7. Problemen oplossen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe algemene problemen met de printer kunnen worden opgelost.
Als de printer niet goed werkt, controleer dan eerst of u de volgende taken correct hebt uitgevoerd.
Als het probleem daarmee niet is opgelost, neemt u contact op met de klantenservice van de
fabrikant of uw lokale leverancier.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
Het LED-lampje brandt niet. Het netsnoer is niet juist
aangesloten.
Controleer of de printer op de juiste wijze
met het netsnoer op een stopcontact is
aangesloten.
- Brother Printer Management
Tool geeft de melding
Printkop open.
- Het LED-lampje knippert rood.
Het printkopmechanisme is
geopend. Sluit het printkopmechanisme.
- Brother Printer Management
Tool geeft de melding Lint op
of Fout lint-encoder.
- Het LED-lampje knippert rood.
Het lint is opgebruikt.
Het lint is onjuist geplaatst.
Plaats een nieuw lint.
Raadpleeg de sectie 3.2 voor informatie
over het plaatsen van een nieuw lint.
- Brother Printer Management
Tool geeft de melding
Papier op.
- Het LED-lampje knippert rood.
De labels zijn op.
Het label is onjuist geplaatst.
De ruimtesensor/sensor
zwarte markering is niet
gekalibreerd.
Plaats een nieuwe labelrol.
Raadpleeg de sectie 3.3 voor informatie
over het plaatsen van een nieuwe labelrol.
Kalibreer de ruimtesensor/sensor zwarte
markering.
- Brother Printer Management
Tool geeft de melding
Papierstoring.
- Het LED-lampje knippert rood.
zwarte markering is niet
gekalibreerd.
Controleer of de labelgrootte
juist is ingesteld.
Er zitten wellicht labels vast
in het printkopmechanisme.
Kalibreer de ruimtesensor/sensor zwarte
markering.
Stel de labelgrootte correct in.
Afdrukken niet mogelijk.
De kabel is niet aangesloten
op de seriële poort of de
USB-poort.
De kabel is niet op de juiste
wijze op de seriële poort
aangesloten.
Sluit de seriële kabel of USB-kabel
opnieuw aan.
Probeer een nieuwe kabel.
Gebruik een geschikt lint of geschikte
media.
Controleer het lint op beschadigingen.
Plaats het lint opnieuw.
Reinig de printkop.
Pas de afdrukdichtheid en de
afdruksnelheid aan.
De kabelbundelstekker van de printkop is
niet juist aangesloten op de printkop.
Schakel de printer uit en sluit de stekker
opnieuw aan.
Controleer of de opdracht PRINT
aanwezig is aan het eind van het bestand
van uw programma en of de opdracht
CRLF aan het eind van elke
opdrachtregel aanwezig is.
Geheugen vol (FLASH/DRAM).
Het FLASH/DRAM-geheugen
is vol.
Verwijder alle ongebruikte bestanden uit het
FLASH/DRAM-geheugen.