Bediening
Verladen en transporteren
BA RD18 nl 00
55
3.02 Verladen en transporteren
AANWIJZING
Respecteer alle voorschriften bij het laden en transporteren
van de machine van en naar de plaats van gebruik!
Richtlijnen en voorschriften
Bij het laden van walsen op vrachtwagens, aanhangers of opleggers
moet de machine absoluut worden vastgezet op het laadvoertuig. De
verplichting om de lading te beveiligen op wegvoertuigen resulteert
uit het Duitse verkeersreglement § 22, § 23, § 30, § 31, HGB
(Duitse handelswetboek) § 412 , VDI-richtlijn 2700 of de nationale
voorschriften. Het laden en transporteren van de machine vereist
voldoende kennis over het laden van voertuigen en hun gedrag in
beladen toestand. De machine mag alleen door geschoold personeel
worden verladen. De machine moet aansluitend op vorm of kracht of
door een combinatie van beide varianten op het voertuig bevestigd
of gestouwd worden zodat het veilig is voor transport. Bij belasting in
normale verkeerssituaties mag de stand van de machine op het voertuig
niet veranderen. Tot belasting in normale verkeerssituaties behoren
ook een noodstop, uitwijkmanoeuvre en oneffenheden op de rijweg.
Kan de machine niet correct op het voertuig worden beveiligd of zijn
aan het laadvoertuig duidelijke gebreken te herkennen, waardoor een
veilig transport niet is gegarandeerd, dan mag de machine niet worden
verladen. Deze verplichting of eis geldt ook bij te weinig of beschadigde
sjormiddelen.
Voor het veilig transport van machine en toebehoren is in principe de
betreffende transportfirma verantwoordelijk.
Aanwijzingen voor verlading
De volgende aanwijzingen moeten bij het elke verladen in acht worden
genomen:
■
Neem het hoofdstuk transport in het veiligheidshandboek in acht.
■
Neem het gewicht en de afmetingen in acht ("Technische gegevens",
pagina 164 e.v.).
■
De wettelijk voorgeschreven maximale hoogte moet worden
gerespecteerd.
■
Gebruik alleen reglementaire rijplanken of balken die voorzien zijn
van een antisliplaag.
■
Rijd nooit metaal op metaal.
■
Rijplanken, balken en laadoppervlakken moeten bezemschoon en vrij
van vet, vuil, ijs enz. zijn.
■
Walsen en wielen moeten voor het rijden op de rijplanken gereinigd
zijn.
■
Een glijwrijvingswaarde µ ≥ 0,6 kan verzekerd worden door bijv.
antislipmatten.
■
Bij machines met vierwielslot moet die voor het bereiden van
platforms en hellingen worden ingeschakeld.
■
Machine met een 2/3 toerentalpositie en 1/4 uitgetrokken stuurhendel
langzaam omhoog/omlaag rijden.
■
Verbeter alle losse/beweeglijke delen in en aan de machine of zet ze
apart vast.
■
Aanbouwtoestellen neerlaten.
■
Bij walsen met knikbesturing, moet de knikblokkering tijdens transport
ingeschakeld worden.