Punten Gespeelde slagen ten opzichte van par
0 2 of meer boven
1 1 boven
2 Par
3 1 onder
4 2 onder
5 3 onder
Handicapscores inschakelen
1
Selecteer > > Scoren... > Handicapscore.
2
Selecteer een optie:
• Selecteer Lokale handicap als u het aantal slagen wilt
instellen dat wordt afgetrokken van de totale score van de
speler.
Het aantal handicap-slagen wordt op het hole-
informatiescherm weergegeven als stippen. Op het
scorekaartscherm wordt voor elke hole de op uw handicap
afgestemde score weergegeven.
• Selecteer Index \ Slope als u de handicapindex van de
speler en de slope rating van de baan wilt invoeren om de
baanhandicap voor de speler te berekenen.
Een locatie opslaan
Tijdens het spelen van een ronde kunt u maximaal vijf locaties
op elke hole opslaan. Een locatie opslaan is handig om
voorwerpen of obstakels te registreren die niet op de kaart
worden weergegeven. U kunt de afstand tot deze locaties
bekijken op het layup- en dogleg-scherm (Layup- en dogleg-
afstanden en opgeslagen locaties weergeven, pagina 2).
1
Ga naar de locatie die u wilt opslaan.
OPMERKING: U kunt geen locatie opslaan die ver bij de
momenteel geselecteerde hole vandaan ligt.
2
Selecteer > Locatie opslaan.
3
Selecteer een label voor de locatie.
Een shot meten
1
Sla de bal en kijk waar deze landt.
2
Selecteer .
3
Loop rechtstreeks naar de bal.
De afstand wordt automatisch opnieuw ingesteld wanneer u
naar de volgende hole gaat.
4
U kunt op elk moment ingedrukt houden om de afstand
opnieuw in te stellen.
De afstandteller gebruiker
U kunt de afstandteller gebruiken om de afgelegde afstand en
tijd vast te leggen. De afstandteller start en stopt automatisch
wanneer u een ronde start of stop, maar u kunt de teller ook
handmatig starten en stoppen.
1
Selecteer > Kilometerafstand om de afstandteller weer te
geven of te starten.
2
Selecteer een optie:
• Selecteer > Schakel uit om de afstandteller te stoppen.
• Selecteer > Reset om de afstand en tijd weer op nul in
te stellen.
Training
SwingStrength
™
De functie SwingStrength schat hoe hard u uw club zwaait door
de versnelling en de hoeksnelheid te meten en deze te
vergelijken met een bekende, normale swing. De SwingStrength
waarde geeft een percentage aan van uw "hardste swing” die
wordt bepaald door een kalibratieproces.
SwingStrength instellen
Voordat u de functie SwingStrength kunt kalibreren, moet u het
toestel dragen om uw leidende pols om te zorgen dat de
SwingStrength kalibratie correct is. Rechtshandige golfers
moeten het toestel om hun linkerpols dragen.
De typen clubs zijn onderverdeeld in drie groepen: Houten,
lange ijzers en korte ijzers. Een lang ijzer is een ijzer 6 of lager.
Een kort ijzer is een ijzer 7 of hoger.
TIP: Uw SwingStrength niveaus kunnen na verloop van tijd
veranderen. Wanneer u denkt dat het ingestelde SwingStrength
niveau niet meer juist is, kunt u de kalibratie opnieuw uitvoeren.
1
Voer bij wijze van warming-up een paar oefenslagen uit.
2
Selecteer > SwingStrength.
3
Selecteer een type club.
4
Voer een normale, volledige swing uit.
5
Selecteer een optie:
• Selecteer als u een goede swing wilt opslaan.
• Selecteer als u een slechte swing wilt verwijderen en
het opnieuw wilt proberen.
6
Herhaal de stappen 3-5 voor elk type club.
Uw swing analyseren met SwingStrength
U kunt de functie SwingStrength gebruiken tijdens oefenen of
het spelen van een ronde. U kunt de functie bijvoorbeeld
gebruiken als u op de driving range uw slag oefent om de
consistentie van uw normale, volledige swing te verbeteren. U
kunt de functie ook gebruiken om een niet-volledige swing te
oefenen. U kunt bijvoorbeeld met een ijzer 9 een 50% swing
oefenen om te zien welk effect dat heeft op de afstand. Als u
tijdens een ronde die afstand dan nodig hebt, kunt u de functie
SwingStrength inschakelen en op 50% een paar oefenslagen
maken, voordat u uw slag definitief uitvoert.
TIP: De functie SwingStrength werkt het best als u de bal goed
raakt.
1
Selecteer > SwingStrength.
2
Selecteer een club.
3
Voer een swing uit.
Van club veranderen
1
Selecteer in het scherm SwingStrength > Wijzig club.
2
Selecteer een club.
3
Als de club nog niet is gekalibreerd, kunt u dit nu doen
(SwingStrength instellen, pagina 3).
TempoTraining
De functie TempoTraining helpt u bij het ontwikkelen van een
meer consistente swing. Het toestel meet en toont de tijd van uw
backswing en uw downswing. Op het toestel wordt ook het
tempo van uw swing weergegeven. Het swingtempo is de tijd
van de backswing gedeeld door de tijd van de downswing,
uitgedrukt in een verhoudingsgetal. Een verhouding van 3 tot 1
(ofwel 3,0) is het ideale swingtempo op basis van studies van
professionele golfers.
Het ideale swingtempo
U kunt het ideale 3.0 tempo bereiken door de timing van uw
backswing en downswing te variëren, bijvoorbeeld 0,7 sec./0,23
sec. of 1,2 sec./0,4 sec. Elke golfer heeft een uniek swingtempo
op basis van vaardigheid en ervaring. Garmin
®
beschikt over zes
verschillende timingen.
Het toestel geeft met drie geluidssignalen die continu worden
herhaald het juiste tempo aan. Het eerste signaal geeft aan
wanneer u uw backswing moet uitvoeren. Het tweede signaal
geeft aan wanneer u uw downswing moet uitvoeren. Het derde
signaal geeft aan wanneer u de bal moet slaan.
3