Asco Series 551 553 Solenoid Valves de handleiding

Type
de handleiding
13
12
508750-001
508750-001
OMSCHRIJVING VAN DE GOEDKEURING
Versies waar de goedkeuring betrekking op heeft (afb. 1 en 11):
Dit zijn monostabiele (met terugstelveer) of bistabiele
magneetafsluiters met een afsluiterhuis van messing
(551-serie) of van roestvast staal (series 551, 553), met
3/2 NC- (normaal gesloten) of 5/2-werking in een van de
buitenlucht geïsoleerde uitvoering. Versies met en zonder
handmatige bediening:
- met ¼” (551) of ½” (553) schroefdraadaansluitingen
- 551,
met ¼” getapte aansluiting max. poortdiepte 11,5 mm.
(Sluit de druktoevoer niet aan op ontluchtingspoort 3. De
“hermetisch afgedichte" constructie is niet geschikt als
"verdeelfunctie" of voor gebruik in NO functie. Speciale
uitvoeringen op aanvraag).
- met NAMUR-aansluiting voor directe montage op enkel-
werkende (3/2 NC) of dubbelwerkende (5/2) pneumatische
actuatoren. Een enkele schuifverdeler kan op twee soorten
bediening worden ingesteld door het onderste deel te
positioneren: (fi g.13a, 13b, zie 1a en 1b)
- serie 551 : van geleverde interface-plaat 3/2 NC – 5/2.
- serie 553 : van geleverde interface-plaat 3/2 NC of 5/2.
551, Met ¼” max. poortdiepte 11,5 mm. (
Sluit de druk-
toevoer niet aan op ontluchtingspoort 3. De “hermetisch
afgedichte" constructie is niet geschikt voor gebruik in
NO functie.
Speciale uitvoeringen op aanvraag).
- Neem bij het aansluiten van de benodigde leidingen voor
de gewenste functie de aanwijzingen in dit document en de
poortmarkeringen op het product in acht.
- Zorg dat er geen vuil in de leidingen kan komen, om schade
aan de afsluiter te voorkomen. Beperk het gebruik van af-
dichttape en afdichtingsmateriaal tot een minimum.
- Deze afsluiters zijn bedoeld voor gebruik met schone en droge
lucht of inert gas. Aanbevolen fi ltratieminimum: 50 micron.
Het dauwpunt van het gebruikte medium dient minstens
10°C onder de minimumtemperatuur te liggen waaraan het
medium ooit zal worden blootgesteld. Indien gesmeerde lucht
wordt gebruikt, dient het smeermiddel geschikt te zijn voor de
gebruikte elastomeren. Instrumentatielucht conform ANSI/ISA
norm S7.3 (1975) voldoet ruimschoots aan deze vereisten
en is daardoor een geschikt medium voor deze afsluiters.
!
Alle uitlaatpoorten van de afsluiters en stuurkleppen
moeten worden beschermd met roestvaststalen
uitlaatbeschermers. Sluit de uitlaatbeschermers aan
op poort 3 (3/2 NC) of poorten 3 - 5 (5/2). Bij gebruik
buiten of opslag voor langere tijd en/of bij blootstelling
aan veeleisende omgevingen (stof, vloeistoffen, enz.)
moeten uitlaatbeschermers worden gebruikt. De betrouw-
baarheid van de afsluiter kan niet worden gegarandeerd
indien een uitlaatbescherming anders dan de geleverde
bescherming wordt gebruikt.
- Maximale werkdruk:
- 2 tot 10,4 bar
- 2 tot 8 bar
(195/LISC)
BESCHRIJVING
ATEX 94/9/EG-versies: Zie "Speciale voorwaarden voor
veilig gebruik".
Versies die geïsoleerd zijn van de buitenlucht: De inwen-
dige delen van de afsluiter zijn geïsoleerd van de buitenlucht,
voor bescherming in schadelijke omgevingen. Op alle uitlaat-
openingen van deze schuifafsluiter kunnen leidingen worden
aangesloten, zodat ze optimaal kunnen worden afgeschermd
van hun omgeving en van het milieu. Daardoor zijn ze met
name geschikt voor installaties in gevoelige omgevingen zoals
in stofvrije ruimten, in de farmaceutische industrie en in de
voedingsmiddelenindustrie. Bij gebruik in de buitenlucht en bij
gebruik in veeleisende omgevingen (stof, dampen, enz.) moet
u leidingen of appendages op de uitlaatpoorten aansluiten
om de inwendige delen van de schuifafsluiter te beschermen.
SPECIALE VOORWAARDEN VOOR VEILIG GEBRUIK
ATEX 94/9/EG-versies: De afsluiter moet worden geaardd (zie. F).
Opslageisen: beschermen tegen weersinvloeden, opslagtem-
peratuur:
-40 C tot +70°C ;
relatieve vochtigheid
: 95 %
Bewaar het schuifventiel in zijn originele verpakking zolang u
hem niet gebruikt. Laat de bescherming op de aansluitpoorten
en over de magneetkoppen zitten.
Omgevingstemperatuur: -40°C tot +60°C (+80°C, 551, roestvast staal).
De maximale temperatuur van het medium mag de omge-
vingstemperatuur niet overschrijden.
Na opslag bij een lage temperatuur dienen de verdelers
geleidelijk aan op gebruikstemperatuur te worden ge-
bracht voordat deze onder druk worden gezet.
De elektrische schuifventielen zijn ontworpen voor toepassin-
gen zoals vermeld op het naamplaatje. Zonder voorafgaande
toestemming van de fabrikant of zijn vertegenwoordiger, mag
geen enkele wijziging aan het product worden aangebracht.
Deze elektrische verdelers werken op gefi lterde lucht
of neutrale gassen. De maximaal toelaatbare druk van de
verdeler (= 8/10,4 bar) mag niet worden overschreden.
De installatie en het onderhoud van de verdeler mogen alleen
worden uitgevoerd door gespecialiseerd personeel.
Standaard pneumatisch bediende versies IP67 of versies voor ge-
bruik in een explosiegevaarlijke omgeving die wordt veroorzaakt door
gassen, dampen, mist of stof volgens de ATEX Richtlijn 94/9/EG. (De
zoneclassifi catie voor deze versie staat op het ATEX-etiket, ref. E2).
E2/Beschermingsgraad: II 2GD IIC X
Ta 60°C T85°C (T6)
Conformiteit met de Fundamentele gezondheidsvoorschriften
en veiligheidseisen is gegarandeerd door de conformiteit met
de Europese normen EN 13463-1.
Elektropneumatisch bediende versies met magneetkoppen:
- IP 65 afdichting of
- gecertifi ceerd voor gebruik in explosiegevaarlijke omgeving
volgens ATEX Richtlijn 94/9/EG.
Versies met magneetkoppen met ASCO-montageplaat,
standaard IP65 of voor gebruik in een explosiegevaarlijke
omgeving II 3D IP65 of ATEX/IECEx Ex d, m, em, ia.
Versies met stuurautomaten met CNOMO E06.05.80
(grootte 30) montageplaat, standaard IP65 of monta-
geplaten van stuurautomaten voor gebruik in explosiege-
vaarlijke omgeving volgens ATEX Ex d of Ex ia.
Let op (CNOMO-stuurautomaten): De plaatsing van
de verdelers in zones (ATEX 1999/92/EC) wordt in de
eerste plaats gedefi nieerd door de vermeldingen op
het etiket (ref. E2) op de behuizing van iedere verdeler.
E2/Beschermingsgraad: II 2GD IIC X
Ta 60°C T85°C (T6)
Neem bij het monteren van dit product op een stuurklep
volgens ATEX 94/9/EG de minst gunstige categorie, maxi-
male werkdruk en temperatuur in acht. Conformiteit met
de Fundamentele gezondheidsvoorschriften en veilig-
heidseisen is gegarandeerd door de conformiteit met
de Europese normen EN 13463-1.
De montagerichting voor de stuurautomaten zoals aangeduid
in fi guur
5/6/7/8/10
en de vermelde aanhaalkoppels dienen
in acht te worden genomen. Voor magneetkoppen en
stuurautomaten volgens ATEX 94/9/EG dienen de ge-
bruiksinstructies die gegeven worden in de specifi eke
installatie-instructies die met het product worden geleverd
strikt te worden opgevolgd.
MONTAGE
!
ATEX 94/9/EG-versies: Zorg dat alle metalen en ge-
leidende onderdelen altijd op elkaar zijn aangesloten en
geaard zijn. Het afsluiterhuis is via de bevestigingsschroef
(zie F) geaard.
De afsluiters mogen in alle standen worden gemonteerd.
Versies met schroefdraadaansluitingen (fi g. 3a, fi g. 3b):
Monteer de afsluiter met behulp van twee bouten (zie 1) (niet
bij levering inbegrepen).
Versies met NAMUR-aansluiting (fi g. 13a, 13b):
Kies de gewenste werking voordat u het schuifventiel monteert
op de actuator. (zie 1a of 1b)
- Serie 551 : Neem de interface-plaat en draai hem 180° om hem
in de aanbevolen 3/2 NC of 5/2 functie te zetten.
- Serie 553 : Selecteer de interface-plaat in overeenstemming
met de aanbevolen 3/2 NC of 5/2 functie.
- Zorg voor correcte plaatsing van de afdichting (zie.7)
- Monteer de functieplaat met behulp van de 2 meegeleverde
bouten (zie 8) onder de schuifafsluiter. De functie-indicatie
moet zich aan de retourzijde (codering) bevinden.
- Plaats de 2 O-ringen (zie 9).
- Plaats, indien nodig, de positioneerstift op de kop:
Op de 3/2 NC-functieplaat bevindt de centreeropening Ø 5 zich bij A1.
Op de 5/2-functieplaat bevindt de centreeropening Ø 5 zich bij A2.
PNEUMATISCHE AANSLUITING (fi g. 3a, 3b, 13a en 13b)
Afhankelijk van de versie (3/2 NC of 5/2), kunnen één of twee
roestvaststalen uitlaatbeschermers worden gebruikt (zie fi g. 2).
Aansluiting van de pneumatisch gestuurde versie:
G 1/8 of NPT 1/8 of G 1/4 of NPT 1/4.
ALGEMENE INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES
3/2 NC
NL
Magneetafsluiters uit de 551-serie met messing huis, of uit de 551-/553-serie met roest-
vaststalen huis, en voorzien van ¼”- of ½”-schroefdraad of een NAMUR-aansluiting
5/2 - 5/3
Aansluiting van de stuuruitlaten
De uitlaatgassen kunnen worden opgevangen, afhankelijk
van de gebruikte afsluiterversie.
Handmatige bediening
Afhankelijk van de versie worden de producten geleverd met
of
zonder handmatige bediening om ook te werken zonder
stroom. De handmatige bediening wordt aangegeven met het
symbool ( ), in fi g. 7, en zie 10 in fi g. 3a, 3b, 13a, 13b.
Het type handbediening, impulstype of van schakeltype
(duw-/draaitype), wordt aangeduid door het symbool ( )
in fi g. 3a, 3b, 13a en 13b. Beide typen maken stroomloze
bediening mogelijk.
!
Controleer vóór iedere inbedrijfstelling of de hand-
matige bediening is teruggezet op diens gedeactiveerde
stand "0", teneinde elk risico op persoonlijk letsel en op
beschadiging van de apparatuur te vermijden.
Aanpassing aan externe stuurvoorziening
(fi g.3a, 3b, 13a en 13b, zie 6)
Algemene aanbevelingen voor pneumatische aanslui-
tingen
De leidingen moeten correct worden ondersteund en uitgelijnd
om elke mechanische belasting van de afsluiter te vermijden.
Bij het vastschroeven mag u de afsluiter niet als hefboom
gebruiken. Plaats gereedschappen zo dicht mogelijk bij de te
maken verbinding. Gebruik een zodanig koppel voor leiding-
verbindingen dat het product NIET WORDT BESCHADIGD.
Versies met schroefdraadaansluitingen ¼”- ½” (fi g. 3a,
g.3b):
Aansluiten van de schuifafsluiter:
Sluit de leidingen aan zoals aangegeven op het typeplaatje.
- Werking 3/2 NC:
Drukinlaat via poort 1 (met ¼”- of ½”-schroefdraad).
Drukuitlaat via poort 2.
Uitlaat via poort 3 (met ¼”- of ½”-schroefdraad).
- Werking 5/2:
Drukinlaat via poort 1. Drukuitlaat via de poorten 2 en 4.
De uitlaten van de afsluiter worden naar de poorten 3 en 5 geleid.
Versies met NAMUR-aansluiting (fi g 13a, 13b):
Aansluiting van de schuifafsluiter:
Sluit de leidingen aan zoals aangegeven op het typeplaatje.
- Werking 3/2 NC:
Drukinlaat via poort 1 (met ¼”- of ½”-schroefdraad).
Drukuitlaat via poort 2.
Uitlaat via poort 3 (messing huis: 1/8 ; roestvaststalen
huis: 1/4" of 1/2" schroefdraad).
De afsluiter leidt de uitlaat van de terugstelveerkamers bij
enkelvoudige werking naar poort 3. We raden u aan om poort
5 (niet gebruikt) af te schermen, maar niet af te sluiten.
- Werking 5/2:
Drukinlaat via poort 1 (met ¼”- of ½”-schroefdraad).
Drukuitlaat via de poorten 2 en 4.
De afsluiter leidt de uitlaten naar de poorten 3 en 5 (messing
huis: 1/8 ; roestvaststalen huis: 1/4" of 1/2" schroefdraad).
Aansluiting van uitlaatverloopstukken (messing huis):
Schuifafsluiters uit de serie 551 worden conform bestelling
geleverd met of zonder 1/8" miniatuur-uitlaatverloopstukken,
achtervoegsel M (fi g. 13a).
Deze instelbare mini-uitlaatverloopstukken worden gebruikt
om de bedrijfssnelheid van de actuator aan te passen. Ze
kunnen ook worden aangesloten (1/8" schroefdraad) om
de uitlaatgassen op te vangen.
Monteren / instellen (fi g. 3a):
Versie 3/2 NC = 1 uitlaatverloopstuk moet worden gemonteerd
aan poort 3.
Versie 5/2 = 2 uitlaatverloopstukken dienen te worden
gemonteerd aan poorten 3 en 5
Duw de schroef (4) op het verloopstuk in het gat en schroef
hem vast tot tegen de aanslag; draai hem vervolgens losser
om de uitlaatstroom te verhogen (nooit meer dan twee
slagen, max. doorstroom verkregen bij één slag).
Draai de borgmoer (4a) vast met een sleutel van 13 mm.
Voer een ruwe afstelling uit voordat de druk wordt aange-
bracht en voer een fi jnafstelling uit na het onder druk brengen.
ELEKTRISCHE AANSLUITING
Voordat men aan het werk begint moeten alle spanning-
voerende delen spanningsloos worden gemaakt.
Alle schroefaansluitingen moeten vóór inbedrijf-stelling tot het
geschikte aandraaimoment worden vastgedraaid.
Maak de verbinding met de aarde voor versies > 48 V.
Versie met magneetkoppen met ASCO-aansluiting:
Zie de aanvullende installatie-instructies die bij elke
magneetkop worden meegeleverd.
IP65-magneetknop (fi g. 3a, 3b en 13a, 13b): Monteer de
eerst spoel op de buis (360° draaibaar) en daarna de los-
neembare ISO 4400/EN 175101-803A aansluiting (kabel-
diam. 6-10 mm) draaibaar over 90° (3 pennen: 2 + aarde).
Versies met CNOMO-montageplaat:
Zie de aanvullende installatie-instructies die worden
geleverd met elke stuurklep.
Algemene aanbevelingen:
De elektrische aansluiting dient te gebeuren door een vak-
man en in overeenstemming met de geldende voorschriften
en normen.
Let op:
- Afhankelijk van de spanning moeten de elektrische com-
ponenten eventueel worden geaard volgens de lokaal
geldende wet- en regelgeving.
De meeste afsluiters zijn uitgerust met spoelen voor continu
gebruik. Om elk risico op lichamelijk letsel te vermijden, dient
men aanraking van de magneetkop te voorkomen omdat
die bij normaal gebruik heet kan worden. In voorkomende
gevallen dient men de magneetkop af te schermen voor
aanraking.
ONDERHOUD
!
Voor de inbedrijfname en voordat u begint aan onder-
houdswerk moet u de elektrische voeding uitschakelen en de
afsluiter drukloos maken om elk risico op het ontstaan van
persoonlijk letsel of materiële schade te vermijden.
ATEX-versies: neem alle voorschriften conform de Euro-
pese richtlijn 99/92/EG en de hiervan afgeleide normen
strikt in acht.
Reiniging
Hoeveel onderhoud de afsluiters vereisen, hangt af van de
gebruiksomstandigheden. Zorg voor regelmatig onderhoud.
Controleer tijdens het onderhoud of onderdelen zijn versleten.
Een reinigingsbeurt is nodig wanneer werkritme vertraagt
terwijl de stuurdruk correct is, of wanneer een abnormaal
geluid of lek wordt waargenomen.
Geluidsniveau
De geluidsemissie hangt sterk af van de toepassing, en
van het gebruikte medium en de apparatuur. De bepaling
van het geluidsniveau kan pas uitgevoerd worden nadat de
afsluiter is ingebouwd.
Preventief onderhoud
- Gebruik de afsluiter ten minste één keer per maand om
de werking ervan te controleren.
- In geval van problemen of als er onduidelijkheden tijdens
montage, gebruik of onderhoud optreden, neem dan con-
tact met ons op of met één van onze vertegenwoordigers.
Storingen verhelpen
- Verkeerde uitlaatdruk: Controleer de druk aan de inlaat-
zijde van de afsluiter, deze moet overeenstemmen met
de specifi caties op het typeplaatje.
Let op: zorg voor een minimale stuurdruk van 2 bar.
Controleer of de afsluiter correct werkt voordat u hem
opnieuw in bedrijf stelt, om zo elk risico op lichamelijk
letsel of materiële schade te vermijden.
Reserveonderdelen
De spoel is verkrijgbaar als reserveonderdeel.
Vervang zo nodig de gehele afsluiter.
ALGEMENE INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES
3/2 NC
NL
Magneetafsluiters uit de 551-serie met messing huis, of uit de 551-/553-serie met roest-
vaststalen huis, en voorzien van ¼”- of ½”-schroefdraad of een NAMUR-aansluiting
5/2 - 5/3

Documenttranscriptie

ALGEMENE INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES Magneetafsluiters uit de 551-serie met messing huis, of uit de 551-/553-serie met roestvaststalen huis, en voorzien van ¼”- of ½”-schroefdraad of een NAMUR-aansluiting OMSCHRIJVING VAN DE GOEDKEURING Versies waar de goedkeuring betrekking op heeft (afb. 1 en 11): Dit zijn monostabiele (met terugstelveer) of bistabiele magneetafsluiters met een afsluiterhuis van messing (551-serie) of van roestvast staal (series 551, 553), met 3/2 NC- (normaal gesloten) of 5/2-werking in een van de buitenlucht geïsoleerde uitvoering. Versies met en zonder handmatige bediening: - met ¼” (551) of ½” (553) schroefdraadaansluitingen - 551, met ¼” getapte aansluiting max. poortdiepte 11,5 mm. (Sluit de druktoevoer niet aan op ontluchtingspoort 3. De “hermetisch afgedichte" constructie is niet geschikt als "verdeelfunctie" of voor gebruik in NO functie. Speciale uitvoeringen op aanvraag). - met NAMUR-aansluiting voor directe montage op enkelwerkende (3/2 NC) of dubbelwerkende (5/2) pneumatische actuatoren. Een enkele schuifverdeler kan op twee soorten bediening worden ingesteld door het onderste deel te positioneren: (fig.13a, 13b, zie 1a en 1b) - serie 551 : van geleverde interface-plaat 3/2 NC – 5/2. - serie 553 : van geleverde interface-plaat 3/2 NC of 5/2. 551, Met ¼” max. poortdiepte 11,5 mm. (Sluit de druktoevoer niet aan op ontluchtingspoort 3. De “hermetisch afgedichte" constructie is niet geschikt voor gebruik in NO functie. Speciale uitvoeringen op aanvraag). - Neem bij het aansluiten van de benodigde leidingen voor de gewenste functie de aanwijzingen in dit document en de poortmarkeringen op het product in acht. - Zorg dat er geen vuil in de leidingen kan komen, om schade aan de afsluiter te voorkomen. Beperk het gebruik van afdichttape en afdichtingsmateriaal tot een minimum. - Deze afsluiters zijn bedoeld voor gebruik met schone en droge lucht of inert gas. Aanbevolen filtratieminimum: 50 micron. Het dauwpunt van het gebruikte medium dient minstens 10°C onder de minimumtemperatuur te liggen waaraan het medium ooit zal worden blootgesteld. Indien gesmeerde lucht wordt gebruikt, dient het smeermiddel geschikt te zijn voor de gebruikte elastomeren. Instrumentatielucht conform ANSI/ISA norm S7.3 (1975) voldoet ruimschoots aan deze vereisten en is daardoor een geschikt medium voor deze afsluiters. Alle uitlaatpoorten van de afsluiters en stuurkleppen ! moeten worden beschermd met roestvaststalen uitlaatbeschermers. Sluit de uitlaatbeschermers aan op poort 3 (3/2 NC) of poorten 3 - 5 (5/2). Bij gebruik buiten of opslag voor langere tijd en/of bij blootstelling aan veeleisende omgevingen (stof, vloeistoffen, enz.) moeten uitlaatbeschermers worden gebruikt. De betrouwbaarheid van de afsluiter kan niet worden gegarandeerd indien een uitlaatbescherming anders dan de geleverde bescherming wordt gebruikt. - Maximale werkdruk: - 2 tot 10,4 bar - 2 tot 8 bar (195/LISC) BESCHRIJVING ATEX 94/9/EG-versies: Zie "Speciale voorwaarden voor veilig gebruik". Versies die geïsoleerd zijn van de buitenlucht: De inwendige delen van de afsluiter zijn geïsoleerd van de buitenlucht, voor bescherming in schadelijke omgevingen. Op alle uitlaatopeningen van deze schuifafsluiter kunnen leidingen worden aangesloten, zodat ze optimaal kunnen worden afgeschermd van hun omgeving en van het milieu. Daardoor zijn ze met name geschikt voor installaties in gevoelige omgevingen zoals in stofvrije ruimten, in de farmaceutische industrie en in de voedingsmiddelenindustrie. Bij gebruik in de buitenlucht en bij gebruik in veeleisende omgevingen (stof, dampen, enz.) moet u leidingen of appendages op de uitlaatpoorten aansluiten om de inwendige delen van de schuifafsluiter te beschermen. SPECIALE VOORWAARDEN VOOR VEILIG GEBRUIK ATEX 94/9/EG-versies: De afsluiter moet worden geaardd (zie.F). Opslageisen: beschermen tegen weersinvloeden, opslagtemperatuur: -40 C tot +70°C ; relatieve vochtigheid: 95 % Bewaar het schuifventiel in zijn originele verpakking zolang u hem niet gebruikt. Laat de bescherming op de aansluitpoorten en over de magneetkoppen zitten. Omgevingstemperatuur: -40°C tot +60°C (+80°C, 551, roestvast staal). De maximale temperatuur van het medium mag de omgevingstemperatuur niet overschrijden. 3/2 NC 5/2 - 5/3 NL Na opslag bij een lage temperatuur dienen de verdelers geleidelijk aan op gebruikstemperatuur te worden gebracht voordat deze onder druk worden gezet. De elektrische schuifventielen zijn ontworpen voor toepassingen zoals vermeld op het naamplaatje. Zonder voorafgaande toestemming van de fabrikant of zijn vertegenwoordiger, mag geen enkele wijziging aan het product worden aangebracht. Deze elektrische verdelers werken op gefilterde lucht of neutrale gassen. De maximaal toelaatbare druk van de verdeler (= 8/10,4 bar) mag niet worden overschreden. De installatie en het onderhoud van de verdeler mogen alleen worden uitgevoerd door gespecialiseerd personeel. • Standaard pneumatisch bediende versies IP67 of versies voor gebruik in een explosiegevaarlijke omgeving die wordt veroorzaakt door gassen, dampen, mist of stof volgens de ATEX Richtlijn 94/9/EG. (De zoneclassificatie voor deze versie staat op het ATEX-etiket, ref. E2). E2/Beschermingsgraad: II 2GD IIC X Ta 60°C T85°C (T6) Conformiteit met de Fundamentele gezondheidsvoorschriften en veiligheidseisen is gegarandeerd door de conformiteit met de Europese normen EN 13463-1. • Elektropneumatisch bediende versies met magneetkoppen: - IP 65 afdichting of - gecertificeerd voor gebruik in explosiegevaarlijke omgeving volgens ATEX Richtlijn 94/9/EG. • Versies met magneetkoppen met ASCO-montageplaat, standaard IP65 of voor gebruik in een explosiegevaarlijke omgeving II 3D IP65 of ATEX/IECEx Ex d, m, em, ia. • Versies met stuurautomaten met CNOMO E06.05.80 (grootte 30) montageplaat, standaard IP65 of montageplaten van stuurautomaten voor gebruik in explosiegevaarlijke omgeving volgens ATEX Ex d of Ex ia. Let op (CNOMO-stuurautomaten): De plaatsing van de verdelers in zones (ATEX 1999/92/EC) wordt in de eerste plaats gedefinieerd door de vermeldingen op het etiket (ref. E2) op de behuizing van iedere verdeler. E2/Beschermingsgraad: II 2GD IIC X Ta 60°C T85°C (T6) Neem bij het monteren van dit product op een stuurklep volgens ATEX 94/9/EG de minst gunstige categorie, maximale werkdruk en temperatuur in acht. Conformiteit met de Fundamentele gezondheidsvoorschriften en veiligheidseisen is gegarandeerd door de conformiteit met de Europese normen EN 13463-1. De montagerichting voor de stuurautomaten zoals aangeduid in figuur 5/6/7/8/10 en de vermelde aanhaalkoppels dienen in acht te worden genomen. Voor magneetkoppen en stuurautomaten volgens ATEX 94/9/EG dienen de gebruiksinstructies die gegeven worden in de specifieke installatie-instructies die met het product worden geleverd strikt te worden opgevolgd. MONTAGE ! ATEX 94/9/EG-versies: Zorg dat alle metalen en geleidende onderdelen altijd op elkaar zijn aangesloten en geaard zijn. Het afsluiterhuis is via de bevestigingsschroef (zie F) geaard. De afsluiters mogen in alle standen worden gemonteerd. Versies met schroefdraadaansluitingen (fig. 3a, fig. 3b): Monteer de afsluiter met behulp van twee bouten (zie 1) (niet bij levering inbegrepen). Versies met NAMUR-aansluiting (fig. 13a, 13b): Kies de gewenste werking voordat u het schuifventiel monteert op de actuator. (zie 1a of 1b) - Serie 551 : Neem de interface-plaat en draai hem 180° om hem in de aanbevolen 3/2 NC of 5/2 functie te zetten. - Serie 553 : Selecteer de interface-plaat in overeenstemming met de aanbevolen 3/2 NC of 5/2 functie. - Zorg voor correcte plaatsing van de afdichting (zie.7) - Monteer de functieplaat met behulp van de 2 meegeleverde bouten (zie 8) onder de schuifafsluiter. De functie-indicatie moet zich aan de retourzijde (codering) bevinden. - Plaats de 2 O-ringen (zie 9). - Plaats, indien nodig, de positioneerstift op de kop: • Op de 3/2 NC-functieplaat bevindt de centreeropening Ø 5 zich bij A1. • Op de 5/2-functieplaat bevindt de centreeropening Ø 5 zich bij A2. PNEUMATISCHE AANSLUITING (fig. 3a, 3b, 13a en 13b) Afhankelijk van de versie (3/2 NC of 5/2), kunnen één of twee roestvaststalen uitlaatbeschermers worden gebruikt (zie fig. 2). • Aansluiting van de pneumatisch gestuurde versie: G 1/8 of NPT 1/8 of G 1/4 of NPT 1/4. 12 508750-001 ALGEMENE INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES Magneetafsluiters uit de 551-serie met messing huis, of uit de 551-/553-serie met roestvaststalen huis, en voorzien van ¼”- of ½”-schroefdraad of een NAMUR-aansluiting • Aansluiting van de stuuruitlaten De uitlaatgassen kunnen worden opgevangen, afhankelijk van de gebruikte afsluiterversie. • Handmatige bediening Afhankelijk van de versie worden de producten geleverd met of zonder handmatige bediening om ook te werken zonder stroom. De handmatige bediening wordt aangegeven met het symbool ( ), in fig. 7, en zie 10 in fig. 3a, 3b, 13a, 13b. Het type handbediening, impulstype of van schakeltype (duw-/draaitype), wordt aangeduid door het symbool ( ) in fig. 3a, 3b, 13a en 13b. Beide typen maken stroomloze bediening mogelijk. ! Controleer vóór iedere inbedrijfstelling of de handmatige bediening is teruggezet op diens gedeactiveerde stand "0", teneinde elk risico op persoonlijk letsel en op beschadiging van de apparatuur te vermijden. • Aanpassing aan externe stuurvoorziening (fig.3a, 3b, 13a en 13b, zie 6) • Algemene aanbevelingen voor pneumatische aansluitingen De leidingen moeten correct worden ondersteund en uitgelijnd om elke mechanische belasting van de afsluiter te vermijden. Bij het vastschroeven mag u de afsluiter niet als hefboom gebruiken. Plaats gereedschappen zo dicht mogelijk bij de te maken verbinding. Gebruik een zodanig koppel voor leidingverbindingen dat het product NIET WORDT BESCHADIGD. • Versies met schroefdraadaansluitingen ¼”- ½” (fig. 3a, fig.3b): Aansluiten van de schuifafsluiter: Sluit de leidingen aan zoals aangegeven op het typeplaatje. - Werking 3/2 NC: Drukinlaat via poort 1 (met ¼”- of ½”-schroefdraad). Drukuitlaat via poort 2. Uitlaat via poort 3 (met ¼”- of ½”-schroefdraad). - Werking 5/2: Drukinlaat via poort 1. Drukuitlaat via de poorten 2 en 4. De uitlaten van de afsluiter worden naar de poorten 3 en 5 geleid. • Versies met NAMUR-aansluiting (fig 13a, 13b): Aansluiting van de schuifafsluiter: Sluit de leidingen aan zoals aangegeven op het typeplaatje. - Werking 3/2 NC: Drukinlaat via poort 1 (met ¼”- of ½”-schroefdraad). Drukuitlaat via poort 2. Uitlaat via poort 3 (messing huis: 1/8 ; roestvaststalen huis: 1/4" of 1/2" schroefdraad). De afsluiter leidt de uitlaat van de terugstelveerkamers bij enkelvoudige werking naar poort 3.We raden u aan om poort 5 (niet gebruikt) af te schermen, maar niet af te sluiten. - Werking 5/2: Drukinlaat via poort 1 (met ¼”- of ½”-schroefdraad). Drukuitlaat via de poorten 2 en 4. De afsluiter leidt de uitlaten naar de poorten 3 en 5 (messing huis: 1/8 ; roestvaststalen huis: 1/4" of 1/2" schroefdraad). • Aansluiting van uitlaatverloopstukken (messing huis): Schuifafsluiters uit de serie 551 worden conform bestelling geleverd met of zonder 1/8" miniatuur-uitlaatverloopstukken, achtervoegsel M (fig. 13a). Deze instelbare mini-uitlaatverloopstukken worden gebruikt om de bedrijfssnelheid van de actuator aan te passen. Ze kunnen ook worden aangesloten (1/8" schroefdraad) om de uitlaatgassen op te vangen. Monteren / instellen (fig. 3a): Versie 3/2 NC = 1 uitlaatverloopstuk moet worden gemonteerd aan poort 3. Versie 5/2 = 2 uitlaatverloopstukken dienen te worden gemonteerd aan poorten 3 en 5 Duw de schroef (4) op het verloopstuk in het gat en schroef hem vast tot tegen de aanslag; draai hem vervolgens losser om de uitlaatstroom te verhogen (nooit meer dan twee slagen, max. doorstroom verkregen bij één slag). Draai de borgmoer (4a) vast met een sleutel van 13 mm. Voer een ruwe afstelling uit voordat de druk wordt aangebracht en voer een fijnafstelling uit na het onder druk brengen. 3/2 NC 5/2 - 5/3 NL ELEKTRISCHE AANSLUITING Voordat men aan het werk begint moeten alle spanningvoerende delen spanningsloos worden gemaakt. Alle schroefaansluitingen moeten vóór inbedrijf-stelling tot het geschikte aandraaimoment worden vastgedraaid. Maak de verbinding met de aarde voor versies > 48 V. • Versie met magneetkoppen met ASCO-aansluiting: Zie de aanvullende installatie-instructies die bij elke magneetkop worden meegeleverd. IP65-magneetknop (fig. 3a, 3b en 13a, 13b): Monteer de eerst spoel op de buis (360° draaibaar) en daarna de losneembare ISO 4400/EN 175101-803A aansluiting (kabeldiam. 6-10 mm) draaibaar over 90° (3 pennen: 2 + aarde). • Versies met CNOMO-montageplaat: Zie de aanvullende installatie-instructies die worden geleverd met elke stuurklep. • Algemene aanbevelingen: De elektrische aansluiting dient te gebeuren door een vakman en in overeenstemming met de geldende voorschriften en normen. Let op: - Afhankelijk van de spanning moeten de elektrische componenten eventueel worden geaard volgens de lokaal geldende wet- en regelgeving. De meeste afsluiters zijn uitgerust met spoelen voor continu gebruik. Om elk risico op lichamelijk letsel te vermijden, dient men aanraking van de magneetkop te voorkomen omdat die bij normaal gebruik heet kan worden. In voorkomende gevallen dient men de magneetkop af te schermen voor aanraking. ONDERHOUD ! Voor de inbedrijfname en voordat u begint aan onderhoudswerk moet u de elektrische voeding uitschakelen en de afsluiter drukloos maken om elk risico op het ontstaan van persoonlijk letsel of materiële schade te vermijden. ATEX-versies: neem alle voorschriften conform de Europese richtlijn 99/92/EG en de hiervan afgeleide normen strikt in acht. • Reiniging Hoeveel onderhoud de afsluiters vereisen, hangt af van de gebruiksomstandigheden. Zorg voor regelmatig onderhoud. Controleer tijdens het onderhoud of onderdelen zijn versleten. Een reinigingsbeurt is nodig wanneer werkritme vertraagt terwijl de stuurdruk correct is, of wanneer een abnormaal geluid of lek wordt waargenomen. • Geluidsniveau De geluidsemissie hangt sterk af van de toepassing, en van het gebruikte medium en de apparatuur. De bepaling van het geluidsniveau kan pas uitgevoerd worden nadat de afsluiter is ingebouwd. • Preventief onderhoud - Gebruik de afsluiter ten minste één keer per maand om de werking ervan te controleren. - In geval van problemen of als er onduidelijkheden tijdens montage, gebruik of onderhoud optreden, neem dan contact met ons op of met één van onze vertegenwoordigers. • Storingen verhelpen - Verkeerde uitlaatdruk: Controleer de druk aan de inlaatzijde van de afsluiter, deze moet overeenstemmen met de specificaties op het typeplaatje. Let op: zorg voor een minimale stuurdruk van 2 bar. Controleer of de afsluiter correct werkt voordat u hem opnieuw in bedrijf stelt, om zo elk risico op lichamelijk letsel of materiële schade te vermijden. • Reserveonderdelen De spoel is verkrijgbaar als reserveonderdeel. Vervang zo nodig de gehele afsluiter. 13 508750-001
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18

Asco Series 551 553 Solenoid Valves de handleiding

Type
de handleiding