel.
Selecteer toegangspunt
Draadloze LAN-routers die toegang hebben tot het apparaat, worden automatisch geladen en u kunt deze dus selecteren in de
*
Selecteer bedraad/draadloos LAN
*
Instellingen draadloos LAN *
㻟㻞㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
lijst. U moet handmatig een netwerksleutel invoeren, zoals een WEP-sleutel of een PSK. De verbinding instellen door een
draadloze router te selecteren
Handmatig invoeren
Selecteer deze optie om een draadloze verbinding te configureren door handmatig een SSID in te voeren. Als u deze methode
gebruikt, kunt u gedetailleerde instellingen opgeven voor verificatie en codering.
De verbinding instellen door gedetailleerde
instellingen op te geven
Beveiligingsinstell.
Geen
WEP
Open systeem
Selecteer WEP-sleutel: 1/2/3/4
WEP-sleutel bewerken
Gedeelde sleutel
Selecteer WEP-sleutel: 1/2/3/4
WEP-sleutel bewerken
WPA/WPA2-PSK
Automatisch
AES-CCMP
Energiebesparingsmodus
Geef aan of de slaapstand van de machine moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de draadloze router worden
ontvangen.
Uit
Aan
Gegevens draadloos LAN
Selecteer deze optie om de huidige instellingen van het draadloze LAN weer te geven. Netwerkinstellingen weergeven
MAC-adres
Status draadloos LAN
Nieuwste foutgegevens
Kanaal
SSID-instellingen
Beveiligingsinstellingen
Energiebesparingsmodus
Hiermee kunt u instellingen opgeven om de machine te gebruiken in een TCP/IP-netwerk, zoals instellingen voor het IP-adres.
IPv4-instellingen
Geef instellingen op om de machine te gebruiken in een IPv4-netwerk.
Instellingen IP-adres
Configureer het IP-adres dat wordt gebruikt voor het identificeren van apparaten, zoals computers en printers, in een TCP/IP-
netwerk.
IPv4-adres instellen
Automatisch verkrijgen
Selecteer protocol
Uit
DHCP
BOOTP
RARP
Auto IP
Uit
<Menu> <Netwerkinstellingen> <Instellingen draadloos LAN> lees het weergegeven bericht
<Energiebesparingsmodus> selecteer <Uit> of <Aan>
TCP/IP-instellingen
㻟㻞㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Aan
Handmatig verkrijgen
IP-adres: 0.0.0.0
Subnetmasker: 0.0.0.0
Gateway-adres: 0.0.0.0
Controleer instellingen
Automatisch verkrijgen
IP-adres
Subnetmasker
Gateway-adres
PING-opdracht
Selecteer deze optie om te controleren of de machine via een netwerk is verbonden met een computer. De netwerkverbinding
testen
DNS-instellingen
Kies deze optie om instellingen op te geven voor DNS (Domain Name System), een mechanisme voor het omzetten van
hostnamen in IP-adressen.
DNS configureren
DNS-serverinstellingen
Primaire DNS-server: 0.0.0.0
Secundaire DNS-server: 0.0.0.0
Instellingen DNS-hostnaam/domeinnaam
Hostnaam
Domeinnaam
Instellingen DNS Dynamic Update
Uit
Aan
DNS dynamisch update-interval
0 t/m 24
t/m 48 (uur)
mDNS-instellingen
Hier kunt u instellingen opgeven om DNS-functies te gebruiken zonder DNS-servers. DNS configureren
Uit
Aan
mDNS-naam
Instellingen DHCP-opties
Geef aan of u de hostnaam automatisch wilt verkrijgen en of de gegevens dynamisch moeten worden bijgewerkt als DHCP is
ingeschakeld.
DNS configureren
Hostnaam verkrijgen
Uit
Aan
DNS Dynamic Update
Uit
Aan
IPv6-instellingen
Geef instellingen op om de machine te gebruiken in een IPv6-netwerk.
Gebruik IPv6
Hiermee kunt u IPv6 in- of uitschakelen op het apparaat. U kunt met deze optie ook de huidige instellingen bekijken. IPv6-
adres instellen
Uit
Aan
Controleer instellingen
Instellingen stateless adres
Kies deze instelling om het werken met stateless adressen in of uit te schakelen. IPv6-adres instellen
Uit
Aan
Controleer instellingen
Gebruik DHCPv6
㻟㻟㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Hiermee kunt u het stateful adres in- of uitschakelen dat wordt verkregen via DHCPv6. IPv6-adres instellen
Uit
Aan
Controleer instellingen
Stateful adres
Prefixlengte
DNS-instellingen
Kies deze optie om instellingen op te geven voor DNS (Domain Name System), een mechanisme voor het omzetten van
hostnamen in IP-adressen.
DNS configureren
Instellingen DNS-hostnaam/domeinnaam
Gebr. IPv4-host/domein
Uit
Hostnaam
Domeinnaam
Aan
Instellingen DNS Dynamic Update
Uit
Aan
Registreer handmatig adres
Uit
Aan
Registreer stateful adres
Uit
Aan
Registreer stateless adres
Uit
Aan
DNS dynamisch update-interval
0 t/m 24
t/m 48 (uur)
mDNS-instellingen
Hier kunt u instellingen opgeven om DNS-functies te gebruiken zonder DNS-servers. DNS configureren
Uit
Aan
Gebr IPv4-naam v. mDNS
Uit
mDNS-naam
Aan
Instellingen LPD-afdrukken
Met deze optie kunt u LPD in- of uitschakelen. LPD is een afdrukprotocol dat op ieder hardwareplatform of in ieder besturingssysteem
kan worden gebruikt.
Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren
Uit
Aan
Instellingen RAW-afdrukken
Schakel RAW, een afdrukprotocol van Windows, in of uit. Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren
Uit
Aan
WSD-instellingen
Schakel automatisch bladeren en verkrijgen van informatie voor de printer of scanner in of uit door het WSD-protocol te gebruiken
dat beschikbaar is op Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2.
Afdrukprotocollen en
WSD-functies configureren
Instellingen WSD-afdrukken
Gebruik WSD-afdrukken
Uit
Aan
Gebruik WSD-bladeren
Uit
Aan
㻟㻟㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Instellingen WSD-scannen
Gebruik WSD-scannen
Uit
Aan
Gebruik Scan n. comp.
Uit
Aan
Gebruik Multicast Discovery
Uit
Aan
Gebruik HTTP
Hiermee kunt u HTTP in- of uitschakelen. HTTP is een protocol dat vereist is voor communicatie met een computer, bijvoorbeeld
wanneer u de UI op afstand gaat gebruiken of gaat afdrukken via WSD.
HTTP-communicatie uitschakelen
Uit
Aan
Instellingen poortnummer
Kies deze optie om de standaardpoortnummers voor protocollen te wijzigen voor uw netwerkomgeving. Poortnummers wijzigen
LPD
1 t/m 515
t/m 65535
RAW
1 t/m 9100
t/m 65535
WSD Multicast Discovery
1 t/m 3702
t/m 65535
HTTP
1 t/m 80
t/m 65535
SNMP
1 t/m 161
t/m 65535
MTU-grootte
Selecteer de maximumgrootte van pakketten die de machine kan verzenden of ontvangen. De maximale verzendeenheid
wijzigen
1300
1400
1500
Kies deze optie om de instellingen op te geven voor het bewaken en bedienen van de machine vanaf een computer met SNMP-
compatibele software.
De machine bewaken en bedienen met SNMP
SNMPv1-instellingen
Hiermee kunt u SNMPv1 in- of uitschakelen. Als u SNMPv1 inschakelt, geeft u een communitynaam en toegangsmachtigingen op voor
MIB-objecten (Management Information Base).
Uit
Aan
Instellingen community-naam 1
Uit
Aan
Instellingen community-naam 2
Uit
Aan
Instellingen speciale community
Uit
Aan
SNMP-instellingen
㻟㻟㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Printerbeheerinformatie verkrijgen van host
Selecteer deze optie om het bewaken van printerbeheerinformatie vanaf een netwerkcomputer met SNMP-compatibele software in of
uit te schakelen.
Uit
Aan
Hiermee kunt u de speciale poort in- of uitschakelen. De speciale poort wordt gebruikt voor het afdrukken, faxen of scannen met MF
Toolbox en wanneer u instellingen voor het apparaat wilt opvragen of opgeven via het netwerk.
Uit
Aan
Kies deze optie om de wachttijd in te stellen waarna verbinding wordt gemaakt met het netwerk. Selecteer de tijd afhankelijk van de
netwerkomgeving.
Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk
0
t/m 300 (sec.)
Hiermee selecteert u de communicatiemodus van Ethernet (Half duplex/Full duplex) en het type Ethernet (10BASE-T/100BASE-TX). U
kunt met deze optie ook het MAC-adres van het apparaat opvragen.
Auto detect.
Geef aan of u de communicatiemodus en het type Ethernet automatisch wilt vaststellen of handmatig wilt selecteren. Ethernet-
instellingen configureren
<Menu> <Netwerkinstellingen> <SNMP-instellingen> <SNMPv1-instellingen> selecteer <Uit> of <Aan>
geef instellingen op als <Aan> is geselecteerd
<Menu> <Netwerkinstellingen> <SNMP-instellingen> <Printerbeheerinformatie verkrijgen van host>
selecteer <Uit> of <Aan>
Instellingen speciale poort
<Menu> <Netwerkinstellingen> <Instellingen speciale poort> selecteer <Uit> of <Aan>
Wachttijd voor verbinding bij opstart
Instellingen Ethernet-stuurprogramma
㻟㻟㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Uit
Communicatiemodus
Half-duplex
Full-duplex
Type Ethernet
10BASE-T
100BASE-TX
Aan
MAC-adres
Controleer het MAC-adres van het apparaat. Dit is een nummer dat uniek is voor elk communicatieapparaat. Het MAC-adres
weergeven
Selecteer deze optie om de standaardwaarden van de netwerkinstellingen te herstellen.
Systeembeheerinstellingen initialiseren
Initialiseer Netwerkinstellingen
㻟㻟㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-073
Voorkeuren
Alle instellingen voor het geluidsvolume en de display worden kort toegelicht. Standaardinstellingen
worden aangegeven met een dolksymbool (
).
Als een scherm voor het invoeren van een pincode wordt weergegeven
Voer de pincode in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. De pincode van de systeembeheerder instellen
Sterretjes ( )
Opties die met een sterretje (*) zijn gemarkeerd, hebben per land of regio afwijkende standaardinstellingen.
Volumeregeling
Weergave-instellingen
U kunt het volume aanpassen van de geluidssignalen die de machine produceert wanneer u een toets indrukt op het bedieningspaneel of
als er papier is vastgelopen.
Het volume aanpassen
Faxtoon
Geef aan of u een kiestoon wilt horen als u een fax gaat versturen. U kunt ook het volume van de toon aanpassen.
0 t/m 1 t/m 5
Belsignaal
Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als een fax binnenkomt. U kunt ook het volume van het geluid
aanpassen.
0 t/m 1
t/m 5
TX gereed signaal
Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren tijdens het versturen van een fax. U kunt ook het volume van het geluid
aanpassen.
0 t/m 1
t/m 5
Alleen bij fout
Uit
Aan
Signaal RX gereed
Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als een fax binnenkomt. U kunt ook het volume van het geluid
aanpassen.
0 t/m 1
t/m 5
Alleen bij fout
Uit
Aan
*
Volumeregeling
㻟㻟㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Scan gereed signaal
Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als het scannen van faxdocumenten is voltooid. U kunt ook het volume
van het geluid aanpassen.
0 t/m 1
t/m 5
Alleen bij fout
Uit
Aan
Invoersignaal
Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als een toets op het bedieningspaneel wordt ingedrukt.
Uit
Aan
Signaal invoerfout
Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als een ongeldige waarde wordt ingevoerd voor een optie.
Uit
Aan
Waarschuwingssignaal
Geef aan of het apparaat een geluidssignaal moet produceren als er een papierstoring of een werkingsfout optreedt.
Uit
Aan
Opdracht gereed-signaal
Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als het kopiëren of scannen is voltooid.
Uit
Aan
Waarschuwing energiebesparing
Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als de slaapstand wordt in- of uitgeschakeld.
Uit
Aan
Detectietoon voor origineel in invoer
Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren wanneer een origineel in de documentinvoer wordt geplaatst.
Uit
Aan
Standaardscherm na opstart/herstel
De standaardinstelling is dat het Start-scherm van de kopieerfunctie wordt weergegeven wanneer u de machine inschakelt of nadat er
een automatische reset is uitgevoerd. U kunt echter een ander scherm kiezen dat standaard moet worden weergegeven in deze
situaties.
Weergave-instellingen
㻟㻟㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Start
Kopiëren
Fax
Scannen
Instellingen knopweergave startscherm
U kunt de knoppen op het scherm Start in een andere volgorde weergeven. Het scherm <Start> aanpassen
Contrast
U kunt de helderheid van het scherm aanpassen aan de gebruikslocatie van de machine.
Vijf niveaus
Schermkleuren inverteren
Selecteer <Aan> om de schermkleuren om te wisselen. Selecteer <Aan> als het scherm lastig te lezen is, zelfs nadat u de helderheid
hebt aangepast met de optie <Contrast>.
Uit
Aan
Millimeter/inch invoerschak.
Selecteer de maateenheid.
Millimeter
Inch
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Standaardscherm na opstart/herstel> selecteer een
functie om het gewenste scherm weer te geven
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Instellingen knopweergave startscherm> selecteer
<Stel weergavevolgorde in> of <Invoegen en lege wissen>
wijzig weergave-instellingen
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Contrast> wijzig de helderheid met <->/<+>
<Toepassen>
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Schermkleuren inverteren> selecteer <Aan> of
<Uit>
㻟㻟㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Melden om scangebied orig. te reinigen
Als voor deze instelling <Aan> is opgegeven, wordt een bericht weergegeven wanneer het scangebied voor originelen vuil is.
Uit
Aan
Duur berichtweergave
Als er twee berichten worden weergegeven op het scherm, bepaalt deze optie hoelang elk bericht wordt weergegeven voordat het
volgende bericht opnieuw wordt weergegeven.
1 t/m 2
t/m 5 (sec.)
Schuifsnelheid
Selecteer deze optie om de snelheid voor het scrollen (bladeren) op het scherm in te stellen op één van de drie niveaus.
Langzaam
Standaard
Snel
Cursorverplaatsing
Met deze optie kunt u instellen hoe de cursor wordt verplaatst nadat u een teken hebt ingevoerd op het scherm. Selecteer
<Automatisch> als de cursor automatisch achter het ingevoerde teken moet worden geplaatst. Selecteer <Handmatig> als u de
cursor zelf achter het ingevoerde teken wilt plaatsen.
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Millimeter/inch invoerschak.> selecteer <Millimeter>
of <Inch>
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Melden om scangebied orig. te reinigen> selecteer
<Aan> of <Uit>
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Duur berichtweergave> voer een waarde in voor het
interval
<Toepassen>
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Schuifsnelheid> selecteer de snelheid
㻟㻟㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Automatisch
Handmatig
Taal
Kies deze optie om de taal te selecteren voor het bedieningspaneel, rapporten en lijsten.
Arabic, Bulgarian, Catalan, Croatian, Czech, Danish, Dutch, English
, Estonian, Finnish, French, German, Greek, Hungarian, Italian,
Latvian, Lithuanian, Norwegian, Polish, Portuguese, Romanian, Russian, Slovak, Slovene, Spanish, Swedish, Turkish
Taal externe UI
Hiermee selecteert u de taal voor de schermen van de UI op afstand.
Czech, Danish, Dutch, English
, Finnish, French, German, Hungarian, Italian, Norwegian, Polish, Portuguese, Russian, Spanish,
Swedish, Turkish
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Cursorverplaatsing> selecteer <Automatisch> of
<Handmatig>
*
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Taal> selecteer een taal
*
<Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Taal externe UI> selecteer een taal
㻟㻟㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-074
Tijdklokinstellingen
Alle instellingen voor de timer worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met
een dolksymbool (
).
Sterretjes ( )
Opties die met een sterretje (*) zijn gemarkeerd, hebben per land of regio afwijkende standaardinstellingen.
Tijd stille modus
Instellingen Datum en tijd
Automat. sluimertijd
Automatische resettijd
Functie na automatische reset
Automatische offline tijd
U kunt zorgen dat het apparaat tijdens gebruik minder geluid maakt als u het stiller wilt laten werken (stille modus). Stel een tijd in
voor automatische inschakeling van de stille modus. U kunt het apparaat ook altijd in de stille modus laten werken.
De stille modus
inschakelen
Begintijd
Uit
Aan
Tijd voor het inschakelen van de stille modus
Eindtijd
Uit
Aan
Tijd voor het uitschakelen van de stille modus
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor de datum en tijd, zoals de datumnotatie en 12- of 24-uurs notatie voor de tijd. Deze
instellingen bepalen hoe de datum en tijd worden afgedrukt op faxen, in rapporten en in lijsten.
Datumnotatie
Selecteer de datumnotatie (volgorde van jaar, maand en dag).
JJJJ MM/DD
MM/DD/JJJJ
DD/MM JJJJ
*
Tijd stille modus
Instellingen Datum en tijd
*
<Menu> <Tijdklokinstellingen> <Instell. Datum en tijd> <Datumnotatie> selecteer de datumnotatie
㻟㻠㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Tijdnotatie
Selecteer de 12- of 24-uurs tijdnotatie.
12 uur (AM/PM)
24 uur
Huidige datum/tijd instellen
Hiermee stelt u de huidige datum en tijd in. Druk op / om de cursor te verplaatsen en op / om de datum en tijd op te
geven of om te schakelen tussen <AM>/<PM>.
De huidige datum en tijd kunt u gedurende 1 uur niet aanpassen als de zomertijd is ingegaan.
Zomertijdinstellingen
Hiermee kunt u de zomertijd in- of uitschakelen. Als u de zomertijd inschakelt, geeft u de periode aan voor de zomertijd.
Uit
Aan
Start: Maand, Week, Dag
Einde: Maand, Week, Dag
Als het apparaat gedurende een bepaalde periode niet is gebruikt of geen gegevens heeft verwerkt, wordt de slaapstand (sluimerstand)
geactiveerd om energie te besparen. Geef de periode op waarna de automatische sluimertijd ingaat. De automatische sluimerstand wordt
<Menu> <Tijdklokinstellingen> <Instell. Datum en tijd> <Tijdnotatie> selecteer de weergave-instelling
<Menu> <Tijdklokinstellingen> <Instell. Datum en tijd> <Huidige datum/tijd instellen> stel de datum
en tijd in
<Toepassen>
*
<Menu> <Tijdklokinstellingen> <Instell. Datum en tijd> <Zomertijdinstellingen> selecteer een maand
en dag
<Toepassen>
Automat. sluimertijd
㻟㻠㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
niet geactiveerd als het instellingenmenu wordt weergegeven. Gebruik de standaardinstellingen om zo veel mogelijk stroom te besparen.
De slaapstand instellen
5
t/m 30 (min.)
Als er gedurende een bepaalde tijd geen toets wordt ingedrukt op het bedieningspaneel, wordt er een zogenaamde automatische reset
uitgevoerd en wordt het standaardscherm weergegeven. Geef het interval op waarop automatisch resetten wordt uitgevoerd. Selecteer
<0> als u het apparaat niet automatisch wilt resetten. In de volgende situaties wordt er geen automatische reset uitgevoerd:
Het instellingenmenu wordt weergegeven.
Het apparaat is bezig met het verwerken van gegevens, zoals bij het afdrukken van documenten of het verzenden of ontvangen van
faxen.
Er wordt een foutbericht weergegeven en het foutlampje knippert. Er wordt wel een automatische reset uitgevoerd als de fout zodanig
is dat de gebruiker het apparaat kan blijven gebruiken.
0 (geen automatische reset)
1 t/m 2
t/m 9 (min.)
Het scherm dat wordt weergegeven na een automatische reset kunt u selecteren bij <Functie na automatische reset>.
Geef aan of na een automatische reset het standaardscherm moet worden weergegeven. Als <Standaardfunctie> is geselecteerd, wordt
het hoofdscherm weergegeven van de functie die is geselecteerd bij <Standaardscherm na opstart/herstel> (
Standaardscherm na
opstart/herstel). Als <Geselecteerde functie> is geselecteerd, wordt op het display het hoofdscherm weergegeven van de functie die
geselecteerd is.
Standaardfunctie
Geselecteerde functie
Als het onderstaande scherm wordt weergegeven (de machine is online voor scanbewerkingen) en vervolgens gedurende bepaalde tijd
geen toets wordt ingedrukt, wordt de machine automatisch offline geschakeld. Geef de periode op waarna de machine offline moet gaan.
U kunt ook instellen dat de machine altijd online moet blijven.
Automatische resettijd
<Menu> <Tijdklokinstellingen> <Automatische resettijd> stel de tijd voor een automatische reset in
<Toepassen>
Functie na automatische reset
<Menu> <Tijdklokinstellingen> <Functie na automatische reset> selecteer <Standaardfunctie> of
<Geselecteerde functie>
Automatische offline tijd
㻟㻠㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0 (de machine blijft online)
1 t/m 5
t/m 60 (min.)
<Menu> <Tijdklokinstellingen> <Automat. offline tijd> stel de periode van inactiviteit in <Toepassen>
㻟㻠㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-075
Algemene instellingen
Alle instellingen voor de bediening van de papierlade en de papierinvoermethode worden kort
toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool (
).
Geef deze instelling op wanneer u een document gaat afdrukken op papier met logo's. Als u gaat afdrukken op papier met logo's, moet u
voor enkelzijdig of dubbelzijdig afdrukken het papier in de papierbron anders laden. Als u de instelling echter wijzigt in <Prioriteit
afdrukzijde>, kunt u het papier voor zowel enkelzijdig als dubbelzijdig afdrukken met de afdrukzijde naar beneden laden. Zie
Voorbedrukt papier plaatsen voor meer informatie.
Multifunctionele lade
Snelheidsprioriteit
Prioriteit afdrukzijde
Lade 1
Snelheidsprioriteit
Prioriteit afdrukzijde
Invoermethode papier schakelen
<Menu> <Algemene instellingen> <Invoermethode papier schakelen> selecteer de papierbron selecteer
<Snelheidsprioriteit> of <Prioriteit afdrukzijde>
Papierbronnen
Selecteer de papierbron waarvoor u de instelling wilt wijzigen.
<Snelheidsprioriteit>
Als u papier gebruikt waarop vooraf een logo is afgedrukt, moet u de afdrukzijde wijzigen als u enkelzijdig of
dubbelzijdig afdrukt.
U kunt het beste <Snelheidsprioriteit> selecteren als het niet uitmaakt op welke zijde er wordt afgedrukt.
<Prioriteit afdrukzijde>
Als u op een bepaalde zijde van het papier wilt afdrukken, hoeft u het papier in de papierbron niet om te draaien,
ongeacht of enkelzijdig of dubbelzijdig afdrukken is geselecteerd.
Als <Prioriteit afdrukzijde> is ingesteld voor een papierbron met papier dat ongeschikt is voor dubbelzijdig
afdrukken (
Papier), wordt de optie <Snelheidsprioriteit> gebruikt voor de papierbron. In dat geval moet u het
papier laden alsof <Snelheidsprioriteit> is geselecteerd (
Voorbedrukt papier plaatsen).
Enkelzijdig afdrukken kan langzamer gaan dan wanneer <Prioriteit afdrukzijde> is geselecteerd.
㻟㻠㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-076
Kopieerinstellingen
Alle instellingen voor het kopiëren worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven
met een dolksymbool (
).
Sterretjes ( )
Opties gemarkeerd met een sterretje ( ) zijn alleen beschikbaar voor de MF229dw / MF226dn.
Opties gemarkeerd met een sterretje ( ) zijn alleen beschikbaar voor de MF229dw.
Wijzig standaardinstellingen
Densiteit corrigeren
U kunt de standaardinstellingen voor kopiëren wijzigen. De geselecteerde instellingen worden gebruikt als de standaardinstellingen voor
de kopieerfunctie.
De standaardinstellingen wijzigen
Aantal kopieën
1 t/m 99
Densiteit
-4 t/m 0
t/m +4
Auto densit.
Type origineel
Tekst
Tekst/foto (snel)
Tekst/Foto
Foto
2-zijdig
Uit
1->2-zijdig
2->2-zijdig
2->1-zijdig
Origineel/type afwerking
Zoompercentage
Aangepast percentage
100% (1:1)
400% (Max)
200%
141% A5->A4
70% A4->A5
50%
25% (Min)
N op 1
Uit
2 op 1
4 op 1
ID-kaart kopie
Selecteer lay-out
Sorteren
Uit
Aan
Scherpte
Zeven niveaus
*
*1
*2
Wijzig standaardinstellingen
*1
*2
*2
㻟㻠㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Hiermee kunt u een basisinstelling voor de kopieerdichtheid opgeven. U kunt de kopieerdichtheid ook tijdelijk wijzigen. Dichtheid
aanpassen
-4 t/m 0 t/m +4
Densiteit corrigeren
<Menu> <Kopieerinstellingen> <Densiteit corrigeren> wijzig de dichtheid <Toepassen>
㻟㻠㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-077
Faxinstellingen
Alle instellingen voor het faxen worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met
een dolksymbool (
).
Als een scherm voor het invoeren van een pincode wordt weergegeven
Voer de pincode in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. De pincode van de systeembeheerder instellen
Sterretjes ( )
Opties gemarkeerd met " " zijn mogelijk niet beschikbaar of hebben per land of regio afwijkende standaardinstellingen.
Opties gemarkeerd met " " gelden alleen voor de MF229dw.
Opties gemarkeerd met " " gelden alleen voor de MF229dw / MF226dn.
Basisinstellingen
Instellingen voor TX-functie
Instell. RX-functie
RX afdrukinstellingen
Faxinstallatiegids
Kies deze optie om de basisinstellingen op te geven voor de faxfunctie van de machine.
Registreer telefoonnummer
Hiermee kunt u een faxnummer registreren voor het apparaat. Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren
Selecteer type lijn
Hiermee selecteert u het type telefoonlijn dat wordt gebruikt voor het verzenden en ontvangen van faxen. De telefoonlijn
aansluiten
Puls
Toon
Telefoonlijnverbinding
Wanneer de faxontvangstmodus <Fax/Tel (auto schakel)> is, gaat een externe telefoon mogelijk niet over of kan een nummer
misschien niet worden gebeld. Geef in dat geval <Adapter 1> of <Adapter 2> op.
Direct
Adapter 1
Adapter 2
*
*1
*2
*3
Basisinstellingen
*1
<Menu> <Faxinstellingen> <Basisinstellingen> <Telefoonlijnverbinding> selecteer verbindingstype
㻟㻠㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Alarm Handset van haak
Geef aan of de machine een waarschuwingssignaal moet produceren wanneer de handset van de telefoon of de optionele handset niet
goed in de houder ligt. U kunt ook het volume van het signaal instellen.
0
t/m 5
Instellingen Communicatiebeheer
Geef instellingen op voor de snelheid waarmee de communicatie moet worden gestart, evenals instellingen voor de R-toets.
TX startsnelheid
Met deze optie kunt u de snelheid waarmee de communicatie wordt gestart, stapsgewijs verlagen vanaf 33600 bps. Pas deze
snelheid aan wanneer het lang duurt voordat een fax kan worden verzonden als gevolg van een slechte telefoonlijnverbinding.
33600 bps
14400 bps
9600 bps
7200 bps
4800 bps
2400 bps
RX startsnelheid
Met deze optie kunt u de snelheid waarmee de communicatie wordt gestart, stapsgewijs verlagen vanaf 33600 bps. Pas deze
snelheid aan wanneer het lang duurt voordat een fax kan worden ontvangen als gevolg van een slechte telefoonlijnverbinding.
33600 bps
14400 bps
9600 bps
7200 bps
4800 bps
2400 bps
R-toets instelling
Als het apparaat via een telefooncentrale met het netwerk is verbonden, moet de
toegangsmethode worden ingesteld. U kunt het type telefooncentrale instellen op <Prefix> of <Verbreken>. Als u het nummer
voor het kiezen van een buitenlijn toewijst aan de R-toets, kunt u eenvoudig een buitenlijn kiezen.
PSTN
PBX
Prefix
Verbreken
<Menu> <Faxinstellingen> <Basisinstellingen> <Alarm Handset van haak> selecteer het volume van
het waarschuwingssignaal
<Toepassen>
<Menu> <Faxinstellingen> <Basisinstellingen> <Instellingen Communicatiebeheer> <TX startsnelheid>
selecteer een startsnelheid voor de communicatie
<Menu> <Faxinstellingen> <Basisinstellingen> <Instellingen Communicatiebeheer> <RX startsnelheid>
selecteer een startsnelheid voor de communicatie
*1
㻟㻠㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het versturen van faxen.
Wijzig standaardinstellingen
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het versturen van faxen. De geselecteerde instellingen worden gebruikt als de
standaardinstellingen voor het scannen van documenten.
De standaardinstellingen wijzigen
Resolutie
200 x 100 dpi (Normaal)
200 x 200 dpi (Fijn)
200 x 200 dpi (Foto)
200 x 400 dpi (Superfijn)
Densiteit
Negen niveaus
2-zijdig origineel
Uit
Type boek
Type kalender
Scherpte
Zeven niveaus
Registreer apparaatnaam
Registreer de naam van een bedrijf of persoon. Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren
De geregistreerde naam wordt naar de bestemming verzonden als informatie over de afzender.
TX Terminal-ID
ECM TX
Hiermee kunt u de foutcorrectiemodus (ECM) in- of uitschakelen. ECM controleert op fouten in faxgegevens en corrigeert deze. Als u
foutcorrectie wilt toepassen op ontvangen faxen
ECM RX.
Uit
Aan
<Menu> <Faxinstellingen> <Basisinstellingen> <Instellingen Communicatiebeheer> <R-toets
instelling>
<PBX> selecteer <Prefix> of <Verbreken> voer het nummer voor het kiezen van een
buitenlijn in als u <Prefix> selecteert
<Toepassen>
<PBX>
Selecteer het type telefooncentrale dat u gebruikt. Als u <Prefix> selecteert, voert u de code voor het prefix op het
volgende scherm in.
<Code>
Gebruik de numerieke toetsen om de code voor het prefix in te voeren, tik op <Onderbreken> en tik vervolgens op
<Toepassen>. Als u geen pauze invoegt, wordt het nummer niet opgeslagen.
Instellingen voor TX-functie
*2
㻟㻠㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
ECM moet zijn ingeschakeld op de machine en het andere faxapparaat omdat er foutcontroles worden uitgevoerd op zowel
het versturende als ontvangende apparaat.
Zelfs als ECM is ingeschakeld, kunnen er fouten optreden als gevolg van de toestand van de telefoonlijn.
Het verwerken van gegevens kan langer duren als ECM is ingeschakeld omdat de foutcontroles en -correcties worden
uitgevoerd terwijl de gegevens worden verzonden.
Stel pauzeduur in
Als u bijvoorbeeld een telefoongesprek start door "0 - (pauze) - (telefoonnummer)" te kiezen, wordt eerst 0 gekozen en vervolgens
wordt een paar seconden later het telefoonnummer gekozen. Als u een internationale fax verzendt, moet u de bestemmingen
opgeven door "(internationale toegangscode) - (landnummer) - (netnummer) - (faxnummer)" te kiezen, maar consecutieve nummers
die worden ingevoerd zonder pauzes, worden mogelijk niet correct herkend. In dit geval probeert u een pauze toe te voegen na de
internationale toegangscode of het faxnummer. Als de code of het nummer nog steeds niet correct wordt herkend, probeert u de
duur van de pauze te veranderen. Zie stap 3 in
Faxen verzenden als u wilt weten hoe u een pauze invoert.
1 t/m 4
t/m 15 (sec.)
Automatische nummerherhaling
Kies deze optie om instellingen op te geven voor automatische nummerherhaling, een functie waarmee een faxnummer na enkele
minuten automatisch opnieuw wordt gekozen als de eerste poging is mislukt omdat de lijn bezet is. U kunt opgeven hoe vaak het
apparaat het nummer opnieuw kiest en de tijd tussen de pogingen voor nummerherhaling.
Uit
Aan
Aantal herhalingen
1 t/m 2
t/m 10 (keer)
Herhalingsinterval
2
t/m 99 (min.)
Herhaal bij fout
Uit
Aan
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> <ECM TX> <Aan>
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> <Stel pauzeduur in> geef de duur van de
pauze op
<Toepassen>
*1
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> <Automatische nummerherhaling> <Aan>
geef de instellingen op <Toepassen>
<Aantal herhalingen>
Geef aan hoe vaak de machine het nummer opnieuw moet kiezen. Druk op
/ of de numerieke toetsen om een
㻟㻡㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
TX Terminal-ID
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het toevoegen van gegevens van de afzender aan de koptekst van faxen, zoals het
faxnummer en de naam van de machine. De ontvanger kan aan de hand van deze gegevens zien van wie de fax afkomstig is.
Uit
Aan
Afdrukpositie
Binnen beeldvlak
Buiten beeldvlak
Markeer nr.: TEL/FAX
FAX
TEL
Controleer kiestoon voor verzending
Selecteer deze optie om te controleren op een kiestoon voordat een faxnummer wordt gekozen.
Uit
Aan
Toestaan faxstuurprogramma TX
aantal in te voeren en tik vervolgens op <Toepassen>.
<Herhalingsinterval>
Geef het interval op voor nummerherhaling. Druk op
/ of de numerieke toetsen om een waarde in te voeren voor
het interval en tik vervolgens op <Toepassen>.
<Herhaal bij fout>
U kunt aangeven of het nummer opnieuw moet worden gekozen als er een transmissiefout is opgetreden. Selecteer
<Uit> of <Aan>.
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> <TX Terminal-ID> <Aan> geef de
instellingen op
<Toepassen>
<Afdrukpositie>
Hiermee bepaalt u waar op de verzonden fax de toegevoegde gegevens worden afgedrukt. Selecteer <Binnen
beeldvlak> om de gegevens binnen het beeldvlak af te drukken of <Buiten beeldvlak> om de gegevens buiten het
beeldvlak te plaatsen.
<Markeer nr.: TEL/FAX>
Hiermee wordt de aanduiding "FAX" of "TEL" toegevoegd vóór het faxnummer dat is geregistreerd voor het apparaat
(
Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren). Selecteer <TEL> om aan te geven dat het
vermelde nummer een telefoonnummer is.
*1
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> <Controleer kiestoon voor verzending>
selecteer <Aan> of <Uit>
㻟㻡㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Hiermee kunt u het faxen vanaf een computer in- of uitschakelen. Faxen via de pc uitschakelen
Uit
Aan
Bevestig ingevoerd faxnummer
U kunt instellen dat een faxnummer dat is ingevoerd met de numerieke toetsen ter bevestiging nogmaals moet worden ingevoerd.
Scherm weergeven voor het bevestigen van faxnummers
Uit
Aan
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het ontvangen van faxen.
ECM RX
Hiermee kunt u de foutcorrectiemodus (ECM) in- of uitschakelen. ECM controleert op fouten in faxgegevens en corrigeert deze. Als u
foutcorrectie wilt toepassen op verzonden faxen
ECM TX.
Uit
Aan
ECM moet zijn ingeschakeld op de machine en het andere faxapparaat omdat er foutcontroles worden uitgevoerd op zowel
het versturende als ontvangende apparaat.
Zelfs als ECM is ingeschakeld, kunnen er fouten optreden als gevolg van de toestand van de telefoonlijn.
Het verwerken van gegevens kan langer duren als ECM is ingeschakeld omdat de foutcontroles en -correcties worden
uitgevoerd terwijl de gegevens worden verzonden.
Inkomend belsignaal
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het weergeven van een belsignaal bij een binnenkomende fax. Deze functie is alleen
beschikbaar wanneer <Automatisch> of <Fax/tel (auto schakelen)> is geselecteerd als de ontvangstmodus. Geef aan hoe vaak u een
belsignaal wilt horen bij een binnenkomende fax. U kunt er ook voor kiezen geen belsignaal weer te geven.
Uit
Aan
1 t/m 2 t/m 99 (keer)
Als u deze functie gebruikt in de modus <Automatisch>, moet u vooraf de telefoon aansluiten op het apparaat.
Instell. RX-functie
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor RX-functie> <ECM RX> <Aan>
*1
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor RX-functie> <Inkomend belsignaal> <Aan> geef aan
hoe vaak u een belsignaal wilt horen
<Toepassen>
㻟㻡㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
RX op afstand
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het ontvangen van een fax via een telefoon die is verbonden met de (ontvangst op
afstand). Als er een fax naar de machine wordt verstuurd, kunt u deze ontvangen door op de handset van de telefoon een bepaalde
code in te voeren. Op deze manier bespaart u tijd en moeite doordat u niet helemaal naar de machine hoeft te lopen. Raadpleeg
Een telefoon gebruiken om faxen te ontvangen (ontvangst op afstand) voor meer informatie over de functie Ontvangst op
afstand.
Uit
Aan
00 t/m 25 t/m 99
Omschakelen naar Auto RX
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het automatisch ontvangen van een fax nadat de machine gedurende bepaalde tijd
een signaal voor een binnenkomende fax heeft gedetecteerd. Deze functie is alleen beschikbaar wanneer <Handmatig> is
geselecteerd als de ontvangstmodus. Via deze functie kunnen faxen ook worden ontvangen als er niemand aanwezig is om de
handset op te pakken.
Uit
Aan
1 t/m 15
t/m 99 (sec.)
Instellingen geheugenslot
Kies deze optie om in te stellen dat ontvangen faxen worden opgeslagen in plaats van ze direct af te drukken. Opgeslagen
faxdocumenten kunt u later afdrukken door de instelling te wijzigen in <Uit>.
Ontvangen faxen in het geheugen opslaan
(ontvangst in geheugen)
Uit
Aan
Pincode geheugenslot
Rapportafdruk
Uit
Aan
Geheugenslottijd
Uit
Aan
Starttijd geheugenslot
Eindtijd geheugenslot
*1
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor RX-functie> <RX op afstand> <Aan> voer de code in
voor het ontvangen van een fax
<Toepassen>
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor RX-functie> <Omschakelen naar Auto RX> <Aan>
geef aan hoelang het signaal voor een inkomende fax moet worden gedetecteerd <Toepassen>
<Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor RX-functie> <Instellingen geheugenslot> <Aan> geef
instellingen op
<Toepassen>
㻟㻡㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het afdrukken van ontvangen faxen.
Afdrukken op beide zijden
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het dubbelzijdig afdrukken van ontvangen faxen.
Uit
Aan
Verklein RX-formaat
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het verkleinen van een ontvangen document. U kunt een verkleiningspercentage selecteren
dat automatisch wordt toegepast om het ontvangen document te verkleinen tot het formaat van het geladen papier. U kunt ook een
percentage selecteren in een lijst.
Uit
Aan
Verkleiningsperc.
Automatisch
97%
95%
90%
75%
Verkleiningsrichting
Verticaal/Horizontaal
Alleen verticaal
Voettekst RX-pagina
RX afdrukinstellingen
*3
<Menu> <Faxinstellingen> <RX afdrukinstellingen> <Afdrukken op beide zijden> <Aan>
<Menu> <Faxinstellingen> <RX afdrukinstellingen> <Verklein RX-formaat> <Aan> geef de
instellingen op
<Toepassen>
<Verkleiningsperc.>
Selecteer <Automatisch> om het document te verkleinen met een percentage dat is gebaseerd op het formaat van het
geladen papier. Kies <97%>, <95%>, <90%> of <75%> om het document met dat percentage te verkleinen.
<Verkleiningsrichting>
Selecteer <Verticaal/Horizontaal> om het document zowel verticaal als horizontaal te verkleinen. Selecteer <Alleen
verticaal> om alleen verticaal te verkleinen.
㻟㻡㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Kies deze optie om aan te geven of u aan de onderkant van ontvangen faxen bepaalde informatie wilt afdrukken, zoals de datum en
tijd van ontvangst en paginanummers.
Uit
Aan
Doorgaan m. afdr. als cartr. bijna op is
Als u faxberichten ontvangt wanneer de toner bijna op is, bewaart het apparaat deze in het geheugen in plaats van deze af te
drukken. Als deze functie echter is ingeschakeld, gaat het apparaat verder met afdrukken.
Uit
Aan
Als deze optie is ingeschakeld, kunnen faxen vaag of licht worden afgedrukt. Aangezien ontvangen documenten niet in het
geheugen worden opgeslagen, moet u de afzender vragen het document opnieuw te sturen.
Selecteer deze optie om op het scherm instructies weer te geven voor het opgeven van instellingen, zoals het faxnummer en het type
telefoonlijn.
Begininstellingen configureren voor faxfuncties
<Menu> <Faxinstellingen> <RX afdrukinstellingen> <Voettekst RX-pagina> <Aan>
<Menu> <Faxinstellingen> <RX afdrukinstellingen> <Doorgaan m. afdr. als cartr. bijna op is> <Aan>
Faxinstallatiegids
㻟㻡㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-078
Scaninstellingen
Alle instellingen voor het scannen worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven
met een dolksymbool (
).
U kunt scaninstellingen voor de knoppen <Scan -> PC1> en <Scan -> PC2> opslaan. De instellingen bestaan uit de computer waarop
gescande afbeeldingen worden opgeslagen, het type scan (kleur of zwart-wit) en de bestandsindeling (PDF of JPEG). Als u deze
instellingen koppelt aan een knop, kunt u documenten snel naar een bepaalde computer scannen door op de desbetreffende knop te
drukken. U kunt de geregistreerde instellingen bekijken door <Bevestig bestemming> te selecteren.
Scannen met de knop <Scan ->
PC>
Registreren
Scan -> PC1
Uit
USB-verbinding
Kleurenscan
Zwart-witscan
Aangepast 1
Aangepast 2
Netwerkverbinding
Kleurenscan
Zwart-witscan
Aangepast 1
Aangepast 2
Scan -> PC2
Uit
USB-verbinding
Kleurenscan
Zwart-witscan
Aangepast 1
Aangepast 2
Netwerkverbinding
Kleurenscan
Zwart-witscan
Aangepast 1
Aangepast 2
Bevestig bestemming
Scan -> PC1
Scan -> PC2
Sneltoetsinstellingen
㻟㻡㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-079
Printerinstellingen
Alle instellingen voor de printer worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met
een dolksymbool (
).
Actie wanneer papierfmt niet overeenkomt
Halftonen mobiel afdrukken
AirPrint-prior. snelheid/beeldkwaliteit
Hiermee kunt u aangeven of het afdrukken moet doorgaan als het papierformaat dat is geselecteerd, afwijkt van het papier in de
papierbron. U kunt er ook voor kiezen om dergelijke afdruktaken te annuleren en in plaats hiervan een waarschuwingsbericht op de
machine weer te geven (
Er wordt een foutbericht weergegeven).
Uitvoer forceren
Fout weergeven
U kunt opgeven welk type beeldverwerking moet worden gebuikt bij het afdrukken vanaf een mobiel apparaat met AirPrint, Mopria
enzovoort. Voor optimale afdrukkwaliteit kunt u het beste <Gradatie> selecteren voor foto's en afbeeldingen, en <Foutdiffusie> voor
documenten met voornamelijk tekst.
Gradatie
Foutdiffusie
U kunt opgeven of bij gebruik van AirPrint prioriteit moet worden gegeven aan de afdruksnelheid of de afdrukkwaliteit.
Snelheidsprioriteit
Prioriteit beeldkwaliteit
Actie wanneer papierfmt niet overeenkomt
<Menu> <Printerinstellingen> <Actie wanneer papierfmt niet overeenkomt> selecteer <Uitvoer forceren>
of <Fout weergeven>
Halftonen mobiel afdrukken
TM
<Menu> <Printerinstellingen> <Halftonen mobiel afdrukken> selecteer <Gradatie> of <Foutdiffusie>
AirPrint-prior. snelheid/beeldkwaliteit
㻟㻡㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
<Menu> <Printerinstellingen> <AirPrint-prior. snelheid/beeldkwaliteit> selecteer <Snelheidsprioriteit> of
<Prioriteit beeldkwaliteit>
㻟㻡㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-07A
Aanpassing/onderhoud
Alle instellingen voor de afstelling en het onderhoud van het apparaat worden kort toegelicht.
Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool (
).
Tonerbesparing
Speciale verwerking
Fixeereenheid reinigen
Selecteer deze optie om de hoeveelheid toner die voor kopiëren en faxen wordt gebruikt, te verminderen.
Kopiëren
Uit
Aan
Fax
Uit
Aan
Als <Aan> is ingesteld
Het kan gebeuren dat dunne lijnen en delen met een lichtere afdrukdichtheid vaag worden.
Als de afdrukresultaten op speciale papiersoorten niet naar wens zijn, kunt u de volgende instellingen proberen om de kwaliteit van de
afdrukken te verbeteren.
Speciale modus U
Als er tonerspatten zichtbaar zijn rond tekst en patronen op afdrukken, selecteert u <Aan>.
Uit
Aan
Als <Aan> is ingesteld
Tonerbesparing
<Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Tonerbesparing> selecteer <Kopiëren> of <Fax> <Aan>
Speciale verwerking
<Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus U> <Aan>
㻟㻡㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
De afdrukkwaliteit kan worden beïnvloed door het type papier (vooral lichtgewicht papier) en de afdrukomgeving (vooral hoge
luchtvochtigheid).
Speciale modus V
Wijzig deze instelling als gekrulde of gekreukelde afdrukken worden uitgevoerd.
Uit
Modus 1
Modus 2
Modus 3
De instelling activeren
Deze instelling wordt in de volgende omstandigheden geactiveerd.
- Het papierformaat is ingesteld op <B5>, <A5>, <STMT> of <EXEC>.
- <Type papier> is ingesteld op <Normaal>, <Normaal L>, <Gerecycled>, <Kleur> of <Envelop>.
Nadat de instelling is geactiveerd
De afdruksnelheid is lager.
Speciale modus Z
Wijzig deze instelling als uw afdrukken strepen vertonen.
Kopiëren
Uit
Modus 1
Modus 2
Modus 3
Modus 4
Fax
Uit
Modus 1
Modus 2
Modus 3
Modus 4
<Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus V> selecteer de modus
<Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus Z> selecteer <Kopiëren>
of <Fax>
selecteer de modus
㻟㻢㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Nadat de instelling is gewijzigd
Als u <Uit> of <Modus 1> opgeeft, krijgt u mogelijk afdrukken met strepen. <Modus 3> of <Modus 4> kan resulteren in vage
contouren, of afbeeldingen die er wat korrelig uitzien. <Uit> geeft de donkerste afdrukdichtheid, <Modus 4> de lichtste.
Na het afdrukken vanaf een smartphone of tablet
Als er strepen op afdrukken zichtbaar zijn, wijzigt u de instelling met <Speciale modus Z>
<Kopiëren>.
Speciale modus B
Wijzig deze instelling als uw afdrukken strepen vertonen nadat u de tonercartridge hebt vervangen of wanneer u voor het eerst na
lange tijd afdrukt.
Uit
Modus 1
Modus 2
Modus 3
Nadat de instelling is geactiveerd
De afdruksnelheid is lager.
Speciale modus C
Wijzig deze instelling als uw afdrukken strepen vertonen wanneer u ontvangen faxen afdrukt.
Uit
Aan
Nadat de instelling is geactiveerd
Als <Aan> is opgegeven, heeft deze instelling prioriteit ten opzichte van de instelling voor <Speciale modus Z>.
Deze modus heeft een sterker effect dan <Speciale modus Z>, maar de afdruksnelheid is lager.
Speciale modus D
Wijzig deze instelling als uw afdrukken strepen vertonen.
<Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus B> selecteer de modus
<Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus C> <Aan>
㻟㻢㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Kopiëren
Uit
Aan
Afdrukken
Uit
Aan
Nadat de instelling is geactiveerd
Als <Aan> is opgegeven, heeft deze instelling prioriteit ten opzichte van de instelling voor <Speciale modus Z>.
Deze modus heeft een sterker effect dan <Speciale modus Z>, maar de afdruksnelheid is lager.
Na het afdrukken vanaf een smartphone of tablet
Als er strepen op afdrukken zichtbaar zijn, wijzigt u de instelling met <Speciale modus D>
<Kopiëren>.
Speciale modus I
Selecteer alleen <Aan> als papier vaak vastloopt tijdens dubbelzijdig afdrukken op lichtgewicht of gekruld papier.
Uit
Aan
Als <Aan> is ingesteld
Er kunnen witte vlekken verschijnen in afbeeldingen die zijn afgedrukt op papier dat niet lichtgewicht is.
Speciale modus J
Als dunne lijnen en vage afbeeldingen ongelijkmatig worden afgedrukt, selecteert u <Aan>.
Uit
Aan
Als <Aan> is ingesteld
De volgende problemen kunnen zich voordoen.
<Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus D> selecteer <Kopiëren>
of <Afdrukken>
<Aan>
<Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus I> <Aan>
<Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus J> <Aan>
㻟㻢㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Afdrukken zijn minder scherp.
Bij gebruik van een nieuwe tonercartridge komt er toner op niet-bedrukbare gebieden terecht.
Toner raakt sneller op.
Speciale modus K
Als toner niet goed hecht en afdrukken flets zijn, selecteert u <Aan>.
Uit
Aan
Als <Aan> is ingesteld
De afdruksnelheid is lager.
Reinig de fixeereenheid nadat een tonercartridge is vervangen of als afdrukken zwarte strepen bevatten.
Fixeereenheid
<Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus K> <Aan>
Fixeereenheid reinigen
㻟㻢㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-07C
Instellingen Systeembeheer
Alle instellingen voor systeembeheerinstellingen worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden
aangegeven met een dolksymbool (
).
Als een scherm voor het invoeren van een pincode wordt weergegeven
Voer de pincode in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. De pincode van de systeembeheerder instellen
Sterretjes ( )
Opties die met een sterretje ( ) zijn gemarkeerd, hebben per land of regio afwijkende standaardinstellingen.
Netwerkinstellingen
Instellingen Systeembeheerderinformatie
Instellingen Apparaatinformatie
Beveiligingsinstellingen
Selecteer land/regio
Instellingen externe UI
Autom. online voor scannen op afstand
Beperk TX-functie
Weergave opdrachtlog
Gebruik als USB-apparaat
Product Extended Survey Program inschak.
Info verbr.art. tonen(ExUI/Toner Status)
Adresboek importeren/exporteren
PDL-selectie (Plug and Play)
Update firmware
Adresboek initialiseren
Systeembeheerinstellingen initialiseren
Initialiseer alle gegevens/instellingen
Zie
Netwerkinstellingen.
Kies deze optie om de pincode voor beheerders in te stellen waarmee toegang kan worden verkregen tot <Netwerkinstellingen> en
<Instellingen Systeembeheer>. U kunt de pincode instellen met <Pincode systeembeheerder>. U kunt ook de naam van een beheerder
registreren.
De pincode van de systeembeheerder instellen
Pincode systeembeheerder
Typ maximaal zeven cijfers voor de pincode voor de systeembeheerder.
Naam systeembeheerder
Gebruik maximaal 32 alfanumerieke tekens voor de naam van de beheerder.
*
*
Netwerkinstellingen
Instellingen Systeembeheerderinformatie
Instellingen Apparaatinformatie
㻟㻢㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Typ maximaal 32 alfanumerieke tekens voor de naam en de installatielocatie om de machine te identificeren.
Apparaatnaam
Locatie
Selecteer deze optie om instellingen in of uit te schakelen voor het filteren van pakketten op IP- of MAC-adressen.
IPv4-adresfilter
Selecteer deze optie om instellingen in of uit te schakelen voor het filteren van pakketten die zijn ontvangen van apparaten met
opgegeven IPv4-adressen.
IP-adressen opgeven voor firewallregels
Uit
Aan
IPv6-adresfilter
Selecteer deze optie om instellingen in of uit te schakelen voor het filteren van pakketten die zijn ontvangen van apparaten met
opgegeven IPv6-adressen.
IP-adressen opgeven voor firewallregels
Uit
Aan
MAC-adresfilter
Selecteer deze optie om instellingen in of uit te schakelen voor het filteren van pakketten die zijn ontvangen van apparaten met
opgegeven MAC-adressen.
MAC-adressen opgeven voor firewallregels
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Instellingen Apparaatinformatie> selecteer <Apparaatnaam> of
<Locatie>
voer <Apparaatnaam> of <Locatie> in ( Tekst invoeren) <Toepassen>
Beveiligingsinstellingen
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Beveiligingsinstellingen> <IPv4-adresfilter> <Infilter>
selecteer <Uit> of <Aan>
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Beveiligingsinstellingen> <IPv6-adresfilter> <Infilter>
selecteer <Uit> of <Aan>
㻟㻢㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Uit
Aan
Geef het land of de regio op waarin de machine wordt gebruikt. De standaardinstelling kan verschillen, aangezien deze wordt bepaald op
het moment dat de machine de eerste keer wordt ingeschakeld.
Oostenrijk (AT)
Wit-Rusland (BY)
België (BE)
Tsjechië (CZ)
Denemarken (DK)
Egypte (EG)
Finland (FI)
Frankrijk (FR)
Duitsland (DE)
Griekenland (GR)
Hongarije (HU)
Ierland (IE)
Italië (IT)
Jordanië (JO)
Luxemburg (LU)
Nederland (NL)
Noorwegen (NO)
Polen (PL)
Portugal (PT)
Rusland (RU)
Saudi-Arabië (SA)
Slovenië (SI)
Zuid-Afrika (ZA)
Spanje (ES)
Zweden (SE)
Zwitserland (CH)
Oekraïne (UA)
Groot-Brittannië (GB)
Overige
Geef aan of u gebruik wilt maken van de UI op afstand, een functie waarmee u via een browser instellingen kunt opgeven voor de
machine.
De UI op afstand uitschakelen
Externe UI gebruiken
Uit
Aan
Met deze functie kunt u aangeven of u automatisch (zonder het bedieningspaneel te gebruiken) online wilt gaan om op afstand te
scannen.
Uit
Aan
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Beveiligingsinstellingen> <MAC-adresfilter> <Infilter>
selecteer <Uit> of <Aan>
Selecteer land/regio
*
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Selecteer land/regio> selecteer een land of regio
Instellingen externe UI
Autom. online voor scannen op afstand
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Autom. online voor scannen op afstand> selecteer <Aan> of
㻟㻢㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Hiermee kunt u beperkingen opgeven ten aanzien van het faxen of mailen naar geselecteerde bestemmingen.
Pincode adresboek
Kies deze optie om een pincode in te stellen die moet worden ingevoerd om nieuwe vermeldingen toe te voegen aan het adresboek of
om bestaande vermeldingen te wijzigen.
Een pincode instellen voor het adresboek
Beperk nieuwe bestemmingen
Geef aan of de faxnummers en e-mailadressen die kunnen worden opgegeven als bestemmingen alleen afkomstig mogen zijn uit het
adresboek.
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
Uit
Aan
Beperk opnieuw verzenden vanuit log
Geef aan of het is toegestaan een bestemming te selecteren uit de logboeken met verzonden taken. Eerder gebruikte
bestemmingen blokkeren
Uit
Aan
Bevestiging sneltoets/TX-kiescode
Kies deze optie om in te stellen of de gegevens van een ingevoerde code voor verkort kiezen moeten worden weergegeven als deze
wordt geselecteerd als een bestemming.
Bestemmingen in het adresboek weergeven
Uit
Aan
Beperk groepsverzending
Kies deze optie om groepsverzending al dan niet toe te staan. Dit is een functie waarmee u achter elkaar faxen naar verschillende
bestemmingen kunt sturen.
Groepsverzending blokkeren
Uit
Bevestig groepsverzending
Weiger groepsverzending
Geef aan of u de logboeken met informatie over faxtaken wilt weergeven op het display van de machine en in het
communicatiebeheerrapport.
Uit
Aan
<Uit>
Beperk TX-functie
Weergave opdrachtlog
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Weergave opdrachtlog> selecteer <Uit> of <Aan>
㻟㻢㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Hiermee kunt u de USB-poort in- of uitschakelen waarmee de machine kan worden verbonden met een computer.
Uit
Aan
Hiermee kunt u Product Extended Survey Program in- of uitschakelen (een programma voor het verzamelen van gebruiksgegevens van
de machine).
Uit
Aan
Geef aan of u een knop aan de UI op afstand of aan Toner Status wilt toevoegen, waarmee de website voor het kopen van
tonercartridges kan worden weergegeven. U kunt ook opgeven of u Toner Status wilt gebruiken.
Knop Verbruiksart. kopen tonen (Ext.UI)
Uit
Aan
Instellingen Toner Status
Uit
Aan
Knop Kopen weergeven
Uit
Aan
Gebruik als USB-apparaat
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Gebruik als USB-apparaat> selecteer <Uit> of <Aan> start
de machine opnieuw op
Product Extended Survey Program inschak.
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Product Extended Survey Program inschak.> selecteer <Uit> of
<Aan>
Info verbr.art. tonen(ExUI/Toner Status)
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Info verbr.art. tonen(ExUI/Toner Status)> selecteer <Knop
Verbruiksart. kopen tonen (Ext.UI)> of <Instellingen Toner Status>
selecteer <Uit> of <Aan>
Als u <Aan> hebt geselecteerd voor <Instellingen Toner Status>, dient u <Aan> of <Uit> te selecteren voor <Knop
㻟㻢㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
U kunt een adresboek van een computer importeren of van de machine exporteren. Adresboekgegevens importeren en exporteren
met de bijgeleverde software
Selecteer een paginabeschrijvingstaal (PDL), zodat de machine wordt gedetecteerd als een printer die compatibel is met die taal wanneer
de machine via Plug and Play wordt aangesloten op een computer. MF Driver Installation Guide
Netwerk
Selecteer een paginabeschrijvingstaal (PDL), zodat de machine wordt gedetecteerd als een printer die compatibel is met die taal
wanneer de machine wordt gedetecteerd via het netwerk.
FAX
UFRII LT
UFRII LT (XPS)
USB
Selecteer een paginabeschrijvingstaal (PDL), zodat de machine wordt gedetecteerd als een printer die compatibel is met die taal
wanneer de machine via USB wordt aangesloten op een computer.
UFRII LT
UFRII LT (XPS)
Als u USB selecteert, wordt deze instelling geactiveerd de volgende keer dat de machine wordt ingeschakeld met de aan/uit-
schakelaar.
Kopen weergeven>.
Adresboek importeren/exporteren
PDL-selectie (Plug and Play)
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <PDL-selectie (Plug and Play)> selecteer <Netwerk> of <USB>
selecteer een paginabeschrijvingstaal
<FAX>
Hiermee wordt de machine gedetecteerd en verbonden als een faxapparaat.
<UFRII LT>
Hiermee wordt de machine gedetecteerd en verbonden als een UFRII LT-printer.
<UFRII LT (XPS)>
Hiermee wordt de machine gedetecteerd en verbonden als een UFRII LT-printer die compatibel is met XPS (XML Paper
Specification).
Update firmware
㻟㻢㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Bepaal aan de hand van de omgeving waarin de machine wordt gebruikt hoe u de update van de firmware wilt installeren.
<Via pc>
Selecteer deze optie om de firmware-update op de website van Canon zelf handmatig te installeren. Raadpleeg de handleiding op
de website voor installatie-instructies. Als het apparaat een draadloze LAN gebruikt, werkt u deze bij met <Via internet> onderaan
of gebruikt u een USB-kabel om verbinding te maken.
<Via internet>
Selecteer deze optie om de firmware-update automatisch te installeren zonder een computer te gebruiken. Volg de aanwijzingen
op het scherm om de update uit te voeren. De machine moet verbinding hebben met internet voor deze procedure.
<Versie-informatie>
Selecteer deze optie om gegevens voor de huidige firmware controleren.
Via pc
Via internet
Versie-informatie
Selecteer deze optie om de standaardwaarden van het adresboek te herstellen.
Het adresboek initialiseren
Selecteer deze optie om de standaardwaarden voor systeembeheer te herstellen. U kunt alle systeembeheerinstellingen in één keer
herstellen.
Instellingen voor systeembeheer initialiseren
Netwerkinstellingen
Instellingen Systeembeheerderinformatie
Instellingen Apparaatinformatie
Beveiligingsinstellingen
Instellingen externe UI
Autom. online voor scannen op afstand
Beperk TX-functie
Weergave opdrachtlog
Gebruik als USB-apparaat
Product Extended Survey Program inschak.
Info verbr.art. tonen(ExUI/Toner Status)
PDL-selectie (Plug and Play)
Alles initialiseren
Selecteer deze optie om alle gegevens van de machine te verwijderen en de standaardinstellingen terug te zetten.
Adresboek initialiseren
Systeembeheerinstellingen initialiseren
Initialiseer alle gegevens/instellingen
<Menu> <Initialiseer alle gegevens/instellingen> <Ja> <Ja> start de machine opnieuw op
㻟㻣㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-07E
Menu initialiseren
Selecteer deze optie om voor de onderstaande instellingen de standaardwaarden te herstellen. U kunt
alle instellingen in één keer herstellen of alleen bepaalde instellingen.
Menu initialiseren
Als een scherm voor het invoeren van een pincode wordt weergegeven
Voer de pincode in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. De pincode van de systeembeheerder instellen
Sterretjes ( )
Opties gemarkeerd met een sterretje (*) zijn alleen beschikbaar voor de MF229dw / MF217w.
Voorkeuren
Tijdklokinstellingen
Algemene instellingen
Kopieerinstellingen
Faxinstellingen
Scaninstellingen
Printerinstellingen
Aanpassing/onderhoud
Alles initialiseren
*
*
㻟㻣㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-07F
Problemen oplossen
Als er een probleem optreedt, raadpleegt u dit hoofdstuk om oplossingen te zoeken voordat u contact opneemt met Canon.
Papierstoringen
Als een document of papier vastloopt, raadpleegt u Papierstoringen verhelpen om het vastgelopen papier te verwijderen.
Er wordt een bericht of foutcode weergegeven
Als het scherm een bericht of foutcode (drie cijfers) weergeeft, raadpleegt u de volgende gedeeltes.
Er wordt een foutbericht weergegeven
Er wordt een foutcode weergegeven
Veelvoorkomende problemen
Als u denkt dat het apparaat niet goed werkt, raadpleegt u de volgende gedeeltes voordat u contact opneemt met Canon.
Veelvoorkomende problemen
Problemen met installatie/instellingen
Problemen bij het kopiëren
Problemen bij het afdrukken
Problemen bij het faxen of met de telefoon
Afdrukresultaat is niet goed
Raadpleeg Als u niet goed kunt afdrukken als het afdrukresultaat niet naar wens is.
Wanneer een probleem niet kan worden opgelost
Als een probleem blijft optreden, leest u Wanneer een probleem niet kan worden opgelost voor contactgegevens.
㻟㻣㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-07H
Papierstoringen verhelpen
Als het papier is vastgelopen, wordt <Papier vastgelopen.> weergegeven op het scherm. Druk op <Volgende> om eenvoudige
oplossingen weer te geven. Als u de procedures op het scherm niet goed begrijpt, raadpleegt u de volgende gedeeltes om storingen te
verhelpen.
MF229dw
<Verwijder vastgelopen papier.>
Vastgelopen documenten in de documentinvoer
<Sluit het bovenste deel.>
<Til het bedieningspaneel op.>
Papier loopt vast in het apparaat
MF226dn / MF217w / MF216n
<Verwijder vastgelopen papier.>
Vastgelopen documenten in de documentinvoer
<Sluit het bovenste deel.>
<Til het bedieningspaneel op.>
Papier loopt vast in het apparaat
Als u het vastgelopen papier gaat verwijderen, moet u het apparaat niet uitschakelen
Als u dat doet, gaan de afdrukgegevens namelijk verloren. Wees extra voorzichtig wanneer u faxdocumenten ontvangt.
Als het papier scheurt
Zorg dat u alle papierresten verwijdert om te voorkomen dat het apparaat opnieuw vastloopt.
Als zich herhaaldelijk papierstoringen voordoen
Controleer of het papier en verpakkingsmateriaal volledig zijn verwijderd.
Waaier de papierstapel uit en tik de uiteinden op een vlak oppervlak om het papier uit te lijnen voordat u het in het apparaat
plaatst.
Controleer of het papier wel geschikt is voor het apparaat.
Papier
Controleer of er geen papierresten zijn achtergebleven in het apparaat.
Trek het vastgelopen document of papier niet hardhandig uit het apparaat
Hierdoor kunnen inwendige onderdelen beschadigd raken. Als u het papier niet kunt verwijderen, neemt u contact op met uw
Canon-dealer of met de Canon-helpdesk.
Wanneer een probleem niet kan worden opgelost
㻟㻣㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Als er documenten in de documentinvoer zijn geplaatst, verwijdert u deze eerst. Volg daarna de onderstaande procedure.
Verwijder het vastgelopen document uit de klep van de documentinvoer.
1
Open de klep van de documentinvoer.
2
Zet de hendel in de ontgrendelstand.
3
Trek het document voorzichtig uit de invoer.
Verwijder het vastgelopen document uit de binnenste klep van de invoer.
1
Houd de groene knop vast en open de binnenste klep.
2
Trek het document voorzichtig uit de invoer.
3
Sluit de binnenste klep.
Vastgelopen documenten in de documentinvoer (MF229dw)
1
2
㻟㻣㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Duw de hendel in de vergrendelstand en sluit de klep van de documentinvoer.
Als er documenten in de documentinvoer zijn geplaatst, verwijdert u deze eerst. Volg daarna de onderstaande procedure.
Open de klep van de documentinvoer.
Trek het document voorzichtig uit de invoer.
Sluit de klep van de documentinvoer.
Verwijder de tonercartridge.
1
Zet het bedieningspaneel omhoog.
Het bedieningspaneel kan alleen worden geopend als de documentinvoer volledig gesloten is. Als u het bedieningspaneel
Vastgelopen documenten in de documentinvoer (MF226dn / MF217w / MF216n)
Papier loopt vast in het apparaat
3
1
2
3
1
㻟㻣㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
forceert, kan het beschadigd raken.
2
Open de tonerklep met de handgreep aan de rechtervoorzijde van de klep.
3
Verwijder de tonercartridge.
Trek het document voorzichtig uit de invoer.
Controleer of er papier in de documentuitvoerklep vastzit.
1
Trek naar u toe terwijl u de knop ( ) ingedrukt houdt om de uitvoerklep te openen.
2
Trek het document voorzichtig uit de invoer.
3
Sluit de uitvoerklep.
Controleer of er papier in het apparaat vastzit.
1
Als er papier tussen de fixeereenheid ( ) en de rol ( ) zit, trekt u dit voorzichtig naar u toe tot u de rand van
2
3
4
㻟㻣㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
het papier ziet.
2
Zodra de rand van het papier zichtbaar is, trekt u het langzaam uit het apparaat.
Controleer of er papier vastzit in de sleuf voor handmatige invoer of de papierlade.
1
Trek vastgelopen papier uit de sleuf voor handmatige invoer.
2
Open de papierklep en verwijder eventueel papier.
3
Trek het document voorzichtig uit de invoer.
4
Plaats papier en sluit de papierklep.
Ga voor MF217w / MF216n verder met stap 7.
Controleer of er papier in de achterklep vastzit.
1
Open de achterklep.
5
6
㻟㻣㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
2
Trek het document voorzichtig uit de invoer.
3
Sluit de achterklep.
Installeer de tonercartridge.
Plaats de nokken aan de rechter- en linkerkant ( ) in de geulen voor de tonercartridge, en duw de cartridge volledig in het
apparaat.
Sluit de tonerklep en laat het bedieningspaneel zakken.
Als u de tonerklep niet kunt sluiten
Controleer of de tonercartridge goed is ingebracht. Als u de klep forceert, kan deze beschadigd raken.
7
8
㻟㻣㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-07J
Er wordt een foutbericht weergegeven
Als u geen fax kunt verzenden, het geheugen vol is of als er bedieningsproblemen zijn, verschijnt er een bericht op het scherm. In de
volgende lijst worden deze foutberichten toegelicht.
Authenticatie met gedeelde sleutel mislukt. Controleer de WEP-instellingen.
De netwerksleutel (de WEP-sleutel) van een draadloze router waarmee verbinding moet worden gemaakt, is
niet goed ingesteld op de machine.
Controleer de netwerksleutel (de WEP-sleutel) van de draadloze router en stel de sleutel opnieuw in op de machine.
De SSID en de netwerksleutel controleren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
Maak opnieuw verbinding door een draadloze router te selecteren of door de WEP-verificatiemethode handmatig te
wijzigen in <Open systeem>.
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
De verificatiemethode van de machine is ingesteld op <Gedeelde sleutel>, maar die van de draadloze router op
"Open systeem".
Wijzig de WEP-verificatiemethode in "Gedeelde sleutel" op de draadloze router en maak opnieuw verbinding. Raadpleeg
voor meer informatie de handleidingen van uw netwerkapparatuur of neem contact op met de fabrikant.
Bereid een cartridge voor.
De tonercartridge moet binnenkort worden vervangen.
Schud de tonercartridge om de toner in de cartridge gelijkmatig te verdelen. U kunt het beste de tonercartridge
vervangen als u grote hoeveelheden documenten afdrukt.
Voordat u de tonercartridge vervangt
Tonercartridges vervangen
De hoeveelheid inkt in de cartridge is zeer laag.
De tonercartridge is volledig op.
Schud de tonercartridge om de toner in de cartridge gelijkmatig te verdelen. Als dit bericht niet verdwijnt, vervangt u
de tonercartridge.
Voordat u de tonercartridge vervangt
Tonercartridges vervangen
U kunt blijven afdrukken als dit bericht wordt weergegeven, maar de afdrukkwaliteit neemt dan waarschijnlijk
wel af.
Als het apparaat een fax ontvangt of als automatische rapportuitvoer is ingesteld, worden ontvangen faxen en
rapporten op het apparaat opgeslagen zodat deze niet vervaagd lijken nadat ze zijn afgedrukt. Als u verder wilt
gaan met afdrukken wanneer de toner bijna op is, stelt u <Doorgaan m. afdr. als cartr. bijna op is> in op
<Aan>.
RX afdrukinstellingen
㻟㻣㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
De verbinding met de pc is verbroken. Controleer de verbinding.
De verbinding met de computer is verbroken tijdens het scannen.
Controleer de verbinding tussen de machine en de computer.
Het gebruik van het apparaat als een scanner voorbereiden
De WEP-sleutel is niet correct ingesteld. Controleer de WEP-instellingen.
De netwerksleutel (de WEP-sleutel) van een draadloze router waarmee verbinding moet worden gemaakt, is
niet goed ingesteld op de machine.
Controleer de netwerksleutel (de WEP-sleutel) van de draadloze router en stel de sleutel opnieuw in op de machine.
De SSID en de netwerksleutel controleren
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
De verificatiemethode van de machine is ingesteld op <Gedeelde sleutel>, maar die van de draadloze router op
"Open systeem".
Maak opnieuw verbinding door een draadloze router te selecteren of door de WEP-verificatiemethode handmatig te
wijzigen in <Open systeem>.
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
Wijzig de WEP-verificatiemethode in "Gedeelde sleutel" op de draadloze router en maak opnieuw verbinding. Raadpleeg
voor meer informatie de handleidingen van uw netwerkapparatuur of neem contact op met de fabrikant.
Frm past niet bij inst
Het papierformaat dat op het bedieningspaneel is geselecteerd, komt niet overeen met het geladen
papierformaat.
Zorg ervoor dat het formaat papier dat is opgegeven bij <Papierinstellingen> overeenkomt met het formaat van het
geladen papier.
Het geladen papier gebruiken
Zorg ervoor dat <Papierinstellingen> overeenkomt met het formaat van het geladen papier.
Het type en formaat papier opgeven
Als u afdrukt vanaf een computer, controleer dan of het papierformaat dat is opgegeven in het printerstuurprogramma
overeenkomt met het geladen papierformaat.
Papier laden zonder de instellingen te wijzigen
Laad het papier met het formaat dat is opgegeven bij <Papierinstellingen>.
Papier plaatsen
Geen papier: XXXX*
* <Lade 1> of <Papierlade> wordt weergegeven voor XXXX.
Er is geen papier geplaatst in de papierlade of in de sleuf voor handmatige invoer.
Hier plaatst u het papier.
Papier plaatsen
Er is geen papier geladen waarop rapporten of lijsten kunnen worden afgedrukt.
Rapporten of lijsten kunnen worden afgedrukt op papier van het formaat A4 of Letter. Laad papier van het formaat A4
of Letter en stel dit formaat in.
Papier plaatsen
㻟㻤㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Het type en formaat papier opgeven
Er is geen papier geladen waarop ontvangen documenten kunnen worden afgedrukt.
Ontvangen documenten kunnen worden afgedrukt op papier van het formaat A4 of Letter. Laad papier van het formaat
A4 of Letter en stel dit formaat in. Stel het type papier in op <Normaal>, <Normaal L>, <Gerecycled> of <Kleur>,
afhankelijk van het papier dat is geladen.
Papier plaatsen
Het type en formaat papier opgeven
Als u ontvangen documenten afdrukt op ander papier dan het formaat A4 of LTR, kunnen sommige delen van de
afbeelding mogelijk ontbreken of wordt de afbeelding opgesplitst en op verschillende vellen afgedrukt.
Geen respons van de host.
De machine is niet op de juiste manier verbonden met een netwerk.
Controleer de instellingen van de machine en het netwerk, en maak opnieuw verbinding.
Verbinding maken met een netwerk
Geheugen is vol.
Het verzenden of ontvangen van een fax is mislukt, of een document kan niet worden gescand vanwege
onvoldoende geheugen.
Als er een verzend- of afdruktaak in de wachtrij staat, wacht u tot de taak is voltooid.
Als een ontvangen document in het geheugen is opgeslagen, moet u het document afdrukken of verwijderen.
Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in geheugen)
Als u een document met veel pagina's wilt verzenden, verstuur het document dan in kleinere delen.
Als u een fax wilt verzenden, verlaag dan de resolutie voor het scannen van het document.
Resolutie aanpassen
Als u wilt scannen, wijzig dan de bestandsindeling om de bestandsgrootte te beperken.
Opslaginstellingen configureren
Geheugen is vol. Scannen wordt geannul. Wilt u afdrukken?
Het scannen van een document is mislukt vanwege onvoldoende geheugenruimte.
Geef aan of u wilt afdrukken tot de gescande pagina's of annuleer het scannen. In het laatste geval deelt u het
document op in kleinere delen die u vervolgens scant. U kunt ook de scaninstellingen wijzigen.
Het aantal ingevoerde tekens is onjuist of ongeldige tekens zijn gebruikt.
De netwerksleutel (de WPA-, WPA2-PSK- of WEP-sleutel) van een draadloze router is niet goed ingevoerd.
Controleer de netwerksleutel (de WPA-, WPA2-PSK- of WEP-sleutel) van de draadloze router en stel de sleutel opnieuw
in op de machine. Raadpleeg voor meer informatie de handleidingen van uw netwerkapparatuur of neem contact op
met de fabrikant.
De SSID en de netwerksleutel controleren
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
㻟㻤㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Het opgeven en registreren van nieuwe bestemmingen is beperkt.
Alleen bestemmingen die zijn opgeslagen in het adresboek kunnen worden geselecteerd voor het versturen van
een fax of een e-mail.
Als u een nieuwe bestemming wilt invoeren met het bedieningspaneel, of wilt toevoegen of bewerken in het adresboek,
moet u <Beperk nieuwe bestemmingen> instellen op <Uit>. Neem voor meer informatie contact op met uw beheerder.
Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen
Kan de fax niet ontvangen. Zorg dat de fax correct is verzonden door de afz.
Het apparaat van de ontvanger heeft niet binnen 35 seconden gereageerd.
Vraag de afzender om de fax opnieuw te verzenden. Als u een pieptoon hoort, tikt u op <Start ontvangst> om de fax
te ontvangen.
Faxen ontvangen
Kan geen groep opgeven.
Er is een groep opgegeven als bestemming na het indrukken van <Haak>.
Als u op <Haak> hebt getikt, kunt u geen groepsbestemming meer opgeven. Tik op <Einde> op het scherm <Geef
bestemming op.> en geef bestemmingen op om faxdocumenten te verzenden zonder op <Haak> te tikken.
Kan geen RX-gegevens afdrukken.
Een ontvangen document kan vanwege de volgende oorzaken niet worden afgedrukt:
Er moet een tonercartridge worden vervangen.
Er is een klep geopend.
Er is een tonercartridge verwijderd.
Er is geen papier geladen.
Er is een document of papier vastgelopen.
Er is een onbekend probleem.
Controleer of de bovenstaande problemen optreden. Als er berichten inclusief oorzaken en oplossingen op het scherm
verschijnen, controleert u de inhoud.
Kan geen verbinding maken. Controleer de PSK-instellingen.
De netwerksleutel (PSK) van een draadloze router waarmee verbinding moet worden gemaakt, is niet goed
ingesteld op de machine.
Controleer de netwerksleutel (PSK) van de draadloze router en stel de sleutel opnieuw in op de machine.
De SSID en de netwerksleutel controleren
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
Als het probleem ook blijft optreden nadat u de netwerksleutel hebt gecontroleerd, controleert u of het apparaat goed
㻟㻤㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk.
Problemen met installatie/instellingen
Kan geen verbinding maken via draadloos LAN. Zet de hoofdschakelaar UIT en AAN en configureer de
instellingen opnieuw.
De verbinding is mislukt vanwege een fout tijdens het instellen van de draadloze LAN-verbinding.
Start de machine opnieuw op en geef de instellingen nogmaals op.
Als het probleem ook blijft optreden nadat u het apparaat opnieuw hebt opgestart, controleert u of het apparaat goed
is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk.
Problemen met installatie/instellingen
Als het probleem zich blijft voordoen zelfs nadat u de draadloze LAN-verbinding hebt gecontroleerd, controleert u de
beveiligingsinstellingen van de draadloze router.
Kan geen verbinding maken via WPS. Wacht even en configureer de instellingen opnieuw.
Tijdens het automatisch instellen met WPS, is de verbinding door een fout mislukt.
Wacht even en probeer het daarna opnieuw. Als het probleem blijft optreden, controleert u of de draadloze router wel
ondersteuning biedt voor WPS.
Als WPS wordt ondersteund:
Controleer of het apparaat goed is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk.
Problemen met installatie/instellingen
Als WPS niet wordt ondersteund:
Stel het apparaat in met behulp van een andere verbindingsmethode.
Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w)
Kan niet exporteren. Fout tijdens het maken van het bestand.
Het exporteren van het adresboek is mislukt.
Controleer de USB-kabel tussen het apparaat en de computer.
Controleer of u toegangsrechten hebt voor de map waarin het adresboek op de computer is opgeslagen.
Adresboekgegevens importeren en exporteren met de bijgeleverde software
U kunt het adresboek niet openen of bewerken als u geen toegang hebt tot de map waarin het adresboek is
opgeslagen. U hebt geen toegangspermissie. Meld u aan als gebruiker met toegangsrechten of wijzig de doelmap voor
het opslaan van het adresboek.
Kan niet importeren. Er is een bestandsfout opgetreden.
Het importeren van het adresboek is mislukt.
Controleer de USB-kabel tussen het apparaat en de computer.
Controleer of de inhoud van het adresboek dat u wilt importeren juist is.
Adresboekgegevens importeren en exporteren met de bijgeleverde software
㻟㻤㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Kan niet verzenden omdat meer dan één bestemming is opgegeven.
Er zijn beperkingen ingesteld voor het verzenden van faxen naar meerdere bestemmingen.
Als u meerdere bestemmingen wilt opgeven, moet u <Beperk groepsverzending> instellen op <Uit> of <Bevestig
groepsverzending>. Neem voor meer informatie contact op met uw beheerder.
Groepsverzending blokkeren
Kan toegangspunt niet vinden.
Tijdens het automatisch instellen met WPS, is binnen de ingestelde periode geen draadloze router gevonden.
Maak opnieuw verbinding en houd hierbij rekening met de tijdslimiet.
De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus
De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus
Er is handmatig een SSID of netwerksleutel van een draadloze router ingevoerd, maar de invoer is onjuist.
Controleer de SSID en de netwerksleutel en voer de juiste waarden nogmaals in.
De SSID en de netwerksleutel controleren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
De draadloze router is niet gevonden als gevolg van onjuiste instellingen van het netwerk.
Controleer of het apparaat goed is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk.
Problemen met installatie/instellingen
Als het probleem blijft optreden, controleert u de beveiligingsinstellingen van de draadloze router.
Papier vastgelopen.
Er is papier vastgelopen.
Verwijder het vastgelopen papier of document, en druk opnieuw af (mogelijk wordt het afdrukken automatisch verder
uitgevoerd).
Papierstoringen verhelpen
Reinigen mislukt.
Er is papier vastgelopen tijdens het reinigen.
Verwijder het vastgelopen papier, plaats het papier op de juiste manier en voer de reinigingsprocedure nogmaals uit.
Papier loopt vast in het apparaat
Fixeereenheid
Er is onvoldoende toner beschikbaar voor het reinigen van de fixeereenheid.
Er wordt namelijk toner verbruikt tijdens het reinigen. Vervang de tonercartridge en voer de reinigingsprocedure
nogmaals uit.
Tonercartridges vervangen
Resterende inkt in cartridge kan niet correct worden weergegeven.
㻟㻤㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
De tonercartridge is niet goed geïnstalleerd of er is een probleem met de tonercartridge.
Verwijder de tonercartridge en plaats deze opnieuw. Als het bericht aanhoudt nadat u dit een paar keer hebt gedaan, is
de tonercartridge mogelijk defect. Neem contact op met de winkel waar u de machine hebt gekocht, of met de
klantenservice van Canon.
Tonercartridges vervangen
De gebruikte cartridge is misschien geen originele Canon-tonercartridge.
Gebruik bij vervanging van tonercartridges bij voorkeur originele Canon-tonercartridges.
Verbruiksartikelen
㻟㻤㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-07K
Er wordt een foutcode weergegeven
Als het afdrukken mislukt, u een fax of gescand document niet kunt verzenden of ontvangen of als er een andere fout optreedt, wordt
die fout als een foutcode van drie cijfers weergegeven in een rapport of een bericht op het scherm <Statusmonitor>. Raadpleeg de
volgende informatie om voor een foutcode mogelijke oorzaken en oplossingen weer te geven. Als u een foutrapport wilt afdrukken, leest
u
Rapporten en lijsten afdrukken.
001
Er is een document vastgelopen in de documentinvoer.
Verwijder het vastgelopen document.
Papierstoringen verhelpen
003
Een fax kan niet worden verzonden of ontvangen omdat deze te groot is.
Als u een fax verstuurt: verlaag de resolutie en scan het document opnieuw.
Resolutie aanpassen
Als u een fax ontvangt: vraag de afzender het document op te delen of een lagere resolutie te gebruiken.
005
Het verzenden van een fax is mislukt omdat de machine van de ontvanger niet binnen 35 seconden heeft
gereageerd.
Als het apparaat van de ontvanger is uitgeschakeld of als de lijn bezet is, kan een fax mogelijk niet worden verzonden.
Vraag de ontvanger de status van het apparaat te controleren. Als u een fax naar het buitenland stuurt, voeg dan
pauzes toe aan het faxnummer.
Faxen verzenden
012
Het verzenden van een fax is mislukt omdat het papier op is in de machine van de ontvanger.
Vraag de ontvanger het papier bij te vullen.
㻟㻤㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
018
Het verzenden van een fax is mislukt omdat de machine van de ontvanger niet heeft gereageerd vanwege een
bezette lijn of andere oorzaken.
Als het apparaat van de ontvanger is uitgeschakeld of als de lijn bezet is, kan een fax mogelijk niet worden verzonden.
Vraag de ontvanger de status van het apparaat te controleren. Als u een fax naar het buitenland stuurt, voeg dan
pauzes toe aan het faxnummer.
Faxen verzenden
022
Het versturen van een fax vanaf een computer is niet toegestaan.
Als u wilt faxen vanaf een computer, moet u <Toest. faxstuurpr. TX> instellen op <Aan>. Neem voor meer informatie
contact op met uw beheerder.
Faxen via de pc uitschakelen
Het doorsturen van een fax is mislukt omdat de opgegeven bestemming is verwijderd uit het adresboek.
Sla de doorstuurbestemming opnieuw op. Als de documenten waarvan het doorsturen is mislukt, in het geheugen
blijven, kunt u deze opnieuw doorsturen.
Opslaan in het adresboek
037
Het geheugen is vol.
Als er een verzend- of afdruktaak in de wachtrij staat, wacht u tot de taak is voltooid.
Als een ontvangen document in het geheugen is opgeslagen, moet u het document afdrukken of verwijderen.
Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in geheugen)
Als u een document met veel pagina's wilt verzenden, verstuur het document dan in kleinere delen.
Als u een fax wilt verzenden, verlaag dan de resolutie voor het scannen van het document.
Resolutie aanpassen
099
Het afdrukken, verzenden of ontvangen is geannuleerd.
Wanneer u een bewerking annuleert, wordt deze foutcode weergegeven. Er is echter geen sprake van een foutsituatie.
Voer de bewerking desgewenst opnieuw uit.
995
Een document dat wacht op verzending is geannuleerd.
Verzend het document eventueel opnieuw.
㻟㻤㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-07L
Veelvoorkomende problemen
Als er problemen ontstaan tijdens het gebruiken van de machine, controleer dan de tips in dit gedeelte voordat u contact met ons
opneemt. Als u een probleem niet zelf kunt oplossen, neem dan contact op met uw Canon-dealer of met de Canon-helpdesk.
Is de machine ingeschakeld? Is het netsnoer aangesloten?
Als het apparaat is ingeschakeld maar niet reageert, zet u het apparaat uit, controleert u of het netsnoer goed is aangesloten en
zet u het apparaat weer aan. Raadpleeg "Aan de slag" voor instructies.
Meegeleverde documentatie
Zijn het telefoonsnoer, de LAN-kabel en de USB-kabel goed aangesloten?
Controleer of deze kabels goed zijn aangesloten. Controleer of u de aansluiting voor het telefoonsnoer niet per ongeluk voor een
andere kabel hebt gebruikt en omgekeerd.
De telefoonlijn aansluiten
Onderdelen en de bijbehorende functies
Is de slaapstand geactiveerd?
Als u het apparaat gedurende bepaalde tijd niet gebruikt, wordt de slaapstand geactiveerd om stroom te besparen. U kunt dan
geen bewerkingen uitvoeren.
Als u de slaapstand wilt uitschakelen, drukt u op
.
Wordt er een bericht weergegeven op het scherm?
Als er sprake is van een probleem, wordt er een bericht weergegeven.
Er wordt een foutbericht weergegeven
Als het probleem blijft optreden
Klik op de koppeling die overeenkomt met het probleem.
Problemen met installatie/instellingen
Problemen bij het kopiëren
Problemen bij het afdrukken
Problemen bij het faxen of met de telefoon
Controleer de volgende punten
㻟㻤㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-07R
Problemen met installatie/instellingen
Zie ook Veelvoorkomende problemen.
Pictogrammen in de beschrijving
Probleem met de draadloze LAN-verbinding
Probleem met de bekabelde LAN-verbinding
Probleem met de USB-verbinding
De machine kan niet tegelijkertijd via een draadloos LAN, een bekabeld LAN en een USB-kabel met een computer
worden verbonden.
Het is niet mogelijk om de drie verschillende verbindingstypen tegelijkertijd te gebruiken. De volgende combinaties zijn wel
mogelijk: USB-kabel en een bekabeld LAN of een USB-kabel en een draadloos LAN.
De UI op afstand wordt niet weergegeven.
Zijn <Gebruik HTTP> en <Externe UI gebruiken> ingesteld op <Aan>?
HTTP-communicatie uitschakelen
De UI op afstand uitschakelen
Als het apparaat is verbonden met een bekabeld LAN, controleert u of de kabel goed is aangesloten en of het IP-adres juist is
ingesteld. Start de UI op afstand vervolgens opnieuw.
Raadpleeg "Aan de slag"
Meegeleverde documentatie of Netwerkinstellingen weergeven voor instructies.
Als het apparaat is verbonden met een draadloos LAN, controleert u of de instellingen goed zijn opgegeven en start u de UI op
afstand opnieuw.
Raadpleeg "Aan de slag"
Meegeleverde documentatie of Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw /
MF217w) voor instructies.
Er kan geen verbinding met het netwerk worden gemaakt.
Het IP-adres is mogelijk niet goed ingesteld. Stel het IP-adres nogmaals in.
IP-adressen instellen
Als u het apparaat op een computer aansluit via een draadloze LAN, controleert u of het apparaat correct is geïnstalleerd en
klaar is voor verbinding met het netwerk.
Als het apparaat geen verbinding kan maken met het draadloos LAN (MF229dw / MF217w)
U weet niet zeker welk IP-adres is ingesteld.
Netwerkinstellingen weergeven
U kunt niet afwisselend de verbindingsmethode bekabeld LAN en draadloos LAN gebruiken.
Hebt u op het bedieningspaneel van het apparaat ook gekozen voor Bekabeld LAN of Draadloos LAN? Dat is noodzakelijk om het
apparaat te laten overschakelen naar uw selectie.
Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren (MF229dw / MF217w)
U kunt een fax niet verzenden of ontvangen via een glasvezelverbinding.
Het apparaat is bedoeld voor gebruik met analoge lijnen. Als u een glasvezelverbinding of IP-telefoonlijn gebruikt, werkt het
apparaat mogelijk niet juist, afhankelijk van de omgeving of aangesloten apparaten. Neem in dat geval contact op met de
provider van de glasvezelverbinding of IP-telefoon.
U weet niet wat de SSID of netwerksleutel is van de draadloze router waarmee u verbinding wilt maken. De SSID wordt
niet op het scherm weergegeven.
Kijk of de SSID wordt vermeld op de draadloze router zelf of op de verpakking.
Controleer de SSID of de netwerksleutel van de draadloze LAN-router met behulp van "Canon MF/LBP Wireless Setup Assistant"
(Canon MF/LBP-assistent draadloze verbinding instellen).
De SSID en de netwerksleutel controleren
De SSID van de draadloze router die moet worden aangesloten, wordt niet weergegeven in de lijst met
toegangspunten.
Controleer of de SSID juist is.
De SSID en de netwerksleutel controleren
Als de SSID van de draadloze router verborgen is (met behulp van een stealth-modus ), stelt u de SSID zo in dat deze zichtbaar
is op de draadloze router.
Een modus die de automatische SSID-detectie van andere apparaten uitschakelt.
*
*
㻟㻤㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Controleer of het apparaat goed is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk.
Als het apparaat geen verbinding kan maken met het draadloos LAN (MF229dw / MF217w)
De machine belt in naar een onbedoelde bestemming (als er een inbelrouter is aangesloten op het netwerk).
Als een inbelrouter geen broadcast-pakketten hoeft door te geven, stelt u de router zo in dat deze pakketten niet worden
doorgegeven. Als de inbelrouter broadcast-pakketten moet doorgeven, controleert u of de instellingen juist zijn.
Als er een DNS-server is opgesteld in een extern netwerk, stelt u het IP-adres in voor de verbinding en niet de hostnaam, zelfs
niet als er verbinding wordt gemaakt met de apparaten die deel uitmaken van het netwerk waarop het apparaat is aangesloten.
Als er een DNS-server is opgesteld in een netwerk waarvan het apparaat deel uitmaakt en de gegevens van de apparaten die
zijn verbonden met een extern netwerk zijn geregistreerd op de DNS-server, controleert u of de instellingen juist zijn.
Als het apparaat geen verbinding kan maken met het draadloos LAN
Controleer de status van uw computer.
Zijn de instellingen van de computer en de draadloze router voltooid?
Zijn de kabels van de draadloze router (inclusief het netsnoer en de LAN-kabel) goed aangesloten?
Is de draadloze router ingeschakeld?
Als het probleem zich blijft voordoen zelfs nadat u de bovenstaande items hebt gecontroleerd:
Schakel de apparaten uit en schakel ze vervolgens opnieuw in.
Wacht enkele ogenblikken en probeer opnieuw verbinding te maken met het netwerk.
Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
Als het apparaat is ingeschakeld, schakelt u het uit en vervolgens weer in.
Controleer de plek van de installatie van het apparaat en de draadloze router.
Bevindt het apparaat zich te ver van de draadloze router?
Zijn er obstakels zoals muren tussen het apparaat en de draadloze router?
Zijn er toestellen zoals magnetrons of digitale draadloze telefoons die radiogolven uitzenden in de buurt van
het apparaat?
Voer een van de volgende instellingen opnieuw uit.
De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus
De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus
De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven
Als u de verbinding handmatig moet instellen
Als de draadloze router is ingesteld zoals hieronder beschreven, voert u de vereiste informatie voor de verbinding van de
draadloze LAN handmatig in (
De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven).
ELKE verbindingsweigering wordt geactiveerd.
De WEP-sleutel die automatisch is gegenereerd (hexadecimaal) wordt geselecteerd.
De stealth-modus wordt geactiveerd.
Een functie waarbij de draadloze router de verbinding weigert als de SSID op het apparaat dat moet worden aangesloten, is ingesteld op "ELKE"
of leeg is.
*
*
㻟㻥㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Als u de instellingen van de draadloze router moet wijzigen
Als de draadloze router is ingesteld zoals hieronder beschreven, wijzigt u de instellingen van de router.
Het filteren van gegevenspakketten op MAC-adres is ingesteld.
Als alleen IEEE 802.11n wordt gebruikt voor de draadloze communicatie, wordt WEP geselecteerd of de WPA/WPA2-
encryptiemethode wordt ingesteld op TKIP.
㻟㻥㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-07S
Problemen bij het kopiëren
Zie ook Veelvoorkomende problemen.
Het afdrukresultaat is niet goed. Het papier is gekreukeld of krult om.
Als u niet goed kunt afdrukken
㻟㻥㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-07U
Problemen bij het afdrukken
Zie ook Veelvoorkomende problemen.
Het afdrukresultaat is niet goed. Het papier is gekreukeld of krult om.
Als u niet goed kunt afdrukken
U kunt niet afdrukken.
Is er een printerstuurprogramma op uw computer geïnstalleerd en werkt dit programma goed?
MF Driver Installation Guide
Het afdrukken gaat langzaam.
Maak ruimte vrij door gegevens in het geheugen af te drukken of te verwijderen.
Documenten afdrukken die in het geheugen zijn opgeslagen
Documenten in het geheugen controleren/verwijderen
Als het geheugen bijna vol is, wordt het apparaat trager, net zoals bij een computer. Er is dus geen sprake van een foutsituatie.
*
*
㻟㻥㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-07W
Problemen bij het faxen of met de telefoon
Zie ook Veelvoorkomende problemen.
Een fax wordt niet verzonden.
Is de externe telefoonlijn bezet? Wacht tot de lijn vrij is.
Is er een fout opgetreden? Druk het communicatiebeheerrapport af en bekijk de inhoud.
Communicatiebeheerrapport
Is de telefoonlijn goed ingesteld?
De telefoonlijn aansluiten
Als u een fax naar het buitenland stuurt, voeg dan pauzes toe aan het faxnummer.
Faxen verzenden
Een fax kan niet worden verzonden naar een eerder gekozen bestemming.
Hebt u het apparaat uitgeschakeld? In dat geval worden eerdere bestemmingen namelijk gewist.
Hebt u <Beperk nieuwe bestemmingen> ingesteld op <Aan>? In dat geval zijn de eerder gekozen bestemmingen nu niet meer
beschikbaar.
Hebt u <Beperk opnieuw verzenden vanuit log> ingesteld op <Aan>? Als dat zo is, kunt u geen eerder gekozen bestemmingen
opgeven.
U kunt een fax niet verzenden via een glasvezelverbinding.
Het apparaat is bedoeld voor gebruik met analoge lijnen. Als u een glasvezelverbinding of IP-telefoonlijn gebruikt, werkt het
apparaat mogelijk niet juist, afhankelijk van de omgeving of aangesloten apparaten. Neem in dat geval contact op met de
provider van de glasvezelverbinding of IP-telefoon.
De uitvoer van een verzonden fax is niet goed.
Reinig de glasplaat of de documentinvoer. Als dit niet helpt, ligt het probleem mogelijk bij het faxapparaat van de ontvanger.
Glasplaat
Documentinvoer
De uitvoer van een ontvangen fax is niet goed. Het papier is gekreukeld of krult om.
Als u niet goed kunt afdrukken
Er kan niet automatisch worden geschakeld tussen de telefoon en de fax.
Controleer of de ontvangstmodus is ingesteld op <Fax/tel (auto schakelen)>, <Antwoordapparaat> of <Netwerkomschakelaar>.
De ontvangstmodus selecteren
Misschien is er nog weinig ruimte in het geheugen beschikbaar. Maak ruimte vrij door gegevens in het geheugen af te drukken of
te verwijderen.
Documenten in het geheugen controleren/verwijderen
Documenten afdrukken die in het geheugen zijn opgeslagen
Een fax kan niet automatisch worden ontvangen.
Controleer of de ontvangstmodus is ingesteld op <Fax/tel (auto schakelen)>, <Automatisch>, <Antwoordapparaat> of
<Netwerkomschakelaar>.
De ontvangstmodus selecteren
Misschien is er nog weinig ruimte in het geheugen beschikbaar. Maak ruimte vrij door gegevens in het geheugen af te drukken of
te verwijderen.
Documenten in het geheugen controleren/verwijderen
Documenten afdrukken die in het geheugen zijn opgeslagen
U kunt een fax niet ontvangen via een glasvezelverbinding.
Het apparaat is bedoeld voor gebruik met analoge lijnen. Als u een glasvezelverbinding of IP-telefoonlijn gebruikt, werkt het
apparaat mogelijk niet juist, afhankelijk van de omgeving of aangesloten apparaten. Neem in dat geval contact op met de
provider van de glasvezelverbinding of IP-telefoon.
Problemen bij het verzenden
Problemen bij het ontvangen
㻟㻥㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-07X
Als u niet goed kunt afdrukken
Probeer de volgende oplossingen als het afdrukresultaat te wensen overlaat, of als het papier gekreukeld is of omkrult. Als u een
probleem niet zelf kunt oplossen, neem dan contact op met uw Canon-dealer of met de Canon-helpdesk.
Vlekken aan de rand van
afdrukken
Strepen op afdrukken Witte strepen
Vlekken en spetters Afdrukken zijn vaag Afdrukken vertonen witte stippen
Een gedeelte van de pagina is
niet afgedrukt
De printdichtheid is onregelmatig De afdrukken zijn grijsachtig
Kan een afgedrukte
streepjescode niet scannen
Gekreukeld papier Gekruld papier
Afdrukken zijn
scheef
Afdrukken zijn scheef Papier wordt niet ingevoerd of
twee of meer vellen tegelijk
Papier loopt vaak vast tijdens
dubbelzijdig afdrukken
㻟㻥㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-07Y
Het afdrukresultaat is niet goed
Als het apparaat van binnen vies is, kan dit gevolgen hebben voor het afdrukresultaat. Reinig het apparaat zorgvuldig.
Het apparaat reinigen
Vlekken aan de rand van afdrukken
Drukt u gegevens af zonder marges?
Dit symptoom doet zich voor als een marge is ingesteld op Geen in het printerstuurprogramma. Marges van 5 mm of
minder rond de rand van het papier of 10 mm of minder rond de rand van enveloppen vallen buiten het bedrukbare
gebied van het apparaat. Zorg ervoor dat de marges rond het document groot genoeg zijn.
Tabblad [Afwerking]
[Geavanceerde instellingen] [Afdrukgebied uitbreiden en afdrukken] [Uit]
Strepen op afdrukken
Gebruikt u geschikt papier?
Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier.
Papier
Papier plaatsen
Als het probleem blijft optreden zelfs wanneer u geschikt papier gebruikt, wijzigt u de instelling van <Speciale modus
Z>, <Speciale modus C> of <Speciale modus D>.
Speciale verwerking
Wijzig de instelling voor [Speciale afdrukaanpassing] in het printerstuurprogramma als u vanaf een computer wilt
afdrukken.
[Modus 1] heeft het minste effect en [Modus 4] het meeste. Probeer de instellingen een voor een uit, beginnend bij
[Modus 1]. Hoe groter het effect, des te lichter de afdrukdichtheid is. Bovendien kunnen de hogere modi resulteren in
vage contouren, of afbeeldingen die er wat korrelig uitzien.
Hebt u de tonercartridge pas vervangen? Hebt u de printer lange tijd niet gebruikt?
Controleer de instelling voor <Speciale modus B>.
Speciale verwerking
Witte strepen
㻟㻥㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Is de toner bijna op?
Controleer hoeveel toner er nog is en vervang zo nodig een of meer van de tonercartridges.
Tonercartridges vervangen
Vlekken en spetters
Gebruikt u geschikt papier?
Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier.
Papier
Papier plaatsen
Controleer de instelling voor <Speciale modus U>.
Speciale verwerking
Is de toner bijna op?
Controleer hoeveel toner er nog is en vervang zo nodig een of meer van de tonercartridges.
Tonercartridges vervangen
Afdrukken zijn vaag
Is de toner bijna op?
Controleer hoeveel toner er nog is en vervang zo nodig een of meer van de tonercartridges.
Tonercartridges vervangen
Gebruikt u geschikt papier?
Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier. Geef ook de instellingen voor het formaat
en type papier goed op.
Papier
Papier plaatsen
Het type en formaat papier opgeven
Gebruikt u het apparaat in een speciale omgeving (met name een omgeving met lage
temperatuursomstandigheden)?
Het kan gebeuren dat toner niet goed hecht, waardoor afdrukken er flets uitzien. Controleer de instelling voor
<Speciale modus K>.
Speciale verwerking
㻟㻥㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Afdrukken vertonen witte stippen
Gebruikt u geschikt papier?
Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier.
Papier
Papier plaatsen
Is de drum in de tonercartridge niet meer goed?
Vervang de tonercartridge door een nieuwe.
Tonercartridges vervangen
Drukt u een document hoog contrast af?
Wijzig de instelling voor [Modus Speciaal afdrukken] in het printerstuurprogramma.
[Speciale instellingen 2] geeft een lichtere afdrukdichtheid dan [Uit] of [Speciale instellingen 1]. Ook kunnen tekst en
lijnen er vaag uitzien.
Een gedeelte van de pagina is niet afgedrukt
Drukt u gegevens af zonder marges?
Dit symptoom doet zich voor als een marge is ingesteld op Geen in het printerstuurprogramma. Marges van 5 mm of
minder rond de rand van het papier of 10 mm of minder rond de rand van enveloppen vallen buiten het bedrukbare
gebied van het apparaat. Zorg ervoor dat de marges rond het document groot genoeg zijn.
Tabblad [Afwerking]
[Geavanceerde instellingen] [Afdrukgebied uitbreiden en afdrukken] [Uit]
De printdichtheid is onregelmatig
Is de toner bijna op?
Controleer hoeveel toner er nog is en vervang zo nodig een of meer van de tonercartridges.
Tonercartridges vervangen
Worden dunne lijnen soms ongelijkmatig afgedrukt?
Controleer de instelling voor <Speciale modus J>.
Speciale verwerking
㻟㻥㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
De afdrukken zijn grijsachtig
Is <Densiteit corrigeren> bij <Kopieerinstellingen> te donker ingesteld?
Wijzig de instelling zodat de dichtheid lichter is.
Overzicht van menuopties
Staat de printer bloot aan direct zonlicht of een sterke lichtbron?
Installeer de printer op een geschikte locatie.
Installatie
De machine verplaatsen
Is de tonercartridge lange tijd blootgesteld aan direct zonlicht?
Bewaar de tonercartridge twee à drie uur op een geschikte locatie en probeer opnieuw af te drukken. Hiermee is het
probleem vaak verholpen. Als het probleem zich blijft voordoen, vervangt u de tonercartridge.
Tonercartridges vervangen
Kan een afgedrukte streepjescode niet scannen
Probeert u een streepjescode te scannen die met standaardinstellingen (fabrieksinstellingen) is afgedrukt?
Geef in het printerstuurprogramma [Speciale instellingen 1] op bij [Modus Speciaal afdrukken].
[Speciale instellingen 1] geeft een lichtere afdrukdichtheid dan [Uit]. Ook kunnen tekst en lijnen er vaag uitzien.
Als deze functie op [Aan] is ingesteld, kunnen er witte stippen verschijnen in afbeeldingen die zijn afgedrukt op
papier dat niet lichtgewicht is.
㻟㻥㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-080
Het papier krult om of is gekreukeld
Gekreukeld papier
Is het papier goed geladen?
Als de stapel papier hoger is dan de markering voor het maximale aantal vellen of schuin in de lade ligt, kunnen er
kreukels of vouwen ontstaan.
Papier plaatsen
Gebruikt u papier dat vochtig is geweest?
Gebruik nieuw papier dat helemaal droog is.
Papier plaatsen
Gebruikt u geschikt papier?
Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier.
Papier
Als het probleem zelfs bij gebruik van het juiste papier aanhoudt, wijzigt u de setting voor <Speciale modus V>.
Speciale verwerking
Gekruld papier
Gebruikt u geschikt papier?
Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier. Geef ook de instellingen voor het formaat
en type papier goed op.
Papier
Papier plaatsen
Het type en formaat papier opgeven
Als u normaal papier (60 tot 90 g/m²) gebruikt, kunt u het probleem mogelijk verhelpen door de volgende wijziging
aan te brengen in het printerstuurprogramma.
Tabblad [Pagina-instelling]
[Papiersoort] [Normaal L]
Als het probleem blijft optreden wanneer u geschikt papier gebruikt, wijzigt u de instelling voor <Speciale modus V>.
Speciale verwerking
㻠㻜㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-081
Papier wordt niet goed ingevoerd
Afdrukken zijn scheef
Zijn de papiergeleiders afgesteld op de randen van het papier?
Als de papiergeleiders te los of te strak zitten, zijn de afdrukken scheef.
Papier plaatsen
Wordt het papier ingevoerd via de sleuf voor handmatige invoer?
Plaats het papier in de papierlade.
Papier in de papierlade plaatsen
Drukt u af op omgekrulde enveloppen?
Strijk de enveloppen glad en druk opnieuw af.
Enveloppen plaatsen
Papier wordt niet ingevoerd of twee of meer vellen tegelijk
Is het papier goed geladen?
Waaier de papierstapel goed uit, zodat de vellen niet aan elkaar blijven plakken.
Controleer of het papier goed is geplaatst.
Papier plaatsen
Controleer of het aantal vellen papier dat is geladen, geschikt is en of het juiste papier wordt gebruikt.
Papier
Papier plaatsen
Controleer of er verschillende formaten en soorten papier door elkaar zijn geladen.
Papier loopt vaak vast tijdens dubbelzijdig afdrukken (MF229dw / MF226dn)
Loopt papier vaak vast, vooral bij gebruik van lichtgewicht of gekruld papier tijdens dubbelzijdig afdrukken?
Stel <Speciale modus I> in op <Aan>.
Speciale verwerking
㻠㻜㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-082
Wanneer een probleem niet kan worden opgelost
Als u door het raadplegen van de informatie in dit hoofdstuk een probleem nog steeds niet kunt oplossen, neemt u contact op met de
dichtstbijzijnde Canon-dealer of met de Canon-helpdesk.
Het is niet toegestaan het apparaat te demonteren of te repareren
Als u dat wel doet, bestaat de kans dat de garantie vervalt.
Als u contact opneemt met Canon
Zorg dat u over de volgende gegevens beschikt als u contact met ons gaat opnemen:
De productnaam (MF229dw / MF226dn / MF217w / MF216n)
De naam en gegevens van de dealer waar u het apparaat hebt gekocht
Details van het probleem (bijvoorbeeld welke bewerking u hebt uitgevoerd en wat het resultaat is)
Het serienummer (acht alfanumerieke tekens op de achterzijde van het apparaat)
MF229dw / MF226dn MF217w / MF216n
㻠㻜㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-083
Onderhoud
In dit hoofdstuk wordt het onderhoud van de machine beschreven, inclusief het reinigen van de machine en het initialiseren van
instellingen.
Standaardreiniging Het apparaat reinigen
Het apparaat wordt vuil Behuizing
Vlekken op originelen of afdrukken
Glasplaat Documentinvoer
Strepen op afdrukken
Fixeereenheid
De binnenkant van het apparaat wordt vuil
De binnenkant van het apparaat
Tonercartridges vervangen
Als u het resterende tonerniveau wilt controleren Tonercartridges vervangen
Tonercartridges vervangen
Tonercartridges vervangen
De machine verplaatsen
Het apparaat verplaatsen voor onderhoud of door een interne verhuizing De machine verplaatsen
Rapporten en lijsten afdrukken
U kunt rapporten afdrukken met informatie over verzendresultaten of een lijst met gegevens uit het adresboek
Rapporten en lijsten afdrukken
Het totale aantal afgedrukte pagina's controleren
Als u het totale pagina-aantal van de afdrukken wilt controleren Aantal afdrukken weergeven
Instellingen terugzetten op de standaardwaarden
Als u de instellingen wilt herstellen Instellingen terugzetten op de standaardwaarden
㻠㻜㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-084
Het apparaat reinigen
Maak de machine regelmatig schoon om te voorkomen dat de afdrukkwaliteit afneemt en om de machine veilig en prettig te kunnen
gebruiken. Lees eerst de veiligheidsinstructies door voordat u aan de slag gaat.
Onderhoud en inspecties
Onderdelen die u moet reinigen
Behuizing van het apparaat en de ventilatieopeningen
Behuizing
Roller in de invoer
Documentinvoer
Binnenkant van het apparaat en fixeereenheid
Fixeereenheid
De binnenkant van het apparaat
Glasplaat en de onderzijde van de invoer
Glasplaat
㻠㻜㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-085
Behuizing
Wrijf de behuizing van het apparaat regelmatig schoon, vooral bij de ventilatieopeningen, om het apparaat in goede conditie te houden.
Alleen de MF229dw / MF226dn zijn uitgerust met ventilatieopeningen.
Schakel de machine uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met schoonmaken.
Als u het apparaat uitschakelt, worden gegevens in de wachtrij verwijderd. Faxen die zijn ontvangen met de functie
Geheugenontvangst, faxen die wachten op verzending en rapporten die na het verzenden en ontvangen van faxen automatisch
worden afgedrukt, worden niet verwijderd.
Reinig de buitenkant van het apparaat en de ventilatieopeningen.
Gebruik een zachte doek die heel iets is bevochtigd met water of een mild reinigingsmiddel dat is verdund met water.
Zie
Voorzijde voor de locatie van de ventilatieopeningen.
Wacht tot de behuizing van het apparaat helemaal droog is.
Steek de stekker weer in het stopcontact en schakel het apparaat in.
1
2
3
4
㻠㻜㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-086
Glasplaat
Verwijder regelmatig stof van de glasplaat en de onderzijde van de invoer om vlekken op documenten of afdrukken te voorkomen.
Als u een bericht wilt weergeven wanneer de glasplaat vuil is, stelt u <Melden om scangebied orig. te reinigen> in op <Aan>.
Schakel de machine uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met schoonmaken.
Als u het apparaat uitschakelt, worden gegevens in de wachtrij verwijderd. Faxen die zijn ontvangen met de functie
Geheugenontvangst, faxen die wachten op verzending en rapporten die na het verzenden en ontvangen van faxen automatisch
worden afgedrukt, worden niet verwijderd.
Open de documentinvoer.
Reinig de glasplaat en de onderzijde van de documentinvoer.
Gebruik een doek die iets met water is bevochtigd om de gebieden schoon te maken. Wrijf de gebieden vervolgens droog met
een zachte, droge doek.
Naast de glasplaat en de onderzijde van de documentinvoer moet u ook de witte strook (
) en het doorzichtige gebied ( )
reinigen.
Waarschuwing met betrekking tot het reinigen van de glasplaat
Wees voorzichtig dat u het transparante vel (
) aan de linkerkant van de glasplaat niet buigt.
Wacht tot de gebieden helemaal droog zijn.
Sluit de documentinvoer voorzichtig.
Steek de stekker weer in het stopcontact en schakel het apparaat in.
1
2
3
4
5
6
㻠㻜㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-087
Documentinvoer
Er kan zich stof en grafietpoeder verzamelen op de rol in de invoer, met vlekken op de afdrukken als gevolg. Voer de onderstaande
procedure uit om de invoer te reinigen.
Schakel de machine uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met schoonmaken.
Als u het apparaat uitschakelt, worden gegevens in de wachtrij verwijderd. Faxen die zijn ontvangen met de functie
Geheugenontvangst, faxen die wachten op verzending en rapporten die na het verzenden en ontvangen van faxen automatisch
worden afgedrukt, worden niet verwijderd.
Open de klep van de documentinvoer.
MF229dw MF226dn / MF217w / MF216n
Veeg de rol ( ) in de documentinvoer schoon.
Gebruik een goed uitgewrongen doek die met water is bevochtigd om de gebieden schoon te maken. Wrijf de gebieden
vervolgens droog met een zachte, droge doek.
MF229dw MF226dn / MF217w / MF216n
Sluit de invoerklep voorzichtig.
Steek de stekker weer in het stopcontact en schakel het apparaat in.
1
2
3
4
5
㻠㻜㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-088
Fixeereenheid
Er kan zich vuil verzamelen op de fixeereenheid in het apparaat, met zwarte strepen op afdrukken als gevolg. Voer de onderstaande
procedure uit om de fixeereenheid te reinigen. U kunt de fixeereenheid niet reinigen als de wachtrij van het apparaat documenten bevat
die nog moeten worden afgedrukt. Voor het reinigen van de fixeereenheid hebt u papier nodig dat groter is dan normaal A4- of Letter-
formaat. Leg het papier in de papierlade of de sleuf voor handmatige invoer voordat u de volgende procedure gaat uitvoeren.
Er wordt namelijk toner verbruikt tijdens het reinigen. Controleer vooraf of er voldoende toner over is.
Het kost ongeveer 90 seconden om de fixeereenheid te reinigen.
Het tonerniveau controleren
Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
Druk op en tik op <Menu>.
Tik op <Aanpassing/onderhoud>.
Tik op <Fixeereenheid reinigen>.
Plaats papier (A4/LTR of groter) in de sleuf voor handmatige invoer en tik op <Start>.
Wanneer het reinigingsproces is voltooid en het bericht <Voltooid.> wordt weergegeven, drukt u op om terug te gaan naar
het scherm Start.
1
2
3
4
㻠㻜㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-089
De binnenkant van het apparaat
Reinig de binnenkant van het apparaat regelmatig, zodat zich geen tonerpoeder of papierstof in het apparaat ophoopt.
Schakel de machine uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met schoonmaken.
Als u het apparaat uitschakelt, worden gegevens in de wachtrij verwijderd. Faxen die zijn ontvangen met de functie
Geheugenontvangst, faxen die wachten op verzending en rapporten die na het verzenden en ontvangen van faxen automatisch
worden afgedrukt, worden niet verwijderd.
Zet het bedieningspaneel omhoog.
Als u het bedieningspaneel niet omhoog kunt zetten
Zorg ervoor dat de documentinvoer of glasplaat volledig is gesloten. Als er een dik origineel zoals een boek op de glasplaat ligt,
verwijdert u dit. Als u het bedieningspaneel forceert, kan het beschadigd raken.
Open de tonerklep met de handgreep aan de rechtervoorzijde van de klep.
Trek de tonercartridge uit het apparaat.
Verwijder tonerpoeder/papierstof uit de binnenkant van het apparaat met een schone, zachte, droge,
pluisvrije doek.
Installeer de tonercartridge.
Plaats de nokken aan de rechter- en linkerkant ( ) in de geulen voor de tonercartridge, en duw de cartridge volledig in het
apparaat.
1
2
3
4
5
6
㻠㻜㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Sluit de tonerklep en laat het bedieningspaneel zakken.
Als u de tonerklep niet kunt sluiten
Controleer of de tonercartridge goed is ingebracht. Als u de klep forceert, kan deze beschadigd raken.
Steek de stekker weer in het stopcontact en schakel het apparaat in.
7
8
㻠㻝㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-08A
Tonercartridges vervangen
U ziet een bericht op het display van de machine als een tonercartridge bijna leeg is. De afdrukkwaliteit neemt flink af als u dan gewoon
blijft afdrukken zonder actie te ondernemen. U kunt het resterende tonerniveau controleren op het display.
Er wordt een bericht weergegeven
Afdrukken zijn van slechte kwaliteit
Het tonerniveau controleren
Er wordt een bericht weergegeven
Het bericht dat wordt weergegeven, is afhankelijk van de resterende hoeveelheid toner. Het weergegeven bericht bepaalt of u een
vervangende tonercartridge moet voorbereiden of de cartridge moet vervangen.
Voordat u de tonercartridge
vervangt
Tonercartridges vervangen Verbruiksartikelen
<Bereid een cartridge voor.>
Dit bericht betekent dat de tonercartridge met de aangegeven kleur binnenkort moet worden vervangen. Schud de tonercartridge om
de toner in de cartridge gelijkmatig te verdelen. Vervang de tonercartridge als u dit bericht ziet net voordat u een grote taak wilt
gaan afdrukken.
<De hoeveelheid inkt in de cartridge is zeer laag.>
De tonercartridge is bijna leeg. Schud de tonercartridge om de toner in de cartridge gelijkmatig te verdelen. Als de afdrukkwaliteit
hierdoor niet wordt verbeterd, vervangt u de tonercartridge.
Als dit bericht wordt weergegeven, wordt de inkomende fax in het geheugen opgeslagen zonder te worden afgedrukt.
Rapporten worden bovendien niet afgedrukt, zelfs als automatisch afdrukken is ingesteld voor rapporten.
U kunt blijven afdrukken als dit bericht wordt weergegeven, maar de afdrukkwaliteit neemt dan waarschijnlijk wel af.
Er wordt een bericht weergegeven
Als het bericht wordt weergegeven wanneer het apparaat een fax ontvangt of als automatische rapportuitvoer is ingesteld,
worden ontvangen faxen en rapporten op het apparaat opgeslagen zodat deze niet vervaagd lijken nadat ze zijn afgedrukt.
Als u verder wilt gaan met afdrukken wanneer de toner bijna op is, stelt u <Doorgaan m. afdr. als cartr. bijna op is> in op
<Aan>.
Doorgaan m. afdr. als cartr. bijna op is
Afdrukken zijn van slechte kwaliteit
Als uw afdrukken één van de onderstaande kenmerken gaat vertonen, is één van de tonercartridges bijna leeg. Vervang de bijna lege
tonercartridge ook als er geen bericht wordt weergegeven.
Voordat u de tonercartridge vervangt
Tonercartridges vervangen
Witte strepen Vage afdruk Ongelijke dichtheid
㻠㻝㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Vlekken en spetters Witruimte op het origineel is grijs op de afdruk
Het tonerniveau controleren
U kunt het resterende tonerniveau op ieder gewenst moment als volgt controleren. Het is raadzaam dit altijd te doen voordat u een grote
taak wilt gaan afdrukken.
<Apparaatstatus> <Cartridgeniveau> controleer het tonerniveau
Tonerniveau
Hiermee wordt de resterende hoeveelheid toner aangegeven. Afhankelijk van de omgeving waarin uw apparaat staat, moeten
andere interne onderdelen mogelijk worden vervangen voordat de toner op is.
KOPPELINGEN
Verbruiksartikelen
㻠㻝㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-08C
Voordat u de tonercartridge vervangt
Voer de volgende procedure uit voordat u de tonercartridge vervangt. Misschien wordt het bericht hierna niet meer weergegeven of is de
afdrukkwaliteit beter. Lees vóór u begint de instructies en waarschuwingen voor het hanteren van de tonercartridge.
Onderhoud en
inspecties
Verbruiksartikelen
Zet het bedieningspaneel omhoog.
Als u het bedieningspaneel niet omhoog kunt zetten
Zorg ervoor dat de documentinvoer of glasplaat volledig is gesloten. Als er een dik origineel zoals een boek op de glasplaat ligt,
verwijdert u dit. Als u het bedieningspaneel forceert, kan het beschadigd raken.
Open de tonerklep met de handgreep aan de rechtervoorzijde van de klep.
Trek de tonercartridge uit het apparaat.
Schud de tonercartridge 5 of 6 keer (zie onderstaande afbeelding) om de toner binnenin de cartridge
gelijkmatig te verdelen.
Installeer de tonercartridge.
1
2
3
4
5
㻠㻝㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Plaats de nokken aan de rechter- en linkerkant ( ) in de geulen voor de tonercartridge, en duw de cartridge volledig in het
apparaat.
Sluit de tonerklep en laat het bedieningspaneel zakken.
Als u de tonerklep niet kunt sluiten
Controleer of de tonercartridge goed is ingebracht.
Als u de klep forceert, kan deze beschadigd raken.
KOPPELINGEN
Tonercartridges vervangen
6
㻠㻝㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-08E
Tonercartridges vervangen
Lees de veiligheidsvoorschriften in Onderhoud en inspecties en Verbruiksartikelen voordat u tonercartridges gaat vervangen.
Zet het bedieningspaneel omhoog.
Als u het bedieningspaneel niet omhoog kunt zetten
Zorg ervoor dat de documentinvoer of glasplaat volledig is gesloten. Als er een dik origineel zoals een boek op de glasplaat ligt,
verwijdert u dit. Als u het bedieningspaneel forceert, kan het beschadigd raken.
Open de tonerklep met de handgreep aan de rechtervoorzijde van de klep.
Trek de tonercartridge uit het apparaat.
Haal de nieuwe tonercartridge uit de beschermende verpakking.
Schud de tonercartridge 5 of 6 keer heen en weer zoals hieronder aangegeven om de toner in de cartridge
gelijkmatig te verdelen. Leg de cartridge vervolgens op een vlakke ondergrond.
1
2
3
4
5
㻠㻝㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Trek de afdichtingstape recht uit de cartridge.
De afdichtingstape is ongeveer 50 cm lang.
Het uittrekken van de afdichtingstape
Als er tape achterblijft in een tonercartridge, kan dit gevolgen hebben voor de kwaliteit van afdrukken, inclusief faxen. Het is
trouwens niet mogelijk om een fax opnieuw af te drukken, aangezien de faxgegevens direct na het afdrukken automatisch worden
verwijderd.
Trek de afdichtingstape niet schuin of onder een hoek uit de cartridge. Als de tape scheurt, kunt u misschien niet meer alle tape
verwijderen.
Als de tape vast komt te zitten tijdens het verwijderen, blijf dan trekken aan de tape tot deze volledig is verwijderd.
Installeer de tonercartridge.
Plaats de nokken aan de rechter- en linkerkant ( ) in de geulen voor de tonercartridge, en duw de cartridge volledig in het
apparaat.
Sluit de tonerklep en laat het bedieningspaneel zakken.
Als u de tonerklep niet kunt sluiten
Controleer of de tonercartridge goed is ingebracht. Als u de klep forceert, kan deze beschadigd raken.
KOPPELINGEN
Voordat u de tonercartridge vervangt
6
7
8
㻠㻝㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-08F
De machine verplaatsen
Het apparaat is zwaar. Volg altijd de onderstaande procedures als u het apparaat gaat verplaatsen om lichamelijk letsel te voorkomen.
Lees ook altijd de veiligheidsvoorschriften voordat u aan de slag gaat.
Belangrijke veiligheidsinstructies
Schakel het apparaat en de computer uit.
Als u het apparaat uitschakelt, worden gegevens in de wachtrij verwijderd. Faxen die zijn ontvangen met de functie
Geheugenontvangst, faxen die wachten op verzending en rapporten die na het verzenden en ontvangen van faxen automatisch
worden afgedrukt, worden niet verwijderd.
Koppel de kabels en het netsnoer van het apparaat los in de numerieke volgorde zoals weergegeven in de
onderstaande afbeelding.
De kabels gemarkeerd met "*" zijn niet in alle configuraties van toepassing.
Stekker
Netsnoer
USB-kabel
LAN-kabel
Kabel van optionele handset of externe telefoon
Telefoonkabel
Verwijder de tonercartridges als u de machine over een grotere afstand gaat transporteren. Tonercartridges
vervangen
Open de papierklep en verwijder eventueel papier.
Als de papiergeleiders zijn uitgeschoven, duw ze dan terug zodat ze in de papierlade passen.
Sluit alle geopende kleppen en breng het apparaat naar de nieuwe gebruikslocatie.
Controleer hoe zwaar het apparaat is en draag het zonder uzelf te overbelasten. Apparaatspecificaties
Til het apparaat op aan de handgrepen op de voorkant.
Zet het apparaat voorzichtig neer op de nieuwe gebruikslocatie.
Raadpleeg "Aan de slag" voor installatie-instructies. Meegeleverde documentatie
*
*
*
*
1
2
3
4
5
6
㻠㻝㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-08H
Rapporten en lijsten afdrukken
U kunt de resultaten van faxtaken bekijken en de instellingen van de machine controleren door rapporten en lijsten af te drukken.
TX-resultaatrapport
Hiermee kunt u de logboeken van verzonden documenten controleren. TX-resultaatrapport
Communicatiebeheerrapport
Hiermee kunt u de logboeken van verzonden en ontvangen documenten controleren. Communicatiebeheerrapport
RX-resultaatrapport
Hiermee kunt u de logboeken van ontvangen faxdocumenten controleren. RX-resultaatrapport
Adresboeklijst
U kunt een lijst afdrukken om de bestemmingen te controleren die zijn opgeslagen in het adresboek. Adresboeklijst
Lijst gebruikersgegevens
U kunt een lijst controleren met de instellingen ( Overzicht van menuopties) en met de inhoud die op het apparaat is opgeslagen.
Lijst met gebruikersgegevens
㻠㻝㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-08J
TX-resultaatrapport
U kunt de faxlogboeken van verzonden documenten controleren door een TX-resultaatrapport af te drukken. U kunt het rapport
afdrukken na elke transmissie of alleen als er een verzendfout optreedt.
<Menu>
<Uitvoerrapp.> <Rapportinstellingen> <TX-resultaatrapport> selecteer de afdrukinstelling
<Uit>
Selecteer deze optie als u geen TX-resultaatrapporten wilt afdrukken.
<Aan>
Selecteer deze optie om voor elk verzonden document een TX-resultaatrapport af te drukken.
<Alleen bij fout>
Selecteer deze optie om alleen een TX-resultaatrapport af te drukken als er sprake is van een verzendfout.
Voorbeeld:
Resultaat
"OK" geeft aan dat de transmissie zonder problemen is voltooid en "FT" plus drie cijfers (een foutcode) dat de transmissie is
mislukt (
Er wordt een foutcode weergegeven).
Een deel van een faxdocument afdrukken in het rapport
Wanneer u <Aan> of <Alleen bij fout> selecteert, kunt u een deel van een faxdocument opnemen in het rapport. Tik op <TX-
afbeelding opnemen> en <Aan>.
㻠㻝㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
㻠㻞㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-08K
Communicatiebeheerrapport
U kunt de faxlogboeken van verzonden en ontvangen documenten controleren door een communicatiebeheerrapport af te drukken. U
kunt dit rapport automatisch afdrukken na elke 40 transmissies of handmatig.
<Menu>
<Uitvoerrapp.> <Rapportinstellingen> <Communicatiebeheerrapport> selecteer de afdrukinstelling
<Automatisch afdrukken (40 verzendingen)>
Tik op <Aan> om het rapport automatisch af te drukken na 40 transmissies, of op <Uit> om het rapport handmatig af te
drukken.
<Separaat TX/RX>
Tik op <Aan> om afzonderlijke rapporten af te drukken voor verzonden en ontvangen documenten, of op <Uit> om verzend- en
ontvangstgegevens te combineren in één rapport.
Het rapport handmatig afdrukken
<Menu> <Uitvoerrapp.> <Lijst afdrukken> <Communicatiebeheerrapport> controleer of het formaat en type
papier dat op het scherm wordt weergegeven, in het apparaat is geplaatst
<OK> <Ja>
Voorbeeld:
Resultaat
"OK" geeft aan dat de transmissie zonder problemen is voltooid en "NG" plus drie cijfers (een foutcode) dat de transmissie is
mislukt (
Er wordt een foutcode weergegeven).
㻠㻞㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-08L
RX-resultaatrapport
U kunt de logboeken van ontvangen faxdocumenten controleren door een RX-resultaatrapport af te drukken. U kunt het rapport
afdrukken na elke transmissie of alleen als er een ontvangstfout optreedt.
<Menu>
<Uitvoerrapp.> <Rapportinstellingen> <RX-resultaatrapport> selecteer de afdrukinstelling
<Uit>
Selecteer deze optie als u geen RX-resultaatrapporten wilt afdrukken.
<Aan>
Selecteer deze optie om voor elk ontvangen document een RX-resultaatrapport af te drukken.
<Alleen bij fout>
Selecteer deze optie om alleen een RX-resultaatrapport af te drukken als er sprake is van een ontvangstfout.
Voorbeeld:
Resultaat
"OK" geeft aan dat de transmissie zonder problemen is voltooid en "FT" plus drie cijfers (een foutcode) dat de transmissie is
mislukt (
Er wordt een foutcode weergegeven).
㻠㻞㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-08R
Adresboeklijst
U kunt de lijst met bestemmingen controleren die als <Kiescode>, <Sneltoets> en <Groepskiezen> beschikbaar zijn in het adresboek
door een zogenaamde adresboeklijst af te drukken.
<Menu>
<Uitvoerrapp.> <Lijst afdrukken> <Adresboeklijst> selecteer de instelling die u wilt afdrukken
controleer of het formaat papier dat op het scherm wordt weergegeven, in het apparaat is geplaatst <OK> <Ja>
Voorbeeld: <Kiescode>
Voorbeeld: <Sneltoets>
Voorbeeld: <Groepskiezen>
KOPPELINGEN
Opslaan in het adresboek
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
㻠㻞㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-08S
Lijst met gebruikersgegevens
U kunt de lijst met instellingen ( Overzicht van menuopties) en de inhoud die op het apparaat is opgeslagen, controleren door een
lijst met gebruikersgegevens af te drukken. Deze lijst bevat het formaat en type papier dat op het apparaat is geregistreerd, plus de
afdrukinstellingen van <TX-resultaatrapport>, <Communicatiebeheerrapport> en <RX-resultaatrapport>.
<Menu>
<Uitvoerrapp.> <Lijst afdrukken> <Lijst met gebruikersgegevens> controleer of het formaat papier dat
op het scherm wordt weergegeven, in het apparaat is geplaatst
<OK> <Ja>
Voorbeeld:
KOPPELINGEN
TX-resultaatrapport
Communicatiebeheerrapport
RX-resultaatrapport
Papier plaatsen
㻠㻞㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-08U
Aantal afdrukken weergeven
U kunt nagaan hoeveel pagina's in totaal voor afdrukken zijn gebruikt. Het totaal omvat faxen, rapporten en lijsten, plus kopieën en
afdrukken van gegevens vanaf computers.
<Apparaatstatus> <Controleer tellerstand>
㻠㻞㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-08W
Instellingen terugzetten op de standaardwaarden
U kunt de volgende instellingen herstellen (initialiseren):
Menu initialiseren
Het adresboek initialiseren
Instellingen voor systeembeheer initialiseren
Alle gegevens/instellingen initialiseren
㻠㻞㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-08X
Menu initialiseren
U kunt de instellingen van de machine ( Overzicht van menuopties) terugzetten op de standaardwaarden.
Als u de instellingen in <Netwerkinstellingen> en <Instellingen Systeembeheer> wilt herstellen, raadpleegt u Instellingen
voor systeembeheer initialiseren.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
<Menu>
<Menu initialiseren> selecteer het item dat u wilt initialiseren <Ja>
Instellingen voor initialisatie
Kies de instelling die u wilt herstellen.
<Alles initialiseren>
Hiermee kunt u alle instellingen herstellen.
㻠㻞㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-08Y
Het adresboek initialiseren
U kunt de instellingen van het adresboek terugzetten op de standaardwaarden. Alle gegevens in het adresboek worden hierbij verwijderd.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
<Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Adresboek initialiseren> <Ja>
KOPPELINGEN
Opslaan in het adresboek
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
㻠㻞㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-090
Instellingen voor systeembeheer initialiseren
U kunt de instellingen van de machine ( Overzicht van menuopties) terugzetten op de standaardwaarden. Bij bepaalde instellingen
moet de machine opnieuw worden opgestart om de standaardwaarden te herstellen.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
<Menu>
<Instellingen Systeembeheer> <Systeembeheerinstellingen initialiseren> selecteer het item dat u wilt
initialiseren
<Ja> start het apparaat zo nodig opnieuw op.
Instellingen voor initialisatie
Kies de instelling die u wilt herstellen.
<Alles initialiseren>
Hiermee kunt u alle instellingen herstellen.
U kunt de instellingen in <Netwerkinstellingen> ook initialiseren door te tikken op <Menu> <Netwerkinstellingen> <Initialiseer
Netwerkinstellingen>
<Ja>.
㻠㻞㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-091
Alle gegevens/instellingen initialiseren
Als u alle geregistreerde gegevens en instellingen in één keer wilt wijzigen, bijvoorbeeld wanneer u de installatielocatie van het apparaat
verandert, kunt u geregistreerde gegevens (zoals het adresboek) verwijderen en alle instellingen (
Overzicht van menuopties)
tegelijk initialiseren. Nadat u alle gegevens/instellingen hebt geïnitialiseerd, moet u het apparaat opnieuw opstarten.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>.
De pincode van de systeembeheerder instellen
<Menu>
<Instellingen Systeembeheer> <Initialiseer alle gegevens/instellingen> <Ja> <Ja> en start het apparaat
opnieuw op.
㻠㻟㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-092
Bijlage
Dit hoofdstuk bevat de technische specificaties van dit apparaat, instructies voor het gebruik van de e-Handleiding, disclaimers,
auteursrechtinformatie en andere belangrijke informatie voor klanten.
㻠㻟㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-093
Handige functies
Het is zeker de moeite waard om de functies uit te proberen die in dit hoofdstuk worden beschreven. De functies zijn onderverdeeld in
vier categorieën: "Milieubesparing levert geld op", "Efficiënter werken", "Digitaal is beter" en "Ongekende mogelijkheden".
㻠㻟㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-094
Milieubesparing levert geld op
Dubbelzijdig afdrukken(MF229dw / MF226dn)
Meerdere pagina's op één vel papier afdrukken
Slaapstand
U kunt dubbelzijdig afdrukken gebruiken voor kopieën, afdruktaken verzonden vanaf uw computer en zelfs voor
binnenkomende faxen. Aangezien u zo veel minder papier gebruikt, kunt u flink besparen op de papierkosten. Met de knop
<Papierbesp.> kunt u nog veel meer papier besparen door tegelijkertijd dubbelzijdig af te drukken en meerdere pagina's
op één vel af te drukken.
Dubbelzijdig kopiëren: Dubbelzijdig kopiëren (MF229dw / MF226dn)
Papier besparen tijdens het kopiëren:
De knop <Papierbesp.> gebruiken
Dubbelzijdig afdrukken vanaf uw computer:
Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken (MF229dw /
MF226dn)
Binnenkomende faxen dubbelzijdig afdrukken:
Afdrukken op beide zijden
Als u pas echt papier wilt besparen, drukt u meerdere pagina's af op één vel. Zo kunt u 2 of 4 pagina's kopiëren op één
vel papier en maximaal 16 pagina's als u afdruktaken verstuurt vanaf uw computer. Als u een apparaat gebruikt waarmee
u dubbelzijdig kunt afdrukken, kunt u met de knop <Papierbesp.> nog veel meer papier besparen door tegelijkertijd
dubbelzijdig af te drukken en meerdere pagina's op één vel af te drukken.
Meerdere pagina's van een document op één vel papier kopiëren: Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op
1/4 op 1)
Papier besparen tijdens het kopiëren:
De knop <Papierbesp.> gebruiken
Meerdere pagina's van een document op één vel papier afdrukken:
Meerdere pagina's op één vel afdrukken
Als u energie en geld wilt besparen, is een zogenaamde slaapstand een onmisbare functie. De stroomtoevoer naar de
machine wordt dan uitgeschakeld als er gedurende bepaalde tijd geen activiteit is waargenomen. De slaapstand kan
automatisch worden geactiveerd, maar ook handmatig. Druk op
om de machine in de slaapstand te plaatsen. Druk
nogmaals op de toets om de machine weer te activeren.
㻠㻟㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Toner besparen
Faxen rechtstreeks vanaf uw computer versturen
Faxen controleren
Zie De slaapstand instellen voor meer informatie over deze functie.
Wilt u documenten of concepten afdrukken, maar is de afdrukkwaliteit niet zo belangrijk?
U kunt dan een instelling kiezen die minder toner gebruikt. Kijk eens hoe dat bevalt en u kunt eenvoudig toner en geld
besparen.
Zie Toner besparen voor meer informatie over deze functie.
U kunt documenten rechtstreeks vanaf uw computer faxen. Waarom documenten eerst afdrukken en dan faxen? Dat kost
alleen maar papier en geld. U kunt tijd en geld besparen door papierloos te faxen.
Zie Faxen versturen vanaf uw computer voor meer informatie over deze functie.
U kunt binnenkomende faxen opslaan in het geheugen en de documenten controleren voordat u ze gaat afdrukken.
Misschien dat u bepaalde faxen dan helemaal niet hoeft af te drukken, zodat u papier en toner kunt besparen.
Zie Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in geheugen) voor meer informatie over deze functie.
㻠㻟㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-095
Efficiënter werken
Adresboek
Sneltoetsen voor kopiëren en scannen
Beheer op afstand met de UI op afstand
Als u faxadressen invoert in het adresboek, hoeft u niet steeds alle cijfers en letters een voor een in te voeren als u iets
wilt gaan versturen. Door veelgebruikte bestemmingen vooraf op te slaan als <Sneltoets>, kunt u ze op elk gewenst
moment weergeven. U kunt de gegevens in uw adresboek opslaan op uw computer, zodat u beschikt over een back-up
van uw belangrijke contactgegevens.
Via het bedieningspaneel adressen invoeren in het adresboek: Opslaan in het adresboek
Via de computer adressen invoeren in het adresboek:
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
Een adres in het adresboek selecteren als een faxbestemming:
Opgeven vanuit het adresboek
Adresboekadressen op uw computer opslaan of van uw computer naar het apparaat exporteren met de UI op afstand:
Adresboek wijzigen via de UI op afstand
Adresboekadressen op uw computer opslaan of van uw computer naar het apparaat exporteren met de bijgeleverde
software:
Adresboekgegevens importeren en exporteren met de bijgeleverde software
Maak gebruik van de sneltoetsen op het bedieningspaneel, zodat u niet steeds dezelfde instellingen hoeft te configureren.
Met de knop <Papierbesp.> kunt u papier besparen door twee of vier pagina's op één vel papier te kopiëren. Als u een
apparaat gebruikt dat geschikt is voor dubbelzijdig afdrukken, kunt u dan ook nog op beide zijden van het vel kopiëren.
Gebruik als u gaat scannen de knoppen <Scan -> PC1> en <Scan -> PC2> om automatisch te scannen naar vooraf
ingestelde bestemmingen, scantypen en bestandsindelingen. Plaats het document en druk op een van deze sneltoetsen om
te scannen.
Papier besparen tijdens het kopiëren: De knop <Papierbesp.> gebruiken
Documenten eenvoudig scannen:
Scannen met de knop <Scan -> PC>
Met de UI op afstand kunt u een heleboel dingen beheren vanaf uw computer, dus zonder dat u naar de machine hoeft te
lopen. Via een intuïtieve en gebruiksvriendelijke interface in een webbrowser kunt u eenvoudig instellingen configureren en
de status van de machine in de gaten houden. U kunt zo efficiënter werken omdat u niet steeds heen en weer hoeft te
lopen.
㻠㻟㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Afdrukinstellingen snel opgeven op intuïtieve wijze
Zie De UI op afstand gebruiken voor meer informatie over deze functie.
Aan de hand van de voorbeeldafbeelding in het printerstuurprogramma kunt u gemakkelijk, op intuïtieve wijze, de
paginalay-out en inbindpositie opgeven, omschakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken, enzovoort. Door
gewoon op items te klikken kunt u in een handomdraai instellingen opgeven en tegelijk kijken hoe instellingen worden
toegepast.
Voor meer informatie Een document afdrukken
㻠㻟㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-096
Digitaal is beter
Selectief scannen
Doorzoekbare PDF's
Tekst in gescande documenten converteren
Waarom zou je een hele pagina van een krant scannen als je eigenlijk alleen maar geïnteresseerd bent in een kop en de
bijbehorende foto? In zo'n situatie is ScanGear MF de ideale oplossing. Hiermee kunt u in een voorbeeld aangeven wat u
wilt scannen, waarna de scanner zijn werk doet. Dit is eenvoudiger dan met een speciaal programma alle overbodige
informatie te verwijderen.
Het gebruik van dit product voor het scannen, afdrukken of op andere wijze reproduceren kan voor bepaalde
documenten en afbeeldingen bij wet verboden zijn en kan leiden tot aansprakelijkheidstelling of strafrechtelijke
vervolging. Als u twijfelt of het bij wet verboden is een bepaald document met dit product te scannen, af te
drukken of op andere wijze te reproduceren en/of een gescande, afgedrukte of op andere wijze gereproduceerde
afbeelding te gebruiken, dient u vooraf een juridisch adviseur te raadplegen.
Zie Scaninstellingen configureren in ScanGear MF voor meer informatie over deze functie.
U kunt gescande documenten omzetten in gewone PDF-bestanden, maar u kunt ook een stapje verdergaan en de tekst in
het gescande document doorzoekbaar maken. Een doorzoekbaar PDF-bestand biedt namelijk veel meer mogelijkheden. U
maakt een PDF-bestand doorzoekbaar door "PDF" te kiezen als het scantype wanneer u gaat scannen met MF Toolbox.
U kunt geen doorzoekbare PDF maken in de Macintosh-omgeving.
Zie Scannen met MF Toolbox voor meer informatie over deze functie.
㻠㻟㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Afbeeldingen toevoegen aan een bestaand document
Tekst wordt standaard gescand als een afbeelding, maar u kunt deze afbeelding ook converteren naar tekst die vervolgens
kan worden bewerkt. Selecteer hiervoor "OCR" als het scantype wanneer u gaat scannen met MF Toolbox. De software die
bij deze machine wordt geleverd, kan alle tekst in de gescande afbeelding converteren naar tekstgegevens die u kunt
bewerken met een teksteditor.
Zie Scannen met MF Toolbox voor meer informatie over deze functie.
Bepaalde programma's maken het mogelijk om gescande afbeeldingen rechtstreeks te importeren in documenten waaraan
u werkt. Op deze manier hoeft u niet een afzonderlijk programma te openen voor het ontvangen van de gescande
afbeeldingen, waarna u deze exporteert naar het programma waarin u aan het werk bent.
Zie Scannen vanuit een programma voor meer informatie over deze functie.
㻠㻟㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-097
Ongekende mogelijkheden
Een smartphone/tablet gebruiken
Draadloos werken (MF229dw / MF217w)
Posters maken
Wanneer u op weg bent naar een vergadering en een tablet gebruikt, kunt u met deze functie een voorstel waaraan u
hebt gewerkt, foto's die met een smartphone zijn gemaakt, of handouts van een vergadering afdrukken of scannen.
Door Mopria te gebruiken kunt u bijvoorbeeld via één stuurprogramma afdrukken, zelfs als u met een printer van een
ander merk werkt; bovendien kunt u afdrukken met veelgebruikte bewerkingen en instellingen voor elke printer.
Zonder pc, snel en makkelijk! Een nog breder scala van mogelijkheden voor werk en ontspanning, met functionaliteit die
gemaakt is voor dit tijdperk van snelheid.
Zie de Canon-website voor meer informatie over handige functies met smartphones/tablets.
Ga naar http://www.mopria.org voor informatie over Mopria (inclusief gecertificeerde terminals).
Voor meer informatie De machine als printer gebruiken
Voor meer informatie
De machine als scanner gebruiken
TM
TM
Geen kabels, snelle installatie, eenvoudig onderhoud. Als u beschikt over een draadloze LAN-router met WPS, hoeft u
helemaal geen instellingen op te geven en kunt u bijna meteen aan de slag. Geniet van een overzichtelijk en
gebruiksvriendelijk documentsysteem dat alleen mogelijk is met een draadloze oplossing. Het systeem is compatibel met
IEEE 802.11b/g/n en biedt ook ondersteuning voor WEP en WPA/WPA2-PSK (TKIP/AES-CCMP) voor een krachtige
beveiliging.
Zie Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w) voor meer informatie over deze functie.
U kunt een afdruk op één vel uitvergroten om zo een hele grote poster te maken. Een grote poster wordt afgedrukt op
negen vellen. Plak deze aan elkaar in een raster van 3x3 en het resultaat mag er zijn!
㻠㻟㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Boekjes maken (MF229dw / MF226dn)
Zie Posters afdrukken voor meer informatie over deze functie.
Sommige documenten verdienen een betere behandeling dan een zielig nietje in de linkerbovenhoek. Met deze machine
kunt u daarom heel eenvoudig boekjes maken. Het printerstuurprogramma zorgt voor de positionering van de pagina's. U
hoeft de pagina's alleen maar te vouwen en in het midden te nieten.
Zie Boekje afdrukken (MF229dw / MF226dn) voor meer informatie over deze functie.
㻠㻠㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-098
Technische specificaties
De technische specificaties van het apparaat kunnen bij verbeteringen van het apparaat zonder vooraankondiging worden gewijzigd.
Apparaatspecificaties
Specificaties draadloos LAN (MF229dw / MF217w)
Documenttype
Scangebied
Papier
Specificaties van de kopieerfunctie
Specificaties van de faxfunctie
Specificaties van de scannerfunctie
Specificaties van de afdrukfunctie
㻠㻠㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-099
Apparaatspecificaties
Type
Persoonlijke desktop
Elektrische aansluiting
220 tot 240 V, 50/60 Hz
(De netspanningsvereisten kunnen per land verschillen. Controleer de spanning van het land
waar u het apparaat hebt gekocht.)
Opgenomen vermogen
Maximaal
- MF229dw / MF226dn
1300 W of minder
- MF217w / MF216n
1270 W of minder
Gemiddeld verbruik in de stand-bymodus
- MF229dw / MF226dn
Ongeveer 5,8 W
- MF217w / MF216n
Ongeveer 5,4 W
Gemiddeld verbruik in de slaapstand
- MF229dw
Ongeveer 1,7 W (via kabelverbinding)
Ongeveer 2,3 W (via draadloze verbinding)
- MF226dn
Ongeveer 1,7 W
- MF217w
Ongeveer 1,6 W (via kabelverbinding)
Ongeveer 2,0 W (via draadloze verbinding)
- MF216n
Ongeveer 1,6 W
Als het apparaat volledig is uitgeschakeld
0,5 W of minder
Opwarmtijd maximaal 13,5 seconden
Gewicht
- MF229dw
Ongeveer 13,7 kg
- MF226dn
Ongeveer 12,8 kg
- MF217w / MF216n
Ongeveer 12,1 kg
Afmetingen
(B x L x H)
- MF229dw
Standaard
390 x 378 x 360 mm
met handset
472 x 378 x 360 mm
- MF226dn / MF217w / MF216n
Standaard
390 x 371 x 360 mm
met handset
472 x 371 x 360 mm
Omgevingsomstandigheden
Temperatuur: 10 tot 30°C
Relatieve luchtvochtigheid: 20 tot 80% (geen condensvorming)
Hostinterface
100BASE-TX
10BASE-T
Hi-Speed USB
IEEE 802.11b/g/n (infrastructuurmodus)
Geschikte documenten
Ondersteunde documentsoorten
Geschikt papier
Papier
Afdrukgebied
Afdrukgebied
Scangebied
Scangebied
*1
*2
*3
*4
㻠㻠㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
De verbruikswaarde die op het etiket wordt aangegeven is het gemiddelde stroomverbruik.
De opwarmtijd is de tijd tussen het inschakelen van het apparaat en het moment waarop het hoofdscherm op het display verschijnt. De opwarmtijd kan
variëren naargelang de gebruiksomstandigheden en de omgeving van het apparaat.
Het gewicht is inclusief gevulde tonercartridges.
*4 Alleen MF229dw / MF217w
*1
*2
*3
㻠㻠㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-09A
Specificaties draadloos LAN
Standaard
IEEE 802.11g, IEEE 802.11b, IEEE 802.11n
Frequentiebereik
2.412 t/m 2.472 MHz
Snelheid
gegevensverzending
IEEE 802.11g
6/9/12/18/24/36/48/54 Mbps
IEEE 802.11b
1/2/5,5/11 Mbps
IEEE 802.11n
SGI Invalidated 20 MHz: 6,5/13/19,5/26/39/52/58,5/65 Mbps
SGI Validated 20 MHz: 7,2/14,4/21,7/28,9/43,3/57,8/72,2 Mbps
SGI Invalidated 40 MHz: 13,5/27/40,5/81/108/121,5/135 Mbps
SGI Validated 40 MHz: 15/30/45/60/90/120/150 Mbps
Communicatiemodus
Infrastructuurmodus
Beveiliging
WEP 64/128 bit, WPA-PSK (TKIP/AES), WPA2-PSK (AES), 802.1x (LEAP, EAP-FAST, PEAP, EAP-TLS, EAP-
TTLS)
Verbindingsmethode
WPS (Wi-Fi Protected Setup), Handmatige configuratie
㻠㻠㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-09C
Documenttype
Ondersteunde documentsoorten
Glasplaat Documentinvoer
Type
Normaal papier/Zwaar papier/Foto/Kleine documenten (zoals
indexkaarten)/Speciale papiersoorten (zoals calqueerpapier,
transparanten, etc.)/Boekje (maximale dikte van 24 mm)
Normaal papier
(document van één pagina/documenten
van meerdere pagina's met hetzelfde
formaat, dezelfde dikte en hetzelfde
gewicht)
Formaat
(B x L)
Maximaal 216 x 297 mm
MF229dw
Maximale grootte: 216 x 356 mm
Minimale grootte: 140 x 127 mm
MF226dn / MF217w / MF216n
Maximale grootte: 216 x 356 mm
Minimale grootte: 148 x 105 mm
Gewicht
Maximaal 2 kg
Enkelzijdige documenten
50 tot 105 g/m²
Dubbelzijdige documenten
60 tot 105 g/m²
Papiercapaciteit
1 vel
MF229dw
Maximaal 50 vellen (A4, 80 g/m )
MF226dn / MF217w / MF216n
Maximaal 35 vellen (A4, 80 g/m )
²
2
㻠㻠㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-09E
Scangebied
De grijze gebieden in de onderstaande tabel geven het scangedeelte van het document aan. Zorg ervoor dat de tekst en afbeeldingen in
uw documenten binnen het grijze gebied passen. Het scangedeelte verschilt naargelang de gebruikte functie en de plaats van de
documenten (de documentinvoer of de glasplaat).
Glasplaat Documentinvoer
Kopiëren
Het scangebied voor kopiëren kan verschillen van het
afdrukgebied.
Afdrukgebied
Het scangebied voor kopiëren kan verschillen van het
afdrukgebied.
Afdrukgebied
Fax
Scannen
㻠㻠㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-09F
Papier
Ondersteunde papierformaten
Hieronder ziet u een overzicht van de papierformaten die u in de papierlade en de sleuf voor handmatige invoer kunt plaatsen.
A4 (210 x 297 mm)
B5 (182 x 257 mm)
A5 (148 x 210 mm)
Legal (216 x 356 mm)
Letter (216 x 279 mm)
Statement (140 x 216 mm)
Executive (184 x 267 mm)
Officio (216 x 318 mm)
B-officio (216 x 355 mm)
M-officio (216 x 341 mm)
Government - Letter (203 x 267 mm)
Government - Legal (203 x 330 mm)
Foolscap (216 x 330 mm)
Australian-foolscap (206 x 338 mm)
Indian-Legal (215 x 345 mm)
Envelope COM10 (104,7 x 241,3 mm)
Envelope Monarch (98,4 x 190,5 mm)
Envelope C5 (162 x 229 mm)
Envelope DL (110 x 220 mm)
Indexkaarten (76 x 127 mm)
Aangepast papierformaat
Alleen in MF229dw / MF226dn; automatisch dubbelzijdig afdrukken is beschikbaar zonder dat u papier hoeft te vervangen.
Het apparaat kan ontvangen faxdocumenten afdrukken.
U kunt enveloppen van het formaat Monarch en indexkaarten alleen in de sleuf voor handmatige invoer plaatsen.
U kunt aangepast papier met een breedte van 76,2 tot 216,0 mm en een lengte van 210 tot 356,0 mm in de papierlade plaatsen. Aangepast papier
met een breedte van 76,2 tot 216,0 mm en een lengte van 127 tot 356,0 mm kunt u in de sleuf voor handmatige invoer leggen.
Het papierformaat van het apparaat is standaard ingesteld op Letter. Pas de papierinstelling aan als u papier van een ander
formaat gaat gebruiken.
Het type en formaat papier opgeven
Papiersoort en capaciteit per papierbron
In dit apparaat kan chloorvrij papier worden gebruikt.
Papiersoort
Papiercapaciteit voor
papierlade
Papiercapaciteit voor sleuf voor handmatige
invoer
Normaal
papier
60 tot 80 g/m²
250 vellen 1 vel
80 tot 90 g/m²
170 vellen 1 vel
*1 *2
*1
*1 *2
*1
*1
*1
*1
*1
*1
*3
*3
*4
*1
*2
*3
*4
*1
㻠㻠㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Zwaar papier
90 tot 105 g/m²
170 vellen 1 vel
105 tot 163
g/m²
100 vellen 1 vel
Gerecycled
papier
60 tot 80 g/m²
250 vellen 1 vel
80 tot 90 g/m²
170 vellen 1 vel
Gekleurd
papier
60 tot 80 g/m²
250 vellen 1 vel
80 tot 90 g/m²
170 vellen 1 vel
Bond-papier 60 tot 163 g/m²
100 vellen 1 vel
Transparant
50 vellen 1 vel
Etiketten
100 vellen 1 vel
Envelop
20 vellen 1 vel
Alleen in MF229dw / MF226dn; automatisch dubbelzijdig afdrukken is beschikbaar zonder dat u papier hoeft te vervangen.
*2 Alleen in MF229dw / MF226dn; automatisch dubbelzijdig afdrukken is beschikbaar voor dik papier 1 (90 tot 120 g/m²).
Alleen in MF229dw / MF226dn; automatisch dubbelzijdig afdrukken is beschikbaar voor Bond-papier 1 (60 tot 90 g/m²) en Bond-papier 2 (90 tot 120
g/m²).
*4 Gebruik speciale transparanten voor laserprinters.
Papiersoorten en bijbehorende instellingen
Papier plaatsen
Afdrukgebied
De grijze gebieden in de onderstaande afbeelding geven het afdrukgebied van het document aan.
*2
*1
*1
*3
*4
*1
*3
㻠㻠㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-09H
Specificaties van de kopieerfunctie
Scanresolutie
Tekst/Foto (Snel)
300 x 600 dpi
Tekst/Foto, Foto, Tekst
600 x 600 dpi
Uitvoerresolutie
600 x 600 dpi
Zoompercentage
100% 1:1, Max. 400%, 200%, 141% A5->A4, 70% A4->A5, 50%, Min. 25%
Kopieersnelheid
(A4 Normaal 1:1)
MF229dw / MF226dn
27 kpm
MF217w / MF216n
23 kpm
Capaciteit
continu kopiëren
Maximaal 99 exemplaren
Tijd voor eerste
kopie
(A4)
Glasplaat: maximaal 9 seconden
Documentinvoer: maximaal 14 seconden
De kopieersnelheid op enkelzijdig bedrukt normaal papier van het formaat A4 wordt gemeten tijdens continu kopiëren. Kopieersnelheden kunnen variëren
afhankelijk van de uitvoerresolutie, de papiersoort, het formaat en de invoerrichting van het papier. De kopieersnelheid op kleinere papierformaten kan lager
zijn. Daarnaast kan de machine een continue kopieerbewerking tijdelijk onderbreken of de kopieersnelheid verlagen. Dit gebeurt om de temperatuur in de
machine aan te passen of de optimale afdrukkwaliteit te behouden.
*
*
㻠㻠㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-09J
Specificaties van de faxfunctie
Gebruikte lijn
Openbaar telefoonnetwerk (PSTN)
Communicatiemodus
Super G3, G3
Compressiemethode
MH, MR, MMR
Modemsnelheid
Super G3: 33,6 kbps, G3: 14,4 kbps
Automatische terugval
Transmissiesnelheid
Ongeveer 3 seconden/pagina
(ECM-MMR, verzending vanuit het geheugen bij 33,6 Kbps)
Verzenden vanuit
geheugen/ontvangen
in geheugen
Max. ongeveer 256 pagina's (het totale aantal verzonden/ontvangen pagina's)
(Maximum aantal faxtaken dat vanuit het geheugen kan worden verstuurd: 10/Maximum aantal
faxtaken dat in het geheugen kan worden ontvangen: 90)
Faxresolutie
Normaal: 200 x 100 dpi
Fijn: 200 x 200 dpi
Foto: 200 x 200 dpi
Superfijn: 200 x 400 dpi
Kiezen
Sneltoetsen (4 bestemmingen)
Codes voor verkort kiezen (100 bestemmingen)
Groepskiezen (103 groepen)
Via het adresboek
Gewoon kiezen (met numerieke toetsen)
Automatische nummerherhaling
Handmatig opnieuw kiezen
Groepsverzending (114 bestemmingen)
Rapporten
Verzendresultaten
Verzendbeheerrapport
(standaard automatisch na 40 bestemmingen)
RX-resultaten
Type telefoon
Handset (optioneel)/Externe telefoon/Externe telefoon met ingebouwd antwoordapparaat/Datamodem
Afhankelijk van uw locatie of telefoonverbinding is gegevenscommunicatie wellicht onmogelijk. Neem in dat geval contact op met uw Canon-dealer of met de
Canon-helpdesk.
Gebaseerd op ITU-T (ITU Telecommunication Standardization Sector) -standaarddiagram nr. 1, MMR-standaardmodus.
*1
*2
*2
*1
*2
㻠㻡㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-09K
Specificaties van de scannerfunctie
Type
Kleurenscanner
Maximaal
scanformaat
Glasplaat: maximaal 216 x 297 mm
Invoer: maximaal 216 x 356 mm
Scanresolutie
Optische resolutie
Glasplaat: maximaal 600 x 600 dpi
Invoer: maximaal 300 x 300 dpi
Softwarematige resolutie
9.600 x 9.600 dpi
Scansnelheid
(A4, 300 x 300
dpi)
MF229dw
Kleur: 15 vellen/minuut
Zwart-wit: 22 vellen/minuut
MF226dn / MF217w / MF216n
Kleur: 15 vellen/minuut
Zwart-wit: 20 vellen/minuut
Stuurprogramma
TWAIN
WIA 1.0 (Windows XP)
WIA 2.0 (Windows Vista/7/8/8.1)
ICA (Mac OS X 10.6.x of later)
De communicatietijd is hier niet in opgenomen.
*1
*1
㻠㻡㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-09L
Specificaties van de afdrukfunctie
Capaciteit
opvangblad
(een stapel nieuw
papier van A4-
formaat)
Ongeveer 100 vellen (68 g/m²)
Afdruksnelheid
(A4 Normaal 1:1)
MF229dw / MF226dn
27 ppm
MF217w / MF216n
23 ppm
Tijd eerste
afdruk
(A4)
maximaal 6 seconden
Afdrukresolutie
600 dpi x 600 dpi (equivalent aan 1.200 dpi x 1.200 dpi)
Gradatie
256 gradaties
Tonercartridges
Verbruiksartikelen
Is afhankelijk van de installatieomgeving en de gebruikte papiersoort.
De afdruksnelheid op enkelzijdig bedrukt normaal papier van het formaat A4 wordt gemeten tijdens continu afdrukken. Afdruksnelheden kunnen variëren
afhankelijk van de uitvoerresolutie, de papiersoort, het formaat en de invoerrichting van het papier. De afdruksnelheid op kleinere papierformaten kan lager
zijn. Daarnaast kan de machine een continue afdrukbewerking tijdelijk onderbreken of de afdruksnelheid verlagen. Dit gebeurt om de temperatuur in de
machine aan te passen of de optimale afdrukkwaliteit te behouden.
Kan variëren al naar gelang de uitvoeromgeving.
*1
*2
*3
*1
*2
*3
㻠㻡㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-09R
Verbruiksartikelen
Hier volgt een richtsnoer voor de geschatte levensduur van de verbruiksartikelen die in dit apparaat worden gebruikt. Schaf
verbruiksartikelen aan bij uw plaatselijke, erkende Canon-dealer. Neem voorzorgsmaatregelen voor gezondheid en veiligheid in acht
wanneer u verbruiksartikelen opslaat en hanteert (
Verbruiksartikelen).
Afhankelijk van de installatieomgeving, het papierformaat of het documenttype moet u verbruiksartikelen misschien eerder dan
aangegeven vervangen.
Vervangende tonercartridges zijn anders dan de bijgeleverde tonercartridges, dus de capaciteit kan ook verschillen.
Tonercartridges
Meegeleverde tonercartridges
De gemiddelde capaciteit van de tonercartridge die bij de machine wordt geleverd, is 1.700 vellen.
De gemiddelde capaciteit is gebaseerd op de standaard "ISO/IEC 19752" (de wereldwijde standaard die door de ISO
(International Organization for Standardization) is uitgegeven met betrekking tot de methode voor het bepalen van het
verbruik van tonercartridges voor monochromatische elektrofotografische printers en multifunctionele apparaten die
printeronderdelen bevatten) bij het afdrukken op papier van A4-formaat met de standaardinstelling voor afdrukdichtheid.
Vervangende tonercartridges
Voor een optimale printkwaliteit worden originele tonercassettes van Canon aanbevolen.
Canon Genuine-tonercartridge Gemiddelde capaciteit van tonercartridge
Canon Cartridge 737
2.400 vellen
Bij het vervangen van tonercartridges Tonercartridges vervangen
KOPPELINGEN
Tonercartridges vervangen
*
*
*
㻠㻡㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-09S
Meegeleverde documentatie
Het apparaat wordt geleverd met de volgende handleidingen. Raadpleeg deze handleidingen als u iets niet weet.
Aan de slag
Lees deze handleiding eerst. Er worden enkele basisprocedures beschreven, van het
verwijderen van het verpakkingsmateriaal tot het installeren van het apparaat.
e-Handleiding (deze
handleiding)
In deze handleiding worden alle functies van het apparaat beschreven. U kunt de
handleiding weergeven in een webbrowser. U kunt informatie bekijken per categorie
of een trefwoord invoeren om alleen pagina's over een bepaald onderwerp te
bekijken.
De e-Handleiding gebruiken
Installatiehandleiding
MF-stuurprogramma
Deze handleiding bevat instructies voor het installeren van de MF-stuurprogramma's,
MF Toolbox en de software op de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met
gebruikerssoftware en handleidingen).
㻠㻡㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-09U
De e-Handleiding gebruiken
De e-Handleiding is een handleiding die u op uw computer kunt bekijken en die alle functies van het apparaat beschrijft. U kunt zoeken
op basis van uw bedoeld gebruik of een trefwoord invoeren om snel de pagina te vinden die u zoekt. U kunt de e-Handleiding gebruiken
door deze op uw computer te installeren of door de e-Handleiding rechtstreeks vanaf de dvd-rom te starten.
De e-Handleiding
installeren
De gewenste informatie opzoeken
U kunt zoeken naar de gewenste pagina door de volgende drie methoden te gebruiken.
Zoeken in de inhoud
U kunt zoeken naar de gewenste pagina door het onderwerp te selecteren in het tabblad [Inhoud] aan de linkerkant van het scherm
en vervolgens het [Hoofdstukpictogram] naast het onderwerp te selecteren.
Bovenste pagina
Onderwerppagina
Zoeken op trefwoord
Voer een zoekopdracht uit door een trefwoord in te voeren, zoals "fax" of "draadloze LAN" en de pagina's die het trefwoord bevatten,
worden vervolgens weergegeven. Daarna kunt u in deze lijst met resultaten zoeken naar de gewenste pagina. U kunt ook zinnen
opgeven zoals "verbinding maken met een netwerk". Het zoeken op trefwoord ondersteunt ook de booleaanse AND-functie om te
zoeken naar meerdere trefwoorden.
Het tabblad Zoeken
Zoeken in het siteoverzicht
Klik op [Siteoverzicht] boven aan het scherm en er wordt een lijst weergegeven met alle onderwerpen van de e-Handleiding. Vanaf
hier kunt u zoeken naar het gewenste onderwerp.
Siteoverzicht
Systeemvereisten
Om de e-Handleiding te gebruiken, zijn de volgende webbrowsers vereist. De inhoud van de e-Handleiding wordt mogelijk niet
correct weergegeven als u een browser gebruikt die niet in de onderstaande lijst staat.
Windows: Internet Explorer 8.0/9.0/10.0/11.0, Firefox 24 ESR/F 26
Mac OS: Safari 7, Firefox 24 ESR/F 26
Deze cd/dvd bevat mogelijk handleidingen in PDF-indeling. Als u niet over Adobe Reader beschikt om de handleidingen in PDF-
indeling te bekijken, probeert u een ander programma zoals PDF Preview van Vivid Document Imaging Technologies.
Informatie over de meest recente e-Handleiding
Raadpleeg de website van Canon voor de meest recente e-Handleiding.
㻠㻡㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-09W
De e-Handleiding installeren
Installeer de e-Handleiding op uw computer vanaf de dvd-rom die bij de machine is geleverd. Het label van de dvd met handleidingen
kan verschillen afhankelijk van het land of het model van de machine.
Plaats de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in het cd-
rom-station van uw computer.
Selecteer een taal en klik op [OK] als dat wordt gevraagd.
Als het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] niet verschijnt, haalt u de dvd uit het station en plaatst u
deze opnieuw. Zie ook
Het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] weergeven.
Klik op [Aangepaste installatie].
Selecteer [USB-verbinding] en klik op [Volgende].
OPMERKING:
Selecteer [USB-verbinding] zelfs wanneer u verbinding maakt via een netwerk.
Schakel alle selectievakjes uit behalve dat voor [Handleidingen] en klik op [Installeren].
1
2
3
4
㻠㻡㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan.
De installatie wordt gestart.
U moet nu even wachten. Deze bewerking kan enige tijd duren.
Klik op [Afsluiten].
Klik op [Volgende] [Afsluiten].
5
6
7
㻠㻡㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
De e-Handleiding weergeven
Dubbelklik op het snelkoppelingspictogram van de e-Handleiding op het bureaublad.
Als er een beveiligingswaarschuwing wordt weergegeven
Klik op [Inhoud weergeven].
TIP om de e-Handleiding rechtstreeks vanaf de dvd-rom te openen
Afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt, kan er een beveiligingswaarschuwing worden weergegeven. Als dat het
geval is, geef dan toestemming om de inhoud in de webbrowser weer te geven.
1
Plaats de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in het
cd-rom-station van uw computer.
Selecteer een taal en klik op [OK] als dat wordt gevraagd.
Als het scherm [Installatie van softwareprogramma's/ handleidingen] niet verschijnt, haalt u de dvd uit het
station en plaatst u deze opnieuw. Zie ook
Het scherm [Installatie van
softwareprogramma's/handleidingen] weergeven.
2
Klik op [Handleidingen].
3
Klik op [e-Handleiding].
Afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt, kan er een beveiligingswaarschuwing worden weergegeven. Als dat het
㻠㻡㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
geval is, geef dan toestemming om de inhoud in de webbrowser weer te geven.
㻠㻡㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-09X
De e-Handleiding verwijderen
U kunt de e-Handleiding desgewenst van de computer verwijderen.
Plaats de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in het cd-
rom-station van uw computer.
Selecteer een taal en klik op [OK] als dat wordt gevraagd.
Klik op [Start programma's].
Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven, raadpleegt u Het scherm [Installatie van
softwareprogramma's/handleidingen] weergeven.
Klik op [Starten] voor [Handleiding verwijderen].
Klik op [Verwijderen].
De e-Handleiding wordt verwijderd.
U moet nu even wachten. Deze bewerking kan enige tijd duren.
Klik op [Afsluiten].
1
2
3
4
5
㻠㻢㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Klik op [Terug] [Afsluiten].
6
㻠㻢㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-09Y
Lay-out van de e-Handleiding
De e-Handleiding is opgesplitst in verschillende schermen en de inhoud van elk scherm varieert.
Bovenste pagina
Deze pagina wordt weergegeven als u de e-Handleiding start.
Canon
Klik hierop om naar de beginpagina van de handleiding te gaan.
Tabblad [Inhoudsopgave]/Tabblad [Zoeken]
Klik hierop om te schakelen tussen de inhoudsopgave en de zoekfunctie.
Inhoudsopgave
De hoofdstuktitels worden weergegeven (
). Plaats de muisaanwijzer over een van de titels en de onderwerpen van het
hoofdstuk worden aan de rechterkant weergegeven. Klik op een onderwerp en de pagina hiervan wordt weergegeven.
[Boven]
Klik hierop om naar de beginpagina van de handleiding te gaan.
[Siteoverzicht]
Klik hierop om alle onderwerpen van de e-Handleiding weer te geven.
[Help]
Klik hierop om informatie weer te geven over hoe u de e-Handleiding kunt bekijken, hoe u een zoekopdracht uitvoert en andere
㻠㻢㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
informatie.
[Afdrukken]
Klik hierop om de weergegeven inhoud af te drukken.
Handige functies
Verschillende praktijkvoorbeelden om het apparaat zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Klik op
/ / / om
praktijkvoorbeelden op categorie weer te geven. Klik op het bewegende beeld voor meer informatie over elke categorie. U kunt
het beeld stoppen door de aanwijzer erop te zetten.
Handige functies
[Beknopte Help] / [Problemen oplossen] / [Onderhoud]
Klik hierop als er onverwachts problemen zijn met het apparaat of als u dit wilt reinigen.
[Voor Mac OS-gebruikers]
Klik hierop om voorzorgsmaatregelen voor Mac OS-gebruikers weer te geven.
[Kennisgeving]
Klik hierop om belangrijke informatie weer te geven waarmee u bekend moet zijn voordat u het apparaat gaat gebruiken.
[Vestigingen]
Klik hierop om contactgegevens weer te geven voor vragen over het apparaat.
Handige functies
Verschillende praktijkvoorbeelden om het apparaat zo efficiënt mogelijk te gebruiken.
/
Klik hierop om gedetailleerde informatie weer te geven. Klik opnieuw om het venster te sluiten.
Klik hierop om het desbetreffende onderwerp weer te geven.
Onderwerppagina
Deze pagina bevat informatie over het configureren en gebruiken van het apparaat.
㻠㻢㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
[Inhoudsopgave]
De hoofdstukpictogrammen en -titels worden weergegeven.
/
Het tabblad [Inhoudsopgave] kan breder of smaller worden gemaakt.
[Alles uitvouwen]/[Alles samenvouwen]
Klik op [Alles uitvouwen] om alle subgedeelten van alle onderwerpen weer te geven. Klik op [Alles samenvouwen] om alle
subgedeelten van alle onderwerpen te sluiten.
Hoofdstukpictogrammen
Klik op een hoofdstukpictogram om naar het begin van het overeenkomstige hoofdstuk te navigeren.
Onderwerppagina
Geeft de onderwerpen van het geselecteerde hoofdstuk weer. Als "+" wordt weergegeven op het onderwerp, klikt u hierop om
de subgedeelten van dat onderwerp weer te geven. Klik op "-" om het uitgevouwen onderwerp te sluiten.
[Alles afdrukken]
Alle pagina's van het geselecteerde hoofdstuk worden in een afzonderlijk venster geopend. Het hoofdstuk kan indien nodig
worden afgedrukt.
Navigatie
Zie welk hoofdstukonderwerp u momenteel bekijkt.
Klik hierop om naar het begin van de pagina te gaan.
/
Klik hierop om het vorige of volgende onderwerp weer te geven.
Klik hierop om naar de overeenkomstige pagina te gaan. Klik op "Terug" in uw webbrowser om terug te gaan naar de vorige
pagina.
Klik hierop om de verborgen gedetailleerde beschrijvingen weer te geven. Klik opnieuw om de gedetailleerde beschrijvingen te
sluiten.
Het tabblad Zoeken
Bevat een tekstvak om een zoekopdracht uit te voeren en naar de gewenste pagina te zoeken.
㻠㻢㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
[Voer hier trefwoord(en) in]
Typ hier een of meer trefwoorden en klik op
om de zoekresultaten weer te geven in het zoekvenster ( ).
[Zoekopties]
Klik hierop om zoekopties in te stellen zoals het bereik van de zoekopdracht en jokertekens. Om de opties weer te geven, klikt
u op deze knop wanneer die grijs is. Om de opties te verbergen, klikt u op deze knop wanneer die oranje is.
Zoekbereik selecteren
Hier kunt u het zoekbereik instellen. U kunt efficiënter zoeken naar informatie door het zoekbereik te beperken. Deze functie is
met name handig als u ongeveer weet waar het onderwerp zich bevindt dat u zoekt.
Zoekopties selecteren
Schakel het selectievakje in om bij het zoeken onderscheid te maken tussen hoofdletters en kleine letters.
[Zoeken met volgende voorwaarden]
Klik hierop om zoekresultaten weer te geven die voldoen aan de voorwaarden die zijn opgegeven met
en .
Dialoogvenster met zoekresultaten
Geeft de zoekresultaten weer van de pagina's die de opgegeven trefwoorden bevatten. Zoek in de resultaten naar de gewenste
pagina en klik op de onderwerptitel van de pagina. Als de resultaten niet op één pagina passen, klikt u op
/ of een
paginanummer om de resultaten op de overeenkomstige pagina weer te geven.
Siteoverzicht
Dit is de inhoudsopgave van de e-Handleiding.
Hoofdstukpictogrammen
Klik hierop om naar het onderwerp van het geselecteerde hoofdstuk te gaan.
㻠㻢㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Titel (Onderwerp)
Geeft titels en onderwerpen weer. Klik op een titel of onderwerp om naar de pagina te gaan.
Klik hierop om naar het begin van de pagina te gaan.
/
Klik hierop om naar het vorige of volgende hoofdstuk te gaan.
㻠㻢㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-0A0
De e-Handleiding raadplegen
Markeringen
Waarschuwingen met betrekking tot veiligheid, beperkingen en waarschuwingen met betrekking tot de bediening van het apparaat,
nuttige tips en andere informatie worden weergegeven met behulp van de onderstaande markeringen.
Geeft een waarschuwing aan voor handelingen die lichamelijk letsel tot gevolg kunnen hebben als
de handelingen niet juist worden uitgevoerd. Let altijd goed op deze waarschuwingen zodat u het
apparaat veilig gebruikt.
Dit symbool vraagt om extra aandacht voor handelingen die, indien niet correct uitgevoerd,
lichamelijk letsel tot gevolg kunnen hebben. Let altijd goed op deze waarschuwingen zodat u het
apparaat veilig gebruikt.
Geeft handelingen aan die u niet mag uitvoeren. Lees deze instructies zorgvuldig door en voer de
beschreven handelingen niet uit.
Hiermee worden vereisten en beperkingen voor de bediening aangeduid. Lees deze instructies
zorgvuldig door zodat u het apparaat op de juiste manier bedient en schade aan het apparaat of
eigendommen voorkomt.
Geeft een uitleg van een handeling, of bevat aanvullende informatie voor een procedure.
Geeft nuttige functies of tips voor het gebruiken van het apparaat aan.
Toetsen en knoppen in deze handleiding
Toetsen op het bedieningspaneel en knoppen op het computerscherm worden als volgt weergegeven:
Type Voorbeeld
Toetsen op het
bedieningspaneel
Instellingen
weergegeven op
het
bedieningspaneel
<Tijdklokinstellingen>
<Geef bestemming op.>
Knoppen en
andere
interface-
onderdelen die
op het
computerscherm
worden
weergegeven
[Preferences] (Voorkeuren)
De computerschermen in deze handleiding
Tenzij anders aangegeven, zijn de displays waarnaar wordt verwezen in de e-Handleiding afkomstig van de MF229dw. Afhankelijk van
het besturingssysteem dat u gebruikt, kan de weergave van de displays in deze handleiding iets afwijken van de werkelijke displays.
De weergave van stuurprogramma's en software kan ook variëren afhankelijk van hun versie.
Illustraties in deze handleiding
Tenzij anders aangegeven, verwijzen de gebruikte illustraties in de e-Handleiding naar de MF229dw. Als de verschillen erg groot zijn,
worden er meerdere illustraties gebruikt en worden deze toegelicht met de modelnaam van het apparaat, zoals "MFXXXX/MFXXXX".
㻠㻢㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-0A1
Overige
In deze bijlage worden basisbewerkingen van Windows beschreven. De bijlage bevat verder disclaimers, auteursrechtinformatie en andere
belangrijke informatie.
㻠㻢㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-0A2
Basisbewerkingen in Windows
Het onderdeel [Computer] of [My Computer] (Deze computer) weergeven
Windows XP Professional/Server 2003/Server 2003 R2
[Start]
selecteer [My Computer] (Deze computer).
Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2
[Start]
selecteer [Computer].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [File Explorer] (Verkenner) [Computer] of [This
PC] (Deze pc).
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [File Explorer] (Verkenner) [Computer] of [This PC] (Deze pc).
De printermap weergeven
Windows XP Professional/Server 2003/Server 2003 R2
[Start]
selecteer [Printers and Faxes] (Printers en faxapparaten).
Windows XP Home Edition
[Start]
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm) [Printers and Other Hardware] (Printers en andere hardware) [Printers
and Faxes] (Printers en faxapparaten).
Windows Vista
[Start]
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm) [Printer].
Windows 7/Server 2008 R2
[Start]
selecteer [Devices and Printers] (Apparaten en printers).
Windows Server 2008
[Start]
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm) dubbelklik op [Printers].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm) [View
devices and printers] (Apparaten en printers weergeven).
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm) [View devices and printers] (Apparaten en
printers weergeven).
Printers weergeven die worden gedeeld op de printserver
Open Windows Verkenner.
Windows XP/Vista/7/Server 2003/Server 2003 R2/Server 2008/Server 2008 R2
[Start]
selecteer [All Programs] (Alle programma's) (of [Programs] (Programma's)) [Accessories] (Bureau-accessoires)
[Windows Explorer] (Windows Verkenner).
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [File Explorer] (Verkenner).
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [File Explorer] (Verkenner).
Selecteer [Network] (Netwerk) of [My Network Places] (Mijn netwerklocaties) en dubbelklik op de computer
die is ingesteld als printserver.
Als u wilt zien welke computers in het netwerk zijn opgenomen, moet u mogelijk netwerkdetectie inschakelen of in het netwerk
zoeken naar computers.
Controleer of de gedeelde printer wordt weergegeven.
1
2
㻠㻢㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] weergeven
Als het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] niet automatisch wordt weergegeven nadat u de dvd hebt geplaatst,
volgt u de onderstaande procedure. De stationsnaam van de dvd-rom wordt aangeduid met "D:" in deze handleiding. De stationsletter
van het dvd-romstation kan verschillen afhankelijk van de computer die u gebruikt.
Windows XP/Server 2003/Server 2003 R2
1
[Start] selecteer [Run] (Uitvoeren).
2
Typ "D:\Minst.exe" en klik op [OK].
Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2
1
Typ "D:\Minst.exe" in [Search programs and files] (Zoeken in programma's en bestanden) (of [Start Search]
(Zoekopdracht starten)) in het menu [Start].
2
Druk op de [Enter]-toets.
Windows 8/Server 2012
1
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm selecteer [Run] (Uitvoeren).
2
Typ "D:\Minst.exe" en klik op [OK].
Windows 8.1/Server 2012 R2
1
Klik met de rechtermuisknop op [Start] selecteer [Run] (Uitvoeren).
2
Typ "D:\Minst.exe" en klik op [OK].
Een testpagina afdrukken in Windows
U kunt controleren of het printerstuurprogramma werkt door een testpagina af te drukken in Windows.
Leg papier van A4-formaat in de sleuf voor handmatige invoer. Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op [Printer Properties] (Eigenschappen van
1
2
3
㻠㻣㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥
printer) (of [Properties] (Eigenschappen)).
Druk een testpagina af.
Klik op het tabblad [General] (Algemeen).
Klik op [Print Test Page] (Testpagina afdrukken) om een testpagina af te drukken.
De bitarchitectuur controleren
Als u niet zeker weet of op uw computer de 32-bits of 64-bits versie van Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server
2012/Server 2012 R2 wordt uitgevoerd, volgt u de onderstaande procedure.
Open het onderdeel [Control Panel] (Configuratiescherm).
Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2
[Start]
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm).
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm).
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm).
Open het onderdeel [System] (Systeem).
Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2
Klik op [System and Maintenance] (Systeem en onderhoud) of [System and Security] (Systeem en beveiliging)
[System]
(Systeem).
Windows Server 2008
Klik op [Systeem].
Controleer de bitarchitectuur.
Voor 32-bits versies
[32-bit Operating System] (32-bits besturingssysteem) wordt weergegeven.
Voor 64-bits versies
[64-bit Operating System] (64-bits besturingssysteem) wordt weergegeven.
4
1
2
3
㻠㻣㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥
De computernaam controleren
Windows XP/Server 2003/Server 2003 R2
1
[Start] selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm).
2
Open het onderdeel [System] (Systeem).
Klik op [Performance and Maintenance] (Prestaties en onderhoud)
[System] (Systeem).
3
Klik op het tabblad [Computer Name] (Computernaam) (of [Network ID] (Netwerk-ID)).
4
Klik op [Change] (Wijzigen) (of [Properties] (Eigenschappen)).
Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2
1
Open het onderdeel [Control Panel] (Configuratiescherm).
Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2
[Start]
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm).
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm).
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm)
2
Open het onderdeel [System] (Systeem).
Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2
Klik op [System and Security] (Systeem en beveiliging) (of [System and Maintenance] (Systeem en onderhoud))
[System] (Systeem).
Windows Server 2008
Dubbelklik op [System] (Systeem).
De LPR-/RAW-printerpoort controleren
㻠㻣㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Open de printermap. De printermap weergeven
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op [Printer Properties] (Eigenschappen van
printer) (of [Properties] (Eigenschappen)).
Controleer de poortinstellingen.
Klik op het tabblad [Ports] (Poorten).
Zorg dat de juiste poort is geselecteerd voor de printer.
1
2
3
㻠㻣㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-0A3
Voor Mac OS-gebruikers
Afhankelijk van de aankoopdatum hebt u mogelijk geen stuurprogramma voor Mac OS bij uw apparaat ontvangen. De
stuurprogramma's worden naar de Canon-website geüpload wanneer ze nodig zijn. Controleer het besturingssysteem
van uw computer en download het juiste stuurprogramma van de Canon-website. Raadpleeg de MF Driver Installation
Guide voor informatie over het installeren en gebruiken van het stuurprogramma.
In de e-Handleiding en de Installatiehandleiding MF-stuurprogramma worden methoden voor het werken in een Windows-omgeving
uitgelegd in de vorm van voorbeelden. Raadpleeg de volgende handleiding of Help-informatie voor informatie over het gebruik van het
stuur- en hulpprogramma voor Mac OS.
Functie Object Referentie
Afdrukfunctie
Het stuurprogramma installeren
Aan de slag
Installatiehandleiding MF-stuurprogramma
Canon MF Printer Stuurprogramma Handleiding
Elke functie gebruiken
Help bij stuurprogramma
Canon MF Printer Stuurprogramma Handleiding
Faxfunctie
Het stuurprogramma installeren
Aan de slag
Installatiehandleiding MF-stuurprogramma
Canon Faxstuurprogramma Handleiding
Elke functie gebruiken
Help bij stuurprogramma
Canon Faxstuurprogramma Handleiding
Scanfunctie
Het stuurprogramma installeren
Aan de slag
Installatiehandleiding MF-stuurprogramma
Canon Scanner Stuurprogramma Handleiding
Scannen
(De MF Toolbox of ScanGear MF instellen)
Canon Scanner Stuurprogramma Handleiding
De handleiding voor het stuurprogramma weergeven
Dubbelklik op het volgende HTML-bestand in de map [Documents] (Documenten) op de dvd-rom.
Canon MF Printer Stuurprogramma Handleiding
[Documents] (Documenten)-[Print] (Afdrukken)-[XXXXXX]*-[Guide] (Handleiding)-[index.html]
Canon Faxstuurprogramma Handleiding
[Documents] (Documenten)-[FAX] (FAXEN)-[XXXXXX]*-[Guide] (Handleiding)-[index.html]
Canon Scanner Stuurprogramma Handleiding
[Documents] (Documenten)-[Scan] (Scannen)-[XXXXXX]*-[Guide] (Handleiding)-[index.html]
* Selecteer de gewenste taal voor [XXXXXX].
De Help voor het stuurprogramma weergeven
Klik op [ ] in het stuurprogramma.
㻠㻣㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-0A4
Kennisgeving
Services en software van derden
Software van derden
R&TTE-richtlijn

(Alleen voor modellen met faxfunctie.)
(Alleen voor Europa)
Canon Inc. / Canon Europa N.V.
EMC-voorwaarden van EU-richtlijn
Dit apparaat voldoet aan de essentiële EMC-voorwaarden van de EU-richtlijn. Wij verklaren dat dit product voldoet aan de EMC-
voorwaarden van de EU-richtlijn bij een nominale netspanning van 230 V, 50 Hz hoewel de nominale spanning van dit product 220-240
V, 50/60 Hz is. Het gebruik van geïsoleerde kabels is vereist om te voldoen aan de EMC-voorwaarden van de EU-richtlijn.
Laserveiligheid
Laserstralen kunnen gevaarlijk zijn voor het menselijk lichaam. Om deze reden is de laserstraling die in deze apparatuur wordt gebruikt
hermetisch afgesloten met een beschermende behuizing en een externe kap. Bij normaal gebruik van dit product kan geen straling
vrijkomen.
Dit apparaat is geclassificeerd als Klasse 1 Laser volgens de normen IEC 60825-1: 2007, EN60825-1: 2007.
Model 220-240 V
Het onderstaande etiket is aangebracht op de laserscaneenheid in het apparaat.
Dit apparaat is geclassificeerd volgens de normen IEC 60825-1: 2007, EN60825-1: 2007 en is conform de volgende categorieën:
CLASS 1 LASER PRODUCT
LASER KLASSE 1
APPAREIL À LASER DE CLASSE 1
APPARECCHIO LASER DI CLASSE 1
PRODUCTO LÁSER DE CLASE 1
APARELHO A LASER DE CLASSE 1
LUOKAN 1 LASER-TUOTE
LASERPRODUKT KLASS 1
㻠㻣㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Het gebruik van bedieningen, het maken van aanpassingen, of het uitvoeren van procedures anders dan omschreven in de
handleidingen voor dit apparaat, kan leiden tot gevaarlijke blootstelling aan straling.
AEEA-richtlijn
Uitsluitend bestemd voor de Europese Unie en EER (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein)
Met deze symbolen wordt aangegeven dat dit product in overeenstemming met de AEEA-richtlijn (2012/19/EU), de richtlijn 2006/66/EG
betreffende batterijen en accu's en/of de plaatselijk geldende wetgeving waarin deze richtlijnen zijn geïmplementeerd, niet bij het
normale huisvuil mag worden weggegooid.
Indien onder het hierboven getoonde symbool een chemisch symbool gedrukt staat, geeft dit in overeenstemming met de richtlijn
betreffende batterijen en accu's aan dat deze batterij of accu een zwaar metaal bevat (Hg = kwik, Cd = cadmium, Pb = lood) waarvan
de concentratie de toepasselijke drempelwaarde in overeenstemming met de genoemde richtlijn overschrijdt.
Dit product dient te worden ingeleverd bij een hiervoor aangewezen inzamelpunt, bijv. door dit in te leveren bij een hiertoe erkend
verkooppunt bij aankoop van een gelijksoortig product, of bij een officiële inzameldienst voor de recycling van elektrische en
elektronische apparatuur (EEA) en batterijen en accu's. Door de potentieel gevaarlijke stoffen die gewoonlijk gepaard gaan met EEA, kan
onjuiste verwerking van dit type afval mogelijk nadelige gevolgen hebben voor het milieu en de menselijke gezondheid. Uw medewerking
bij het op juiste wijze weggooien van dit product draagt bij tot effectief gebruik van natuurlijke hulpbronnen.
Voor verdere informatie over recycling van dit product kunt u contact opnemen met uw plaatselijke gemeente, afvaldienst, officiële dienst
voor klein chemisch afval of afvalstortplaats, of kunt u terecht op
www.canon-europe.com/weee, of www.canon-europe.com/battery.
Internationaal ENERGY STAR-programma
Als partner van het ENERGY STAR -programma heeft Canon Inc. vastgesteld dat dit product voldoet aan het
ENERGY STAR-programma voor energiebesparing.
Het International ENERGY STAR Office Equipment Program is een internationaal programma ter bevordering van
energiebesparing bij computers en andere kantoorapparatuur.
Het programma ondersteunt de ontwikkeling en distributie van producten met functies die het energieverbruik
effectief verminderen. Het is een open systeem waaraan bedrijven vrijwillig kunnen deelnemen.
Het programma richt zich op kantoorapparatuur, zoals computers, schermen, printers en fax- en kopieerapparaten.
De normen en logo's zijn in alle deelnemende landen gelijk.
IPv6 Ready-logo
De protocolstack van dit apparaat voldoet aan de eisen voor het IPv6 Ready Logo Phase 1, die door het IPv6-forum zijn
vastgesteld.
Productgegevens die verplicht zijn krachtens COMMISSIEVERORDENING (EG) nr. 801/2013 tot wijziging van
Verordening (EG) nr. 1275/2008
Stroomverbruik van het product in netwerk-stand-by als bekabelde netwerkpoorten zijn aangesloten en alle draadloze netwerkpoorten
zijn geactiveerd (indien deze tegelijkertijd beschikbaar zijn).
Naam model Stroomverbruik van het product in netwerk-stand-by
MF229dw
MF226dn
2,1 W
1,3 W
De bovenstaande waarde(n) zijn de werkelijke waarden voor één willekeurig gekozen apparaat en kunnen daarom afwijken van de
waarde van het gebruikte apparaat. De waarden zijn gemeten zonder dat er optionele netwerkpoorten waren verbonden en/of
geactiveerd.
®
㻠㻣㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Voorgeschreven informatie over draadloos LAN
Regulatory information
Users in the European Union and other European countries
MF229dw/MF217w includes Wireless LAN Module (Model name: AW-NM383).
This device complies with the essential requirements of the R&TTE Directive 1999/5/EC.
R&TTE Declaration of Conformity (Wireless LAN Module)



Dansk
[Danish]
Undertegnede CANON INC. erklærer herved, at AW-NM383 overholder de væsentlige krav og øvrige relevante
krav i direktiv 1999/5/EF.
Deutsch
[German]
Hiermit erklärt CANON INC., dass sich das Gerät AW-NM383 in Übereinstimmung mit den grundlegenden
Anforderungen und den übrigen einschlägigen Bestimmungen der Richtlinie 1999/5/EG befindet.
Eesti
[Estonian]
Käesolevaga kinnitab CANON INC. seadme AW-NM383 vastavust direktiivi 1999/5/EÜ olulistele nõuetele ja
muudele asjakohastele sätetele.
English
Hereby, CANON INC., declares that AW-NM383 is in compliance with the essential requirements and other
relevant provisions of Directive 1999/5/EC.
Español
[Spanish]
Por medio de la presente CANON INC. declara que el AW-NM383 cumple con los requisitos esenciales y
cualesquiera otras disposiciones aplicables o exigibles de la Directiva 1999/5/CE.

[Greek]


Français
[French]
Par la présente, CANON INC. déclare que l'appareil AW-NM383 est conforme aux exigences essentielles et aux
autres dispositions pertinentes de la directive 1999/5/CE.
Italiano
[Italian]
Con la presente CANON INC. dichiara che AW-NM383 è conforme ai requisiti essenziali ed alle altre disposizioni
pertinenti stabilite dalla direttiva 1999/5/CE.
Latviski
[Latvian]



[Lithuanian]

reikalavimus ir kitas josnuostatas.
Nederlands
[Dutch]
Hierbij verklaart CANON INC. dat AW-NM383 in overeenstemming is met de essentiële eisen en de andere
relevante bepalingen van richtlijn 1999/5/EG.
Malti
[Maltese]


Magyar
[Hungarian]


Polski [Polish]

stosownymi postanowieniami Dyrektywy 1999/5/EC.
Português
[Portuguese]
Por este documento, a CANON INC. declara que o AW-NM383 está em conformidade com os requisitos essenciais
e outras disposições relevantes da Diretiva 1999/5/CE.

[Slovenian]
Družba CANON INC. izjavlja, da je tiskalnik AW-NM383 skladni z bistvenimi zahtevami in ostalimi relevantnimi

Slovensky
[Slovak]

1999/5/ES.
Suomi
[Finnish]
CANON INC. vakuuttaa täten, että AW-NM383 -laite on direktiivin 1999/5/ EY oleellisten vaatimusten ja sitä
koskevien direktiivin muiden ehtojen mukainen.
Svenska
[Swedish]
Härmed intygar CANON INC. att denna AW-NM383 står i överensstämmelse med de väsentliga egenskapskrav
och övriga relevanta bestämmelser som framgår av direktiv 1999/5/EG.

[Romanian]

alte prevederi relevante incluse în Directiva 1999/5/CE.


[Bulgarian]




Íslenska
[Icelandic]
Hér með lýsir CANON INC. því yfir að AW-NM383 í samræmi við grunnkröfur og aðrar kröfur, sem gerðar eru
í tilskipun 1999/5/EC.
㻠㻣㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥
Norsk
[Norwegian]
CANON INC. erklærer herved at utstyret AW-NM383 er i samsvar med de grunnleggende krav og øvrige
relevante krav i direktiv 1999/5/EF.
Gaeilge [Irish]
Dearbhaíonn CANON INC. leis seo go gcloíonn AW-NM383 le ceanglais riachtanacha agus le forálacha ábhartha
eile na Treorach 1999/5/CE.
(Alleen voor Europa)
Canon Inc. / Canon Europa N.V.
Regulatory information for users in Jordan
MF229dw/MF217w includes approved Wireless LAN Module (Model name: AW-NM383).
Contains Wireless LAN Module approved by TRC/SS/2014/38
Regulatory information for users in UAE
MF229dw/MF217w includes approved Wireless LAN Module (Model name: AW-NM383).
TRA
REGISTERED No: ER0126617/14
DEALER No: DA0060877/11
Disclaimers
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
CANON INC. BIEDT GEEN ENKELE GARANTIE MET BETREKKING TOT DIT MATERIAAL, UITDRUKKELIJK NOCH STILZWIJGEND, BEHALVE
ZOALS HIERIN GEBODEN, INCLUSIEF, EN ZONDER BEPERKINGEN DAARVAN, GARANTIES OP HET GEBIED VAN VERKOOPBAARHEID,
GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL OF HET INBREUK MAKEN OP ENIG RECHT. CANON INC. IS NIET AANSPRAKELIJK VOOR
ENIGE DIRECTE, INCIDENTELE OF SECUNDAIRE SCHADE VAN WELKE AARD DAN OOK, NOCH VOOR VERLIEZEN OF UITGAVEN ALS
RESULTAAT VAN HET GEBRUIK VAN DIT MATERIAAL.
Copyright
Copyright CANON INC. 2014
Niets uit dit document mag worden vermenigvuldigd, verzonden, getranscribeerd, opgeslagen in een zoeksysteem of vertaald in een taal
of computertaal in welke vorm of met welke middelen dan ook, hetzij elektronisch, mechanisch, magnetisch, optisch, chemisch,
handmatig of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Canon Inc.
Handelsmerken
Adobe, Acrobat, Reader en Photoshop zijn gedeponeerde handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of
andere landen.
Apple, Bonjour, iPad, iPhone, iPod touch, Macintosh, Mac OS en OS X zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc. in de Verenigde
Staten en/of andere landen. AirPrint en het AirPrint-logo zijn handelsmerken van Apple Inc.
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows Server, Internet Explorer, Word, Excel en PowerPoint zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Portions of this software are copyright © 2007 The FreeType Project (www.freetype.org). All rights reserved.
Alle andere product- en merknamen zijn gedeponeerde handelsmerken, handelsmerken of servicemerken van de respectieve eigenaren.
㻠㻣㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥
0LY9-0A5
Contact opnemen
CANON INC.
30-2, Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan
CANON MARKETING JAPAN INC.
16-6, Konan 2-chome, Minato-ku, Tokyo 108-8011, Japan
CANON U.S.A., INC.
One Canon Park, Melville, NY 11747, U.S.A.
CANON EUROPA N.V.
Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, The Netherlands
CANON CHINA CO. LTD.
15F Jinbao Building No.89, Jinbao Street, Dongcheng District, Beijing 100005, PRC
CANON SINGAPORE PTE LTD.
1 HarbourFront Avenue, #04-01 Keppel Bay Tower, Singapore 098632
CANON AUSTRALIA PTY LTD
Building A, The Park Estate, 5 Talavera Road, Macquarie Park, NSW 2113, Australia
WERELDWIJDE WEBSITE VAN CANON
http://www.canon.com/
㻠㻣㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥
㻝㻌㻛㻌㻠㻤
Introductie 3
Informatie over de stuurprogramma's en de software
4
Ondersteunde besturingssystemen
5
Selecteren welk stuurprogramma moet worden geïnstalleerd
6
Installeren
8
Installeren vanaf de meegeleverde CD-ROM/DVD-ROM
9
Installeren na downloaden van de Canon website
21
Installatie om WSD te gebruiken
28
Verwijderen
33
Problemen oplossen
37
Bijlage
38
De installatiehandleiding gebruiken
39
Schermconfiguratie van de installatiegids
40
De installatiehandleiding bekijken
43
Overige
44
Basisbewerkingen in Windows
45
Kennisgeving
48
㻞㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-000
Introductie
In deze Installatiehandleiding wordt uitgelegd hoe u de MF-stuurprogramma's en MF Toolbox installeert en verwijdert.
Systeemvereisten voor het installeren van de MF-stuurprogramma's of MF Toolbox ( Ondersteunde besturingssystemen).
Installeren
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de MF-stuurprogramma's en MF Toolbox installeert, om het apparaat gereed te maken voor
afdrukken vanaf een computer.
Installeren
Verwijderen
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de MF-stuurprogramma's of MF Toolbox verwijdert. Verwijderen
Problemen oplossen
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u problemen tijdens het installeren en verwijderen van de MF-stuurprogramma's of MF Toolbox
oplost.
Problemen oplossen
Bijlage
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de Installatiehandleiding gebruikt en basisbewerkingen in Windows uitvoert. Bijlage
㻟㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-001
Informatie over de stuurprogramma's en de software
Lees het volgende voordat u de MF-stuurprogramma's of andere software installeert. Het installatieproces varieert al naar gelang de
verbindingsmethode en omgeving.
MF-stuurprogramma's
Printerstuurprogramma
U kunt vanuit een toepassing afdrukken op het apparaat wanneer het printerstuurprogramma op uw
computer is geïnstalleerd.
Faxstuurprogramma
Als u het faxstuurprogramma op uw computer installeert, kunt u "Afdrukken" selecteren in een
toepassing, het Canon-faxstuurprogramma selecteren als printer en de uitvoerbestemming en -opties
opgeven. Het faxstuurprogramma converteert de gegevens naar een afbeelding die conform is met
de standaardfaxprotocollen, zodat de gegevens kunnen worden afgedrukt of opgeslagen met het
faxapparaat van de ontvanger.
Scannerstuurprogramma
U kunt het apparaat als scanner gebruiken wanneer het scannerstuurprogramma op uw computer is
geïnstalleerd.
Network Scan Utility
U hebt dit hulpprogramma nodig om het apparaat als netwerkscanner te kunnen gebruiken. Het
wordt automatisch samen met het scannerstuurprogramma geïnstalleerd.
MF Toolbox
MF Toolbox biedt een groep opdrachten waarmee u een gescande afbeelding in een toepassing kunt
openen, als e-mailbijlage kunt verzenden, op de vaste schijf kunt opslaan, enzovoort.
Toner Status
Op de computer waarop deze toepassing is geïnstalleerd, wordt via een pop-upvenster aangegeven
hoeveel toner is gebruikt. U kunt vanuit de toepassing ook rechtstreeks naar een website voor het
kopen van cartridges gaan.
Extra programma's
Address Book
Import/Export Tool
(Hulpprogramma
Adresboek
importeren/exporteren)
Met "Address Book Import/Export Tool" (Hulpprogramma Adresboek importeren/exporteren) kunt u
een adresboek dat op het apparaat is geregistreerd, importeren of exporteren.
"Address Book Import/Export Tool" (Hulpprogramma Adresboek importeren/exporteren) bevindt zich
in de map [AddressBookTool] op de User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met
gebruikerssoftware en handleidingen).
Canon MF/LBP-assistent
draadloze verbinding
instellen
Wanneer u verbinding maakt met een draadloos LAN, kunt de SSID of netwerksleutel controleren
met behulp van “Canon MF/LBP-assistent draadloze verbinding instellen”.
Presto! PageManager Met dit programma kunt u gescande afbeeldingen op allerlei manieren verwerken.
*1 Afhankelijk van het model dat u gebruikt, is er mogelijk geen faxstuurprogramma bijgeleverd.
*2 Afhankelijk van uw model of land of regio, wordt deze software mogelijk niet bijgeleverd.
Afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt, zijn enkele functies van de op de cd/dvd aanwezige
stuurprogrammasoftware mogelijk niet bruikbaar. De meest recente software is op de Canon website geplaatst. Controleer de
besturingsomgeving enzovoort en download indien nodig de juiste software.
*1
*2
*2
㻠㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-002
Ondersteunde besturingssystemen
Controleer aan de hand van de volgende tabel welke besturingssystemen ondersteuning bieden voor MF-stuurprogramma's en MF
Toolbox.
: Ondersteund
: Niet ondersteund
Windows
XP
Windows
Vista/7/8/8.1
Windows Server
2003/Server 2008
Windows Server 2008 R2/Server
2012/Server 2012 R2
Printerstuurprogramma
(UFRII LT)
Printerstuurprogramma
(UFRII LT (XPS))
Faxstuurprogramma
Scannerstuurprogramma
Network Scan Utility
MF Toolbox
Toner Status
Address Book
Import/Export Tool
(Hulpprogramma
Adresboek
importeren/exporteren)
Canon MF/LBP-assistent
draadloze verbinding
instellen
Presto! PageManager
*1 Alleen ondersteund via een netwerkverbinding.
*2 Alleen ondersteund met Windows Server 2008.
*3 Alleen ondersteund met 32-bits edities.
*4 Alleen via draadloze LAN-verbinding ondersteund.
*5 Afhankelijk van uw model of land of regio wordt deze software mogelijk niet bijgeleverd.
*1 *1
*2
*5 *1 *1
*1 *1
*3
*5
*5
*4 *4 *4 *4
*3
㻡㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-003
Selecteren welk stuurprogramma moet worden geïnstalleerd
Voordat u de MF-stuurprogramma's installeert, dient u op het apparaat op te geven welk methode voor verbinding met de computer
wordt gebruikt en welke soorten stuurprogramma's moeten worden gebruikt.
Een model met een faxfunctie gebruiken
Een model zonder faxfunctie gebruiken
Druk op en tik op <Menu>.
Tik op <Instellingen Systeembeheer>.
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op
<Toepassen>. De pincode van de systeembeheerder instellen (e-Handleiding)
Tik op <PDL-selectie (Plug and Play)>.
Tik op <Netwerk> of <USB>.
Selecteer het stuurprogramma dat u gebruikt.
Opties voor paginabeschrijvingstalen
Netwerk
Fax
UFRII LT
UFRII LT (XPS)
USB
UFRII LT
UFRII LT (XPS)
Start de machine opnieuw op.
Als u bij stap 4 <USB> hebt geselecteerd, zet u de machine uit. Vervolgens wacht u minstens 10 seconden en zet u de machine
weer aan.
Druk op .
Gebruik / om <Instellingen Systeembeheer> te selecteren en druk op .
Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op [OK]. De
pincode van de systeembeheerder instellen (e-Handleiding)
Gebruik / om <PDL-selectie (Plug and Play)> te selecteren en druk op .
Een model met een faxfunctie gebruiken
Een model zonder faxfunctie gebruiken
1
2
3
4
5
6
1
2
3
㻢㻌㻛㻌㻠㻤
Gebruik / om <Netwerk> of <USB> te selecteren en druk op .
Gebruik / om het gebruikte stuurprogramma te selecteren en druk op .
Opties voor paginabeschrijvingstalen
Netwerk
UFRII LT
UFRII LT (XPS)
USB
UFRII LT
UFRII LT (XPS)
Start de machine opnieuw op.
Als u bij stap 4 <USB> hebt geselecteerd, zet u de machine uit. Vervolgens wacht u minstens 10 seconden en zet u de machine
weer aan.
4
5
6
㻣㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-004
Installeren
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de MF-stuurprogramma's en MF Toolbox installeert, om het apparaat gereed te maken voor
afdrukken vanaf een computer.
Installeren vanaf de meegeleverde CD-ROM/DVD-ROM
Installeer de MF-stuurprogramma's en MF Toolbox vanaf de User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met
gebruikerssoftware en handleidingen) die bij het apparaat is geleverd. Voer de instelprocedure uit om het apparaat met uw computer te
verbinden en de stuurprogramma's te installeren.
Installeren vanaf de meegeleverde CD-ROM/DVD-ROM
Installeren na downloaden van de Canon website
De nieuwste versies van de MF-stuurprogramma's en MF Toolbox kunnen worden gedownload van de Canon-website. U moet de MF-
stuurprogramma's of MF Toolbox bijvoorbeeld downloaden als de stuurprogramma's op de cd/dvd geen ondersteuning bieden voor het
besturingssysteem van uw computer.
Installeren na downloaden van de Canon website
Een WSD-netwerkprinter toevoegen
Als u Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 gebruikt, kunt u een netwerkprinter
toevoegen met behulp van WSD (Web Services on Devices).
Installatie om WSD te gebruiken
㻤㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-005
Installeren vanaf de meegeleverde CD-ROM/DVD-ROM
Bij gebruik van Eenvoudige installatie moet u de stappen in de volgende volgorde uitvoeren: "Installeer de stuurprogramma's"
"Installeer de software vanaf de bijgeleverde cd/dvd" "Installeer de e-Handleiding". Raadpleeg vóór u begint "Aan de slag" voor meer
informatie over het verbinden van het apparaat en de computer.
U kunt ervoor kiezen standaardsoftware en de e-Handleiding met [Eenvoudige installatie] te installeren, of u kunt met [Aangepaste
installatie] opgeven welke software en handleidingen u wilt installeren.
Installeren met [Eenvoudige installatie]
Installeren met [Aangepaste installatie]
De resultaten van de installatie controleren
Als u het apparaat via een USB-kabel met een computer verbindt, dient u de software te installeren voordat u de kabel aansluit.
Het apparaat wordt geleverd zonder USB-kabel. Zorg dat u er een bij de hand heeft.
Het hangt af van uw land of regio welke opties worden weergegeven.
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Plaats de User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen)
in het computerstation.
Klik op [Eenvoudige installatie].
Als u de e-Handleiding niet op uw computer wilt installeren of als u geïnstalleerde software wilt aanpassen, klikt u op
[Aangepaste installatie].
Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven, raadpleegt u
Het scherm [Installatie via cd-rom/dvd-rom]
weergeven.
Indien [Automatisch afspelen] wordt weergegeven, klik op [Uitvoeren Mlnst.exe].
Geef op hoe u het apparaat met de computer wilt verbinden.
USB-verbinding
Selecteer [USB-verbinding] en klik op [Volgende].
Installeren met [Eenvoudige installatie]
1
2
3
4
㻥㻌㻛㻌㻠㻤
Verbinding via bedraad/draadloos LAN
Selecteer [Netwerkverbinding] en klik op [Volgende].
In Server 2003/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 wordt dit scherm niet weergegeven. Ga naar de
volgende procedure.
Klik op [Installeren].
Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan.
5
6
㻝㻜㻌㻛㻌㻠㻤
Klik op [Volgende].
Als u het apparaat via een netwerk met een computer wilt verbinden, gaat u naar stap 8.
Als u het apparaat via een USB-kabel met een computer wilt verbinden, gaat u naar stap 10.
De stuurprogramma's worden geïnstalleerd.
Klik in het volgende scherm op [Ja].
Selecteer het apparaat en klik op [Volgende].
7
8
㻝㻝㻌㻛㻌㻠㻤
Als er geen apparaten worden weergegeven in [Apparatenlijst]
Controleer de verbinding tussen de machine en de computer en de IP-adresinstellingen (Netwerkinstellingen weergeven (e-
Handleiding)), en klik op [Apparatenlijst bijwerken]. Als u het apparaat nog steeds niet ziet, doet u het volgende: klik op
[Zoeken op IP-adres]
typ het IP-adres dat op het apparaat is ingesteld [OK].
Controleer de instellingen en klik op [Starten].
De stuurprogramma's worden geïnstalleerd.
Klik op [Afsluiten].
In Windows Server 2003/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 wordt MF Toolbox niet geïnstalleerd. Ga naar
stap 13.
Klik op [Starten].
De installatie van MF Toolbox wordt gestart.
Klik op [Afsluiten].
Volg de instructies op het scherm om Toner Status te installeren.
9
10
11
12
13
㻝㻞㻌㻛㻌㻠㻤
Volg de instructies op het scherm om de e-Handleiding te installeren.
Lees de informatie in het volgende scherm zorgvuldig, selecteer [Accepteren] of [Niet accepteren] en klik op
[Volgende].
Als u [Accepteren] selecteert, wordt Product Extended Survey Program geïnstalleerd.
Product Extended Survey Program is een programma waarmee gedurende tien jaar elke maand basisinformatie over de
installatie en het gebruik van de printer naar Canon wordt verstuurd. Er worden geen andere gegevens verstuurd, dus ook
geen persoonlijke gegevens. U kunt Product Extended Survey Program op elk gewenst moment verwijderen.
Product
Extended Survey Program verwijderen
Klik op [Volgende].
Schakel het selectievakje [Computer nu opnieuw opstarten (aanbevolen)] in en klik op [Opnieuw opstarten]
nadat u de cd/dvd hebt verwijderd.
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Plaats de User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen)
in het computerstation.
Klik op [Aangepaste installatie].
Installeren met [Aangepaste installatie]
14
15
16
17
1
2
3
㻝㻟㻌㻛㻌㻠㻤
Als u standaardsoftware en de e-Handleiding op de computer wilt installeren, klikt u op [Eenvoudige installatie].
Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven, raadpleegt u
Het scherm [Installatie via cd-rom/dvd-rom]
weergeven.
Als [Automatisch afspelen] wordt weergegeven, klikt u op [MInst.exe uitvoeren].
Geef op hoe u het apparaat met de computer wilt verbinden.
USB-verbinding
Selecteer [USB-verbinding] en klik op [Volgende].
Verbinding via bedraad/draadloos LAN
Selecteer [Netwerkverbinding] en klik op [Volgende].
In Server 2003/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 wordt dit scherm niet weergegeven. Ga naar de
volgende procedure.
Schakel het selectievakje naast de te installeren toepassing in en klik op [Installeren].
4
5
㻝㻠㻌㻛㻌㻠㻤
Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan.
Klik op [Volgende].
Als u het apparaat via een netwerk met een computer wilt verbinden, gaat u naar stap 8.
Als u het apparaat via een USB-kabel met een computer wilt verbinden, gaat u naar stap 13.
De stuurprogramma's worden geïnstalleerd.
Klik in het volgende scherm op [Ja].
6
7
㻝㻡㻌㻛㻌㻠㻤
Selecteer het apparaat en klik op [Volgende].
Als er geen apparaten worden weergegeven in [Apparatenlijst]
Controleer de verbinding tussen de machine en de computer en de IP-adresinstellingen (Netwerkinstellingen weergeven (e-
Handleiding)), en klik op [Apparatenlijst bijwerken]. Als u het apparaat nog steeds niet ziet, doet u het volgende: klik op
[Zoeken op IP-adres]
typ het IP-adres dat op het apparaat is ingesteld [OK].
Selecteer de stuurprogramma's die u wilt installeren en klik op [Volgende].
Apparaatgegevens ophalen voor het gebruik van een printserver
Schakel het selectievakje [Canon Driver Information Assist Service] in.
Geef informatie voor elk stuurprogramma op.
8
9
10
㻝㻢㻌㻛㻌㻠㻤
[Printernaam]/[Naam faxapparaat]
Wijzig de naam zo nodig.
[Gebruiken als gedeelde printer]/[Gebruiken als gedeelde fax]
Schakel dit selectievakje in als u het apparaat wilt delen (met de computer waarop u de installatie als printserver uitvoert). Een
printserver instellen (e-Handleiding)
[Gedeelde naam]
Wijzig de gedeelde naam zo nodig.
[Toe te voegen stuurprogramma's]
Als u het selectievakje [Gebruiken als gedeelde printer]/[Gebruiken als gedeelde fax] hebt ingeschakeld, kunt u met deze knop zo
nodig extra stuurprogramma's installeren.
Selecteer het besturingssysteem en klik op [OK] om extra stuurprogramma's te installeren.
Controleer de weergegeven informatie en klik op [Starten].
De stuurprogramma's worden geïnstalleerd.
Configureer het apparaat dat u meestal gebruikt en maak een proefafdruk.
Om het apparaat te configureren als het apparaat dat u het meest gebruikt, selecteert u het stuurprogramma en klikt u op
[Volgende].
Als u een testpagina wilt afdrukken, selecteert u het stuurprogramma en klikt u op [Volgende].
Klik op [Afsluiten].
In Windows Server 2003/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 wordt MF Toolbox niet geïnstalleerd. Ga naar
stap 19.
Klik op [Volgende].
11
12
13
14
㻝㻣㻌㻛㻌㻠㻤
Geef de doelmap voor het installatieproces op en klik op [Volgende].
Geef op aan welke map u een pictogram wilt toevoegen en klik op [Volgende].
Klik op [Starten].
De installatie van MF Toolbox wordt gestart.
Klik op [Afsluiten].
Volg de instructies op het scherm om Toner Status te installeren.
Volg de instructies op het scherm om Presto! PageManager en de e-Handleiding te installeren.
Lees de informatie in het volgende scherm zorgvuldig, selecteer [Accepteren] of [Niet accepteren] en klik op
[Volgende].
Als u [Accepteren] selecteert, wordt Product Extended Survey Program geïnstalleerd.
Product Extended Survey Program is een programma waarmee gedurende tien jaar elke maand basisinformatie over de
installatie en het gebruik van de printer naar Canon wordt verstuurd. Er worden geen andere gegevens verstuurd, dus ook
geen persoonlijke gegevens. U kunt Product Extended Survey Program op elk gewenst moment verwijderen.
Product
Extended Survey Program verwijderen
Klik op [Volgende].
Schakel het selectievakje [Computer nu opnieuw opstarten (aanbevolen)] in en klik op [Opnieuw opstarten]
nadat u de cd/dvd hebt verwijderd.
15
16
17
18
19
20
21
22
23
㻝㻤㻌㻛㻌㻠㻤
Als u wilt weten of de MF-stuurprogramma's, MF Toolbox, de e-Handleiding enzovoort goed zijn geïnstalleerd, controleert u of de
pictogrammen worden weergegeven.
Printerstuurprogramma
Als het printerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde printer in de
printermap (
De printermap weergeven).
Faxstuurprogramma
Als het faxstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor het geïnstalleerde faxapparaat in de
printermap (
De printermap weergeven).
Scannerstuurprogramma (netwerkverbinding)
Als het scannerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde scanner in de
map [Scanners en camera's] of [Eigenschappen van scanners en camera's].
Scannerstuurprogramma (USB-verbinding)
Als het scannerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde scanner in de
map [Scanners en camera's] of [Eigenschappen van scanners en camera's].
MF Toolbox
Als MF Toolbox goed is geïnstalleerd, verschijnt het MF Toolbox-pictogram op het bureaublad.
Network
Scan Utility
Als Network Scan Utility goed is geïnstalleerd, verschijnt het Network Scan Utility-pictogram op de taakbalk.
e-Handleiding
Als de e-Handleiding goed is geïnstalleerd, verschijnt het pictogram van de e-Handleiding op het bureaublad.
Als u de e-Handleiding met [Aangepaste installatie] installeert, wordt het pictogram niet weergegeven.
Toner Status
Als Toner Status goed is geïnstalleerd, verschijnt het Toner Status-pictogram op de taakbalk.
De resultaten van de installatie controleren
㻝㻥㻌㻛㻌㻠㻤
Als het pictogram niet wordt weergegeven
Verwijder de stuurprogramma's ( De MF-stuurprogramma's verwijderen) en herhaal de instelprocedure vanaf het begin.
Andere software
U kunt Presto! PageManager met [Aangepaste installatie] installeren. Als Presto! PageManager goed is geïnstalleerd, verschijnt het
Presto! PageManager-pictogram op het bureaublad.
㻞㻜㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-006
Installeren na downloaden van de Canon website
Installeer de MF-stuurprogramma's of MF Toolbox nadat u de nieuwste versie van de Canon-website hebt gedownload.
MF-stuurprogramma's installeren
MF Toolbox installeren
De resultaten van de installatie controleren
Als u het apparaat via een USB-kabel met een computer verbindt, dient u de software te installeren voordat u de kabel aansluit.
Het apparaat wordt geleverd zonder USB-kabel. Zorg dat u er een bij de hand heeft.
Als er al een oudere versie is geïnstalleerd, ziet u bij het installeren van de nieuwe versie het volgende of een soortgelijk scherm
en wordt de installatie geannuleerd. Verwijder de oude versie voordat u de nieuwe installeert.
Verwijderen
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Download de stuurprogramma's van de Canon-website (http://www.canon.com/).
Op de pagina met stuurprogrammadownloads voor uw apparaat vindt u meer informatie over het downloaden van de
stuurprogramma's.
Pak het gedownloade bestand uit.
Als u een verbinding via een bedraad of draadloos LAN gebruikt, verbindt u het apparaat met de computer.
Configureer de netwerkinstellingen voordat u de stuurprogramma's gaat installeren. Raadpleeg "Aan de slag" voor meer
informatie over het configureren van netwerkinstellingen.
Zet de printer uit als u een USB-verbinding tot stand brengt.
Open de map waarin de stuurprogramma's zijn opgeslagen.
32-bits besturingssysteem
[dutch]
[32bit]-mappen van het gedownloade bestand
64-bits besturingssysteem
[dutch]
[x64]-mappen van het gedownloade bestand
Raadpleeg De bitarchitectuur controleren als u niet weet of u de 32-bits of de 64-bits versie voor Windows Vista/7/8/Server
2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 moet opgeven.
Dubbelklik op "Setup.exe".
MF-stuurprogramma's installeren
1
2
3
4
5
6
7
㻞㻝㻌㻛㻌㻠㻤
Klik op [Volgende].
Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan.
Geef op hoe u het apparaat met de computer wilt verbinden.
USB-verbinding
Selecteer [USB-verbinding] en klik op [Volgende].
De stuurprogramma's worden geïnstalleerd. Ga naar stap 17.
Verbinding via bedraad/draadloos LAN
Selecteer [Netwerkverbinding] en klik op [Volgende].
8
9
10
㻞㻞㻌㻛㻌㻠㻤
Klik in het volgende scherm op [Ja].
In Server 2003/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 wordt dit scherm niet weergegeven. Ga naar de
volgende procedure.
Selecteer het apparaat en klik op [Volgende].
Als er geen apparaten worden weergegeven in [Apparatenlijst]
Controleer de verbinding tussen de machine en de computer en de IP-adresinstellingen (Netwerkinstellingen weergeven (e-
Handleiding)), en klik op [Apparatenlijst bijwerken]. Als u het apparaat nog steeds niet ziet, doet u het volgende: klik op
[Zoeken op IP-adres]
typ het IP-adres dat op het apparaat is ingesteld [OK].
Selecteer de stuurprogramma's die u wilt installeren en klik op [Volgende].
Als u niet [Printer] hebt geselecteerd, gaat u naar stap 14.
Als u niet [Printer] of [Fax] hebt geselecteerd, gaat u naar stap 15.
11
12
㻞㻟㻌㻛㻌㻠㻤
Apparaatgegevens ophalen voor het gebruik van een printserver
Schakel het selectievakje [Canon Driver Information Assist Service] in.
Selecteer de printerstuurprogramma's die u wilt installeren en klik op [Volgende].
Geef informatie voor elk stuurprogramma op.
13
14
㻞㻠㻌㻛㻌㻠㻤
[Printernaam]/[Naam faxapparaat]
Wijzig de naam zo nodig.
[Gebruiken als gedeelde printer]/[Gebruiken als gedeelde fax]
Schakel dit selectievakje in als u het apparaat wilt delen (met de computer waarop u de installatie als printserver uitvoert). Een
printserver instellen (e-Handleiding)
[Gedeelde naam]
Wijzig de gedeelde naam zo nodig.
[Toe te voegen stuurprogramma's]
Als u het selectievakje [Gebruiken als gedeelde printer]/[Gebruiken als gedeelde fax] hebt ingeschakeld, kunt u met deze knop zo
nodig extra stuurprogramma's installeren.
Selecteer het besturingssysteem en klik op [OK] om extra stuurprogramma's te installeren.
Controleer de weergegeven informatie en klik op [Starten].
De stuurprogramma's worden geïnstalleerd.
Configureer het apparaat dat u meestal gebruikt en maak een proefafdruk.
Om het apparaat te configureren als het apparaat dat u het meest gebruikt, selecteert u het stuurprogramma en klikt u op
[Volgende].
Als u een testpagina wilt afdrukken, selecteert u het stuurprogramma en klikt u op [Volgende].
Klik op [Opnieuw opstarten].
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Download MF Toolbox van de Canon-website (http://www.canon.com/).
Op de pagina met stuurprogrammadownloads voor uw apparaat vindt u meer informatie over het downloaden van MF Toolbox.
Unzip het gedownloade bestand.
Open de map waarin MF Toolbox is opgeslagen.
Dubbelklik op "Setup.exe".
MF Toolbox installeren
15
16
17
1
2
3
4
5
㻞㻡㻌㻛㻌㻠㻤
Klik op [Volgende].
Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan.
Geef de doelmap voor het installatieproces op en klik op [Volgende].
Geef op aan welke map u een pictogram wilt toevoegen en klik op [Volgende].
Klik op [Starten].
Klik op [Afsluiten].
Als u wilt weten of de MF-stuurprogramma's goed zijn geïnstalleerd, controleert u of de pictogrammen worden weergegeven.
Printerstuurprogramma
Als het printerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde printer in de
printermap (
De printermap weergeven).
Faxstuurprogramma
Als het faxstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor het geïnstalleerde faxapparaat in de
printermap (
De printermap weergeven).
Scannerstuurprogramma (netwerkverbinding)
Als het scannerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde scanner in de
map [Scanners en camera's] of [Eigenschappen van scanners en camera's].
Scannerstuurprogramma (USB-verbinding)
Als het scannerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde scanner in de
map [Scanners en camera's] of [Eigenschappen van scanners en camera's].
MF Toolbox
Als MF Toolbox goed is geïnstalleerd, verschijnt het MF Toolbox-pictogram op het bureaublad.
Network
Scan Utility
Als Network Scan Utility goed is geïnstalleerd, verschijnt het Network Scan Utility-pictogram op de taakbalk.
De resultaten van de installatie controleren
6
7
8
9
10
11
㻞㻢㻌㻛㻌㻠㻤
Als het pictogram niet wordt weergegeven
Verwijder de stuurprogramma's ( De MF-stuurprogramma's verwijderen) en herhaal de installatieprocedure vanaf het begin.
㻞㻣㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-007
Installatie om WSD te gebruiken
Als u Windows Vista/7/8/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 gebruikt, kunt u afdrukken met het WSD-protocol
(Web Services on Devices). Als u WSD wilt gebruiken, installeert u eerst het printerstuurprogramma en voegt u vervolgens een
netwerkprinter toe.
MF-stuurprogramma's installeren
Een netwerkprinter toevoegen
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Open de printermap.
De printermap weergeven
Klik op [Een printer toevoegen] of [Printer toevoegen].
Klik op [Een lokale printer toevoegen].
Controleer of [LPT1] is geselecteerd onder [Bestaande poort gebruiken] en klik op [Volgende].
Klik op [Bladeren].
MF-stuurprogramma's installeren
1
2
3
4
5
6
㻞㻤㻌㻛㻌㻠㻤
Klik op [Bladeren].
Geef de map op waarin de stuurprogramma's zijn opgeslagen, selecteer het INF-bestand en klik op
[Openen].
Geef de map op waarin het printerstuurprogramma als volgt is opgenomen.
32-bits besturingssysteem
Geef [dutch] op
[32bit] [Driver]-mappen van de cd/dvd of het gedownloade bestand.
64-bits besturingssysteem
Geef [dutch] op
[x64] [Driver]-mappen van de cd/dvd of het gedownloade bestand.
Als u niet weet of u de 32-bit versie of de 64-bit versie moet opgeven De bitarchitectuur controleren
Klik op [OK].
Selecteer uw printer en klik op [Volgende].
7
8
9
10
㻞㻥㻌㻛㻌㻠㻤
Wijzig de printernaam zo nodig en klik op [Volgende].
De installatie wordt gestart.
Selecteer [Deze printer niet delen] en klik op [Volgende].
Als u de printer wilt delen, geeft u instellingen voor delen op voor de printer die is toegevoegd met Een netwerkprinter
toevoegen. (Een printserver instellen (e-Handleiding))
Klik op [Voltooien].
In de printermap wordt een pictogram voor de geïnstalleerde printer weergegeven.
11
12
13
㻟㻜㻌㻛㻌㻠㻤
Open de netwerkmap.
Windows Vista/Server 2008
[Starten]
selecteer [Netwerk].
Windows 7/Server 2008 R2
[Starten]
[Computer] selecteer [Netwerk].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
[Verkenner] selecteer [Netwerk].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
[Verkenner] selecteer [Netwerk].
Klik met de rechtermuisknop op het nieuw toegevoegde printerpictogram en klik op [Installeren].
De installatie voor het gebruiken van WSD is voltooid als een pictogram voor de printer wordt toegevoegd aan de printermap.
Overbodige printerpictogrammen verwijderen
Wanneer u klaar bent met het installeren van de netwerkprinter, hebt u het pictogram dat in stap 13 van MF-
stuurprogramma's installeren is toegevoegd, niet langer nodig. Als u het pictogram wilt verwijderen, klikt u erop met de
Een netwerkprinter toevoegen
1
2
㻟㻝㻌㻛㻌㻠㻤
rechtermuisknop en selecteert u [Apparaat verwijderen] of [Verwijderen] klik op [Ja].
㻟㻞㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-008
Verwijderen
Als u geïnstalleerde MF-stuurprogramma's, MF Toolbox of Product Extended Survey Program niet langer nodig hebt, kunt u deze software
van uw computer verwijderen.
De MF-stuurprogramma's verwijderen
MF Toolbox verwijderen
Product Extended Survey Program verwijderen
Toner Status verwijderen
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Open het onderdeel [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
Weergave
[Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
Selecteer de MF-stuurprogramma's die u wilt verwijderen, en klik op [Verwijderen/wijzigen] of
[Wijzigen/Verwijderen].
Het verwijderprogramma wordt gestart.
Als u de te verwijderen stuurprogramma's niet kunt vinden
De MF-stuurprogramma's verwijderen
Start het verwijderprogramma vanaf de User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met gebruikerssoftware
en handleidingen) of vanuit het MF-stuurprogrammabestand dat u hebt gedownload.
1
Plaats de User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met gebruikerssoftware en
handleidingen) in het computerstation.
Als u het verwijderprogramma wilt starten vanuit het gedownloade MF-stuurprogrammabestand, voert u de
volgende stap uit.
2
Open de map waarin het verwijderprogramma is opgeslagen.
32-bits besturingssysteem
[dutch]
[32bit] [misc]-mappen van de cd/dvd of het gedownloade bestand
64-bits besturingssysteem
[dutch] [x64] [misc]-mappen van de cd/dvd of het gedownloade bestand
Raadpleeg De bitarchitectuur controleren als u niet weet of u de 32-bits of de 64-bits versie voor Windows
Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 moet opgeven.
3
Dubbelklik op "DelDrv.exe".
1
2
3
㻟㻟㻌㻛㻌㻠㻤
Klik op de knop [Verwijderen].
Klik op [Ja].
De software wordt verwijderd.
Klik op [Afsluiten].
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Open het onderdeel [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
Weergave
[Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
MF Toolbox verwijderen
4
5
6
1
2
㻟㻠㻌㻛㻌㻠㻤
Selecteer MF Toolbox en klik op [Verwijderen].
Het verwijderprogramma wordt gestart.
Klik op [Verwijderen].
Klik op [Opnieuw opstarten].
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Geef [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen] weer.
Weergave
[Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
Selecteer [Canon Laser Printer/Scanner/Fax Extended Survey Program] en klik op [Verwijderen].
Het verwijderprogramma start.
Klik op [OK].
Meld u bij de computer aan met een administratoraccount.
Open het onderdeel [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
Weergave
[Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
Selecteer [Toner Status] en klik op [Verwijderen].
Product Extended Survey Program verwijderen
Toner Status verwijderen
3
4
5
1
2
3
4
1
2
3
㻟㻡㻌㻛㻌㻠㻤
Het verwijderprogramma wordt gestart.
Klik op [Verwijderen].
Klik op [OK].
4
5
㻟㻢㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-009
Problemen oplossen
Het kan gebeuren dat er zich bij het installeren of verwijderen van de MF-stuurprogramma's en MF Toolbox problemen voordoen. Lees in
dat geval de volgende gedeelten voordat u contact met Canon opneemt.
Problemen bij het installeren
Problemen bij het verwijderen van software
Problemen na het upgraden van het besturingssysteem
Ik kan de software niet installeren
Wanneer u zich in een IPv6-omgeving bevindt, verschijnt het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen]
mogelijk niet en kunt u de MF-stuurprogramma's niet installeren. Installeer de stuurprogramma's met behulp van de WSD-
poort.
MF-stuurprogramma's installeren
Als er een fout optreedt tijdens de installatie, verwijdert u de software, start u de computer opnieuw op en installeert u de
software opnieuw.
De MF-stuurprogramma's verwijderen
MF-stuurprogramma's installeren
Sluit alle actieve toepassingen en installeer de software opnieuw.
Toepassingen die zijn geïnstalleerd vanaf de bijgeleverde User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met
gebruikerssoftware en handleidingen) worden niet goed geregistreerd in MF Toolbox
Toepassingen worden automatisch naar MF Toolbox opgeslagen zodra ze zijn geïnstalleerd. Dat gebeurt echter niet als ze
worden geïnstalleerd terwijl MF Toolbox is geopend. Als u deze toepassingen vanuit de toolbox wilt openen, moet u ze
handmatig in de toolbox opslaan.
Scaninstellingen configureren in MF Toolbox (e-Handleiding)
Het verwijderen van de MF-stuurprogramma's duurt te lang (Windows XP)
Sluit alle actieve toepassingen (inclusief antivirusprogramma's) voordat u de software gaat verwijderen.
De map [Canon] verdwijnt niet uit het menu Start nadat de software is verwijderd
Verwijder eerst MF Toolbox voordat u de MF-stuurprogramma's verwijdert. Als u eerst de MF-stuurprogramma's verwijdert, blijft
de map [Canon] staan nadat MF Toolbox is verwijderd. Volg in dat geval de stappen in onderstaande procedure voordat u de
map verwijdert.
Windows XP
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Verkenner] [Alle gebruikers] [Menu Start] [Programma's]
verwijder de map [Canon].
Windows Vista
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Verkenner Alle gebruikers] [Programma's] in [Menu Start] verwijder
de map [Canon].
Windows 7
[Start]
selecteer [Alle programma's] verwijder de map [Canon].
Ik kan de software niet gebruiken nadat ik een upgrade van het besturingssysteem heb uitgevoerd
Verwijder de software en installeer de software opnieuw.
Verwijderen
Installeren
Problemen bij het installeren
Problemen bij het verwijderen van software
Problemen na het upgraden van het besturingssysteem
㻟㻣㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-00A
Bijlage
De Bijlage bevat informatie die u moet weten, bijvoorbeeld hoe u de Installatiehandleiding moet gebruiken, disclaimers en
auteursrechtinformatie.
㻟㻤㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-00C
De installatiehandleiding gebruiken
De Installatiehandleiding is een handleiding die u op de computer kunt doornemen. Hierin wordt informatie over het installeren van
stuurprogramma's gegeven. U kunt snel naar een bepaalde pagina gaan door de gewenste informatie te zoeken of trefwoorden in te
voeren.
De gewenste informatie opzoeken
U kunt zoeken naar de gewenste pagina door de volgende drie methoden te gebruiken.
De inhoud doorzoeken
U kunt zoeken naar de gewenste pagina door het onderwerp te selecteren in het tabblad [Inhoudsopgave] aan de linkerkant van
het scherm en vervolgens het hoofdstukpictogram naast het onderwerp te selecteren.
Bovenste pagina
Onderwerppagina
Zoeken op trefwoord
U kunt zoeken door trefwoorden zoals "USB" of "omgeving" in te voeren. Vervolgens krijgt u de pagina's te zien waarop die
trefwoorden voorkomen. U kunt ook woordgroepen opgeven, zoals "de MF-stuurprogramma's installeren". Er wordt dan gezocht
naar onderwerpen met alle woorden in de woordgroep (zoeken met AND (en)).
Het tabblad Zoeken
Sitemap doorzoeken
Klik op [Sitemap] boven aan het scherm en er wordt een lijst weergegeven met alle onderwerpen van de installatiehandleiding.
Vanaf hier kunt u zoeken naar het gewenste onderwerp.
Sitemap
Systeemvereisten
Om de Installatiehandleiding te kunnen gebruiken, hebt u een van de volgende webbrowsers nodig. De inhoud van de
Installatiehandleiding wordt mogelijk niet correct weergegeven als u een browser gebruikt die niet in de onderstaande lijst staat.
Internet Explorer 8.0/9.0/10.0/11.0, Firefox 24 ESR/F 26
㻟㻥㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-00E
Schermconfiguratie van de installatiegids
De installatiehandleiding is opgesplitst in verschillende schermen en de inhoud van elk scherm varieert.
Bovenste pagina
Deze pagina wordt weergegeven als u de installatiehandleiding start.
Canon-logo
Klik hierop om naar de beginpagina van de handleiding te gaan vanaf een andere pagina.
Tabblad [Inhoudsopgave]/Tabblad [Zoeken]
Klik hierop om te schakelen tussen het tabblad [Inhoudsopgave] en het tabblad [Zoeken].
Inhoudsopgave
De hoofdstuktitels worden weergegeven (
). Plaats de muisaanwijzer over een van de titels en de onderwerpen van het
hoofdstuk worden aan de rechterkant weergegeven. Klik op een onderwerp en de pagina hiervan wordt weergegeven.
[Boven]
Klik hierop om naar de beginpagina van de handleiding te gaan vanaf een andere pagina.
[Sitemap]
Klik hierop om alle onderwerpen van de installatiehandleiding weer te geven.
[Help]
Klik hierop om informatie weer te geven over hoe u de installatiehandleiding kunt bekijken, hoe u een zoekopdracht uitvoert en
andere informatie.
[Afdrukken]
Klik hierop om het momenteel weergegeven onderwerp af te drukken.
[Kennisgeving]
Klik hierop om belangrijke informatie weer te geven waarmee u bekend moet zijn voordat u de printer gaat gebruiken.
Onderwerppagina
Onderwerppagina’s bevatten informatie over het installeren van stuurprogramma's.
㻠㻜㻌㻛㻌㻠㻤
[Inhoudsopgave]
Hoofdstukpictogrammen en onderwerptitels worden weergegeven op dit tabblad.
/
Het tabblad [Inhoudsopgave] kan breder of smaller worden gemaakt.
[Alles uitvouwen]/[Alles samenvouwen]
Klik op [Alles uitvouwen] om alle subgedeelten van alle onderwerpen weer te geven. Klik op [Alles samenvouwen] om alle
subgedeelten van alle onderwerpen te sluiten.
Hoofdstukpictogrammen
Klik op een hoofdstukpictogram om naar het begin van het overeenkomstige hoofdstuk te navigeren.
Onderwerpen
Geeft de onderwerpen van het geselecteerde hoofdstuk weer. Als "+" wordt weergegeven op het onderwerp, klikt u hierop om
de subgedeelten van dat onderwerp weer te geven. Klik op "-" om het uitgevouwen onderwerp te sluiten.
[Alles afdrukken]
Alle pagina's van het geselecteerde hoofdstuk worden in een afzonderlijk venster geopend. Het hoofdstuk kan indien nodig
worden afgedrukt.
Navigatie
Dit toont aan welk hoofdstukonderwerp u momenteel bekijkt.
Klik hierop om naar het begin van de pagina te gaan.
/
Klik hierop om het vorige of volgende onderwerp weer te geven.
Klik hierop om naar de overeenkomstige pagina te gaan. Klik op [Terug] in uw webbrowser om terug te gaan naar de vorige
pagina.
Klik hierop om verborgen gedetailleerde beschrijvingen weer te geven. Klik opnieuw om de gedetailleerde beschrijvingen te
sluiten.
Het tabblad Zoeken
Dit tabblad bevat een tekstvak om een zoekopdracht uit te voeren en naar de gewenste pagina te zoeken.
㻠㻝㻌㻛㻌㻠㻤
[Voer hier trefwoord(en) in]
Voer één of meerdere trefwoorden in en klik op
om de zoekresultaten weer te geven in een resultatenlijst. U kunt een zin
invoeren om pagina's te zoeken die alle woorden van de zin bevatten. Zet de zin tussen aanhalingstekens om de exacte zin te
vinden.
[Zoekopties]
Klik om de zoekvoorwaarden te specificeren zoals het bereik van de zoekopdracht en hoofdlettergevoeligheid.
Zoekbereik selecteren
U kunt dit gebruiken om de individuele hoofdstukken te selecteren om te doorzoeken. Hierdoor kunt u efficiënter zoeken als u
de hoofdstukken kunt voorspellen met het onderwerp waarnaar u zoekt.
Zoekopties selecteren
Schakel het selectievakje in om bij het zoeken onderscheid te maken tussen hoofdletters en kleine letters.
[Zoeken met volgende voorwaarden]
en specificeer de voorwaarden. Druk er na instelling op om de zoekopdracht uit te voeren en de resultaten weer te geven
in de lijst [Resultaat].
Resultatenlijst
Geeft de zoekresultaten weer van de pagina's die de opgegeven trefwoorden bevatten. Zoek in de resultaten naar de gewenste
pagina en klik op de onderwerptitel van de pagina. Als de resultaten niet op één pagina passen, klikt u op
/ of een
paginanummer om de resultaten op de overeenkomstige pagina weer te geven.
Sitemap
Op deze pagina worden de titels van alle onderwerpen in de installatiehandleiding weergegeven.
Hoofdstukpictogrammen
Klik hierop om naar de inhoudsopgave van het geselecteerde hoofdstuk te gaan.
Onderwerptitels
Geeft titels en onderwerpen weer. Klik op een titel of onderwerp om naar de pagina te gaan.
Klik hierop om naar het begin van de pagina te gaan.
/
Klik hierop om naar het vorige of volgende hoofdstuk te gaan.
㻠㻞㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-00F
De installatiehandleiding bekijken
Markeringen
Beperkingen en waarschuwingen met betrekking tot de bediening van het apparaat, nuttige tips en andere informatie worden
weergegeven met behulp van de onderstaande markeringen.
Hiermee worden bedieningsvereisten en -beperkingen aangeduid. Lees deze punten zorgvuldig door voor een
juiste bediening van de printer en om schade aan de printer of eigendom te voorkomen.
Hiermee wordt een uitleg van een handeling gegeven. Het kan ook extra informatie over een procedure
bevatten.
Knoppen
Toetsen op het computerscherm worden als volgt weergegeven:
Voorbeeld van de installatiehandleiding: [Volgende]
Computerschermen
Afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt, kan de weergave van de displays in deze handleiding iets afwijken van de
displays die u werkelijk ziet. De weergave van MF-stuurprogramma's en software kan ook variëren afhankelijk van hun versie.
㻠㻟㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-00H
Overige
In deze bijlage worden basisbewerkingen van Windows beschreven. De bijlage bevat verder disclaimers, auteursrechtinformatie en andere
belangrijke informatie.
㻠㻠㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-00J
Basisbewerkingen in Windows
De printermap weergeven
Inschakelen [Netwerk detecteren]
Het scherm [Installatie via cd-rom/dvd-rom] weergeven
De bitarchitectuur controleren
Weergave [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
Weergave [Apparaatbeheer]
De printermap weergeven
Windows XP Professional/Server 2003
[Starten]
selecteer [Printers en faxapparaten].
Windows XP Home Edition
[Starten]
selecteer [Configuratiescherm] [Printers en andere hardware] [Printers en faxapparaten].
Windows Vista
[Starten]
selecteer [Configuratiescherm] [Printer].
Windows 7/Server 2008 R2
[Starten]
selecteer [Apparaten en printers].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Configuratiescherm] [Apparaten en printers
weergeven].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Configuratiescherm] [Apparaten en printers weergeven].
Windows Server 2008
[Starten]
selecteer [Configuratiescherm] dubbelklik op [Printers].
Inschakelen [Netwerk detecteren]
Als u Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 gebruikt, schakelt u [Netwerk detecteren] in om
te zien welke computers zich op uw netwerk bevinden.
Windows Vista
[Starten]
selecteer [Configuratiescherm] [View network status and tasks] onder [Netwerk detecteren] en selecteer
[Netwerkdetectie inschakelen].
Windows 7/Server 2008 R2
[Starten]
selecteer [Configuratiescherm] [View network status and tasks] [Change advanced sharing settings] onder [Netwerk
detecteren] en selecteer [Netwerkdetectie inschakelen].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Configuratiescherm] [Netwerkstatus en -taken
weergeven]
[Geavanceerde instellingen voor delen wijzigen] selecteer [Netwerkdetectie inschakelen] onder [Netwerk detecteren].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Configuratiescherm] [Netwerkstatus en -taken weergeven] [Geavanceerde
instellingen voor delen wijzigen], selecteer [Netwerkdetectie inschakelen] onder [Netwerk detecteren].
Windows Server 2008
[Starten]
selecteer [Configuratiescherm] dubbelklik op [Network and Sharing Center] oder [Netwerk detecteren] en selecteer
[Netwerkdetectie inschakelen].
Het scherm [Installatie via cd-rom/dvd-rom] weergeven
Als het scherm [Installatie via cd-rom/dvd-rom] niet wordt weergegeven nadat u de cd/dvd hebt geplaatst, volgt u de onderstaande
procedure. In het voorbeeld dat volgt wordt de drive aangeduid met 'D:'. De stationsletter van uw cd-rom-station kan verschillen
afhankelijk van de computer die u gebruikt.
Windows XP/Server 2003
[Starten]
selecteer [Uitvoeren] voer "D:\MInst.exe" in klik op [OK].
Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2
㻠㻡㻌㻛㻌㻠㻤
[Start] typ "D:\MInst.exe" in [Programma's en bestanden zoeken] of [Zoekopdracht starten] druk op [ENTER] op het toetsenbord.
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Uitvoeren] typ "D:\MInst.exe" klik op [OK].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Uitvoeren] typ "D:\MInst.exe" klik op [OK].
De bitarchitectuur controleren
Als u niet zeker weet of op uw computer de 32-bits of 64-bits versie van Windows wordt uitgevoerd, volgt u de onderstaande procedure.
Open het onderdeel [Configuratiescherm].
Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2
[Start]
selecteer [Configuratiescherm].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
selecteer [Configuratiescherm].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
selecteer [Configuratiescherm].
Open het onderdeel [Systeem].
Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2
Klik op [Systeem en beveiliging] of [Systeem en onderhoud]
[Systeem].
Windows Server 2008
Dubbelklik op [Systeem].
Controleer de bitarchitectuur.
32-bit besturingssystemen
[32-bits besturingssysteem] wordt weergegeven.
64-bit besturingssystemen
[64-bits besturingssysteem] wordt weergegeven.
Weergave [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen].
Windows XP/Server 2003
[Starten]
[Configuratiescherm] selecteer [Programma's installeren of verwijderen].
Windows Vista/7/Server 2008 R2
[Starten]
[Configuratiescherm] selecteer [Een programma verwijderen].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
[Configuratiescherm] selecteer [Een programma
verwijderen].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
[Configuratiescherm] selecteer [Een programma verwijderen].
Windows Server 2008
[Starten]
selecteer [Configuratiescherm] dubbelklik op [Programma's en onderdelen].
1
2
3
㻠㻢㻌㻛㻌㻠㻤
Weergave [Apparaatbeheer]
Windows XP
[Starten]
[Configuratiescherm] [Prestaties en onderhoud] [Systeem] [Hardware] selecteer [Apparaatbeheer].
Windows Vista/7/Server 2008 R2
[Starten]
[Configuratiescherm] [Hardware en geluiden] of [Hardware] selecteer [Apparaatbeheer].
Windows 8/Server 2012
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm
[Configuratiescherm] [Hardware en geluiden] selecteer
[Apparaatbeheer].
Windows 8.1/Server 2012 R2
Klik met de rechtermuisknop op [Start]
[Configuratiescherm] [Hardware en geluiden] selecteer [Apparaatbeheer].
Windows Server 2003
[Starten]
[Configuratiescherm] [Systeem] [Hardware] selecteer [Apparaatbeheer].
Windows Server 2008
[Starten]
selecteer [Configuratiescherm] dubbelklik op [Apparaatbeheer].
㻠㻣㻌㻛㻌㻠㻤
0L9R-00K
Kennisgeving
Disclaimer
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
CANON INC. BIEDT GEEN ENKELE GARANTIE MET BETREKKING TOT DIT MATERIAAL, UITDRUKKELIJK NOCH STILZWIJGEND, BEHALVE
ZOALS HIERIN GEBODEN, INCLUSIEF, EN ZONDER BEPERKINGEN DAARVAN, GARANTIES OP HET GEBIED VAN VERKOOPBAARHEID,
GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL OF HET INBREUK MAKEN OP ENIG RECHT. CANON INC. IS NIET AANSPRAKELIJK VOOR
ENIGE DIRECTE, INCIDENTELE OF SECUNDAIRE SCHADE VAN WELKE AARD DAN OOK, NOCH VOOR VERLIEZEN OF UITGAVEN ALS
RESULTAAT VAN HET GEBRUIK VAN DIT MATERIAAL.
Copyright
Copyright CANON INC. 2014
Niets uit dit document mag worden vermenigvuldigd, verzonden, getranscribeerd, opgeslagen in een zoeksysteem of vertaald in een taal
of computertaal in welke vorm of met welke middelen dan ook, hetzij elektronisch, mechanisch, magnetisch, optisch, chemisch,
handmatig of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Canon Inc.
Handelsmerken
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows Server en Internet Explorer zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van
Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of in andere landen.
Alle andere product- en merknamen zijn gedeponeerde handelsmerken, handelsmerken of servicemerken van de respectieve eigenaren.
㻠㻤㻌㻛㻌㻠㻤
1 / 1

Canon i-SENSYS MF226dn Handleiding

Categorie
Telefoons
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor