Nederlands
1.1 UITPAKKEN
Voor toekomstig gebruik, verwijder alle
beschermende elementen. Controleer en let op
de kenmerken van het apparaat aangegeven op
het typeplaatje.
Vul in de onderstaande kaders de servicereferenties
en het standaardtype dat u op deze plaat aantreft.
1.2 INBOUWEN IN HET WERKVLAK
Zorg ervoor dat de luchtingangen en uitgangen
goed vrij zijn(1.2.1) .
Voor een standaardinstallatie zie de schema’s A,
C en E.
Voor een randloze installatie, zie de schema’s B,
D of F.
Houd rekening met de informatie over de
inbouwafmetingen (in mm) van het werkplanblad
voor het ontvangen van de kookplaat (1.2.2).
Plak de dichting over de gehele omtrek van de
kookplaat (1.2.3) voor het inbouwen. Controleer
of de lucht goed doorstroomt tussen de voor- en
achterzijde van uw kookplaat.
Als de kookplaat boven een lade (1.2.4) of een
ingebouwde oven (1.2.5) wordt geïnstalleerd,
respecteer dan de afmetingen aangegeven in de
afbeeldingen om een voldoende luchtuitlaat te
waarborgen aan de voorzijde.
Als uw kookplaat zich boven een oven
bevindt, kunnen de warmtebeveiligingen van
de plaat het gelijktijdige gebruik van de plaat en
de oven verhinderen in pyrolyse-modus -
weergave code “F7” op de bedieningszone. In dit
geval raden wij u aan om de beluchting van uw
kookplaat te verbeteren door een opening te
maken aan de zijkant van uw meubel (8cm x
5cm).
1. 3 ELEKTRISCHE AANSLUITING
Deze kookplaten moeten worden
aangesloten op het elektriciteitsnet
via een omnipolaire schakelaar
volgens de geldende installatieregels.
Een loskoppelingswijze moet
geïntegreerd worden in de vaste
leidingen.
Identiceer het type van de kabel van uw kookplaat,
afhankelijk van het aantal draden en de kleuren:
- Kabel met 3 draden (1.3.1):
a) geel-groen, b) blauw, c) bruin.
- Kabel met 5 draden (1.3.2 en 1.3.3):
a) geel-groen, b) blauw, c) bruin, d) zwart
e) grijs.
Bij het onder spanning stellen van uw kookplaat,
of na een lange stroomonderbreking, wordt een
code weergegeven op het toetsenbord (dit display
is bedoeld voor de Servicedienst, de gebruiker van
de kookplaat moet hiermee geen rekening houden).
Deze informatie verdwijnt na ongeveer
30 seconden.
3.1 KEUZE VAN HET RECIPIËNT
De recipiënten met het symbool zijn
compatibel met inductie.
We stellen voor pannen te kiezen met
een dikke en platte bodem. De warmte
wordt beter verspreid en het kookproces verloopt
gelijkmatiger.
Tip voor energiebesparing
Koken met een goed passend deksel
bespaart energie. Indien u een glazen deksel
gebruikt, kunt u het koken perfect controleren.
3.2 SELECTIE VAN DE KOOKPLAAT
Selecteer de kookplaat die geschikt is voor de
grootte van de bodem van uw recipiënten (zie
tabel). Als de basis van de houder te klein is, zal
de vermogenindicator knipperen en de kookplaat
zal niet werken, zelfs al is het materiaal va het
recipiënt compatibel met inductie.
Service :
Type :
Puissance totale :
1
2
3
Identiceer uw kookplaattype door het
vergelijken van het aantal en de
conguratie van de kookzones en het
toetsenbordtype van uw apparaat met de
illustraties en het typeplaatje.