HP ProBook x360 435 G7 Notebook PC Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikershandleiding
© Copyright 2020 HP Development Company,
L.P.
AMD is een handelsmerk van Advanced Micro
Devices, Inc. Bluetooth is een handelsmerk van
de desbetreende eigenaar en wordt door HP
Inc. onder licentie gebruikt. Het microSD-logo
is een handelsmerk van SD-3C LLC. Lync, Oice
365, Skype en Windows zijn gedeponeerde
handelsmerken of handelsmerken van
Microsoft Corporation in de Verenigde Staten
en/of andere landen. DisplayPort™ en het
DisplayPort™-logo zijn handelsmerken in
eigendom van Video Electronics Standards
Association (VESA
®
) in de Verenigde Staten en
andere landen. Miracast
®
is een geregistreerd
handelsmerk van Wi-Fi Alliance.
De informatie in deze documentatie kan zonder
kennisgeving worden gewijzigd. De enige
garanties voor HP producten en diensten staan
vermeld in de expliciete garantievoorwaarden
bij de betreende producten en diensten. Aan
de informatie in deze handleiding kunnen geen
aanvullende rechten worden ontleend. HP
aanvaardt geen aansprakelijkheid voor
technische fouten, drukfouten of weglatingen
in deze publicatie.
Eerste editie: mei 2020
Onderdeelnummer van document: L96121-331
Kennisgeving over het product
In deze gebruikershandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de meeste
modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet
alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Niet alle functies zijn beschikbaar in alle edities
of versies van Windows. Systemen vereisen
mogelijk bijgewerkte en/of afzonderlijk
aangeschafte hardware, stuurprogramma's,
software en/of een BIOS-update om volledig
gebruik te kunnen maken van de functionaliteit
van Windows. Windows 10 wordt automatisch
bijgewerkt. Deze optie is altijd ingeschakeld.
ISP-kosten kunnen van toepassing zijn en na
verloop van de tijd kunnen extra vereisten van
toepassing zijn voor updates. Zie
http://www.microsoft.com.
Voor toegang tot de meest recente
gebruikershandleidingen gaat u naar
http://www.hp.com/support en volgt u de
instructies om uw product te zoeken. Selecteer
vervolgens Gebruikershandleidingen.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden of
anderszins gebruiken van een softwareproduct
dat vooraf op deze computer is geïnstalleerd,
bevestigt u dat u gehouden bent aan de
voorwaarden van de HP EULA (End User License
Agreement). Indien u niet akkoord gaat met
deze licentievoorwaarden, kunt u uitsluitend
aanspraak maken op de mogelijkheid het
gehele, ongebruikte product (hardware en
software) binnen 14 dagen te retourneren,
voor een volledige restitutie op basis van het
restitutiebeleid van de desbetreende
verkoper.
Neem contact op met de verkoper voor meer
informatie of om te vragen om een volledige
restitutie van de prijs van de computer.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico op brandwonden of oververhitting van de computer beperken door de
computer niet op uw schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te blokkeren. Gebruik
de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd
door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele printer naast de computer) of een voorwerp van
zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens
het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen,
een kleed of kleding). De mobiele computer en netvoedingsadapter voldoen aan de temperatuurlimieten voor
oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals gedenieerd door toepasselijke
veiligheidsnormen.
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Aan de slag ................................................................................................................................................... 1
Informatie zoeken .................................................................................................................................................. 2
2 Onderdelen ................................................................................................................................................... 3
Hardware zoeken ................................................................................................................................................... 3
Software zoeken .................................................................................................................................................... 3
Rechterkant ............................................................................................................................................................ 4
Linkerkant .............................................................................................................................................................. 5
Beeldscherm .......................................................................................................................................................... 6
Toetsenbordzone ................................................................................................................................................... 7
Touchpad ............................................................................................................................................. 7
Instellingen voor het touchpad ......................................................................................... 7
Lampjes ............................................................................................................................................... 8
Knop, luidsprekers en vingerafdruklezer .......................................................................................... 10
Speciale toetsen ................................................................................................................................ 12
Actietoetsen ...................................................................................................................................... 13
Sneltoetsen (alleen bepaalde producten) ......................................................................................... 15
Onderkant ............................................................................................................................................................ 16
Labels ................................................................................................................................................................... 16
3 Netwerkverbindingen .................................................................................................................................. 18
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................................. 18
Voorzieningen voor draadloze communicatie gebruiken ................................................................. 18
Knop voor draadloze communicatie ............................................................................... 18
Voorzieningen van het besturingssysteem .................................................................... 18
Verbinding maken met een WLAN ..................................................................................................... 19
HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde producten) ........................................................ 20
Gps gebruiken (alleen bepaalde producten) ..................................................................................... 20
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde producten) ....... 20
Bluetooth-apparaten aansluiten .................................................................................... 21
NFC gebruiken om informatie te delen (alleen bepaalde producten) .............................................. 21
Delen ............................................................................................................................... 21
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................................... 21
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) (alleen bepaalde producten) ............................. 22
HP LAN-Wireless Protection gebruiken (alleen bepaalde producten) .............................................. 22
HP LAN-Wireless Protection inschakelen en aanpassen ................................................ 23
v
HP MAC Address Pass Through gebruiken om uw computer in een netwerk te identiceren (alleen
bepaalde producten) ........................................................................................................................................... 23
MAC Address Pass Through aanpassen ............................................................................................ 23
4 Navigeren op het scherm .............................................................................................................................. 25
Bewegingen op het touchpad en aanraakscherm gebruiken ............................................................................. 25
Tikken ................................................................................................................................................ 25
Zoomen door met twee vingers te knijpen ....................................................................................... 25
Schuiven met twee vingers (touchpad en precisie-touchpad) ......................................................... 26
Tikken met twee vingers (touchpad en precisie-touchpad) ............................................................. 26
Tikken met drie vingers (touchpad en precisie-touchpad) ............................................................... 26
Tikken met vier vingers (touchpad en precisie-touchpad) ............................................................... 27
Vegen met drie vingers (touchpad en precisie-touchpad) ............................................................... 27
Vegen met vier vingers (precisie-touchpad) ..................................................................................... 27
Schuiven met één vinger (aanraakscherm) ...................................................................................... 28
Een optioneel toetsenbord of een optionele muis gebruiken ............................................................................ 28
Een toetsenbord op het scherm gebruiken (alleen bepaalde producten) .......................................................... 28
5 Entertainmentvoorzieningen ....................................................................................................................... 29
Een camera gebruiken (alleen bepaalde producten) .......................................................................................... 29
Audio gebruiken ................................................................................................................................................... 29
Luidsprekers aansluiten .................................................................................................................... 29
Een hoofdtelefoon aansluiten ........................................................................................................... 29
Een headset aansluiten ..................................................................................................................... 30
Geluidsinstellingen gebruiken .......................................................................................................... 30
Video gebruiken ................................................................................................................................................... 30
Een DisplayPort-apparaat aansluiten met een USB Type-C-kabel (alleen bepaalde producten) ... 30
Videoapparaten aansluiten met een HDMI-kabel (alleen bepaalde producten) .............................. 31
HDMI-audio instellen ...................................................................................................... 32
Bekabelde beeldschermen zoeken en aansluiten met behulp van MultiStream Transport ............ 33
Beeldschermen aansluiten op computers met AMD graphics (met een optionele
hub) ................................................................................................................................. 33
Met Miracast compatibele draadloze beeldschermen zoeken en aansluiten (alleen bepaalde
producten) ......................................................................................................................................... 33
Gegevensoverdracht gebruiken .......................................................................................................................... 33
Apparaten aansluiten op een USB Type-C-poort (alleen bepaalde producten) ............................... 34
6 Energiebeheer ............................................................................................................................................. 35
De slaapstand en hibernationstand gebruiken ................................................................................................... 35
De slaapstand activeren en beëindigen ............................................................................................ 35
De hibernationstand activeren en beëindigen (alleen bepaalde producten) ................................... 36
vi
Computer afsluiten (uitschakelen) ...................................................................................................................... 36
Het pictogram Energiemeter en Energiebeheer gebruiken ................................................................................ 37
Accuvoeding gebruiken ........................................................................................................................................ 37
HP Fast Charge gebruiken (alleen bepaalde producten) .................................................................. 38
Acculading weergeven ...................................................................................................................... 38
Informatie over de accu zoeken in HP Support Assistant (alleen bepaalde producten) .................. 38
Accuvoeding besparen ...................................................................................................................... 38
Een lage acculading herkennen ........................................................................................................ 38
Problemen met een laag accuniveau verhelpen ............................................................................... 39
Een lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar
is ...................................................................................................................................... 39
Een lage acculading verhelpen wanneer er geen externe voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................................................. 39
Een lage acculading verhelpen wanneer de computer de hibernationstand niet
kan beëindigen ................................................................................................................ 39
In de fabriek verzegelde accu ............................................................................................................ 39
Externe voeding gebruiken .................................................................................................................................. 40
7 Beveiliging .................................................................................................................................................. 41
De computer beveiligen ....................................................................................................................................... 41
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................................... 42
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................................ 42
Wachtwoorden instellen in Computer Setup .................................................................................... 42
BIOS-beheerderswachtwoord beheren ............................................................................................ 43
BIOS-beheerderswachtwoord opgeven ......................................................................... 45
DriveLock-beveiligingsopties gebruiken .......................................................................................... 45
Automatic DriveLock selecteren (alleen voor bepaalde producten) .............................. 45
Automatic DriveLock inschakelen ................................................................ 45
Automatic DriveLock uitschakelen ............................................................... 46
Wachtwoord voor Automatic DriveLock opgeven ........................................ 47
Handmatige DriveLock selecteren .................................................................................. 47
Een DriveLock-wachtwoord instellen ........................................................... 48
DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen ................. 48
DriveLock uitschakelen ................................................................................................... 49
DriveLock-wachtwoord invoeren .................................................................................... 49
DriveLock-wachtwoord wijzigen ..................................................................................... 50
Windows Hello (alleen bepaalde producten) ....................................................................................................... 50
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................................... 50
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................................. 51
Software-updates installeren ............................................................................................................................. 51
HP Client Security gebruiken (alleen bepaalde producten) ................................................................................ 51
vii
HP Device as a Service gebruiken (alleen bepaalde producten) ......................................................................... 52
Een optionele beveiligingskabel gebruiken (alleen bepaalde producten) ......................................................... 52
Een vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde producten) ......................................................................... 52
Vingerafdruklezer zoeken ................................................................................................................. 52
8 Onderhoud .................................................................................................................................................. 53
Prestaties verbeteren .......................................................................................................................................... 53
Schijfdefragmentatie gebruiken ....................................................................................................... 53
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................................................ 53
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde producten) .............................................................. 53
De status van HP 3D DriveGuard herkennen .................................................................. 54
Updates van programma's en stuurprogramma's uitvoeren .............................................................................. 54
Uw computer reinigen ......................................................................................................................................... 54
HP Easy Clean gebruiken (alleen bepaalde producten) .................................................................... 54
Vuil en stof verwijderen van computers zonder HP Easy Clean ....................................................... 55
Fineerhout onderhouden (alleen bepaalde producten) ................................................................... 56
Reizen met of verzenden van de computer ......................................................................................................... 56
9 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten ................................................................................... 58
Het maken van back-ups van gegevens en terugzetmedia ................................................................................ 58
Windows-hulpprogramma's gebruiken ............................................................................................ 58
Het downloadhulpprogramma HP Cloud Recovery gebruiken om terugzetmedia te maken
(alleen bepaalde producten) ............................................................................................................. 59
Herstellen en terugzetten ................................................................................................................................... 59
Herstellen, opnieuw instellen en vernieuwen met Windows-hulpprogramma's ............................. 59
Herstellen met HP terugzetmedia .................................................................................................... 59
Opstartvolgorde van de computer wijzigen ..................................................................................... 59
HP Sure Recover gebruiken (alleen bepaalde producten) ................................................................ 60
10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start .............................................................................................. 61
Computer Setup gebruiken .................................................................................................................................. 61
Computer Setup starten .................................................................................................................... 61
Navigeren en selecteren in Computer Setup .................................................................................... 61
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup ......................................................................... 61
BIOS-update uitvoeren ...................................................................................................................... 62
BIOS-versie vaststellen ................................................................................................... 62
BIOS-update downloaden ............................................................................................... 62
De opstartvolgorde wijzigen met de F9-prompt .............................................................................. 63
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten) .......................................................................................... 63
HP Sure Start gebruiken (alleen bepaalde producten) ........................................................................................ 64
viii
11 HP PC Hardware Diagnostics gebruiken ........................................................................................................ 65
HP PC Hardware Diagnostics (Windows) gebruiken (alleen bepaalde producten) ............................................. 65
HP PC Hardware Diagnostics (Windows) downloaden ...................................................................... 65
De nieuwste versie van HP PC Hardware Diagnostics (Windows) downloaden ............. 66
HP Hardware Diagnostics (Windows) op productnaam of -nummer downloaden
(alleen bepaalde producten) ........................................................................................... 66
HP PC Hardware Diagnostics (Windows) installeren ........................................................................ 66
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken ................................................................................................... 66
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) starten ..................................................................................... 67
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-ashstation downloaden ................................. 67
De nieuwste versie van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) downloaden .................... 68
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) downloaden aan de hand van de productnaam
of het productnummer (alleen bepaalde producten) ..................................................... 68
Instellingen voor Remote HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken (alleen bepaalde producten) ........... 68
Remote HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) downloaden ................................................................ 68
De nieuwste versie van Remote HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) downloaden ....... 68
Remote HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) downloaden aan de hand van de
productnaam of het productnummer ............................................................................ 69
Instellingen voor Remote HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) aanpassen ...................................... 69
12 Specicaties .............................................................................................................................................. 70
Ingangsvermogen ................................................................................................................................................ 70
Omgevingsvereisten ............................................................................................................................................ 71
13 Elektrostatische ontlading ......................................................................................................................... 72
14 Toegankelijkheid ....................................................................................................................................... 73
HP en toegankelijkheid ........................................................................................................................................ 73
De technologische hulpmiddelen vinden die u nodig hebt ............................................................... 73
De toezegging van HP ....................................................................................................................... 73
International Association of Accessibility Professionals (IAAP) ....................................................... 74
De beste ondersteunende technologie vinden ................................................................................. 74
Uw behoeften evalueren ................................................................................................. 74
Toegankelijkheid voor HP producten .............................................................................. 74
Normen en wetgeving ......................................................................................................................................... 75
Normen .............................................................................................................................................. 75
Mandaat 376 – EN 301 549 ............................................................................................ 75
Web Content Accessibility Guidelines (WCAG) ................................................................ 75
Wet- en regelgeving .......................................................................................................................... 76
Nuttige bronnen en koppelingen aangaande toegankelijkheid ......................................................................... 76
Organisaties ...................................................................................................................................... 76
ix
Onderwijsinstellingen ....................................................................................................................... 76
Andere bronnen voor gehandicapten ............................................................................................... 76
Koppelingen van HP .......................................................................................................................... 77
Contact opnemen met ondersteuning ................................................................................................................ 77
Index ............................................................................................................................................................. 78
x
1 Aan de slag
Nadat u de computer hebt gecongureerd en geregistreerd, wordt u aangeraden de volgende stappen uit te
voeren om optimaal te proteren van uw slimme investering:
TIP: Als u snel wilt terugkeren naar het startscherm van de computer vanuit een geopende app of het
bureaublad van Windows, drukt u op de Windows-toets op het toetsenbord. Als u opnieuw op de
Windows-toets drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
Verbinding maken met internet: Congureer uw bekabelde of draadloze netwerk zodat u verbinding
kunt maken met internet. Zie Netwerkverbindingen op pagina 18 voor meer informatie.
Werk uw antivirussoftware bij: Bescherm uw computer tegen schade door virussen. De software is
vooraf geïnstalleerd op de computer. Zie Antivirussoftware gebruiken op pagina 50 voor meer
informatie.
Raak vertrouwd met de computer: Maak kennis met de voorzieningen van uw computer. Zie
Onderdelen op pagina 3 en Navigeren op het scherm op pagina 25 voor meer informatie.
Zoek geïnstalleerde software: Bekijk een lijst met vooraf op de computer geïnstalleerde software.
Klik op de knop Start.
– of –
Klik met de rechtermuisknop op de knop Start en selecteer vervolgens Apps en onderdelen.
Maak een back-up van uw harde schijf: Maak herstelschijven of een herstel-USB-ashstation om een
back-up van uw harde schijf te maken. Zie Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
op pagina 58.
Toegang tot de HP Support Assistant-app: Voor snelle online ondersteuning opent u de app HP Support
Assistant (alleen bepaalde producten). HP Support Assistant optimaliseert de prestaties van de
computer en lost problemen op met behulp van de nieuwste software-updates, diagnostische
hulpprogramma's en stapsgewijze assistentie. Typ support in het zoekvak van de taakbalk en
selecteer vervolgens
HP Support Assistant. Selecteer vervolgens Support.
1
Informatie zoeken
Gebruik de volgende tabel voor informatiebronnen met productinformatie, instructies en meer.
Tabel 1-1 Aanvullende informatie
Bron Inhoud
Installatie-instructies Overzicht van computerinstallatie en -functies
HP ondersteuning
Ga voor HP ondersteuning naar http://www.hp.com/
support en volg de instructies om uw product te vinden.
– of –
Typ support in het zoekvak van de taakbalk en selecteer
vervolgens HP Support Assistant. Selecteer vervolgens
Support.
– of –
Selecteer het pictogram met het vraagteken in het zoekvak
van de taakbalk. Selecteer vervolgens Support.
Online chatten met een technicus van HP
Telefoonnummers voor ondersteuning
Video van vervangende onderdelen (alleen voor bepaalde
producten)
Onderhouds- en servicehandleidingen
Locaties HP Servicecentrum
Handleiding voor veiligheid en comfort
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Typ HP documentatie in het zoekvak van de
taakbalk en selecteer vervolgens HP documentatie.
– of –
Ga naar http://www.hp.com/ergo.
BELANGRIJK: U moet voor toegang tot de nieuwste
versie van de gebruikershandleiding verbonden zijn
met internet.
Aanwijzingen voor een optimale werkplek
Richtlijnen voor houding en manier van werken voor meer comfort
en minder risico op lichamelijk letsel
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
U krijgt als volgt toegang tot dit document:
Typ HP documentatie in het zoekvak van de
taakbalk en selecteer vervolgens HP documentatie.
Belangrijke kennisgevingen over voorschriften, waaronder
informatie over het correct afvoeren van accu's (indien nodig)
Garantie*
U krijgt als volgt toegang tot dit document:
Typ HP documentatie in het zoekvak van de
taakbalk en selecteer vervolgens HP documentatie.
– of –
Ga naar http://www.hp.com/go/orderdocuments.
BELANGRIJK: U moet voor toegang tot de nieuwste
versie van de gebruikershandleiding verbonden zijn
met internet.
Specieke garantiegegevens voor deze computer
*U kunt de HP garantie vinden bij de gebruikershandleidingen op het product en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In
sommige landen of regio's wordt door HP een gedrukte versie van de garantie meegeleverd in de doos. In landen of regio's waar de
garantie niet in drukvorm wordt verstrekt, kunt u via http://www.hp.com/go/orderdocuments een exemplaar aanvragen. Voor
producten gekocht in Azië en het Pacisch gebied kunt u HP aanschrijven op het volgende adres: POD, PO Box 161, Kitchener Road Post
Oice, Singapore 912006. Vermeld de productnaam en uw naam, telefoonnummer en postadres.
2 Hoofdstuk 1 Aan de slag
2 Onderdelen
Uw computer is voorzien van kwalitatief zeer hoogstaande onderdelen. Dit hoofdstuk biedt informatie over
de onderdelen, waar ze zich bevinden en hoe ze werken.
Hardware zoeken
Ga als volgt te werk om te zien welke hardware in uw computer is geïnstalleerd:
Typ apparaatbeheer in het zoekvak van de taakbalk en selecteer de app Apparaatbeheer.
U ziet een lijst met alle apparaten die in uw computer zijn geïnstalleerd.
Druk voor informatie over de hardwareonderdelen van het systeem en het versienummer van het systeem-
BIOS op fn+esc (alleen bepaalde producten).
Software zoeken
Ga als volgt te werk om te zien welke software op uw computer is geïnstalleerd:
Klik met de rechtermuisknop op de knop Start en selecteer vervolgens Apps en onderdelen.
Hardware zoeken 3
Rechterkant
Tabel 2-1 Onderdelen aan de rechterkant en hun beschrijvingen
Onderdeel Beschrijving
(1)
microSD
TM
-geheugenkaartlezer
Hiermee kunnen optionele geheugenkaarten worden gelezen
waarop u gegevens kunt opslaan, bekijken, beheren en delen.
Ga als volgt te werk om een kaart te plaatsen:
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren
naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in de geheugenkaartlezer en druk de kaart
aan totdat deze goed op zijn plaats zit.
Ga als volgt te werk om een kaart te verwijderen:
Druk de kaart iets naar binnen en verwijder deze
vervolgens uit de geheugenkaartlezer.
(2) Comboaansluiting voor audio-uit
(hoofdtelefoon)/audio-in (microfoon)
Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen voeding,
een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een kabel
van een televisietoestel aansluiten. Ook kunt u hierop de
microfoon van een optionele headset aansluiten. Deze
connector ondersteunt geen optionele zelfstandige microfoons.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de
hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u het
risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu voor meer informatie over
veiligheid.
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Typ HP documentatie in het zoekvak van de taakbalk
en selecteer vervolgens HP documentatie.
OPMERKING: Wanneer u een apparaat aansluit op deze
connector, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
(3) HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel video-
of audioapparaat, zoals een high-denition televisie, andere
compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur of een snel
HDMI-apparaat (High-Denition Multimedia Interface).
(4) USB SuperSpeed-poort Hierop sluit u een USB-apparaat aan. Deze poort biedt tevens
high-speed gegevensoverdracht en laadt (voor bepaalde
producten) kleine apparaten op wanneer de computer is
ingeschakeld of in de slaapstand staat.
(5) USB Type-C SuperSpeed-poort en
DisplayPort
TM
-connector
Hierop sluit u een USB-apparaat aan. Deze poort biedt tevens
high-speed gegevensoverdracht en laadt (voor bepaalde
producten) kleine apparaten op wanneer de computer is
ingeschakeld of in de slaapstand staat.
4 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Tabel 2-1 Onderdelen aan de rechterkant en hun beschrijvingen (vervolg)
Onderdeel Beschrijving
OPMERKING: Mogelijk zijn er adapters en/of kabels vereist
(afzonderlijk aan te schaen).
– en –
Hierop sluit u een DisplayPort-apparaat met een USB Type-C-
connector aan voor beeldschermuitvoer.
(6) Acculampje Wanneer de netvoedingsadapter is aangesloten:
Wit: de acculading is hoger dan 90%.
Oranje: de acculading ligt tussen 0% en 90%.
Uit: de accu wordt niet opgeladen.
Wanneer de netvoedingsadapter is losgekoppeld (de accu laadt
niet op):
Knipperend oranje: de accu is bijna leeg. Wanneer de accu
een kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, begint het
acculampje snel te knipperen.
Uit: de accu wordt niet opgeladen.
(7) Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
Linkerkant
Tabel
2-2 Onderdelen aan de linkerkant en hun beschrijvingen
Onderdeel Beschrijving
(1) Bevestigingspunt voor de beveiligingskabel Hiermee sluit u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel aan
op de computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste
plaats een ontmoedigingseect uitgaan. Deze voorziening kan
echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt
of wordt gestolen.
(2) USB SuperSpeed-poort met HP Sleep and
Charge
Hierop sluit u een USB-apparaat aan. Deze poort biedt tevens
high-speed gegevensoverdracht en laadt kleine apparaten op,
zelfs wanneer de computer uit staat.
(3) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
Linkerkant 5
Tabel 2-2 Onderdelen aan de linkerkant en hun beschrijvingen (vervolg)
Onderdeel Beschrijving
OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch
om interne onderdelen te koelen en oververhitting te
voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator
automatisch aan- en uitgaat wanneer u de computer gebruikt.
Beeldscherm
Tabel 2-3 Onderdelen van het beeldscherm en hun beschrijvingen
Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN-antennes* (alleen bepaalde producten) Met deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN).
(2) Interne microfoons Hiermee neemt u geluid op.
(3) Cameralampje(s) Aan: een of meer camera's worden gebruikt.
(4) Camera('s) Hiermee kunt u videochatten, video opnemen en stilstaande foto's
nemen. Zie Een camera gebruiken (alleen bepaalde producten)
op pagina 29 voor het gebruik van de camera. Met sommige
camera's kunt u zich op bepaalde producten ook bij Windows
aanmelden met gezichtsherkenning in plaats van een wachtwoord.
Zie Windows Hello (alleen bepaalde producten) op pagina 50 voor
meer informatie.
OPMERKING: De functies van de camera zijn afhankelijk van de
hardware van de camera en de software die op uw product is
geïnstalleerd.
6 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Tabel 2-3 Onderdelen van het beeldscherm en hun beschrijvingen (vervolg)
Onderdeel Beschrijving
(5) Privacyafdekking camera Standaard is de cameralens niet afgedekt. U kunt de
privacyafdekking van de camera echter verschuiven om de camera te
blokkeren. Om de camera te gebruiken, schuift u de privacyafdekking
van de camera in de tegenovergestelde richting om de lens zichtbaar
te maken.
OPMERKING: Als u zowel aan de voorkant en achterkant camera's
hebt en de ene cameralens zichtbaar en klaar voor gebruik is, wordt
de andere lens geblokkeerd.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe omgeving
van de antennes vrij.
Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het gedeelte over uw land of regio in Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu.
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Typ HP documentatie in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens HP documentatie.
Toetsenbordzone
Touchpad
Instellingen voor het touchpad
Ga als volgt te werk om de instellingen en bewegingen voor het touchpad te wijzigen of het touchpad in of uit
te schakelen:
1. Typ instellingen touchpad in het zoekvak van de taakbalk en druk vervolgens op Enter.
2. Kies een instelling.
Ga als volgt te werk om het touchpad in te schakelen:
1. Typ instellingen touchpad in het zoekvak van de taakbalk en druk vervolgens op Enter.
2. Als u een externe muis gebruikt, klikt u op de knop Touchpad.
– of –
Druk herhaaldelijk op de Tab-toets tot de muisaanwijzer op de knop Touchpad staat. Druk vervolgens op
de spatiebalk om de knop te selecteren.
Toetsenbordzone 7
Tabel 2-4 Het touchpad en de bijbehorende beschrijving
Onderdeel Beschrijving
Touchpadzone Hiermee worden uw vingerbewegingen gelezen om de aanwijzer te
verplaatsen of items op het scherm te activeren.
OPMERKING: Zie Bewegingen op het touchpad en aanraakscherm
gebruiken op pagina 25 voor meer informatie.
Lampjes
Tabel
2-5 Lampjes en hun beschrijvingen
Onderdeel Beschrijving
(1) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord typt u nu
alles in hoofdletters.
(2) Lampje Geluid uit Aan: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
Uit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
8 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Tabel 2-5 Lampjes en hun beschrijvingen (vervolg)
Onderdeel Beschrijving
(3) Lampje Geluid uit van microfoon Aan: de microfoon is uitgeschakeld.
Uit: de microfoon is ingeschakeld.
(4) Aan-uitlampje Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend (alleen bepaalde producten): de computer staat
in de slaapstand, een energiebesparingsmodus. Het
beeldscherm en andere onnodige onderdelen worden
uitgeschakeld.
Uit: afhankelijk van uw computermodel is de computer
uitgeschakeld of staat deze in de hibernationstand of
slaapstand. De hibernationstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo weinig mogelijk
energie wordt verbruikt.
(5) Fn lock-lampje Aan: de fn-toets is vergrendeld. Zie Sneltoetsen (alleen bepaalde
producten) op pagina 15 voor meer informatie.
Toetsenbordzone 9
Knop, luidsprekers en vingerafdruklezer
Vingerafdruklezers kunnen zich op het touchpad bevinden, op een zijpaneel van de computer of op de
bovenste afdekking onder het toetsenbord.
BELANGRIJK: Om te controleren of uw computer aanmelding via een vingerafdruklezer ondersteunt, typt u
Aanmeldingsopties in het zoekvak van de taakbalk en volgt u de instructies op het scherm. Als
Vingerafdruklezer niet wordt weergegeven als optie, bevat uw notebook geen vingerafdruklezer.
Tabel 2-6 Knop, luidsprekers en vingerafdruklezer en hun beschrijvingen
Onderdeel Beschrijving
(1) Luidsprekers Hier wordt het geluid van de computer geproduceerd.
(2) Aan-uitknop Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan-uitknop
om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan-
uitknop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de
aan-uitknop om de slaapstand te beëindigen (alleen
bepaalde producten).
Als de computer in de hibernationstand staat, drukt u kort
op de aan-uitknop om de hibernationstand te beëindigen.
BELANGRIJK: De aan-uitknop ingedrukt houden, resulteert in
het verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures geen
resultaat hebben, houdt u de aan-uitknop minstens 10 seconden
ingedrukt om de computer uit te schakelen.
Raadpleeg de energiebeheeropties voor meer informatie over uw
energiebeheerinstellingen.
10 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Tabel 2-6 Knop, luidsprekers en vingerafdruklezer en hun beschrijvingen (vervolg)
Onderdeel Beschrijving
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram
Energiemeter en selecteer vervolgens
Energiebeheer.
(3) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde producten) Hiermee kunt u zich bij Windows aanmelden met uw vingerafdruk
in plaats van een wachtwoord.
Veeg omlaag over de vingerafdruklezer. Zie Windows Hello
(alleen bepaalde producten) op pagina 50 voor meer
informatie.
BELANGRIJK: Om te voorkomen dat u problemen
ondervindt met het aanmelden met uw vingerafdruk, moet
u er tijdens het vastleggen van uw vingerafdruk voor zorgen
dat alle zijden van uw vinger door de vingerafdruklezer
worden geregistreerd.
Toetsenbordzone 11
Speciale toetsen
Tabel 2-7 Speciale toetsen en hun beschrijvingen
Onderdeel Beschrijving
(1) Esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een andere toets om
veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. Dergelijke
toetscombinaties worden sneltoetsen genoemd.
Zie Sneltoetsen (alleen bepaalde producten) op pagina 15.
(3) Windows-toets Hiermee opent u het Startmenu.
OPMERKING: Als u nogmaals op de Windows-toets drukt,
wordt het Startmenu afgesloten.
(4) Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte systeemfuncties uit.
Zie Actietoetsen op pagina 13.
(5) Aan-uitknop Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan-
uitknop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan-
uitknop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de
aan-uitknop om de slaapstand te beëindigen (alleen
bepaalde producten).
Als de computer in de hibernationstand staat, drukt u kort
op de aan-uitknop om de hibernationstand te beëindigen.
BELANGRIJK: De aan-uitknop ingedrukt houden, resulteert in
het verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
geen resultaat hebben, houdt u de aan-uitknop minstens 10
seconden ingedrukt om de computer uit te schakelen.
Raadpleeg de energiebeheeropties voor meer informatie over
uw energiebeheerinstellingen.
12 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Tabel 2-7 Speciale toetsen en hun beschrijvingen (vervolg)
Onderdeel Beschrijving
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram
Energiemeter en selecteer vervolgens
Energiebeheer.
Actietoetsen
Actietoetsen verschillen per computer en worden gebruikt voor specieke functies. Om te bepalen welke
toetsen de computer bevat, bekijkt u de pictogrammen op het toetsenbord en zoekt u de bijbehorende
beschrijvingen in deze tabel.
Om een actietoets te gebruiken, houdt u de toets ingedrukt.
OPMERKING: Op sommige producten moet u mogelijk de fn-toets indrukken in combinatie met de
gewenste actietoets.
Tabel 2-8 Actietoetsen en hun beschrijvingen
Pictogram Beschrijving
Hiermee kunt u voorkomen dat er van opzij wordt meegekeken. Indien nodig verlaagt of verhoogt u de
helderheid in een goed verlichte of donkere omgeving. Druk opnieuw op de toets om het privacyscherm uit te
schakelen.
OPMERKING: Om snel de hoogste privacyinstelling in te schakelen, drukt u op fn+p.
Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder verlaagd.
Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder verhoogd.
Hiermee wordt de achtergrondverlichting van het toetsenbord in- of uitgeschakeld. Op bepaalde producten
kunt u de helderheid van de achtergrondverlichting van het toetsenbord aanpassen. Druk herhaaldelijk op de
toets om de helderheid aan te passen van hoog (wanneer u de computer voor het eerst opstart) naar laag
naar uit. Nadat u de instellingen voor de achtergrondverlichting van het toetsenbord hebt aangepast, wordt
elke keer dat u de computer inschakelt, de achtergrondverlichting teruggezet naar de vorige instelling. De
achtergrondverlichting van het toetsenbord wordt na 30 seconden van inactiviteit uitgeschakeld. Druk op een
willekeurige toets of tik op het touchpad om de achtergrondverlichting van het toetsenbord weer in te
schakelen (alleen bepaalde producten). Als u accuvoeding wilt besparen, schakelt u deze voorziening uit.
Hiermee speelt u het vorige nummer van een audio-cd of het vorige gedeelte van een dvd of blu-rayschijf af.
Toetsenbordzone 13
Tabel 2-8 Actietoetsen en hun beschrijvingen (vervolg)
Pictogram Beschrijving
Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of blu-rayschijf afspelen of het afspelen onderbreken of hervatten.
Hiermee speelt u het volgende nummer van een audio-cd of het vorige gedeelte van een dvd of blu-rayschijf
af.
Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd.
Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verhoogd.
Hiermee dempt u de microfoon.
Hiermee opent u de webpagina 'Hulp krijgen in Windows 10'.
Hiermee schakelt u het geluid van de luidspreker uit of herstelt u dit.
Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: Er moet een draadloos netwerk zijn ingesteld voordat er een draadloze verbinding kan
worden gemaakt.
Hiermee schakelt u het touchpad in of uit.
Hiermee kunt u het touchpad en touchpadlampje in- en uitschakelen.
Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als u bijvoorbeeld op
deze toets drukt terwijl er een monitor is aangesloten op de computer, wordt er geschakeld tussen weergave
op het scherm van de computer, weergave op de monitor en gelijktijdige weergave op het computerscherm
en de monitor.
Hiermee activeert u de slaapstand waarbij uw gegevens in het systeemgeheugen worden opgeslagen. Het
beeldscherm en andere systeemonderdelen worden uitgeschakeld en de energiebesparingsmodus wordt
geactiveerd. Om de slaapstand te beëindigen, drukt u kort op de aan-uitknop.
BELANGRIJK: Sla uw werk op voordat u de slaapstand activeert om het risico van gegevensverlies te
beperken.
Hiermee krijgt u snel toegang tot uw agenda van Skype voor Bedrijven.
OPMERKING: Voor deze functie moet Skype® voor Bedrijven of Lync® 2013 zijn geïnstalleerd op Microsoft
Exchange- of Oice 365®-servers.
Hiermee schakelt u de functie voor het delen van het scherm in of uit.
OPMERKING: Voor deze functie moet Skype voor Bedrijven of Lync 2013 zijn geïnstalleerd op Microsoft
Exchange- of Oice 365-servers.
Een gesprek beantwoorden.
Een gesprek met één persoon starten.
14 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Tabel 2-8 Actietoetsen en hun beschrijvingen (vervolg)
Pictogram Beschrijving
Een gesprek in de wacht zetten.
OPMERKING: Voor deze functie moet Skype voor Bedrijven of Lync 2013 zijn geïnstalleerd op Microsoft
Exchange- of Oice 365-servers.
Een gesprek beëindigen.
Een inkomende oproep weigeren.
Het delen van het scherm beëindigen.
OPMERKING: Voor deze functie moet Skype voor Bedrijven of Lync 2013 zijn geïnstalleerd op Microsoft
Exchange- of Oice 365-servers.
Hiermee kunt u uw eigen veelgebruikte taken uitvoeren met één druk op de knop, zoals:
Een applicatie, bestand of website openen
Veelgebruikte tekst invoeren in een permanent Klembord
Systeemproelen wijzigen
Systeemeigenschappen wijzigen
Door de gebruiker gedenieerde toetsencombinaties uitvoeren
OPMERKING: De voorziening voor actietoetsen is standaard ingeschakeld. U kunt deze voorziening
uitschakelen door de fn-toets en de linker shift-toets ingedrukt te houden. Het fn lock-lampje gaat aan. Als u
deze voorziening hebt uitgeschakeld, kunt u de functies nog wel uitvoeren door op de fn-toets te drukken in
combinatie met de bijbehorende actietoets.
Sneltoetsen (alleen bepaalde producten)
Een sneltoets is een combinatie van de fn-toets en een andere toets.
U gebruikt een sneltoets als volgt:
Druk op de fn-toets en druk vervolgens op een van de toetsen die in de volgende tabel worden vermeld.
Tabel
2-9 Sneltoetsen en hun beschrijvingen
Toets Beschrijving
C Hiermee schakelt u de schuifvergrendeling (Scroll Lock) in.
E Hiermee schakelt u de functie Invoegen in.
R Hiermee breekt u de bewerking af.
S Hiermee verzendt u een programmeringsquery.
W Hiermee onderbreekt u de bewerking.
Toetsenbordzone 15
Onderkant
Tabel 2-10 Onderdelen aan de onderkant en hun beschrijvingen
Onderdeel Beschrijving
Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om
interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is
normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat
wanneer u de computer gebruikt.
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt.
Labels kunnen van papier zijn of gedrukt zijn op het product.
BELANGRIJK: Controleer de volgende locaties voor de in dit gedeelte beschreven labels: de onderkant van
de computer, in de accuruimte, onder de onderhoudsklep, op de achterkant van het scherm of op de
onderkant van de standaard van een tablet.
Servicelabel—Dit label bevat belangrijke informatie om vast te stellen welke computer u hebt. Wanneer
u contact opneemt met de ondersteuning, moet u mogelijk het serie-, product- en modelnummer
opgeven. Zoek deze informatie voordat u contact opneemt met de ondersteuning.
Het servicelabel lijkt op een van de onderstaande voorbeelden. Raadpleeg de afbeelding die het meest
overeenkomt met het servicelabel van uw computer.
16 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Tabel 2-11 Onderdelen van het servicelabel
Onderdeel
(1) Productnaam HP
(2) Modelnummer
(3) Product-ID
(4) Serienummer
(5) Garantieperiode
Tabel 2-12 Onderdelen van het servicelabel
Onderdeel
(1) Productnaam HP
(2) Product-ID
(3) Serienummer
(4) Garantieperiode
Label(s) met kennisgevingen—Deze labels bevatten kennisgevingen betreende de computer.
Label(s) met keurmerk voor draadloze communicatie—Deze labels bevatten informatie over optionele
apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken van de landen/regio's waarin deze apparaten
zijn goedgekeurd voor gebruik.
Labels 17
3 Netwerkverbindingen
U kunt de computer overal mee naar toe nemen. Maar ook thuis kunt u met de computer en een bekabelde of
draadloze netwerkverbinding de wereld verkennen en u toegang verschaen tot miljoenen websites. In dit
hoofdstuk vindt u informatie over hoe u met die wereld in contact komt.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Uw computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor draadloze communicatie:
WLAN-apparaat: via dit apparaat maakt u verbinding met draadloze lokale netwerken (ook wel Wi-Fi-
netwerk, draadloos LAN of WLAN genoemd) in bedrijfsruimten, bij u thuis en in openbare ruimten, zoals
vliegvelden, restaurants, cafés, hotels en universiteiten. In een draadloos netwerk communiceert de
computer met een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
HP module voor mobiel breedband (alleen bepaalde producten): een WWAN-apparaat (Wireless Wide-
Area Network) waarmee u over een veel groter gebied een draadloze verbinding kunt maken.
Aanbieders van mobiele netwerkdiensten zetten basisstations op (vergelijkbaar met zendmasten voor
mobiele telefonie) die dekking bieden in hele regio’s, provincies of zelfs landen.
Bluetooth®-apparaat: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN) opzetten
om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals computers, telefoons,
printers, headsets, luidsprekers en camera's. In een PAN communiceert elk apparaat rechtstreeks met
andere apparaten en moeten de apparaten zich relatief dicht bij elkaar bevinden, normaal gesproken
binnen een straal van 10 meter van elkaar.
Voorzieningen voor draadloze communicatie gebruiken
Met een of meer van deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer regelen:
Knop voor draadloze communicatie (ook wel de toets voor de vliegtuigmodus of de toets voor draadloze
communicatie genoemd)
Voorzieningen van het besturingssysteem
Knop voor draadloze communicatie
De computer heeft mogelijk een knop voor draadloze communicatie, een of meer apparaten voor draadloze
communicatie en een of twee lampjes voor draadloze communicatie. Alle apparaten voor draadloze
communicatie op de computer worden in de fabriek ingeschakeld.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor draadloze
communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep.
Voorzieningen van het besturingssysteem
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met een
netwerk en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
18 Hoofdstuk 3 Netwerkverbindingen
U gebruikt de voorzieningen van het besturingssysteem als volgt:
1. Typ configuratiescherm in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens
Conguratiescherm.
2. Selecteer Netwerkcentrum.
– of –
Selecteer op de taakbalk het netwerkstatuspictogram en selecteer vervolgens Netwerk- en
internetinstellingen.
Verbinding maken met een WLAN
OPMERKING: Als u internettoegang in uw huis instelt, moet u een account regelen bij een internetprovider
(ISP). Neem contact op met een lokale internetprovider om een internetservice en een modem aan te
schaen. De internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een netwerkkabel
om uw draadloze router aan te sluiten op het modem en het testen van de internetservice.
Zo maakt u een verbinding met een draadloos netwerk:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld.
2. Selecteer het netwerkstatuspictogram op de taakbalk en maak verbinding met een van de beschikbare
netwerken.
Als het draadloze netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een netwerkbeveiligingscode in te
voeren. Voer de code in en selecteer Volgende om de verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, bevindt u zich mogelijk buiten het bereik van
een draadloze router of toegangspunt.
OPMERKING: Ga als volgt te werk als het WLAN waarmee u verbinding wilt maken, niet wordt
weergegeven:
1. Klik met de rechtermuisknop op het netwerkstatuspictogram op de taakbalk en selecteer
Netwerk- en internetinstellingen openen.
– of –
Selecteer op de taakbalk het netwerkstatuspictogram en selecteer vervolgens Netwerk- en
internetinstellingen.
2. Selecteer Netwerkcentrum onder het gedeelte Uw netwerkinstellingen wijzigen.
3. Selecteer Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen.
Er wordt een lijst met opties weergegeven om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier
verbinding mee te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
3. Volg de instructies op het scherm om de verbinding te voltooien.
Nadat u verbinding hebt gemaakt, selecteert u het pictogram voor de netwerkstatus helemaal rechts op de
taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: Het eectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang de
WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of vaste
obstakels zoals wanden en vloeren.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 19
HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde producten)
Uw computer met HP mobiel breedband heeft ingebouwde ondersteuning voor mobielbreedbandservices. In
combinatie met een mobiel netwerk biedt uw nieuwe computer u de vrijheid om verbinding te maken met
internet, e-mail te verzenden of verbinding te maken met uw bedrijfsnetwerk zonder dat u daarvoor een WiFi-
hotspot nodig hebt.
Mogelijk hebt u het IMEI- en/of MEID-nummer van de HP module voor mobiel breedband nodig om deze
dienst te activeren. Het nummer staat mogelijk op een label aan de onderkant van de computer, in de
accuruimte, onder de onderhoudsklep of op de achterkant van het beeldscherm.
– of –
1. Selecteer het pictogram voor de netwerkstatus op de taakbalk.
2. Selecteer Netwerk- en internetinstellingen.
3. Selecteer in het gedeelte Netwerk en Internet de optie Mobiel en selecteer vervolgens Geavanceerde
opties.
Sommige aanbieders van mobiele netwerkdiensten vereisen het gebruik van een SIM-kaart. Een SIM-kaart
bevat basisgegevens over u, zoals een persoonlijk identicatienummer (PIN), en over het netwerk. Sommige
tablets hebben een vooraf geïnstalleerde SIM-kaart. Als de SIM-kaart niet vooraf is geïnstalleerd, wordt deze
mogelijk meegeleverd bij de informatie over HP mobiel breedband die bij uw computer is verstrekt. De
aanbieder van de mobiele netwerkdiensten kan ook los van de computer een afzonderlijke SIM-kaart
verstrekken.
Informatie over HP mobiel breedband en over de manier waarop u de diensten van een aanbieder van mobiele
netwerkdiensten activeert, vindt u in het pakket met informatie over HP mobiel breedband dat bij de
computer is geleverd.
Gps gebruiken (alleen bepaalde producten)
De computer kan zijn voorzien van een gps-apparaat (Global Positioning System). Gps-satellieten geven
locatie-, snelheids- en richtinggegevens door aan systemen die met gps zijn uitgerust.
Zorg dat locatie in de Windows-privacyinstelling is ingeschakeld als u gps wilt inschakelen.
1. Typ locatie in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens Privacyinstellingen voor locatie.
2. Volg de instructies op het scherm voor het gebruik van de locatie-instellingen.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
producten)
Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen een klein bereik, ter vervanging van fysieke
kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten vroeger werden aangesloten. Voorbeelden van
dergelijke apparaten zijn:
Computers (desktopcomputer, notebookcomputer)
Telefoons (mobiele telefoon, draadloze telefoon, smartphone)
Weergaveapparaten (printer, camera)
Audioapparaten (headset, luidsprekers)
Muis
Extern toetsenbord
20 Hoofdstuk 3 Netwerkverbindingen
Bluetooth-apparaten aansluiten
Voordat u een Bluetooth-apparaat kunt gebruiken, moet u een Bluetooth-verbinding tot stand brengen.
1. Typ bluetooth in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens Bluetooth-instellingen en
instellingen van overige apparaten.
2. Schakel Bluetooth in als dit niet al is ingeschakeld.
3. Selecteer Bluetooth- of ander apparaat toevoegen en selecteer Bluetooth in het dialoogvenster Een
apparaat toevoegen.
4. Selecteer uw apparaat in de lijst en volg de aanwijzingen op het scherm.
OPMERKING: Als het apparaat vericatie vereist, wordt er een koppelingscode weergegeven. Volg op het
apparaat dat u toevoegt de instructies op het scherm om te controleren of de code op uw apparaat
overeenkomt met de koppelingscode. Raadpleeg de documentatie die bij het apparaat is meegeleverd voor
meer informatie.
OPMERKING: Controleer of Bluetooth voor uw apparaat is ingeschakeld als het niet in de lijst wordt
weergegeven. Sommige apparaten hebben mogelijk aanvullende vereisten; raadpleeg de documentatie die bij
het apparaat is meegeleverd.
NFC gebruiken om informatie te delen (alleen bepaalde producten)
Uw computer ondersteunt Near Field Communication (NFC), waarmee u draadloos informatie kunt delen
tussen twee apparaten die NFC ondersteunen. Er wordt informatie overgebracht vanuit het tikgebied
(antenne) van het ene naar het andere apparaat. Met NFC en ondersteunde apps kunt u websites delen,
contactgegevens overzetten, betalingen doen en afdrukken op printers die NFC ondersteunen.
OPMERKING: Raadpleeg Onderdelen op pagina 3 om te zien waar het tikgebied zich op uw computer
bevindt.
Delen
1. Controleer of de NFC-functie is ingeschakeld.
a. Typ draadloos in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens Draadloze apparaten in-
of uitschakelen.
b. Controleer of de selectie voor NFC ingeschakeld is.
2. Tik op het NFC-tikgebied met een NFC-ondersteund apparaat. U hoort mogelijk een geluidssignaal
wanneer er verbinding is gemaakt met het apparaat.
OPMERKING: Om de locatie van de antenne op het andere NFC-apparaat te vinden, raadpleegt u de
instructies van het apparaat.
3. Volg de instructies op het scherm om door te gaan.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Voor bepaalde producten is een bekabelde verbinding mogelijk: lokaal netwerk (LAN) en modemverbinding.
Een LAN-verbinding maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modem, dat
gebruikmaakt van een telefoonkabel. Beide kabels zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! Om de kans op elektrische schokken, brand of beschadiging van de apparatuur te
beperken, mag u geen modemkabel of telefoonkabel in de RJ-45-netwerkconnector steken.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 21
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) (alleen bepaalde producten)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer direct wilt aansluiten op een router in uw huis (in plaats van
draadloos werken) of als u verbinding wilt maken met een bestaand netwerk op uw kantoor.
OPMERKING: De functie HP LAN-Wireless Protection is mogelijk ingeschakeld op uw computer. Hiermee
wordt uw draadloze verbinding (Wi-Fi) of WWAN-verbinding afgesloten wanneer u rechtstreeks met een LAN
verbonden bent. Raadpleeg HP LAN-Wireless Protection gebruiken (alleen bepaalde producten)
op pagina 22 voor meer informatie over HP LAN-Wireless Protection.
Als de computer geen RJ-45-poort heeft, hebt u een netwerkkabel nodig en een netwerkconnector of
optioneel dockingstation of uitbreidingsproduct om verbinding te maken met een LAN.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer of een optioneel
dockingapparaat of -product.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of op een
router.
OPMERKING: Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat de
ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met het
uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
HP LAN-Wireless Protection gebruiken (alleen bepaalde producten)
In een LAN-omgeving kunt u HP LAN-Wireless Protection instellen om uw LAN-netwerk te beschermen tegen
niet-gemachtigde toegang. Als HP LAN-Wireless Protection is ingeschakeld, wordt de WLAN- (Wi-Fi) of
WWAN-verbinding uitgeschakeld wanneer de computer rechtstreeks verbonden is met een LAN.
22 Hoofdstuk 3 Netwerkverbindingen
HP LAN-Wireless Protection inschakelen en aanpassen
1. Start Computer Setup (BIOS).
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk voordat het HP logo wordt
weergegeven op F10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet aan of start deze opnieuw op, druk snel op de knop Geluid zachter en houd deze
knop ingedrukt totdat het opstartmenu wordt weergegeven. Tik op
f10 om Computer Setup
te openen.
2. Selecteer Advanced (Geavanceerd) en vervolgens Built-in Device Options (Ingebouwde apparaatopties).
3. Schakel het selectievakje LAN/WLAN Auto Switching (Automatisch schakelen tussen LAN/WLAN) en/of
LAN/WWAN Auto Switching (Automatisch schakelen tussen LAN/WLAN) in om geen WLAN/WWAN-
verbindingen toe te staan bij verbinding met een LAN-netwerk.
4. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens Main
(Hoofd), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
Uw wijzigingen worden van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
HP MAC Address Pass Through gebruiken om uw computer in een
netwerk te identiceren (alleen bepaalde producten)
MAC Address Pass Through biedt een aanpasbare manier om uw computer en de bijbehorende communicatie
op netwerken te herkennen. Dit MAC-systeemadres biedt een unieke identicatie, zelfs wanneer uw computer
is aangesloten via een netwerkadapter. Dit adres is standaard ingeschakeld.
MAC Address Pass Through aanpassen
1. Start Computer Setup (BIOS).
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op F10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet aan of start deze opnieuw op, druk snel op de knop Geluid zachter en houd deze
knop ingedrukt totdat het opstartmenu wordt weergegeven. Tik op f10 om Computer Setup
te openen.
2. Selecteer Advanced (Geavanceerd) en vervolgens MAC Address Pass Through (MAC Address Pass
Through).
3. Selecteer in het vak rechts van Host Based MAC Address (Hostgebaseerd MAC-adres) de optie System
Address (Systeemadres) om MAC Address Pass Through in te schakelen of selecteer Custom Address
(Aangepast adres) om het adres aan te passen.
HP MAC Address Pass Through gebruiken om uw computer in een netwerk te identiceren (alleen
bepaalde producten)
23
4. Als u Custom (Aangepast) hebt geselecteerd, selecteert u MAC ADDRESS (MAC-ADRES), voert u uw
aangepaste MAC-systeemadres in en drukt u vervolgens op enter om het adres op te slaan.
5. Als de computer een geïntegreerde LAN heeft en u het geïntegreerde MAC-adres als MAC-systeemadres
wilt gebruiken, selecteert u Reuse Embedded LAN Address (Geïntegreerd LAN-adres hergebruiken).
– of –
Selecteer Main (Hoofd), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en selecteer
daarna Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
Uw wijzigingen worden van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
24 Hoofdstuk 3 Netwerkverbindingen
4 Navigeren op het scherm
U kunt afhankelijk van uw computermodel een of meer van de volgende methoden gebruiken om op het
computerscherm te navigeren:
Aanraakbewegingen rechtstreeks op het computerscherm gebruiken
Aanraakbewegingen op het touchpad gebruiken
Een optionele muis of een optioneel toetsenbord gebruiken (afzonderlijk aan te schaen)
Een schermtoetsenbord gebruiken
EasyPoint-muisbesturing gebruiken
Bewegingen op het touchpad en aanraakscherm gebruiken
Met het touchpad kunt u met eenvoudige vingerbewegingen op het computerscherm navigeren en de
aanwijzer besturen. Ook kunt u de linker- en rechterknoppen van het touchpad gebruiken zoals u de
corresponderende knoppen van een externe muis zou gebruiken. Om op een aanraakscherm te navigeren
(alleen bepaalde producten), raakt u het scherm aan en gebruikt u de bewegingen die in dit hoofdstuk worden
beschreven.
Als u bewegingen wilt aanpassen en video's wilt zien over hun werking, typt u configuratiescherm in
het zoekvak van de taakbalk, selecteert u
Conguratiescherm en selecteert u vervolgens Hardware en
geluiden. Klik onder Apparaten en printers op Muis.
Sommige producten bevatten een precisie-touchpad dat verbeterde functionaliteit voor bewegingen biedt.
Als u wilt weten of u een precisie-touchpad hebt en als u meer wilt weten hierover, selecteert u Start,
Instellingen, Apparaten en vervolgens Touchpad.
OPMERKING: Tenzij anders vermeld, kunnen bewegingen worden gebruikt op zowel een touchpad als een
aanraakscherm.
Tikken
Wijs een item op het scherm aan en tik met uw vinger op de touchpadzone of het aanraakscherm om het item
te selecteren. Dubbeltik op een item om het te openen.
Zoomen door met twee vingers te knijpen
Gebruik de knijpbeweging met twee vingers om op afbeeldingen of tekst in en uit te zoomen.
Bewegingen op het touchpad en aanraakscherm gebruiken 25
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te plaatsen op de touchpadzone of het aanraakscherm en ze
vervolgens naar elkaar toe te bewegen.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te plaatsen op de touchpadzone of het aanraakscherm en ze
vervolgens van elkaar af te bewegen.
Schuiven met twee vingers (touchpad en precisie-touchpad)
Plaats twee vingers iets uit elkaar op de touchpadzone en sleep ze omhoog, omlaag, naar links of naar rechts
om omhoog, omlaag of opzij te gaan op een pagina of in een afbeelding.
Tikken met twee vingers (touchpad en precisie-touchpad)
Tik met twee vingers op de touchpadzone om het optiemenu voor het geselecteerde object te openen.
OPMERKING: Als u met twee vingers tikt, wordt dezelfde actie uitgevoerd als wanneer u met de
rechtermuisknop van een muis klikt.
Tikken met drie vingers (touchpad en precisie-touchpad)
Door met drie vingers te tikken, wordt standaard Cortana, een spraakgestuurde virtuele assistent, geopend.
Tik met drie vingers op de touchpadzone om de beweging uit te voeren.
26 Hoofdstuk 4 Navigeren op het scherm
Om de functie van deze beweging op een precisie-touchpad te wijzigen, selecteert u Start, Instellingen,
Apparaten en vervolgens Touchpad. Selecteer een bewegingsinstelling in het vak Tikken onder Bewegingen
met drie vingers.
Tikken met vier vingers (touchpad en precisie-touchpad)
Door met vier vingers te tikken, wordt standaard het Actiecentrum geopend. Tik met vier vingers op de
touchpadzone om de beweging uit te voeren.
Om de functie van deze beweging op een precisie-touchpad te wijzigen, selecteert u Start, Instellingen,
Apparaten en vervolgens Touchpad. Selecteer een bewegingsinstelling in het vak Tikken onder Bewegingen
met vier vingers.
Vegen met drie vingers (touchpad en precisie-touchpad)
Door met drie vingers te vegen, schakelt u standaard tussen geopende apps en het bureaublad.
Veeg drie vingers van u af om alle geopende vensters te zien.
Veeg drie vingers naar u toe om het bureaublad weer te geven.
Veeg drie vingers naar links of rechts om te schakelen tussen geopende vensters.
Om de functie van deze beweging op een precisie-touchpad te wijzigen, selecteert u Start, Instellingen,
Apparaten en vervolgens Touchpad. Selecteer een bewegingsinstelling in het vak Swipes onder Bewegingen
met drie vingers.
Vegen met vier vingers (precisie-touchpad)
Door met vier vingers te vegen, schakelt u standaard tussen geopende bureaubladen.
Veeg vier vingers van u af om alle geopende vensters te zien.
Veeg vier vingers naar u toe om het bureaublad weer te geven.
Veeg vier vingers naar links of rechts om te schakelen tussen bureaubladen.
Bewegingen op het touchpad en aanraakscherm gebruiken 27
Om de functie van deze beweging te wijzigen, selecteert u Start, Instellingen, Apparaten en vervolgens
Touchpad. Selecteer een bewegingsinstelling in het vak Swipes onder Bewegingen met vier vingers.
Schuiven met één vinger (aanraakscherm)
Schuif met één vinger om te pannen of te schuiven door lijsten en pagina's, of om een object te verplaatsen.
Als u over het scherm wilt schuiven, schuift u één vinger langzaam over het scherm in de richting waarin
u wilt bewegen.
Als u een object wilt verplaatsen, drukt u met uw vinger op een object en sleept u vervolgens om het
object te verplaatsen.
Een optioneel toetsenbord of een optionele muis gebruiken
Met een optioneel toetsenbord of een optionele muis kunt u typen, items selecteren, schuiven en dezelfde
functies uitvoeren als bij het gebruik van aanraakbewegingen. Met de actietoetsen en hotkeys op het
toetsenbord kunt u specieke functies uitvoeren.
Een toetsenbord op het scherm gebruiken (alleen bepaalde
producten)
1. Om een toetsenbord op het scherm weer te geven, tikt u op het toetsenbordpictogram in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
2. Begin te typen.
OPMERKING: Boven aan het toetsenbord op het scherm kunnen suggesties voor woorden verschijnen.
Tik op een woord om het te selecteren.
OPMERKING: Actietoetsen en hotkeys worden niet weergegeven of werken niet op het toetsenbord op
het scherm.
28 Hoofdstuk 4 Navigeren op het scherm
5 Entertainmentvoorzieningen
Gebruik uw HP computer voor zaken of plezier. U kunt bijvoorbeeld met anderen praten via de camera, audio
en video mixen of externe apparaten aansluiten, zoals een projector, monitor, tv of luidsprekers. Zie
Onderdelen op pagina 3 om de audio-, video- en cameravoorzieningen op uw computer te vinden.
Een camera gebruiken (alleen bepaalde producten)
Uw computer heeft een of meerdere camera's zodat u kunt communiceren met anderen tijdens het gamen of
tijdens uw werk. Met de meeste camera's kunt u videochatten, video opnemen en stilstaande foto's nemen.
De camera's kunnen naar voren of naar achteren gericht zijn.
Om te bepalen welke camera of camera's uw product heeft, raadpleegt u Onderdelen op pagina 3. Als u de
camera wilt gebruiken, typt u camera in het zoekvak van de taakbalk en selecteert u vervolgens Camera in
de lijst met applicaties. Andere camera's bieden ook HD
(high-denition), apps voor games of
gezichtsherkenningssoftware, zoals Windows Hello. Zie Beveiliging op pagina 41 voor meer informatie over
het gebruik van Windows Hello.
U kunt de privacy van uw computer verbeteren door de lens af te dekken met de privacyafdekking van de
camera. Standaard is de cameralens niet afgedekt. U kunt de privacyafdekking van de camera echter
verschuiven om de camera te blokkeren. Om de camera te gebruiken, schuift u de privacyafdekking van de
camera in de tegenovergestelde richting om de lens zichtbaar te maken.
Audio gebruiken
U kunt muziek downloaden en luisteren, audio-inhoud (inclusief radio) van internet streamen, audio opnemen
of audio en video combineren om multimedia te creëren. U kunt ook muziek-cd's afspelen op de computer (op
bepaalde producten) of een externe optischeschijfeenheid aansluiten om cd's af te spelen. Voor nog meer
luistergenot kunt u luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze aan te sluiten op een USB-poort of de
comboaansluiting voor audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-in (microfoon) van de computer of op een
dockingstation.
Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de
computer. Zie HDMI-audio instellen op pagina 32 voor informatie over het aansluiten van high-denition
luidsprekers op de computer. Zet het geluid zachter voordat u de luidsprekers aansluit.
Een hoofdtelefoon aansluiten
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo
beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor meer informatie over veiligheid.
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Typ HP documentatie in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens HP documentatie.
U kunt een hoofdtelefoon met kabel aansluiten op de comboaansluiting voor audio-uit (hoofdtelefoon)/
audio-in (microfoon) van de computer.
Een camera gebruiken (alleen bepaalde producten) 29
Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat om een draadloze hoofdtelefoon aan te sluiten op de
computer.
Een headset aansluiten
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo
beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor meer informatie over veiligheid.
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Typ HP documentatie in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens HP documentatie.
Een hoofdtelefoon met een microfoon wordt een headset genoemd. U kunt een headset met kabel aansluiten
op de comboaansluiting voor audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-in (microfoon) van de computer.
Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat om een draadloze headset aan te sluiten op de
computer.
Geluidsinstellingen gebruiken
Met de geluidsinstellingen kunt u het systeemvolume aanpassen, systeemgeluiden wijzigen en
audioapparaten beheren.
Ga als volgt te werk om de geluidsinstellingen te bekijken of te wijzigen:
Typ configuratiescherm in het zoekvak van de taakbalk, selecteer Conguratiescherm, selecteer
Hardware en geluiden en selecteer vervolgens Geluid.
Uw computer beschikt mogelijk over een geavanceerd geluidssysteem van Bang & Olufsen, DTS, Beats Audio
of een andere leverancier. De computer kan om deze reden geavanceerde audiovoorzieningen hebben die u
kunt regelen via een conguratiescherm voor audio dat speciek voor uw geluidssysteem is.
Gebruik het conguratiescherm voor audio om audio-instellingen te bekijken en te beheren.
Typ configuratiescherm in het zoekvak van de taakbalk, selecteer Conguratiescherm, selecteer
Hardware en geluiden en selecteer vervolgens het conguratiescherm voor uw audiosysteem.
Video gebruiken
Uw computer is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete websites kunt
bekijken en video's en lms kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken als u geen verbinding hebt
met een netwerk.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe monitor,
projector of tv aan te sluiten.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste poort van
de computer. Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat.
Raadpleeg HP Support Assistant voor informatie over het gebruik van de videofuncties.
Een DisplayPort-apparaat aansluiten met een USB Type-C-kabel (alleen bepaalde
producten)
OPMERKING: Als u een USB Type-C DisplayPort-apparaat op uw computer wilt aansluiten, hebt u een USB
Type-C-kabel nodig die u afzonderlijk moet aanschaen.
30 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
Om video- of beeldschermuitvoer met een hoge resolutie te bekijken op een extern DisplayPort-apparaat,
sluit u het DisplayPort-apparaat aan volgens de onderstaande instructies:
1. Sluit het ene uiteinde van de USB Type-C-kabel aan op de USB SuperSpeed-poort en DisplayPort-
connector van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het externe DisplayPort-apparaat.
3. Druk op f1 om tussen de vier weergavestanden te schakelen:
Alleen computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van de
computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op f1 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie Uitspreiden kiest, kunt u voor het beste resultaat de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt verhogen. Selecteer de knop Start, selecteer Instellingen en selecteer
vervolgens Systeem. Selecteer onder Beeldscherm de juiste resolutie en selecteer vervolgens
Wijzigingen behouden.
Videoapparaten aansluiten met een HDMI-kabel (alleen bepaalde producten)
OPMERKING: Als u een HDMI-apparaat op de computer wilt aansluiten, hebt u een HDMI-kabel nodig die u
apart moet aanschaen.
Als u het beeld van het computerscherm op een HD-televisie of -monitor wilt weergeven, volgt u de
onderstaande instructies om het HD-apparaat aan te sluiten:
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
Video gebruiken 31
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de HD-televisie of -monitor.
3. Druk op f1 om tussen de vier weergavestanden te schakelen:
Alleen computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van de
computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op f1 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie Uitspreiden kiest, kunt u voor het beste resultaat de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt verhogen. Selecteer de knop Start, selecteer Instellingen en selecteer
vervolgens Systeem. Selecteer onder Beeldscherm de juiste resolutie en selecteer vervolgens
Wijzigingen behouden.
HDMI-audio instellen
HDMI is de enige video-interface die HD-video en -audio ondersteunt. Ga als volgt te werk om HDMI-audio in
te schakelen nadat u een HDMI-tv op de computer hebt aangesloten:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de rechterkant van
de taakbalk en selecteer daarna Afspeelapparaten.
2. Selecteer op het tabblad Afspelen de naam van het digitale uitvoerapparaat.
3. Selecteer Als standaard instellen en selecteer OK.
Ga als volgt te werk om de audiostream weer via de luidsprekers van de computer weer te geven:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de rechterkant van
de taakbalk en selecteer daarna Afspeelapparaten.
2. Selecteer Luidsprekers op het tabblad Afspelen.
3. Selecteer Als standaard instellen en selecteer OK.
32 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
Bekabelde beeldschermen zoeken en aansluiten met behulp van MultiStream
Transport
Met MultiStream Transport (MST) kunt u meerdere bekabelde weergaveapparaten op uw computer aansluiten
via de VGA-poort of DisplayPort-connectoren op uw computer, maar ook via de VGA-poort of DisplayPort-
connectoren op een hub of een extern dockingstation. U kunt op verschillende manieren verbinding maken,
afhankelijk van het type grasche controller die in uw computer is geïnstalleerd en of uw computer al dan niet
een ingebouwde hub heeft. Ga naar Apparaatbeheer om de in uw computer geïnstalleerde hardware weer te
geven.
Typ apparaatbeheer in het zoekvak van de taakbalk en selecteer de app Apparaatbeheer. U ziet een
lijst met alle apparaten die in uw computer zijn geïnstalleerd.
Beeldschermen aansluiten op computers met AMD graphics (met een optionele hub)
OPMERKING: Met een grasche controller van AMD
®
en een optionele hub kunt u maximaal zes externe
weergaveapparaten aansluiten.
Ga als volgt te werk om meerdere weergaveapparaten te congureren:
1. Sluit een externe hub (afzonderlijk aan te schaen) aan op de DisplayPort-connector (DP) van de
computer met een DP-naar-DP-kabel (afzonderlijk aan te schaen). Zorg ervoor dat de voedingsadapter
van de hub is aangesloten op de netvoeding.
2. Sluit de externe weergaveapparaten aan op de VGA-poort of DisplayPort-connectoren op de hub.
3. Voor het weergeven van alle aangesloten weergaveapparaten, typt u apparaatbeheer in het
zoekvak van de taakbalk en selecteert u de app Apparaatbeheer. Als u niet alle aangesloten
beeldschermen ziet, controleert u of elk apparaat op de juiste poort van de hub is aangesloten.
OPMERKING: Bij meerdere beeldschermen kunt u kiezen voor Dupliceren, waarbij het
computerscherm naar alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt gekopieerd, of Uitspreiden, waarbij
het computerscherm over alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt uitgespreid.
Met Miracast compatibele draadloze beeldschermen zoeken en aansluiten (alleen
bepaalde producten)
OPMERKING: Raadpleeg voor meer informatie over welk type beeldscherm u hebt (compatibel met
Miracast
®
of Intel WiDi) de documentatie die bij uw tv of secundaire weergaveapparaat is meegeleverd.
Volg de onderstaande stappen om met Miracast compatibele draadloze schermen te zoeken en weer te geven
zonder uw huidige apps te verlaten.
Ga als volgt te werk om Miracast te openen:
Typ projecteren in het zoekvak van de taakbalk en klik op Projecteren op een tweede scherm.
Selecteer Verbinding maken met een draadloos beeldscherm en volg de instructies op het scherm.
Gegevensoverdracht gebruiken
Uw computer is een krachtig entertainmentapparaat waarop u foto's, video's en lms kunt bekijken die via uw
USB-apparaat zijn overgezet.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de USB Type-C-poorten op de computer om een USB-
apparaat aan te sluiten, zoals een mobiele telefoon, camera, activiteitstracker of smartwatch, en uw
bestanden over te zetten naar de computer.
Gegevensoverdracht gebruiken 33
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste poort van
de computer. Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat.
Raadpleeg HP Support Assistant voor informatie over het gebruik van USB Type-C-functies.
Apparaten aansluiten op een USB Type-C-poort (alleen bepaalde producten)
OPMERKING: Als u een USB Type-C-apparaat op uw computer wilt aansluiten, hebt u een USB Type-C-kabel
nodig die u afzonderlijk moet aanschaen.
1. Sluit het ene uiteinde van de USB Type-C-kabel aan op de USB Type-C-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het externe apparaat.
34 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
6 Energiebeheer
Uw computer werkt op accuvoeding of maakt gebruik van een externe voedingsbron. Wanneer de computer
alleen op accuvoeding werkt en er geen externe voedingsbron is om de accu op te laden, moet u de
acculading goed in de gaten houden.
Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk beschreven voorzieningen voor energiebeheer beschikbaar op uw
computer.
De slaapstand en hibernationstand gebruiken
BELANGRIJK: Er bestaan verschillende bekende beveiligingsrisico's als een computer in de slaapstand staat.
Om te voorkomen dat een onbevoegde gebruiker toegang krijgt tot de gegevens op uw computer, of zelfs
gecodeerde gegevens, raadt HP aan om in plaats van de slaapstand de hibernationstand te activeren wanneer
u niet fysiek bij de computer bent. Dit is vooral van belang als u met de computer reist.
BELANGRIJK: Activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een schijf of een
externe mediakaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of videokwaliteit, verlies van
audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
Windows kent twee energiebesparende 'standen: de slaapstand en de hibernationstand.
Slaapstand—De slaapstand wordt automatisch geactiveerd na een periode van inactiviteit. Uw werk
wordt opgeslagen in het geheugen zodat u uw werk zeer snel kunt hervatten. U kunt de slaapstand ook
handmatig activeren. Afhankelijk van uw computermodel ondersteunt de slaapstand mogelijk ook de
moderne stand-bymodus. In deze modus worden enkele interne handelingen bijgehouden en ontvangt
uw computer webmeldingen, zoals e-mails, in de slaapstand. Zie De slaapstand activeren en beëindigen
op pagina 35 voor meer informatie.
Hibernationstand—De hibernationstand wordt automatisch geactiveerd als de accu een kritiek niveau
bereikt of als de computer gedurende een langere periode in de slaapstand heeft gestaan. In de
hibernationstand wordt uw werk opgeslagen in een hibernationstandbestand op de harde schijf en
wordt de computer uitgeschakeld. U kunt de hibernationstand ook handmatig activeren. Zie De
hibernationstand activeren en beëindigen (alleen bepaalde producten) op pagina 36 voor meer
informatie.
De slaapstand activeren en beëindigen
U kunt op elk van de volgende manieren de slaapstand activeren:
Selecteer de knop Start, het pictogram Energie en daarna Slaapstand.
Sluit het scherm (alleen bepaalde producten).
Druk op de sneltoets voor de slaapstand (alleen bepaalde producten); bijvoorbeeld fn+f1 of fn+f12.
Druk kort op de aan-uitknop (alleen bepaalde producten).
U kunt op een van de volgende manieren de slaapstand beëindigen:
Druk kort op de aan-uitknop.
Als de computer gesloten is, tilt u de klep van het beeldscherm op (alleen bepaalde producten).
De slaapstand en hibernationstand gebruiken 35
Druk op een toets op het toetsenbord (alleen bepaalde producten).
Tik op het touchpad (alleen bepaalde producten).
Als de slaapstand van de computer wordt beëindigd, wordt uw werk weer weergegeven op het scherm.
BELANGRIJK: Als u hebt aangegeven dat er een wachtwoord moet worden opgegeven om de slaapstand te
beëindigen, verschijnt uw werk weer op het scherm nadat u uw Windows-wachtwoord hebt ingevoerd.
De hibernationstand activeren en beëindigen (alleen bepaalde producten)
Via Energiebeheer kunt u handmatig de hibernationstand activeren en energiebeheerinstellingen en time-
outs wijzigen.
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Energiemeter en selecteer vervolgens
Energiebeheer.
2. Selecteer in het linkerdeelvenster Het gedrag van de aan/uit-knoppen bepalen (aanduiding verschilt
mogelijk per product).
3. Afhankelijk van uw product kunt u op een van de volgende manieren de hibernationstand inschakelen
voor accuvoeding of een externe voedingsbron:
Aan-uitknop—Selecteer onder Instellingen voor aan/uit-knop, slaapstandknop en klep
(aanduiding verschilt mogelijk per product) Als ik op de aan/uit-knop druk en vervolgens
Sluimerstand.
Slaapstandknop (alleen bepaalde producten)—Selecteer onder Instellingen voor aan/uit-knop,
slaapstandknop en klep (aanduiding verschilt mogelijk per product) Als ik op de slaapstandknop
druk en vervolgens Sluimerstand.
Klep (alleen bepaalde producten)—Selecteer onder Instellingen voor aan/uit-knop,
slaapstandknop en klep (aanduiding verschilt mogelijk per product) Als ik de klep sluit en
vervolgens Sluimerstand.
Aan-uitmenu—Selecteer Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn en schakel
vervolgens onder Instellingen voor afsluiten het selectievakje Sluimerstand in.
Het aan-uitmenu kan worden geopend door de knop Start te selecteren.
4. Selecteer Wijzigingen opslaan.
Om de hibernationstand te activeren, gebruikt u de methode die u in stap 3 hebt gebruikt.
Om de hibernationstand te beëindigen, drukt u kort op de aan-uitknop.
BELANGRIJK: Als u hebt aangegeven dat er een wachtwoord moet worden opgegeven om de
hibernationstand te beëindigen, verschijnt uw werk weer op het scherm nadat u uw Windows-wachtwoord
hebt ingevoerd.
Computer afsluiten (uitschakelen)
BELANGRIJK: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt opgeslagen.
Zorg ervoor dat u uw werk opslaat voordat u de computer afsluit.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het besturingssysteem, en
worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
36 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Schakel de computer uit als deze lange tijd niet wordt gebruikt en koppel de computer los van de externe
voedingsbron.
De aanbevolen procedure hiervoor is de opdracht Afsluiten in Windows.
OPMERKING: Als de computer in de slaap- of hibernationstand staat, moet u eerst de slaap- of
hibernationstand beëindigen door kort op de aan-uitknop te drukken.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Selecteer de knop Start, het pictogram Aan/uit en daarna Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hiervoor beschreven afsluitprocedures te gebruiken,
probeert u de volgende noodprocedures in de beschreven volgorde:
Druk op ctrl+alt+delete, selecteer het pictogram Aan/uit en selecteer daarna Afsluiten.
Druk op de aan-uitknop en houd deze minimaal 10 seconden ingedrukt.
Als de computer een door de gebruiker vervangbare accu heeft (alleen bepaalde producten), koppelt u
de computer los van de externe voedingsbron en verwijdert u de accu.
Het pictogram Energiemeter en Energiebeheer gebruiken
Het pictogram Energiemeter bevindt zich op de taakbalk van Windows. Via dit pictogram krijgt u snel
toegang tot de instellingen voor energiebeheer en kunt u de resterende acculading bekijken.
Plaats de muisaanwijzer op het pictogram Energiemeter om het percentage resterende
acculading weer te geven.
Als u Energiebeheer wilt gebruiken, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Energiemeter
en selecteert u vervolgens Energiebeheer.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe voeding werkt.
Wanneer u de muisaanwijzer op het pictogram plaatst als de accu bijna leeg is, wordt er een melding
weergegeven.
Accuvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken: de bij de
computer geleverde accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die als
accessoire is aangeschaft bij HP.
Wanneer de computer een opgeladen accu bevat en de computer niet is aangesloten op een externe
voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding. Wanneer de computer is uitgeschakeld en niet is
aangesloten op een externe voedingsbron, loopt de accu in de computer langzaam leeg. De computer geeft
een melding wanneer de accu bijna leeg is.
De accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, de geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die op de
computer is aangesloten, en andere factoren.
OPMERKING: Op bepaalde computermodellen kunt u tussen grasche controllers schakelen, zodat u de
accu langer kunt gebruiken.
Het pictogram Energiemeter en Energiebeheer gebruiken 37
HP Fast Charge gebruiken (alleen bepaalde producten)
Met de functie HP Fast Charge kunt u de accu van uw computer snel opladen. De oplaadtijd kan ±10%
verschillen. Als de resterende acculading tussen 0 en 50% ligt, wordt de accu in minder dan 30 tot 45 minuten
opgeladen tot 50% van de volledige capaciteit, afhankelijk van het computermodel.
Om HP Fast Charge te gebruiken, schakelt u uw computer uit en sluit u vervolgens de netvoedingsadapter aan
op uw computer en op een externe voedingsbron.
Acculading weergeven
Plaats de muisaanwijzer op het pictogram Energiemeter om het percentage resterende acculading
weer te geven.
Informatie over de accu zoeken in HP Support Assistant (alleen bepaalde
producten)
U krijgt als volgt toegang tot de informatie over de accu:
1. Typ support in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens de app HP Support Assistant.
‒ of –
Selecteer het pictogram met het vraagteken op de taakbalk.
2. Selecteer Probleemoplossing en oplossingen en selecteer vervolgens in het gedeelte Diagnose de
optie HP Accucontrole. Als in HP Accucontrole wordt aangegeven dat de accu moet worden vervangen,
neemt u contact op met de ondersteuning.
HP Support Assistant biedt de volgende hulpprogramma's en informatie over de accu:
HP Accucontrole
Informatie over soorten accu's, specicaties, levensduur en capaciteit
Accuvoeding besparen
Gebruik de volgende tips om accustroom te besparen en de levensduur van de accu te maximaliseren:
Verlaag de helderheid van het scherm.
Schakel draadloze apparaten uit wanneer u deze niet gebruikt.
Koppel ongebruikte externe apparatuur los die niet is aangesloten op een externe voedingsbron, zoals
een externe harde schijf die op een USB-poort is aangesloten.
Zet alle optionele externe mediakaarten die u niet gebruikt, stop, schakel ze uit of verwijder ze.
Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
Een lage acculading herkennen
Als een accu de enige voedingsbron van de computer is en deze een laag of kritiek laag niveau bereikt,
gebeurt het volgende:
Het acculampje (alleen bepaalde producten) geeft een laag of kritiek laag niveau van de acculading aan.
– of –
38 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Het pictogram Energiemeter geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
OPMERKING: Raadpleeg Het pictogram Energiemeter en Energiebeheer gebruiken op pagina 37 voor
meer informatie over het pictogram Energiemeter.
Wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het volgende:
Als de hibernationstand is uitgeschakeld en de computer aan staat of in de slaapstand staat, blijft de
computer nog even in de slaapstand staan. Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld, waarbij niet-
opgeslagen werk verloren gaat.
Als de hibernationstand is ingeschakeld en de computer aan staat of in de slaapstand staat, wordt de
hibernationstand geactiveerd.
Problemen met een laag accuniveau verhelpen
Een lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een van de volgende apparaten aan op de computer en op een externe voedingsbron:
Netvoedingsadapter
Optioneel dockingapparaat of dockingproduct
Optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft
Een lage acculading verhelpen wanneer er geen externe voedingsbron beschikbaar is
Sla uw werk op en sluit de computer af.
Een lage acculading verhelpen wanneer de computer de hibernationstand niet kan beëindigen
1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en op een externe voedingsbron.
2. Beëindig de hibernationstand door op de aan-uitknop te drukken.
In de fabriek verzegelde accu
Als u de status van de accu wilt bekijken of als de accu niet goed meer werkt, voert u HP Accucontrole uit in de
app HP Support Assistant (alleen bepaalde producten).
1. Typ support in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens de app HP Support Assistant.
‒ of –
Selecteer het pictogram met het vraagteken op de taakbalk.
2. Selecteer Probleemoplossing en oplossingen en selecteer vervolgens in het gedeelte Diagnose de
optie HP Accucontrole. Als in HP Accucontrole wordt aangegeven dat de accu moet worden vervangen,
neemt u contact op met de ondersteuning.
Een of meerdere accu's in dit product kunnen niet makkelijk door de gebruiker zelf worden vervangen. Als de
accu wordt verwijderd of vervangen, kan dit gevolgen hebben voor de dekking van uw garantie. Als een accu
niet goed meer werkt, neemt u contact op met de ondersteuning.
Accuvoeding gebruiken 39
Externe voeding gebruiken
Raadpleeg de poster Installatie-instructies die in de doos van de computer is meegeleverd voor informatie
over het aansluiten van de computer op een externe voeding.
De computer gebruikt geen accuvoeding wanneer de computer is aangesloten op een externe voeding via een
goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel dockingapparaat of dockingproduct.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter,
een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde compatibele adapter.
WAARSCHUWING! Laad de computeraccu niet op aan boord van een vliegtuig.
Sluit in de volgende gevallen de computer aan op een externe voedingsbron:
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
Wanneer u systeemsoftware installeert of bijwerkt
Wanneer u het systeem-BIOS bijwerkt
Wanneer u informatie schrijft naar een schijf (alleen bepaalde producten).
Wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert op computers met interne vaste schijven
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Wanneer u de computer op een externe voedingsbron aansluit, gebeurt het volgende:
De accu wordt opgeladen.
Het uiterlijk van het pictogram Energiemeter verandert.
Wanneer u de externe voeding loskoppelt, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over naar accuvoeding.
Het uiterlijk van het pictogram Energiemeter verandert.
40 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
7 Beveiliging
De computer beveiligen
Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en het op Windows-computers
draaiende Setup-hulpprogramma (BIOS, dat op elk besturingssysteem werkt) kunnen uw persoonlijke
instellingen en gegevens tegen diverse risico's beschermen.
OPMERKING: Van beveiligingsvoorzieningen moet op de eerste plaats een ontmoedigingseect uitgaan.
Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt of
gestolen.
OPMERKING: Voordat u uw computer verzendt voor reparatie, moet u back-ups maken van vertrouwelijke
bestanden en die verwijderen en alle wachtwoordinstellingen verwijderen.
OPMERKING: Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk genoemde voorzieningen beschikbaar op uw computer.
OPMERKING: Uw computer ondersteunt Computrace, een online service voor opsporing en herstel in het
kader van beveiliging die beschikbaar is in bepaalde landen en regio's. Als de computer wordt gestolen, kan
Computrace deze opsporen wanneer de onbevoegde gebruiker een internetverbinding maakt. U kunt
Computrace gebruiken door de software aan te schaen en een abonnement op de service te nemen. Ga voor
informatie over het bestellen van de Computrace-software naar http://www.hp.com.
Tabel 7-1 Beveiligingsoplossingen
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd gebruik van de computer HP Client Security Manager-software, in combinatie met een
wachtwoord, smartcard, contactloze kaart, vastgelegde
vingerafdrukken of andere vericatiegegevens.
BIOS-opstartwachtwoord
Ongeoorloofde toegang tot Computer Setup (BIOS) BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf DriveLock-wachtwoord (alleen bepaalde producten) in Computer
Setup*
Ongeoorloofd opstarten vanaf een optionele externe optische
schijfeenheid (alleen bepaalde producten), optionele externe
harde schijf (alleen bepaalde producten) of interne
netwerkadapter.
Voorziening voor opstartopties in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot een Windows-gebruikersaccount Windows-gebruikerswachtwoord
Onbevoegde toegang tot gegevens Windows BitLocker
Onbevoegd verwijderen van de computer Bevestigingspunt voor een beveiligingsslot (in combinatie met
een optionele beveiligingskabel alleen op bepaalde producten)
*Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het
besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. U kunt gebruikmaken van een aanwijsapparaat (touchpad, EasyPoint-
muisbesturing of USB-muis) of het toetsenbord om te navigeren en selecties te maken in Computer Setup.
OPMERKING: Op tablets zonder toetsenbord kunt u het aanraakscherm gebruiken.
De computer beveiligen 41
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt verschillende
types wachtwoorden instellen, afhankelijk van de manier waarop u de toegang tot uw informatie wilt regelen.
U kunt wachtwoorden instellen in Windows of in Computer Setup, dat vooraf is geïnstalleerd op de computer.
De wachtwoorden voor de BIOS-beheerder, inschakelen en DriveLock worden in Computer Setup
ingesteld en worden beheerd door het systeem-BIOS.
Windows-wachtwoorden worden alleen in het Windows-besturingssysteem ingesteld.
Als u zowel het DriveLock-gebruikerswachtwoord als het DriveLock-hoofdwachtwoord bent vergeten,
die in Computer Setup zijn ingesteld, is de vaste schijf die met deze wachtwoorden is beveiligd
permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor een voorziening van Computer Setup en een
beveiligingsvoorziening van Windows.
Gebruik de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Volg tijdens het maken van wachtwoorden de door het programma ingestelde vereisten.
Gebruik niet hetzelfde wachtwoord voor meerdere applicaties of websites en gebruik uw Windows-
wachtwoord niet voor applicaties of websites.
Gebruik Wachtwoordbeheer van HP Client Security om uw gebruikersnamen en wachtwoorden op te
slaan voor al uw websites en toepassingen. U kunt ze later op een beveiligde manier zien als u ze niet
meer weet.
Sla wachtwoorden niet in een bestand op de computer op.
De volgende tabellen bevatten veelvoorkomende Windows- en BIOS-beheerderswachtwoorden en een
beschrijving van hun functie.
Wachtwoorden instellen in Windows
Tabel
7-2 Soorten Windows-wachtwoorden en hun functies
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-account op
beheerdersniveau.
OPMERKING: Het instellen van het beheerderswachtwoord voor
Windows staat niet gelijk aan het instellen van het
beheerderswachtwoord voor het BIOS.
Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
* Voor informatie over het instellen van een Windows-beheerderswachtwoord of een Windows-gebruikerswachtwoord typt u
support in het zoekvak van de taakbalk en selecteert u vervolgens de app HP Support Assistant.
Wachtwoorden instellen in Computer Setup
Tabel
7-3 Soorten Computer Setup-wachtwoorden en hun functies
Wachtwoord Functie
BIOS-beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
42 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Tabel 7-3 Soorten Computer Setup-wachtwoorden en hun functies (vervolg)
Wachtwoord Functie
OPMERKING: Als er functies ingeschakeld zijn die voorkomen
dat het BIOS-beheerderswachtwoord wordt verwijderd, kunt u het
BIOS-beheerderswachtwoord pas verwijderen zodra deze functies
worden uitgeschakeld.
Opstartwachtwoord Dit wachtwoord moet telkens worden ingevoerd wanneer u
de computer inschakelt of opnieuw opstart.
Als u het opstartwachtwoord vergeet, kunt u de computer
niet meer inschakelen of opnieuw opstarten.
DriveLock-hoofdwachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock en wordt ingesteld door DriveLock
Passwords (DriveLock-wachtwoorden) tijdens het
activeringsproces. Dit wachtwoord wordt ook gebruikt om
DriveLock-beveiliging te verwijderen.
DriveLock-gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock en wordt ingesteld bij DriveLock
Passwords (DriveLock-wachtwoorden) tijdens het
activeringsproces.
*Nadere bijzonderheden over deze wachtwoorden vindt u in de volgende onderwerpen.
BIOS-beheerderswachtwoord beheren
U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen:
Een nieuw BIOS-beheerderswachtwoord instellen
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op f10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet uit. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het
opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Create BIOS administrator password (BIOS-
beheerderswachtwoord aanmaken) of > Set Up BIOS administrator Password (BIOS-
beheerderswachtwoord instellen) (alleen bepaalde producten) en druk op enter.
3. Typ een wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
4. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens >Main
(Hoofd), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Een BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen
1. Start Computer Setup.
Wachtwoorden gebruiken 43
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op F10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet uit. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het
opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Voer uw huidige BIOS-beheerderswachtwoord in.
3. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Change BIOS administrator Password (BIOS-
beheerderswachtwoord wijzigen) of Change Password (Wachtwoord wijzigen) (alleen bepaalde
producten) en druk op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ het nieuwe wachtwoord wanneer u hierom wordt gevraagd.
6. Typ nogmaals uw nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
7. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens Main
(Hoofd), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Een BIOS-beheerderswachtwoord verwijderen
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op F10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet uit. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het
opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Voer uw huidige BIOS-beheerderswachtwoord in.
3. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Change BIOS administrator Password (BIOS-
beheerderswachtwoord wijzigen) of Change Password (Wachtwoord wijzigen) (alleen bepaalde
producten) en druk op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op enter.
6. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op
enter.
7. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens Main
(Hoofd), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
44 Hoofdstuk 7 Beveiliging
BIOS-beheerderswachtwoord opgeven
Typ bij de prompt BIOS administrator password (BIOS-beheerderswachtwoord) uw wachtwoord (met behulp
van dezelfde soort toetsen die u gebruikt hebt om het wachtwoord in te stellen). Druk vervolgens op enter. Na
twee mislukte pogingen om het BIOS-beheerderswachtwoord op te geven moet u de computer opnieuw
opstarten en het opnieuw proberen.
DriveLock-beveiligingsopties gebruiken
Met DriveLock voorkomt u ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf. DriveLock kan alleen
worden toegepast op de interne harde schijven van de computer. Als DriveLock-beveiliging op een schijf
wordt toegepast, moet het juiste wachtwoord worden ingevoerd om toegang tot deze schijf te krijgen. Het
station moet in de computer of een geavanceerde poortreplicator zijn geplaatst om ontgrendeld te kunnen
worden.
DriveLock-beveiligingsopties bieden de volgende functies:
Automatic DriveLock - Zie Automatic DriveLock selecteren (alleen voor bepaalde producten)
op pagina 45.
DriveLock-hoofdwachtwoord instellen - Zie Handmatige DriveLock selecteren op pagina 47.
DriveLock inschakelen - Zie DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen
op pagina 48.
Automatic DriveLock selecteren (alleen voor bepaalde producten)
Als u Automatic DriveLock wilt inschakelen, moet u eerst een BIOS-beheerderswachtwoord instellen. Als
Automatic DriveLock is ingeschakeld, worden er een willekeurig DriveLock-gebruikerswachtwoord en
DriveLock-hoofdwachtwoord gemaakt wanneer er een BIOS-beheerderswachtwoord wordt gemaakt.
Wanneer de computer is ingeschakeld, wordt de schijf automatisch ontgrendeld door het willekeurige
gebruikerswachtwoord. Als de schijf naar een andere computer wordt verplaatst, voert u het BIOS-
beheerderswachtwoord van de oorspronkelijke computer in de DriveLock-wachtwoordprompt in om de schijf
te ontgrendelen.
Automatic DriveLock inschakelen
Volg deze stappen om Automatic DriveLock in te schakelen:
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Typ in de BIOS-beheerderswachtwoordprompt het BIOS-beheerderswachtwoord en druk op enter.
3. Selecteer achtereenvolgens Security (Beveiliging), Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste
schijf), DriveLock/Automatic DriveLock en druk op enter.
Wachtwoorden gebruiken 45
4. Gebruik de toets enter, klik met de linkermuisknop of gebruik het aanraakscherm om het selectievakje
Automatic DriveLock te selecteren.
5. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens Main
(Hoofd), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
Automatic DriveLock uitschakelen
Volg deze stappen om Automatic DriveLock uit te schakelen:
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Typ in de BIOS-beheerderswachtwoordprompt het BIOS-beheerderswachtwoord en druk op enter.
3. Selecteer achtereenvolgens Security (Beveiliging), Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste
schijf), DriveLock/Automatic DriveLock en druk op enter.
4. Selecteer een interne vaste schijf en druk vervolgens op enter.
5. Gebruik de toets enter, klik met de linkermuisknop of gebruik het aanraakscherm om het selectievakje
Automatic DriveLock uit te schakelen.
6. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens Main
(Hoofd), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
46 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Wachtwoord voor Automatic DriveLock opgeven
Als Automatic DriveLock is ingeschakeld en de schijf op de oorspronkelijke computer aangesloten blijft, wordt
u niet gevraagd om een DriveLock-wachtwoord in te voeren om de schijf te ontgrendelen. Als de schijf echter
naar een andere computer wordt verplaatst of de systeemkaart van de oorspronkelijke computer wordt
vervangen, wordt u gevraagd het DriveLock-wachtwoord in te voeren.
Als dit gebeurt, typt u in de prompt DriveLock-wachtwoord uw BIOS-beheerderswachtwoord van de
oorspronkelijke computer (met behulp van dezelfde soort toetsen die u gebruikt hebt om het wachtwoord in
te stellen). Druk vervolgens op enter om de schijf te ontgrendelen.
Als u drie keer het verkeerde wachtwoord hebt ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het opnieuw
proberen.
Handmatige DriveLock selecteren
BELANGRIJK: Noteer het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord voor DriveLock zorgvuldig en
bewaar dit uit de buurt van de computer om te voorkomen dat een met DriveLock beschermde vaste schijf
permanent onbruikbaar wordt. Als u beide DriveLock-wachtwoorden vergeet, is de vaste schijf permanent
vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
Om DriveLock-beveiliging handmatig toe te passen op een interne harde schijf moet u een hoofdwachtwoord
instellen en moet DriveLock in Computer Setup worden ingeschakeld. Bij een DriveLock-beveiliging moet u
rekening houden met het volgende:
Als DriveLock-beveiliging op een harde schijf is toegepast, hebt u alleen nog toegang tot de harde schijf
door eerst het gebruikers- of hoofdwachtwoord van DriveLock in te voeren.
Het DriveLock-gebruikerswachtwoord is bedoeld voor de dagelijkse gebruiker van de beveiligde vaste
schijf. Het DriveLock-hoofdwachtwoord is bedoeld voor de systeembeheerder of de gebruiker.
Het DriveLock-gebruikerswachtwoord en -hoofdwachtwoord mogen hetzelfde zijn.
Wachtwoorden gebruiken 47
Een DriveLock-wachtwoord instellen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-hoofdwachtwoord in te stellen:
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste schijf),
selecteer DriveLock/Automatic DriveLock en druk vervolgens op enter.
3. Selecteer de harde schijf die u wilt beveiligen en druk vervolgens op enter.
4. Selecteer Set DriveLock Master Password (DriveLock-hoofdwachtwoord instellen) en druk op enter.
5. Lees zorgvuldig de waarschuwing.
6. Volg de instructies op het scherm om een DriveLock-hoofdwachtwoord in te stellen.
OPMERKING: U kunt DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen voordat
u Computer Setup verlaat. Zie DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen
op pagina 48 voor meer informatie.
7. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens Main
(Hoofd), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen
Ga als volgt te werk om DriveLock in te schakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord in te stellen:
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer achtereenvolgens Security (Beveiliging), Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste
schijf), DriveLock/Automatic DriveLock en druk op enter.
3. Selecteer de vaste schijf die u wilt beveiligen en druk vervolgens op enter.
48 Hoofdstuk 7 Beveiliging
4. Selecteer Enable DriveLock (DriveLock inschakelen) en druk vervolgens op enter.
5. Lees zorgvuldig de waarschuwing.
6. Volg de instructies op het scherm om een DriveLock-gebruikerswachtwoord in te stellen en DriveLock in
te schakelen.
7. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens Main
(Hoofd), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
DriveLock uitschakelen
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer achtereenvolgens Security (Beveiliging), Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste
schijf), DriveLock/Automatic DriveLock en druk op enter.
3. Selecteer de harde schijf die u wilt beheren, en druk vervolgens op enter.
4. Selecteer Disable DriveLock (DriveLock uitschakelen) en druk vervolgens op enter.
5. Volg de instructies op het scherm om DriveLock uit te schakelen.
6. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens Main
(Hoofd), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
DriveLock-wachtwoord invoeren
Zorg ervoor dat de harde schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel dockingapparaat of
externe MultiBay).
Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock-wachtwoord op te geven, typt u het DriveLock-
gebruikerswachtwoord of -hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het wachtwoord
hebt ingesteld). Druk daarna op enter.
Als u drie keer het verkeerde wachtwoord hebt ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het opnieuw
proberen.
Wachtwoorden gebruiken 49
DriveLock-wachtwoord wijzigen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord te wijzigen in Computer Setup:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop.
3. Typ bij de prompt DriveLock Password (DriveLock-wachtwoord) het huidige DriveLock-
gebruikerswachtwoord of -hoofdwachtwoord dat u wilt wijzigen, druk op enter en druk of tik vervolgens
op f10 om Computer Setup te openen.
4. Selecteer achtereenvolgens Security (Beveiliging), Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste
schijf), DriveLock/Automatic DriveLock en druk op enter.
5. Selecteer de harde schijf die u wilt beheren en druk vervolgens op enter.
6. Maak de selectie om het DriveLock-wachtwoord te wijzigen en volg de opdrachten op het scherm voor
het invoeren van wachtwoorden.
OPMERKING: De optie Change DriveLock Master Password (DriveLock-hoofdwachtwoord wijzigen) is
alleen zichtbaar als het DriveLock-hoofdwachtwoord is opgegeven bij de prompt DriveLock Password in
stap 3.
7. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens Main
(Hoofd), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
Windows Hello (alleen bepaalde producten)
Op producten die zijn voorzien van een vingerafdruklezer of een infraroodcamera kunt u met Windows Hello
uw vingerafdruk en uw gezichts-ID registreren, en een pincode instellen. Na de inschrijving kunt u uw
vingerafdruklezer, gezichts-ID of pincode gebruiken om u aan te melden bij Windows.
Windows Hello instellen:
1. Selecteer de knop Start, Instellingen, Accounts en vervolgens Aanmeldingsopties.
2. Als u een wachtwoord wilt toevoegen, selecteert u Wachtwoord en vervolgens Toevoegen.
3. Selecteer onder Windows Hello-vingerafdruk of Windows Hello-gezicht Instellen.
4. Selecteer Aan de slag en volg de instructies op het scherm om uw vingerafdruk of gezichts-id te
registreren en een pincode in te stellen.
BELANGRIJK: Om te voorkomen dat u problemen ondervindt met het aanmelden met uw vingerafdruk,
zorgt u er tijdens het vastleggen van uw vingerafdruk voor dat alle zijden van uw vinger door de
vingerafdruklezer worden geregistreerd.
OPMERKING: Er gelden geen lengterestricties voor de pincode. De standaardinstelling is alleen cijfers.
Als u alfabetische of speciale tekens wilt opnemen, vinkt u het selectievakje inclusief letters en
symbolen aan.
Antivirussoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, wordt de computer
mogelijk blootgesteld aan computervirussen. Virussen kunnen het besturingssysteem, programma's en
hulpprogramma's buiten werking stellen of de werking ervan verstoren.
50 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen
kan ook eventuele schade die virussen aanrichten worden hersteld. Het is noodzakelijk om antivirussoftware
regelmatig bij te werken, zodat deze ook bescherming biedt tegen pas ontdekte virussen.
Windows Defender is vooraf geïnstalleerd op de computer. HP raadt u aan om een antivirusprogramma te
blijven gebruiken om uw computer volledig te beveiligen.
Open HP Support Assistant voor meer informatie over computervirussen.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een rewall kan
een softwareprogramma zijn dat u op uw computer, netwerk of beide installeert of het kan een oplossing zijn
die zowel uit hardware als software bestaat.
Er zijn twee typen rewalls waaruit u kunt kiezen:
Hostgebaseerde rewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is geïnstalleerd;
Netwerkgebaseerde rewalls die tussen het ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een rewall is geïnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het systeem
worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker gedenieerde
beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Mogelijk is er al een rewall geïnstalleerd op uw computer of netwerkapparatuur. Als dat niet het geval is, zijn
er softwareoplossingen voor rewalls beschikbaar.
OPMERKING: In bepaalde situaties kan een rewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren, het delen
van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-mailberichten blokkeren.
U kunt dit probleem tijdelijk oplossen door de rewall uit te schakelen, de gewenste taak uit te voeren en de
rewall weer in te schakelen. Congureer de rewall opnieuw als u het probleem blijvend wilt oplossen.
Software-updates installeren
Werk de software van HP, Windows en externe software regelmatig bij om eventuele problemen met de
beveiliging op te lossen en de prestaties van de software te verbeteren.
BELANGRIJK: Microsoft stuurt meldingen over Windows-updates. Deze updates kunnen ook
beveiligingsupdates bevatten. Installeer alle updates van Microsoft zodra u een melding ontvangt. Zo
beschermt u de computer tegen beveiligingslekken en computervirussen.
U kunt deze updates automatisch installeren.
Ga als volgt te werk om de instellingen te bekijken of te wijzigen:
1. Selecteer de knop Start, selecteer Instellingen en selecteer vervolgens Bijwerken en beveiliging.
2. Selecteer Windows Update en volg de instructies op het scherm.
3. Als u een tijdstip wilt opgeven voor het installeren van updates, selecteert u Geavanceerde opties en
volgt u de instructies op het scherm.
HP Client Security gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP Client Security software is vooraf geïnstalleerd op uw computer. U kunt deze software openen via het
pictogram van HP Client Security helemaal rechts op de taakbalk of via het Conguratiescherm van Windows.
Firewallsoftware gebruiken 51
De software is voorzien van beveiligingsvoorzieningen die u beschermen tegen ongeoorloofde toegang tot de
computer, het netwerk en belangrijke gegevens. Zie de Help van de HP Client Security-software voor meer
informatie.
HP Device as a Service gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP DaaS is een IT-cloudoplossing waarmee bedrijven hun activa op eectieve wijze kunnen beheren en
beveiligen. Met HP DaaS bent u beveiligd tegen schadelijke software en andere aanvallen, wordt de status van
het apparaat gecontroleerd en bent u minder tijd kwijt aan het oplossen van problemen met het apparaat en
beveiligingsproblemen. U kunt de software snel downloaden en installeren. Dit is veel voordeliger dan
wanneer u intern op zoek gaat naar een oplossing. Raadpleeg
https://www.hptouchpointmanager.com/ voor
meer informatie.
Een optionele beveiligingskabel gebruiken (alleen bepaalde
producten)
Er is een beveiligingskabel (afzonderlijk aan te schaen) ontworpen waarvan op de eerste plaats een
ontmoedigingseect moet uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd
wordt gebruikt of wordt gestolen. Om een beveiligingskabel aan te sluiten op uw computer volgt u de
instructies van de fabrikant van het apparaat.
Een vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde producten)
Sommige producten zijn voorzien van een geïntegreerde vingerafdruklezer. Als u de vingerafdruklezer wilt
gebruiken, moet u uw vingerafdrukken registreren in de Credential Manager van HP Client Security. Zie de
Help van de HP Client Security-software voor meer informatie.
Zodra u uw vingerafdrukken in Credential Manager hebt geregistreerd, kunt u de wachtwoordbeheerder voor
HP Client Security gebruiken om uw gebruikersnamen en wachtwoorden in ondersteunde websites en
toepassingen op te slaan en in te vullen.
Vingerafdruklezer zoeken
De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich op een van de volgende locaties op uw computer
bevindt:
Aan de onderzijde van het touchpad
Rechts van het toetsenbord
Aan de rechterbovenzijde van het beeldscherm
Links van het beeldscherm
Op de achterkant van het scherm
Al naargelang uw product kan de lezer horizontaal of verticaal zijn geplaatst.
52 Hoofdstuk 7 Beveiliging
8 Onderhoud
Het is zeer belangrijk om de computer regelmatig te onderhouden, zodat deze optimaal blijft functioneren. In
dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentatie en Schijfopruiming
gebruikt. In dit hoofdstuk worden ook instructies gegeven voor het bijwerken van programma's en
stuurprogramma's, het opschonen van de computer en worden tips gegeven voor het reizen met (of
verzenden van) de computer.
Prestaties verbeteren
Door de computer regelmatig te onderhouden met hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentatie en
Schijfopruiming kunt u de prestaties van uw computer aanzienlijk verbeteren.
Schijfdefragmentatie gebruiken
HP adviseert om uw vaste schijf ten minste één keer per maand te defragmenteren met Schijfdefragmentatie.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's (solid-state drives).
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt:
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Typ defragment in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens Stations defragmenteren en
optimaliseren
.
3. Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg voor meer informatie de helpfunctie van Schijfdefragmentatie.
Schijfopruiming gebruiken
Gebruik Schijfopruiming om op de vaste schijf naar overbodige bestanden te zoeken die u veilig kunt
verwijderen. Maak schijfruimte vrij zodat de computer eiciënter werkt.
U gebruikt Schijfopruiming als volgt:
1. Typ schijf in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens Schijfopruiming.
2. Volg de instructies op het scherm.
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen te houden
wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
U laat de computer vallen.
U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten en terwijl de computer op accuvoeding werkt.
Kort na deze gebeurtenissen wordt de normale werking van de vaste schijf door HP 3D DriveGuard hersteld.
OPMERKING: Alleen interne vaste schijven worden beschermd door HP 3D DriveGuard. Een vaste schijf die is
geplaatst in een optioneel dockingapparaat of is aangesloten op een USB-poort, wordt niet beschermd door
HP 3D DriveGuard.
Prestaties verbeteren 53
OPMERKING: Omdat solid-state drives (SSD's) geen bewegende onderdelen bevatten, is HP 3D DriveGuard
niet nodig voor deze schijfeenheden.
De status van HP 3D DriveGuard herkennen
Het lampje van de vaste schijf in de computer verandert van kleur om aan te geven dat een schijf in de ruimte
van de primaire vaste schijf, een schijf in de ruimte van de secundaire vaste schijf (alleen bepaalde producten)
of beide is geparkeerd.
Updates van programma's en stuurprogramma's uitvoeren
HP raadt u aan regelmatig uw programma's en stuurprogramma's bij te werken. Met updates worden
problemen opgelost en worden nieuwe functies en opties op de computer geïnstalleerd. Het is bijvoorbeeld
mogelijk dat oude grasche onderdelen niet meer correct werken met de nieuwste spelsoftware. Zonder het
nieuwste stuurprogramma zou u niet optimaal gebruik kunnen maken van uw apparatuur.
Ga naar http://www.hp.com/support om de meest recente versie van programma's en stuurprogramma's van
HP te downloaden. U kunt zich ook registreren als u automatisch berichten wilt ontvangen wanneer er nieuwe
updates beschikbaar zijn.
Volg deze instructies om uw programma's en stuurprogramma's bij te werken:
1. Typ support in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens de app HP Support Assistant.
– of –
Selecteer het pictogram met het vraagteken op de taakbalk.
2. Selecteer Mijn notebook, selecteer het tabblad Updates en selecteer vervolgens Controleren op
updates en berichten.
3. Volg de instructies op het scherm.
Uw computer reinigen
Als u uw computer regelmatig reinigt, worden vuil, stof en schadelijke bacteriën verwijderd. Gebruik de
volgende informatie voor het reinigen van de meeste computeroppervlakken. Zie Fineerhout onderhouden
(alleen bepaalde producten) op pagina 56 voor computers met neerhout.
HP Easy Clean gebruiken (alleen bepaalde producten)
Met HP Easy Clean kunt u 'onbedoeld morsen van schoonmaakmiddel voorkomen wanneer u de
computeroppervlakken met kiemdodende doekjes reinigt. Deze software schakelt apparaten, zoals het
toetsenbord, het aanraakscherm en het touchpad, gedurende een vooraf ingestelde tijd uit, zodat u alle
computeroppervlakken kunt reinigen.
1. U kunt HP Easy Clean op een van de volgende manieren opstarten:
Selecteer het menu Start en selecteer vervolgens HP Easy Clean.
54 Hoofdstuk 8 Onderhoud
– of –
Selecteer het pictogram HP Easy Clean in de taakbalk.
– of –
Selecteer Start en selecteer vervolgens de tegel HP Easy Clean.
2. Nu uw apparaten voor een korte periode zijn uitgeschakeld, gebruikt u kiemdodende doekjes om alle
blootgestelde oppervlakken van uw computer, inclusief het toetsenbord, display, touchpad en de cover,
veilig te desinfecteren. Volg de aanwijzingen van de fabrikant voor het gebruik van de doekjes.
BELANGRIJK: Gebruik een bepaald schoonmaakmiddel pas als u zeker weet dat het niet de volgende
bestanddelen bevat:
alcohol
aceton
ammoniumchloride
methyleenchloride
koolwaterstoen
alle op aardolie gebaseerde materialen, zoals benzeen of verdunner
OPMERKING: Houd de computer open totdat deze volledig aan de lucht heeft kunnen drogen.
3. Wanneer het oppervlak droog is:
a. Sluit de netvoeding aan.
b. Sluit alle externe apparaten aan.
c. Schakel de computer in.
Vuil en stof verwijderen van computers zonder HP Easy Clean
Als HP Easy Clean niet vooraf op uw computer is geïnstalleerd, volgt u deze stappen:
1. Schakel de computer uit om elektrische schokken of schade aan componenten te voorkomen.
a. Koppel de netvoeding los.
b. Koppel alle externe apparaten met eigen voeding los.
2. Veeg de buitenkant van de computer af met een zacht, met water bevochtigd doekje om indien nodig
het vuil te verwijderen.
Het doekje moet een droog microvezeldoekje zijn of een zeem (antistatisch doekje zonder olie) of
antistatisch schoonmaakdoekje.
Het doekje moet vochtig zijn, maar niet nat. Water dat in de ventilatie of andere toegangspunten
druppelt, kan schade veroorzaken.
Gebruik geen vezelachtig materiaal, zoals papieren doekjes, die de computer kunnen bekrassen. In
de loop van de tijd kunnen er vuil en reinigingsmiddelen in de krassen achterblijven.
3. Laat het apparaat aan de lucht drogen voordat u de computer gebruikt of extra reinigt met
kiemdodende doekjes.
4. Wanneer u klaar bent met reinigen en het oppervlak droog is:
Uw computer reinigen 55
a. Sluit de netvoeding aan.
b. Sluit alle externe apparaten aan.
c. Schakel de computer in.
Fineerhout onderhouden (alleen bepaalde producten)
Uw product bevat mogelijk neerhout van hoge kwaliteit. Zoals met alle natuurlijke houtproducten is een
goede verzorging en behandeling van belang om gedurende de levensduur van het product de beste
resultaten te garanderen. Vanwege de aard van natuurlijk hout zijn er mogelijk unieke verschillen in het
nerfpatroon of subtiele kleurverschillen zichtbaar. Dit is een normaal verschijnsel.
Reinig het hout met een droge, antistatische microvezeldoek of zemen lap.
Gebruik geen reinigingsproducten die stoen bevatten zoals ammoniak, chloor, aceton, terpentijn of
terpentine.
Stel het hout niet langdurig bloot aan zonlicht of vocht.
Als het hout nat wordt, droogt u het af met een absorberende pluisvrije doek.
Zorg dat het hout niet in aanraking komt met een kleurstof of een andere stof die verkleuring kan
veroorzaken.
Vermijd contact met scherpe voorwerpen of ruwe oppervlakken die krassen op het hout kunnen
veroorzaken.
Reizen met of verzenden van de computer
Als u de computer wilt meenemen op reis of als u de computer wilt verzenden, neemt u de volgende tips in
acht om de apparatuur te beschermen.
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
Maak een back-up van uw gegevens op een externe schijfeenheid.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals geheugenkaarten.
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Schakel de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet bij de computer.
Als u moet vliegen, neem de computer dan mee als handbagage; geef de computer niet af met uw
overige bagage.
BELANGRIJK: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven.
In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden röntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Als u de computer tijdens een vlucht wilt gebruiken, luister dan naar mededelingen tijdens de vlucht
waarin wordt aangegeven wanneer u de computer mag gebruiken. Elke maatschappij heeft eigen regels
voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op de
verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
56 Hoofdstuk 8 Onderhoud
Het gebruik van draadloze apparaten is mogelijk in sommige omgevingen niet toegestaan. Dit kan het
geval zijn aan boord van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke
locaties. Als u niet zeker weet wat het beleid is ten aanzien van het gebruik van een bepaald apparaat,
kunt u het beste vooraf toestemming vragen voordat u de computer inschakelt.
Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regio's die u gaat bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt gebruiken.
De netspanning, frequentie en stekkers kunnen per land of regio verschillen.
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere apparaten zijn
bedoeld om het risico van elektrische schokken, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
Reizen met of verzenden van de computer 57
9 Back-ups maken, herstellen en bestanden
terugzetten
Dit hoofdstuk biedt informatie over de volgende processen, die voor de meeste producten
standaardprocedures zijn:
Back-up maken van uw persoonlijke gegevens: u kunt Windows-hulpprogramma's gebruiken om een
back-up van uw persoonlijke gegevens te maken (zie Windows-hulpprogramma's gebruiken
op pagina 58).
Herstelpunt maken: u kunt Windows-hulpprogramma's gebruiken om een herstelpunt te maken (zie
Windows-hulpprogramma's gebruiken op pagina 58).
Terugzetmedia maken (alleen bepaalde producten): u kunt het downloadhulpprogramma HP Cloud
Recovery (alleen bepaalde producten) gebruiken om terugzetmedia te maken (zie Het
downloadhulpprogramma HP Cloud Recovery gebruiken om terugzetmedia te maken (alleen bepaalde
producten) op pagina 59).
Herstellen en terugzetten: Windows biedt verschillende opties voor het herstellen vanaf een back-up,
het vernieuwen van de computer en het terugzetten van de computer naar de oorspronkelijke staat (zie
Windows-hulpprogramma's gebruiken op pagina 58).
BELANGRIJK: Als u herstelprocedures uitvoert op een tablet, moet de accu van de tablet ten minste 70%
zijn opgeladen voordat u het herstelproces start.
BELANGRIJK: Sluit op een tablet met een afneembaar toetsenbord de tablet aan op de keyboard-base
voordat u begint met het uitvoeren van een herstelproces.
Het maken van back-ups van gegevens en terugzetmedia
Windows-hulpprogramma's gebruiken
BELANGRIJK: Windows is de enige optie om een back-up van uw persoonlijke gegevens te maken. Plan
regelmatige back-ups in om te voorkomen dat uw gegevens verloren gaan.
U kunt Windows-hulpprogramma's gebruiken voor het maken van back-ups van persoonlijke gegevens en het
maken van systeemherstelpunten en terugzetmedia.
OPMERKING: Als de opslag 32 GB of minder is, is Microsoft Systeemherstel standaard uitgeschakeld.
Zie de app Hulp vragen voor meer informatie en stappen.
1. Selecteer de knop Start en vervolgens de app Hulp vragen.
2. Voer de taak in die u wilt uitvoeren.
OPMERKING: U moet om de app Hulp vragen te openen, verbonden zijn met internet.
58 Hoofdstuk 9 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
Het downloadhulpprogramma HP Cloud Recovery gebruiken om terugzetmedia te
maken (alleen bepaalde producten)
U kunt het downloadhulpprogramma HP Cloud Recovery gebruiken om HP terugzetmedia op een USB-
ashstation te zetten waarmee kan worden opgestart.
Voor details:
Ga naar http://www.hp.com/support, zoek naar HP Cloud Recovery en selecteer vervolgens het
resultaat dat overeenkomt met het type computer dat u hebt.
OPMERKING: Als u zelf geen terugzetmedia kunt maken, neemt u dan contact op met ondersteuning om
een herstelschijf te verkrijgen. Ga naar http://www.hp.com/support, selecteer uw land of regio en volg de
instructies op het scherm.
Herstellen en terugzetten
Herstellen, opnieuw instellen en vernieuwen met Windows-hulpprogramma's
Windows biedt verschillende opties voor het herstellen, opnieuw instellen en vernieuwen van de computer.
Zie Windows-hulpprogramma's gebruiken op pagina 58 voor meer informatie.
Herstellen met HP terugzetmedia
U kunt HP terugzetmedia gebruiken om het originele besturingssysteem en de softwareprogramma's te
herstellen die in de fabriek zijn geïnstalleerd. Op bepaalde producten kan dit worden gemaakt op een
opstartbaar USB-ashstation met het downloadhulpprogramma HP Cloud Recovery. Zie Het
downloadhulpprogramma HP Cloud Recovery gebruiken om terugzetmedia te maken (alleen bepaalde
producten) op pagina 59 voor meer informatie.
OPMERKING: Als u zelf geen terugzetmedia kunt maken, neemt u dan contact op met ondersteuning om
een herstelschijf te verkrijgen. Ga naar http://www.hp.com/support, selecteer uw land of regio en volg de
instructies op het scherm.
Uw systeem herstellen:
Plaats de HP terugzetmedia en start de computer opnieuw op.
Opstartvolgorde van de computer wijzigen
Als de computer niet automatisch opnieuw opstart wanneer u de HP terugzetmedia gebruikt, kunt u de
opstartvolgorde van de computer wijzigen. Dit is de volgorde van de apparaten in het BIOS waar de computer
de opstartinformatie opzoekt. U kunt de selectie wijzigen in een optischeschijfeenheid of een USB-
ashstation, afhankelijk van de locatie van uw HP terugzetmedia.
De opstartvolgorde wijzigen:
BELANGRIJK: Sluit een tablet met een afneembaar toetsenbord aan op de keyboard-base voordat u deze
stappen uitvoert.
1. Plaats de HP terugzetmedia.
2. Open het systeemmenu Opstarten.
Voor computers of tablets met een aangesloten toetsenbord:
Schakel de computer of tablet in of start deze opnieuw op, druk snel op esc en druk op f9 om de
opstartopties weer te geven.
Herstellen en terugzetten 59
Voor tablets zonder toetsenbord:
Schakel de tablet in of start deze opnieuw op, houd snel de knop Geluid harder ingedrukt en
selecteer vervolgens f9.
– of –
Schakel de tablet in of start deze opnieuw op, houd snel de knop Geluid zachter ingedrukt en
selecteer vervolgens f9.
3. Selecteer de optischeschijfeenheid of het USB-ashstation waarmee u wilt opstarten en volg de
instructies op het scherm.
HP Sure Recover gebruiken (alleen bepaalde producten)
Bepaalde computermodellen zijn gecongureerd met HP Sure Recover, een hersteloplossing voor het pc-
besturingssyteem die is geïntegreerd in de hardware en rmware. HP Sure Recover kan de HP
besturingssysteemimage volledig herstellen zonder dat er herstelsoftware is geïnstalleerd.
Met HP Sure Recover kan een beheerder of gebruiker het systeem herstellen en het volgende installeren:
Nieuwste versie van het besturingssysteem
Platformspecieke apparaatstuurprogramma's
Softwaretoepassingen, in het geval van een aangepaste image
Ga voor de meest recente documentatie over HP Sure Recover naar http://www.hp.com/support. Selecteer
Zoek uw product en volg de instructies op het scherm.
60 Hoofdstuk 9 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure
Start
Computer Setup gebruiken
Computer Setup ofwel het BIOS (Basic Input/Output System) bevat instellingen voor de communicatie tussen
alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden, beeldscherm, toetsenbord, muis en
printer). Computer Setup bevat ook instellingen voor de types geïnstalleerde apparaten, de opstartvolgorde
van de computer en de hoeveelheid systeemgeheugen en uitgebreid geheugen.
OPMERKING: Wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Computer Setup. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Computer Setup starten
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt weergegeven op
f10 om Computer Setup te openen.
Navigeren en selecteren in Computer Setup
Als u een menu of menu-item wilt selecteren, gebruikt u de tab-toets en de pijltoetsen en drukt u
vervolgens op enter. U kunt ook gebruikmaken van een aanwijsapparaat om het item te selecteren.
Selecteer de pijl-omhoog of de pijl-omlaag in de rechterbovenhoek van het scherm om omhoog of
omlaag te schuiven of gebruik de toets pijl-omhoog of pijl-omlaag op het toetsenbord.
Druk op esc om alle open dialoogvensters te sluiten en terug te keren naar het hoofdscherm van
Computer Setup. Volg daarna de instructies op het scherm.
Gebruik een van de volgende methoden om Computer Setup af te sluiten:
Als u de menu's van Computer Setup wilt afsluiten zonder wijzigingen op te slaan, selecteert u
achtereenvolgens Main (Hoofd), Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
Om uw wijzigingen op te slaan en de menu's van Computer Setup af te sluiten, selecteert u
achtereenvolgens Main (Hoofd), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup
OPMERKING: Door het herstellen van de fabrieksinstellingen wordt de vasteschijfmodus niet gewijzigd.
Als u alle instellingen in Computer Setup wilt terugzetten naar de fabriekswaarden, gaat u als volgt te werk:
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup starten op pagina 61.
2. Selecteer achtereenvolgens Main (Hoofd), Apply Factory Defaults and Exit (Fabrieksinstellingen
toepassen en afsluiten) en Yes (Ja).
Computer Setup gebruiken 61
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
OPMERKING: Op bepaalde producten ziet u mogelijk de optie Restore Defaults (Standaardinstellingen
herstellen) in plaats van Apply Factory Defaults and Exit (Fabrieksinstellingen toepassen en afsluiten).
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
OPMERKING: Uw wachtwoordinstellingen en beveiligingsinstellingen blijven ongewijzigd wanneer u de
oorspronkelijke fabrieksinstellingen herstelt.
BIOS-update uitvoeren
Bijgewerkte versies van het BIOS zijn beschikbaar via de website van HP.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde bestanden die SoftPaq's
worden genoemd.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat informatie
over de installatie en het oplossen van problemen.
BIOS-versie vaststellen
Om te bepalen of u Computer Setup (BIOS) moet bijwerken, controleert u eerst welke BIOS-versie op uw
computer is geïnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS genoemd) kunt u weergeven door op fn
+esc te drukken (als Windows al is opgestart) of door Computer Setup te gebruiken.
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup starten op pagina 61.
2. Selecteer Main (Hoofdmenu) en selecteer vervolgens System Information (Systeeminformatie).
3. Als u de menu's van Computer Setup wilt afsluiten zonder wijzigingen op te slaan, selecteert u
achtereenvolgens Main (Hoofd), Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
Zie BIOS-update downloaden op pagina 62 om te controleren of er een nieuwere BIOS-versie beschikbaar is.
BIOS-update downloaden
BELANGRIJK: Om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken, moet u een
BIOS-update alleen downloaden en installeren als de computer met de netvoedingsadapter is aangesloten op
een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet wanneer de computer
op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een optioneel dockingapparaat of een
optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens het downloaden en installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het stopcontact
te halen.
Sluit de computer niet af en activeer de slaapstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Typ support in het zoekvak op de taakbalk en selecteer vervolgens de app HP Support Assistant.
– of –
Selecteer het pictogram met het vraagteken op de taakbalk.
2. Selecteer Updates en selecteer vervolgens Controleren op updates en berichten.
62 Hoofdstuk 10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start
3. Volg de instructies op het scherm.
4. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geïnstalleerd en vergelijk ze. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de update
kunt herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze naar de
vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Noteer het pad naar de locatie op de harde schijf waarnaar de BIOS-update wordt gedownload. U
hebt dit pad nodig wanneer u klaar bent om de update te installeren.
OPMERKING: Als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de netwerkbeheerder
voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van het systeem-BIOS.
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op het scherm
verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u als volgt te werk:
1. Typ verkenner in het zoekvak op de taakbalk en selecteer vervolgens Verkenner.
2. Selecteer de aanduiding voor de harde schijf. De aanduiding voor de harde schijf is doorgaans Lokale
schijf (C:).
3. Volg het pad dat u eerder hebt genoteerd en open de map waarin de update is opgeslagen.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: Nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het gedownloade
bestand van de vaste schijf verwijderen.
De opstartvolgorde wijzigen met de F9-prompt
Als u dynamisch een opstartapparaat wilt kiezen voor de huidige opstartvolgorde, gaat u als volgt te werk:
1. Open het menu Boot Device Options (Opties opstartapparaat):
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op F9 om het menu Boot Device Options (Opties opstartapparaat) te openen.
2. Selecteer een opstartapparaat, druk op enter en volg de instructies op het scherm.
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten)
BELANGRIJK: Voordat u de TMP-functionaliteit (Trusted Platform Module) op dit systeem inschakelt, moet u
ervoor zorgen dat uw beoogde gebruik van TPM aan relevante lokale wetgeving, regelgeving en beleid
voldoet en er goedkeuringen of licenties worden verkregen, indien van toepassing. U bent volledig en
uitsluitend aansprakelijk voor eventuele problemen met de naleving die het gevolg zijn van de werking en het
gebruik van TPM die in strijd zijn met de eerder genoemde vereisten. HP is niet verantwoordelijk voor
eventuele gerelateerde verplichtingen.
TPM voorziet in extra beveiliging voor uw computer. U kunt de TPM-instellingen wijzigen in Computer Setup
(BIOS).
OPMERKING: Als u de TPM-instelling wijzigt in Verborgen, is TPM niet zichtbaar in het besturingssysteem.
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten) 63
TPM-instellingen openen in Computer Setup:
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup starten op pagina 61.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer TPM Embedded Security (Ingesloten TPM-beveiliging) en volg
de instructies op het scherm.
HP Sure Start gebruiken (alleen bepaalde producten)
Bepaalde computermodellen zijn gecongureerd met HP Sure Start, een technologie die het BIOS van de
computer controleert op aanvallen of beschadigingen. Als het BIOS beschadigd raakt of wordt aangevallen,
herstelt HP Sure Start automatisch het BIOS in de vorige veilige staat, zonder tussenkomst van de gebruiker.
HP Sure Start is gecongureerd en al ingeschakeld zodat de meeste gebruikers de standaardconguratie van
HP Sure Start kunnen gebruiken. Gevorderde gebruikers kunnen de standaardconguratie aanpassen.
Voor de meest recente documentatie over HP Sure Start gaat u naar http://www.hp.com/support. Selecteer
Zoek uw product en volg de instructies op het scherm.
64 Hoofdstuk 10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start
11 HP PC Hardware Diagnostics gebruiken
HP PC Hardware Diagnostics (Windows) gebruiken (alleen
bepaalde producten)
HP PC Hardware Diagnostics (Windows) is een hulpprogramma voor Windows waarmee u diagnosetests kunt
uitvoeren om te bepalen of de computerhardware goed werkt. Het hulpprogramma wordt uitgevoerd in het
besturingssysteem Windows om hardwareproblemen te diagnosticeren.
Als HP PC Hardware Diagnostics (Windows) niet op uw computer is geïnstalleerd, moet u dit eerst downloaden
en installeren. Zie HP PC Hardware Diagnostics (Windows) downloaden op pagina 65 om HP PC Hardware
Diagnostics (Windows) te downloaden.
Nadat HP PC Hardware Diagnostics (Windows) is geïnstalleerd, gaat u als volgt te werk dit vanuit HP Help en
ondersteuning of HP Support Assistant te openen.
1. HP PC Hardware Diagnostics (Windows) openen vanuit HP Help en ondersteuning:
a. Klik op de knop Start en selecteer HP Help en ondersteuning.
b. Selecteer HP PC Hardware Diagnostics Windows.
– of –
HP PC Hardware Diagnostics (Windows) openen vanuit HP Support Assistant:
a. Typ support in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens de app HP Support
Assistant
.
– of –
Selecteer het pictogram met het vraagteken op de taakbalk.
b. Selecteer Probleemoplossing en oplossingen.
c. Selecteer Diagnose en vervolgens HP PC Hardware Diagnostics (Windows).
2. Wanneer het hulpprogramma wordt geopend, selecteert u het soort diagnosetest dat u wilt uitvoeren en
volgt u de instructies op het scherm.
OPMERKING: Als u een diagnosetest wilt stoppen, selecteert u Annuleren.
Als HP PC Hardware Diagnostics (Windows) een fout detecteert waarvoor hardware vervangen moet worden,
wordt er een 24-cijferige fout-id-code gegenereerd. Het scherm toont een van de volgende opties:
Er wordt een fout-id-koppeling weergegeven. Selecteer de koppeling en volg de instructies op het
scherm.
Er worden instructies weergegeven voor het bellen van de ondersteuning. Volg deze instructies.
HP PC Hardware Diagnostics (Windows) downloaden
De instructies voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics (Windows) zijn alleen beschikbaar
in het Engels.
U moet een Windows-computer gebruiken om dit hulpprogramma te downloaden omdat er alleen .exe-
bestanden worden verstrekt.
HP PC Hardware Diagnostics (Windows) gebruiken (alleen bepaalde producten) 65
De nieuwste versie van HP PC Hardware Diagnostics (Windows) downloaden
Ga als volgt te werk om HP PC Hardware Diagnostics (Windows) te downloaden:
1. Ga naar http://www.hp.com/go/techcenter/pcdiags. De startpagina van HP PC Diagnostics wordt
weergegeven.
2. Selecteer in het gedeelte HP PC Hardware Diagnostics Download en selecteer vervolgens een locatie op
uw computer of een USB-ashstation.
Het hulpprogramma wordt gedownload naar de geselecteerde locatie.
– of –
U kunt de volgende stappen gebruiken om HP PC hardware Diagnostics (Windows) vanuit de Microsoft Store
te downloaden:
1. Selecteer de Microsoft-app op uw bureaublad of typ Microsoft Store in het zoekvak van de
taakbalk.
2. Typ HP PC hardware Diagnostics (Windows) in het zoekvak van de Microsoft Store.
3. Volg de instructies op het scherm.
Het hulpprogramma wordt gedownload naar de geselecteerde locatie.
HP Hardware Diagnostics (Windows) op productnaam of -nummer downloaden (alleen bepaalde
producten)
OPMERKING: Voor bepaalde producten moet u mogelijk software downloaden naar een USB-ashstation
aan de hand van de productnaam of het productnummer.
Volg deze stappen om HP PC Hardware Diagnostics (Windows) te downloaden aan de hand van de
productnaam of het productnummer:
1. Ga naar http://www.hp.com/support.
2. Selecteer Software en drivers, selecteer uw type product en voer vervolgens de productnaam of het
nummer in het zoekvak in dat wordt weergegeven.
3. Selecteer Downloaden in het gedeelte Diagnose en volg de instructies op het scherm om de specieke
Windows-diagnoseversie voor uw computer of USB-ashstation te selecteren.
Het hulpprogramma wordt gedownload naar de geselecteerde locatie.
HP PC Hardware Diagnostics (Windows) installeren
Ga als volgt te werk om HP PC Hardware Diagnostics (Windows) te installeren:
Ga naar de map op uw computer of het USB-ashstation waarnaar het .exe-bestand is gedownload,
dubbelklik op het .exe-bestand en volg de instructies op het scherm.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken
OPMERKING: Voor Windows 10 S-computers moet u een Windows-computer en een USB-ashstation
gebruiken voor het downloaden en maken van de HP UEFI ondersteuningsomgeving omdat alleen .exe-
bestanden worden verstrekt. Zie HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-ashstation downloaden
op pagina 67 voor meer informatie.
66 Hoofdstuk 11 HP PC Hardware Diagnostics gebruiken
Met HP PC Hardware Diagnostics (UEFI, Unied Extensible Firmware Interface) kunt u diagnostische tests
uitvoeren om te bepalen of de computerhardware goed werkt. Het hulpprogramma wordt buiten het
besturingssysteem uitgevoerd om hardwareproblemen te kunnen isoleren van problemen die worden
veroorzaakt door het besturingssysteem of andere softwarecomponenten.
Als uw pc niet in Windows wordt opgestart, kunt u HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken om
hardwareproblemen te diagnosticeren.
Als HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) een fout detecteert waarvoor hardware vervangen moet worden,
wordt er een 24-cijferige fout-id-code gegenereerd. Voor hulp bij de probleemoplossing:
Selecteer Contact opnemen met HP, accepteer de privacyverklaring en scan vervolgens met een mobiel
apparaat de fout-id-code die op het volgende scherm wordt weergegeven. De pagina HP
Klantenondersteuning - Service Center wordt weergegeven en de fout-id en het productnummer worden
automatisch ingevuld. Volg de instructies op het scherm.
– of –
Neem contact op met de ondersteuning en geef de fout-id-code door.
OPMERKING: Als u het diagnoseprogramma wilt openen op een convertible computer, moet u de computer
in de notebookmodus zetten en moet u het toetsenbord gebruiken dat aangesloten is.
OPMERKING: Als u een diagnosetest wilt stoppen, drukt u op esc.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) starten
Ga als volgt te werk om HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) te starten:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk snel op esc.
2. Druk op f2.
Het BIOS zoekt op drie plaatsen en in de onderstaande volgorde naar diagnoseprogramma's:
a. Aangesloten USB-ashstation
OPMERKING: Zie De nieuwste versie van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) downloaden
op pagina 68 om het hulpprogramma HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-
ashstation te downloaden.
b. Harde schijf
c. BIOS
3. Wanneer het diagnosehulpmiddel wordt geopend, selecteert u een taal, selecteert u het soort
diagnosetest dat u wilt uitvoeren en volgt u de instructies op het scherm.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-ashstation downloaden
Het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-ashstation kan in de volgende
situaties handig zijn:
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) is niet inbegrepen in de vooraf geïnstalleerde image.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) is niet inbegrepen in de partitie HP Tool.
De harde schijf is beschadigd.
OPMERKING: Instructies voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) zijn alleen
beschikbaar in het Engels. Ook moet u een Windows-computer gebruiken voor het downloaden en maken van
de HP UEFI ondersteuningsomgeving omdat er alleen .exe-bestanden worden verstrekt.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken 67
De nieuwste versie van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) downloaden
Ga als volgt te werk om de nieuwste versie van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-ashstation
te downloaden:
1. Ga naar http://www.hp.com/go/techcenter/pcdiags. De startpagina van HP PC Diagnostics wordt
weergegeven.
2. Selecteer Download HP Diagnostics UEFI en selecteer vervolgens Uitvoeren.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) downloaden aan de hand van de productnaam of het
productnummer (alleen bepaalde producten)
OPMERKING: Voor bepaalde producten moet u mogelijk software downloaden naar een USB-ashstation
aan de hand van de productnaam of het productnummer.
HP Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-ashstation downloaden aan de hand van de productnaam of
het productnummer (alleen bepaalde producten):
1. Ga naar http://www.hp.com/support.
2. Voer de productnaam of het productnummer in, selecteer uw computer en selecteer uw
besturingssysteem.
3. In het gedeelte Diagnostics volgt u de instructies op het scherm om de gewenste UEFI Diagnostics-
versie te selecteren en te downloaden.
Instellingen voor Remote HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
gebruiken (alleen bepaalde producten)
Remote HP PC Hardware Diagnostics is een rmware (BIOS)-functie waarmee u HP PC Hardware Diagnostics
(UEFI) naar uw computer kunt downloaden. Deze voert vervolgens diagnoses op uw computer uit en kan de
resultaten naar een vooraf gecongureerde server uploaden. Voor meer informatie over Remote HP PC
Hardware Diagnostics (UEFI) gaat u naar http://www.hp.com/go/techcenter/pcdiags en selecteert u Meer
informatie.
Remote HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) downloaden
OPMERKING: HP Remote PC Hardware Diagnostics (UEFI) is ook beschikbaar als SoftPaq die naar een server
kan worden gedownload.
De nieuwste versie van Remote HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) downloaden
Ga als volgt te werk om de nieuwste versie van Remote HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) te downloaden:
1. Ga naar http://www.hp.com/go/techcenter/pcdiags. De startpagina van HP PC Diagnostics wordt
weergegeven.
2. Selecteer Remote Diagnostics downloaden en selecteer vervolgens Uitvoeren.
68 Hoofdstuk 11 HP PC Hardware Diagnostics gebruiken
Remote HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) downloaden aan de hand van de productnaam of het
productnummer
OPMERKING: Voor bepaalde producten moet u mogelijk software downloaden aan de hand van de
productnaam of het productnummer.
Volg deze stappen om Remote HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) te downloaden aan de hand van de
productnaam of het productnummer:
1. Ga naar http://www.hp.com/support.
2. Selecteer Software en drivers, selecteer uw type product, voer de productnaam of het nummer in het
zoekvak in dat wordt weergegeven, selecteer uw computer en selecteer vervolgens uw
besturingssysteem.
3. In het gedeelte Diagnostics volgt u de instructies op het scherm om de gewenste Remote UEFI-versie te
selecteren en te downloaden.
Instellingen voor Remote HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) aanpassen
Door de instelling Remote HP PC Hardware Diagnostics in Computer Setup (BIOS) te gebruiken, kunt u de
volgende aanpassingen uitvoeren:
Een schema instellen voor het uitvoeren van diagnoses op de achtergrond. U kunt diagnoses ook direct
in interactieve modus starten door Remote HP PC Hardware Diagnostics uitvoeren te selecteren.
De locatie instellen voor het downloaden van de diagnosehulpmiddelen. Deze functie biedt toegang tot
de hulpprogramma's van de website van HP of vanaf een server die voor gebruik vooraf is
gecongureerd. De computer heeft de traditioneel lokale opslag (zoals een harde schijf of USB-
ashstation) niet nodig om externe diagnoses uit te voeren.
Een locatie instellen voor het opslaan van de testresultaten. U kunt ook de gebruikersnaam en het
wachtwoord instellen die bij uploads worden gebruikt.
Statusinformatie weergeven over eerder uitgevoerde diagnoses.
Volg deze stappen om de instellingen voor Remote HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) aan te passen:
1. Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt weergegeven op
F10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer Advanced (Geavanceerd) en selecteer vervolgens Settings (Instellingen).
3. Maak uw aanpassingsselecties.
4. Selecteer Main (Hoofd) en vervolgens Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) om de
instellingen op te slaan.
De voorkeursinstellingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Instellingen voor Remote HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken (alleen bepaalde producten) 69
12 Specicaties
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt reizen
met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron voor
gelijkstroom. De capaciteit van de netvoedingsbron moet 100–240 V en 50–60 Hz zijn. Hoewel de computer
kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u ten zeerste aangeraden de computer
alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron die door HP is geleverd en
goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specicaties. U vindt de bedrijfsspanning en
werkstroom van de computer op het label met kennisgevingen.
Tabel 12-1 Gelijkstroom, specicaties
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 5 V dc @ 2 A / 12 V dc @ 3 A /15 V dc @ 3 A – 45 W USB-C
5 V dc @ 3 A / 9 V dc @ 3 A / 12 V dc @ 3,75 A /15 V dc @ 3 A – 45
W USB-C
5 V dc @ 3 A / 9 V dc @ 3 A / 10 V dc @ 3,75 A / 12 V dc @ 3,75 A /
15 V dc @ 3 A / 20 V dc @ 2,25 A – 45 W USB-C
5 V dc @ 3 A / 9 V dc @ 3 A / 12 V dc @ 5 A / 15 V dc @ 433 A /
20 V dc @ 325 A – 65 W USB-C
5 V dc @ 3 A / 9 V dc @ 3 A / 10 V dc @ 5 A / 12 V dc @ 5 A / 15 V dc
@ 3 A / 20 V dc @ 3,25 A – 65 W USB-C
5 V dc @ 3 A / 9 V dc @ 3 A / 10 V dc @ 5 A / 12 V dc @ 5 A / 15 V dc
@ 5 A / 20 V dc @ 4,5 A – 90 W USB-C
19,5 V dc @ 2,31 A - 45 W
19,5 V dc @ 3,33 A - 65 W
19,5 V dc @ 4,62 A - 90 W
19,5 V dc @ 6,15 A - 120 W
19,5 V dc @ 6,9 A - 135 W
19,5 V dc @ 7,70 A - 150 W
19,5 V dc @ 10,3 A - 200 W
19,5 V dc @ 11,8 A - 230 W
19,5 V dc @ 16,92 A - 330 W
OPMERKING: Dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
70 Hoofdstuk 12 Specicaties
Omgevingsvereisten
Tabel 12-2 Omgevingsvereisten, specicaties
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf (schrijven naar optische schijf) 5 °C tot 35 °C 41 °F tot 95 °F
Buiten bedrijf -20 °C tot 60 °C -4 °F tot 140 °F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
Omgevingsvereisten 71
13 Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar in
aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens een metalen
deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit vanaf
vingers of andere elektrostatische geleiders.
BELANGRIJK: Neem de volgende voorschriften in acht om het risico van schade aan de computer of een
schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
Als in de instructies voor het verwijderen of installeren van onderdelen wordt aangegeven dat u de
computer moet loskoppelen, controleer dan eerst of de computer goed is geaard.
Bewaar onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak pinnen, aansluitingen en circuits niet aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo min mogelijk
hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetisch gereedschap.
Raak voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet statisch
geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, doet u het in een antistatische verpakking.
72 Hoofdstuk 13 Elektrostatische ontlading
14 Toegankelijkheid
HP en toegankelijkheid
Diversiteit, integratie en werk/leven zit in het DNA van HP en wordt weerspiegeld in alles wat HP maakt. HP
streeft naar een inclusieve omgeving gericht op het verbinden mensen met de kracht van technologie over de
hele wereld.
De technologische hulpmiddelen vinden die u nodig hebt
Technologie opent voor u nieuwe deuren. Met ondersteunende technologieën worden barrières verwijderd en
kunt u thuis, op het werk en in de gemeenschap onafhankelijk creëren. Ondersteunende technologieën
helpen de functionele mogelijkheden van elektronische en informatietechnologie te vergroten, te
onderhouden en te verbeteren. Zie De beste ondersteunende technologie vinden op pagina 74 voor meer
informatie.
De toezegging van HP
HP zet zich ervoor in om producten en diensten aan te bieden die toegankelijk zijn voor mensen met een
handicap. Deze verbintenis ondersteunt de diversiteitsdoelstellingen van HP en zorgt ervoor dat de voordelen
van technologie voor iedereen beschikbaar zijn.
De doelstelling van HP op het gebied van toegankelijkheid is het ontwerpen, produceren en op de markt
brengen van producten en diensten die door iedereen gebruikt kunnen worden, waaronder ook mensen met
een handicap. Dit kan op basis van een autonoom systeem zijn of met behulp van de juiste assistieve
apparaten.
Om dat doel te bereiken, zijn met dit toegankelijkheidsbeleid zeven hoofddoelen vastgesteld om de acties van
HP te sturen. Van alle HP managers en werknemers wordt verwacht dat ze deze doelstellingen en de
implementatie ervan ondersteunen in overeenstemming met hun rollen en verantwoordelijkheden:
Verhogen van het bewustzijn van problemen met de toegankelijkheid binnen HP en medewerkers de
training bieden die ze nodig hebben om toegankelijke producten en diensten te ontwerpen, te
produceren, op de markt te brengen en te leveren.
Ontwikkelen van richtlijnen inzake toegankelijkheid voor producten en diensten en
productontwikkelingsgroepen verantwoordelijk houden voor het implementeren van deze richtlijnen
waar dit concurrerend, technisch en economisch haalbaar is.
Mensen met een handicap betrekken bij het ontwikkelen van richtlijnen inzake toegankelijkheid en bij
het ontwerpen en testen van producten en diensten.
Documenteren van toegankelijkheidsfuncties en informatie over HP producten en diensten in een
toegankelijke vorm openbaar beschikbaar stellen.
Relaties tot stand brengen met toonaangevende ondersteunende technologie en leveranciers van
oplossingen.
Ondersteunen van intern en extern onderzoek en ontwikkeling waarmee de ondersteunende
technologie die voor HP producten en diensten relevant is, verbeterd zal worden.
Ondersteunen van en bijdragen aan normen en richtlijnen voor toegankelijkheid in de sector.
HP en toegankelijkheid 73
International Association of Accessibility Professionals (IAAP)
IAAP is een vereniging zonder winstoogmerk die zich richt op bevordering van het vak van toegankelijkheid
via netwerken, onderwijs en certicering. Het doel is professionals op het gebied van toegankelijkheid te
helpen bij het ontwikkelen en stimuleren van hun carrière en organisaties beter in staat te stellen
toegankelijkheid te integreren in hun producten en infrastructuur.
HP is een van de oprichters en heeft zich aangesloten bij andere organisaties om de toegankelijkheid te
verbeteren. Deze toezegging ondersteunt de doelstelling van HP om producten en diensten te ontwerpen, te
produceren en op de markt te brengen die eectief door mensen met een handicap kunnen worden gebruikt.
IAAP maakt het vak sterk door personen, studenten en organisaties wereldwijd met elkaar te verbinden om
van elkaar te leren. Als u meer wilt weten, ga dan naar de online community op
http://www.accessibilityassociation.org, meld u aan voor nieuwsbrieven en lees meer over
lidmaatschapsopties.
De beste ondersteunende technologie vinden
Iedereen, inclusief mensen met een handicap of leeftijdsgebonden beperkingen, moet in staat zijn om te
communiceren, zich uit te drukken en verbinding te maken met de wereld met behulp van technologie. HP
streeft naar meer bewustzijn op het gebied van toegankelijkheid bij HP en bij onze klanten en partners. Of het
nu gaat om grote lettertypen die gemakkelijk leesbaar zijn, spraakherkenning waarmee u uw handen rust
kunt geven of een andere ondersteunende technologie voor uw specieke situatie, vele verschillende
ondersteunende technologieën maken HP producten eenvoudiger om te gebruiken. Hoe kiest u?
Uw behoeften evalueren
Technologie opent voor u nieuwe deuren. Met ondersteunende technologieën worden barrières verwijderd en
kunt u thuis, op het werk en in de gemeenschap onafhankelijk creëren. Ondersteunende technologieën
helpen de functionele mogelijkheden van elektronische en informatietechnologie te vergroten, te
onderhouden en te verbeteren.
U kunt uit vele producten met ondersteunende technologieën kiezen. Met ondersteunende technologieën
moet u verschillende producten kunnen evalueren, uw vragen kunnen beantwoorden en uw selectie van de
beste oplossing voor uw situatie kunnen vergemakkelijken. U zult merken dat professionals die
gekwaliceerd zijn om ondersteunende technologieën te evalueren uit vele gebieden afkomstig zijn, inclusief
diegenen die een licentie hebben of gecerticeerd zijn in fysiotherapie, ergotherapie, spraak-/taalpathologie
en andere expertisegebieden. Anderen, die niet gecerticeerd zijn of geen licentie hebben, kunnen ook
evaluatie-informatie bieden. U wilt mogelijk vragen stellen over de ervaring van de persoon, de expertise en
kosten om te bepalen of deze professionals geschikt zijn voor uw behoeften.
Toegankelijkheid voor HP producten
De volgende koppelingen bieden informatie over toegankelijkheidsfuncties en ondersteunende technologie,
indien van toepassing, in verschillende HP producten. Deze bronnen helpen u bij het selecteren van de
specieke functies met ondersteunende technologie en product(en) die passen bij uw situatie.
HP Elite x3–Toegankelijkheidsopties (Windows 10 Mobile)
HP pc's–Toegankelijkheidsopties Windows 7
HP pc's–Toegankelijkheidsopties Windows 8
HP pc's–Toegankelijkheidsopties Windows 10
HP Slate 7-tablets–Toegankelijkheidsfuncties inschakelen op uw HP tablet (Android 4.1/Jelly Bean)
HP SlateBook pc's–Toegankelijkheidsfuncties inschakelen (Android 4.3,4.2/Jelly Bean)
74 Hoofdstuk 14 Toegankelijkheid
HP Chromebook pc's – Toegankelijkheidsfuncties inschakelen op uw HP Chromebook of Chromebox
(Chrome OS)
HP Shopping–randapparatuur voor HP producten
Zie Contact opnemen met ondersteuning op pagina 77 als u extra ondersteuning nodig hebt met de
toegankelijkheidsfuncties van uw HP product.
Extra koppelingen naar externe partners en leveranciers die extra hulp kunnen bieden:
Microsoft-toegankelijkheidsinformatie (Windows 7, Windows 8, Windows 10, Microsoft Oice)
Informatie over toegankelijkheid van Google-producten (Android, Chrome, Google-apps)
Ondersteunende technologieën gesorteerd op type beperking
Assistive Technology Industry Association (ATIA)
Normen en wetgeving
Normen
Artikel 508 van de FAR-normen (Federal Acquisition Regulation) is door de US Access Board gecreëerd om
mensen met fysieke, sensorische of cognitieve beperkingen toegang te bieden tot informatie- en
communicatietechnologie (ICT). De normen bevatten technische criteria die speciek zijn voor verschillende
soorten technologieën, evenals op prestaties gebaseerde vereisten die gericht zijn op de functionele
mogelijkheden van producten die hieronder vallen. Specieke criteria zijn van toepassing op
softwaretoepassingen en besturingssystemen, webgebaseerde informatie en toepassingen, computers,
telecommunicatieproducten, video en multimedia en op zichzelf staande gesloten producten.
Mandaat 376 – EN 301 549
De norm EN 301 549 is door de Europese Unie binnen Mandaat 376 gecreëerd als basis voor een online toolkit
voor de openbare aanbesteding van ICT-producten. De norm speciceert de functionele vereisten betreende
toegankelijkheid die van toepassing zijn op ICT-producten en -diensten, samen met een beschrijving van de
testprocedures en evaluatiemethodologie voor elke toegankelijkheidsvereiste.
Web Content Accessibility Guidelines (WCAG)
Met de Web Content Accessibility Guidelines (WCAG) van het Web Accessibility Initiative (WAI) van W3C kunnen
webontwerpers en -ontwikkelaars sites maken die beter voldoen aan de behoeften van mensen met een
handicap of leeftijdsgebonden beperkingen. WCAG bevordert de toegankelijkheid van alle webinhoud (tekst,
afbeeldingen, audio en video) en webtoepassingen. WCAG kan nauwkeurig worden getest, is gemakkelijk te
begrijpen en te gebruiken en biedt webontwikkelaars exibiliteit voor innovatie. WCAG 2.0 is ook
goedgekeurd als ISO/IEC 40500:2012.
WCAG richt zich speciek op belemmeringen voor internettoegang die mensen met een visuele, auditieve,
fysieke, cognitieve of neurologische handicap ervaren en door oudere internetgebruikers met
toegankelijkheidsbehoeften. WCAG 2.0 biedt kenmerken voor toegankelijke inhoud:
Waarneembaar (bijvoorbeeld door tekstalternatieven voor afbeeldingen, bijschriften voor audio,
aanpassingsvermogen van de presentatie en kleurcontrast)
Werkbaar (door toetsenbordtoegang, kleurcontrast, timing van invoer, vermijden van aanvallen en
navigeerbaarheid)
Begrijpelijk (door leesbaarheid, voorspelbaarheid en hulp bij invoer)
Robuust (bijvoorbeeld door compatibiliteit met ondersteunende technologieën)
Normen en wetgeving 75
Wet- en regelgeving
Toegankelijkheid van IT en informatie is een gebied dat qua wetgeving steeds belangrijker is geworden. De
volgende koppelingen bieden informatie over belangrijke wetgeving, regelgeving en normen.
Verenigde Staten
Canada
Europa
Australië
Wereldwijd
Nuttige bronnen en koppelingen aangaande toegankelijkheid
De volgende organisaties zijn mogelijk goede informatiebronnen als het gaat om handicaps en
leeftijdsgebonden beperkingen.
OPMERKING: Deze lijst is niet volledig. Deze organisaties worden alleen ter informatie aangeboden. HP
aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor informatie of contacten die u op internet tegenkomt. Vermelding
op deze pagina impliceert geen goedkeuring door HP.
Organisaties
American Association of People with Disabilities (AAPD)
The Association of Assistive Technology Act Programs (ATAP)
Hearing Loss Association of America (HLAA)
Information Technology Technical Assistance and Training Center (ITTATC)
Lighthouse International
National Association of the Deaf
National Federation of the Blind
Rehabilitation Engineering & Assistive Technology Society of North America (RESNA)
Telecommunications for the Deaf and Hard of Hearing, Inc. (TDI)
W3C Web Accessibility Initiative (WAI)
Onderwijsinstellingen
California State University, Northridge, Center on Disabilities (CSUN)
University of Wisconsin - Madison, Trace Center
Computeraccommodatieprogramma University of Minnesota
Andere bronnen voor gehandicapten
Technisch assistentieprogramma ADA (Americans with Disabilities Act)
ILO Global Business and Disability network
EnableMart
76 Hoofdstuk 14 Toegankelijkheid
European Disability Forum
Job Accommodation Network
Microsoft Enable
Koppelingen van HP
Ons contactformulier
HP Handleiding voor veiligheid en comfort
HP sales publieke sector
Contact opnemen met ondersteuning
OPMERKING: Ondersteuning is alleen in het Engels.
Klanten die doof of hardhorend zijn en vragen hebben over technische ondersteuning of
toegankelijkheid van HP producten:
Gebruik TRS/VRS/WebCapTel om (877) 656-7058 te bellen van maandag tot en met vrijdag, van
06.00 uur tot 21.00 uur Mountain Time.
Klanten met andere beperkingen of leeftijdsgebonden beperkingen die vragen hebben over technische
ondersteuning of toegankelijkheid van HP producten kunnen een van de volgende opties kiezen:
Bel (888) 259-5707 van maandag tot en met vrijdag, van 06.00 uur tot 21.00 uur Mountain Time.
Vul het Contactformulier in voor mensen met een handicap of leeftijdsgebonden beperkingen.
Contact opnemen met ondersteuning 77
Index
A
aan/uit-lampjes 9
aanraakschermbewegingen
schuiven met één vinger 28
aan-uitknop, herkennen 10, 12
accu
in de fabriek verzegeld 39
informatie zoeken 38
lage acculading 38
ontladen 38
problemen met een laag
accuniveau verhelpen 39
voeding besparen 38
acculading 38
acculampje 5
accuvoeding 37
achtergrondverlichting toetsenbord
actietoets 13
actietoetsen 13
achtergrondverlichting
toetsenbord 13
afspelen 14
dempen 14
draadloos 14
gebruiken 13
geluidsvolume 14
helderheid scherm 13
help 14
herkennen 13
onderbreken 14
privacyscherm 13
schakelen tussen
beeldschermen 14
touchpad 14
volgende 14
actietoetsen voor geluidsvolume 14
actietoets voor afspelen 14
actietoets voor draadloos 14
actietoets voor onderbreken 14
actietoets voor privacyscherm,
herkennen 13
actietoets voor schakelen tussen
beeldschermen 14
actietoets voor volume dempen 14
activeren, slaapstand en
hibernationstand 35
afsluiten 36
Antivirussoftware 50
audio 29
geluidsinstellingen 30
HDMI 32
headset 30
hoofdtelefoon 29
luidsprekers 29
volume aanpassen 14
Automatic DriveLock 45
inschakelen 45
uitschakelen 46
Automatic DriveLock-wachtwoord
invoeren 47
B
back-up, maken 58
back-ups 58
Bedrijfs-WLAN, verbinding 19
Beheerderswachtwoord 42
bevestigingspunt voor de
beveiligingskabel, herkennen 5
bewegingen op het touchpad en
aanraakscherm
tikken 25
zoomen door met twee vingers te
knijpen 25
BIOS
update downloaden 62
update uitvoeren 62
versie vaststellen 62
Bluetooth-apparaat 18, 20
Bluetooth-label 17
bronnen, toegankelijkheid 76
C
camera 6
gebruiken 29
herkennen 6
cameralampje, herkennen 6
Caps Lock, lampje herkennen 8
comboaansluiting voor audio-uit
(hoofdtelefoon)/audio-in
(microfoon), herkennen 4
computer reageert niet 36
Computer Setup 61
BIOS administrator password
(BIOS-
beheerderswachtwoord) 43
fabrieksinstellingen herstellen
61
navigeren en selecteren 61
starten 61
connector, netvoeding 5
connectoren
comboaansluiting voor audio-uit
(hoofdtelefoon)/audio-in
(microfoon) 4
D
de computer uitschakelen 36
DisplayPort, USB Type-C
herkennen 4
Draadloos netwerk (WLAN)
eectief bereik 19
verbinding maken 19
verbinding met bedrijfs-WLAN
19
verbinding met openbaar WLAN
19
draadloze communicatie, knop 18
draadloze communicatie,
voorzieningen
besturingssysteem 18
knop 18
DriveLock
beschrijving 47
inschakelen 48
uitschakelen 49
DriveLock-hoofdwachtwoord
wijzigen 50
DriveLock-wachtwoord
instellen 48
invoeren 49
wijzigen 50
78 Index
E
Elektrostatische ontlading 72
energiebeheer 35
Energiebeheer, gebruiken 37
Esc-toets herkennen 12
evaluatie
toegankelijkheidsbehoeften 74
externe voeding, gebruiken 40
F
neerhout onderhouden 56
rewallsoftware 51
fn lock-lampje, herkennen 9
Fn-toets, herkennen 12
G
Gebruikerswachtwoord 42
gegevens overbrengen 33
gegevensoverdracht 33
geheugenkaartlezer, herkennen 4
geïnstalleerde software, zoeken 3
geluid. Zie audio
geluidsinstellingen, gebruiken 30
GPS 20
H
hardware, zoeken 3
HDMI-audio, congureren 32
HDMI-poort
aansluiten 31
HDMI-poort, herkennen 4
headset, aansluiten 30
helderheid scherm, actietoetsen 13
Help-toets 14
herstellen 58
HP Terugzetpartitie 59
media 59
schijven 59
USB-ashstation 59
het toetsenbord en de optionele muis
gebruiken 28
het touchpad gebruiken 25
hibernationstand
activeren 36
beëindigen 36
geactiveerd tijdens een kritiek
lage acculading 39
high-denition apparatuur,
aansluiten 31, 33
hoofdtelefoon, aansluiten 29
HP 3D DriveGuard 53
HP-bronnen 2
HP Client Security 51
HP Device as a Service (HP DaaS) 52
HP Easy Clean
gebruiken 54
HP Fast Charge 38
HP Herstelbeheer
opstartproblemen corrigeren 59
HP LAN-Wireless Protection 22
HP MAC Address Pass Through 23
HP ondersteunend beleid 73
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
downloaden 67
gebruiken 66, 67
starten 67
HP PC Hardware Diagnostics
(Windows)
downloaden 65
gebruiken 65
installeren 66
HP Sure Recover 60
HP terugzetmedia
herstellen 59
HP Touchpoint Manager 52
I
in de fabriek verzegelde accu 39
informatie over de accu, zoeken 38
Ingangsvermogen 70
Instellingen voor Remote HP PC
Hardware Diagnostics (UEFI)
gebruiken
aanpassen 69
gebruiken 68
International Association of
Accessibility Professionals 74
interne microfoons, herkennen 6
K
kennisgevingen
label met kennisgevingen 17
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 17
klantenondersteuning,
toegankelijkheid 77
knoppen
aan-uit 10, 12
kritiek lage acculading 39
L
label met keurmerk voor draadloze
communicatie 17
labels
Bluetooth 17
kennisgevingen 17
keurmerk voor draadloze
communicatie 17
serienummer 16
service 16
WLAN 17
lage acculading 38
Lampje microfoon uit herkennen 9
lampjes
aan/uit 9
accu 5
camera 6
Caps Lock 8
fn lock 9
microfoon, geluid uitschakelen 9
netvoedingsadapter en accu 5
lampje voor draadloze
communicatie 18
luidsprekers
aansluiten 29
luidsprekers, herkennen 10
M
microSD-geheugenkaartlezer,
herkennen 4
Miracast 33
N
netvoedingsconnector
herkennen 5
NFC 21
normen en wetgeving,
toegankelijkheid 75
O
omgevingsvereisten 71
onderdelen
beeldscherm 6
linkerkant 5
Onderkant 16
rechterkant 4
toetsenbordzone 7
onderdelen aan de linkerkant 5
onderdelen aan de rechterkant 4
onderdelen van het beeldscherm 6
Index 79
onderhoud
programma's en
stuurprogramma's bijwerken
54
Onderhoud
Schijfdefragmentatie 53
Schijfopruiming 53
onderkant 17
ondersteunende technologie
doel 73
vinden 74
Openbaar WLAN, verbinding 19
Opstartvolgorde
wijzigen met de f9-prompt 63
opstartvolgorde, wijzigen 59
P
pictogram Energiemeter, gebruiken
37
poorten
HDMI 4, 31
USB SuperSpeed 4
USB SuperSpeed-poort met HP
Sleep and Charge 5
USB Type-C 34
USB Type-C SuperSpeed 4
USB Type-C SuperSpeed-poort en
DisplayPort 30
precisie-touchpad
gebruiken 25
precisie-touchpadbewegingen
schuiven met twee vingers 26
tikken met drie vingers 26
tikken met twee vingers 26
tikken met vier vingers 27
vegen met drie vingers 27
vegen met vier vingers 27
privacyafdekking camera
gebruiken 29
privacyafdekking camera,
herkennen 7
productnaam en -nummer,
computer 16
programma's en stuurprogramma's
bijwerken 54
R
reizen met de computer 17, 56
S
Schijfdefragmentatie, software 53
Schijfopruiming, software 53
schuiven met één vinger, beweging op
het aanraakscherm 28
schuiven met twee vingers,
touchpadbeweging 26
serienummer, computer 16
servicelabels, zoeken 16
Setupprogramma
fabrieksinstellingen herstellen
61
navigeren en selecteren 61
slaapstand
activeren 35
beëindigen 35
slaapstand en hibernationstand,
activeren 35
sleuven
beveiligingskabel 5
sneltoetsen
afbreken 15
gebruiken 15
invoegen 15
microfoon uit 14
onderbreken 15
programmeringsquery 15
schuifvergrendeling 15
software
antivirus 50
Firewall 51
Software
Schijfdefragmentatie 53
Schijfopruiming 53
software-updates installeren 51
speciale toetsen, gebruiken 12
SuperSpeed-poort en DisplayPort-
connector, USB Type-C aansluiten
30
Sure Start
gebruiken 64
systeemherstelpunt, maken 58
T
terugzetmedia
maken met het
downloadhulpprogramma HP
Cloud Recovery 59
maken met Windows-
hulpprogramma's 58
terugzetten 58
tikken, beweging op het touchpad en
aanraakscherm 25
tikken met drie vingers,
touchpadbeweging 26
tikken met twee vingers,
touchpadbeweging 26
tikken met vier vingers,
touchpadbeweging 27
toegankelijkheid 73
Toegankelijkheidsnormen Artikel
508
75
toetsen
actie 13
esc 12
fn 12
touchpad 14
Windows 12
toetsenbord en een optionele muis
gebruiken 28
toets voor draadloze communicatie
18
toets voor microfoon uit,
herkennen 14
toets voor touchpad 14
toets voor vliegtuigmodus 18
touchpad
gebruiken 25
instellingen 7
touchpadbewegingen
schuiven met twee vingers 26
tikken met drie vingers 26
tikken met twee vingers 26
tikken met vier vingers 27
vegen met drie vingers 27
vegen met vier vingers 27
touchpadzone, herkennen 8
TPM-instellingen 63
U
USB SuperSpeed-poort, herkennen
4
USB SuperSpeed-poort met HP Sleep
and Charge, herkennen 5
USB Type-C-poort, aansluiten 30,
34
USB Type-C SuperSpeed-poort,
herkennen 4
uw computer onderhouden 54
uw computer reinigen 54, 56
80 Index
V
vegen met drie vingers,
touchpadbeweging 27
vegen met vier vingers,
touchpadbeweging 27
ventilatieopeningen, herkennen 16
Ventilatieopeningen, herkennen 5
Verbinding maken met WLAN 19
verzenden van de computer 56
video
DisplayPort-apparaat 30
draadloze beeldschermen 33
HDMI-poort 31
USB Type-C 30
Video 30
vingerafdrukken, registreren 50
vingerafdruklezer 52
vingerafdruklezer, herkennen 11
voeding
accu 37
externe 40
volgend nummer, actietoets 14
volume
aanpassen 14
dempen 14
W
Wachtwoorden
beheerder 42
BIOS-beheerder 43
gebruiker 42
Windows
back-up 58
systeemherstelpunt 58
terugzetmedia 58
Windows Hello
gebruiken 50
Windows-hulpprogramma's,
gebruiken 58
Windows-toets, herkennen 12
WLAN-antennes, herkennen 6
WLAN-apparaat 17
WLAN-label 17
WWAN-apparaat 18, 20
Z
zoomen door met twee vingers te
knijpen, beweging op het touchpad
en aanraakscherm 25
Index 81
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91

HP ProBook x360 435 G7 Notebook PC Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor