u
Contact opnemen met de Technische Dienst en het
probleem, apparaataanduiding
Fig. 23 (1)
, service-nr.
Fig. 23 (2)
en serie-nr.
Fig. 23 (3)
mededelen.
w
Dit maakt een snelle en doelgerichte service mogelijk.
u
Het apparaat gesloten laten, totdat de Technische Dienst
komt.
w
De levensmiddelen blijven langer koel.
u
Trek de stekker uit het stopcontact (daarbij niet aan het
snoer trekken) of de draai de zekering uit.
7 Storingen
Uw apparaat is zo ontworpen en gebouwd, dat een veilige
werking en lange levensduur gegarandeerd zijn. Mocht er
desondanks een storing optreden, dan svp eerst controleren of
de storing door een bedieningsfout werd veroorzaakt. In dit
geval moeten wij de ontstane kosten ook in de garantieperiode
in rekening brengen. Volgende storingen kunt u zelf verhelpen:
Het apparaat functioneert niet.
→
Het apparaat is niet ingeschakeld.
u
Apparaat inschakelen.
→
De stekker zit niet goed in het stopcontact.
u
Stekker controleren.
→
De zekering van het stopcontact is niet in orde.
u
Zekering controleren.
De compressor blijft lopen.
→
De compressor schakelt bij een verminderde koudebe-
hoefte over op een lager toerental. Hoewel de looptijd daar-
door langer is, wordt energie bespaard.
u
Dat is bij energiebesparende modellen normaal.
→
SuperFrost is ingeschakeld.
u
Om de levensmiddelen snel af te koelen, draait de
compressor langer. Dit is normaal.
→
SuperCool is ingeschakeld.
u
Om de levensmiddelen snel af te koelen, draait de
compressor langer. Dit is normaal.
Een LED onder aan de achterkant van het apparaat (bij de
compressor) knippert regelmatig om de 5 seconden*.
→
Het betreft een storing.
u
Neem contact op met de Technische Dienst (zie 6) .
Geluiden zijn te luid.
→
Toerentalgeregelde* compressoren kunnen naar aanleiding
van de verschillende draaisnelheden verschillende geluiden
veroorzaken.
u
Het geluid is normaal.
Een borrelen en klateren
→
Dit geluid komt van het koelmiddel, dat door het koelcircuit
stroomt.
u
Het geluid is normaal.
Een zacht klikken
→
Het geluid ontstaat bij het automatisch in- en uitschakelen
van het koelaggregaat (de motor).
u
Het geluid is normaal.
Een brommend geluid. Kan voor korte tijd iets luider zijn,
wanneer het koelaggregaat (de motor) inschakelt.
→
Bij ingeschakelde SuperFrost, nieuw opgeslagen levens-
middelen of na lang geopende deur wordt het koelver-
mogen automatisch verhoogd.
u
Het geluid is normaal.
→
Bij ingeschakelde SuperCool, nieuw opgeslagen levens-
middelen of na lang geopende deur wordt het koelver-
mogen automatisch verhoogd.
u
Het geluid is normaal.
→
De omgevingstemperatuur is te hoog.
u
Oplossing: (zie 1.2)
Een lage bromtoon.
→
Het geluid ontstaat door luchtstromingsgeluiden van de
ventilator.
u
Het geluid is normaal.
Trilgeluiden
→
Het apparaat staat niet vast op de vloer. Daardoor gaan
voorwerpen en meubels in de buurt van het lopende
koelaggregaat trillen.
u
De inbouw controleren en eventueel het apparaat opnieuw
uitlijnen.
u
Flessen en bakken uit elkaar drukken.
Een stromingsgeluid aan de sluitdemper.
→
Het geluid ontstaat bij het openen en sluiten van de deur.
u
Het geluid is normaal.
In de temperatuurdisplay wordt aangegeven: F0 tot F9
→
Het betreft een storing.
u
Neem contact op met de Technische Dienst (zie 6) .
Op de temperatuurdisplay wordt aangegeven: FE*
→
Het betreft een storing.
u
Neem contact op met de Technische Dienst (zie 6) .
Op het temperatuurdisplay knippert stroomuitval . Op
het temperatuurdisplay wordt de warmste temperatuur
weergegeven, die tijdens de stroomuitval werd bereikt.
→
De vriestemperatuur was door stroomuitval of een stroom-
onderbreking in de afgelopen uren of dagen te hoog. Zodra
de stroomonderbreking voorbij is, werkt het apparaat weer
verder met de laatste temperatuurinstelling.
u
Aanduiding van de warmste temperatuur wissen: toets
Alarm
Fig. 2 (14)
indrukken.
u
De kwaliteit van de levensmiddelen controleren. Bedorven
levensmiddelen niet meer nuttigen. Ontdooide levensmid-
delen niet meer opnieuw invriezen.
In de temperatuurdisplay brandt DEMO.
→
De demonstratie-modus is geactiveerd.
u
Neem contact op met de Technische Dienst (zie 6) .
Het apparaat is aan de buitenkant warm*.
→
De warmte van het koelmiddelcircuit wordt gebruikt om
condenswater te voorkomen.
u
Dit is normaal.
U kunt de IceMaker niet aanzetten.*
→
Het apparaat en dus ook de IceMaker zijn niet aangesloten.
u
Apparaat aansluiten (zie 4) .
De IceMaker maakt geen ijsblokjes.*
→
De IceMaker is niet ingeschakeld.
u
IceMaker inschakelen.
→
De schuiflade van de IceMaker is niet goed dicht.
u
Schuiflade correct inschuiven.
→
De watertoevoer is niet open.
u
Watertoevoer openen.
→
De watertoevoer naar de IceMaker is onderbroken.
u
Controleer de wateraansluiting (zie montagehandleiding
hoofdstuk Wateraansluiting).
u
Controleer de slangen (zie montagehandleiding hoofd-
stuk Wateraansluiting).
→
De zeef in het eindstuk van de watertoevoerslang of de zeef
in het aansluitstuk op het apparaat zijn verstopt.
u
Maak de zeven schoon.
Temperatuur is niet laag genoeg.
→
De deur is niet goed gesloten.
u
Deur van het apparaat sluiten.
→
Niet voldoende be- en ontluchting.
u
Ventilatieroosters vrijmaken en reinigen.
→
De omgevingstemperatuur is te hoog.
u
Oplossing: (zie 1.2) .
Storingen
16 * afhankelijk van model en uitvoering