HP EliteBook Folio 1020 G1 Special Edition Base Model Notebook PC Handleiding

Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
© Copyright 2012 - 2014 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar en wordt door
Hewlett-Packard Company onder licentie
gebruikt.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Vierde editie: september 2014
Eerste editie, november 2012
Onderdeelnummer van document:
709332-334
Kennisgeving over het product
In deze handleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de
meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk
zijn niet alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Voor de meest recente
gebruikershandleiding gaat u naar
http://www.hp.com/support, en selecteert u
uw land of regio. Selecteer Drivers &
Downloads (Drivers en downloads) en volg
de instructies op het scherm.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden
of anderszins gebruiken van een
softwareproduct dat vooraf op deze
computer is geïnstalleerd, bevestigt u dat u
gehouden bent aan de voorwaarden van de
HP EULA (End User License Agreement).
Als u niet akkoord gaat met deze
licentievoorwaarden, is uw enige
rechtsmogelijkheid om het volledige,
ongebruikte product (hardware en software)
binnen 14 dagen te retourneren en te
verzoeken om restitutie van het
aankoopbedrag op grond van het
restitutiebeleid dat op de plaats van
aankoop geldt.
Neem contact op met het lokale
verkooppunt (de verkoper) als u meer
informatie wilt of als u een verzoek om
volledige restitutie van het aankoopbedrag
van de computer wilt indienen.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen
van de computer niet, om de kans op brandwonden of oververhitting van de computer te verkleinen.
Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt
geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal, zoals een optionele printer naast de computer, of
een voorwerp van zacht materiaal, zoals een kussen, een kleed of kleding. Zorg er ook voor dat de
netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van
zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de netvoedingsadapter blijft binnen de
temperatuurlimieten voor oppervlakken die toegankelijk zijn voor de gebruiker, zoals bepaald in de
International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950-1).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Direct aan de slag ............................................................................................................................................. 1
Aanbevolen procedures ....................................................................................................................... 1
Leuk om te doen ................................................................................................................................... 1
Meer hulpmiddelen van HP .................................................................................................................. 2
Hardware- en softwaregegevens opzoeken ......................................................................................... 3
2 Verbinding maken met een netwerk ................................................................................................................. 4
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................... 4
Statuspictogrammen voor draadloze communicatie en netwerk herkennen ....................... 4
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ......................................... 4
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................... 5
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ......................................... 5
WLAN gebruiken .................................................................................................................. 5
Gebruikmaken van een internetprovider ............................................................. 6
Draadloos netwerk installeren ............................................................................. 7
Draadloze router configureren ............................................................................ 7
Draadloos netwerk beveiligen ............................................................................. 7
Verbinding maken met een WLAN ...................................................................... 8
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken ........................................... 8
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ..................................................................................... 9
Aansluiten op een lokaal netwerk (LAN) .............................................................................. 9
3 Entertainmentvoorzieningen gebruiken .......................................................................................................... 10
Webcam gebruiken ............................................................................................................................ 10
Audio gebruiken ................................................................................................................................. 10
Luidsprekers aansluiten ..................................................................................................... 10
Hoofdtelefoon aansluiten ................................................................................................... 10
Microfoon aansluiten .......................................................................................................... 10
Geluid controleren ............................................................................................................. 11
Video gebruiken ................................................................................................................................. 11
VGA-monitor of -projector aansluiten ................................................................................ 11
DisplayPort ........................................................................................................................ 13
HDMI-tv of -monitor aansluiten .......................................................................................... 14
Audio-instellingen configureren (met HDMI-tv) ................................................. 14
v
4 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken ................................................................................................. 16
Actietoetsen gebruiken ....................................................................................................................... 16
Touchpad gebruiken ........................................................................................................................... 17
Navigeren .......................................................................................................................... 18
Selecteren .......................................................................................................................... 18
Touchpadbewegingen gebruiken ....................................................................................... 19
Horizontaal schuiven ......................................................................................... 20
Langs de rand schuiven .................................................................................... 20
5 Energiebeheer ................................................................................................................................................ 21
Computer uitschakelen ....................................................................................................................... 21
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................... 21
Standen voor energiebesparing gebruiken ........................................................................ 21
Pauzestand activeren en beëindigen ................................................................ 22
Slaapstand of hybride slaapstand activeren of beëindigen (alleen bepaalde
modellen) .......................................................................................................... 22
Pictogram Voeding gebruiken ............................................................................................ 23
Instellingen voor energiebeheer gebruiken ........................................................................ 23
Huidige instellingen voor energiebeheer weergeven ........................................ 23
Huidige instellingen voor energiebeheer wijzigen ............................................. 23
Accuvoeding gebruiken ...................................................................................................................... 23
In de fabriek verzegelde accu (alleen bepaalde modellen) ............................................... 24
Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen (alleen bepaalde modellen) ................. 24
Acculading weergeven ....................................................................................................... 24
Accu opladen ..................................................................................................................... 24
Accuwerktijd maximaliseren .............................................................................................. 25
Omgaan met een lage acculading ..................................................................................... 25
Lage acculading herkennen .............................................................................. 25
Problemen met lage acculading verhelpen ....................................................... 26
Problemen met lage acculading verhelpen wanneer een externe
voedingsbron beschikbaar is ............................................................ 26
Problemen met lage acculading verhelpen wanneer een
opgeladen accu beschikbaar is ........................................................ 26
Accuvoeding besparen ...................................................................................................... 26
Accu opbergen ................................................................................................................... 26
Afvoeren van afgedankte accu's ........................................................................................ 26
Accu vervangen ................................................................................................................. 27
Externe netvoeding gebruiken ............................................................................................................ 27
Netvoedingsadapter testen ................................................................................................ 27
vi
6 Gegevens beheren en delen .......................................................................................................................... 29
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 29
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 30
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 30
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen ..................................................................................... 31
Optischeschijfeenheden gebruiken .................................................................................................... 32
Optische schijf plaatsen ..................................................................................................... 33
Optischeschijfeenheid met lade ........................................................................ 33
Optischeschijfeenheid met sleuf ....................................................................... 33
Optische schijf verwijderen ................................................................................................ 34
Optischeschijfeenheid met lade ........................................................................ 34
Als de lade normaal opengaat .......................................................... 34
Als de lade niet op de normale wijze opengaat ................................ 35
Optischeschijfeenheid met sleuf ....................................................................... 35
7 Computer onderhouden .................................................................................................................................. 36
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................... 36
Computer schoonmaken .................................................................................................................... 36
Schoonmaakprocedures .................................................................................................... 37
Scherm reinigen (All-in-One's of notebooks) ..................................................... 37
Zijkanten of deksel reinigen .............................................................................. 37
Touchpad, toetsenbord of muis reinigen ........................................................... 37
Reizen met de computer of de computer transporteren ..................................................................... 37
8 Computer en gegevens beveiligen ................................................................................................................. 39
Computer beveiligen .......................................................................................................................... 39
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 39
Wachtwoorden instellen in het besturingssysteem ............................................................ 40
Setup Utility (BIOS)-wachtwoorden instellen en Computer Setup ..................................... 40
Beheerderswachtwoord beheren ...................................................................... 40
Beheerderswachtwoord opgeven ...................................................................... 41
Opstartwachtwoord beheren ............................................................................. 41
Opstartwachtwoord opgeven ............................................................................ 41
Internetbeveiligingssoftware gebruiken .............................................................................................. 41
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................... 42
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................ 42
Draadloos netwerk beveiligen ............................................................................................................ 42
Back-up maken van applicaties en gegevens .................................................................................... 42
Optioneel beveiligingskabelslot gebruiken ......................................................................................... 43
vii
9 Het gebruik van de Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) ......................................... 44
Setup Utility starten ............................................................................................................................ 44
Setup Utility gebruiken ....................................................................................................................... 44
Taal van Setup Utility wijzigen ........................................................................................... 44
Navigeren en selecteren in het Setup Utility ...................................................................... 44
Systeeminformatie weergeven .......................................................................................... 45
Standaardinstellingen herstellen in Setup Utility ................................................................ 45
Setup Utility afsluiten ......................................................................................................... 45
Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) ...................................................................... 45
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden ..................... 46
10 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten ................................................................................ 47
Een fabrieksimage maken .................................................................................................................. 47
Fabrieksimage maken op dvd's ......................................................................................... 47
Fabrieksimage maken op een USB-apparaat .................................................................... 48
De oorspronkelijke fabrieksinstellingen herstellen ............................................................. 48
Back-up van gegevensbestanden maken .......................................................................................... 49
Uw gegevensbestanden herstellen .................................................................................................... 49
11 Ondersteuning .............................................................................................................................................. 51
Contact opnemen met de ondersteuning ........................................................................................... 51
Labels ................................................................................................................................................. 51
12 Specificaties .................................................................................................................................................. 53
Ingangsvermogen ............................................................................................................................... 53
Omgevingsvereisten ........................................................................................................................... 54
13 Elektrostatische ontlading ............................................................................................................................. 55
14 Toegankelijkheid ........................................................................................................................................... 56
Ondersteunde technologie die ondersteund wordt ............................................................................. 56
Contact opnemen met de ondersteuning ........................................................................................... 56
Index ................................................................................................................................................................... 57
viii
1 Direct aan de slag
BELANGRIJK: Enkele functies die op andere besturingssystemen beschikbaar zijn, worden niet
ondersteund door het op deze computer geïnstalleerde Ubuntu-besturingssysteem. Ubuntu
ondersteunt bijvoorbeeld mogelijk niet omschakelbare of duale afbeeldingen, aanraakschermen,
WWAN, vingerafdruklezers, Blu-ray, Trusted Platform Module, GPS en stations als M.2 SSD en
mSATA. Ubuntu ondersteunt Bluetooth ook niet volledig.
Deze computer is een krachtig hulpmiddel dat is ontworpen om uw werk en entertainment te
verbeteren. Lees dit hoofdstuk om het beste uit de computer te halen. Lees over aanbevolen
procedures na de installatie, over leuke dingen die u met de computer kunt doen en waar u meer
hulpmiddelen van HP kunt vinden.
Aanbevolen procedures
Om uw slimme investering te beschermen, raden wij u aan na het installeren en registreren van de
computer de volgende stappen uit te voeren:
Maak een back-up van de vasteschijfeenheid op herstelschijven of een herstel-flashdrive.
Raadpleeg Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten op pagina 47.
Als u dat nog niet heeft gedaan, verbindt u de computer met een bekabeld of draadloos netwerk.
Raadpleeg Verbinding maken met een netwerk op pagina 4 voor meer informatie.
Leer de hardware en software van de computer kennen. Raadpleeg Hardware- en
softwaregegevens opzoeken op pagina 3 en Entertainmentvoorzieningen gebruiken
op pagina 10 voor informatie.
Update de antivirussoftware of koop antivirussoftware. Raadpleeg Antivirussoftware gebruiken
op pagina 42 voor meer informatie.
Leuk om te doen
U weet dat u op de computer YouTube-video's kunt bekijken. Maar wist u ook dat u de computer
op een tv kunt aansluiten en de video op tv kunt bekijken? Raadpleeg HDMI-tv of -monitor
aansluiten op pagina 14 voor meer informatie.
U weet dat u op de computer naar muziek kunt luisteren. Maar wist u ook dat u liveradio naar de
computer kunt streamen en naar muziek of praatprogramma's uit de hele wereld kunt luisteren?
Raadpleeg Audio gebruiken op pagina 10.
U weet dat u met uw computer een krachtige presentatie kunt maken. Maar wist u dat u de
computer ook op een projector kunt aansluiten om uw ideeën met een groep te delen?
Raadpleeg VGA-monitor of -projector aansluiten op pagina 11.
Aanbevolen procedures 1
Meer hulpmiddelen van HP
U heeft
Installatie-instructies
al gebruikt om de computer in te schakelen en deze handleiding op te
zoeken. Gebruik de volgende tabel voor productinformatie, instructies en meer.
Bron Inhoud
Installatie-instructies
Overzicht van installatie en voorzieningen van de computer.
Handleiding Ubuntu-bureaublad
Om toegang te krijgen tot deze handleiding, drukt u op
de F1-toets.
Een breed aanbod van informatie over procedures en tips
voor het oplossen van problemen.
Handleiding voor veiligheid en comfort
Voor toegang tot deze handleiding dubbelklikt u op het
pictogram HP Documents (HP documenten) op het
bureaublad of gaat u naar http://www.hp.com/ergo.
Aanwijzingen voor een optimale werkplek.
Richtlijnen voor een werkhouding en werkgewoontes die het
comfort verbeteren en het risico van letsel beperken.
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid.
Wereldwijde ondersteuning
Ga naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html voor ondersteuning in uw taal.
Online chatten met een technicus van HP.
Een e-mail sturen naar de klantenondersteuning;
Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning opzoeken.
Een servicecentrum van HP opzoeken.
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Voor toegang tot deze handleiding dubbelklikt u op het
pictogram HP Documents (HP documenten) op het
bureaublad.
Belangrijke kennisgevingen over voorschriften, waaronder
informatie over het correct afvoeren van accu's.
Beperkte garantie
*
Voor toegang tot de garantie dubbelklikt u op het
pictogram HP Documents (HP documenten) op het
bureaublad of gaat u naar http://www.hp.com/go/
orderdocuments.
Specifieke garantiegegevens voor deze computer.
*De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische
handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In sommige landen of regio's wordt door
HP een gedrukte versie van de HP beperkte garantie meegeleverd in de doos. Voor landen/regio's waar de garantie niet in
drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar http://www.hp.com/go/orderdocuments of
schrijf naar:
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd., Boise, ID 83714, Verenigde Staten
Europa, Midden-Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italië
Azië en Stille Oceaan: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het onderdeelnummer van het product, de
garantieperiode (te vinden op het servicelabel) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: Stuur uw HP product niet terug naar de bovenstaande adressen. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
2 Hoofdstuk 1 Direct aan de slag
Hardware- en softwaregegevens opzoeken
1. Klik op het pictogram System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van het bovenste
paneel en klik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen).
2. Selecteer het pictogram Details in het gedeelte System (Systeem).
In het overzicht worden alle apparaten weergegeven die op uw computer zijn geïnstalleerd,
waaronder de optische-schijfeenheden, SSD's (Solid-State Drives) of een secundaire vaste schijf.
Als u wilt weten welke software uw computer bevat, gaat u als volgt te werk:
1. Klik op de knop Ubuntu-softwarecentrum aan de linkerzijde van het bureaublad in het Startmenu
en klik vervolgens op Geïnstalleerd aan de bovenkant van het venster om softwarecategorieën
weer te geven.
2. Klik op een softwarecategorie om de geïnstalleerde software voor die categorie weer te geven.
Hardware- en softwaregegevens opzoeken 3
2 Verbinding maken met een netwerk
U kunt de computer meenemen waar u ook naar toe gaat. Maar ook thuis kunt u de wereld
verkennen en de informatie van miljoenen websites ontsluiten met de computer en een bekabelde of
draadloze netwerkverbinding. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u met die wereld in contact
komt.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. De computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
WLAN-apparaat (wireless local-area network): hiermee kunt u verbinding maken met draadloze
lokale netwerken (ook wel Wi-Fi netwerk, draadloos LAN of WLAN genoemd) in bedrijfsruimtes,
bij u thuis en in openbare ruimtes, zoals vliegvelden, restaurants, cafés, hotels en universiteiten.
In een WLAN communiceert het mobiele apparaat voor draadloze communicatie in de computer
met een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
Bluetooth®-apparaat: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN)
opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals
computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. In een PAN communiceert
elk apparaat rechtstreeks met andere apparaten en moeten de apparaten zich relatief dicht bij
elkaar bevinden, normaal gesproken binnen een straal van 10 meter van elkaar.
Statuspictogrammen voor draadloze communicatie en netwerk herkennen
Pictogram Naam Beschrijving
Draadloze communicatie
(ingeschakeld)
Geeft aan dat een of meer apparaten voor draadloze
communicatie zijn ingeschakeld.
Netwerkverbinding
(verbonden)
Geeft aan dat er verbinding is met het bekabelde netwerk en dat
de verbinding actief is. Als zowel de bekabelde als de draadloze
verbinding actief is, wordt de bekabelde verbinding gebruikt
omdat die sneller is.
Netwerkverbinding (niet
verbonden)
Geeft aan dat er geen verbinding is met het bekabelde en het
draadloze netwerk.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
Met een of meer van deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer
regelen:
Knop voor draadloze communicatie, schakelaar voor draadloze communicatie, toets voor
draadloze communicatie of toets voor vliegtuigmodus (in dit hoofdstuk ook wel knop voor
draadloze communicatie genoemd) (alleen bepaalde modellen)
Voorzieningen van het besturingssysteem
4 Hoofdstuk 2 Verbinding maken met een netwerk
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
Afhankelijk van uw model kan de computer beschikken over een knop voor draadloze communicatie,
een of meer apparaten voor draadloze communicatie en één of meer lampjes voor draadloze
communicatie. Standaard zijn alle apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het
lampje voor draadloze communicatie (wit) wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje
voor draadloze communicatie wit is, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie
ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie oranje is, zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld.
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit
te schakelen. Individuele draadloze apparaten kunnen bestuurd worden door te klikken op het
pictogram Network menu (Netwerkmenu) aan de rechterkant van het bovenste paneel en
vervolgens te klikken op Edit Connections (Verbindingen bewerken).
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken
Ga als volgt te werk om een draadloos of bekabeld netwerkapparaat in of uit te schakelen:
1. Klik op het pictogram Network menu (Netwerkmenu) aan de rechterkant van het bovenste
paneel.
2. Om een van de volgende apparaten in of uit te schakelen, schakelt u de selectievakjes van een
van de volgende opties in of uit:
Netwerk aanzetten (alle netwerkapparaten)
Draadloos netwerk aanzetten
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos netwerk (WLAN), dat bestaat uit
andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden door een draadloze router of een
draadloos toegangspunt.
OPMERKING: bij het tot stand brengen van een draadloze verbinding of het toestaan van toegang
aan gebruikers in een netwerk wordt u verzocht het hoofdwachtwoord op te geven.
OPMERKING: de begrippen
draadloze router
en
draadloos toegangspunt
worden vaak door elkaar
gebruikt.
Grote draadloze netwerken, zoals draadloze bedrijfsnetwerken en openbare draadloze
netwerken, werken meestal met draadloze toegangspunten, die een groot aantal computers en
accessoires ondersteunen en kritieke netwerkfuncties kunnen afschermen.
Een draadloos thuisnetwerk of een klein draadloos kantoornetwerk werkt meestal met een
draadloze router, die ervoor zorgt dat meerdere draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, een printer en bestanden kunnen delen zonder dat daar extra hardware of
software aan te pas komt.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLAN-
infrastructuur (aangeboden door een aanbieder van netwerkdiensten of een openbaar netwerk of
bedrijfsnetwerk).
Verbinding maken met een draadloos netwerk 5
Gebruikmaken van een internetprovider
Als u thuis verbinding wilt maken met internet, is een account bij een internetprovider vereist. Neem
contact op met een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een
modem. De internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een
netwerkkabel waarmee u de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie aansluit op
het modem, en het testen van de internetservice.
OPMERKING: van uw internetprovider ontvangt u een gebruikersnaam en wachtwoord voor
toegang tot internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
6 Hoofdstuk 2 Verbinding maken met een netwerk
Draadloos netwerk installeren
Als u een draadloos netwerk wilt installeren en verbinding wilt maken met internet, heeft u de
volgende apparatuur nodig:
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een internetservice met hoge snelheid via
een abonnement bij een internetprovider;
een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2);
een computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
OPMERKING: sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw
internetprovider na wat voor type modem u heeft.
De volgende afbeelding laat een voorbeeld zien van een geïnstalleerd draadloos netwerk dat is
verbonden met internet.
Naarmate uw netwerk groter wordt, kunnen extra draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten voor toegang tot internet.
Als u hulp nodig heeft bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
Draadloze router configureren
Als u hulp nodig heeft bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
OPMERKING: u wordt geadviseerd de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze
communicatie eerst aan te sluiten op de router, met behulp van de netwerkkabel die is geleverd bij de
router. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, koppelt u de kabel los en
krijgt u toegang tot internet via uw draadloze netwerk.
Draadloos netwerk beveiligen
Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos
netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te
beveiligen tegen onbevoegde toegang. Draadloze netwerken in openbare zones (hotspots), zoals
cafés en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd. Als u zich zorgen maakt om de
beveiliging van uw computer op een hotspot, kunt u uw netwerkactiviteiten het beste beperken tot
niet-vertrouwelijke e-mailactiviteiten en oppervlakkig surfen op internet.
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten
onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. Tref de volgende voorzorgsmaatregelen om uw draadloze
netwerk hiertegen te beschermen:
Gebruik een firewall.
Een firewall controleert zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw netwerk zijn
verzonden, en verwijdert eventuele verdachte onderdelen. Er bestaan zowel softwarematige als
hardwarematige firewalls. Sommige netwerken maken gebruik van een combinatie van beide
Verbinding maken met een draadloos netwerk 7
types. Ubuntu omvat geen firewallsoftware, maar u kunt Gufw downloaden, een gratis
firewallprogramma dat Ubuntu biedt. Voor informatie over het downloaden en installeren van
Gufw raadpleegt u Firewallsoftware gebruiken op pagina 42.
Gebruik codering voor draadloze communicatie.
Codering voor draadloze communicatie maakt gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens
die via het netwerk worden verzonden te versleutelen en ontsleutelen.
Verbinding maken met een WLAN
U maakt als volgt verbinding met het WLAN:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, is het
lampje voor draadloze communicatie wit. Als het lampje voor draadloze communicatie oranje is,
drukt u op de knop voor draadloze communicatie.
2. Klik op het pictogram Network menu (Netwerkmenu) aan de rechterkant van het bovenste
paneel.
Onder Wireless Networks (Draadloze netwerken) vindt u een lijst met beschikbare draadloze
netwerken.
3. Klik op het gewenste draadloze netwerk.
Als het netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een netwerkbeveiligingscode in te
voeren. Typ de code en klik daarna op OK om de verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: om verbinding te maken met een netwerk dat niet automatisch wordt
gedetecteerd, klikt u op het pictogram Network menu (Netwerkmenu) en selecteert u Connect to
Hidden Wireless Network (Verbinding maken met verborgen draadloos netwerk). Voer de
ESSID-gegevens in en stel de coderingsparameters in.
OPMERKING: als er geen WLAN's worden weergegeven en uw netwerk niet verborgen is,
betekent dit dat u zich buiten het bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
Als u het netwerk waarmee u verbinding wilt maken niet ziet, klikt u op het pictogram Network
menu (Netwerkmenu) aan de rechterkant van het bovenste paneel en klikt u op Edit
Connections (Verbindingen bewerken).
OPMERKING: het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang
de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of
vaste obstakels zoals wanden en vloeren.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken
Uw computer heeft mogelijk een Bluetooth-apparaat, afhankelijk van het model. Een Bluetooth-
apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging van
communicatie via de gebruikelijke fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals de volgende:
computers (desktopcomputer, notebookcomputer, pda)
telefoons (mobiele telefoons, draadloze telefoons, gecombineerde gsm/pda's (smartphones))
imagingapparaten (printers, camera's)
geluidsapparatuur (hoofdtelefoons, luidsprekers)
muis
8 Hoofdstuk 2 Verbinding maken met een netwerk
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal
Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Voor meer informatie
over de configuratie en het gebruik van Bluetooth-apparaten raadpleegt u de helpfunctie bij de
Bluetooth-software.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Voor aansluiting op een bekabeld lokaal netwerk heeft u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel nodig.
WAARSCHUWING! Sluit geen modemkabel of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector
om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
Aansluiten op een lokaal netwerk (LAN)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer direct op een router in uw huis (in plaats van
draadloos werken), of als u de computer op een bestaand bekabeld netwerk in uw kantoor wilt
aansluiten.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of
op een router.
OPMERKING: als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat, dat voorkomt dat
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord, sluit u de kabel aan op de computer met
het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 9
3 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
Gebruik uw HP computer als entertainmentcentrum voor het leggen van sociale contacten met uw
webcam, het genieten en beheren van uw muziek en het downloaden en bekijken van films. Of sluit
externe apparaten zoals monitoren, projectoren, televisietoestellen, luidsprekers, hoofdtelefoons en
op bepaalde modellen high-definitionapparaten aan om van uw computer een nog krachtiger
entertainmentcentrum te maken. U kunt ook de webcam gebruiken met toepassingen als Google
Hangouts en Skype.
Webcam gebruiken
Uw computer kan een geïntegreerde webcam hebben. Een webcam is een krachtig sociaal
netwerkhulpmiddel, waarmee u met vrienden en collega´s bij u in de buurt of aan de andere kant van
de wereld kunt communiceren. Met de webcam kunt u met uw software voor expresberichten video
streamen, en met de vooraf geïnstalleerde software van de camera kunt u nog steeds foto's nemen.
Audio gebruiken
Op HP computers met een optisch station kunt u muziek-cd’s afspelen, muziek downloaden en
beluisteren, audio-inhoud van internet (inclusief radio) streamen, audio opnemen, of audio en video
mixen om multimedia te maken. Sluit externe audioapparaten aan, zoals luidsprekers of een
hoofdtelefoon, om uw luisterervaring te verbeteren.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze op USB-poorten (of audio-
uitgang) van de computer of op een dockingapparaat aan te sluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om
draadloze
luidsprekers aan te sluiten op de
computer. Raadpleeg Audio-instellingen configureren (met HDMI-tv) op pagina 14 voor informatie
over het aansluiten van high-definition luidsprekers op de computer. Pas eerst het geluidsvolume aan
voordat u audioapparaten aansluit.
Hoofdtelefoon aansluiten
U kunt bekabelde hoofdtelefoons op de hoofdtelefoonuitgang op uw computer aansluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om een
draadloze
hoofdtelefoon aan te sluiten op de
computer.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset
opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg
Informatie over voorschriften,
veiligheid en milieu
voor aanvullende informatie over veiligheid.
Microfoon aansluiten
Sluit een microfoon aan op de microfooningang van de computer om audio op te nemen. Voor
optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon in een omgeving die
vrij is van achtergrondruis.
10 Hoofdstuk 3 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
Geluid controleren
U controleert het systeemgeluid van de computer als volgt:
1. Klik op het pictogram System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van de bovenkant van
het paneel en klik vervolgens op het pictogram System Settings (Systeeminstellingen) > Sound
(Geluid).
2. Klik op het tabblad Sound Effects (Geluidseffecten) en selecteer een van de geluidsopties onder
Choose an alert sound (Kies een waarschuwingsgeluid) om elk geluid te testen.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Klik op het pictogram System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van de bovenkant van
het paneel en klik vervolgens op het pictogram System Settings (Systeeminstellingen) > Sound
(Geluid).
2. Klik op het tabblad Input (Invoer) selecteer vervolgens Line in (Ingang) of Internal Microphone
(Interne microfoon) uit het paneel Record sound from (Geluid opnemen van) aan de linkerzijde
van het venster.
3. Pas het ingangsvolume aan door de schuifregelaar Input volume (Ingangsvolume) naar de
gewenste instelling te verplaatsen.
OPMERKING: Voor optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon
in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
U kunt de audio-instellingen op uw computer bevestigen of wijzigen door op het pictogram Sound
menu (Geluidmenu).
Video gebruiken
De HP computer is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete
websites kunt bekijken en video en films kunt downloaden en op de computer kunt bekijken zonder
dat u toegang tot een netwerk nodig heeft.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe
monitor, projector of tv aan te sluiten. De meeste computers beschikken over een VGA-poort (Video
Graphics Array) waarop u analoge videoapparaten kunt aansluiten. Sommige computers hebben een
DisplayPort, waarmee u een optioneel digitaal weergaveapparaat aansluit, zoals een hoogwaardige
monitor of projector. Sommige computers beschikken ook over een HDMI-poort (HDMI = High-
Definition Multimedia Interface), waarop een high-definition monitor of tv kan worden aangesloten.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste
poort van de computer. Raadpleeg bij vragen de instructies van de fabrikant van het apparaat.
VGA-monitor of -projector aansluiten
Om het schermbeeld op een externe VGA-monitor of geprojecteerd voor een presentatie te kunnen
bekijken, sluit u een monitor of projector aan op de VGA-poort van de computer.
OPMERKING: De schermresolutie van het externe apparaat aanpassen. Klik op het pictogram
System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van het bovenste paneel, klik op Displays
(Beeldschermen) en selecteer vervolgens een resolutie uit het vervolgkeuzemenu naast Resolution
(Resolutie). Selecteer het beeldscherm uit de vervolgkeuzelijst naast Launcher placement (Plaatsing
van het startmenu) waarop het startmenu moet worden weergegeven. Klik op Apply (Toepassen) om
wijzigingen op te slaan.
Video gebruiken 11
U sluit als volgt een monitor of projector aan:
1. Sluit de VGA-kabel van de monitor of projector aan op de VGA-poort van de computer, zoals
aangegeven in de afbeelding.
2. Druk op f4 om te schakelen tussen vier weergavestatussen:
OPMERKING: Afhankelijk van uw model kan de functietoets voor deze bewerking variëren.
Alleen laptopweergave: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm
van de computer.
De spiegel geeft weer: beeld gelijktijdig weergeven op
zowel
de computer als het externe
apparaat.
Uitspreiden: beeld uitgespreid weergeven op
zowel
de computer als het externe apparaat;
Alleen externe monitor: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, verandert de weergavetoestand.
Als de externe monitor niet wordt gedetecteerd nadat u op f4 heeft gedrukt, gaat u als volgt te werk:
1. Klik op het pictogram System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van het bovenste
paneel en klik vervolgens op Displays (Beeldschermen).
2. Klik op de knop Detect Displays (Beeldschermen detecteren).
3. Schuif de schuifknop On/Off (Aan/Uit) onder de beeldschermindeling naar On (Aan). Als de
standaardmonitor niet wordt gedetecteerd, stelt u de resolutie en de vernieuwingsfrequentie in
op basis van de specificaties van de externe monitor. Wijzig desgewenst de draaistand. Als het
beeld op het beeldscherm in spiegelbeeld moet worden weergegeven, schakelt u het
selectievakje Mirror Displays (Beeldschermen spiegelen) in.
4. Nadat de instellingen zijn geconfigureerd, klikt u op Apply (Toepassen) en vervolgens op OK.
12 Hoofdstuk 3 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
DisplayPort
Via de DisplayPort sluit u de computer aan op een video- of audioapparaat, zoals een high-definition
televisietoestel of op andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur. De DisplayPort
levert betere prestaties dan de VGA-externemonitorpoort en zorgt voor betere digitale
aansluitmogelijkheden.
OPMERKING: als u video- en/of audiosignalen wilt verzenden via de DisplayPort, heeft u een
(afzonderlijk aan te schaffen) DisplayPort-kabel nodig.
OPMERKING: Op de DisplayPort van de computer kan één DisplayPort-apparaat worden
aangesloten. De op het computerscherm weergegeven informatie kan gelijktijdig worden
weergegeven op het DisplayPort-apparaat.
U sluit een video- of audioapparaat als volgt aan op de DisplayPort:
1. Sluit het ene uiteinde van de DisplayPort-kabel aan op de DisplayPort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het videoapparaat en raadpleeg daarna de
instructies van de fabrikant voor aanvullende informatie.
OPMERKING: Om de kabel van het apparaat te verwijderen, drukt u op de knop voor het vrijgeven
van de connector.
Video gebruiken 13
HDMI-tv of -monitor aansluiten
Om het computerbeeld weer te geven op een high-definition-tv of -monitor, sluit u het high-
definitionapparaat aan volgens de onderstaande instructies.
Om een HDMI-apparaat op de computer aan te sluiten, hebt u een apart aan te schaffen HDMI-kabel
nodig.
OPMERKING: Pas de schermresolutie van het externe apparaat aan, vooral als u kiest voor de
optie “Uitspreiden”. Klik op het pictogram System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van het
bovenste paneel, klik op Displays (Beeldschermen) en selecteer vervolgens een resolutie uit het
vervolgkeuzemenu naast Resolution (Resolutie) voor het beste resultaat.
U sluit als volgt een high-definition-tv of -monitor aan op de computer:
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de high-definition-tv of -monitor.
3. Druk op f4 om te schakelen tussen vier weergavetoestanden:
Alleen laptopweergave: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm
van de computer.
De spiegel geeft weer: beeld gelijktijdig weergeven op
zowel
de computer als het externe
apparaat.
Uitspreiden: beeld uitgespreid weergeven op
zowel
de computer als het externe apparaat;
Alleen externe monitor: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, verandert de weergavetoestand.
Audio-instellingen configureren (met HDMI-tv)
HDMI is de enige video-interface die high-definition video en audio ondersteunt. Nadat u een HDMI-tv
op de computer heeft aangesloten, kunt u HDMI-audio inschakelen door de volgende stappen uit te
voeren:
14 Hoofdstuk 3 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
1. Klik op het pictogram Sound menu (Geluidmenu) aan de rechterkant van het bovenste paneel
en klik vervolgens op Sound Settings (Geluidsinstellingen).
2. Klik op het tabblad Output (Uitvoer) op Internal Audio Digital Stereo (HDMI) (Interne audio
digitale stereo (HDMI)).
3. Sluit het venster Geluid.
Ga als volgt te werk om de audiostream weer via de luidsprekers van de computer af te spelen:
1. Klik op het pictogram Sound menu (Geluidmenu) aan de rechterkant van het bovenste paneel
en klik vervolgens op Sound Settings (Geluidsinstellingen).
2. Klik op het tabblad Output (Uitvoer) op Internal Audio Analog Stereo (Interne audio analoge
stereo).
3. Sluit het venster Sound (Geluid).
Video gebruiken 15
4 Toetsenbord en aanwijsapparaten
gebruiken
Op uw computer kunt u met een toetsenbord en een aanwijsapparaat gemakkelijk navigeren op het
scherm. Bepaalde modellen hebben tevens actietoetsen of hotkeys voor de uitvoering van
veelvoorkomende taken. Met het touchpad voert u functies op het scherm uit op dezelfde manier als
u zou doen met een externe muis.
De voorzieningen voor het aanwijsapparaat bekijken en voorkeursinstellingen selecteren.
1. Klik op het pictogram System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van het bovenste
paneel en klik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen).
2. Klik op Mouse and Touchpad (Muis en Touchpad).
Gebruik een (afzonderlijk aan te schaffen) externe USB-muis. Deze sluit u aan op een van de USB-
poorten van de computer.
OPMERKING: afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw
toetsenbord andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit
gedeelte worden beschreven.
Actietoetsen gebruiken
Met een actietoets voert u de aan de toets toegewezen functie uit. De pictogrammen die op de
functietoetsen f1 tot en met f12 zijn afgebeeld, geven de aan deze toetsen toegewezen functies weer.
Doorgaans wordt met toets f5 bestandsbeheer gestart en de inhoud van de Startmap weergegeven.
OPMERKING: in dit gedeelte worden de actietoetsen beschreven die op de meeste modellen
beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet alle actietoetsen op uw computer beschikbaar.
Om de functie van een actietoets uit te voeren, drukt u op de toets.
VOORZICHTIG: wees uiterst voorzichtig wanneer u wijzigingen aanbrengt in Setup Utility. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
De actietoetsvoorziening is standaard ingeschakeld. U kunt deze voorziening uitschakelen in Setup
Utility (BIOS). Raadpleeg Het gebruik van de Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware Diagnostics
(UEFI) op pagina 44 voor instructies voor het openen van Setup Utility (BIOS), en volg daarna de
instructies onder aan het scherm.
Nadat u de actietoetsfunctie hebt uitgeschakeld, kunt u de functies nog wel uitvoeren door op de fn-
toets te drukken in combinatie met de bijbehorende actietoets.
Pictogram Beschrijving
Start de
Handleiding Ubuntu-bureaublad
.
Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder verlaagd.
16 Hoofdstuk 4 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken
Pictogram Beschrijving
Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder
verhoogd.
Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als
bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, wordt iedere keer dat u op deze toets
drukt, geschakeld tussen weergave op het scherm van de computer, weergave op de monitor en
gelijktijdige weergave op het computerscherm en de monitor.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard om
videogegevens van de computer te ontvangen. Met deze toets kan de weergave ook worden
geschakeld van en naar andere apparaten die weergavegegevens van de computer ontvangen.
Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van een dvd af.
Hiermee kunt u een audio-cd of -dvd afspelen of het afspelen onderbreken of hervatten.
Hiermee speelt u het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende gedeelte van een
dvd af.
Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd.
Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verhoogd.
Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
Hiermee schakelt u de microfoon uit.
Hiermee schakelt u de achtergrondverlichting van het toetsenbord in en uit.
OPMERKING: de achtergrondverlichting van het toetsenbord is bij levering standaard
ingeschakeld. Schakel de achtergrondverlichting van het toetsenbord uit voor een langere
accuwerktijd.
Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit. Deze knop wordt alleen
op bepaalde modellen weergegeven.
OPMERKING: er moet een draadloos netwerk zijn ingesteld voordat een draadloze verbinding
mogelijk is.
Hiermee schakelt u de vliegtuigmodus en de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: er moet een draadloos netwerk zijn ingesteld voordat een draadloze verbinding
mogelijk is.
Touchpad gebruiken
Met het TouchPad kunt u met eenvoudige vingerbewegingen navigeren op de computer.
Touchpad gebruiken 17
Navigeren
Als u de schermaanwijzer wilt verplaatsen, schuift u een vinger over het touchpad in de richting
waarin u de aanwijzer wilt bewegen.
Klikken op, dubbelklikken op en slepen met uw TouchPad:
1. Klik op het pictogram System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van de bovenkant van
het paneel en klik vervolgens op het tabblad System Settings (Systeeminstellingen) > Mouse
and Touchpad (Muis en Touchpad).
2. Selecteer de beweging die u wilt in- of uitschakelen.
3. Klik op de x in de linkerbovenhoek om het venster te sluiten.
Selecteren
Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de corresponderende knoppen van een
externe muis zou gebruiken.
18 Hoofdstuk 4 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken
Touchpadbewegingen gebruiken
Om bewegingen met het TouchPad te gebruiken, plaatst u twee vingers gelijktijdig op het TouchPad
of gebruikt u de randen van het TouchPad.
OPMERKING: Bewegingen met het TouchPad worden niet in alle programma's ondersteund.
Touchpad gebruiken 19
Horizontaal schuiven
Horizontaal schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of
opzij te bewegen. U schuift als volgt: plaats twee vingers iets uit elkaar op het touchpad en schuif ze
over het touchpad in een beweging omhoog, omlaag, naar links of naar rechts.
Langs de rand schuiven
Met langs de rand schuiven kunt u met de rand van het touchpad schuiven. Als dit is geselecteerd,
schuift u uw vinger omhoog of omlaag over de rechterkant van het touchpad om verticaal te schuiven.
Als horizontaal schuiven is ingeschakeld, kunt u uw vinger links en rechts bewegen aan de onderkant
van het touchpad om horizontaal te schuiven.
20 Hoofdstuk 4 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken
5 Energiebeheer
De computer kan werken op accuvoeding of een externe netvoedingsbron. Wanneer de computer op
accuvoeding werkt en er geen netvoedingsbron is om de accu op te laden, is het van belang om de
acculading te bewaken en op peil te houden.
Computer uitschakelen
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet heeft
opgeslagen.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het
besturingssysteem, en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Sluit de computer af in de volgende gevallen:
als u de accu wilt vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer;
als u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort kan worden aangesloten;
als u de computer langere tijd niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron.
Ga als volgt te werk om de computer af te sluiten:
OPMERKING: als de computer in de pauzestand of de slaapstand staat, moet eerst de pauzestand
of de slaapstand worden beëindigd voordat u de computer kunt afsluiten.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Klik op het pictogram System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van het bovenste
paneel en klik vervolgens op Shut Down (Uitschakelen) > Shut Down (Uitschakelen).
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedure te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de computer los van de externe voedingsbron en verwijder vervolgens de accu als de
computer een door de gebruiker vervangbare accu bevat.
Opties voor energiebeheer instellen
Standen voor energiebesparing gebruiken
OPMERKING: De energiebesparingsstanden slaapstand en hybride slaapstand zijn alleen
beschikbaar bij bepaalde modellen.
Standaard zijn twee energiebesparende voorzieningen ingeschakeld: Pauzestand en slaapstand of
hybride slaapstand.
Wanneer de pauzestand wordt geactiveerd, knipperen de aan/uit-lampjes en wordt het scherm
leeggemaakt. Uw werk wordt opgeslagen in het geheugen. Het beëindigen van de pauzestand gaat
sneller dan het beëindigen van de slaapstand. Als de pauzestand gedurende lange tijd geactiveerd is
Computer uitschakelen 21
of als de acculading een kritiek laag niveau bereikt terwijl de pauzestand is geactiveerd, wordt de
slaapstand geactiveerd.
Als de slaapstand is geactiveerd, wordt uw werk opgeslagen in een slaapstandbestand op de vaste
schijf en wordt de computer uitgeschakeld.
Als de hybride slaapstand is geactiveerd, wordt de status van uw computer, inclusief uw werk,
tegelijkertijd in het geheugen en op de vaste schijf opgeslagen. Als u de hybride slaapstand afsluit,
hervat de computer de vorige status.
VOORZICHTIG: Activeer de pauzestand, slaapstand of hybride slaapstand niet terwijl er wordt
gelezen van of geschreven naar een schijf of een externe mediakaart. Zo voorkomt u mogelijke
verslechtering van de audio- of videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of
verlies van gegevens.
OPMERKING: Wanneer de computer in de pauzestand, de slaapstand of de hybride slaapstand
staat, is het niet mogelijk om netwerkverbindingen tot stand te brengen of de computer te gebruiken.
Pauzestand activeren en beëindigen
Standaard is het systeem zo ingesteld dat de pauzestand wordt geactiveerd als de computer enige
tijd inactief is geweest en op accuvoeding of een externe voedingsbron werkt.
Instellingen voor Energiebeheer en time-outs kunnen gewijzigd worden door te klikken op het
pictogram System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van het bovenste paneel en vervolgens
te klikken op het pictogram System Settings (Systeeminstellingen) > Power (Voeding).
Als de computer is ingeschakeld, kunt u op elk van de volgende manieren de pauzestand activeren:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Sluit het beeldscherm.
OPMERKING: Deze methode werkt alleen als de computer op accuvoeding werkt.
Klik op het pictogram System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van het bovenste
paneel en klik vervolgens op Suspend (Pauzestand).
U beëindigt de pauzestand als volgt:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Als de pauzestand wordt beëindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en verschijnt uw werk op het
punt waar u was gestopt met werken.
Slaapstand of hybride slaapstand activeren of beëindigen (alleen bepaalde modellen)
Standaard is het systeem zo ingesteld dat de slaapstand of hybride slaapstand wordt geactiveerd als
de computer enige tijd inactief is geweest en op accuvoeding of netvoeding werkt of wanneer de
acculading een kritiek laag niveau bereikt.
Instellingen voor Energiebeheer en time-outs kunnen gewijzigd worden door te klikken op het
pictogram System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van het bovenste paneel en vervolgens
te klikken op het pictogram System Settings (Systeeminstellingen) > Power (Voeding).
Als de computer is ingeschakeld, kunt u op de volgende manieren de slaapstand activeren:
Druk kort op de aan/uit-knop en klik op Hibernate (Sluimerstand).
Klik op het pictogram System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van het bovenste
paneel en klik vervolgens op Hibernate (Sluimerstand).
22 Hoofdstuk 5 Energiebeheer
U beëindigt de sluimerstand als volgt:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Als de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en verschijnt uw werk op het
punt waar u was gestopt met werken.
Pictogram Voeding gebruiken
Het pictogram Power (Voeding) bevindt zich in de map Systeeminstellingen. Via het pictogram Power
(Voeding) heeft u toegang tot de instellingen voor energiebeheer, kunt u de acculading bekijken en
kunt u een ander energiebeheerschema selecteren.
Om het percentage resterende acculading weer te geven als de computer op accuvoeding
werkt, klikt u op het pictogram System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van de
bovenkant van het paneel en klikt u vervolgens op het pictogram System Settings
(Systeeminstellingen) > Power (Voeding).
Om de laadtijd van de accu weer te geven als de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron is, klikt u op het pictogram Battery menu (Accumenu) aan de rechterkant van het
bovenste paneel.
Om toegang te krijgen tot de instellingen voor energiebeheer klikt u op het pictogram System
menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van de bovenkant van het paneel en klikt u
vervolgens op het pictogram System Settings (Systeeminstellingen) > Power (Voeding).
Instellingen voor energiebeheer gebruiken
Instellingen voor energiebeheer bestaat uit een verzameling systeeminstellingen waarmee het
energieverbruik van de computer wordt beheerd. U kunt instellingen voor energiebeheer aanpassen
om energie te besparen of de prestaties van de computer te maximaliseren.
Huidige instellingen voor energiebeheer weergeven
Klik op het pictogram System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van de bovenkant van
het paneel en klik vervolgens op het pictogram System Settings (Systeeminstellingen) > Power
(Voeding).
OPMERKING: Om snel toegang te krijgen tot instellingen voor energiebeheer, kunt u ook
klikken op het pictogram Battery menu (Accumenu) aan de rechterkant van het bovenste paneel
en vervolgens op Power Settings (Instellingen voor energiebeheer) klikken.
Huidige instellingen voor energiebeheer wijzigen
1. Klik op het pictogram System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van de bovenkant van
het paneel en klik vervolgens op het pictogram System Settings (Systeeminstellingen) > Power
(Voeding).
2. Wijzig de instellingen zo nodig onder On battery power (Op accuvoeding) en When plugged in
(Indien aangesloten).
Accuvoeding gebruiken
Wanneer zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op
een externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding. Wanneer een opgeladen accu op de
computer geïnstalleerd is en de netvoedingsadapter losgekoppeld wordt van de computer, schakelt
de computer automatisch over naar accuvoeding en wordt de helderheid van het beeldscherm
Accuvoeding gebruiken 23
automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen. Een accu in de computer wordt langzaam
ontladen wanneer de computer is uitgeschakeld en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
De werktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die
op de computer is aangesloten en andere factoren.
In de fabriek verzegelde accu (alleen bepaalde modellen)
De accu('s) in dit product kan/kunnen niet gemakkelijk worden vervangen door de gebruiker zelf. Het
verwijderen of vervangen van de accu kan van invloed zijn op de garantie. Neem contact op met
ondersteuning als een accu geen lading meer vasthoudt.
Gooi een accu na het einde van zijn bruikbaarheid nooit weg bij het huishoudelijke afval. Volg de
lokale wet- en regelgeving in uw gebied voor het weggooien van accu's.
Raadpleeg voor informatie met betrekking tot het type accu het gedeelte Aan de slag van de
afgedrukte poster Installatie-instructies die met uw computer werd meegeleverd.
Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen (alleen bepaalde modellen)
WAARSCHUWING! Gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken:
de bij de computer geleverde, door de gebruiker vervangbare accu, een door HP geleverde
vervangende accu of een compatibele accu die als accessoire is aangeschaft bij HP.
VOORZICHTIG: Bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de
computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op of schakel de computer uit
voordat u een accu verwijdert die de enige voedingsbron is. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren
gaan.
Raadpleeg voor informatie met betrekking tot het type accu het gedeelte Aan de slag van de
afgedrukte poster Installatie-instructies die met uw computer werd meegeleverd.
Acculading weergeven
Klik op het pictogram Battery menu (Accumenu) aan de rechterkant van het bovenste paneel.
Accu opladen
WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
De accu wordt opgeladen als de computer via een netvoedingsadapter of een optionele
voedingsadapter is aangesloten op een externe voedingsbron.
De accu wordt opgeladen ongeacht of de computer in gebruik is of uit staat, maar het opladen
verloopt sneller wanneer de computer is uitgeschakeld.
Het opladen kan langer duren wanneer de accu nieuw is, langer dan twee weken niet is gebruikt of
veel warmer of kouder is dan de normale kamertemperatuur.
Ga als volgt te werk om de accuwerktijd te verlengen en de nauwkeurigheid van de weergave van de
acculading te optimaliseren:
Als u een nieuwe accu oplaadt, wacht u tot de accu volledig is opgeladen voordat u de computer
inschakelt.
24 Hoofdstuk 5 Energiebeheer
OPMERKING: als de computer is ingeschakeld wanneer de accu wordt opgeladen, is het
mogelijk dat de accumeter in het systeemvak aangeeft dat de accu voor 100 procent is
opgeladen, terwijl dit nog niet het geval is.
Laad de accu pas op wanneer deze door normaal gebruik is ontladen tot ongeveer vijf procent
van de volledige lading.
Als de accu één maand of langer niet is gebruikt, is het noodzakelijk de accu te kalibreren in
plaats van op te laden.
Accuwerktijd maximaliseren
Ga als volgt te werk om de accuwerktijd te maximaliseren:
1. Klik op het pictogram Battery menu (Accumenu) in het bovenste paneel en klik vervolgens op
Power Settings (Instellingen voor energiebeheer).
2. Onder On battery power: (Op accuvoeding:)
Selecteer 30 minutes (30 minuten) in het vervolgkeuzemenu aan de rechterkant van
Suspend when inactive for (In pauzestand zetten bij inactiviteit na).
Selecteer de optie Hibernate (Slaapstand) of Power off (Uitschakelen) rechts van When
power is critically low (Wanneer energie bijna leeg is).
Selecteer de optie Suspend (Pauzestand) rechts van When the lid is closed (Wanneer de
klep wordt dichtgeklapt).
3. Klik op Close (Sluiten).
Omgaan met een lage acculading
In dit gedeelte worden de waarschuwingen en systeemreacties beschreven die standaard zijn
ingesteld. Sommige waarschuwingen voor een lage acculading en de manier waarop het systeem
daarop reageert, kunt u wijzigen met instellingen voor energiebeheer. Wijzigingen die u instelt met
instellingen voor energiebeheer zijn niet van invloed op de werking van de lampjes.
Lage acculading herkennen
Als een accu als enige voedingsbron van de computer een laag of kritiek laag niveau bereikt, gebeurt
het volgende:
Als de computer in de pauzestand staat, blijft deze nog even in de pauzestand staan.
Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Accuvoeding gebruiken 25
Problemen met lage acculading verhelpen
Problemen met lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een van de volgende apparaten aan:
netvoedingsadapter;
optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft.
Problemen met lage acculading verhelpen wanneer een opgeladen accu beschikbaar is
1. Schakel de computer uit.
2. Vervang de lege accu door een opgeladen accu.
3. Schakel de computer in.
Accuvoeding besparen
Schakel draadloze verbindingen en LAN-verbindingen uit en sluit modemapplicaties af wanneer
u deze niet gebruikt.
Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u
deze apparatuur niet gebruikt.
Zet alle optionele externe mediakaarten die u niet gebruikt stop, schakel ze uit of verwijder ze.
Helderheid van het beeldscherm verlagen
Activeer de pauzestand of sluit de computer af als u de computer niet gebruikt.
Accu opbergen
VOORZICHTIG: stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen, om het
risico van beschadiging van de accu te beperken.
Als u een computer langer dan twee weken niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron,
verwijdert u de accu en bergt u de accu afzonderlijk op.
Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft.
OPMERKING: een opgeborgen accu moet om de zes maanden worden gecontroleerd. Wanneer de
capaciteit minder is dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u deze weer opbergt.
Kalibreer een accu die een maand of langer opgeborgen is geweest voordat u deze in gebruik neemt.
Afvoeren van afgedankte accu's
WAARSCHUWING! Verminder het risico van brand of brandwonden: probeer de accu niet uit elkaar
te halen, te pletten of te doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe contactpunten;
laat de accu niet in aanraking komen met water of vuur.
Raadpleeg voor informatie over het afvoeren van gebruikte accu's de
Informatie over voorschriften,
veiligheid en milieu
.
26 Hoofdstuk 5 Energiebeheer
Accu vervangen
De werktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die
op de computer is aangesloten en andere factoren.
Voor informatie over de accu klikt u op het pictogram Battery menu (Accumenu) aan de rechterkant
van het bovenste paneel.
OPMERKING: om er zeker van te zijn dat u altijd over accuvoeding kunt beschikken als u die nodig
heeft, raadt HP u aan een nieuwe accu te kopen als de capaciteitsindicator groen-geel wordt.
Externe netvoeding gebruiken
OPMERKING: raadpleeg de poster
Installatie-instructies
, die u vindt in de doos van de computer,
voor informatie over het aansluiten van de computer op netvoeding.
De computer gebruikt geen accuvoeding wanneer de computer is aangesloten op een externe
netvoedingsbron met een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel dockingapparaat.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde
compatibele adapter.
Sluit de computer aan op een externe netvoedingsbron in de volgende situaties:
WAARSCHUWING! Laad de accu niet op aan boord van een vliegtuig.
wanneer u een accu oplaadt of kalibreert;
wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast;
wanneer u informatie schrijft naar een cd, dvd of bd (alleen bepaalde modellen);
wanneer u een back-up- of herstelactie uitvoert.
Als u de computer aansluit op een externe netvoedingsbron, gebeurt het volgende:
De accu laadt op.
Als de computer is ingeschakeld, verandert het pictogram Battery menu (Accumenu) in het
bovenste paneel van vorm.
Als u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over op accuvoeding.
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
Netvoedingsadapter testen
Test de netvoedingsadapter als de computer een of meer van de volgende symptomen vertoont
terwijl deze is aangesloten op een netvoedingsbron:
De computer kan niet worden ingeschakeld.
Het beeldscherm blijft leeg.
De aan/uit-lampjes zijn uit.
Externe netvoeding gebruiken 27
U test de netvoedingsadapter als volgt:
1. Schakel de computer uit.
2. Verwijder de accu uit de computer.
3. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en steek de stekker van de adapter in een
stopcontact.
4. Schakel de computer in.
Als de aan/uit-lampjes
aan
gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.
Als de aan/uit-lampjes
uit
blijven, controleert u of de netvoedingsadapter op de juiste wijze
is aangesloten op de computer en op het stopcontact.
Als de netvoedingsadapter op de juiste wijze is aangesloten maar de aan/uit-lampjes toch
uit
blijven, werkt de netvoedingsadapter niet en moet deze worden vervangen.
Neem contact op met de ondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een vervangende
netvoedingsadapter.
28 Hoofdstuk 5 Energiebeheer
6 Gegevens beheren en delen
Schijfeenheden zijn digitale opslagapparaten of SSD's (solid-state drives) waarop u gegevens kunt
opslaan, beheren, delen en openen. De computer heeft een interne vaste schijf waarop de software
en het besturingssysteem staan en waarop al uw persoonlijke bestanden worden opgeslagen.
Sommige computers hebben ook een geïntegreerde optischeschijfeenheid waarmee u kunt lezen van
en schrijven naar cd's of dvd's.
Voor meer capaciteit of functionaliteit sluit u een (apart aan te schaffen) externe vaste schijf aan,
zoals een optischeschijfeenheid of vaste schijf, of plaatst u een digitale opslagkaart om gegevens
rechtstreeks van uw telefoon of camera te importeren. Via een op een USB-poort van de computer
aangesloten USB-flashdrive kunnen gegevens snel worden overgebracht. Sommige apparaten
werken op de voeding van de computer; andere apparaten beschikken over eigen voeding. Bij
sommige apparaten wordt software meegeleverd die moet worden geïnstalleerd.
OPMERKING: raadpleeg Verbinding maken met een netwerk op pagina 4 voor informatie over het
aansluiten van externe draadloze apparaten.
OPMERKING: raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over de vereiste
software en stuurprogramma's en over de computerpoort die moet worden gebruikt.
USB-apparaat gebruiken
De meeste computers hebben meer dan één USB-poort, omdat u via deze veelzijdige interface
verscheidene soorten externe apparaten op de computer kunt aansluiten, zoals een USB-
toetsenbord, een USB-muis, een externe USB-schijf, een USB-scanner of een USB-hub.
De computer kan meer dan één type USB-poort hebben. Koop alleen apparaten die compatibel zijn
met uw computer.
Type Beschrijving
USB 2.0 Draagt gegevens over met een snelheid van 60 MB/s.
USB 3.0 Draagt gegevens over met een snelheid van 640 MB/s. USB
3.0-poorten, die ook wel SuperSpeed-poorten worden
genoemd, zijn ook compatibel met USB 1.0- en USB 2.0-
apparaten.
USB-apparaat gebruiken 29
USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG: oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat, om
beschadiging van een USB-connector zoveel mogelijk te voorkomen.
Sluit de USB-kabel aan op de USB-poort van de computer.
OPMERKING: de USB-poort van uw computer kan er iets anders uitzien dan de poort op de
afbeelding in dit gedeelte.
USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG: trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging van
een USB-connector zoveel mogelijk te voorkomen.
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure om het USB-apparaat veilig te verwijderen.
1. Om een USB-apparaat te verwijderen, slaat u uw gegevens op en sluit u alle programma's af die
gebruikmaken van het apparaat.
2. Open File Browser (Bestandsbeheer) door de Home Folder (Startmap) te selecteren aan de
linkerzijde van het bureaublad in het Launcher (Startmenu).
3. Klik op het pictogram Eject (Uitwerpen) naast de naam van het apparaat in de lijst Devices
(Apparaten) in het linkerpaneel van File Browser (Bestandsbeheer). Het pictogram van het USB-
apparaat verdwijnt uit de lijst en het apparaat kan veilig worden verwijderd.
4. Verwijder het apparaat.
30 Hoofdstuk 6 Gegevens beheren en delen
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen
U plaatst een digitale opslagkaart als volgt:
VOORZICHTIG: oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een digitale kaart, om
beschadiging van de connectoren van de digitale kaart zoveel mogelijk te voorkomen.
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in het slot voor digitale opslagkaarten en druk de kaart vervolgens aan totdat
deze goed op zijn plaats zit.
U verwijdert een digitale opslagkaart als volgt:
VOORZICHTIG: om het risico dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt te beperken,
gebruikt u de volgende procedure om de digitale kaart veilig te verwijderen.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties af die gebruikmaken van de digitale kaart.
2. Open File Browser (Bestandsbeheer) in de Home Folder (Startmap) aan de linkerzijde van het
bureaublad in het Launcher (Startmenu).
3. Klik op het pictogram Eject (Uitwerpen) naast de naam van de digitale kaart in de lijst Devices
(Apparaten) in het linkerpaneel van Bestandsbeheer. Het pictogram van het USB-apparaat
verdwijnt uit de lijst en het apparaat kan veilig worden verwijderd.
OPMERKING: er verschijnt een bericht dat het hardware-apparaat veilig kan worden
verwijderd.
4. Druk de kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen 31
OPMERKING: als de kaart niet vanzelf naar buiten komt, trekt u deze uit het slot.
Optischeschijfeenheden gebruiken
Een optischeschijfeenheid maakt gebruik van laserlicht voor het lezen of opslaan van grote
hoeveelheden gegevens. Sommige types schijven staan alleen het lezen van gegevens toe, bij
andere types kunt u ook gegevens op een lege schijf schrijven (branden).
Gebruik de volgende tips voor de beste prestaties van een optischeschijfeenheid:
Zorg ervoor dat de accu voldoende is opgeladen alvorens naar een medium te schrijven
wanneer de accu de enige voedingsbron is.
Gebruik het toetsenbord niet en verplaats de computer niet terwijl een optischeschijfeenheid
naar een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Zorg dat de nieuwste software-updates voor de schijfeenheid zijn geïnstalleerd.
Als de schijf die u gebruikt niet schoon is, reinig deze dan met een droge, pluisvrije, zachte
doek.
De computer kan een optischeschijfeenheid bevatten die een of meer van de volgende
schijftechnologieën ondersteunt:
Cd: op een compact disc worden gegevens opgeslagen die door de laser van een
optischeschijfeenheid worden gelezen. De volgende cd-indelingen zijn beschikbaar:
Cd-recordable (cd-r): de computer kan gegevens op dit type schijf lezen en eenmalig
gegevens op de cd schrijven. Als de gegevens op de cd-r-schijf geschreven zijn, kunnen de
gegevens niet meer worden gewijzigd of gewist; de gegevens staan er permanent op.
Cd-re-writable (cd-rw): de computer kan de gegevens op dit schijftype lezen en vele malen
gegevens naar dit schijftype schrijven. De op dit schijftype geschreven gegevens kunnen
worden gewist.
Dvd: (digital video disc) dit is een optische schijf met een grote capaciteit. Op dit type schijf
kunnen meer gegevens worden opgeslagen dan op een cd. Op een dubbelzijdige dvd kan
maximaal 17 GB aan gegevens worden opgeslagen. De volgende dvd-indelingen zijn
beschikbaar:
Dvd-recordable (dvd-r of dvd+r): de gegevens op deze schijf kunnen worden gelezen en er
kunnen slechts één keer gegevens op de dvd worden gebrand. Nadat de gegevens op de
schijf geschreven zijn, kunnen de gegevens niet meer worden gewijzigd of gewist; de
gegevens staan er permanent op. Dvd's kunnen worden gebruikt in dvd±r-drives.
Dvd-re-writable (dvd-rw of dvd+rw) waarmee door de computer vele keren achter elkaar
gegevens kunnen worden gelezen en opgenomen. De gegevens op dit type schijf kunnen
worden gewist. Dvd's kunnen worden gebruikt in dvd±r-drives.
32 Hoofdstuk 6 Gegevens beheren en delen
Optische schijf plaatsen
Optischeschijfeenheid met lade
1. Schakel de computer in.
2. Druk op de ejectknop (1) op het voorpaneel van de schijfeenheid om de lade te openen.
3. Trek de lade uit (2).
4. Houd de schijf bij de randen vast om te voorkomen dat u het oppervlak aanraakt en plaats de
schijf op de as in de lade met het label naar boven.
OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf enigszins
schuin zodat u deze voorzichtig op de as kunt plaatsen.
5. Druk de schijf (3) voorzichtig op de as van de lade totdat de schijf vastklikt.
6. Sluit de lade.
OPMERKING: nadat u een schijf heeft geplaatst, volgt een korte pauze. Als u geen mediaspeler
heeft geselecteerd, wordt het dialoogvenster Automatisch afspelen geopend. In dit venster kunt u
selecteren hoe u de inhoud van het medium wilt gebruiken.
Optischeschijfeenheid met sleuf
VOORZICHTIG: plaats geen optische schijven van 8 cm in een optischeschijfeenheid met sleuf.
Hierdoor kan de optischeschijfeenheid beschadigd raken.
1. Schakel de computer in.
2. Houd de schijf bij de randen vast om te voorkomen dat u het oppervlak aanraakt en plaats de
schijf met het label naar boven.
Optischeschijfeenheden gebruiken 33
3. Plaats de schijf voorzichtig in de optischeschijfeenheid met sleuf.
Optische schijf verwijderen
Optischeschijfeenheid met lade
Er zijn twee manieren om een schijf te verwijderen, afhankelijk van of de lade normaal opengaat of
niet.
Als de lade normaal opengaat
1. Druk op de ejectknop (1) op de schijfeenheid om de lade te ontgrendelen en trek de lade
voorzichtig zo ver mogelijk uit (2).
2. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
3. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
34 Hoofdstuk 6 Gegevens beheren en delen
Als de lade niet op de normale wijze opengaat
1. Steek het uiteinde van een paperclip (1) in de ontgrendelingsopening in het voorpaneel van de
schijfeenheid.
2. Druk voorzichtig op de paperclip om de lade te ontgrendelen en trek de lade vervolgens zo ver
mogelijk uit (2).
3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
4. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
Optischeschijfeenheid met sleuf
1. Druk op de ejectknop (1) naast de schijfeenheid.
2. Verwijder de schijf (2) door deze aan de randen vast te houden en raak het oppervlak niet aan.
3. Berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
Optischeschijfeenheden gebruiken 35
7 Computer onderhouden
Programma's en stuurprogramma's bijwerken
U wordt aangeraden regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en stuurprogramma's,
zodat u steeds over de recentste versie beschikt. Met updates kunnen problemen worden opgelost,
en updates voegen nieuwe voorzieningen en opties toe aan de computer. De technologie verandert
continu. Door programma's en stuurprogramma's te updaten, maakt de computer gebruik van de
nieuwste technologie. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat oudere onderdelen van het videosysteem niet
meer goed samenwerken met de meest recente spelsoftware. Zonder het nieuwste stuurprogramma
zou u niet het beste uit de apparatuur halen.
Ga naar http://www.hp.com/support om de recentste versie van programma's en stuurprogramma's
van HP te downloaden. U kunt u ook aanmelden voor het ontvangen van automatische
updateberichten wanneer nieuwe updates beschikbaar komen.
Uw computer instellen om gratis automatische updates van Ubuntu te ontvangen:
1. Klik op Over deze computer uiterst rechts op het bovenste paneel. Klik op Updates installeren
om te controleren of er updates beschikbaar zijn voor uw computer.
2. Klik in het venster Update Manager (Updatebeheer) op de knop Check (Controleren) om op
nieuwe software-updates te controleren.
3. Klik op het vakje naast elke update die u wilt installeren en klik vervolgens op de knop Install
Updates (Updates installeren).
4. Klik op Close (Sluiten) nadat de updates zijn geïnstalleerd.
OPMERKING: Om de instellingen voor software-updates te wijzigen, klikt u op de knop
Settings (Instellingen) aan de onderkant van het venster Update Manager (Updatebeheer).
Computer schoonmaken
Gebruik de volgende producten voor het veilig reinigen van uw computer:
Dimethylbenzylammoniumchloride in een concentratie van maximaal 0,3 procent (bijvoorbeeld
wegwerpdoekjes van diverse merken).
Glasreiniger zonder alcohol
Zeepsop (op basis van milde zeep)
Droge microvezelschoonmaakdoek of zemen lap (antistatisch, zonder olie)
Antistatische doekjes
VOORZICHTIG: Gebruik geen schoonmaakmiddelen die permanente schade aan uw computer
kunnen veroorzaken. U kunt een bepaald schoonmaakmiddel pas gebruiken als u zeker weet dat het
geen alcohol, aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride of koolwaterstoffen bevat.
Vezelhoudende materialen, zoals papieren zakdoekjes, kunnen krassen veroorzaken op de
computer. In de loop der tijd kunnen vuildeeltjes en schoonmaakmiddelen zich ophopen in de
krassen.
36 Hoofdstuk 7 Computer onderhouden
Schoonmaakprocedures
Volg de in dit gedeelte beschreven procedures voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw
computer.
WAARSCHUWING! Probeer de computer niet schoon te maken terwijl die is ingeschakeld, om het
risico van elektrische schokken of schade aan onderdelen te beperken.
Schakel de computer uit.
Koppel de computer los van de netvoeding.
Koppel alle externe apparaten met eigen voeding los.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, mag u geen
schoonmaakmiddelen of vloeistoffen direct op het oppervlak van de computer spuiten. Als er
vloeistoffen op het oppervlak terecht komen, kunnen er interne onderdelen beschadigd raken.
Scherm reinigen (All-in-One's of notebooks)
Veeg het beeldscherm voorzichtig schoon met een zachte, pluisvrije doek die is bevochtigd met een
alcoholvrij glasreinigingsmiddel. Zorg dat het beeldscherm droog is voordat u het dichtdoet.
Zijkanten of deksel reinigen
Gebruik voor het reinigen van de zijkanten of het deksel een zachte microvezel-doek of een zeemlap
die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of gebruik een aanvaardbaar
wegwerpdoekje.
OPMERKING: wanneer u de bovenkant van de computer schoonmaakt, veegt u in een
cirkelbeweging om vuil en stofdeeltjes te verwijderen.
Touchpad, toetsenbord of muis reinigen
WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord schoon te maken. Zo beperkt u
het risico van een elektrische schok en schade aan de interne onderdelen. Een stofzuiger kan
stofdeeltjes op het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat er
geen vloeistof tussen de toetsen komt.
Gebruik voor het reinigen van het touchpad, het toetsenbord of de muis een zachte microvezel-
doek of een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of
gebruik een wegwerpdoekje.
Gebruik een spuitbus met perslucht met een verlengstuk om te voorkomen dat toetsen blijven
hangen en om stof, pluisjes en vuildeeltjes te verwijderen van het toetsenbord.
Reizen met de computer of de computer transporteren
Als u de computer wilt meenemen op reis of de computer wilt transporteren, kunt u de volgende tips
in acht nemen om de apparatuur te beschermen.
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
Maak een back-up van uw gegevens op een externe schijfeenheid.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals digitale opslagkaarten, uit de
computer.
Reizen met de computer of de computer transporteren 37
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Verwijder een eventueel medium uit de schijfeenheid voordat u de schijfeenheid uit een
schijfruimte verwijdert.
VOORZICHTIG: voer deze handeling uit voordat u de schijfeenheid transporteert, opbergt
of op reis meeneemt. Op deze manier beperkt u schade aan de computer, schade aan een
schijfeenheid of verlies van gegevens.
Schakel de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet bij de computer.
Als u moet vliegen, neem de computer dan mee als handbagage; geef de computer niet af met
uw overige bagage.
VOORZICHTIG: stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en
detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden
röntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt
geen schade toe aan schijfeenheden.
Als u de computer tijdens een vlucht wilt gebruiken, luister dan naar mededelingen tijdens de
vlucht waarin wordt aangegeven wanneer u de computer mag gebruiken. Elke maatschappij
heeft eigen regels voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan twee weken niet wordt
gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op
de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Als op de computer een apparaat voor draadloze communicatie is geïnstalleerd, is het mogelijk
dat het gebruik van dit apparaat in sommige omgevingen aan voorwaarden gebonden is. Dit kan
het geval zijn aan boord van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op
gevaarlijke locaties. Als u niet zeker weet wat het beleid is voor het gebruik van een bepaald
apparaat, kunt u het beste vooraf toestemming vragen voordat u de computer gebruikt.
Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regio's die u gaat
bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt
gebruiken. De netspanning, frequentie en stekkers kunnen per land of regio verschillen.
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere
apparaten zijn bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
38 Hoofdstuk 7 Computer onderhouden
8 Computer en gegevens beveiligen
Computer beveiligen
OPMERKING: van beveiligingsvoorzieningen moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect
uitgaan. Deze voorzieningen zijn niet altijd afdoende om softwareaanvallen te voorkomen en kunnen
niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
De beveiligingsvoorzieningen van uw computer beschermen uw computer, persoonlijke informatie en
gegevens tegen diverse gevaren. De manier waarop u de computer gebruikt, bepaalt welke
beveiligingsvoorzieningen u nodig heeft.
Het besturingssysteem kent diverse beveiligingsvoorzieningen. In de volgende tabel vindt u extra
beveiligingsvoorzieningen. De meeste van deze extra beveiligingsvoorzieningen kunnen
geconfigureerd worden in Setup Utility.
Ter beveiliging tegen Deze beveiligingsvoorziening gebruiken
Gebruik van de computer door onbevoegden Verificatie bij opstarten middels wachtwoorden
Onbevoegde toegang tot Setup Utility (f10) Beheerderswachtwoord in Setup Utility*
Ongeoorloofde toegang tot gegevens
Firewallsoftware (standaard niet geïnstalleerd in het
Ubuntu-besturingssysteem)
Updates van het besturingssysteem
Ongeoorloofde toegang tot de instellingen van Setup Utility
en andere identificatiegegevens van het systeem
Beheerderswachtwoord in Setup Utility*
Ongeoorloofd meenemen van de computer Bevestigingspunt voor een beveiligingsslot (in combinatie
met een optionele beveiligingskabel)
*Setup Utility is een hulpprogramma dat u opent door op f10 te drukken wanneer de computer wordt ingeschakeld of
opnieuw wordt opgestart. In Setup Utility navigeert u met het toetsenbord van uw computer door de opties om deze te
selecteren.
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt
verschillende types wachtwoorden instellen, afhankelijk van de manier waarop u de toegang tot uw
informatie wilt regelen. Wachtwoorden kunnen worden ingesteld in het besturingssysteem of in Setup
Utility, dat vooraf is geïnstalleerd op de computer.
OPMERKING: om het risico te beperken dat u geen toegang meer heeft tot bepaalde voorzieningen
van de computer, moet u elk wachtwoord vastleggen en op een veilige plaats bewaren.
Computer beveiligen 39
Wachtwoorden instellen in het besturingssysteem
Wachtwoorden voor het besturingssysteem Functie
Hoofdwachtwoord Beveiligt de toegang tot een account op het hoofdniveau van
het besturingssysteem.
Gebruikerswachtwoord Beveiligt de toegang tot een gebruikersaccount van het
besturingssysteem.
Setup Utility (BIOS)-wachtwoorden instellen en Computer Setup
Wachtwoordtype Functie
Beheerderswachtwoord of BIOS-beheerderswachtwoord
Beveiligt de toegang tot Setup Utility of Computer
Setup.
Nadat dit wachtwoord is ingesteld, moet u dit
wachtwoord elke keer invoeren wanneer u Setup Utility
(BIOS) of Computer Setup wilt openen.
VOORZICHTIG: Als u uw beheerderswachtwoord vergeten
bent, kunt u Setup Utility (BIOS) of Computer Setup niet
openen.
OPMERKING: het beheerderswachtwoord kan worden
gebruikt in plaats van het opstartwachtwoord.
OPMERKING: het beheerderswachtwoord wordt niet
weergegeven als het wordt ingesteld, opgegeven, gewijzigd
of verwijderd.
OPMERKING: Als u het opstartwachtwoord opgeeft bij de
eerste wachtwoordcontrole, voordat het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de Esc-toets voor menu
Opstarten) verschijnt, moet het beheerderswachtwoord
worden opgegeven om toegang te krijgen tot Setup Utility of
Computer Setup.
Opstartwachtwoord*
Beveiligt de toegang tot de inhoud van de computer.
Als dit wachtwoord is ingesteld, moet u het wachtwoord
opgeven wanneer u de computer inschakelt of opnieuw
opstart of wanneer u de slaapstand beëindigt.
VOORZICHTIG: als u het opstartwachtwoord vergeet, kunt
u de computer niet meer inschakelen of opnieuw opstarten
en kunt u de slaapstand niet meer beëindigen.
OPMERKING: het beheerderswachtwoord kan worden
gebruikt in plaats van het opstartwachtwoord.
OPMERKING: een opstartwachtwoord wordt niet
weergegeven als het wordt ingesteld, gewijzigd of
verwijderd.
*Raadpleeg de volgende onderwerpen voor informatie over elk van deze wachtwoorden.
Beheerderswachtwoord beheren
U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen:
40 Hoofdstuk 8 Computer en gegevens beveiligen
1. Open Setup Utility of Computer Setup door de computer in te schakelen of opnieuw op te
starten. Druk op esc terwijl het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-
toets voor menu Opstarten) linksonder op het scherm wordt weergegeven. Wanneer het menu
Startup (Opstarten) verschijnt, drukt u op f10.
2. Druk op Beveiliging, en volg de instructies op het scherm.
De voorkeursinstellingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Beheerderswachtwoord opgeven
Typ achter de prompt Enter Password (Wachtwoord opgeven) het beheerderswachtwoord en druk op
enter. Na drie mislukte pogingen om het beheerderswachtwoord op te geven, moet u de computer
opnieuw opstarten en het opnieuw proberen.
Opstartwachtwoord beheren
U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen:
1. Open Setup Utility door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten. Druk op esc
terwijl het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu
Opstarten) linksonder op het scherm wordt weergegeven. Wanneer het menu Startup
(Opstarten) verschijnt, drukt u op f10.
2. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Set Power-On Password
(Opstartwachtwoord instellen) en druk op enter.
Opstartwachtwoord instellen: typ het wachtwoord in de velden Enter New Password
(Nieuwe wachtwoord invoeren) en Confirm New Password (Nieuwe wachtwoord
bevestigen). Druk vervolgens op enter.
Opstartwachtwoord wijzigen: typ het huidige wachtwoord in het veld Enter Current
Password (Huidige wachtwoord invoeren) en typ een nieuw wachtwoord in de velden Enter
New Password (Nieuwe wachtwoord invoeren) en Confirm New Password (Nieuwe
wachtwoord bevestigen). Druk daarna op enter.
Opstartwachtwoord verwijderen: typ het huidige wachtwoord in het veld Enter Current
Password (Huidige wachtwoord invoeren) en druk vervolgens 4 keer op enter.
3. Als u uw voorkeuren wilt opslaan en Setup Utility wilt afsluiten, selecteert u met de pijltoetsen
Exit (Afsluiten) > Exit Saving Changes (Afsluiten en wijzigingen opslaan).
De voorkeursinstellingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Opstartwachtwoord opgeven
Typ achter de prompt Enter Password (Wachtwoord opgeven) het wachtwoord en druk op enter. Na
drie mislukte pogingen om het wachtwoord op te geven, moet u de computer opnieuw opstarten en
het opnieuw proberen.
Internetbeveiligingssoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt om toegang te krijgen tot e-mail, een netwerk of internet, kunt u
deze mogelijk blootstellen aan computervirussen, spyware en andere online bedreigingen. Om u te
helpen uw computer te beschermen, kan er internetbeveiligingssoftware worden geïnstalleerd die
antivirus- en firewall-functies bevat. Het is noodzakelijk om beveiligingssoftware regelmatig bij te
werken, zodat deze ook bescherming biedt tegen pas ontdekte virussen en andere
beveiligingsrisico’s. Wij raden u aan de door u gewenste software aan te kopen om uw computer
volledig te beveiligen.
Internetbeveiligingssoftware gebruiken 41
Antivirussoftware gebruiken
Computervirussen kunnen programma's, hulpprogramma's of het besturingssysteem buiten werking
stellen of de werking ervan verstoren. Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden
opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen kan ook schade die door virussen is aangericht,
worden hersteld.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Het
Ubuntu-besturingssysteem wordt zonder open poorten geleverd. Daarom bevat het geen
firewallprogramma in het basisbesturingssysteem. U kunt echter het Ubuntu-softwarecentrum in het
Launcher (Startmenu) aan de linkerkant van het bureaublad gebruiken om Gufw, een gratis
firewallprogramma voor Ubuntu, te downloaden.
Gufw installeren:
1. Klik op de map Ubuntu Software Center (Ubuntu-softwarecentrum) in het Launcher (Startmenu)
aan de linkerzijde van het bureaublad.
2. Voer Gufw in de zoekbalk in en druk op enter.
3. Dubbelklik op het pictogram Firewall Configuration (Firewall-configuratie) en klik vervolgens op
de knop Install (Installeren).
4. Volg de instructies op het scherm.
Firewallinstellingen weergeven of aanpassen na het installeren van Gufw:
1. Selecteer Ubuntu Software Center (Ubuntu-softwarecentrum) in het Launcher (Startmenu) aan
de linkerzijde van het bureaublad en klik vervolgens op Gufw.
OPMERKING: Bij het openen van Gufw wordt u verzocht het hoofdwachtwoord op te geven.
2. Volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: in bepaalde situaties kan een firewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren,
het delen van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-
mailberichten blokkeren. U kunt dit probleem tijdelijk oplossen door de firewall uit te schakelen, de
gewenste taak uit te voeren en de firewall onmiddellijk weer in te schakelen. Als u het probleem
blijvend wilt oplossen moet u de firewall opnieuw configureren.
Draadloos netwerk beveiligen
Schakel bij het installeren van een draadloos netwerk altijd de veiligheidsvoorzieningen in.
Raadpleeg Draadloos netwerk beveiligen op pagina 7 voor meer informatie.
Back-up maken van applicaties en gegevens
Maak periodiek een back-up van uw applicaties en gegevens om te voorkomen dat ze definitief
verloren gaan of beschadigd raken door een virusaanval of niet-werkende software of hardware.
Raadpleeg Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten op pagina 47 voor meer
informatie.
42 Hoofdstuk 8 Computer en gegevens beveiligen
Optioneel beveiligingskabelslot gebruiken
Van een beveiligingskabelslot, dat afzonderlijk moet worden aangeschaft, moet op de eerste plaats
een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. Beveiligingskabelsloten vormen slechts één onderdeel van
een volledige beveiligingsoplossing die moet worden geïmplementeerd om de kans op diefstal te
minimaliseren.
Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders uitzien dan op de
afbeelding in dit gedeelte.
1. Leg het beveiligingskabelslot om een stevig verankerd voorwerp heen.
2. Steek de sleutel (1) in het beveiligingskabelslot (2).
3. Steek het beveiligingskabelslot in het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de
computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel.
4. Haal de sleutel uit het slot en bewaar deze op een veilige plaats.
Optioneel beveiligingskabelslot gebruiken 43
9 Het gebruik van de Setup Utility (BIOS) en
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
Setup Utility, ook wel Basic Input/Output System (BIOS) genoemd, regelt de communicatie tussen
alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden, het beeldscherm, het
toetsenbord, de muis en de printer). Setup Utility bevat ook instellingen voor de types geïnstalleerde
randapparaten, de opstartvolgorde van de computer en de hoeveelheid systeemgeheugen en
uitgebreid geheugen.
OPMERKING: wees zeer voorzichtig wanneer u wijzigingen aanbrengt in Setup Utility. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Setup Utility starten
Zet de computer aan of start de computer opnieuw op. Druk op esc terwijl het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) linksonder op het
scherm wordt weergegeven. Wanneer het menu Startup (Opstarten) verschijnt, drukt u op f10.
Setup Utility gebruiken
Taal van Setup Utility wijzigen
1. Start Setup Utility.
2. Selecteer met de pijltoetsen System Configuration (Systeemconfiguratie) > Language (Taal).
Druk vervolgens op enter.
3. Selecteer met de pijltoetsen een taal. Druk vervolgens op enter.
4. Wanneer er een bevestigingsprompt met de geselecteerde taal verschijnt, drukt u op enter.
5. Als u uw wijziging wilt opslaan en Setup Utility wilt afsluiten, selecteert u met de pijltoetsen Exit
(Afsluiten) > Exit Saving Changes (Afsluiten en wijzigingen opslaan). Druk vervolgens op enter.
De wijziging is onmiddellijk van kracht.
Navigeren en selecteren in het Setup Utility
Setup Utility ondersteunt het touchpad niet. In Setup Utility kunt u navigeren en selecteren met het
toetsenbord.
Gebruik de pijltoetsen om een menu of menu-item te selecteren.
Gebruik de pijltoetsen of f5 en f6 om een item te kiezen in een lijst of om een veld in of uit te
schakelen, bijvoorbeeld het veld Enable/Disable (Inschakelen/Uitschakelen).
Druk op enter om een item te selecteren.
Druk op esc als u een tekstvak wilt sluiten of wilt terugkeren naar het menuvenster.
Als u extra navigatie- en selectiegegevens wilt weergeven terwijl Setup Utility is geopend, drukt
u op f1.
44 Hoofdstuk 9 Het gebruik van de Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
Systeeminformatie weergeven
1. Start Setup Utility.
2. Selecteer het menu Main (Hoofdmenu). Vervolgens wordt systeeminformatie, zoals de
systeemtijd en –datum en identificatie-informatie over de computer, weergegeven.
3. Om Setup Utility af te sluiten zonder instellingen te wijzigen, doet u het volgende:
Selecteer met de pijltoetsen Afsluiten > Wijzigingen negeren en afsluiten en druk daarna op
enter.
- of -
Selecteer met de pijltoetsen Afsluiten > Afsluiten en wijzigingen niet opslaan. Klik op Ja en
druk daarna op enter.
Standaardinstellingen herstellen in Setup Utility
1. Start Setup Utility.
2. Selecteer met de pijltoetsen Exit (Afsluiten) > Load Setup Defaults (Setup-standaardwaarden
laden). Druk vervolgens op enter.
3. Wanneer Setup Confirmation (Instellingen bevestigen) verschijnt, drukt u op enter.
4. Als u uw wijziging wilt opslaan en Setup Utility wilt afsluiten, selecteert u met de pijltoetsen Exit
(Afsluiten) > Exit Saving Changes (Afsluiten en wijzigingen opslaan). Druk vervolgens op enter.
De standaardinstellingen van Setup Utility zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
OPMERKING: uw wachtwoord-, taal- en beveiligingsinstellingen veranderen niet wanneer u de
standaardinstellingen herstelt.
Setup Utility afsluiten
Ga als volgt te werk om Setup Utility af te sluiten en uw wijzigingen in de huidige sessie op te
slaan:
Als de menu's van Setup Utility niet zichtbaar zijn, drukt u op esc om terug te keren naar de
menuweergave. Selecteer daarna met de pijltoetsen Exit (Afsluiten) > Exit Saving Changes
(Afsluiten en wijzigingen opslaan). Druk vervolgens op enter.
Ga als volgt te werk om Setup Utility af te sluiten en uw wijzigingen in de huidige sessie niet op
te slaan:
Selecteer met de pijltoetsen Afsluiten > Wijzigingen negeren en afsluiten en druk daarna op
enter.
- of -
Selecteer met de pijltoetsen Afsluiten > Afsluiten en wijzigingen niet opslaan. Klik op Ja en
druk daarna op enter.
Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
HP PC Hardware Diagnostics is een Unified Extensible Firmware Interface (UEFI) waarmee u
diagnostische tests kunt uitvoeren om te bepalen of de computerhardware goed werkt. Het
hulpprogramma wordt buiten het besturingssysteem uitgevoerd om hardwareproblemen te kunnen
Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) 45
isoleren van problemen die worden veroorzaakt door het besturingssysteem of andere
softwarecomponenten.
U kunt HP PC Hardware Diagnostics UEFI als volgt starten:
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op, druk snel op esc, en druk daarna op f2.
Het BIOS zoekt op twee plaatsen naar diagnoseprogramma's in de onderstaande volgorde:
a. Aangesloten USB-station
OPMERKING: Zie HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat
downloaden op pagina 46 om het hulpprogramma van HP PC Hardware Diagnostics
(UEFI) naar een USB-station te downloaden.
b. BIOS
2. Als het diagnoseprogramma wordt geopend, selecteert u het type diagnosetest dat u wilt
uitvoeren met de pijltoetsen op het toetsenbord en volgt u de instructies op het scherm.
OPMERKING: Als u een diagnosetest wilt stoppen, drukt u op esc.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden
OPMERKING: Instructies voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) zijn alleen
beschikbaar in het Engels en u moet een Windows-computer gebruiken voor het downloaden en
maken van de HP UEFI-ondersteuningsomgeving omdat alleen .exe-bestanden worden aangeboden.
Er zijn twee opties voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics naar een USB-apparaat:
Optie 1: HP PC diagnose-startpagina—Biedt toegang tot de nieuwste versie van UEFI
1. Ga naar http://hp.com/go/techcenter/pcdiags.
2. Klik op de koppeling UEFI Download en selecteer vervolgens Run (Uitvoeren).
Optie 2: Support and Drivers-pagina—Biedt downloadmogelijkheden voor een specifiek product voor
eerdere en latere versies
1. Ga naar http://www.hp.com.
2. Wijs boven aan de pagina Support (Ondersteuning) aan en klik vervolgens op Download Drivers
(Drivers downloaden).
3. Voer de productnaam in het tekstvak in en klik op Go (Start).
– of –
Klik op Find Now (Nu zoeken) zodat HP uw product automatisch kan detecteren.
4. Selecteer achtereenvolgens uw computermodel en uw besturingssysteem.
5. Klik in het gedeelte Diagnostic (Diagnose) op HP UEFI Support Environment (Omgeving voor
HP UEFI-ondersteuning).
– of –
Klik op Download (Downloaden) en selecteer Run (Uitvoeren).
46 Hoofdstuk 9 Het gebruik van de Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
10 Back-ups maken, herstellen en bestanden
terugzetten
Bij een systeemfout kunt u het systeem herstellen in de staat van de recentste back-up. Als u nieuwe
software en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek back-ups van het systeem blijven maken
om altijd een redelijk actuele back-up achter de hand te hebben.
Een fabrieksimage maken
Met de Recovery Media Creator herstelt u de computer in de oorspronkelijke fabriekstoestand. U kunt
fabrieksimage-dvd's maken met de dvd±rw-optischeschijfeenheden. U kunt ook een image maken op
een USB-apparaat.
VOORZICHTIG: Met Terugzetten wordt de inhoud van de vaste schijf volledig gewist en wordt de
vaste schijf geformatteerd. Alle bestanden die u heeft gemaakt en alle software die u heeft
geïnstalleerd op de computer, worden definitief verwijderd. Het herstelprogramma installeert het
oorspronkelijke besturingssysteem en programma's en stuurprogramma's die in de fabriek waren
geïnstalleerd opnieuw. Software, stuurprogramma's en updates die niet in de fabriek zijn
geïnstalleerd, moeten handmatig opnieuw worden geïnstalleerd. Uw gegevensbestanden en
persoonlijke bestanden moeten worden hersteld door middel van een back-up.
OPMERKING: Het maken van een fabrieksimage wordt door HP aangeraden voor het geval er een
systeemfout optreedt.
Fabrieksimage maken op dvd's
U kunt Recovery Media Creator of de software voor het maken van herstelmedia gebruiken om een
set systeemherstelschijven te maken met behulp van lege, beschrijfbare dvd's (DVD-R of DVD+R).
Omdat herstel-dvd's zeer belangrijk zijn, raadt HP u aan om lege DVD+R-schijven te gebruiken van
een fabrikant die u vertrouwt. HP adviseert 3 lege DVD+R-schijven beschikbaar te hebben voor de
fabrieksimage. Als u meer dan één schijf gebruikt, labelt u elke schijf met de volgorde waarin die is
gemaakt. Als u de schijven nummert, zorgt u ervoor dat u ze in de juiste volgorde hebt als u de
computer moet herstellen naar de oorspronkelijke fabriekstoestand.
Herstel-dvd's maken met de Recovery Media Creator:
1. Klik op het pictogram Dash Home (streepje start) aan de linkerkant van het bovenste paneel en
voer vervolgens herstel in in het zoekvak. Selecteer Recovery Media Creator.
2. Klik op het pictogram Dvd in het venster Please choose media type (Kies mediumtype).
3. Volg de instructies op het scherm.
Herstel-dvd's maken met de software voor het maken van herstelmedia:
1. Klik op het pictogram System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van het bovenste
paneel en klik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen) > Backup.
2. Selecteer Storage (Opslag) in het paneel aan de linkerkant van het venster, klik op de pijl
omlaag naast Backup Location (Back-uplocatie), selecteer de lokale map en klik vervolgens op
de knop Choose Folder (Map kiezen). Selecteer de dvd in het paneel aan de linkerkant van het
venster en klik op OK.
Een fabrieksimage maken 47
3. Selecteer Overview (Overzicht) in het paneel aan de linkerkant van het venster en klik op Back
Up Now (Nu een back-up maken).
4. Volg de instructies op het scherm.
Fabrieksimage maken op een USB-apparaat
OPMERKING: Controleer voordat u met deze procedure begint of de computer is aangesloten op
netvoeding.
U kunt Recovery Media Creator of de software voor het maken van herstelmedia gebruiken om een
systeemfabrieksimage te maken op een USB-apparaat. Controleer hoeveel ruimte er vrij is op het
opslagapparaat voordat u begint met het maken van de fabrieksimage. Voor de meeste modellen
heeft u minimaal 8 GB vrije ruimte op het USB-apparaat nodig. Afhankelijk van de stuurprogramma's
en de software die op de computer zijn geïnstalleerd, is er mogelijk iets meer dan 4 GB vrije ruimte
benodigd. HP raadt u aan om een USB-apparaat met een capaciteit van 8 GB of meer te gebruiken;
dit geeft het beste resultaat.
BELANGRIJK: Vergeet niet uw USB-apparaat in de USB-poort op de computer te plaatsen voordat
u deze procedure start.
Een herstel-USB-apparaat maken met de Recovery Media Creator:
1. Klik op het pictogram Dash Home (streepje start) aan de linkerkant van het bovenste paneel en
voer vervolgens herstel in in het zoekvak. Selecteer Recovery Media Creator.
2. Klik op het pictogram USB in het venster Please choose media type (Kies mediumtype).
3. Volg de instructies op het scherm.
Een herstel-USB-apparaat maken met de software voor het maken van herstelmedia:
1. Klik op het pictogram System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van het bovenste
paneel en klik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen) > Backup.
2. Selecteer Storage (Opslag) in het paneel aan de linkerkant van het venster, klik op de pijl
omlaag naast Backup Location (Back-uplocatie), selecteer de lokale map en klik vervolgens op
de knop Choose Folder (Map kiezen). Selecteer het USB-apparaat in het paneel aan de
linkerkant van het venster en klik op OK.
3. Selecteer Overview (Overzicht) in het paneel aan de linkerkant van het venster en klik op
Backup Now (Nu een back-up maken).
4. Volg de instructies op het scherm.
De oorspronkelijke fabrieksinstellingen herstellen
OPMERKING: Controleer voordat u met deze procedure begint of de computer is aangesloten op
netvoeding.
De fabrieksimage op dvd's of een USB-apparaat gebruiken om uw computer te herstellen naar de
oorspronkelijke fabriekstoestand:
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Schakel de computer uit.
3. Controleer of de eerste herstel-dvd in de optischeschijfeenheid is geplaatst of het herstel-USB-
apparaat op een USB-poort is aangesloten.
4. Start de computer opnieuw op.
48 Hoofdstuk 10 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
5. Wanneer het systeem opstart, drukt u op F9 om het opstartapparaat op te geven en selecteert u
daarna het apparaat dat de terugzetten-kopie bevat.
6. Klik achtereenvolgens op Restore entire hard drive (Volledige vaste schijf herstellen) en op
Continue (Doorgaan).
7. Volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: Als u de computer niet kunt opstarten en u geen systeemherstelschijf hebt gemaakt,
moet u een dvd met het
Ubuntu-besturingssysteem
aanschaffen om het besturingssysteem opnieuw
te installeren. Raadpleeg voor meer informatie het boekje
Worldwide Telephone Numbers
(Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning).
Back-up van gegevensbestanden maken
Met het Deja Dup Restore-programma kunt u back-ups maken van uw gegevensbestanden.
Maak periodiek back-ups van uw gegevensbestanden om altijd een actuele back-up achter de hand
te hebben. U kunt handmatig een back-up maken van uw gegevens op een optionele externe schijf,
op een netwerkschijfeenheid of op schijven. Zorg dat u in de volgende situaties een back-up van uw
gegevens:
periodiek, op basis van een back-upschema;
voordat de computer wordt gerepareerd of hersteld;
voordat u hardware of software toevoegt of wijzigt.
Een back-up maken van uw basismapbestanden met het Deja Dup Backup-programma:
OPMERKING: controleer of u een locatie heeft geselecteerd voor het opslaan van de back-
upbestanden voordat u een back-up maakt van uw gegevens.
1. Klik op het pictogram System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van het bovenste
paneel en klik vervolgens op het pictogram System Settings (Systeeminstellingen) > Backup.
2. Selecteer Folders (Mappen) in het paneel aan de linkerzijde van het venster en selecteer onder
Folders to back up (Mappen om back-ups van te maken) de mappen waarvan u back-ups wilt
maken.
3. Selecteer Storage (Opslag) in het paneel aan de linkerkant van het venster, klik op de pijl
omlaag naast Backup Location (Back-uplocatie) en selecteer de toegewezen back-uplocatie uit
de vervolgkeuzelijst.
4. Selecteer Overview (Overzicht) in het paneel aan de linkerkant van het venster en klik op Back
Up Now (Nu een back-up maken).
OPMERKING: U kunt ook back-ups maken op door verschillende bedrijven geleverde
cloudopslagservices. Tegen een kleine vergoeding bewaren zij uw back-up voor u. Een cloudservice
wordt aanbevolen, aangezien het een eenvoudige manier is om uw back-ups veilig op een externe
locatie te bewaren.
Uw gegevensbestanden herstellen
Met het Deja Dup Restore-programma kunt u uw gegevensbestanden herstellen.
OPMERKING: Controleer voordat u met deze procedure begint of de computer is aangesloten op
netvoeding.
Back-up van gegevensbestanden maken 49
Gegevens herstellen van uw back-upbestanden:
1. Klik op het pictogram System menu (Systeemmenu) aan de rechterkant van het bovenste
paneel en klik vervolgens op het pictogram System Settings (Systeeminstellingen) > Backup.
2. Klik op Restore (Herstellen), selecteer de locatie van de back-upbestanden en de mapnaam en
klik vervolgens op Forward (Vooruit).
3. Selecteer onder Restore from When? (Herstellen van wanneer?) de datum van de te herstellen
bestanden en klik vervolgens op Forward (Vooruit).
4. Selecteer de locatie en de map waarin de bestanden worden hersteld en klik vervolgens op
Forward (Vooruit).
5. Volg de instructies op het scherm.
6. Klik op Restore (Terugzetten) om het terugzetten van de bestanden te starten of klik op Cancel
(Annuleren) om het terugzetten te annuleren.
50 Hoofdstuk 10 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
11 Ondersteuning
Contact opnemen met de ondersteuning
OPMERKING: Voor toegang tot de
Handleiding Ubuntu-bureaublad
drukt u op de f1 -toets.
Als de informatie in deze gebruikershandleiding of in de
Handleiding Ubuntu-bureaublad
geen
uitsluitsel geeft over uw vragen, kunt u contact opnemen met de ondersteuning. Voor ondersteuning
in de VS gaat u naar http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Hier kunt u:
online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: ondersteuning via chat is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het
Engels.
Stuur een e-mail naar ondersteuning van HP.
Telefoonnummers voor ondersteuning opzoeken.
een HP servicecentrum opzoeken.
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland
gebruikt.
BELANGRIJK: Alle labels die in dit gedeelte worden beschreven bevinden zich op een van de 3
plaatsen, afhankelijk van uw computermodel: aan de onderkant van de computer, in de accuruimte of
onder het onderpaneel.
Servicelabel—Biedt belangrijke informatie voor het identificeren van uw computer. Wanneer u
contact opneemt met Ondersteuning, moet u waarschijnlijk het serie-, product- en modelnummer
opgeven. Zoek deze nummers op voordat u contact opneemt met Ondersteuning.
Het servicelabel lijkt op een van de onderstaande voorbeelden. Raadpleeg de afbeelding die het
meest overeenkomt met het servicelabel van uw computer.
Contact opnemen met de ondersteuning 51
Onderdeel
(1) Serienummer
(2) Productnummer
(3) Garantieperiode
(4) Modelnummer (alleen bepaalde modellen)
Label(s) met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer.
Labels met certificering voor draadloze communicatie—Deze labels bevatten informatie over
optionele apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken voor de landen of regio's
waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik.
52 Hoofdstuk 11 Ondersteuning
12 Specificaties
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt
reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron
voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.
Hoewel de computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend
aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron
die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties. Netspanning in bedrijf en
werkstroom verschillen per platform.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 19 V gelijkstroom bij 2,1 A - 40 W
19,5 V gelijkstroom bij 2,31 A - 45 W
19,5 V gelijkstroom bij 3,33 A - 65 W
19,5 V gelijkstroom bij 4,62 A - 90 W
19,5 V bij 6,15 A - 120 W
19,5 V bij 7,69 A - 150 W
19,5 V gelijkstroom bij 10,25 A -- Slim 200 W
19,5 V gelijkstroom bij 11,79 A -- Slim 230 W
Gelijkstroomstekker van externe HP
voeding
OPMERKING: dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: de bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met
kennisgevingen.
Ingangsvermogen 53
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf 5°C tot 35°C 41°F tot 95°F
Buiten bedrijf -20°C tot 60°C -4°F tot 140°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3.048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
54 Hoofdstuk 12 Specificaties
13 Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met
elkaar in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en
vervolgens een metalen deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen beschadigd raken door een ontlading van statische elektriciteit via
vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het risico
van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
Als u de computer moet loskoppelen met het oog op instructies voor het verwijderen of
installeren van onderdelen, zorg dan voor een goede aarding voordat u de computer loskoppelt.
Pas daarna kunt u de behuizing openen.
Bewaar onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak pinnen, aansluitingen en circuits niet aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo min
mogelijk hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetisch gereedschap.
Raak, voordat u onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak van het onderdeel aan,
zodat u niet statisch geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, doet u het in een antistatische verpakking.
Neem contact op met de ondersteuning als u meer wilt weten over statische elektriciteit of hulp nodig
heeft bij het verwijderen of installeren van onderdelen.
55
14 Toegankelijkheid
HP ontwerpt, produceert en distribueert producten en diensten die door iedereen kunnen worden
gebruikt, inclusief door personen met een handicap, zowel op een zelfstandige basis of met de juiste
hulpapparaten.
Ondersteunde technologie die ondersteund wordt
HP-producten ondersteunen een breed scala aan besturingssystemen van ondersteunde
technologieën en kunnen worden geconfigureerd voor gebruik met aanvullende ondersteunende
technologieën. Gebruik de zoekfunctie op uw apparaat om meer informatie over ondersteunende
functies te vinden.
OPMERKING: Voor meer informatie over een bepaald product voor ondersteunende technologie,
neemt u contact op met de klantenondersteuning voor dat product.
Contact opnemen met de ondersteuning
Wij verbeteren voortdurend de toegankelijkheid van onze producten en services en wij zijn verheugd
met feedback van gebruikers. Als u problemen ondervindt met een product of als u ons wilt vertellen
over toegankelijkheidsfuncties die u hebben geholpen, neemt u contact met ons op door te bellen
naar (888) 259-5707, van maandag tot vrijdag tussen 6:00 en 21:00 Mountain Time. Als u doof of
slechthorend bent en TRS/VRS/WebCapTel gebruikt, neemt u contact met ons op als u technische
ondersteuning nodig hebt of vragen hebt over toegankelijkheid door te bellen naar (877) 656-7058,
van maandag tot vrijdag tussen 06:00 en 21:00 Mountain Time.
56 Hoofdstuk 14 Toegankelijkheid
Index
A
Aanbevolen procedures 1
accu
opladen 24
Accu
afvoeren 26
lage acculading 25
opbergen 26
temperatuur 26
Voeding 24
voeding besparen 26
werktijd 25
Afsluiten 21
Antivirussoftware, gebruiken 42
Audio configureren, voor HDMI
14
Audiofuncties, controleren 11
B
Back-up maken, van software en
gegevens 42
Back-ups 47
Bedrijfs-WLAN, verbinding 8
Beheerderswachtwoord
beheren 40
maken 40
opgeven 41
Beheren,
beheerderswachtwoord 40
Beheren, opstartwachtwoord 41
Beschrijfbare media 22
Besparen, accuvoeding 26
Besturingssysteem 21
Besturingssysteem, wachtwoorden
ingesteld in 40
Beveiliging, draadloze
communicatie 7
Beveiligingskabelslot,
bevestigen 43
Bevestigen
optioneel
beveiligingskabelslot 43
Bluetooth, label 52
Bluetooth-apparaat 4, 8
C
Computer schoonmaken 36
Controleren, audiofuncties 11
D
Digitale kaart
plaatsen 31
DisplayPort
aansluiten 13
Draadloos netwerk, beveiligen 42
Draadloos netwerk (WLAN)
benodigde apparatuur 7
beveiliging 7
effectief bereik 8
gebruiken 5
verbinding maken 8
verbinding met bedrijfs-
WLAN 8
verbinding met openbaar
WLAN 8
Draadloze communicatie,
bedieningselementen
besturingssysteem 4
knop 4
Wireless Assistant (Assistent
voor draadloze
communicatie), software 4
Draadloze communicatie, knop 4
Draadloze communicatie, lampje
4
Draadloze communicatie,
pictogram 4
E
Elektrische voeding, besparen 26
Elektrostatische ontlading 55
Externemonitorpoort 11
F
Fabrieksinstellingen, herstellen
45
H
HDMI
audio configureren 14
HDMI-poort
aansluiten 14
High-definitionapparatuur,
aansluiten 14
HP PC Hardware Diagnostics
(UEFI)
downloaden 46
gebruiken 46
Hubs 29
I
Ingangsvermogen 53
Installatie, WLAN 7
Internetbeveiligingssoftware,
gebruiken 41
Internetverbinding instellen 7
K
kabels
HDMI 14
VGA 12
Kabels
DisplayPort 13
USB 30
Kennisgevingen
label met kennisgevingen 52
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 52
Keurmerk voor draadloze
communicatie, label 52
Kritiek lage acculading 25
L
labels
service 51
Labels
Bluetooth 52
kennisgevingen 52
keurmerk voor draadloze
communicatie 52
serienummer 51
WLAN 52
Lage acculading 25
Leesbare media 22
Leuk om te doen 1
Index 57
M
Muis, externe
voorkeuren instellen 16
N
Netwerkverbinding,
pictogrammen 4
Niet-reagerend systeem 21
O
Omgevingsvereisten 54
Onderhoud van computer 36
onderkant 52
Opbergen, accu 26
Openbaar WLAN, verbinding 8
Opgeven,
beheerderswachtwoord 41
Opgeven, opstartwachtwoord 41
Opladen, accu 24
Opstartwachtwoord
beheren 41
maken 41
opgeven 41
Optische schijf
plaatsen 33
verwijderen 34
Optischeschijfeenheid met lade
33
Optischeschijfeenheid met sleuf
33
P
Pauzestand
activeren 22
beëindigen 22
Pictogrammen
bekabeld netwerk 4
draadloze communicatie 4
netwerk 4
Poorten
DisplayPort 13
externe monitor 11
HDMI 14
VGA 11
Productnaam en productnummer,
van computer 51
R
Reizen, met computer 37, 52
Reizen met computer 26
S
Schijfmedia 22
Schuiven, touchpadbeweging 20
serienummer 51
Serienummer, van computer 51
servicelabels
zoeken 51
Setup Utility
beëindigen 45
navigeren 44
selecteren 44
standaardinstellingen
herstellen 45
starten 44
systeeminformatie
weergeven 45
taal wijzigen 44
wachtwoorden ingesteld in 40
Sluimerstand
activeren 22
beëindigen 22
geactiveerd bij kritiek lage
acculading 25
Standaardinstellingen, herstellen
45
Systeeminformatie, weergeven
45
T
Temperatuur 26
toegankelijkheid 56
Touchpad
gebruiken 17
Touchpadbewegingen 20
schuiven 20
Transport van computer 37
U
Uitschakelen, computer 21
USB-apparaten
aansluiten 30
beschrijving 29
verwijderen 30
USB-hubs 29
USB-kabel, aansluiten 30
V
Verbinding maken met WLAN 8
VGA-poort, aansluiten 11
Video 11
W
Wachtwoorden
ingesteld in
besturingssysteem 40
ingesteld in Setup Utility 40
Webcam 10
Wireless Assistant (Assistent voor
draadloze communicatie),
software 4
WLAN, label 52
WLAN-apparaat 5, 52
58 Index
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66

HP EliteBook Folio 1020 G1 Special Edition Base Model Notebook PC Handleiding

Type
Handleiding