Miller AUTO-CONTINUUM 350 de handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Processen
OM-277115A/dut 201703
AutoContinuum
350 en 500
met Insight Coret
CE
Processen
Beschrijving
Booglassen energiebron
Boogsnijden en gutsen
met koolelektrode en
perslucht (CAC-A)
Bestand: Geavanceerde fabriekssystemen
MIG (GMAW)lassen
Gepulseerd MIG (GMAW-P)
Lassen met gevulde draad
(FCAW)
®
Voor informatie over de
producten, zie de
Gebruikershandleiding en ga
verder naar
www.MillerWelds.com
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Miller Electric maakt een complete lijn
lasapparaten en aanverwante
lasproducten. Wilt u meer informatie
over de andere kwaliteitsproducten van Miller, neem dan contact op met uw
Miller-leverancier. Hij heeft de nieuwste overzichtscatalogus en afzonderlijke
productleaflets voor u.
Bedankt en gefeliciteerd dat u voor Miller hebt gekozen. Nu kunt u aan de
slag en alles meteen goed doen. Wij weten dat u geen tijd heeft om het an-
ders dan meteen goed te doen.
Om die reden zorgde Niels Miller, toen hij in 1929 voor het eerst met het
bouwen van booglasapparatuur begon, er dan ook voor dat zijn producten
lang meegingen en van superieure kwaliteit waren. Net als u nu konden
zijn klanten toen zich geen mindere kwaliteit veroorloven. De producten
van Miller moesten het beste van het beste zijn. Zij moesten gewoon het
allerbeste zijn dat er te koop was.
Tegenwoordig zetten de mensen die Miller-producten bouwen en verkopen
die traditie voort. Ook zij zijn vastbesloten om apparatuur en service te
bieden die voldoet aan de hoge kwaliteits- en prestatiestandaards die in
1929 zijn vastgelegd.
Deze handleiding voor de eigenaar is gemaakt om u optimaal gebruik te
kunnen laten maken van uw Miller-producten. Neem even de tijd om de
veiligheidsvoorschriften door te lezen. Ze helpen u om uzelf te beschermen
tegen mogelijke gevaren op de werkplek. We hebben ervoor gezorgd, dat u
de apparatuur snel en gemakkelijk kunt installeren. Bij Miller kunt u reke-
nen op jarenlange betrouwbare service en goed
onderhoud. En mocht uw apparatuur om wat
voor reden dan ook ooit moeten worden gerepa-
reerd, dan kunt u in het hoofdstuk Onderhoud &
Storingen precies nagaan wat het probleem is.
Aan de hand van de onderdelenlijst kunt u bepa-
len welk onderdeel u precies nodig hebt om het
probleem te verhelpen. Ook vindt u de garantie
en de onderhoudsinformatie voor uw specifieke
model bijgesloten.
Miller was de allereerste
fabrikant van lasapparatuur in
de VS die het ISO 9001
kwaliteitscertificaat behaal-
de.
Elke krachtbron van Miller
gaat vergezeld de meest
probleemloze garantie in
onze bedrijfstak u werkt er
hard genoeg voor.
Van Miller voor u
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 VEILIGHEIDSMAATREGELEN LEES DIT VÓÓR GEBRUIK 1....................
1-1. De betekenis van de symbolen 1.........................................................
1-2. De risico’s van het booglassen 1.........................................................
1-3. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud 3..............................
1-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen 4..................................................
1-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften 5....................................................
1-6. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie) 5.........................
HOOFDSTUK 2 DEFINITIES 7................................................................
2-1. Aanvullende veiligheidssymbolen en definities 7.............................................
2-2. Diverse symbolen en definities 9.........................................................
HOOFDSTUK 3 SPECIFICATIES 10............................................................
3-1. Locatie van de labels met het serienummer en de technische gegevens 10.......................
3-2. Specificaties 350 Model 10...............................................................
3-3. Specificaties 500 Model 10...............................................................
3-4. Afmetingen en gewicht 10................................................................
3-5. Statische kenmerken 11.................................................................
3-6. Omgevingsspecificaties 11...............................................................
3-7. Inschakelduur en oververhitting 12.........................................................
HOOFDSTUK 4 INSTALLATIE 13..............................................................
4-1. Een locatie selecteren 13.................................................................
4-2. Klemmen voor de laskabels en kabelafmetingen bepalen* 14...................................
4-3. De lasstroomkabels aansluiten 15.........................................................
4-4. Informatie afstands 10pins stekkerdoos voor de draadaanvoerunit RC2 16......................
4-5. Informatie spanningsdetectie stekkerdoos RC3 16............................................
4-6. Functies stekkerdoos randapparatuur RC22 17..............................................
4-7. Extra beveiliging CB1, communicatiepaneel en noodstop 17...................................
4-8. Stekkerdoos netwerkapparatuur 18........................................................
4-9. Leidraad voor elektrotechnisch onderhoud 19................................................
4-10. De 3fasen voeding aansluiten 20.........................................................
HOOFDSTUK 5 AANBEVOLEN INSTELPROCEDURES 22........................................
5-1. Lascircuit 22...........................................................................
5-2. Laskabels zo leggen dat inductantie minimaal is 23...........................................
5-3. Meerdere lasstroombronnen gebruiken 24..................................................
5-4. Aansluitingen van spanningsdetectiekabel en werkstukkabel bij meerdere lasbogen 25.............
5-5. Aarding 28.............................................................................
5-6. 30 punten mechaniek in MIGlassen 30....................................................
5-7. Blaaswerking van de boog 31.............................................................
5-8. Elementaire probleemoplossing bij lassen 32................................................
HOOFDSTUK 6 BEDIENING 35................................................................
6-1. Bedieningsknoppen 35...................................................................
6-2. Gebruikersinterface 36...................................................................
6-3. Beschrijving van bedieningsfuncties op voorpaneel (zie hoofdstuk 6-2) 37........................
HOOFDSTUK 7 CONFIGURATIE 38............................................................
7-1. Toegang tot webpaginaconfiguraties 38.....................................................
7-2. Startscherm 38.........................................................................
7-3. Instelscherm 39.........................................................................
7-4. Boogbeheerscherm 40...................................................................
7-5. Gegevensbeheerscherm 41..............................................................
7-6. Helpscherm 41.........................................................................
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 8 ONDERHOUD & PROBLEEMOPLOSSING 42....................................
8-1. Routineonderhoud 42....................................................................
8-2. De binnenzijde van het apparaat schoonblazen 42............................................
8-3. Tabel met foutcodes en beschrijving van probleemoplossing 43.................................
8-4. Probleemoplossing 47...................................................................
HOOFDSTUK 9 ELEKTRISCHE SCHEMAS 48..................................................
HOOFDSTUK 10 ONDERDELENLIJST VOOR MODELLEN 350 EN 500 56..........................
GARANTIE
VERKLARING VAN CONFORMITEIT
voor producten in de Europese Gemeenschap (gemarkeerd met EC).
MILLER Electric Mfg. Co., 1635 Spencer Street Appleton, WI 54914 VS verklaart dat het product
of de producten in deze verklaring voldoen aan de basisvereisten van de genoemde richtlijn(en)
en norm(en).
Product-/apparaatidentificatie:
Product
Serienummer
Auto Continuum 350 CE 907660
Auto Continuum 500 CE 907661
Auto Continuum 350 CE DI 907660001
Auto Continuum 500 CE DI 907661001
Richtlijnen:
2014/35/EU Low Voltage
2014/30/EU Electromagnetic Compatibility
2011/65/EU Restriction of the use of certain hazardous substances in electrical and electronic equipment
Normen:
IEC 609741:2012 Arc welding equipment – Part 1: Welding power sources
IEC 6097410:2014 Arc Welding Equipment – Part 10: Electromagnetic compatibility requirements
Ondertekenaar:
_____________________________________ ___________________________________________
David A. Werba Datum van verklaring
MANAGER, PRODUCTONTWERPNALEVING
February 27, 2017
278134A
EMV-GEGEVENSBLAD VOOR LASSTROOMBRON
Product-/apparaatidentificatie
Product
Serienummer
AUTO-CONTINUUM 350 CE 907660
AUTO-CONTINUUM 350 CE DI 907660001
AUTO-CONTINUUM 500 CE 907661
AUTO-CONTINUUM 500 CE DI 907661001
Overzicht nalevingsinformatie
Toepasbare richtlijn Richtlijn 2014/35/EU
Referentielimieten Richtlijn 2013/35/EU, aanbeveling 1999/519/EG
Toepasselijke normen IEC 62822-1:2016, IEC 62822-2:2016
Bedoeld gebruik voor bedrijfsmatig gebruik voor gebruik door leken
Voor werkplekbeoordeling moet rekening worden gehouden met niet-thermische effecten JA NEE
Voor werkplekbeoordeling moet rekening worden gehouden met thermische effecten JA NEE
Gegevens zijn gebaseerd op maximaal voedingsvermogen (geldig tenzij firmware/hardware wordt gewijzigd)
Gegevens zijn gebaseerd op slechtste-gevalinstelling/-programma (alleen geldig tot instelopties/lasprogramma
s
worden gewijzigd)
Gegevens zijn gebaseerd op meerdere instellingen/-programma's (alleen geldig tot instelopties/lasprogramma
s
worden gewijzigd)
Beroepsmatige blootstelling is beneden de blootstellingsgrenswaarden (ELV's) JA NEE
voor gezondheidseffecten bij standaardconfiguraties (indien NEE gelden specifieke
vereiste minimale afstanden)
Beroepsmatige blootstelling is beneden de blootstellingsgrenswaarden (ELV's) n.v.t. JA NEE
voor sensorische effecten bij standaardconfiguraties (indien van toepassing en bij NEE zijn
specifieke maatregelen nodig)
Beroepsmatige blootstelling is beneden de n.v.t. JA NEE
actieniveaus (AL's) bij standaardconfiguraties (indien van toepassing en bij NEE zijn
specifieke waarschuwingsborden nodig)
EMV-gegevens voor niet-thermische effecten
Blootstellingsindices (EI's) en afstanden tot lasstroomkring (voor de diverse gebruiksmodi, voor zover van toepassing)
Hoofd
Romp
Ledematen
(handen)
Ledematen
(dijen)
Sensorische
effecten
Gezondheids
effecten
Genormeerde afstand 10 cm 10 cm 10 cm 3 cm 3 cm
ELV EI op genormeerde afstand 0,15 0,09 0,14 0,08 0,18
Vereiste minimumafstand
1 cm 1 cm 1 cm 1 cm 1 cm
Afstand waarop alle beroepsmatige ELV-blootstellingsindices vallen onder 0,20 (20%) 6 cm
Afstand waarop alle ELV-blootstellingsindices voor het algemene publiek vallen onder 1,00 (100 %) 115 cm
Getest door:
.Tony Samimi Datum van test: 2016-08-05
279066-A
OM-277115 Pagina 1
HOOFDSTUK 1 VEILIGHEIDSMAATREGELEN LEES DIT VÓÓR
GEBRUIK
dut_som_201509
7
Bescherm uzelf en anderen tegen letsel — Lees deze belangrijke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen en bedieningsinstructies, volg ze
op en bewaar ze.
1-1. De betekenis van de symbolen
GEVAAR! Duidt op een gevaarlijke situatie die moet
worden vermeden omdat hij anders leidt tot ernstig of
dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond
met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden ver-
meden omdat hij anders kan leiden tot ernstig of dode-
lijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met
bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
LET OP Aanduiding voor mededelingen die niet zijn gerelateerd aan
persoonlijk letsel.
. Aanduiding voor speciale instructies.
Deze groep symbolen duidt op Waarschuwing! Kijk uit! Gevaar voor/
van mogelijke ELEKTRISCHE SCHOK, BEWEGENDE ONDERDE-
LEN en HETE ONDERDELEN. Raadpleeg de symbolen en de bijbe-
horende instructies om deze risico’s te vermijden.
1-2. De risico’s van het booglassen
Onderstaande symbolen worden in de hele handleiding ge-
bruikt om u ergens op te attenderen en om mogelijke risico’s
aan te geven. Als u een dergelijk symbool ziet, wees dan voor-
zichtig en volg de bijbehorende instructies op om problemen
te voorkomen. De veiligheidsinformatie hieronder is slechts
een samenvatting van de veiligheidsvoorschriften in Sectie
1-5. Lees en volg alle veiligheidsvoorschriften.
Alleen bevoegde personen moeten dit onderdeel installeren,
bedienen, onderhouden en repareren.
Zorg dat iedereen, en vooral kinderen, uit de buurt blijven
tijdens het gebruik van dit apparaat.
Een ELEKTRISCHE SCHOK kan do-
delijk zijn
Het aanraken van onder stroom staande onderdelen
kan fatale schokken en ernstige brandwonden
veroorzaken. De elektrode en het werkstuk staan
onder stroom als de machine ingeschakeld is. Het
voedingsgedeelte en de interne circuits van de
machine staan eveneens onder stroom als het
apparaat aan staat. Bij semi-automatisch of au-
tomatisch draadlassen staat het draad, de spoel, de
ruimte waar het lasdraad zich in de machine bevindt
en alle metalen onderdelen die in aanraking zijn met
de lasdraad onder stroom. Verkeerd geïnstalleerde
of onvoldoende geaarde installaties kunnen geva-
ren opleveren.
D Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan
D Draag droge, isolerende handschoenen en lichaamsbescherming
zonder gaten
D Isoleer u zelf van het werkstuk en de grond door droge isolatiema-
tjes of kleden te gebruiken die groot genoeg zijn om elk contact met
de grond of het werkstuk te voorkomen
D Gebruik geen wissel(AC) uitgangsspanning in een vochtige om-
geving, als u beperkte bewegingsvrijheid hebt of als het gevaar
bestaat dat u kunt vallen
D Gebruik ALLEEN wissel (AC) uitgangsspanning als het laspro-
ces dit vereist.
D Als er wissel (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
D Er zijn extra veiligheidsmaatregelen nodig als zich een van de vol-
gende elektrisch gevaarlijke omstandigheden voordoet: op
vochtige locaties of als u natte kleding draagt; op metalen con-
structies zoals vloeren, roosters of steigers; in een verkrampte
lichaamshouding bijvoorbeeld als u zit, knielt of ligt; of wanneer het
risico van onvermijdelijk of toevallig contact met het werkstuk of de
aarde groot is. Gebruik onder deze omstandigheden de volgende
apparatuur in de aangegeven volgorde: 1) een semiautomatisch
gelijkstroom (draad) lasapparaat met constante spanning, 2) een
handbediend gelijkstroom (elektrode) lasapparaat, of 3) een wis-
selstroom lasapparaat met een lagere spanning en open circuit. In
de meeste gevallen wordt het gebruik van een gelijkstroom lasap-
paraat met lagere spanning aanbevolen. En werk niet alleen!
D Als er wissel (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
D Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie
installeert of nakijkt. Zet de stroom uit volgens OSHA 29 CFR
1910.147 (zie de Veiligheidsvoorschriften)
D Installeer, aard en bedien deze installatie in overeenstemming met
de Handleiding voor gebruikers en landelijke of lokale voor-
schriften.
D Controleer altijd de aarding van de voeding en wees er zeker van
dat de aardingsgeleider van de voedingskabel goed aangesloten
is op de aansluitklem van het apparaat en dat de stekker van de
kabel aangesloten is op een correct geaarde contactdoos.
D Controleer de ingaande voedingskabel en de massakabel
regelmatig op beschadigingen of blootliggende bedrading en
vervang de kabel onmiddellijk als deze beschadigd is blootlig-
gende bedrading kan dodelijk zijn.
D Houd snoeren droog, vrij van olie en vet en bescherm deze tegen
heet metaal en vonken.
D Controleer de kabel regelmatig op beschadigingen of openliggen-
de bedrading en vervang de kabel onmiddellijk als deze
beschadigd is openliggende bedrading kan dodelijk zijn.
D Zet alles af als het apparaat niet gebruikt wordt.
D Gebruik geen versleten, beschadigde, te korte of slecht verbon-
den kabels.
D Draag de kabels niet op uw lichaam.
D Als het werkstuk geaard moet worden, doe dit dan met een aparte
kabel- gebruik niet de massaklem of massakabel.
D Raak de elektrode niet aan als u in contact staat met het werkstuk,
de grond of een andere elektrode van een ander apparaat.
D Gebruik alleen goed onderhouden installaties. Repareer of ver-
vang beschadigde onderdelen onmiddellijk. Onderhoud het
apparaat zoals beschreven staat in de handleiding.
D Draag een veiligheidsharnas als u boven grond-niveau werkt
D Houd alle panelen en afdekplaten veilig op hun plaats.
D Klem de massakabel zo dicht mogelijk bij de las met een goed me-
taal-op-metaalcontact op het werkstuk of werktafel.
D Isoleer de massaklem wanneer deze niet is aangesloten op het
werkstuk om contact met een metalen object te voorkomen
D Sluit niet meer dan één elektrode of massakabel aan op één enke-
le lasbron. Haal de kabel los voor het proces dat niet wordt
gebruikt.
D Maak gebruik van aardlekbescherming wanneer u hulpapparatuur
gebruikt in vochtige of natte locaties.
OM-277155 Pagina 2
Er staat ook NA het afsluiten van de
voedingsspanning nog een AANZIENLIJKE
GELIJKSPANNING op het voedingsgedeelte van de
inverter lasstroombronnen.
D Zet de gelijkstroom-wisselstroomomzetter uit, maak de voedings-
stekker los en ontlaad de invoercondensatoren overenkomstig de
aanwijzingen in de Sectie Onderhoud, voordat u enig onderdeeel
aanraakt.
Door HETE ONDERDELEN kunnen
brandwonden ontstaan.
D Hete onderdelen niet met blote handen aan-
raken
D Laat apparatuur altijd afkoelen, voor u eraan
gaat werken.
D Gebruik de juiste gereedschappen om hete onderdelen beet te
pakken en/of draag zware geïsoleerde lashandschoenen en
kleding om brandwonden te voorkomen.
ROOK EN GASSEN kunnen gevaarlijk
zijn.
Tijdens het lassen komen rook en gassen vrij. Het
inademen hiervan kan gevaarlijk zijn voor uw
gezondheid.
D Zorg ervoor dat u niet in de rook staat. Adem de rook niet in.
D Als u binnen last, ventileer de ruimte dan goed en/of zorg dat las-
rook en gassen afgezogen worden. De aanbevolen manier om te
bepalen of er voldoende ventilatie is, is monsters te nemen van de
dampen en gassen waaraan het personeel wordt blootgesteld en
deze te analyseren op samenstelling en hoeveelheid.
D Als er een slechte ventilatie is, gebruik dan een goedgekeurd gas-
masker.
D Lees de Materiaalveiligheidsinformatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor hechtmiddelen, coatings, schoonmaak-
middelen, slijtdelen, koelmiddelen, ontvetters, fluxpoeder en
metalen en zorg dat u alles goed begrijpt.
D Werk alleen in een beslotenruimte als deze goed geventileerd
wordt. Of als u een beademingsapparaat draagt. Zorg ervoor dat
er altijd een ervaren persoon toekijkt. Lasdampen en gassen kun-
nen lucht verdringen en het zuurstofgehalte verlagen, wat
schadelijke invloed heeft op u lichaam en zelfs dodelijk kan zijn.
Zorg voor veilige ademlucht.
D Las niet in ruimtes waar dingen worden ontvet, schoongemaakt of
waar wordt gesproeid. De hitte en stralen van de boog kunnen rea-
geren met dampen en op deze manier zwaar vergiftigde en
irriterende gassen vormen
D Las geen beklede metalen zoals gegalvaniseerd of met lood-of
cadmium bedekt staal, tenzij de bekleding verwijderd wordt van
het gedeelte dat gelast moet worden, de ruimte goed geventileerd
wordt en u, indien nodig, een gasmasker draagt. De belkedingen
en metalen die deze elementen bevatten kunnen giftige dampen
produceren als ze gelast worden.
De STRALEN UIT DE BOOG kunnen
ogen en huid verbranden
Boogstralen van het lasproces produceren zichbare
en onzichtbare (ultraviolette en infrarood) stralen die
uw ogen en huid kunnen verbranden. Tijdens het
lassen vliegen lasspatten en vonken in het rond.
D Draag tijdens het lassen of toekijken tijdens het lassen een las-
helm voorzien van een lasglas met de juiste tint om uw gezicht en
ogen tegen boogstralen en vonken te beschermen. (zie ANSI
Z49.1 en Z87.1 in de Veiligheidsvoorschriften).
D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen onder
uw helm
D Gebruik beschermende lasgordijnen of schermen om anderen te-
gen flitsen en verblindend licht te beschermen ; waarschuw
anderen om niet in de boog te kijken.
D Draag lichaamsbescherming die is gemaakt van duurzaam
vuurbestendig materiaal (leer, zware katoen, wol). Lichaamsbe-
scherming houdt ook olievrije kleding in zoals leren
handschoenen, een zwaar overhemd, een broek zonder omslag,
hoge schoenen en een pet.
LASSEN kan brand of explosies ver-
oorzaken
Als er gelast wordt aan gesloten vaten zoals tanks,
trommels of pijpen, kunnen deze opgeblazen
worden Er kunnen vonken van de lasboog afvliegen.
De rondvliegende vonken, de temperatuur van het
werkstuk en van het gereedschap kunnen brand en brandwonden
veroorzaken. Toevallig contact van een elektrode met metalen
voorwerpen kan vonken, explosies, oververhitting of brand ver-
oorzaken. Controleer eerst of de omgeving veilig is voordat u gaat
lassen.
D Verwijder alle brandbare materialen in een straal van 10 meter van
de lasboog. Als dit niet mogelijk is, dek ze dan goed af met brand-
werende materialen.
D Las niet op plaatsen waar rondvliegende vonken brandbaar mate-
riaal kunnen raken.
D Bescherm uzelf en anderen tegen rondvliegende vonken en heet
metaal.
D Wees erop attent dat vonken en hete materialen van het laswerk
gemakkelijk door kleine hoeken en gaten naar naastliggende ruim-
tes kunnen vliegen.
D Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt
D Wees erop bedacht dat bij het lassen van plafonds, vloeren, schei-
dingswanden of tussenschotten brand kan ontstaan aan de
tegenovergestelde zijde
D Las niet aan containers waarin ooit brandbare stoffen zijn opgesla-
gen of aan besloten ruimtes zoals tanks, vaten of buizen tenzij ze
voldoende voorbereid zijn conform AWS F4.1 en AWS 6.0 (zie Vei-
ligheidsvoorschriften).
D Las nooit waar de lucht brandbaar stof, gas of vloeistofdamp (bij-
voorbeeld benzinedamp) kan bevatten.
D Verbind de massakabel met het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
plaats waar gelast moet worden, zodat de lasstroom een direkte
en korte weg aflegt en elektrische schokken en brandrisico’s ver-
meden kunnen worden
D Gebruik een lasapparaat niet om bevroren pijpen te ontdooien.
D Haal de elektrode uit de elektrodehouder of knip de lasdraad af aan
de contactbuis als niet gelast wordt.
D Draag lichaamsbescherming die is gemaakt van duurzaam
vuurbestendig materiaal (leer, zware katoen, wol). Lichaamsbe-
scherming houdt ook olievrije kleding in zoals leren
handschoenen, een zwaar overhemd, een broek zonder omslag,
hoge schoenen en een pet.
D Zorg ervoor dat u geen brandbare voorwerpen zoals aanstekers of
lucifers bij u draagt als u gaat lassen.
D Inspecteer de omgeving als u klaar bent met uw werk om er zeker
van te zijn dat er geen vonken, gloeiende sintels en vlammen zijn.
D Alleen de juiste zekeringen of contactverbrekers gebruiken; geen
zwaardere nemen of deze doorverbinden.
D Volg de vereisten in OSHA 1910.252 (a) (2) (iv) en NFPA 51B voor
werken met hoge temperaturen, zorg dat er een brandmelder aan-
wezig is en dat u een blusapparaat onder handbereik hebt.
D Lees de Materiaalveiligheidsinformatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor hechtmiddelen, coatings, schoonmaak-
middelen, slijtdelen, koelmiddelen, ontvetters, fluxpoeder en
metalen en zorg dat u alles goed begrijpt.
OM-277115 Pagina 3
RONDVLIEGEND METAAL of STOF
kan de ogen verwonden.
D Door lassen, bikken, het gebruik van draadbor-
stels en slijpen kunnen vonken en rodvliegen-
de metaal-schilfers ontstaan. Als lasrupsen af-
koelen, kunnen er slakresten rondvliegen.
D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen, zelfs
onder uw lashelm.
GASVORMING kan schadelijk voor
de gezondheid of zelfs dodelijk zijn
D Draai de persgastoevoer dicht, wanneer u
geen gas gebruikt.
D Zorg altijd voor ventilatie in enge ruimtes of ge-
bruik goedgekeurde beademingsapparatuur
ELEKTRISCHE EN MAGNETISCHE
VELDEN kunnen van invloed zijn op
geïmplanteerde medische apparatuur.
D Mensen die een pacemaker of een ander
geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten uit de buurt blijven.
D Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen
voordat ze in de buurt komen van werkzaamheden met
booglassen, puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden of
inductieverwarmen.
LAWAAI kan het gehoor aantasten
Lawaai van bepaalde werkzaamheden of appara-
tuur kan uw gehoor aantasten
D Draag goedgekeurde gehoorbescherming als
het geluidsniveau te hoog is
GASFLESSEN kunnen exploderen
als ze beschadigd worden
Persgasflessen bevatten gas dat onder hoge druk
staat. Als een gasfles beschadigd wordt, kan deze
exploderen. Aangezien gasflessen normaal ge-
sproken een onderdeel uitmaken van het van het
lasproces moet u er voorzichtig mee omgaan.
D Bescherm gasflessen tegen hoge temperaturen, mechanische
schokken, slak, open vuur, vonken en vlambogen.
D Plaats de gasflessen rechtop in een rek of in de laskar zodat ze
niet kunnen vallen of omkantelen.
D Houd de flessen uit de buurt van alle las- of andere stroom-
kringen
D Hang nooit een elektrodehouder over een gasfles.
D Laat nooit een laselektrode in aanraking komen met een gasfles.
D Las nooit op een gasfles onder druk; een explosie zal het gevolg
zijn.
D Gebruik het juiste beschermgas, reduceerventielen, slangen en
hulpstukken die speciaal bedoeld zijn voor een bepaalde toe-
passing; onderhoud deze en bijhorende onderdelen goed.
D Draai uw gezicht weg van de uitgang van het ventiel wanneer u
het cilinderventiel opent. Niet vóór of achter de regelaar gaan
staan wanneer u het ventiel opent.
D Laat de beschermende kap over het ventiel over het ventiel zit-
ten behalve als de fles gebruikt wordt of aangesloten is voor ge-
bruik.
D Gebruik de juiste apparatuur, de juiste procedures en een vol-
doende aantal personen om gasflessen te tillen en verplaatsen
D Lees en volg de instructies op de flessen met gecomprimeerd
gas, bijbehorend materiaal en de CGA publikatie die in de Veilig-
heidsvoorschriften staat.
1-3. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
D Installeer of plaats het apparaat niet op, boven
of vlakbij ontbrandbare oppervlakken.
D Het apparaat niet in de buurt van brandbare
stoffen installeren.
D Overbelast de bedrading van het gebouw niet- controleer of het
voedingsnet sterk genoeg is, goed beschermd is en dit apparaat
aan kan.
VALLENDE APPARATUUR kan letsel
veroorzaken.
D Gebruik alleen het hijsoog om het apparaat op
te tillen, en NIET de laskar, gasflessen of ande-
re accessoires.
D Gebruik gereedschap met voldoende capaciteit om het apparaat
op te tillen en te ondersteunen.
D Als u hefvorken gebruikt om het apparaat te verplaatsen, zorg er
dan voor dat de vorken zo lang zijn, dat ze aan de andere kant
onder het apparaat uitsteken.
D Let er bij het werken in de open lucht op dat kabels en snoeren
niet in aanraking kunnen komen met rijdende voertuigen.
D Volg bij het handmatig optillen van zware onderdelen of
apparatuur de Amerikaanse ARBOrichtlijn getiteld
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation
(Publication No. 94–110).
TE LANGDURIG GEBRUIK kan leiden
tot OVERVERHITTING.
D Laat het apparaat goed afkoelen; houd u aan
de nominale inschakelduur.
D Verminder de stroomsterkte of de inschakel-
duur voordat u opnieuw begint met lassen.
D Blokkeer of filter de luchtaanvoer naar het apparaat niet.
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN
kunnen letsel veroorzaken.
D Draag gezichtsbescherming om de ogen en
het gezicht te beschermen.
D Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en op een veilige locatie. Draag hier-
bij de juiste gezichts-, hand- en lichaamsbescherming.
D Vonken kunnen brand veroorzaken brandbare stoffen uit de
buurt houden.
STATISCHE ELEKTRICITEIT kan PC-
kaarten beschadigen
D Doe een geaarde polsband om VOORDAT u
printplaten of onderdelen aanraakt.
D Gebruik goede anti-statische zakken of dozen
voor het opslaan, verplaatsen of transporteren
van PC-printplaten.
OM-277155 Pagina 4
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
D Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen
D Blijf uit de buurt van afknijppunten zoals aan-
drijfrollen.
LASDRAAD kan letsel veroorzaken
D Bedien de toortsschakelaar pas als u de aan-
wijzing krijgt om dat te doen.
D Richt het pistool niet op enig lichaamsdeel, an-
dere mensen of op enig materiaal als de draad
wordt ingevoerd.
ONTPLOFFEN VAN DE ACCU kan
letsel veroorzaken.
D Gebruik het lasapparaat niet om accu’s op te
laden of om voertuigen te starten tenzij het een
acculaadvoorziening heeft die hiervoor
speciaal is bedoeld.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken
D Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren.
D Laat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen ver-
wijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud
en storingzoeken.
D Laat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen ver-
wijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud
en storingzoeken.
D Breng eerst deuren, panelen, deksels en beschermplaten weer
aan na afloop van het onderhoud en sluit pas dan de voeding
weer aan.
LEES DE INSTRUCTIES.
D Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding en
alle waarschuwingslabels, voordat u de
machine installeert, gebruikt of er onderhoud
aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op.
Lees de veiligheidsinformatie aan het begin
van de handleiding en in elk hoofdstuk.
D Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
D Voer installatie, onderhoud en service uit in overeenstemming
met de gebruikershandleidingen, de industriële normen en de
landelijke en ter plekke geldende regelgeving.
H.F. STRALING kan storingen veroor-
zaken
D Hoog-frequente straling kan storing ver-
oorzaken bij radio-navigatie, veiligheidsdien-
sten, computers en communicatie-apparatuur.
D Laat alleen bevoegde personen die bekend zijn met elektroni-
sche apparatuur deze installatie uitvoeren.
D De gebruiker is verantwoordelijk voor onmiddellijk herstel door
een bevoegd elektricien bij storingsproblemen als gevolg van de
installatie
D Als u van overheidswege klachten krijgt over storingen, stop dan
onmiddellijk met het gebruik van de apparatuur.
D Laat de installatie regelmatig nakijken en onderhouden.
D Houd deuren en panelen van hoogfrequentbronnen stevig dicht,
houd de elektrodeafstand op de juiste instelling en zorg voor aar-
ding en afscherming om de mogelijkheid van storingen tot een
minimum te beperken.
BOOGLASSEN kan interferentie
veroorzaken.
D Elektromagnetische energie kan interferentie
veroorzaken bij gevoelige elektronische
apparatuur zoals computers en
computergestuurde apparatuur zoals robots.
D Zorg ervoor dat alle apparatuur in het lasgebied elektromagne-
tisch compatibel is.
D Om mogelijke interferentie te verminderen moet u de laskabels
zo kort mogelijk houden, dicht bij elkaar en laag, bijvoorbeeld op
de vloer.
D Voer de laswerkzaamheden uit op 100 meter afstand van
gevoelige elektronische apparatuur.
D Zorg ervoor dat dit lasapparaat conform de aanwijzingen in deze
handleiding wordt geïnstalleerd en geaard.
D Als er dan nog steeds interferentie optreedt, dient de gebruiker
extra maatregelen te nemen, zoals verplaatsing van het
lasapparaat, gebruik van afgeschermde kabels, gebruik van
lijnfilters of afscherming van het werkterrein.
1-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen
Las- en snijapparatuur produceert dampen of gassen die che-
micaliën bevatten waarvan het de Staat Californië bekend is
dat ze geboorteafwijkingen en, in sommige gevallen, kanker
veroorzaken. (California Health & Safety Code, sectie 25249.5
en volgend.)
Dit product bevat chemicaliën, waaronder lood waarvan het
de Staat Californië bekend is dat het kanker, geboorteafwij-
kingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaakt. Was
na gebruik uw handen.
OM-277115 Pagina 5
1-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, ANSI Standard Z49.1,
is available as a free download from the American Welding Society at
http://www.aws.org or purchased from Global Engineering Documents
(phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com).
Safe Practices for the Preparation of Containers and Piping for Welding
and Cutting, American Welding Society Standard AWS F4.1, from Glob-
al Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website:
www.global.ihs.com).
Safe Practices for Welding and Cutting Containers that have Held Com-
bustibles, American Welding Society Standard AWS A6.0, from Global
Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184,
website: www.global.ihs.com).
National Electrical Code, NFPA Standard 70, from National Fire Protec-
tion Association, Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website:
www.nfpa.org and www. sparky.org).
Safe Handling of Compressed Gases in Cylinders, CGA Pamphlet P-1,
from Compressed Gas Association, 14501 George Carter Way, Suite
103, Chantilly, VA 20151 (phone: 703-788-2700, website:www.cga-
net.com).
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, CSA Standard
W117.2, from Canadian Standards Association, Standards Sales, 5060
Spectrum Way, Suite 100, Mississauga, Ontario, Canada L4W 5NS
(phone: 800-463-6727, website: www.csagroup.org).
Safe Practice For Occupational And Educational Eye And Face Protec-
tion, ANSI Standard Z87.1, from American National Standards Institute,
25 West 43rd Street, New York, NY 10036 (phone: 212-642-4900, web-
site: www.ansi.org).
Standard for Fire Prevention During Welding, Cutting, and Other Hot
Work, NFPA Standard 51B, from National Fire Protection Association,
Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website: www.nfpa.org).
OSHA, Occupational Safety and Health Standards for General Indus-
try, Title 29, Code of Federal Regulations (CFR), Part 1910, Subpart Q,
and Part 1926, Subpart J, from U.S. Government Printing Office, Super-
intendent of Documents, P.O. Box 371954, Pittsburgh, PA 15250-7954
(phone: 1-866-512-1800) (there are 10 OSHA Regional Offices—
phone for Region 5, Chicago, is 312-353-2220, website:
www.osha.gov).
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation, The Na-
tional Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH), 1600
Clifton Rd, Atlanta, GA 30329-4027 (phone: 1-800-232-4636, website:
www.cdc.gov/NIOSH).
1-6. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie)
Elektrische stroom die door een draad stroomt veroorzaakt plaatselijk
elektrische en magnetische velden (EMV). De stroom bij booglassen
(en verwante processen zoals puntlassen, gutsen, plasmasnijden
en inductieverwarmingsprocessen) zorgt voor een elektromagnetisch
veld rondom het lascircuit. Elektromagnetische velden (EMV) kunnen
invloed hebben op medische implantaten, zoals pacemakers. Voor per-
sonen die medische implantaten hebben moeten beschermende
maatregelen worden genomen, bijv. toegangsbeperking voor pas-
santen of een risicoanalyse voor iedere afzonderlijke lasser. Beperk
bijvoorbeeld de toegang voor omstanders of voer afzonderlijke risico-
beoordelingen uit voor lassers. Alle lassers moeten de volgende
procedures naleven om zo blootstelling aan elektromagneti-
schevelden van de lasstroomkring tot een minimum te beperken:
1. Houd kabels dicht bij elkaar door ze in elkaar te twisten of vast te
plakken of gebruik kabelbescherming.
2. Kom niet met uw lichaam tussen de laskabels. Leg de kabel aan
één kant en weg van de gebruiker.
3. Rol of hang de kabels niet rond of op uw lichaam.
4. Houd hoofd en romp zo ver mogelijk verwijderd van de
apparatuur in de lasstroomkring.
5. Monteer de massaklem aan het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
las.
6. Niet direct naast de lasstroombron werken, er niet op gaan zitten
en er niet op leunen.
7. Niet lassen terwijl u de lasstroombron of het
draadaanvoersysteem draagt.
Over geïmplanteerde medische apparatuur:
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten hun
arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt
komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen, pla-
smaboogsnijden of inductieverhitting. Bij toestemming van de arts
wordt geadviseerd om bovenstaande procedures te volgen.
OM-277155 Pagina 6
OM-277115 Pagina 7
HOOFDSTUK 2 DEFINITIES
2-1. Aanvullende veiligheidssymbolen en definities
. Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CEproducten.
Waarschuwing! Voorzichtig! Sommige symbolen duiden op mogelijke gevaren.
Safe1 201205
Draag droge isolerende handschoenen. Raak de elektrode niet met de blote hand aan. Draag geen natte of
beschadigde handschoenen.
Safe2 201205
Bescherm uzelf tegen elektrische schokken door beschermende kleding te dragen die u bij de werkzaamheden
en van de aarding isoleert.
Safe3 201205
Sluit de voeding naar de machine af of neem de stekker uit alvorens u hier u aan begint te werken.
Safe5 201205
Houd uw hoofd uit de dampen.
Safe6 201205
Gebruik geforceerde ventilatie of plaatselijke uitlaat om de dampen te verwijderen.
Safe8 201205
Gebruik een ventilator om de dampen te verwijderen.
Safe10 201205
Houd ontvlambare delen uit de buurt van het laswerk. Las niet in de buurt van ontvlambare delen.
Safe12 201205
Lasvonken kunnen brand geven. Houd een brandblusapparaat in de buurt, en zorg dat er een persoon in de
buurt is die dit kan hanteren.
Safe14 201205
Las niet op trommels of gesloten vaten.
Safe16 201205
OM-277115 Pagina 8
Verwijder geen bedekkingen van het label en verf (bedek) dit ook niet.
Safe20 201205
Als foute delen onder stroom worden gezet, kunnen deze ontploffen of bestaat het gevaar van explosie voor
andere delen.
Safe26 201205
Vliegende delen kunnen tot verwondingen leiden. Draag altijd een gelaatsbescherming bij het onderhoud van
het apparaat.
Safe27 201205
Draag altijd lange mouwen en knoop uw kraag dicht bij het onderhoud van het apparaat.
Safe28 201205
Nadat u de nodige voorzorgsmaatregelen hebt genomen, kunt u de machine aansluiten op de
stroomvoorziening.
Safe29 201205
Aandrijfrollen kunnen de vingers verwonden.
Safe32 201205
Tijdens de laswerkzaamheden staan het lasdraad en aandrijfonderdelen onder spanning houd uw handen en
metalen voorwerpen uit de buurt.
Safe33 201205
Werp het product niet weg met het gewone afval.
Hergebruik of recycleer de Elektrische en Elektronische afvalapparatuur (WEEE) door deze weg te doen bij een
aangewezen ophaalinstallatie.
Neem voor verdere informatie contact op met uw plaatselijke recycleerinstantie of plaatselijke distributeur.
Safe37 201205
Draag een hoed en veiligheidsbril. Gebruik oorbescherming en knoop
de kraag van uw overhemd dicht. Gebruik een helm met een correct
schaduwfilter. Draag volledige lichaamsbescherming.
Safe38 201205
Lees eerst de handleiding door voordat men aan de machine
gaat werken of hiermee gaat lassen.
Safe40 201205
>5min
V
V
V
Na het verbreken van de voeding naar de condensatoren, kunnen
deze nog onder gevaarlijke spanning staan. Raak de volledig geladen
condensatoren niet aan. Wacht na na het uitschakelen altijd 5 minuten
voordat u aan het apparaat gaat werken. Of controleer eerst de
spanning op de ingangscondensatoren en zorg dat deze vrijwel nul is
voordat u onderdelen aanraakt.
Safe43 201205
OM-277115 Pagina 9
2-2. Diverse symbolen en definities
. Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CEproducten.
V
Spanning
Aan
Spanningsingang
Veiligheidsaarding
(Aarde)
Boogkracht
X
Inschakelduur
%
Percent
Driefasen
Spanningsloze
draadaanvoer naar
werkstuk
Lees de instructies
Programma
Tijd
Wissel
stroom (AC)
Afstandsbediening
Negatief
Verstelbare
inductantie
MIG/MAG lassen
U
2
Conventionele
belastingsspanning
I
2
Nominale lasstroom
Driefasen statische
omzetter
transformator
rectificeerder
A
Stroomsterkte
Uit
Boogkracht
Verhoging
U
0
Nominale
nullastspanning
(OCV)
Hz
Hertz
U
1
Primaire spanning
IP
Beveiligingsgraad
S
Geschikt voor
bepaalde
gevaarlijke
omstandigheden
I
1eff
Maximum effectieve
stroomtoevoer
Constante stroom
I
1
Primaire
stroomsterkte
Draadtype
Indicatorlamp
schakelaar
Houdfunctie aan
Uitgang
Draadaanvoer
Schakelaar
Houdfunctie uit
Sequentie
Gastype
Indicatorlamp
schakelaar
Houdfunctie Uit
Spanningsloze
draadaanvoer van
werkstuk af
I
1max
Maximum nominale
stroomtoevoer
Purgeren met gas
Gesloten
Proces
Boogregelingsknop
Directe stroom (DC)
Ingang
Positieve
Constante spanning
Netaansluiting
OM-277115 Pagina 10
HOOFDSTUK 3 SPECIFICATIES
3-1. Locatie van de labels met het serienummer en de technische gegevens
Het serienummer en de aansluitgegevens zijn bij dit product aan de achterzijde te vinden. Gebruik het label met technische gegevens om de vereisten
voor de voeding en /of de nominale uitgangsbelasting te bepalen. Noteer het serienummer in de ruimte op de achterkaft van deze handleiding voor
later gebruik.
3-2. Specificaties 350 Model
. Gebruik niet de informatie in de tabel met de technische gegevens van het apparaat om vereisten ten aanzien van de elektra te bepalen. Zie de
Hoofdstukken 4-10 en 4-11 voor informatie over het aansluiten van ingangsstroom.
. Deze apparatuur genereert nominale uitgangsbelasting bij een omgevingstemperatuur van maximaal 104F ( 40C).
Ingangs
vermogen
Nominale
lasstroom en
spanning
Bereik
stroom
sterkte in
CCkeuze
stand
(constante
stroom)
Spannings
bereik in
CVkeuze
stand
Maximum
open
circuit
stroom
Stroomverbruik bij
een nominale
uitgangsbelasting,
50/60 Hz, driefasen
kVA kW
380 V 400 V 380 V 400 V 380 V 400 V
Driefasen 350 A @ 34 V DC,
100 % inschakelduur
20-400 A 10-44 V 75 21,8
(0-1A*)
20,8
(0-1A*)
14,4
(0,8*)
14,4
(0,8*)
13,8
(0,17*)
13,8
(0,17*)
*Als de motor stationair draait: opgenomen stroom varieert tijdens stationair draaien en is altijd minder dan 1 ampère. Gebruik een ampère voor
stroomefficiëntieberekeningen.
3-3. Specificaties 500 Model
. Gebruik niet de informatie in de tabel met de technische gegevens van het apparaat om vereisten ten aanzien van de elektra te bepalen. Zie de
Hoofdstukken 4-10 en 4-11 voor informatie over het aansluiten van ingangsstroom.
. Deze apparatuur genereert nominale uitgangsbelasting bij een omgevingstemperatuur van maximaal 104F ( 40C).
Ingangs
vermogen
Nominale
lasstroom en
spanning
Bereik
Stroom
sterkte in
CCkeuze
stand
(constante
stroom)
Spannings
bereik
in
CVkeuze
stand
Maximum
open
circuit
stroom
Stroomverbruik bij
een nominale
uitgangsbelasting,
50/60 Hz, driefasen
kVA kW
380 V 400 V 380 V 400 V 380 V 400 V
Driefasen 500 A @ 40 V DC,
100 % inschakelduur
20-600 A 10-44 V 75 34,9
(0-1A*)
33,2
(0-1A*)
23,1
(0,8*)
23,1
(0,8*)
21,9
(0,17*)
21,9
(0,17*)
*Als de motor stationair draait: opgenomen stroom varieert tijdens stationair draaien en is altijd minder dan 1 ampère. Gebruik een ampère voor
stroomefficiëntieberekeningen.
3-4. Afmetingen en gewicht
Gatmaten
**28,219 in.
(717 mm)
**24,891 in.
(632 mm)
Ref. 259119-D
**18,188 in.
(462 mm)
*Hoogte met inbegrip van hijsoog
**Lengte met inbegrip van laars
*27,188 in.
(691 mm)
B
C
D
A
E
G
F
A 17,516 in. (445 mm)
B 17,375 in. (441 mm)
C 26,172 in. (665 mm)
D 16,094 in. (409 mm)
E 2,281 in. (58 mm)
F 15/32 in. (12 mm)
G
15/32 x 1 in.
(12 x 25 mm)
Gewicht
Model 350:
58 kg (127 lb)
Model 350 met hulpvoeding:
62 kg (136 lb)
Model 500:
67 kg (148 lb)
Model 500 met hulpvoeding:
71 kg (157 lb)
Gewichtsbelasting hijsoog:
453 kg (1000 lb) maximum
OM-277115 Pagina 11
3-5. Statische kenmerken
De kenmerken van de statische uitgang van de lasstroombron kunnen worden beschreven als plat gedurende het GMAWproces en hangend
gedurende het CACA proces. Statische kenmerken worden ook beïnvloed door besturingsinstellingen (waaronder software), elektrode,
beschermgas, materiaal van de lassamenstelling, en andere factoren. Neem contact op met de fabriek voor specifieke informatie over de statische
kenmerken van de lasstroombron.
3-6. Omgevingsspecificaties
A. IPgraad
IPgraad
IP23S
Deze apparatuur is gemaakt voor buitengebruik. Het kan worden opgeslagen, maar het is niet bedoeld om buiten te worden gebruikt om te
lassen tijdens neerslag, tenzij onder een afdak.
IP23S 201406
B. Informatie over Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC)
! Deze Klasse A apparatuur is niet bestemd voor gebruik in residentiële locaties waar de elektrische voeding wordt geleverd door
middel van het openbare laagspanningsnet. Elektromagnetische compatibiliteit in deze locaties is mogelijk problematisch door
geleide en uitgestraalde storingen.
Deze apparatuur voldoet niet aan de IEC 61000312 norm Als hij wordt aangesloten op het openbaar laagspanningsnetwerk, dan is het de
verantwoordelijkheid van de installateur of de gebruiker van de apparatuur om er, eventueel in overleg met de bediener van het distributienetwerk,
voor te zorgen dat de apparatuur mag worden aangesloten. IEC/TS 6100034 kan door betrokken partijen als richtlijn worden gebruikt bij het
aansluiten op een openbaar laagspanningsnetwerk van booglasapparatuur met een stroomverbruik van meer dan 16 ampère.
ce-emc 2 2014-07
C. Temperatuurspecificaties
Bereik bedrijfstemperatuur Temperatuurbereik tijdens opslag
14 tot 104 °F (10 tot 40 °C) 4 tot 131 °F (20 tot 55 °C)
Temp_2016- 07
D. China EEP Informatie gevaarlijke substanties

China EEP Informatie gevaarlijke substanties

Naam onderdeel
()
(indien van toepassing)

Gevaarlijke substantie
Pb
Hg
Cd

Cr6

PBB
苯醚
PBDE
黄铜铜部
Onderdelen van messing en
koper
X O O O O O

Koppelapparaten
X O O O O O

Schakelapparaten
O O X O O O

Kabel en kabelaccessoires
X O O O O O

Batterijen
X O O O O O
SJ/T 11364.
Deze tabel is opgesteld conform China SJ/T 11364.
O:
该部GB/T26572限量要.
geeft aan dat de concentratie van de gevaarlijke substantie in alle homogene materialen van het onderdeel lager is dan de relevante
grenswaarde China GB/T 26572.
X:
该部量超GB/T26572限量要.
geeft aan dat de concentratie van de gevaarlijke substantie in minstens één homogeen materiaal van het onderdeel hoger is dan de relevante
grenswaarde China GB/T 26572.
SJ/Z11388.
De EFUPwaarde van deze EEP is gedefinieerd conform China SJ/Z 11388.
EEP_201606
OM-277115 Pagina 12
3-7. Inschakelduur en oververhitting
De inschakelduur is het percentage
van 10 minuten dat het apparaat
kan lassen met nominaal vermogen
zonder oververhit te raken.
Als het apparaat oververhit raakt,
gaat (n) de thermostaat
(thermostaten) open, stopt de
uitgangsspanning en draait de
koelingsventilator. Wacht vijftien
minuten om het apparaat te laten
afkoelen. Verminder vóór het
lassen de stroomsterkte of de
inschakelduur.
LET OP Door overschrijding van
de inschakelduur kan het apparaat
beschadigen en daarmee komt de
garantie te vervallen.
5 minuten lassen 5 minuten rust
Oververhitting
0
15
A/V
OF
verminder de
inschakelduur
Minuten
inschakelduur1 4/95 SA-268 499-A/268 498A
Ononderbroken lassen
100 % Inschakelduur bij 350 ampère 60 % Inschakelduur bij 400 ampère
Model 350
0
15
A/V
OF
verminder de
inschakelduur
Minuten
Ononderbroken lassen
50 % Inschakelduur bij 600 ampère
Model 500
6 minuten lassen 4 minuten rust
100 % Inschakelduur bij 500 ampère
LASSTROOM
DRIEFASEN
VOEDING
% INSCHAKELDUUR
LASSTROOM
DRIEFASEN
VOEDING
% INSCHAKELDUUR
OM-277115 Pagina 13
HOOFDSTUK 4 INSTALLATIE
! Mogelijk is een speciale installatie
nodig, wanneer er benzine of
vluchtige vloeistoffen aanwezig zijn
zie het Amerikaanse NEC Artikel 511
(National Electrical Code) of het
Canadese CEC hoofdstuk 20
(Canadian Electrical Code) en
equivalente Europese voorschriften.
! De apparaten niet stapelen. Wees
voorzichtig dat ze niet kantelen.
1 Hijsoog
2 Hefvorken
Gebruik het hijsoog of hefvorken om het
apparaat te verplaatsen.
Let bij het gebruik van hefvorken op dat ze
lang genoeg zijn om tot aan de andere kant
van het apparaat uit te steken, zodat het
apparaat volledig ondersteund wordt.
3 Handwagen
Gebruik een wagen of een soortgelijk
vervoermiddel om het apparaat te
verplaatsen.
4 Werkschakelaar
Plaats het apparaat in de buurt van een juiste
netaansluiting.
4-1. Een locatie selecteren
4
18 in.
(460 mm)
18 in.
(460 mm)
OF
1
2
Verplaatsing
Locatie en luchtstroom
Loc_continuum 2015-07
3
OF
! Verplaats of bedien het
apparaat niet waar het
kan kantelen.
OM-277115 Pagina 14
4-2. Klemmen voor de laskabels en kabelafmetingen bepalen*
LET OP De totale kabellengte in lascircuit (zie onderstaande tabel) is de totale lengte van beide laskabels. Als de stroombron bijvoorbeeld 30 m
(100 ft) van het werkstuk staat, dan is de totale kabellengte in de lasstroomkring 60 m (200 ft) (2 kabels x 30 m). Gebruik de kolom voor 60 m (200 ft) om
de kabelafmeting te bepalen.
Laskabeldikte** en totale lengte van de kabel (koper) in
het lascircuit niet groter***
100 ft (30 m) of minder
150 ft
(45 m)
200 ft
(60 m)
250 ft
(70 m)
300 ft
(90 m)
350 ft
(105 m)
400 ft
(120 m)
Lasstroom
sterkte
10 60 %
Inschakel
duur
AWG (mm
2
)
60 100 %
Inschakel
duur
AWG (mm
2
)
10 100 % Inschakelduur
AWG (mm
2
)
100 4 (20) 4 (20) 4 (20) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0/60 1/0/60
150 3 (30) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0/60 2/0/70 3/0/95 3/0/95
200 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0/60 2/0/70 3/0/95 4/0/120 4/0/120
250 2 (35) 1 (50) 1/0/60 2/0/70 3/0/95 4/0/120 2x2/0 (2x70) 2x2/0 (2x70)
300 1 (50) 1/0/60 2/0/70 3/0/95 4/0/120 2x2/0 (2x70) 2x3/0 (2x95) 2x3/0 (2x95)
350 1/0/60 2/0/70 3/0/95 4/0/120 2x2/0 (2x70) 2x3/0 (2x95) 2x3/0 (2x95) 2x4/0 (2x120)
400 1/0/60 2/0/70 3/0/95 4/0/120 2x2/0 (2x70) 2x3/0 (2x95) 2x4/0 (2x120) 2x4/0 (2x120)
500 2/0/70 3/0/95 4/0/120 2x2/0 (2x70) 2x3/0 (2x95) 2x4/0 (2x120) 3x3/0 (3x95) 3x3/0 (3x95)
600 3/0/95 4/0/120 2x2/0 (2x70) 2x3/0 (2x95) 2x4/0 (2x120) 3x3/0 (3x95) 3x4/0 (3x120) 3x4/0 (3x120)
* Deze grafiek is een algemene richtlijn en is mogelijk niet geschikt voor alle toepassingen. Gebruik een kabel die een formaat groter is als de kabel
oververhit raakt.
** De laskabeldraaddiameter (AWG) is gebaseerd op een spanningsval van 4 volt of minder of een stroomdichtheid van minimaal 300 mils/A.
( ) = mm
2
voor metriek gebruik
*** Raadpleeg voor afstanden die langer zijn dan de afstanden in deze gids een vertegenwoordiger van de leverancier. De Amerikaanse
telefoonnummers zijn 9207354505 (Miller) en 18003323281 (Hobart).
Ref. S-0007-L 201502
OM-277115 Pagina 15
4-3. De lasstroomkabels aansluiten
278352A
259120B
! Schakel het apparaat uit voordat
men de laskabels aansluit op de
tabs of klemmen van de lasuitgang.
! Gebruik geen versleten,
beschadigde, te dunne of herstelde
kabels.
! Als u de laskabels niet goed
aansluit, kan dat sterke verhitting en
brand veroorzaken of uw machine
beschadigen.
Zorg dat alle aansluitingen goed stevig zijn.
Tabaansluiting
. Plaats niets tussen de aansluitklem
van de laskabel en de tabuitgang. Zorg
dat de oppervlakken van de
laskabelklem en de tabuitgang schoon
zijn.
1 Negatieve () klem lasuitgang
2 Positieve (+) klem lasuitgang
3 Correcte laskabelaansluiting voor
enkele aanvoerdraad
4 Correcte laskabelaansluiting voor 2/0
en grotere dubbele kabels
5 Onjuiste aansluiting laskabel
6 Lasuitgangsklembout
7 Stelmoer
8 Laskabelklem
9 Uitgangsklem
Verwijder de meegeleverde bout en moer
van de lasuitgangsklem. Plaats de bout in
het gat van de laskabelklem en gat in de
lasuitgangsklem. Schroef de bout aan
totdat de kabelklem vast tegen de
uitgangsklem is aangedraaid.
Aandraaimoment tot 45-55 ft lb
(61-75 N·m).
Benodigd gereedschap:
6
3
789
5
3/4 in. (19 mm) voor soort
aansluiting van uitgangsklem
6
4
7
8
9
8
2/0 en grotere dubbele
kabels
2
Vooraanzicht
1
OM-277115 Pagina 16
4-4. Informatie afstands 10pins stekkerdoos voor de draadaanvoerunit RC2
278352A
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
Stekkerbus Gegevens van de stekkerbussen
A +50 volt DC gemeenschappelijk
B +50 volt DC gemeenschappelijk
C Spanningsdetectie
D +50 volt DC gemeenschappelijk
E +50 volt DC gemeenschappelijk
F ENET Rx
G ENET Tx
H Afvoer
I ENET Tx +
J ENET Rx +
4-5. Informatie spanningsdetectie stekkerdoos RC3
278352A
Stekkerbus Gegevens van de stekkerbussen
A Niet gebruikt
B Negatieve spanningsdetector
C Niet gebruikt
D Niet gebruikt
OM-277115 Pagina 17
4-6. Functies stekkerdoos randapparatuur RC22
A
B
C
D
E
F
G
H
J
K
L
M
N
P
R
S
T
278352A
Stekkerbus Gegevens van de stekkerbussen
A Uitgang gemeenschappelijk
B Digitale uitgang 1 (DO1)
C Digitale uitgang 2 (DO2)
D Digitale uitgang 3 (DO3)
E Niet gebruikt
F Aarding chassis
G Ingang gemeenschappelijk
H Verzoek om touchdetectie in te schakelen (DI1)
J Digitale ingang 2 ((DI2)
K Digitale ingang 3 ((DI3)
L Niet gebruikt
M Niet gebruikt
N Geraakt hardwaresignaal
P Niet gebruikt
R Niet gebruikt
S Niet gebruikt
T Niet gebruikt
4-7. Extra beveiliging CB1, communicatiepaneel en noodstop
1 Ethernet stekkerdoos
Gebruikt om een computer direct op
een voedingsbron aan te sluiten voor
de toegang tot
webpaginaconfiguraties.
2 Ethernet stekkerdoos
Gebruikt om een robot direct op de
voedingsbron aan te sluiten.
3 Extra beveiliging CB1
CB1 beschermt de motor met
draadaanvoer tegen overbelasting.
Als CB1 open gaat, werkt de
draadaanvoerunit niet.
. Druk op de knop om de automaat
te resetten. Als de zekering
verder open gaat, neem dan
contact op met een door de
fabrikant geautoriseerde
onderhoudsmonteur.
4 Draadloze (WiFi) antenne
Antenne voor de aansluiting op
internet via een (WiFi) draadloze
verbinding als dit tijdens de
configuratie werd geselecteerd.
5 Noodstop stekkerdoos RC24
Ondanks een kortsluiting tussen
twee stekkerbussen kan de unit
hiermee lassen.
3
1
4
2
5
278352A
OM-277115 Pagina 18
4-8. Stekkerdoos netwerkapparatuur
Ref. 278352-D
A
B
C
D
E
Stekkerbus Gegevens van de stekkerbussen
A Aarding chassis.
B +24 volt DC; beschikbaar stroom is 1 ampère.
C + 24 volt DC gemeenschappelijk
D CAN H.
E CAN L.
Aantekeningen
Werk als een
professional!
Professionals lassen
en snijden veilig.
Lees de
veiligheids-
voorschriften
aan het begin
van deze
handleiding.
OM-277115 Pagina 19
4-9. Leidraad voor elektrotechnisch onderhoud
Elec Serv 201701
Het niet naleven van de aanbevelingen in deze servicehandleiding voor elektra kan leiden tot een elektrische schok of tot brandgevaar.
Deze aanbevelingen zijn voor speciale stroomkringen die afgestemd zijn op de nominale uitgangsbelasting en de inschakelduur van
de lasstroombron.
In installaties van speciale stroomkringen mogen de stekkerdoos of de geleidingswaarden volgens de National Electrical Code (NEC)
minder zijn dan de waarde van de stroomkringbeveiliging. Alle onderdelen van de stroomkring moeten fysiek geschikt zijn. Zie
NECartikelen 210.21, 630.11, en 630.12.
LET OP INCORRECTE INGANGSSTROOM kan deze lasstroombron beschadigen. Voor deze lasstroombron is een CONSTANTE stroomtoevoer
nodig op een nominale frequentie van ( 10 %) en een spanning van ( 10 %). Fase naar grondspanning mag niet meer zijn dan +10 % van de nominale
voedingsspanning. Gebruik geen generator met een automatische deactivering (die de motor inactiveert wanneer geen belasting gedetecteerd wordt)
voor het leveren van ingangsstroom aan deze lasstroombron.
. De feitelijke voedingsspanning mag niet hoger zijn dan ± 10 % van de aangeduide vereiste voedingsspanning. Als de feitelijke voedingsspanning
buiten dit bereik valt, dan kan de werking uitblijven.
Model 350 50/60 Hz driefasen
Voedingsspanning (V) 380 400
Opgenomen stroom (A) bij nominaal uitgangsvermogen 20,4 19,2
Maximaal aanbevolen standaard zekeringklasse in ampères
1
Tijdvertragingszekeringen
2
30 30
Normale zekeringen
3
40 35
Min. ingangsgeleiderformaat in AWG (mm
2
)
4
10 (5,26) 10 (5,26)
Max. aanbevolen lengte fasedraad in meter
214
(65)
238
(73)
Min. formaat aardedraad in AWG (mm
2
)
4
10 (5,26) 10 (5,26)
Model 500 50/60 Hz driefasen
Voedingsspanning (V) 380 400
Opgenomen stroom (A) bij nominaal uitgangsvermogen 34,9 33,2
Maximaal aanbevolen standaard zekeringklasse in ampères
1
Tijdvertragingszekeringen
2
50 50
Normale zekeringen
3
70 70
Min. ingangsgeleiderformaat in AWG (mm
2
)
4
8 (8,37) 8 (8,37)
Max. aanbevolen lengte fasedraad in meter
180
(55)
198
(60)
Min. formaat aardedraad in AWG (mm
2
)
4
8 (8,37) 8 (8,37)
Referentie: 2017 National Electrical Code (NEC) (inclusief artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een
tijd/stroomkromme die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De tijdvertragingszekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL 248.
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 ampère), en UL “H” (65 ampère en meer).
4 De geleidergegevens in dit hoofdstuk hebben betrekking op het geleiderformaat (exclusief flexibel snoer of kabel) tussen de zekeringkast en de
apparatuur conform NECtabel 310.15(B)(16). Ze zijn gebaseerd op de toegestane maximale stroomsterkte van geïsoleerde koperen geleiders met
een temperatuurkwalificatie van 75°C (167°F) met niet meer dan drie enkele stroomdragende geleiders in een doorstroomsysteem. Als er een snoer
of kabel wordt gebruikt, kan het minimale geleiderformaat groter zijn. Raadpleeg NECtabel 400.5(A) voor de vereisten bij een flexibel snoer of kabel.
OM-277115 Pagina 20
4-10. De 3fasen voeding aansluiten
ingang5 201304 / 277114A
Benodigd gereedschap:
Zijaanzicht van
apparaat
Ingangsvoeding Aansluiting
voedingskabel
3/8 in.
3/16 in.
2
3
7
1
8
4
10
9
= GND/PE veiligheidsaarde
L1
L2
L3
6
3
L2 (V)
6
L1 (U)
L3 (W)
5
3
4
OM-277115 Pagina 21
Ingang5 201304
! De installatie moet voldoen aan alle
nationale en lokale regels en
voorschriften alleen daartoe
bevoegde personen mogen deze
installatie uitvoeren.
! Ontkoppel en vergrendel de
stroomvoorziening voordat u de
ingangsgeleiders van de stroombron
aansluit. Volg de bestaande
procedures ten aanzien van het
plaatsen en verwijderen van
lockout/tagoutmaatregelen.
! Monteer eerst de netaansluitingen
naar de lasstroombron.
! Sluit altijd eerst de groene of
groengele draad aan op een
massaklem en nooit op een
faseaansluitklem.
LET OP De Auto-Line stroomkring in dit
apparaat stelt de stroombron automatisch in
op de primaire spanning die wordt toegepast.
Controleer de voedingsspanning die op de
werkplek beschikbaar is. Dit apparaat kan
worden aangesloten op elk ingangsvermogen
tussen 230 en 575 VAC zonder de kap te
hoeven verwijderen om de stroombron
opnieuw te koppelen.
Kijk op het label met technische gegevens op
het apparaat voor de voedingsspanning en
controleer de voedingsspanning die op de
werkplek beschikbaar is.
1 Ingaande stroomgeleiders (snoer
geleverd door klant)
Selecteer de grootte en de lengte van
geleiders met behulp van Hoofdstuk 4-10.
Geleiders moeten voldoen aan nationale,
regionale en lokale elektravoorschriften.
Gebruik indien van toepassing
kabelschoenen voor de juiste stroomsterkte
en het juiste formaat opening.
Ingaande stroomaansluitingen van
lasstroombron
2 Pakket voor trekontlasting 274563 (met
apparaat meegeleverd)
Plaats een trekontlasting van de juiste grootte
voor het apparaat en de ingaande geleiders.
Routegeleiders (snoer) door trekontlasting.
Bevestig de trekontlasting.
3 Aansluiting veiligheidsaarde van de
lasstroombron.
4 Groene of groengele aardedraad
Geleid eerst de groene of groen/gele
aardingsgeleider door de stroomtransducer
en verbind met de aardeklem van de
lasstroombron.
5 Fase aansluitklemmen van de
lasstroombron
6 Ingaande fasedraden L1, L2, L3
Sluit de fasedraden L1, L2 en L3 aan op
aansluitklemmen van de lasstroombron.
Breng het bovendeksel weer aan op de
lasstroombron.
Voedingsaansluitingen van de
werkschakelaar
7 Werkschakelaar (schakelaar getoond in
de UITstand)
8 Verbreek de verbinding van de
aardeklem en het apparaat
9 Verbreek de verbinding van de
netaansluitklemmen van het apparaat
Sluit eerst de groene of groengele aardedraad
aan op de aardeklem van de werkschakelaar.
Sluit de drie ingangsgeleiders L1, L2 en L3
aan op de netaansluitklemmen van de
werkschakelaar.
10 Maximale stroombeveiliging
Selecteer het type en formaat van de
maximale stroombeveiliging aan de hand van
Hoofdstuk 4-10 (afgebeeld: gezekerde
werkschakelaar).
Sluit en vergrendel de deur op de
werkschakelaar. Volg de gangbare
procedures voor wat betreft
vergrendeling/uitschakeling bij het in gebruik
nemen van de unit.
4-11. Aansluiten op driefasenvoeding (vervolg)
Aantekeningen
Werk als een
professional!
Professionals lassen
en snijden veilig.
Lees de
veiligheids-
voorschriften
aan het begin van
deze handleiding.
OM-277115 Pagina 22
HOOFDSTUK 5 AANBEVOLEN INSTELPROCEDURES
5-1. Lascircuit
.
Wanneer u de lus van het lascircuit zo klein mogelijk houdt, kan dit voorkomen dat een extreme spanningsval zorgt voor slechte
laskarakteristieken.
250489-B
1 Lasstroombron
2 Elektrodekabel
3 Stuurstroomkabel van
draadaanvoersysteem
4 Werkkabel
5 Spanningsdetectiekabel
6 Robot
7 Werkstuk
In pulslastoepassingen die van inverter
stroombronnen gebruik maken, kan de
kabelweerstand minder dan
bevredigend zijn qua prestatie. In de
meeste gevallen zal een
lascircuitkabellengte van 50 ft (15 m) of
minder bevredigend werken voor een
standaard lascircuitaansluiting.
De totale lengte van een laskabelcircuit
wordt als volgt bepaald:
Lascircuit = Lengte elektrodekabel
(ECL) + lengte werkstukkabel (WCL) +
lengte werkstuk (WL)
Zie hoofdstuk 4-2 voor het
laskabelformaat.
Variaties in lasprocessen en
lascircuitresistentie kunnen de
schijnbare spanning van de lasboog
beïnvloeden. De spanningsdetectie
kan de lasprestatie verbeteren door het
geven van precieze feedback aan de
lasstroombron.
Het is belangrijk om een
spanningsdetectiekabel zo dicht
mogelijk bij de las aan te sluiten, maar
niet in de retourstroomkring.
ECL
WCL
WL
Standaard laskabelcircuit
ECL
WCL
WL
Grote lasopstelling
Stroomrichting
Beweging
van het
pistool
Stroomrichting
. In werkelijkheid kan de unit er anders uitzien dan
weergegeven.
OM-277115 Pagina 23
250503-B
1 Lasstroombron
2 Elektrodekabel
3 Stuurstroomkabel van
draadaanvoersysteem
4 Werkkabel
5 Spanningsdetectiekabel
6 Robot
7 Werkstuk
De plaatsing van de kabels heeft een
belangrijk effect op de
laseigenschappen. Bijvoorbeeld
Accupulse en RMDlasprocessen
kunnen een hoge lascircuitinductantie
produceren naargelang de kabellengte
en de plaatsing van de kabels. Dit kan
leiden tot een beperkte
stroomverhoging tijdens de
druppeloverdracht in de plas.
De optie Vsense kan Aan of Uit worden
gezet in het opstartmenu of aan de hand
van de webpagina’s. De detectiedraad
van de elektrode bevindt zich in de
controlekabel van de draadaanvoerunit
en compenseert de spanningsval in alle
semiautomatische processen als de
Vsenseoptie Aan staat. De
werkdetectiekabel sluit aan op de
Axces 4pin lasstroombron connector
die zich boven de negatieve
uitgangsklem bevindt. Als de
werkdetectiekabel met de
lasstroombron wordt verbonden
wanneer de Vsenseoptie Aan staat,
compenseert deze voor de
spanningsval van de werkkabel.
Leg resterende kabels niet in een
spiraal. Gebruik kabels met de juiste
lengte voor de toepassing. Als er
langere laskabels worden gebruikt
[langer dan 50 ft (15 m)], probeer dan de
positieve en negatieve laskabels
samen te plaatsen, om het magnetische
veld rond de kabels te verminderen.
Vermijd de koppeling van de
aanvoerdraad en werkdetectiedraden
met de laskabels.
5-2. Laskabels zo leggen dat inductantie minimaal is
Verkeerd
Beter
Beste
1
2
6
5
4
3
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
6
5
4
3
7
. In werkelijkheid kan de unit er anders uitzien dan
weergegeven.
OM-277115 Pagina 24
250504-B
1 Lasstroombron
2 Elektrodekabel
3 Stuurstroomkabel van
draadaanvoersysteem
4 Werkkabel
5 Spanningsdetectiekabel
6 Robot
7 Werkstuk
Elke lasstroombron moet voorzien zijn van
een gescheiden werkkabelaansluiting met
het werkstuk. Stapel de kabels niet op of
plaats deze niet samen op het werkstuk.
Dit is heel belangrijk voor
pulslastoepassingen.
Het is belangrijk om een
spanningsdetectiekabel zo dicht mogelijk
bij de las aan te sluiten, maar niet in de
retourstroomkring.
Sluit de spanningsdetectiekabel aan op
het einde van de lasverbinding.
De lasrichting moet van af de
werkstukkabelaansluitingen zijn.
Verbind de werkstukklem aan op het begin
van de lasverbinding.
Elk laspistool heeft zijn eigen
beschermgas. Gebruik voor elk laspistool
een afzonderlijke beschermgasregelaar
en beschermgasaansluiting.
Blaaswerking van de boog is de deflectie
van een lasboog ten opzichte van zijn
normale pad vanwege magnetische
krachten. Dit heeft een tegengestelde
werking op het aspect van een las, kan
overmatige lasspetters geven en de
kwaliteit van de las aantasten.
Blaaswerking van de boog gebeurt
voornamelijke tijdens het lassen van staal
of ijzermagnetische metalen. De
lasstroom zal de weg van de minste
weerstand kiezen, wat niet altijd het directe
pad is door het werkstuk naar de
werkkabelaansluiting. De meest
intensieve magnetische kracht zal rond de
boog zijn vanwege het verschil in
weerstand voor het magnetisch pad in het
basismetaal. De werkklemaansluiting is
belangrijk en moet aan het beginpunt van
de las worden geplaatst. Het wordt
aanbevolen om een zo kort mogelijke boog
te gebruiken zodat er minder boog
aanwezig waar op de magnetische
krachten invloed kunnen uitoefenen. De
condities die de magnetische kracht op de
boog aantasten zijn zo gevarieerd dat hier
alleen verwezen wordt naar
kabelverbindingen en boogvoorkeuren.
5-3. Meerdere lasstroombronnen gebruiken
Beweging
van het
pistool
Stroomrichting
1
3
4
6
1
2
2
3
4
5
5
6
. In werkelijkheid kan de unit er anders uitzien dan
weergegeven.
OM-277115 Pagina 25
5-4. Aansluitingen van spanningsdetectiekabel en werkstukkabel bij meerdere lasbogen
A. Slechte opstelling
250512-B
1 Lasstroombron
2 Elektrodekabel
3 Stuurstroomkabel van
draadaanvoersysteem
4 Werkkabel
5 Spanningsdetectiekabel
6 Robot
7 Werkstuk
Dit is een slechte opstelling omdat de
detectiekabels direct in het stroompad van
de lasboog zijn. De interactie tussen de
lascircuiten zal de spanningsval in het
werkstuk beïnvloeden. De spanningsval
voor het hele werkstuk zal niet correct
gemeten worden voor het
spanningsfeedbacksignaal. De
spanningsfeedback naar de
lasstroombronnen zal bij geen van de
kabels correct zijn, met als gevolg een
incorrecte boog en slechte boogkwaliteit.
Stroomrichting
1
2
3
6
6
3
2
1
4
5
7
5
4
. In werkelijkheid kan de unit er anders uitzien dan
weergegeven.
OM-277115 Pagina 26
B. Betere opstelling
250513-B
1 Lasstroombron
2 Elektrodekabel
3 Stuurstroomkabel van
draadaanvoersysteem
4 Werkkabel
5 Spanningsdetectiekabel
6 Robot
7 Werkstuk
De opstelling is een betere opstart om de
aparte spanningsfeedback naar de
lasstroombronnen te ondersteunen. De
meest precieze spanningsdetectie kan
niet worden bereikt vanwege spanningsval
in het werkstuk. Dit kan compensatie in de
lasparameters vereisen.
Stroomrichting
1
2
3
6
3
2
1
6
4
5
7
4
5
. In werkelijkheid kan de unit er anders uitzien dan
weergegeven.
OM-277115 Pagina 27
C. Beste opstelling
250515-B
1 Lasstroombron
2 Elektrodekabel
3 Stuurstroomkabel van
draadaanvoersysteem
4 Werkkabel
5 Spanningsdetectiekabel
6 Robot
7 Werkstuk
Deze opstelling is de beste opstart voor de
juiste spanningsdetectie in het werkstuk.
De spanningsfeedback naar de
lasstroombronnen zal correcter zijn, met
als gevolg een betrouwbare boog en
betere boogkwaliteit.
Stroomrichting
1
2
3
6
3
2
1
6
4
7
5
5
4
. In werkelijkheid kan de unit er anders uitzien dan
weergegeven.
OM-277115 Pagina 28
5-5. Aarding
Bij het gebruik van een robot of programmeerbare knoppen, moet de apparatuur goed worden geaard. Het aarden voorkomt het door de elektriciteit
veroorzaakte geluid van corrupte verwerkingsgegevens of mogelijke schade aan de gevoelige elektrische componenten. Elektrisch geluid is een
probleem van de hoge frequentie TIGapparatuur of van het soort inverter energievoorziening in de zone. Onderstaand volgt een methode voor een
goede aarding: Zorg ook voor een goede aardingsaansluiting.
Aarding
wordt gemeten
100 W Lichtpeer
110 Volt AC
Neutraal
1 Volt 1 W
V
Meetfaciliteit (aardings) weerstand
De weerstand van een aarding kan worden gemeten aan de hand van een 100 W lichtpeer, een boogvoltmeter en een elektriciteitsval van 110 volt AC.
Zoals de stroomkring laat zien, benaderen de 110 volt AC (hete) voorziening en de lichtpeer van 100 W een ampèrestroombron van 1 ampère, als het
lichtpeercircuit wordt afgerond door de aansluiting met de aarde. De ACvoltmeter, wordt dan op basis van ACneutrale lijn gebruikt om de
spanningsstijging te meten aan de hand van de 1 ampèrestroombron door de aarde heen. Elke spanningsstijging op de aarde betekent 1 ohm
weerstand. Een weerstand van minder dan 10 ohm naar de aarde moet voldoende zijn.
OM-277115 Pagina 29
Klantgeleverde aardestaafaandrijving
Of aparte aardeverbinding
Minder dan 100 ohm naar de bouwgrond
Werktafel
BELANGRIJK: Plaats NIETS op de schakelkastrobot.
Figuur 9-1. Aardingsaansluitingen naar stationaire robotsysteemcomponenten
Huidige
ingangsstroom
aarde
Zorg voor een aparte aarding voor het
apparaat met behulp van een
kopergevlochten kabel van minimum Nr. 3
met een resistentiewaarde van minder dan
100 Ohm tussen de aansluiting van de
component en de aardekabel
Netvoedingskabel
Werkschakelaar schakelkast
voor ingangsvoeding naar
klemposities en randapparatuur
Netvoedingskabel
Zorg dat de aardekabel 1,5 m
(5 ft.) tot 3 m (10 ft.) langer is
leg deze in een spiraal in de
robotbesturing
Werkschakelaar
schakelkast
Huidige
ingangsstroom
aarde
Als er een
geleider wordt
gebruikt, isoleer
deze dan van de
elektrische
circuitrobot.
Gebruik de juiste
ingangsafmetingen en
aardegeleiders voor de
ingangsnetvoedingskabel.
Isoleren van linerstrips onder
beide klantgeleverde
staafaandrijvingsondersteu
ningskanalen
Robot
besturing
1,5 m
(5 ft.)
Isolatieplaat
onder robot
3 m (10 ft.)
minimum
Laskabel naar
werkstuk
Werkschakelaar
schakelkast
Netvoedingskabel
Huidige
ingangsstroom
aarde
Lasstroom
bron
Gebruik de juiste ingangsafmetingen
en aardegeleiders voor de
ingangsnetvoedingskabel.
4,5 m
(15 ft.)
1,5 m
(5 ft.)
SB-136221-A
OM-277115 Pagina 30
5-6. 30 punten mechaniek in MIGlassen
30 ptn MIG 2014-09
Hoofdvoeding
S Controleer de hoofdvoedingslijn bij de werkschakelaar of stekkerdoos en/of kabelstekker.
S Controleer de hoofdvoeding bij lasstroombron.
Secundaire voeding
S Controleer de secundaire lasuitgangsaansluitingen bij de lasstroombron.
S Inspecteer de conditie en routering van de positieve laskabel naar de draadaandrijfmotor.
S Inspecteer de conditie van de positieve laskabel naar de draadaandrijfmotor.
S Inspecteer de conditie en routering van de negatieve laskabel naar de draadaandrijfmotor.
S Controleer de verbinding van de negatieve laskabel met de klem.
S Inspecteer de conditie van roterende aardingen, aardingsschoenen of andere auxiliaire aardingen.
S Controleer de installatie, routering en conditie van het laspistool.
Beschermgas
S Controleer de gasleidingaansluiting met de voorzieningsregulator van het beschermgas.
S Controleer de stroomtoevoer van het beschermgas.
S Controleer de routering van de gasleiding.
S Controleer de gasleidingaansluiting bij de draadaanvoerbehuizing.
S Controleer de aansluiting van het pistool met de draadaanvoer en zorg dat de Oring goed verzegeld is bij de aanvoerbehuizing.
S Controleer de conditie van de gasverspreider.
S Controleer de conditie van het mondstuk.
S Controleer de Oring dat het mondstuk goed zit.
Lasdraad
S Inspecteer de conditie van de afwikkelaar. Controleer of de snelle aansluitingskoppelling niet versleten is en vervang deze, indien nodig.
S Controleer de plaatsing van het compensatiepakket voor een flexibel aanvoerpad.
S Inspecteer de conditie en routering van de ingangsgeleiding.
S Controleer de installatie van de snelle aansluitkoppeling aan de achterzijde van de kabelaandrijving, zodat deze niet de aandrijfrollen aanraakt.
Controleer of deze niet versleten is en vervang deze, indien nodig.
S Controleer de aandrijfrollen en vervang deze als ze versleten zijn.
S Controleer de spanningsinstelling van de aandrijfrol.
S Controleer dat het formaat van de tussengeleiding goed overeenkomt met het draadformaat en vervang deze, indien versleten.
S Controleer aan beide einden de juiste lengte van de liner en zorg dat hier geen braam in is.
S Controleer dat het formaat van de liner met het draadformaat overeenkomt.
S Controleer de liner op slijtage en maak deze schoon om verstoppen te voorkomen.
S Controleer dat het formaat van de contacttip met het draadformaat overeenkomt.
S Controleer de contacttip op slijtage en vervang deze op regelmatige intervallen.
S Controleer dat de contacttip stevig zit op het pistool; apparaat volledig inactief. goed past en zorg dat het pistool goed bevestigd is.
OM-277115 Pagina 31
5-7. Blaaswerking van de boog
Blaaswerking van de boog is de deflectie van de lasboog ten opzichte van zijn normale pad vanwege magnetische krachten. Deze conditie komt men
vooral tegen in directe stroomlas of magnetische materialen, zoals ijzer en nikkel. Blaaswerking van de boog kan zich voordoen in alternatieve
stroomlas onder zekere voorwaarden, maar dit zijn zeldzame gevallen en de intensiteit van de blaaswerking is altijd minder hoog. De directe stroom
door de elektrode en het basismetaal zullen een magnetisch veld rond de elektrode opbouwen. Door dit magnetische veld heeft de boog soms de
neiging om zijwaarts te deflecteren, maar gewoonlijk is de deflectie van de boog eerder naar voren of naar achteren langs de naad.
Blaasvorming naar achteren vindt men bij het lassen naar de werkkabelaansluiting toe dichtbij het einde van een naad of in een hoek van een werkstuk.
Blaasvorming naar voren vindt men bij het lassen van de werkkabelaansluiting af bij het begin van een naad van een werkstuk. Over het algemeen
ontstaat blaasvorming door twee voorwaarden:
1. De wijziging van de stroomrichting als deze het werkstuk binnengaat en naar de werkkabel wordt geleid.
2. De asymmetrische opstelling van het magnetisch materiaal rondom de boog, een conditie die zich normaliter voordoet als er dichtbij het einde
van ijzermagnetische metalen wordt gelast.
Hoewel de blaasvorming niet altijd volledig kan worden geëlimineerd, kan deze gecontroleerd of verminderd worden tot op een aanvaardbaar niveau
als men de twee bovenstaande voorwaarden weet.
Behalve in gevallen waar de blaasvorming van de boog ongewoonlijk ernstig is, kunnen er sommige stappen worden ondernomen om deze te
elimineren of te verminderen. Sommige of alle volgende stappen kunnen nodig zijn:
* Plaats de werkkabelaansluiting zo ver mogelijk van de lasnaden.
* Als blaasvorming naar achteren het probleem is, plaats de werkkabelaansluiting aan het begin van de lasnaad en las in de richting van een
zware hechtlas.
* Als blaasvorming naar voren het probleem is, plaats de werkkabelaansluiting aan het einde van de lasnaad.
* Plaats de elektrodehoek op dusdanige wijze dat de boogkracht tegen de blaasvorming van de boog ingaat.
* Gebruikt de kortst mogelijke boog die goede laspraktijken onderhoud (dit helpt bij het forceren van de boog om de blaasvorming tegen te gaan).
* Verminder de lasstroom, indien mogelijk.
* Las in de richting van een zware hechtlas of runofflip.
* Gebruik de sequentie voor het lassen volgens pelgrimspas.
* Wijzig naar een AClasuitvoering waarvoor een wijziging van elektrodeklasse nodig kan zijn.
* Wikkel de werkkabel om het werkstuk in de richting van het opzetten van een magnetisch veld om het magnetische veld die de blaasvorming
veroorzaakt tegen te gaan.
Aantekeningen
OM-277115 Pagina 32
5-8. Elementaire probleemoplossing bij lassen
Hieronder worden enkele problemen, oorzaken en reparatiemogelijkheden voor lasuitvoeringen aangeduid. Deze lijst bevat echter niet alle problemen
die bij het lassen worden gevonden.
Probleem Waarschijnlijke oorzaak Oplossing
Geen lasuitgangsspanning; apparaat
volledig inactief.
Werkschakelaar in Uitpositie. Zet de schakelaar op Aan.
Schakelaar stroombron in Uitpositie. Zet de schakelaar op Aan.
Primaire stroomzekering doorgeslagen of
stroomonderbreker getript.
Vervang de zekering of reset de
stroomonderbreker en controleer de
voedingsspanning.
De lasuitgang is aanwezig, maar de
draad stopt de aanvoer tijdens het
lassen.
Veiligheidszekering van draadaanvoerunit
doorgeslagen of kortsluitingsschakelaar getript.
Vervang de zekering of reset de
stroomonderbreker en zoek naar de oorzaak van
de overbelasting.
Aandrijfrollen draadaanvoerunit niet goed
uitgelijnd.
Voer de uitlijning van de aandrijfrollen uit.
Verkeerd formaat aandrijfrollen. Vervang de aandrijfrollen met het juiste formaat.
Te veel of te weinig druk op de aandrijfrol. Stel de druk van de aandrijfrol af.
Te veel spanning op de draadspoel. Verminder de spanning op de draadspoel.
Verstopping van afwikkelaar of trommeladapter. Vervang de afwikkelaar of repareer het defect.
Voedingsmotor verbrand. Test de motor en vervang deze zonodig.
Pistoolliner vuil of verstopt. Verwijder de pistoolliner en maak deze schoon of
vervang deze.
Verkeerd type of formaat liner. Installeer het juiste formaat van de liner.
Gebroken of beschadigd pistool of toorts. Vervang de beschadigde onderdelen.
Opening contacttip verstopt. Vervang de contacttip.
Verkeerd formaat contacttip. Vervang deze door het juiste formaat en type
contacttip.
Scherp gebogen of geknikte pistoolkabel of liner. Maak de pistoolkabel recht en/of vervang de liner.
Oververhit pistool. Gebruik een pistool met de juiste stroomsterkte.
Fout formaat van draad. Laat het formaat van het draad overeenkomen met
de liner en de contacttip.
Geleidingen wrijven over de aandrijfrollen. Pas de geleidingen aan of plaats deze goed.
Vastgelopen aandrijfrollen. Verwijder de vreemde voorwerpen van de
aandrijving.
Motorkabel niet aangesloten of beschadigd. Verbind, repareer of vervang de motorkabel.
OM-277115 Pagina 33
Probleem OplossingWaarschijnlijke oorzaak
Las is poreus.
Vuil basismetaal, hoge roest, walshuid, olie, enz. Maak het basismetaal schoon door middel van
borstelen, schuren of gebruik een chemisch
schoonmaakmiddel vóór het lassen.
Fout in regulator/stroommeter. Pas de regulator/stroommeter aan of vervang
deze.
Gascilinderklep gesloten. Open de gascilinderklep.
Defect gasregulatordiafragma. Vervang de gasregulator.
Stroommeter gescheurd of gebroken. Repareer of vervang de stroommeter.
Gasleiding niet aangesloten of lekt. Sluit de gasleiding aan of vervang deze.
Te veel of te weinig gasstroom. Pas de gasstroom aan.
Vocht in beschermgas. Vervang de gascilinder of aanvoer.
Fout gas voor draadtype of overdrachtsmodus. Gebruik correct beschermgas.
Fout aanvoergassolenoïde. Vervang de solenoïde.
Pistool of uitgangskabel lekt. Repareer de beschadigde onderdelen of vervang
deze.
Instelling draadaanvoersnelheid te hoog. Verminder de snelheid van de draadaanvoer.
De contacttip steekt te ver uit het mondstuk. Pas de onderdelen aan of vervang deze (maximum
afstand mag niet hoger zijn dan 1/8 in (3,2 mm).
Afstand van mondstuk naar werkstuk te groot. Verminder de afstand van het mondstuk naar
werkstuk.
Verkeerde pistool of toortshoek. Stel de juiste pistoolhoek in (poreuze of vuile las
betekent dat de hoek te groot is).
Mondstuk verstopt. Maak de lasspetters schoon of verwijder de
verstopping.
Windbries of tocht in laszone. Scherm het lasgebied af tegen tocht.
Lage druk beschermgascilinder. Vervang de gascilinder.
Gaslek bij voedingsaansluiting pistool. Installeer het pistool op de correcte wijze of
vervang de Oringen van de pistool connector.
Overmatige lasspetters
Spanning te hoog ingesteld. Verminder de spanning(verminder de trim of stel de
boog voor pulslas af).
Verkeerde pistool of toortshoek. Stel de juiste pistoolhoek in.
Te veel of te weinig gasstroom. Pas de gasstroom aan.
Fout gas voor draadtype of overdrachtsmodus. Gebruik correct beschermgas.
Fout type of formaat elektrodedraad. Gebruik het juiste elektrodedraad.
Foute inductantieinstelling. Stel de inductantie af.
Vuil of oud elektrodedraad. Vervang door een nieuwe elektrodedraad.
Olieachtig of vuil basismetaal. Maak het basismetaal schoon door middel van
borstelen, schuren of gebruik een chemisch
schoonmaakmiddel vóór het lassen.
Draad steekt de veel uit of de afstand van het
mondstuk naar het werkstuk is te groot.
Stel het draad goed af zodat het niet meer uitsteekt
en verminder de afstand van het mondstuk naar het
werkstuk.
Fout overdrachtsmodus. Stel de juiste overdrachtsmodus in.
Verplaatsingssnelheid te laag. Verhoog de verplaatsingssnelheid zodat de boog
zich aan de voorrand van de lasplas bevindt.
OM-277115 Pagina 34
Probleem OplossingWaarschijnlijke oorzaak
Zwervende, opgejaagde or
onregelmatige boog.
Verstopping van afwikkelaar of trommeladapter. Vervang de afwikkelaar of repareer het defect.
Vuile of versleten pistoolliner of ingangskabel. Verwijder de pistoolliner of ingangskabel en maak
deze schoon of vervang deze.
Scherp gebogen of geknikte pistoolkabel of liner. Maak de pistoolkabel recht en/of vervang de liner.
Losgeraakte of versleten contacttip. Bevestig de contacttip of vervang deze.
Verkeerd formaat contacttip. Vervang deze door het juiste formaat en type
contacttip.
Oververhit pistool. Gebruik een pistool met de juiste stroomsterkte.
Losgeraakte voedingskabels of andere elektrische
aansluitingen.
Maak de aansluitingen of kabels vast, repareer of
vervang deze en controleer ook alle rotatieve
aansluitingen of borsteltypen.
Verkeerde pistool of toortshoek. Stel de juiste pistoolhoek in.
Te veel of te weinig gasstroom. Pas de gasstroom aan.
Vocht in beschermgas. Vervang de gascilinder of aanvoer.
Fout gas voor draadtype of overdrachtsmodus. Gebruik correct beschermgas.
Foute programmaselectie voor pulslas. Zorg voor de juiste programmaselectie.
Foute of onstabiele analoogopdracht van
robotcontroller.
Controleer het signaal van de robotcontroller (als
hulp voor de probleemoplossing, ga naar de
stroombronbesturing voor spanning en
draadsnelheid).
Pistool of uitgangskabel lekt. Repareer de beschadigde onderdelen of vervang
deze.
Foute afstand van het mondstuk naar werkstuk. Stel de juiste afstand in [3/8 in. tot 5/8 in. (9,5 tot
15,9 mm) voor korte boog, 5/8 in. tot 1 in. (15,9 tot
25,4 mm) voor pulslas, en 3/4 in. tot 1-1/4 in. (19,1
tot 31,8 mm) voor straallas].
Stroomdetectiekabels open of kortgesloten. Repareer of vervang de kabels van de
spanningsdetectie.
Hoog frequentiegeluid in het werkgebied. Zorg voor de correcte aardingsmethoden als TIG of
plasmaapparatuur in de zone wordt gebruikt.
Blaaswerking van de boog. Zie hoofdstuk 5-7.
Toerenteller aandrijfmotor of motorkabel open of
kortgesloten.
Controleer de toerenteller van de aandrijfmotor en
kabels, en repareer of vervang deze.
Verkeerd formaat aandrijfrollen. Vervang de aandrijfrollen met het juiste formaat.
Te veel of te weinig druk op de aandrijfrol. Stel de druk van de aandrijfrol af.
Lasdraad brandt terug tot de contacttip
bij het begin van de las.
Verstopping in draadaanvoersysteem. Controleer de ingangskabel, pistoolliner en
draadgeleiders.
Versleten aandrijfrollen. Vervang de aandrijfrollen.
Verkeerd formaat aandrijfrollen. Vervang de aandrijfrollen met het juiste formaat.
Foute startparameters. Stel de startparameters in.
Versleten contacttip. Vervang de contacttip.
Verkeerd formaat of type contacttip. Vervang deze door het juiste formaat en type
contacttip.
Niet voldoende bewapening in lasdraad. Voeg een draadstrekinrichting toe om de draad te
bewapenen.
Lasdraad brandt terug tot de contacttip
tijdens lassen.
Verstopping in draadaanvoersystem. Controleer de ingangskabel, pistoolliner en
draadgeleiders.
Versleten aandrijfrollen. Vervang de aandrijfrollen.
Verkeerd formaat aandrijfrollen. Vervang de aandrijfrollen met het juiste formaat.
Te veel of te weinig druk op de aandrijfrol. Stel de druk van de aandrijfrol af.
Versleten contacttip. Vervang de contacttip.
Verkeerd formaat of type contacttip. Vervang deze door het juiste formaat en type
contacttip.
Niet voldoende bewapening in lasdraad. Voeg een draadstrekinrichting toe om de draad te
bewapenen.
Lasdraad brandt terug tot de contacttip
bij het einde van de las.
De lasstroombronuitgang schakelt niet uit. Zorg dat alle schakelaars in de correcte positie
staan, vervang de stroombron, indien nodig.
Draadterugbrandinstelling te hoog of te lang. Stel de draadterugbrandinstelling af of schakel
deze volledig uit.
OM-277115 Pagina 35
HOOFDSTUK 6 BEDIENING
6-1. Bedieningsknoppen
Ref. 257195-G
1 Aanuitschakelaar
Schakelt de unit Aan of Uit.
2 Power AanLED
De Power LED brandt als de unit
stroomtoevoer krijgt.
3 LED uitgangsspanning aan
De uitgangsLED brandt als de
lasuitgang stroomtoevoer krijgt.
4 FoutLED
Wellende druklas
unit is oververhit en de lasuitgang is
geïnactiveerd. Laat de unit
afkoelen tot de werktemperatuur.
FoutLED zal uitgaan en het lassen
kan worden hervat.
Knipperen
Er is een systeemfout. Gebruik de
gebruikersinterface om de foutbron
te bepalen en hier een oplossing
voor te vinden. Volg de instructies
op het scherm om de fout te wissen.
Als de fout verwijderd is, zal de
foutLED stoppen met knipperen
en kan het lassen worden hervat.
. Na het apparaat uit te
schakelen, wacht totdat de
Power AanLED uitgaat
alvorens de unit weer in te
schakelen. Een te snel aan en
uitzetten kan tot
softwareproblemen leiden bij
het opnieuw inschakelen.
1
2
3
4
OM-277115 Pagina 36
6-2. Gebruikersinterface
Ref. 266061-B
2
1
5
6
7
8
4
16
9
10
11
3
20
1213 14 15
17
19
18
OM-277115 Pagina 37
6-3. Beschrijving van bedieningsfuncties op voorpaneel (zie hoofdstuk 6-2)
1 Geheugendisplay
Op de geheugendisplay wordt het actieve
lasprogramma getoond. Het bereik ligt
tussen 0001 en 9999.
2 Instelknop voor geheugen/variabelen
Gebruik deze knop om een
programmanummer te selecteren of om de
variabele die op de geheugendisplay wordt
getoond, te verhogen/verlagen.
3 Boogregelingsknop
De boogregelingsknop is
procesafhankelijk. De gebruiker kan de
variabele veranderen die op de
Waarden/Parametersdisplay verschijnt,
zoals inductantie, DIG, RMD (balgrootte) of
trim. Het bereik kan +/ zijn, afhankelijk van
het proces.
4 1-8 geheugenknoppen en LEDs
Gebruik deze knoppen om een opgeslagen
programma uit de
lasprogrammabibliotheek te selecteren.
Het ledlampje geeft aan welk programma
geselecteerd is en actief is.
De Variabelen/Parameters display toont
een overzicht van de
lasprogrammabibliotheek voor het
geselecteerde programma.
5 Softkeyknoppen
Gebruik deze knoppen om door de menu’s
te browsen die op het LCDscherm
verschijnen.
6 Knop voor scrollen en knop voor
selecteren/opslaan
Draai aan deze knop om door de variabele
opties te scrollen of om de variabele die op
de geheugendisplay wordt getoond, te
verhogen/verlagen.
Door op deze knop te drukken zal deze als
een knop voor selecteren/opslaan werken.
Druk op de knop om de opties te selecteren
die op het LCDscherm beschikbaar zijn.
7 Waarden/Parameters LCDscherm
Dit scherm toont alle waarden en
parameters die geselecteerd zijn aan de
hand van de softkeyknoppen en de knop
voor scrollen en de knop voor
opslaan/selecteren.
8 Display
Stroomsterkte/Draadaanvoersnelheid
Op deze display wordt de stroomsterkte
getoond, of de draadaanvoersnelheid, naar
gelang het geselecteerde proces.
9 Instelknop
Stroomsterkte/Draadaanvoersnelheid/
Handmatig activeren van gasaanvoer
ampère
Gebruik deze knop om de stroomsterkte of
draadaanvoersnelheid te verhogen/
verlagen, afhankelijk van het geselecteerde
proces. De waarden verschijnen op het
scherm voor stroomsterkte/
draadaanvoersnelheid/materiaaldikte.
10 Spanning/booglengte/inductantie/
boogaanpassing/RMDscherm
Dit scherm toont de spanning, booglengte,
inductantie, boogaanpassing of RMD
naargelang het geselecteerde proces.
11 Instelknop spanning/boogregeling
Gebruik deze knop om de spanning of
booglengte te verhogen/verlagen,
afhankelijk van het geselecteerde proces.
Deze waarden verschijnen op de display
Spanning/booglengte/inductantie/boog
aanpassing/RMD weergave.
12 Booglengteindicator
Ledlampje gaat branden om aan te geven
dat de booglengtefunctie actief is.
13 Spanningsindicator
Ledlampje gaat branden om aan te geven
dat de spanningsfunctie actief is.
14 Indicator voor synergische
keuzestand actief
Ledlampje gaat branden om aan te geven
dat een synergisch lasproces actief is.
15 Indicator voor stroomsterkte
Ledlampje gaat branden om aan te geven
dat een SMAW, GMAW of CAG proces is
geselecteerd. Deze waarden verschijnen
op de display spanning/booglengte/
inductantie/boogaanpassing/RMD
weergave.
16 Indicator voor draadaanvoersnelheid
Ledlampje gaat branden om aan te geven
dat een GMAW of GMAWP lasproces is
geselecteerd. De waarden verschijnen op
het scherm voor stroomsterkte/
draadaanvoersnelheid/materiaaldikte.
17 Indicator voor materiaaldikte
Dit kenmerk zal effectief worden in een
latere softwareuitgave.
18 Indicator LED uitgangsspanning
aanwezig
Ledlampje gaat branden om aan te geven
dat de spanning in open circuit aanwezig is
bij de lasuitgangsklemmen.
19 USBpoort
Gebruik deze poort voor alle
USBgerelateerde functies.
20 Indicator voor parameter
vergrendelen
Ledlampje gaat branden om aan te geven
dat lasparameters vergrendeld en actief
zijn.
* Geïnactiveerd of niet beschikbaar.
OM-277115 Pagina 38
HOOFDSTUK 7 CONFIGURATIE
7-1. Toegang tot webpaginaconfiguraties
Om toegang te verkrijgen tot de webpaginaconfiguraties voor de stroombron, hebt u het optionele communicatiepaneel nodig (zie hoofdstuk 4-7).
Verbind een pc direct op de aansluiting van het communicatiepaneel met een CAT5 of CAT6 ethernetkabel.
Voer het systeem IPadres, 169.254.0.2, in een webbrowser in en de webpaginaconfiguraties voor de lasser zullen opengaan in het startscherm.
7-2. Startscherm
1 Navigatiebalk
Selecteer de schermen Start, instelling,
boogbeheer, gegevensbeheer of help.
2 Informatiebalk
Geeft algemene informatie over stroombron,
locatie, assetnummer, serienummer en
taalweergave.
3 Stroombroninformatie
Geeft de stroombroninformatie weer. Met de
knop Bewerken [Edit] kunnen deze
parameters worden gewijzigd.
4 Actief programma [Active programme]
Geeft het programmanummer, proces,
draadformaat en legering weer, alsmede het
gas. Met de knop Bewerken [Edit] kunnen
deze parameters worden gewijzigd.
5 Lasuitgangen (onder spanning) [Weld
Outputs (Live)]
Geeft de lasuitgangscondities van de
stroombron en draadaanvoerunit in realtime
in.
6 Opdrachten [Commands]
Geeft de uitwisselbare opdrachten van de
huidige gebruiker in. Naargelang het
lasproces dat wordt gebruikt, zullen deze
opdrachten variëren. Met de knop Bewerken
[Edit] kunnen deze parameters worden
gewijzigd.
7 Meest recente las [Last Weld]
Geeft de spanning en stroomsterkte weer die
tijdens de meest recente las werden gebruikt.
8 Productiviteit [Productivity]
Geeft de boogtijd, hoeveelheid gebruikte
draad en de hoeveelheid resterend draad
weer.
9 Actieve fout [Active error]
Geeft actieve foutmeldingen weer. Weergave
Foutlogknop zal een lijst van vorige fouten
weergeven, samen met de tijd waarop deze
plaatsvonden.
1
2
3
4
5
6
8
7
9
OM-277115 Pagina 39
7-3. Instelscherm
1 Informatiebalk
Geeft algemene informatie over stroombron,
locatie, assetnummer, serienummer en
taalweergave.
2 Doorspoelingstijd [Purge Time]
Geeft de duur aan wanneer het gas door de
purgeknop wordt gedrukt. Met de knop
Bewerken [Edit] kunnen deze parameters
worden gewijzigd.
3 Ingeschakelde fouten [Enabled Errors]
Geeft de geactiveerde systeemfouten aan. Klik
op Bewerken [Edit] om systeemfouten te
activeren of inactiveren.
4 Snelheid handmatige draadaanvoer [Jog
Speed]
Geeft de minimum en maximum Jogsnelheden
in inches per minuut aan (IPM). Met de knop
Bewerken [Edit] kunnen de minimum en
maximum jogsnelheidsinstellingen worden
aangepast naar voorwaartse of achterwaartse
jog.
5 Ethernetinstellingen [Ethernet Settings]
Met de knop Bewerken [Edit] kan de gebruiker
connectiviteitsinstelingen wijzigen.
6 Gegevensverbindingen
Geeft aan welke gegevensverbindingen
geactiveerd of geïnactiveerd zijn.
7 Regio
Geeft de huidige regio weer. Met de knop
Bewerken [Edit] kan de regio worden gewijzigd.
8 Status
Geeft de status van de Insight software aan. Met
de knop Bewerken [Edit] kan deze status
worden gewijzigd.
9 WiFi Settings
Met de knop Bewerken [Edit] kan de gebruiker
WiFi instellingen wijzigen.
10 Automatisch draad invoeren
Geeft de belasting aan in inches per minuut
(IPM) en de toortslengte (inches) om de
tijdsduur voor de automatische doorvoering te
bepalen. Met de knop Bewerken [Edit] kunnen
deze parameters worden gewijzigd.
11 Draadspoel [Wire Spool]
Geeft het type draad, spoelformaat en de
hoeveelheid draad aan die op de spoel overblijft.
Met de knop Bewerken [Edit] kan deze
informatie worden gewijzigd of gereset.
12 Laskabel instellen [Weld Cable Setup]
Geeft de lengte en diameter van de positieve en
negatieve laskabels aan, alsmede de toorts en
spanningsfeedback (VFB)methode die
geselecteerd worden. Met de knop Bewerken
[Edit] kunnen deze parameters worden
gewijzigd.
13 Robotopties
Geeft de huidige connectiviteitsopties van de
robot weer. Met de knop Bewerken [Edit] kunnen
de robotopties worden gewijzigd.
14 Proefdraaien
15 Ingangs/uitgangsrelais
1
2
5
3
4
7
6
8
12
10
11
13
14
15
9
OM-277115 Pagina 40
7-4. Boogbeheerscherm
1 Actief programma [Active Program]
Geeft het programmanummer, proces,
draadformaat en legerin weer, alsmede het
gas. Met de knop Bewerken [Edit] kunnen
deze parameters worden gewijzigd.
2 Opdrachten [Commands]
Geeft de uitwisselbare opdrachten van de
huidige gebruiker in. Naargelang het
lasproces dat wordt gebruikt, zullen deze
opdrachten variëren. Met de knop Bewerken
[Edit] kunnen deze parameters worden
gewijzigd.
3 Lassequentie [Weld Sequence]
Geeft de actieve lassequentieparameters
aan. Met de knop Bewerken [Edit] kunnen
deze parameters worden gewijzigd.
4 Vergrendelingsstatus [Lock Status]
Geeft de huidige status van de
systeemvergrendelingen weer. Met de knop
Bewerken [Edit] kan de
vergrendelingsconfiguratie worden gewijzigd.
5 Programma activeren [Program Enable]
Met de knop Bewerken [Edit] kan de gebruiker
de beschikbare programma’s selecteren.
6 Lasprocessen [Weld processes]
Geeft de beschikbare lasprocessen weer.
Met de knop Bewerken [Edit] kunnen de
processen worden geactiveerd of
geïnactiveerd.
1
4
2
3
5
6
OM-277115 Pagina 41
7-5. Gegevensbeheerscherm
1 Productiviteit [Productivity]
Geeft de boogtijd weer alsmede het gebruikte
draad in inches en pounds. Klik op Gegevens
resetten om de productiviteitsgegevens opnieuw
in te stellen.
2 Gegevens levensduur [Lifetime
Information]
Geeft de totale boogtijd, boogstart en gebruikt
draad gedurende de gehele levenscyclus van de
unit weer.
3 Softwareinformatie
Geeft de softwareherziening weer.
Met de knop fabrieksreset zal de gebruiker een
fabrieksresetscherm zien. Lees en volg alle
instructies op het fabrieksresetscherm om terug
te gaan naar de fabrieksinstellingen.
4 Foutlog [Error Log]
Geeft de meest recente fout weer die door het
systeem gedetecteerd is.
Weergave foutlogknop zal een lijst van vorige
fouten weergeven, samen met de tijd waarop
deze plaatsvonden.
5 Systeemlog [System Log]
Geeft de meest recente invoering in het
systeemlog in.
Weergave foutlogknop zal een lijst van vorige
fouten weergeven, samen met de tijd waarop
deze plaatsvonden.
6 Gebruik draad [Wire Usage]
Geeft de hoeveelheid gebruikte draad weer,
alsmede de resterende hoeveelheid en de datum
waarop de spoel is gestart. Klik op Gegevens
resetten om een nieuwe spoel te starten.
1
2
3
456
7-6. Helpscherm
. Het Helpscherm bevat drie
uitklapmenu’s die
kenmerken bevatten voor
de schermen Instelling,
Boogbeheer en
Gegevensbeheer.
1 Instelling informatie
uitklapmenu
2 Boogbeheer uitklapmenu
3 Gegevensbeheer
uitklapmenu
1
2
3
OM-277115 Pagina 42
HOOFDSTUK 8 ONDERHOUD & PROBLEEMOPLOSSING
8-1. Routineonderhoud
! Ontkoppel de netvoeding
voordat u onderhoud
uitvoert.
. Geef vaker een
onderhoudsbeurt als het
apparaat zwaar belast wordt.
n = Controleren Z = Wijzigen ~ = Reinigen l = Vervangen
* Moet worden uitgevoerd door een door de fabrikant erkende serviceagent
Referentie
Elke 3
maanden
l onleesbare labels ~ lasklemmen nl laskabels nl pistoolkabels
nl snoeren nl onderdelen met
barsten of scheuren
~ lasaansluitingen n laskabelaansluitingen
aandraaien
Elke 6
maanden
OF
~ binnenkant van het
apparaat
8-2. De binnenzijde van het apparaat schoonblazen
! Om het inwendige van het
apparaat schoon te blazen
hoeft de behuizing er niet
eerst af.
U blaast de lucht door de
ventilatieroosters aan de voor en
achterzijde.
907657-tp1
OM-277115 Pagina 43
8-3. Tabel met foutcodes en beschrijving van probleemoplossing
Ref. 266061-B
2
3
Logs
ERROR
Button on UI stuck
Make sure all buttons are clear
If error persists, please contact support.
1 Melding op LEDdisplay
Toont een kort bericht waarin de fout of de
plaats van de fout wordt beschreven.
Sommige berichten kunnen meerdere
fouten bevatten. Ga voor specifieke
foutinformatie naar de meldingen op het
lcddisplay.
2 Type melding
Er zullen drie meldingstypen worden
weergegeven.
ERROR - The system has experienced a
fault that must be addressed before
continuing use (Het systeem heeft een fout
gedetecteerd die moet worden opgelost
alvorens verder te gaan).
MESSAGE - No fault has occurred, but
some action must be taken before
resuming use of the welding system (Er is
geen fout opgetreden, maar er moet enige
actie worden ondernomen om het gebruik
van het lassysteem te herstarten). De
ingangsstroom moet bijvoorbeeld in en
uitgeschakeld worden na de nieuwe
software te hebben geladen.
WARNING - There is something that
should be addressed before continuing (Er
is iets dat moet worden afgehandeld
alvorens verder te gaan). Er is bijvoorbeeld
geen verbinding met de
spanningsdetectiekabel.
3 LCD Display Message
(LCDmelding)
Geeft meer informatie over de
weergegeven melding.
4 LCD Solution Message
(LCDoplossingsmelding)
Beschrijft de handeling die moet worden
ondernomen om het bericht of de fout te
wissen.
5 Logs Soft Key (softkey voor
berichtenmenu)
Door te drukken op de softkey Logs zal de
gebruiker naar het menu met de
verslaggeving worden geleid. Vanuit het
Logsmenu (berichtenmenu) wordt toegang
tot het Error Log (foutrapporten) verschaft.
Het LCD Error Log Messages
(LCDfoutverslaggevingsberichten) zijn
opgeslagen in het Error Log
(foutrapporten).
ERR BTN STUK
1
4
5
OM-277115 Pagina 44
Melding op leddisplay
Type
melding
LCD Display Message
(LCDmelding)
LCD Solution Message
(LCDoplossingsmelding)
LCD Error Log Message (LCD
foutverslaggevingsberichten)
WELD WAIT (WACHTEN MET
LASSEN)
ERROR
(FOUT)
Unit was not ready for a weld
sequence (Unit was niet klaar voor
een lassequentie)
Press button to clear error (Druk op
de knop om de fout te wissen)
Weld Wait Error (Wachten lasfout)
ERR OVERTEMP (FOUT TE
HOGE TEMP)
ERROR
(FOUT)
Welding power source has
overheated (Lasstroombron is
oververhit)
Allow unit too cool then cycle power
(Laat het apparaat afkoelen, schakel
daarna uit en weer in)
Overtemp Error (Fout door te hoge
temperatuur)
E STOP ERROR
(FOUT)
Emergency stop activated
(Noodstop geactiveerd)
Reset the emergency stop button
(Noodstopknop resetten)
Estop
OVER CURRENT (TE HOGE
STROOM)
ERROR
(FOUT)
Welding power source primary
draw too high (Primaire
lasstroombronvoeding te hoog)
Check input primary then cycle
power (Controleer de primaire
ingang en schakel daar uit en weer
in)
Primary Overcurrent (Te hoge
primaire stroom)
CYCLE POWER (Schakel het
apparaat uit en weer in)
MESSAGE
(MELDING)
The unit requires a power cycle
(Het apparaat moet worden uit en
ingeschakeld)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Cycle Power Error (Fout bij
uit/inschakelen)
OVER POWER (TE HOGE
STROOM)
ERROR
(FOUT)
SLF TST ERR ERROR
(FOUT)
Welder failed self test (Zelftest
lasunit niet geslaagd)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Self Test Error (Fout zelftest)
ERR INPT PWR (FOUT
INGANGSSTROOM)
ERROR
(FOUT)
Input Power Problem (Probleem
ingangsstroom)
Ensure your primary voltage is
correct (Zorg dat de primaire
spanning juist is)
Input Power Problem (Probleem
ingangsstroom)
ERR FDR (FOUT
DRAADAANVOERUNIT)
ERROR
(FOUT)
Feeder Power Problem (Probleem
met elektrische voeding
draadaanvoerunit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Feeder Power Problem (Probleem
met elektrische voeding
draadaanvoerunit)
ERR AUX PWR (FOUT
HULPVOEDING)
ERROR
(FOUT)
AUX Power Problem (Probleem
hulpvoeding)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
AUX Power Problem (Probleem
hulpvoeding)
ERR THERM (FOUT
THERMISCH SYSTEEM)
ERROR
(FOUT)
Thermal System Problem
(Probleem thermisch systeem)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Thermal System Problem
(Probleem thermisch systeem)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Welder Power Source Problem
(Probleem lasstroombron)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Power Source Problem (Probleem
stroombron)
ERR WFS ERROR
(FOUT)
Actual WFS does not match
command (Huidige WFS komt niet
overeen met opdracht)
Press button to clear error (Druk op
de knop om de fout te wissen)
Wire Speed Error (Fout
draadsnelheid)
ERR STRT (FOUT START) ERROR
(FOUT)
Trigger held too long without arc
(Toortsschakelaar te lang
vastgehouden zonder boog)
Press button to clear error (Druk op
de knop om de fout te wissen)
Arc Start Error (Fout boogstart)
ERR STOP (FOUT STOP) ERROR
(FOUT)
Potential obstruction in wire feed
system (Mogelijke verstopping in
draadaanvoersystee).
Check wire feed and wire drive
systems (Controleer
draadaanvoerunit en dra-
adaandrijfsystemen)
Arc Stop Error (Fout boogstop)
ERR GAS FLW (FOUT
GASSTROOM)
ERROR
(FOUT)
No gas flow to the gun (Geen
gasstroom naar het pistool)
Check gas connections (Controleer
de gasaansluitingen)
Gas Flow Error (Fout in de
doorstroming van gas)
ERR GAS FLW (FOUT
GASSTROOM)
ERROR
(FOUT)
No coolant flow in water system
(Geen koelingsstroom in het
watersysteem)
Check water cooling system
(Controleer het
waterkoelingssysteem)
Cooland Flow Error (Fout in de
doorstroming van koelmiddel)
ERR GND CRNT (FOUT
AARDINGSSTROOM)
ERROR
(FOUT)
Weld current detected in earth
ground (Lasstroom gedetecteerd
in aarding)
Check and repair feeder weld
connections (Controleer en repareer
de lasaansluitingen van de
draadaanvoer)
Earth Ground Current Error (Fout
aardingsstroom)
ERR WIR STUK (FOUT
VASTZITTEND DRAAD)
ERROR
(FOUT)
Wire stick to workpiece at the end
of the weld (Draad vast op
werkstuk aan het einde van de las)
Break/Cut wire away from workpiece
(Verwijder draad van werkstuk)
Wire Stuck Error (Fout draad vast)
ERR ARC (FOUT BOOG) ERROR
(FOUT)
Arc Outage occurred (Uitval boog) Check wire feeder and power source
(Draadaanvoerunit en stroombron
controleren)
Arc Outage Error (Fout uitval
boog)
ERR TRG STUK (FOUT
TOORTSCHAKELAAR
VASTGEHOUDEN)
ERROR
(FOUT)
Trigger held during power up
(Toortsschakelaar vastgehouden
bij inschakelen)
Release trigger and cycle power
(Toortsschakelaar vrijlaten en unit
uit en inschakelen
Trigger Stuck Error (Fout
toortsschakelaar vast)
ERR SOFTWARE (FOUT
SOFTWARE)
ERROR
(FOUT)
Incompatible software detected in
the system (Incompatibele
software gedetecteerd in het
systeem)
Update software (Software
bijwerken)
Incompatible software error (Fout
door incompatibele software)
ERR FEEDER (FOUT
DRAADAANVOERUNIT)
ERROR
(FOUT)
Feeder peripheral malfunction
(Storing randapparatuur
draadaanvoerunit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Feeder EEPROM Error (Fout
EEPROM draadaanvoerunit)
ERR FEEDER (FOUT
DRAADAANVOERUNIT)
ERROR
(FOUT)
Feeder peripheral malfunction
(Storing randapparatuur
draadaanvoerunit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Feeder USART1 Error (Fout
USART1 draadaanvoerunit)
ERR COMM (FOUT
OPDRACHT
DRAADAANVOERUNIT)
ERROR
(FOUT)
Feeder Lost Comms to Arc
Controller (Geen opdrachten
draadaanvoerunit naar
boogcontroller)
Check the control cable (Controleer
de besturingskabel)
Feeder lost comms to AC (Geen
opdrachten van draadaanvoerunit
naar AC)
ERR FDR PWR (FOUT
VOEDING
DRAADAANVOERUNIT)
ERROR
(FOUT)
Feeder Power fault (Fout
elektrische voeding
draadaanvoerunit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Feeder bus overcurrent error
(Fout te hoge stroom
draadaanvoerbus)
ERR FDR PWR (FOUT
VOEDING
DRAADAANVOERUNIT)
ERROR
(FOUT)
Feeder Power fault (Fout
elektrische voeding
draadaanvoerunit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Feeder bus current fault (Fout
stroom draadaanvoerbus)
OM-277115 Pagina 45
Melding op leddisplay
LCD Error Log Message (LCD
foutverslaggevingsberichten)
LCD Solution Message
(LCDoplossingsmelding)
LCD Display Message
(LCDmelding)
Type
melding
ERR FDR RLY (FOUT
VOEDINGSRELAIS
DRAADAANVOERUNIT)
ERROR
(FOUT)
Feeder power relay stuck open
(Voedingsrelais draadaanvoerunit
onderbroken)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Feeder relay stuck open (Relais
draadaanvoerunit onderbroken)
ERR FDR ETH (FOUT
ETHERNET
DRAADAANVOERUNIT)
ERROR
(FOUT)
Feeder Ethernet switch
malfunction (Storing Ethernet
schakelaar draadaanvoerunit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Feeder Ethernet switch error (Fout
Ethernetschakelaar
draadaanvoerunit)
ERR FEEDER (FOUT
DRAADAANVOERUNIT)
ERROR
(FOUT)
Feeder peripheral malfunction
(Storing randapparatuur
draadaanvoerunit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Feeder USART3 Error (Fout
USART3 draadaanvoerunit)
ERR FEEDER (FOUT
DRAADAANVOERUNIT)
ERROR
(FOUT)
Feeder peripheral malfunction
(Storing randapparatuur
draadaanvoerunit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Feeder USART2 Error (Fout
USART2 draadaanvoerunit)
ERR FEEDER (FOUT
DRAADAANVOERUNIT)
ERROR
(FOUT)
Feeder peripheral malfunction
(Storing randapparatuur
draadaanvoerunit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Feeder SPI2 Error (Fout SPI2
draadaanvoerunit)
ERR FDR TACH (FOUT
TACHOMETER
DRAADAANVOERUNIT)
ERROR
(FOUT)
Feeder has lost tachometer wire
speed feedback (Geen feedback
tachometer draadaanvoerunit)
Feeder lost tach signal error (Fout
signaal tachometer
draadaanvoerunit)
ERR BTN STUK (FOUT KNOP
VASTGEHOUDEN)
ERROR
(FOUT)
Button on UI stuck (Knop zit vast
op UI)
Make sure all buttons are clear (Zorg
dat alle toetsen vrij zijn)
UI Button Stuck (UIknop zit vast)
ERR COMM UI (FOUT COMM
UI)
ERROR
(FOUT)
UI Lost Comms to the Sequencer
(Geen IUopdrachten naar
sequencer)
Check the control cable (Controleer
de besturingskabel)
UI lost comms to Seq (Geen IU
opdrachten naar Seq)
FACTORY RST (TERUG NAAR
FABRIEKSINSTELLINGEN)
ERROR
(FOUT)
Factory Reset Complete (Terug
naar fabrieksinstellingen voltooid)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Factory Reset (Terug naar
fabrieksinstellingen)
UNUSED 218 (ONGEBRUIKTE
218)
ERROR
(FOUT)
Unused Error #218 (Fout
ongebruikt)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Unused Error #218 (Fout
ongebruikt)
ERR INPT PWR (FOUT
INGANGSSTROOM)
ERROR
(FOUT)
Must use three phase primary
power (Moet primaire
driefasevoeding gebruiken)
Check primary connections (Primaire
aansluitingen controleren)
Single Phase Error (Fout eenfase)
ERR INPT PWR (FOUT
INGANGSSTROOM)
ERROR
(FOUT)
Primary input voltage too high
(Primaire voedingsspanning) te
hoog)
Check primary connections (Primaire
aansluitingen controleren)
High Input Voltage Error (Fout
hoge voedingsspanning)
ERR INPT PWR (FOUT
INGANGSSTROOM)
ERROR
(FOUT)
Primary input voltage too low
(Primaire voedingsspanning te
laag)
Check primary connections (Primaire
aansluitingen controleren)
Low Input Voltage Error (Fout lage
voedingsspanning)
UNUSED 222 (ONGEBRUIKTE
222)
ERROR
(FOUT)
Unused Error #222 (Fout
ongebruikt)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Unused Error #222 (Fout
ongebruikt)
ERR FEEDER (FOUT
DRAADAANVOERUNIT)
ERROR
(FOUT)
Feeder input voltage too high
(Voedingsspanning
draadaanvoerunit te hoog)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Feeder Voltage High Error (Fout
hoge spanning draadaanvoerunit)
ERR FEEDER (FOUT
DRAADAANVOERUNIT)
ERROR
(FOUT)
Feeder input voltage too low
(Voedingsspanning
draadaanvoerunit te laag)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Feeder Voltage Low Error (Fout
lage spanning draadaanvoerunit)
UNUSED 225 (ONGEBRUIKTE
225)
ERROR
(FOUT)
Unused Error #225 (Fout
ongebruikt)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Unused Error #225 (Fout
ongebruikt)
ERR AUX PWR (FOUT
HULPVOEDING)
ERROR
(FOUT)
Too much current draw from AUX
power port (Te hoge stroom vanuit
hulpstroompoort)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
AUX Power Overcurrent Error
(Fout te hoge hulpstroom)
ERR AUX PWR (FOUT
HULPVOEDING)
ERROR
(FOUT)
AUX power module overheated
(Hulpstroom voeding oververhit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
AUX Power Overtemp Error (Fout
te hoge temperatuur Hulpvoeding)
ERR AUX PWR (FOUT
HULPVOEDING)
ERROR
(FOUT)
AUX power voltage too high
(Hulpvoedingsspanning te hoog)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
AUX Voltage High Error (Fout
hoge hulpspanning)
ERR AUX PWR (FOUT
HULPVOEDING)
ERROR
(FOUT)
AUX power voltage too low
(Hulpvoedingsspanning te laag)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
AUX Voltage Low Error (Fout lage
hulpspanning)
UNUSED 230 (ONGEBRUIKTE
230)
ERROR
(FOUT)
Unused Error #230 (Fout
ongebruikt)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Unused Error #230 (Fout
ongebruikt)
ERR THERM 1 (FOUT
THERMISTOR 1)
ERROR
(FOUT)
Thermistor 1 overtemp (Te hoge
temperatuur thermistor 1)
Allow welder to cool then cycle
power (Laat lasapparaat afkoelen,
daarna voeding uit en inschakelen)
THERM1 Overtemp Error (Fout te
hoge temperatuur THERMISTOR
1)
ERR THERM 2 (FOUT
THERMISTOR 2)
ERROR
(FOUT)
Thermistor 2 Overtemp (Te hoge
temperatuur thermistor 2)
Allow welder to cool then cycle
power (Laat lasapparaat afkoelen,
daarna voeding uit en inschakelen)
THERM2 Overtemp Error (Fout te
hoge temperatuur THERMISTOR
2)
ERR THERM 3 (FOUT
THERMISTOR 3)
ERROR
(FOUT)
Thermistor 3 Overtemp (Te hoge
temperatuur thermistor 3)
Allow welder to cool then cycle
power (Laat lasapparaat afkoelen,
daarna voeding uit en inschakelen)
THERM3 Overtemp Error (Fout te
hoge temperatuur THERM3)
ERR THERM 1 (FOUT
THERMISTOR 1)
ERROR
(FOUT)
Thermistor 1 shorted (Kortsluiting
thermistor 1)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
THERM1 Shorted Error (Fout
kortsluiting THERM1)
ERR THERM 2 (FOUT
THERMISCH SYSTEEM 2)
ERROR
(FOUT)
Thermistor 2 shorted (Kortsluiting
thermistor 2)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
THERM2 Shorted Error (Fout
kortsluiting THERM2)
ERR THERM 3 (FOUT
THERMISTOR 3)
ERROR
(FOUT)
Thermistor 3 shorted (Kortsluiting
thermistor 3)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
THERM3 Shorted Error (Fout
kortsluiting THERM3)
ERR THERM 1 (FOUT
THERMISTOR 1)
ERROR
(FOUT)
Thermistor 1 open (Onderbreking
thermistor 1)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
THERM1 Open Error (Fout
onderbreking THERM1)
ERR THERM 2 (FOUT
THERMISTOR 2)
ERROR
(FOUT)
Thermistor 2 open (Onderbreking
thermistor 2)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
THERM2 Open Error (fout door
onderbreking THERM2)
OM-277115 Pagina 46
Melding op leddisplay
LCD Error Log Message (LCD
foutverslaggevingsberichten)
LCD Solution Message
(LCDoplossingsmelding)
LCD Display Message
(LCDmelding)
Type
melding
ERR THERM 3 (FOUT
THERMISTOR 3)
ERROR
(FOUT)
Thermistor 3 open (Fout door
onderbreking thermistor 3)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
THERM3 Open Error (Fout
onderbreking THERM3)
UNUSED 240 (ONGEBRUIKTE
240)
ERROR
(FOUT)
Unused Error #240 (Fout
ongebruikt)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Unused Error #240 (Fout
ongebruikt)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Invalid device configuration
(Ongeldige configuratie apparaat)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Invalid Power Source Config
(Ongeldige config stroombron)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Output current sensor malfunction
(Storing in sensor
uitgangsstroomsterkte)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Output Current Sensor Error (Fout
in sensor uitgangsstroomsterkte)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Inverter 15 V power supply out of
regulation (15 V elektrische
voeding inverter buiten werking)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Inverter 15 V Power Error (Fout
15 V elektrische voeding inverter)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Inverter +15 V power supply out of
regulation (+15 V elektrische
voeding inverter buiten werking)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Inverter +15 V Power Error (Fout
+15 V elektrische voeding inverter)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Invalid inverter device
configuration (Ongeldige
configuratie apparaat inverter)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Invalid Inverter Config (Ongeldige
config inverter)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Inverter primary CT error (Fout
primaire CT inverter)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Inverter Primary CT Error (Fout
primaire CT inverter)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Boost fault (Storing in boostcircuit) Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Boost Fault Error (Storing in
boostcircuit)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Boost contactor error (Fout
inschakelen boostcircuit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Boost Contactor Error (Fout
inschakelen boostcircuit)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Boost CS1 current error
(Stroomfout CS1 boostcircuit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Boost CS1 Error (Fout CS1
boostcircuit)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Boost CS2 current error
(Stroomfout CS2 boostcircuit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Boost CS2 Error (Fout CS2
boostcircuit)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Boost CS3 current error
(Stroomfout CS3 boostcircuit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Boost CS3 Error (Fout CS3
boostcircuit)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Boost CS4 current error
(Stroomfout CS4 boostcircuit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Boost CS4 Error (Fout CS4
boostcircuit)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Boost current balance error
(Stroombalansfout boostcircuit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Boost Current Balance Error
(Stroombalansfout boostcircuit)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Boost overcurrent error (Fout te
hoge stroom boostcircuit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Boost Overcurrent Error (Fout te
hoge stroom boostcircuit)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Boost precharge error (Fout
precharge boostcircuit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Boost Precharge Error (Fout
precharge boostcircuit)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Boost bus balance error (Fout
balans bus boostcircuit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Boost bus balance error (Fout
balans bus boostcircuit)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Boost bottom bus cap voltage high
(Hoge spanning onderste
buscondensator boostcircuit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Boost Bottom Bus Cap V High
(Hoge spanning onderste
buscondensator boostcircuit)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Boost top bus cap voltage high
(Hoge spanning bovenste
buscondensator boostcircuit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Boost Top Bus Cap V High (Hoge
spanning bovenste
buscondensator boostcircuit)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Cycle power on the power source
(Ongeldige configuratie apparaat
boostcircuit)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Invalid Boost Config (Ongeldige
config boostcircuit)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Boost 15 V power supply out of
regulation (Voeding 15 V
boostcircuit buiten werking)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Boost 15 V Power Error (Fout
voeding 15 V boostcircuit)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Boost 24 V power supply out of
regulation (Voeding 24 V
boostcircuit buiten werking)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Boost 24 V Power Error (Fout
voeding 24 V boostcircuit)
ERR PWR SRC (FOUT
STROOMBRON)
ERROR
(FOUT)
Boost +15 V power supply out of
regulation (Voeding +15 V
boostcircuit buiten werking)
Cycle power on the power source
(Schakel de stroombron uit en in)
Boost +15 V Power Error (Fout
voeding +15 V boostcircuit)
WRN VSNS LOS (GEEN
FEEDBACK SPANNINSDET)
WARNING
(WAARSC
HUWING)
Lost volt sense lead feedback
(Geen feedback
spanningsdetectie)
Inspect volt sense lead for break
(Controleer spanningsdetectiekabel
op breuk)
Vsense Fallback Warning
(Waarschuwing daling Vsense)
ERR UNKNOWN (FOUT
ONBEKEND)
ERROR
(FOUT)
An unknown error has occurred
(Er heeft zich een onbekende fout
voorgedaan)
Update software (Software
bijwerken)
Unknown Error (Onbekende fout)
OM-277115 Pagina 47
8-4. Probleemoplossing
Probleem Oplossing
Geen lasuitgangsspanning; apparaat
volledig inactief.
Zet de werkschakelaar op Aan (zie hoofdstuk 4-11).
Controleer de netzekering(en) en vervang ze indien noodzakelijk; of reset de automatische zekering
(zie hoofdstuk 4-11).
Controleer of de voeding goed is aangesloten (zie hoofdstuk 4-11).
Geen lasuitgang; meterweergave is aan
zonder foutweergave.
Kijk of het indicatorlampje van de contactor brandt als de contactorlijn blijkt te zijn ingeschakeld.
Onregelmatige of fout lasuitgang zonder
foutweergave.
Gebruik een laskabel van de juiste dikte en type (zie hoofdstuk 4-2).
Reinig alle laskoppelingen en draai ze vast.
Er komt geen elektrodedraad uit. Controleer de aanvullende beschermer CB1 en start deze opnieuw op, indien nodig.
Controleer alle motorkabelaansluitingen.
De toevoer van draad is onregelmatig. Stel de naafspanning opnieuw af.
Stel de druk van de aandrijfrol opnieuw af.
Reinig of vervang een vuile of versleten aandrijfrol.
Verwijder lasspatten rond de opening waar de draad uitkomt.
Vervang de contacttip of liner. Zie de handleiding bij het pistool.
Controleer alle motorkabelaansluitingen.
Er komt draad uit, zodra de stroom wordt
ingeschakeld.
Controleer de pistoolschakelaar. Zie de handleiding bij het pistool.
De draadstomp aan het lage uiteinde
gebruikt een constante stroombron.
Verhoog de instelling voor de uitgaande stroom van de voedingsbron.
Controleer de aansluiting van de spanningsdetectiekabel, reinig deze en aandraaien, indien nodig.
Er stroomt geen gas of het gas blijft
doorstromen; de draadtoevoer loopt
door.
Controleer het gasventiel en de gasontspanner.
Draad brandt terug tot de contacttip van
het pistool als de negatieve elektrode
wordt gebruikt (rechte polariteit).
Zorg dat de spanningsdetectiekabel op de werkkabel is aangesloten.
OM-273473 Pagina 48
HOOFDSTUK 9 ELEKTRISCHE SCHEMAS
Figuur 9-1. Schakelschema voor Auto-Continuum 350 Model (Pagina 1 van 2)
OM-273473 Pagina 49
275871A
OM-273473 Pagina 50
Figuur 9-2. Schakelschema voor Auto-Continuum 350 Model (Pagina 2 van 2)
OM-273473 Pagina 51
275871A
OM-273473 Pagina 52
Figuur 9-3. Schakelschema voor Auto-Continuum 500 Model (Pagina 1 van 2)
OM-273473 Pagina 53
273490-B
OM-273473 Pagina 54
Figuur 9-4. Schakelschema voor Auto-Continuum 500 Model (Pagina 2 van 2)
OM-273473 Pagina 55
273490-B
OM-277115 Pagina 56
HOOFDSTUK 10 ONDERDELENLIJST VOOR
MODELLEN 350 EN 500
Figuur 10-2
Figuur 10-3
Figuur 10-4
Figuur 10-5
Figuur 10-6
Figuur 10-7
8
3
9
4
1
5
12
15
16
17
18
2
7
14
278343-A
10
21
21
22
23
13
24
19
6
11
20
Figuur 10-1. Hoofdmontage
OM-277115 Pagina 57
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Figuur 10-1. Hoofdmontage
Quantity
350
Model
500
Model
1 +265236 Base ,Continuum 1 1.. ............. .. ........................................ .....
219844 Label, Warning Electric Shock/Exploding Parts Wdles 1 1................... .... ..... .....
2 +265245 Panel, Rh 1 1.. ............. .. .............................................. .....
179310 Label, Warning General Precautionary (Wordless) 1 1................... .... ......... .....
3 +265246 Panel, Lh 1 1.. ............. .. ............................................... .....
179310 Label, Warning General Precautionary (Wordless) 1 1................... .... ......... .....
4 +265240 Cover, Top 1 1.. ............. .. ............................................. .....
272842 Label, Warning Falling Equipment Wordless 1 1................... .... ............. .....
5 Figuur 10-7 Rear Panel Assy, Continuum 1 1.. .......... .. .............................. .....
6 274551 Bracket, Guard Antenna 1 1.. .............. .. .................................. .....
7 273400 Output Terminal Assy, (See Figuur 10-5) 1 1.. .............. .. ................... .....
8 Figuur 10-4 Fan Panel Assy, 1 1.. .......... .. ......................................... .....
9 Figuur 10-5 Front Panel Assy, Continuum 1 1.. .......... .. ............................. .....
10 269472 Gasket, Sealing 17.000L x .250w x .063t 1 1.. .............. .. ................... .....
11 273390 Assy, UI Auto 1 1.. .............. .. ........................................... .....
12 Figuur 10-6 Penthouse Assy 1 1.. .......... .. ......................................... .....
13 270511 Insulator,.010 Thick X 4.500 X 8.000 1 1.. .............. .. ....................... .....
14 Figuur 10-2 Windtunnel, Rh W/Cmpnts 1 1.. .......... .. ................................ .....
15 Figuur 10-3 Windtunnel, Lh W/Cmpnts 1 1.. .......... .. ............................... .....
16 PC1 248915 Circuit Card Assy, Input 1 1.. .... .... .. .................................. .....
17 PC4 273420 Circuit Card Assy, Inverter - Arc Control Auto W/Prog 1 1.. .... .... .. ........ .....
18 PC13 275213 Circuit Card Assy, Power Supply 1 1.. .... .... .. .......................... .....
275235 Fuse, CRTG 3 Amp 1000V 1 1................... .... ............................. .....
19 271671 Circuit Card Assy, AIM Continuum w/Prog 1 1.. .............. .. .................. .....
20 273656 Bracket, Support EMC Filter 1 1.. .............. .. .............................. .....
21 266420 Plate, Lift Eye Mtg 2 2.. .............. .. ....................................... .....
22 267407 Plate, Shielding 1 1.. .............. .. ......................................... .....
23 273487 Bus Bar, Output 1 1.. .............. .. ......................................... .....
24 269271 Insulator, Windtunnel/Bus Bar 1 1.. .............. .. ............................. .....
262913 Kit, Strain Relief 1.250 (Including) 1 1................... .. ......................... .....
255675 Bushing, Strain Relief .865/1.26 Id x 1.250 Mtg Hole 1 1................... .... ....... .....
263092 Nut, Conduit 1.250 Npsm Knurled 1 1................... .... ........................ .....
602177 Screw, Set 25020 x .25 Knrlpt Sch stl Pln 1 1................... .... ................ ..... ..
+ Bij het bestellen van een component die een waarschuwingslabel heeft, moet het label hier ook bij worden besteld.
Om de originele fabrieksprestatie van uw apparaat te onderhouden, maak alleen gebruik van de door de
fabrikant aanbevolen vervangingsonderdelen. Geef het model en serienummer als u onderdelen bij uw
plaatselijke leverancier bestelt.
OM-277115 Pagina 58
. De bevestigingsmaterialen zijn
algemeen gangbaar en alleen
te bestellen als ze op de lijst
staan.
1
10
15
2
11
16
3
12
4
8
13
5
6
9
14
7
Ref. 269780-C
17
18
19
Figuur 10-2. Rechter windtunnel met componenten
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Figuur 10-2. Rechter windtunnel met componenten
(Figuur 10-1, Item 14)
Quantity
350
Model
500
Model
1 265243 Windtunnel, Rh 1 1.. .............. .. ......................................... .....
2 T1-T2 252442 Xfmr, Hf Litz (500) 0 2.. .... ... .. ....................................... .....
2 T1 267776 Xfmr, Hf Litz (350) 1 0.. ..... ..... .. ....................................... .....
263299 Heat Sink Assy, Output Diode (500)(Includes Items 3-7) 0 1................... .. ...... .....
267924 Heat Sink Assy, Output Diode (350)(Includes Items 3-7) 1 0................... .. ...... .....
3 213029 Thermistor, Ntc 30k Ohm @ 25 Deg C 26.00in Lead 1 1.. .............. .... ..... .....
4 199840 Bus Bar, Diode 2 4.. .............. .... ....................................... .....
5 272416 Heat Sink, Diode 1 1.. .............. .... ...................................... .....
6 233052 Resistor/Capacitor, 1 2.. .............. .... .................................... .....
7D1D4 201531 Kit, Diode Power Module 2 4.. ... ... .... ............................... .....
8 196355 Insulator, Screw 4 4.. .............. .. ........................................ .....
9 025248 Stand-off, Insul .250-20 X 1.250 Lg X .437 Thd 2 2.. .............. .. ............. .....
10 236727 Insulator, Heat Sink 1 1.. .............. .. ..................................... .....
11 179276 Bushing, Snap-in Nyl 1.000 Id X 1.375 Mtg Hole Cent 2 2.. .............. .. ....... .....
12 253547 Bus Bar, Xfmr Current 1 1.. .............. .. ................................... .....
13 245520 Bushing, Snap-in Nyl 1.062 Id X 1.500 Mtg Hole Cent 1 1.. .............. .. ........ .....
14 L5 273683 Inductor, Output 1 1.. ..... ..... .. ......................................... .....
15 223343 Clip, Wire Stdf .40-.50 Bndl .156hole .031-.078thk 2 2.. .............. .. ........... .....
16 267438 Plate, Blank Aux 1 1.. .............. .. ........................................ .....
17 C5 265285 Capacitor,Polyp Met Film 30. Uf 550 Vdc 1 0.. ..... ..... .. ................... .....
18 057360 Blank, Snap-In Nyl 1.375 Mtg Hole Black 1 0.. .............. .. ................... .....
19 267870 Plate, Mtg Capacitor 1 0.. .............. .. ..................................... .....
OPTIONAL
+ Bij het bestellen van een component die een waarschuwingslabel heeft, moet het label hier ook bij worden besteld.
Om de originele fabrieksprestatie van uw apparaat te onderhouden, maak alleen gebruik van de door de
fabrikant aanbevolen vervangingsonderdelen. Geef het model en serienummer als u onderdelen bij uw
plaatselijke leverancier bestelt.
OM-277115 Pagina 59
1
6
10
2
7
11
3
8
12
4
9
5
269781-A
. De bevestigingsmaterialen zijn
algemeen gangbaar en alleen te
bestellen als ze op de lijst staan.
3
Figuur 10-3. Linker windtunnel met componenten
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Figuur 10-3. Linker windtunnel met
componenten (Figuur 10-1, Item 15)
Quantity
350
Model
500
Model
1 L1-L4 252375 Inductor, Input 2 4.. .... .... .. .......................................... .....
2 265242 Windtunnel, Lh 1 1.. .............. .. ......................................... .....
3 PC2-PC3 248920 Circuit Card Assy, Capacitor (500) 0 2.. .. .. .. ......................... .....
3 PC2-PC3 265947 Circuit Card Assy, Capacitor (350) 2 0.. .. .. .. ......................... .....
4 259517 Kit, Transistor IGBT Module (Inverter) 2 4.. .............. .. ...................... .....
5 259515 Kit, Transistor IGBT Module (Boost) 2 4.. .............. .. ....................... .....
6 252449 Thermistor, Ntc 30k Ohm @ 25 Deg C 8.00in Lead 1 1.. .............. .. ....... .....
7 173632 Thermistor, Ntc 30k Ohm @ 25 Deg C 12.00in Lead 1 1.. .............. .. ....... .....
8 262497 Stand-off Support, PC Card .156 Dia W/P&L 1.125 1 1.. .............. .. .......... .....
9 153403 Bushing, Snap-in Nyl .750 Id X 1.000 Mtg Hole Cent 4 6.. .............. .. ......... .....
10 266939 Heat Sink, Igbt Upper 1 1.. .............. .. .................................... .....
11 266940 Heat Sink, Igbt Lower 1 1.. .............. .. .................................... .....
12 184260 Kit, Diode Power Module 1 1.. .............. .. ................................. .....
047838 Blank, Snap-In Nyl 1.000 Mtg Hole Black 2 0................... .. ................... .....
267386 Plate, Input Inductor Blank 1 0................... .. ................................ .....
+ Bij het bestellen van een component die een waarschuwingslabel heeft, moet het label hier ook bij worden besteld.
Om de originele fabrieksprestatie van uw apparaat te onderhouden, maak alleen gebruik van de door de
fabrikant aanbevolen vervangingsonderdelen. Geef het model en serienummer als u onderdelen bij uw
plaatselijke leverancier bestelt.
OM-277115 Pagina 60
. De bevestigingsmaterialen zijn
algemeen gangbaar en alleen
te bestellen als ze op de lijst
staan.
269782-B
1
2
3
4
4
4
5
5
Figuur 10-4. Montage ventilatiepaneel
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Figuur 10-4. Montage ventilatiepaneel (Figuur 10-1, Item 8)
Quantity
1 265241 Panel, Fan Motor 1.. .............. .. ................................................
2 FM1-FM2 213072 Fan, Muffin 115v 60hz 3400 Rpm 6.378 Mtg Holes 2.. .. .. .. ..................
3 HD1 168829 Transducer, Current 1000a Module Max Open Loop 1.. .... .... .. .................
4 245520 Bushing, Snap-in Nyl 1.062 Id X 1.500 Mtg Hole Cent 3.. .............. .. ................
5 153403 Bushing, Snap-in Nyl .750 Id X 1.000 Mtg Hole Cent 2.. .............. .. .................
+ Bij het bestellen van een component die een waarschuwingslabel heeft, moet het label hier ook bij worden besteld.
Om de originele fabrieksprestatie van uw apparaat te onderhouden, maak alleen gebruik van de door de
fabrikant aanbevolen vervangingsonderdelen. Geef het model en serienummer als u onderdelen bij uw
plaatselijke leverancier bestelt.
OM-277115 Pagina 61
Aantekeningen
OM-277115 Pagina 62
. De bevestigingsmaterialen zijn
algemeen gangbaar en alleen
te bestellen als ze op de lijst
staan.
274588-A
3
9
4
12
6
14
1
7
16
18
17
11
19
13
23
2
8 21
15
5
20
22
10
24
16
22
2
13
12
11
Figuur 10-5. Montage voorpaneel
OM-277115 Pagina 63
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Figuur 10-5. Montage voorpaneel (Figuur 10-1, Items 7, 9)
Quantity
1 252825 Bezel, Upper 1.. .............. .. ...................................................
2 253548 Panel, Top Front 1.. .............. .. ................................................
3 PC18 256859 Circuit Card Assy, Led 1.. .... .... .. ...........................................
4 261870 Cover, Switch 1.. .............. .. ...................................................
5 252445 Switch, Rotary On/Off 3PH 20Amp 600V 2 Layer 1.. .............. .. ....................
6 265467 Upright, Front 2.. .............. .. ...................................................
7 252821 Enclosure, Handle 2.. .............. .. ...............................................
8 262325 Panel, Front Grill 2.. .............. .. ................................................
9 273401 Panel, Output Terminal 1.. .............. .. ...........................................
269799 Terminal Pwr Assy, Output Tabbed (Includes) 1.................... ... ......................
10 260223 Terminal, Pwr Output Tabbed 1.. .............. .... ....................................
11 186228 O-ring, 0.739 Id X 0.070 H 1.. .............. .... .....................................
12 250037 Insulator, Bulkhead Front .890 Od 1.. .............. .... ...............................
13 185718 O-ring, 0.989 Id X 0.070 H 1.. .............. .... .....................................
14 250039 Insulator, Bulkhead Rear .890 Od 1.. .............. .... ................................
15 185714 Washer, Tooth 22mmid X 31.5mmod 1.310-1mmt Intern 1.. .............. .... ............
16 178548 Terminal, Connector Friction 1.. .............. .... ....................................
17 185717 Nut, M20-1.5 1.00hex .19h Brs Locking 2.. .............. .... ..........................
269800 Terminal Pwr Assy, Output Front Bolted Rear (Includes) 1.................... ... .............
18 252830 Terminal, Pwr Output Front Bolted Rear Int Thread 1.. .............. .... .................
11 186228 O-ring, 0.739 Id X 0.070 H 1... .............. .... .....................................
12 250037 Insulator, Bulkhead Front .890 Od 1... .............. .... ...............................
13 185718 O-ring, 0.989 Id X 0.070 H 1... .............. .... .....................................
14 250039 Insulator, Bulkhead Rear .890 Od 1... .............. .... ................................
15 185714 Washer, Tooth 22mmid X 31.5mmod 1.310-1mmt Intern 1... .............. .... ............
16 178548 Terminal, Connector Friction 1... .............. .... ....................................
17 185717 Nut, M20-1.5 1.00hex .19h Brs Locking 2... .............. .... ..........................
19 229333 Screw, M10-1.5x 20 Hex Hd-pln 8.8 Pld Sems 1.. .............. .. ......................
20 256961 Lead List, Large 1.. .............. .. ................................................
21 C4 138695 Capacitor, Cer Disc .01 Uf 1000 Vdc W/Terms 2.. ..... ..... .. ......................
22 VR2 269178 Varistor, W/Terminals 2... .... .... ... ............................................
23 057359 Blank, Snap-in Nyl .375 Mtg Hole Black 1.. .............. .. ............................
24 273488 Bus Bar, Output 1.. .............. .. .................................................
605603 Tubing, Gl Acryl 1.0001.036 1.33.................... ... .....................................
Label, Nameplate Continuum (Order By Model & Serial No.) 1............................... ..........
+ Bij het bestellen van een component die een waarschuwingslabel heeft, moet het label hier ook bij worden besteld.
Om de originele fabrieksprestatie van uw apparaat te onderhouden, maak alleen gebruik van de door de
fabrikant aanbevolen vervangingsonderdelen. Geef het model en serienummer als u onderdelen bij uw
plaatselijke leverancier bestelt.
OM-277115 Pagina 64
. De bevestigingsmaterialen zijn
algemeen gangbaar en alleen
te bestellen als ze op de lijst
staan.
278347-A
9
12
6
3
11
5
8
2
1
10
6
7
4
13
Figuur 10-6. Montage penthouse
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Figuur 10-6. Montage penthouse (Figuur 10-1, Item 12)
Quantity
1 245520 Bushing, Snap-in Nyl 1.062 Id X 1.500 Mtg Hole Cent 9.. .............. .. ................
2 W1 180270 Contactor, Def Prp 40a 3p 24vac Coil W/Boxlug 1.. ..... ..... .. ....................
3 +265238 Panel, Upper Windtunnel 1.. ............. .. .........................................
155436 Label, Ground/Protective Earth 1................... .... ..................................
4 136076 Resistor, Ww Fxd 30 W 200 Ohm Faston Te 1.. .............. .. ........................
5 +265261 Lift Eye, Formed 2.. ............. .. ................................................
272843 Label, Warning Input Connections/Electric Shock 1................... .... ..................
273338 Label, Warning Hot Surfaces (Wordless) 1................... .... ..........................
6 266232 Lift Eye 1.. .............. .. ........................................................
7 256975 Seal, Lift Eye 1.. .............. .. ...................................................
8 PC19 273411 Assy, Communication Package Auto 1.. .... .... .. ...............................
9 262090 Feeder Power Board Assy (Includes) 1.. .............. .. ..............................
PC14 275221 Circuit Card Assy, Control Feeder Power Pri 1......... .... .... ......................
275235 Fuse, Mintr Cer 1 Amp 1000V AC/DC 1................... ...... ..........................
262089 Bracket, Feeder Power Board 1.................... .... ...................................
10 276629 Bracket, Mtg Contactor 1.. .............. .. ...........................................
11 271847 Block, Term 115 Amp 1 Pole Screw Term 214 Wire 1.. .............. .. .................
12 272886 Filter,Input 3 Phase 34 Amp 1.. .............. .. ......................................
278026 Core, Ferrite 25.90mm Od X 12.80mm Id 1.................... ... ..........................
269968 Core, Ferrite 31.60mm Od X 19.55mm Id 3.................... ... ..........................
276360 Core, Ferrite 9.50mm Od X 4.75mm Id 1.................... ... .............................
13 HD2 182918 Transducer, Current 400A 1... .... ..... ... ........................................
276453 Circuit Card Assy, Devicenet Interface Continuum 1................... ... ...................
OPTIONAL
+ Bij het bestellen van een component die een waarschuwingslabel heeft, moet het label hier ook bij worden besteld.
Om de originele fabrieksprestatie van uw apparaat te onderhouden, maak alleen gebruik van de door de
fabrikant aanbevolen vervangingsonderdelen. Geef het model en serienummer als u onderdelen bij uw
plaatselijke leverancier bestelt.
OM-277115 Pagina 65
. De bevestigingsmaterialen zijn
algemeen gangbaar en alleen
te bestellen als ze op de lijst
staan.
277867-A
3
2
1
6
4
5
9
7
8
10
11
12
13
Figuur 10-7. Montage achterpaneel
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Figuur 10-7. Montage achterpaneel (Figuur 10-1, Item 5)
Quantity
1 +273395 Panel, Rear 1.. ............. .. .....................................................
268126 Label, Warning Electric Shock Can Kill (Wordless) 1................... .... .................
274436 Label, EStopPeripherals AutoContinuum 1................... .... ......................
Label, Nameplate Rear (Order By Model And Serial Number) 1............................... ........
2 257290 Panel, Rear Blank 1.. .............. .. ...............................................
3 263536 Rail, Din 35mm X 7.5mm X 1.969in 1.. .............. .. ..............................
4 PC16 261838 Circuit Card Assy, Power Source 10 Pin Filter 1.. .... .... .. .......................
5 CB1 083432 Supplementary Pro, Man Reset 1p 10a 250vac Frict 1.. .... .... .. .................
6 276430 Plugs, W/Leads 1.. .............. .. ................................................
7 260822 Antenna,Rf Monopole 2.4ghz Screw Mount 1.. .............. .. .........................
8 275563 Cable Assy, Rj45 Male/M12 Female .4m Lg 2.. .............. .. ........................
9 275313 Panel, Rear Enet 1.. .............. .. ................................................
269416 Label,Ethernet/Wireless 1................... .... ........................................
10 271543 Cable Assy,Rf Antenna 1.. .............. .. ...........................................
11 000527 Blank, SnapIn Nyl .875 Mtg Hole Black 1.. .............. .. ............................
12 224012 Plate, Rotation Lock 1.. ............ .. .............................................
13 198956 Receptacle, Devicenet 1.. ............ .. ...........................................
OPTIONAL
+ Bij het bestellen van een component die een waarschuwingslabel heeft, moet het label hier ook bij worden besteld.
Om de originele fabrieksprestatie van uw apparaat te onderhouden, maak alleen gebruik van de door de
fabrikant aanbevolen vervangingsonderdelen. Geef het model en serienummer als u onderdelen bij uw
plaatselijke leverancier bestelt.
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Geldig vanaf 1 januari 2017 (Installaties waarvan het serienummer begint met “MH” of nieuwer)
Deze beperkte garantie vervangt alle vorige Miller garanties en is exclusief zonder andere expliciete of impliciete waarborgen of garanties.
BEPERKTE GARANTIE Afhankelijk van de onderstaande bepalin-
gen en voorwaarden garandeert Miller Electric Mfg. Co., Appleton,
Wisconsin, zijn erkende verdeler dat nieuwe Miller installaties die ver-
kocht zijn na de geldende datum van deze beperkte garantie geen
materiaal- en/of fabricagefouten hebben. DEZE GARANTIE VER-
VANGT UITDRUKKELIJK ALLE ANDERE GARANTIES, EXPLICIET
OF IMPLICIET, VAN VERKOOPBAARHEID EN GESCHIKTHEID.
Binnen de onderstaande garantieperioden zal Miller alle onderdelen of
componenten die niet meer functioneren door dergelijke fabricage- en
materiaalfouten met garantie repareren of vervangen. Miller moet bin-
nen dertig (30) dagen schriftelijk op de hoogte worden gebracht van
een dergelijke fout of storing, waarop Miller instructies zal geven over
de garantieclaim-procedure die hierop volgt. Wanneer een melding
wordt ingediend als een online garantieclaim, moet de claim een gede-
tailleerde omschrijving bevatten van de storing en de stappen die zijn
genomen om de defecte onderdelen en de oorzaak van het defect te
identificeren.
In het geval van een dergelijke storing binnen de garantieperiode zal
Miller garantieclaims toestaan op installaties met garantie die hieron-
der zijn vermeld. Alle garantieperioden gelden vanaf de dag dat de in-
stallatie geleverd werd aan de erkende verdeler, of 18 maanden nadat
de installatie naar een internationale distributeur gezonden is.
1. 5 jaar onderdelen — 3 jaar arbeidsloon
* Originele gelijkrichters van de hoofdvoeding alleen
thyristoren, diodes en losse gelijkrichtcellen
2. 3 jaar — Onderdelen en arbeidsloon
* Automatisch verduisterende helmlenzen (uitgezonderd de
Classic-serie) (geen arbeidsloon)
* Lasapparaten/generatoren met motor
(OPMERKING: Motoren vallen onder een aparte garantie
van de motorfabrikant.)
* Voedingsbronnen van invertermachines (tenzij anders
aangegeven)
* Stroombronnen plasmasnijders
* Procesregelapparatuur
* Semi-automatische en automatische draadaanvoer-
systemen
* Transformator/gelijkrichter stroombronnen
3. 2 jaar — Onderdelen en arbeidsloon
* Automatisch verduisterende helmlenzen alleen
Classic-serie (geen arbeidsloon)
* Rookafzuigers Capture 5 Filtair 400 en Industrial
Collector-serie
4. 1 jaar — Onderdelen en arbeidsloon tenzij gespecificeerd
* AugmentedArc en LiveArclassystemen
* Automatisch bewegende apparatuur
* Bernard BTB luchtgekoelde MIGpistolen (geen werk)
* CoolBelt en CoolBand blaasapparaten (geen arbeidsloon)
* Luchtdroogsysteem met droogmiddel
* Externe bewakingsapparatuur en sensoren
* Inbouwopties
(OPMERKING: Field Options zijn gedekt voor de
resterende garantieperiode van het product waarin ze in
geïnstalleerd zijn, of voor een minimum van één jaar —
afhankelijk van welke van de twee het langste duurt.)
* RFCS voetbedieningen (m.u.v. RFCS-RJ45)
* Rookafzuigers Filtair 130, MWX- en SWX-serie
* HF units
* ICE/XT plasmasnijdtoortsen (geen arbeidsloon)
* Stroombronnen voor inductieverwarming, koelers
(OPMERKING: Digitale recorders vallen onder aparte
garantie van de fabrikant.)
* Belastingsbanken
* Motoraangedreven pistolen (m.u.v. de Spoolmate pistolen)
* PAPR blaasunit (geen arbeidsloon)
* Positionerings- en regelapparatuur
* Rekken
* Wielonderstellen/trailers
* Puntlasapparatuur
* Draadaanvoer systemen voor onder poederdek lassen
* TIG toortsen (geen arbeidsloon)
* Tregaskiss pistolen (geen arbeidsloon)
* Waterkoelsystemen
* Draadloze voet-/hand-afstandsbediening en ontvangers
* Werkstations/Lastafels (geen arbeidsloon)
5. 6 maanden — op onderdelen
* Accu’s
6. 90 dagen — op onderdelen
* Toebehoren (sets)
* Beschermzeilen
* Inductieverwarmingsspoelen en dekens, kabels en niet
elektronische regelapparatuur
*Mpistolen
* MIGpistolen, Subarc (SAW) toortsen en
buitenbekledingskoppen
* Afstandsbedieningen en RFCSRJ45
* Vervangende onderdelen (geen arbeidsloon)
* Spoolmate pistolen
Millers True Blue® beperkte garantie geldt niet voor:
1. Slijtonderdelen zoals contacttips, snijmondstukken, mag-
neetschakelaars, koolborstels, relais, bovenbladen van
werkstations en lasgordijnen of andere onderdelen die niet
meer goed werken als gevolg van normale slijtage. (Uitzon-
dering: borstels en relais zijn wel gedekt bij alle motoraan-
gedreven producten.)
2. Onderdelen geleverd door Miller maar geproduceerd door ande-
ren, zoals motoren of handelsaccessoires. Deze onderdelen val-
len onder de eventuele garanties door de fabrikanten.
3. Installaties die veranderingen hebben ondergaan door andere
partijen dan Miller, of installaties die onjuist geïnstalleerd of ver-
keerd gebruikt zijn volgens industrierichtlijnen, of installaties die
geen redelijk en noodzakelijk onderhoud hebben gehad, of instal-
laties die gebruikt zijn voor andere dan de aangegeven toepas-
singen voor de installatie.
MILLER PRODUKTEN ZIJN BEDOELD VOOR VERKOOP EN GE-
BRUIK DOOR COMMERCIËLE/INDUSTRIËLE GEBRUIKERS EN
PERSONEN DIE OPGELEID ZIJN EN ERVARING HEBBEN MET
HET GEBRUIK EN ONDERHOUD VAN LASINSTALLATIES.
In het geval van een garantieclaim gedekt door deze garantie, zullen
de exclusieve Miller-oplossingen zijn: (1) repareren; of (2) vervangen;
of, als dit schriftelijk door Miller is toegestaan in bepaalde gevallen, (3)
de redelijke kosten van repareren of vervangen bij een goedgekeurd
Miller onderhoudsbedrijf; of (4) krediet of betaling van de aankoopprijs
(redelijke waardevermindering op basis van het eigenlijke gebruik) bij
het retourneren van de goederen op risico en kosten van de klant.
Miller’s optie van repareren of vervangen zal f.o.b. zijn (met inbegrip
van vervoerskosten tot in de boot), naar de fabriek in Appleton,
Wisconsin of f.o.b. naar een door Miller goedgekeurd
onderhoudsbedrijf zoals bepaald is door Miller. Daarom zal er geen
compensatie of terugbetaling voor transportkosten worden
toegestaan.
VOOR ZOVER DE WET DIT TOESTAAT, STAAN ER GEEN ANDERE
VERHAALSMOGELIJKHEDEN OPEN DAN DEGENE DIE HIER
VOORZIEN ZIJN. IN GEEN GEVAL ZAL MILLER CONTRACTUEEL,
UIT ONRECHTMATIGE DAAD, OF ANDERSZINS, AAN-
SPRAKELIJK ZIJN VOOR RECHTSTREEKSE, ON-
RECHTSTREEKSE, BIJZONDERE, INCIDENTELE, OF
GEVOLGSCHADE (HIERIN BEGREPEN GEDERFDE WINST).
MILLER VERWERPT EN SLUIT, M.B.T. ALLE GEREEDSCHAP DAT
DOOR HAAR GELEVERD WORDT, ELKE UITDRUKKELIJKE
GARANTIE DIE HIER NIET VOORZIEN IS, EN ELKE
GEÏMPLICEERDE GARANTIE OF VERKLARING M.B.T.
PRESTATIE, EN ELK VERHAAL OP GROND VAN CONTRACTUELE
WANPRESTATIE, UIT ONRECHTMATIGE DAAD, OF DAT, WARE
DEZE BEPALING NIET OPGENOMEN, IMPLICIET, VAN
RECHTSWEGE, NAAR HANDELSGEWOONTE OF NAAR
AANLEIDING VAN DE CONCRETE OMSTANDIGHEDEN VAN DE
TRANSACTIE ZOU VOORTVLOEIEN UIT GELIJK WELKE ANDERE
RECHTSTHEORIE, HIERIN BEGREPEN ELKE GEÏMPLICEERDE
GARANTIE M.B.T. VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID
VOOR EEN BEPAALD GEBRUIK, UIT.
Sommige staten in de V.S. staan geen beperkingen toe met betrekking
tot de duur van de garantie, noch uitsluiting van bijkomende schade,
indirecte schade, speciale schade of gevolgschade, dus bovenstaan-
de beperking kan mogelijk niet van toepassing zijn voor u. Deze ga-
rantie biedt specifieke wettelijke rechten en er kunnen eventueel ook
andere rechten van toepassing zijn; deze kunnen echter per staat ver-
schillen.
In Canada biedt de wetgeving in enkele provincies bepaalde extra ga-
ranties of oplossingen die afwijken van de bepalingen die hierin zijn op-
genomen, en bovenstaande beperkingen en uitsluitingen zijn mogelijk
niet van toepassing, voorzover er niet van mag worden afgezien.
Deze Beperkte Garantie biedt specifieke wettelijke rechten en er kun-
nen eventueel ook andere rechten zijn; deze kunnen echter per pro-
vincie verschillen.
Deze originele garantie is in Engelse juridische begrippen ge-
schreven. Bij klachten of onenigheid heeft de betekenis van de
woorden in het Engels voorrang.
miller warr_dut 201701
Vertaling van de originele instructies UITGEGEVEN IN DE VS. © 2017 Miller Electric Mfg. Co 2017-01
Miller Electric Mfg. Co.
An Illinois Tool Works Company
1635 West Spencer Street
Appleton, WI 54914 USA
International HeadquartersUSA
USA Phone: 920-735-4505 Auto-attended
USA & Canada FAX: 920-735-4134
International FAX: 920-735-4125
Voor internationale vestigingen bezoek
website: www.MillerWelds.com
Naam van het model Serie-/typenumber
Aankoopdatum (datum waarop de apparatuur bij de oorspronkelijke klant werd bezorgd.)
Leverancier
Adres
Plaats
Staat Postcode
Volledig invullen en goed bewaren a.u.b.
Vermeld altijd de naam van het model en het serie-/typenummer
Ga naar uw leverancier voor:
Toebehoren en elektroden
Optionele apparatuur en accessoires
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Service en reparaties
Vervangende onderdelen
Trainingen en opleidingen (scholen, videos,
boeken)
Technische handboeken (onderhoudsinformatie
en onderdelen)
Stroomkringschema’s
Handboeken over lasprocessen
Wanneer u een dealer of servicebedrijf zoekt, ga naar
www.millerwelds.com of bel 18004AMiller
Neem contact op met het
vervoersbedrijf:
Service
Eigendomspapieren
Om een schadeclaim in te dienen bij verlies of
beschadiging tijdens transport.
Neem contact op met de transportafdeling van uw distribu-
teur en/of de fabrikant van de apparatuur voor hulp bij het
indienen en afhandelen van schadeclaims.
Neem contact op met een distributeur of servicebedrijf
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76

Miller AUTO-CONTINUUM 350 de handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor