14
1
2
3
Drive
• Forward drive is engaged (1) and disengaged (2) with the
clutch bar at the top of the handle.
• Select ground speed with gear shift lever (3). The farther
toward the handle the lever is pulled, the faster the unit will
travel.
Lauf
• Das Ein- (1) und Asschalten (2) des Antribes geschieht mit
Hilfe des Kupplungsbügels zuoberst am Handgriff.
• Mit Hilfe des Schalthebels (3) die Fahrgeschwindigkeit wählen.
Je weiter der Hebel nach vorn geschoben wird, desto schneller
bewegt sich die Einheit.
Mise en service
• La mise en fonction (1) et l'arrêt (2) se font grâce au guidon
d'embrayage fixé à la partie supérieure du mancheron.
• Sélectionnez la vitesse avec le levier du changement de vitesse
(3). Plus le levier est tiré vers la poignée plus l’appareil circule
rapidement.
Funcionamiento
• El embrague y (1) el desembrague (2) de la propulsion son
manejados con la abrazadera de embrague situada en la
parte superior de la guia.
• Seleccione la velocidad con la palanca de cambio de la
velocidad (3). Cuanto más lejos se tira la palanca hacia el
mango, más rápida irá la unidad.
2
1
3
Aandrijving
• Het aan- (1) en uitschakelen (2) van de aandrijving geschiedt met de koppelingsbeugel bovenop het stuur.
• Selecteer de rijsnelheid met de versnellingshendel (3). Hoe dichter de hendel naar de handgreep wordt
ingedrukt, hoe sneller het voertuig zal rijden.
Guida
• L'innesto (1) ed il disinnesto (2) della marcia avviene a mezzo della leva della frizione in alto sul manubrio.
• Selezionare la velocità al suolo con la leva del cambio (3). Più la leva viene tirata verso l’impugnatura,
maggiore sarà la velocità di spostamento dell’unità.
(1) OVERSTE STUUR
(2) BEDIENINGSHENDEL
(3) STARTHENDEL
(1) MANUBRIO SUPERIORE
(2) COMANDO
(3) MANIGLIA DI AVVIAMENTO
Starten en Stoppen
Zet de maaier op een vlakke ondergrond. Niet op een grindpad of
iets dergelijks. Vul de benzinetank met ben zine, geen oliemeng-
sel. U kunt zowel loodvrije als lood houdende benzine gebruiken.
Nooit benzinetank vullen terwijl de motor draait.
• Om een koude motor te starten duwt u (3) keer op het voo-
rinspuitpompie, voordat u gaat starten. Druk stevig. Deze
stap is gewoonlijk niet nodig wanneer u een motor srart die
reeds enkele minuten gelopen heeft.
• Houd de bedieningshendel tegen het stuur en trek kort en
krachtig aan de starthendel. Laat het startsnoer langzaam
vieren.
• Schakel de motor uit door de bedieningshendel los te laten.
N.B.: Bij koeler weer kan het nodig zijn om de voorinspuitstappen
te herhalen. Bij warmer weer kan te veel voorinspuiten ertoe
leiden dat de motor verzuipt en niet start. Als u de motor verzuipt,
moet u enkele minuten wachten alvorens hem te starten en de
voorinspuitstappen NIET herhalan.
Avviamento e Arresto
Portare il tosaerba su fondo piano (non su ghiaia, sassi o simili).
Riempire il serbatoio con benzina pura. Si può usare sia bezina
senza piombo che benzina contenente piombo. Non versare
bezina nel serbatoio mentre il motore è in marcia.
• In caso di motore freddo, premere (3) volte il cicchetto prima
dell'avviamento. Premere con decisione. Quest'operazione
non è generalmente necessaria nel caso di un motore che
abbia già funzionato per qualche minuto.
• Tenere il comando contro il manubrio e tirare velocemente la
maniglia di avviamento. Rilasciare la cordicella lentamente.
• Fermare il motore rilasciando il comando.
N.B.: Nei climi freddi può rendersi necessario ripetere le fasi di
iniezione del carburante col cicchetto. Nei climi più caldi l'uso
eccessivo del cicchetto può causare l'ingolfamento del motore.
In caso di ingolfamento, attendere qualche minuto prima di
tentare di avviare nuovamente il motore. NON ripetere le fasi
di iniezione col cicchetto.
7
Veilig werken met handbediende grasmaaimachines
BELANGRIJK: Deze maaimachine kan handen en voeten amputeren en voorwerpen wegslingeren. Het
niet opvolgen van deze veiligheidsinstructies kan ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben.
• Verander de instelling van de motorregelaar niet en
laat de motor niet met te hoge toeren draaien. Als de
motor met te hoog toerental draait, kan het risico van
lichamelijk letsel groter worden.
• Zet alle mes- en aandrijfkoppelingen in hun vrij voordat
u de machine start.
• Start de machine of de motor voorzichtig en volgens
de gebruiksaanwijzingen en houd uw voeten uit de
buurt van het mes.
• Til de grasmaaier niet op terwijl u deze start of de
motor ervan aanzet, tenzij de grasmaaier dient te
worden opgetild om deze te kunnen starten. Til de
ma chine in dit geval niet hoger op dan nodig en til
alleen het gedeelte op dat het verst van de bediener
is verwijderd.
• Zet de machine niet aan terwijl u voor de afvoer
staat.
• Steek uw handen of voeten nooit onder of in de buurt
van draaiende delen. Houd de afvoeropening altijd
vrij.
• Til de grasmaaier nooit op en draag deze nooit terwijl
de motor draait.
• Zet de machine uit en maak de bougiedraad los:
- voordat u opgehoopt materiaal weghaalt of een
verstopte afvoer leeg maakt;
- voordat u de maaimachine controleert, schoonmaakt
of eraan werkt;
- nadat u een ongewenst voorwerp heeft geraakt.
Inspecteer de maaimachine op schade en voer
reparaties uit voordat u de machine weer start en
gebruikt;
- als de machine abnormaal begint te trillen (onmid-
dellijk controleren).
• Zet de machine uit:
- als u de grasmaaier achterlaat;
- voordat u brandstof bijvult.
• Minder gas tijdens het uitlopen van de motor, en als
de motor met een afsluitklep is uitgerust, moet u de
brandstoftoevoer aan het einde van het maaien afs-
luiten.
• Rijd langzaam als u een meeloopstoeltje gebruikt.
IV. Onderhoud en Opslag
• Houd alle moeren, bouten en schroeven goed vastge-
draaid zodat u er zeker van kunt zijn dat de machine
in een veilige bedrijfsstaat verkeert.
• Sla de machine nooit in een gebouw op, waar dampen
een open vlam of vonk kunnen bereiken, terwijl zich
ben zine in de tank bevindt.
• Laat de motor afkoelen voordat u hem in een besloten
ruimte opbergt.
• Beperk brandgevaar: houd de motor, geluiddemper,
accuruimte en benzine-opslagruimte vrij van gras,
bladeren of een overmaat aan smeervet.
• Controleer de opvangzak vaak op slijtage of verwer-
ing.
• Vervang versleten of beschadigde onderdelen om
veiligheidsredenen.
• Als de brandstoftank afgetapt moet worden, moet dit
buiten worden gedaan.
I. Training
• Lees de instructies aandachtig. Zorg dat u vertrouwd
bent met de bedieningselementen en het juiste gebruik
van de ma chine.
• Laat kinderen of mensen die niet bekend zijn met de
instructies, de maaimachine niet gebruiken. Het is
mogelijk dat plaatselijke voorschriften een beperking
stellen aan de leeftijd van de bestuurder.
• Maai nooit terwijl mensen, vooral kinderen, of huisdieren
in de buurt zijn.
• Bedenk dat de bestuurder of gebruiker verantwoordelijk
is voor ongelukken of risico’s die andere mensen of
hun eigendommen kunnen overkomen.
II. Voorbereiding
• Draag tijdens het maaien altijd stevige schoenen en
een lange broek. Gebruik de ma chine niet blootsvoets
of terwijl u open sandalen draagt.
• Inspecteer de plek waar de machine zal worden ge-
bruikt, grondig en verwijder alle voorwerpen die door
de ma chine kunnen worden weggeslingerd.
• WAARSCHUWING - Benzine is licht ontvlambaar.
- Bewaar brandstof in blikken die speciaal voor dat
doel zijn bestemd.
- Tank alleen buiten en rook niet tijdens het tanken.
- Tank voordat u de motor start. Draai de dop nooit
van de benzinetank af of tank nooit terwijl de motor
draait of heet is.
- Als benzine is gemorst, probeer de motor dan niet
te starten maar haal de machine van de plaats
vandaan waar u benzine heeft gemorst en zorg
dat u geen ontstekingsbron teweeg brengt totdat
de benzinedampen zijn verdreven.
- Draai de dop van alle brandstoftanks en -blikken
weer goed vast.
• Vervang defecte geluiddempers.
• Inspecteer vóór het gebruik altijd of de messen, mes-
bouten en maai-inrichting niet versleten of beschadigd
zijn. Vervang versleten of beschadigde messen en
bouten in sets om het evenwicht in stand te houden.
• Op machines met meerdere messen dient u eraan te
denken dat het draaien van één mes andere messen
kan doen draaien.
III. Bediening
• Laat de motor niet draaien in een besloten ruimte
waar gevaarlijke koolmonoxydedampen zich kunnen
verzamelen.
• Maai alleen bij daglicht of goed kunstlicht.
• Ook om nat gras te maaien, waar mogelijk.
• Loop voorzichtig op hellingen.
• Loop normaal, ren niet.
• Maai met een grasmaaier met wielen altijd dwars op de
helling, nooit van boven naar onder of omgekeerd.
• Wees bijzonder voorzichtig als u op een helling van
richting verandert.
• Maai niet op erg steile hellingen.
• Wees bijzonder voorzichtig als u de grasmaaier naar
uzelf toe duwt of draait.
• Zet het mes uit als u de grasmaaier moet optillen om
deze over plaatsen zonder gras of van het ene naar
het volgende gazon te vervoeren.
• Werk niet met de grasmaaier als de beschermkap-
pen of veiligheidsmechanismen niet in orde of niet
aangebracht zijn (bijv. beschermkappen of grasvang-
mechanismen).