Freek Vonk 9820200 de handleiding

Type
de handleiding
NL Experimenten
Art. Nr. 9820200
WEERSTATION
2
NL Experimenten
Experiment 1
De windsnelheid meten
We kunnen de wind niet zien, maar we zien vaak wel wat de wind doet of gedaan heeft.
Om de windsnelheid te meten, gebruiken we een instrument dat een anemometer heet.
Onderdelen:
• 1 windsnelheidsmeter (Anemometer)
Stappen:
1. Zet de windsnelheidsmeter in elkaar.
2. Zet de meter aan, schakel over naar de modus voor het meten van de windsnel-
heid en selecteer de eenheid die je wilt gebruiken:
- m/s: Meters per seconde
- km/h: Kilometer per uur
- mph: Mijlen per uur
- knopen: Nautische mijlen per uur
3. U kunt eerst de eerder opgeslagen gegevens van de maximale windsnelheid wis-
sen. Druk op [AVG/MAX] totdat de maximumgegevens worden getoond en druk op
[ON/OFF/CLR] om deze oude gegevens te wissen. Ga terug naar de normale modus
door nogmaals op [AVG/MAX] te drukken.
4. Neem de meter mee naar buiten en houd hem omhoog, op armlengte, terwijl de cups
ronddraaien in de wind. Laat het instrument zakken en noteer de meetwaarde. Je kunt de
gemiddelde en maximale windsnelheid oproepen door op de knop [AVG/MAX] te drukken.
Uitleg:
De windsnelheidsmeter is uitgerust met windcups. Ze draaien als een windmolen als
het waait. Hoe harder het waait, hoe sneller deze rotaties zijn. Samen met de wind-
cups draait er een as die verbonden is met een tandwiel. Het elektronische circuit
meet de snelheid van het wiel en berekent de windsnelheid.
Opmerking:
Houd de windsnelheidsmeter omhoog zodat
je lichaam de wind niet blokkeert en de metin-
gen beïnvloedt.
De balk onderaan het scherm is de schaal
van Beaufort, die in 1805 werd bedacht door
de Britse zeeman Francis Beaufort. De schaal
werd gebruikt om de kracht van de wind te
meten zonder instrumenten te gebruiken. Het
verdeelt windsnelheden in 12 categorieën, die
elk het fysieke effect van de wind beschrijven.
3
De schaal van Beaufort
Kracht Windsnelheid
(km/h)
Beschrijving Effecten
0 <1 Stil Rook stijgt verticaal omhoog
1 1-5 Zwak Windrichting aangegeven door
rookdrift
2 6-11 Zwak Wind voelbaar op het gezicht;
bladeren ritselen; windvaan
beweegt
3 12-19 Matig Bladeren en kleine takjes bewegen,
lichtgewicht vlaggen worden
gestrekt
4 20-28 Matig Kleine takken bewegen en doen
stof, bladeren en papier opwaaien
5 29-38 Vrij krachtig Kleine bomen bewegen
6 39-49 Krachtig Grote boomtakken bewegen,
hoogspanningskabels "uiten",
paraplu's zijn moeilijk onder
controle te houden
7 50-61 Hard Grote bomen zwiepen, het wordt
moeilijk om te lopen
8 62-74 Stormachtig Takken knappen af van bomen,
lopen is moeilijk
9 75-88 Storm Lichte schade aan gebouwen,
dakpannen vliegen van het dak af
10 89-102 Zware storm Ontwortelde bomen, aanzienlijke
schade aan woonhuizen (zelden
meegemaakt)
11 103-117 Zeer zware storm Zeer sporadisch; grote
wijdverspreide schade
12 118+ Orkaan Extreme verwoestingen
4
Experiment 2
De windrichting meten met een windvaan
Uit welke richting waait de wind? De windvaan is een van de oudste weerinstrumen-
ten. Deze wordt gebruikt om de windrichting te meten.
Onderdelen:
• 1 windvaan
• 1 kompas
Stappen:
1. Zet de windvaan (met de draagkof-
fer) op een hoge plek. Zorg ervoor
dat deze niet kantelt of wiebelt.
Zorg er altijd voor dat niets de wind
blokkeert. Anders zouden de resul-
taten onnauwkeurig kunnen zijn.
2. De pijl van de windvaan draait en
wijst in de richting waar de wind
vandaan komt. Dus als deze naar
het zuiden wijst, is de wind een zui-
denwind. Gebruik het kompas om
de windrichting te bepalen. De rode
wijzer wijst altijd naar het noorden.
Richt het kompas zo dat de rode
pijl naar de 'N' op de kompasschaal
wijst. Vergelijk de richting van de
pijl op de windvaan met het kompas
en lees de corresponderende rich-
ting af op de kompasschaal.
Uitleg:
Het deel van de vaan dat in de wind draait heeft meestal de vorm van een pijl. Het
andere uiteinde is breed zodat het het kleinste briesje opvangt. De wind draait de
pijl totdat deze beide kanten van het brede uiteinde gelijkmatig raakt. De windvaan
helpt meteorologen om onder andere de beweging van buienwolken te volgen.
5
NL
Experiment 3
Temperatuur meten met een thermometer
Onderdelen:
• 1 thermometer (niet meegeleverd)
• 1 notitieblok
Controleer je thermometer:
Kijk naar je thermometer, dat is een klein buisje met een klein bolletje aan de onder-
kant. In het midden zie je een dunne rode lijn. De lijn stijgt als het warmer is. Als het
koud wordt, zakt de lijn. De vloeistof binnenin is gekleurde alcohol, die uitzet bij ver-
warming en krimpt bij afkoeling. De schaalverdeling aan beide zijden van de thermo-
meter geeft de temperatuur aan in verschillende eenheden. Aan de ene kant staat
de schaal van Fahrenheit (°F), die vooral in de Verenigde Staten wordt gebruikt, aan
de andere kant staat de schaal van Celsius (°C), die vooral in de rest van de wereld
wordt gebruikt.
Temperatuur:
Temperatuur geeft aan hoe warm of koud iets is. Een thermo-
meter is een apparaat dat de temperatuur van dingen meet. Je
kunt een thermometer gebruiken om de temperatuur binnen of
buiten je huis, in de koelkast of zelfs je lichaamstemperatuur te
meten. Temperatuur is een van de belangrijkste elementen van
het weer omdat het andere elementen zoals luchtvochtigheid,
wolken, regen en wind regelt of beïnvloedt.
Temperatuur:
De temperatuur geeft aan hoe warm of koud iets is. Een thermometer is een appa-
raat dat de temperatuur van dingen meet. Je kunt een thermometer gebruiken om
de temperatuur binnen of buiten je huis, in de koelkast of zelfs je lichaamstempe-
ratuur te meten. Temperatuur is een van de belangrijkste elementen van het weer
omdat het andere elementen zoals luchtvochtigheid, wolken, regen en wind regelt of
beïnvloedt.
Tijd en temperatuur:
We weten dat de tijdsfactoren invloed hebben op hoe warm of koud het is. De tijd
van het jaar en de tijd van de dag hebben invloed op de temperatuur.
Temperatuurverschil tussen dag en nacht: Het verwijst naar de periodieke en
regelmatige verandering van temperatuur binnen een dag. De maximale tem-
peratuur is meestal rond 2 uur 's middags, wanneer we het sterkste zonlicht
ontvangen, en de minimale temperatuur rond zonsopgang in de vroege och-
tend, wanneer de warmte, die de vorige dag in de grond is opgeslagen, wordt
afgevoerd.
Seizoensgebonden temperatuurverandering: Het verwijst naar de periodieke en
regelmatige verandering van temperatuur op verschillende tijdstippen van het
jaar. De temperatuur is het hoogst in de zomer wanneer de aarde dichter bij de
6
zon staat. In de winter is de temperatuur het laagst wanneer de aarde verder
weg is van de zon en het zonlicht zwakker is.
Meet en noteer de temperatuur:
Gebruik de meegeleverde thermometer en meet de buitentemperatuur. Doe metin-
gen op verschillende momenten van de dag en in verschillende maanden. Probeer
de onderstaande tabel in te vullen. Dit geeft je een vrij nauwkeurig idee van het tem-
peratuurbereik op jouw locatie.
Maand/uur 3:00 6:00 9:00 12:00 15:00 18:00 21:00 24:00
Januari
Maart
Mei
Juli
September
November
Experiment 4
Bliksem en statische elektriciteit onderzoeken
Onweer kan beangstigend zijn, maar ook
prachtig om naar te kijken. Wanneer warme,
vochtige lucht opstijgt en afkoelt, condenseert
de waterdamp tot een wolk. Onder de juiste
condities ontwikkelt het zich geleidelijk tot een
onweerswolk met steeds meer waterdamp.
Onweersbuien ontstaan in de reusachtige
cumulonimbuswolken. Bliksemflitsen kun je
zien in de lucht en soms horen we een dreu-
nende geluidsgolf die donder wordt genoemd.
Bliksem
Bliksem is een enorme ontlading van elektriciteit en is een van de meest onvoorspel-
bare natuurkrachten. Het kan inslaan vanuit kleine of grote buien en een doel raken
op 10 of zelfs 25 mijl afstand van de bovenliggende wolk. Wanneer ijs- en water-
deeltjes in een wolk botsen, worden ze geladen met statische elektriciteit. Lichtere
deeltjes hebben de neiging om positief geladen te zijn en komen aan de bovenkant
van de wolk terecht, terwijl negatief geladen deeltjes aan de onderkant van de wolk
terechtkomen. Na verloop van tijd wordt deze lading zo groot dat de elektriciteit
naar de grond of naar andere wolken springt, waardoor er grote bliksemschichten
ontstaan. De bliksem verhit de lucht tot een hoge temperatuur en produceert een
krachtige explosie die we horen als donder.
7
NL
Onderdelen:
- 1 katoenen doek, handdoek of deken. Het materiaal moet schoon en droog zijn.
- Droge lucht. Dit experiment werkt het beste als de luchtvochtigheid laag is, zoals in
de winter. Als je de verwarming een paar graden hoger zet, droogt de lucht verder.
Stappen:
1. Doe het licht uit en geef je ogen wat tijd om aan de
duisternis te wennen.
2. Ga op de grond of op je bed zitten. Leg het doek op je
rug. Maak een vuist en houd je hand op een afstand
van ongeveer 15 cm van je gezicht, recht voor je kin.
3. Beweeg de doek snel over je hoofd met je andere
hand. Zorg ervoor dat je het doek goed over je haar
wrijft.
4. Haal het doek vlak langs je vuist totdat het ongeveer
10 cm boven je vuist uitsteekt. Zorg ervoor dat je vuist
je arm niet raakt.
5. Als je het goed doet, springen er kleine blauwe/paar-
se vonkjes van je knokkels in het doek. Hoe sneller je
aan het doek trekt, des te langer en vaker zullen de
vonken verschijnen.
8
Uitleg:
De kleine vonken ontstaan omdat er iets gebeurt dat lijkt op onweer. Wanneer je het
doekje over je haar wrijft, breng je kleine onzichtbare energiedeeltjes, die we elek-
tronen noemen, over van je haar naar het doekje. Hierdoor wordt de doek negatief
geladen en je haar positief, waardoor er een hoge elektrische spanning ontstaat
tussen je lichaam en de doek. Deze elektrische spanning kan ervoor zorgen dat elek-
tronen terug willen springen van het doek naar je lichaam om het verschil in lading
te compenseren. Als je de doek tegen je vuist houdt en het verschil in lading is erg
groot, dan kan er een kleine vonk of flits ontstaan die het verschil in lading compen-
seert.
Experiment 5
Bepalen hoe ver weg een storm is
Onderdelen:
• 1 polshorloge / stopwatch (niet inbegrepen)
• 1 notitieblok
Stappen:
1. Houd je stopwatch of polshorloge bij de hand.
2. Als je een bliksemflits ziet, start dan de stopwatch of noteer de tijd op het polshor-
loge.
3. Tel het aantal seconden totdat je de donder hoort.
4. De storm verplaatst zich met een snelheid van 1 kilometer in 3 seconden. Dus deel
het aantal seconden dat je hebt geteld door 3 om de afstand in kilometers te krij-
gen. Als je de donder bijvoorbeeld na 9 seconden hoort, is de storm 9 / 3 = 3 km
weg.
Uitleg:
Licht beweegt zich veel sneller dan geluid. De bliksem en de donder komen altijd op
hetzelfde moment, maar het licht bereikt je onmiddellijk, terwijl het geluid er langer
over doet. Soms zie je een bliksemflits zonder dat je donder hoort. Dit komt omdat
de bliksem te ver weg is om gehoord te worden. Maar als je tegelijkertijd bliksem ziet
en donder hoort, betekent dit dat het onweer heel dichtbij is, dus kijk uit!
9
NL
Experiment 6
De watercyclus en verdamping begrijpen
De aarde heeft een beperkte hoeveelheid water.
Water beweegt voortdurend in een continu pro-
ces dat de "Watercyclus" wordt genoemd.
Deze cyclus bestaat uit een paar belangrijke
onderdelen:
• Verdamping (en transpiratie)
• Condensatie
• Neerslag
• Collectie
De warmte van de zon verandert het water
in oceanen, meren en rivieren in een gas. Dit
gas wordt waterdamp genoemd en het proces
heet verdamping. In de atmosfeer wordt de
waterdamp koud en verandert weer in druppels
vloeibaar water, waardoor wolken ontstaan.
Dit wordt condensatie genoemd. Wanneer de
wolken door het water te zwaar worden, valt dit
als neerslag terug naar de grond - dauw, regen,
natte sneeuw of sneeuw.
Materialen:
• 2 krijtstiften
• Waterplassen
10
Stappen:
1. Zoek een plek waar na regen meestal plas-
sen ontstaan.
2. Ga na een regenachtige dag op zoek naar
een plas. Omlijn de randen van de plas met
krijt en wacht.
3. Kom na vier of vijf uur terug om naar je plas
te kijken. Omlijn de randen van de plas zoals
hij er nu uitziet. Als je een krijtje hebt met
een andere kleur, gebruik deze dan.
4. Vergelijk de krijtlijnen. Als je wilt, kun je
wachten om een nieuwe tekening te maken
als er meer tijd voorbij is gegaan.
5. Probeer dit experiment onder verschillende
weersomstandigheden: als de zon schijnt
en bij bewolkt of winderig weer ... Wanneer
droogt de plas het snelst?
Uitleg:
De plas wordt kleiner naarmate het water verdampt. De intensiteit van de zonne-
warmte bepaalt de verdampingssnelheid. Dus als het na de regen warm weer is,
verdwijnen de plassen heel snel. Als het echter nat en koud blijft, blijven de plassen
langer staan.
11
NL
Experiment 7
De pH-waarde bepalen
Wat is de pH-waarde?
pH staat voor "gewicht van waterstof" en is de waarde die aangeeft of een stof zuur
of basisch is.
De pH-waarde kan variëren van 1 tot 14:
Stoffen met een pH lager dan 7 zijn zuur (waarbij pH 1 het sterkste zuur is).
Stoffen met een pH gelijk aan 7 zijn neutraal.
Stoffen met een pH hoger dan 7 zijn basen/alkalisch (pH 14 is de sterkste base/
alkalisch).
Onderdelen:
• pH-papier
• 1 pH-schaal
• 1 paar pincetten
• Kraanwater
Stappen:
1. Bestudeer de pH-schaal, de meegeleverde
pH-schaal gaat van 4 tot 9. Zoek de kleur die
overeenkomt met elke pH-waarde.
2. Het pH-papier verandert van kleur als we het
in contact brengen met een basische of zure
stof. Houd het pH-papier altijd vast met de
pincet, want zelfs het vocht van je vingers kan
het van kleur laten veranderen.
3. Door de kleur van pH-papier te vergelijken op
een pH-schaal, kun je de pH bepalen van de
substantie die je test.
12
4. Je kunt de pH van verschillende stoffen
controleren, maar begin met het kraanwa-
ter thuis. Knip kleine stukjes pH-papier uit.
Vergeet niet om altijd de pincet te gebruiken!
Week het pH-papier in water.
5. Let op de kleurverandering. Zoek de nieuwe
kleur van het pH-papier op de pH-schaal. Het
getal dat overeenkomt met deze kleur is de
pH van het kraanwater.
Uitleg:
pH-papier is een speciaal soort papier dat van kleur verandert als je het in een vloei-
stof doopt. De nieuwe kleur geeft aan of de vloeistof zuur, basisch of neutraal is. De
pH-waarde van water moet neutraal (7) zijn.
13
NL
Experiment 8
Luchtvervuiling en het bepalen van de pH-waarde van regen
Vervuiling wordt veroorzaakt door de uitstoot van ongewenste stoffen in de atmo-
sfeer, de aarde, rivieren en zeeën. Vervuiling berokkend ons schade en kan zelfs ons
leven in gevaar brengen, maar heeft ook een grote invloed op het leven van dieren
en planten.
Zure regen wordt veroorzaakt door chemische veranderingen in de atmosfeer die
ontstaan door luchtvervuiling. Onder invloed van deze chemische veranderingen
worden bepaalde soorten gas zuur. Zure regen is zeer schadelijk voor het milieu. Het
beschadigt over een bepaalde periode alles, omdat het ervoor zorgt dat de levende
organismen in de omgeving afsterven. Zure regen beïnvloedt zowel het leven in
het water als het leven op het land. In het water is het bijna erger dan op het land,
omdat vissen het water nodig hebben om te ademen. Als het water vervuild raakt,
worden de vissen ziek en kunnen ze overlijden.
Regenwater is echter altijd licht zuur. Normaal regenwater heeft een pH van 5,6. Pas
als de pH van de regen onder de 5,6 zakt, wordt het als zure regen beschouwd.
Onderdelen:
• pH-papier
• 1 pH-schaal
• Plastic bekers
• 1 paar pincetten
• 1 pipet
• Verschillende soorten water
WAARSCHUWING:
Gevaar voor brandwonden door heet water! Voer deze taak alleen uit onder
toezicht van een volwassene.
Stappen:
1. Verzamel zoveel mogelijk watermonsters:
kraanwater, regenwater, water uit een
aquarium, een meer, een rivier, de zee.
2. Giet elk monster in een beker en label de
bekers.
3. Neem pH-papier met behulp van de pincet.
Snijd het in kleine stukjes en leg telkens
een van deze stukjes naast elk kopje.
14
4. Plaats een paar druppels van elk
watermonster op het pH-papier met
behulp van een pipet. Was en droog de
pipet elke keer voordat je het volgende
watermonster pakt.
5. Wacht een paar minuten en vergelijk
de kleuren met de pH-schaal. Bepaal de
pH-waarde van elk monster met behulp
van de kleuren.
6. Je kunt ook de pH testen van de twee
andere watervormen, zoals een ijsblokje
en damp. Let op dat je je niet verbrandt
aan de hete damp.
Uitleg:
Als de pH van regenwater 5 is, wordt het beschouwd als zure regen. Zure regen is
gevaarlijk. Als de pH van regenwater lager is dan 5, is het water dus niet bruikbaar.
Experiment 9
Een hygrometer bouwen
Luchtvochtigheid verwijst naar de concentratie van waterdamp in de lucht. Het
meten van de luchtvochtigheid helpt meteorologen bij het voorspellen van het weer.
Een relatieve luchtvochtigheid van 100 procent is wanneer de lucht zoveel water-
damp bevat als het kan vasthouden bij een bepaalde temperatuur, en er nevel of
mist ontstaat. Als de lucht erg vochtig is, is de kans op regen groter. Bij warm en
vochtig weer voelen we ons ongemakkelijk omdat transpiratievocht op onze huid
niet zo snel verdampt, waardoor ons lichaam minder goed kan afkoelen.
Meteorologen gebruiken een hygrometer om de luchtvochtigheid te meten. Een type
hygrometer is de natte-en-droge bolthermometer, die twee verschillende thermome-
ters bevat.
15
NL
Materialen:
• 2 thermometers (niet meegele-
verd)
• 1 wattenbolletje of klein stukje
katoen
• Kraanwater
• 1 tabel relatieve vochtigheid
• 1 ventilator
droge bol min natte bol
droge bol
°C12345678910
10 88 77 66 55 44 34 24 15 6
11 89 78 67 56 46 36 27 18 9
12 89 78 68 58 48 39 29 21 12
13 89 79 69 59 50 41 32 22 15 7
14 90 79 70 60 51 42 34 25 18 10
15 90 81 71 61 53 44 36 27 20 13
16 90 81 71 63 54 46 38 30 23 15
17 90 81 72 64 55 47 40 32 25 18
18 91 82 73 65 57 49 41 34 27 20
19 91 82 74 65 58 50 43 36 29 22
20 91 83 74 67 59 53 46 39 32 26
21 91 83 75 67 60 53 46 39 32 26
22 91 83 76 68 61 54 47 40 34 28
23 92 84 76 69 62 55 48 42 36 30
24 92 84 77 69 62 56 49 43 37 31
25 92 84 77 70 63 57 50 44 39 33
Tabel relatieve vochtigheid
Stappen:
1. Gebruik een elastiekje om een
door en door nat katoenen
balletje aan de bol van één
thermometer te bevestigen. Dit
is de natte thermometer.
2. Plaats de natte en droge
thermometers naast elkaar
tegen de muur of één kant van
een doos. Je kunt een stukje
tape gebruiken om ze vast te
zetten zodat ze niet vallen.
3. Zet de ventilator aan en blaas
op de thermometers tot de
temperatuur niet meer daalt.
Dit kan enkele minuten duren.
16
4. Noteer de temperatuur
op beide thermometers,
bijvoorbeeld 19 °C en 15 °C.
5. Trek de temperatuur op de
natte thermometer af van die
op de droge thermometer,
bijvoorbeeld 19 °C - 15 °C = 4
°C.
6. Zoek in de bijgeleverde
Relatieve Vochtigheidstabel
de temperatuur van de droge
thermometer in de uiterst
linkse kolom, bijvoorbeeld
19, en het verschil van de
twee temperaturen in de
bovenste rij, bijvoorbeeld 4.
Kijk waar de rij met de droge
temperatuur en de kolom
met het temperatuurverschil
samenkomen in de tabel. Dit
getal is de relatieve vochtigheid
in % (zie de hoogtepunten in
de voorbeeldtabel: 65%).
droge bol min natte bol
droge bol
°C12345678910
10 88 77 66 55 44 34 24 15 6
11 89 78 67 56 46 36 27 18 9
12 89 78 68 58 48 39 29 21 12
13 89 79 69 59 50 41 32 22 15 7
14 90 79 70 60 51 42 34 25 18 10
15 90 81 71 61 53 44 36 27 20 13
16 90 81 71 63 54 46 38 30 23 15
17 90 81 72 64 55 47 40 32 25 18
18 91 82 73 65 57 49 41 34 27 20
19 91 82 74 65 58 50 43 36 29 22
20 91 83 74 67 59 53 46 39 32 26
21 91 83 75 67 60 53 46 39 32 26
22 91 83 76 68 61 54 47 40 34 28
23 92 84 76 69 62 55 48 42 36 30
24 92 84 77 69 62 56 49 43 37 31
25 92 84 77 70 63 57 50 44 39 33
Tabel relatieve vochtigheid
Experiment 10
De barometer instellen
Atmosferische druk of luchtdruk komt overeen met het gewicht van lucht. Het meten
van de luchtdruk is erg nuttig bij het voorspellen van het weer. We gebruiken een
barometer om de luchtdruk te meten. Hier lees je hoe je er zelf een maakt.
Onderdelen:
• 1 ballon
• 1 plastic buis
• 5 stuks zakbandjes
• 1 rubberen ring
• 1 dop
• 1 kaart met drukschaal
• 1 pipet
• 1 kopje
• Kleurstof
• Water
17
NL
Stappen:
1. Maak de drukschaalkaart klaar.
1. Leg het plat op tafel, met de bedrukte zijde naar beneden zoals hieronder
aangegeven.
3. Vouw de linkerkant naar het midden,
totdat de gaten op het linker paneel
kruisen met die in het midden van het
karton.
4. Haal een stropdas door de overlappende
gaten, maak een lus en draai de uiteinden
zo dat de kartonnen vorm vastzit.
18
5. Zet de plastic buis vast met twee
zakbanden
6. Vul de beker met wat water, voeg een paar
druppels voedselkleurstof toe en roer met
een lepel tot deze gemengd zijn.
7. Gebruik de pipet om het gekleurde water in
de plastic buis te doen tot deze halfvol is.
19
NL
8. Doe een stop op één uiteinde van de
plastic buis.
9. Schuif het elastiek over de ballon zoals op de afbeelding.
10. Blaas de ballon op en maak hem snel vast aan het open uiteinde van de
plastic buis. Plaats de rubberen ring om de buis om te voorkomen dat de
lucht ontsnapt.
11. Zet beide uiteinden van de plastic buis vast op het karton met nog twee
zakbandjes. Nu is de barometer klaar. Noteer het waterniveau links (A) en
rechts (B).
Uitleg:
Door de verandering van de atmosferische druk verandert het waterniveau in de
buis van dag tot dag. Atmosferische druk is het gewicht van lucht dat op elk deel van
je lichaam en alles om je heen drukt. We kunnen de luchtdruk meten en een storm
voorspellen.
20
Experiment 11
De barometer gebruiken
Controleer en noteer het waterniveau van kolom B (onder de ballon) gedurende
enkele dagen. Dit is vooral interessant als het weer verandert van goed naar slecht
of omgekeerd. Probeer een verband te vinden tussen het weer en de waterni-
veau-metingen.
Het waterniveau van de barometer verandert wanneer de luchtdruk verandert.
Bij mooi weer is de luchtdruk hoger. Als er echter een storm op komst is, daalt de
luchtdruk. Wanneer de druk toeneemt, verlaat de lucht de ballon en gaat in de buis.
Hierdoor wordt het water naar de dop geduwd en daalt het waterniveau onder de
ballon. Omgekeerd, als de druk afneemt, gaat de lucht de ballon in en volgt het water
dezelfde richting, waardoor het waterniveau onder de ballon stijgt. Je kunt de verande-
ring van luchtdruk simuleren door het onderstaande experiment uit te voeren.
Stappen:
1. Plaats je barometer minstens een half uur
in de buurt van een gloeilamp. Noteer het
waterniveau en vergelijk het met je vorige
gegevens.
2. Plaats je barometer ongeveer 15 minuten
in de koelkast. Noteer de waterniveaus.
21
NL
3. Simuleer een grote toename in luchtdruk
door met je handen op de ballon te
drukken. Noteer en noteer de resultaten
opnieuw.
Uitleg:
De luchtdruk varieert afhankelijk van veel factoren, zoals de luchttemperatuur en
de dichtheid van de lucht (hoe dicht de deeltjes bij elkaar zitten). De moleculen van
koude lucht bewegen langzamer en blijven dichter bij elkaar dan de moleculen van
warme lucht. Dichte koude lucht bevat veel moleculen en oefent een grotere kracht
uit op het aardoppervlak. We voelen het effect van luchtdruk op ons meestal niet
omdat ons lichaam eraan gewend is, tenzij de luchtdruk snel verandert. Als we bij-
voorbeeld een lift nemen naar de bovenste verdieping van een hoog gebouw of als
we in een landend vliegtuig zitten, kunnen we de druk in onze oren zeker voelen.
Experiment12
Sneeuwvlokken bekijken onder een vergrootglas
Onderdelen:
1 vergrootglas
• 1 kopje
• 1 lepel
• 1 groot stuk doek
• 1 hamer
• Wat ijsblokjes
• Wat zout
• 1 bureaulamp
WAARSCHUWING:
Gevaar voor verwonding door hamer! Voer deze taak alleen uit onder toezicht
van een volwassene.
22
Stappen:
1. Leg wat ijsblokjes op een groot stuk doek. Wring het ijs in de doek en gebruik
een hamer om het ijs in kleine stukjes te breken. Wees voorzichtig wanneer je
de hamer gebruikt en zorg ervoor dat je er geen lichaamsdelen mee raakt.
2. Vul een kopje tot ongeveer 3/4 met
het gemalen ijs.
3. Voeg zout toe in het kopje tot het
bijna vol is. Het ijs zou moeten
beginnen smelten.
23
NL
4. Roer het ijs- en zoutmengsel zeer
snel met een lepel gedurende
minstens 15 minuten.
5. Er moet eerst wat dauw aan de
buitenkant van het kopje zitten,
kijk wat er gebeurt als je een
paar minuten langer wacht. Er
zouden zich ijskristallen moeten
vormen. Onderzoek zorgvuldig
met een vergrootglas. Je kunt de
kristalstructuur duidelijker zien als
je de beker in de buurt van een
bureaulamp plaatst.
Uitleg:
Als de beker afkoelt, condenseert het vocht in de lucht op het koele oppervlak.
Naarmate de beker kouder wordt, bevriest het water aan het oppervlak van de beker
en ontstaan er ijskristallen.
24
Experiment 13
Het broeikaseffect onderzoeken
Onderdelen:
• 2 kopjes
• 1 elastiek
• 2 thermometers (niet meegeleverd)
• 1 plastic zak
Stappen:
1. Vul beide bekers met evenveel koud
water en zet ze onder de zon.
2. Doe een thermometer in elk kopje.
De waarden op beide thermometers
moeten hetzelfde zijn.
3. Bedek een van de bekers met een
plastic zak en zet hem vast met een
elastiekje zoals op de afbeelding.
4. Laat beide bekers een uur in de zon
staan en noteer de temperaturen.
Wat valt je op? Zijn ze hetzelfde of
verschillend? Hoe kan dit verschil
worden verklaard? Merk ook op dat
er zich wat stoomcondensatie vormt
onder het plastic deksel.
25
NL
Uitleg:
Het broeikaseffect is het gevolg van luchtvervuiling, voornamelijk door kooldioxide.
Het gas wordt geproduceerd wanneer automotoren draaien. In feite wordt kooldioxi-
de gevormd wanneer we brandstoffen zoals kolen en olie verbranden. Dit gas hoopt
zich op in de atmosfeer en creëert een laag die de zonnewarmte vasthoudt als een
broeikas. Naarmate er meer en meer koolstofdioxide in de atmosfeer komt, warmt
dit "broeikaseffect" het klimaat op en lost het ijs in het poolgebied op. In deze activi-
teit fungeert de plastic zak als de laag kooldioxide in de atmosfeer.
Experiment 14
Neerslag meten met een regenmeter
Hoeveel neerslag valt er waar je woont? Gebruik de regenmeter om de hoeveelheid
te meten.
Materialen:
• 1 kopje met schaalverdeling of de regenmeter uit de
weerstationkoffer
Beker met schaalverdeling Regenmeter uit weerstationkoffer
Stappen:
1. Als u wolken in de lucht ziet en er storm op komst is, plaats de regenmeter dan
op een open plek uit de buurt van bomen of gebouwen, die de hoeveelheid
regen die in de regenmeter valt kunnen beïnvloeden. Zorg ervoor dat de regen-
meter stabiel staat en dat u er niet gemakkelijk over struikelt. U kunt er wat
kleine stenen omheen leggen, maar deze mogen de opening van de regenmeter
niet blokkeren.
2. Als de regen stopt, noteer dan hoeveel regen (mm) er is opgevangen. Lees de
meting op ooghoogte om fouten te voorkomen. Vergelijk je resultaat met het weer-
bericht op radio of tv.
Uitleg:
Meteorologen gebruiken een soortgelijke regenmeter op veel weerstations over de
hele wereld. Als het erg regenachtig is waar je woont, zal dit project je bezig houden.
Als je echter in een droog gebied zoals de woestijn woont, kan het lang duren voor-
dat er regen valt.
26
Experiment 15
Kunstmatige regen maken
Laat het regenen! Leer hoe regen werkt.
Onderdelen:
- 1 grote pot met een grote opening, zoals een glazen pot van 1 liter of een
mayonaisepot
- Warm water
- Wat ijsblokjes
- Wat zout
- Een metalen deksel of een klein bord voor ijsblokjes
WAARSCHUWING:
Gevaar voor brandwonden door heet water! Voer deze taak alleen uit onder
toezicht van een volwassene.
Stappen:
1. Vraag een volwassene om hulp bij
dit experiment. Giet zeer heet water
in de glazen pot tot het waterniveau
ongeveer 5 cm hoog is. Let goed
op en wees heel voorzichtig bij het
gieten van het water.
2. Gebruik een klein bordje of draai het
deksel om om de potopening volledig
te bedekken.
27
NL
3. Leg wat ijsblokjes op het deksel en
voeg wat zout toe.
4. Wacht en kijk. Na ongeveer 15
minuten zie je "regen" van het deksel
op het water in de pot vallen.
Uitleg:
Het ijs- en zoutmengsel maakt het deksel erg koud, terwijl een deel van het hete
water in de pot in damp verandert. Het koude deksel zorgt ervoor dat de warme
waterdamp condenseert en waterdruppels vormt. Hetzelfde gebeurt in de atmo-
sfeer wanneer warme, vochtige lucht opstijgt en koudere temperaturen hoog in de
atmosfeer ontmoet. Waterdamp condenseert en vormt neerslag die op aarde valt als
regen, ijzel, hagel of sneeuw.
28
Experiment 16
Leren over verschillende soorten wolken
Er zijn veel verschillende soorten wolken. Meteorologen delen wolken in in drie
hoofdtypen: cirrus, cumulus en stratus. We kunnen ze ook groeperen op basis van
de hoogte van de wolkenbasis. Hoge wolken omvatten cirruswolken. Altostratus en
altocumulus zijn middenwolken. Stratus zijn voorbeelden van lage wolken.
Groep
Hoog
(Boven 6 km)
Cirrus: Meestal dun
en wit van uiterlijk
en opgebouwd uit
ijskristallen
Cirrocumulus: Met
kleine rimpelingen
die lijken op de
schubben van een
vis
Cirrostratus:
Bladachtige, hoge
wolken die bestaan
uit ijskristallen
Midden
(2 - 6 km)
Altocumulus:
Ondiep, gezwol-
len of golfachtig;
samengesteld uit
water en/of ijs
Altostratus: Grijze
middenlaag; dunne-
re laag laat de zon
door als door ven-
sterglas
29
NL
Laag
(Onder 2 km)
Cumulus: Wolken
zien eruit als drij-
vend katoen; ze
hebben een platte
basis en duidelijke
contouren; als ze
donker en diep zijn,
brengen ze regen
met zich mee
Nimbostratus:
donkergrijze, "nat"
uitziende wolken; ze
produceren lichte/
matige regen over
een groot gebied
Stratus:
Laagblijvende laag
of massa, grijs, uni-
forme basis
Cumulonimbus: Cumulonimbus zijn
onweerswolken; ze zijn de grootste van
allemaal en meer verticaal ontwikkeld,
vaak met een aambeeld vormige top, en
produceren zware buien.
Uitleg:
Wolken kunnen helpen het weer te voorspellen. Een weersverandering wordt vaak
aangegeven door een verandering in wolken. Cumuluswolken zijn de mooiweerwol-
ken die te zien zijn op warme zomerdagen. Als de omstandigheden echter goed zijn,
kan een cumuluswolk uitgroeien tot een torenhoge donderkop die cumulonimbus
wordt genoemd. Hevige opwaartse windstoten kunnen de top van een buienwolk tot
19 km boven de aarde tillen.
Cirruswolken geven vaak aan dat er regen op komst is. Omdat cirruswolken zo hoog
zijn, lijken ze niet erg snel te bewegen.
Stratuswolken zijn lage grijze wolken (lager dan 2 km) die ontstaan wanneer de lucht
gevuld is met waterdruppels. Ze gaan vaak gepaard met regen.
30
Experiment 17
Weersymbolen en weerkaarten begrijpen
Meteorologische waarnemingen worden genoteerd op een weerkaart. Cirkels geven
aan waar de weerstations zich bevinden. Rond elke cirkel staan verschillende getallen
en symbolen die de weersomstandigheden aangeven die daar worden waargeno-
men. Om deze gegevens correct te interpreteren, is het belangrijk om te begrijpen
welke soorten gegevens de verschillende getallen en symbolen vertegenwoordigen.
Dit experiment introduceert deze rapporteringssymbolen:
Componenten van het observatiesymbool:
T: temperatuur in °C / °F
DP: dauwpunt in °C / °F
WT: weertype (zie Weersymbolen)
Wd: windrichting
Wv: windsterkte in knopen (1
knoop = 1,83 km/u) aangegeven
met korte lijnen, die optellen tot
een bepaalde waarde (20 knopen
in dit voorbeeld)
Ch: type hoge wolken (zie
Weersymbolen)
Cm: type middelhoge wolken
Cl: type lage wolken
Sc: hemelbedekking (zie
Weersymbolen)
PSl: luchtdruk op zeeniveau (in
millibar (mb) tot op een tiende
nauwkeurig, waarbij de eerste 9
of 10 is weggelaten; in dit geval
zou de druk 1012,5 mb zijn)
∆P: verandering in luchtdruk
in de afgelopen 3 uur (+ geeft
stijging aan, / geeft constante
stijging aan)
Wp: weer afgelopen 6 uur
Weerkaart
31
NL
Weersymbolen
Weertype Windsterkte Type hoge wolken
Motregen 5 knopen Cirrus
Regen 10 knopen Cirrostratus
Sneeuw 20 knopen Cirrocumulus
Aanvriezende regen 50 knopen
Douches Middelhoge wolken
Type
Hagel Bewolking Altocumulus
IJskorrels Heldere hemel Altostratus
Mist Licht bedekte
hemel
Onweer Bewolkte hemel Lage wolken Type
Tornado
Zeer bewolkte
lucht Stratus
Orkaan Bewolkt Stratocumulus
Cumulus
Cumulonimbus
Nimbostratus
Vergissingen en technische veranderingen voorbehouden. - Vergissingen en technische veranderingen
voorbehouden. - Irrtümer und technische Änderungen vorbehalten. - Sous réserve d'erreurs et de
modications techniques. - Queda reservada la posibilidad de incluir modicaciones o de que el texto
contenga errores. Manual_9820200_Experiments_nl_FREEK_v082023a
www.freekvonk.nl
© en onder licentie van Studio Freek,
alle rechten voorbehouden.
Contact
Bresser GmbH
Gutenbergstraße 2
DE-46414 Rhede · Germany
www.bresser.de
         @BresserEurope
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32

Freek Vonk 9820200 de handleiding

Type
de handleiding