ISTRUZIONI DI INSTALLAZIONE E MANUTENZIONE
Collettore dell’elettrovalvola 2005 serie,
ATEX zona 2-22
q
IT
DESCRIZIONE
Requisiti principali di salute e sicurezza:
L’apparecchio è progettato conformemente all’Allegato II The
apparatus is designed in accordance with the ATEX Directive
e agli standard EN 60079-0, EN 60079-15 e EN 60079-31.
Questo apparecchio è progettato per essere installato in
atmosfere potenzialmente esplosive contenenti gas, vapori
o nebbie di gruppo II (categoria 3G) e polveri (categoria 3D).
In caso di operazioni con un controllo elettronico, consultare
le schede informative di istruzioni, installazione e manuten-
zione per le parti elettroniche G3/580 ATEX.
Assicurarsi di aver compreso bene ed applicato tutte le con-
dizioni specifi che di utilizzo descritte nel paragrafo “CONDI-
ZIONI D’USO SPECIALI”.
Applicazioni gas e polveri
Classifi cazione:
II 3G Ex nA IIC T4 Gc IP54 X o IP65 X
II 3D Ex t IIIB T85°C Dc IP54 X o
Ex t IIIC T85°C Dc IP65 X
Signifi cato della lettera X: Consultare le condizioni speci-
fi che per un impiego sicuro.
CONDIZIONI SPECIALI PER L’IMPIEGO IN SICUREZZA:
L’apparecchio deve essere installato in cabine con
grado di protezione IP54 o IP65 in conformità agli stan-
dard EN 60079-0, EN 60079-7 e EN 60079-31.
I componenti ASCO Numatics devono essere usati rispettando
le caratteristiche tecniche specifi cate sulla targhetta o nella
documentazione.
La temperatura interna dell’armadietto non deve scendere al
di sotto del livello minimo di -20° C o quello massimo di +46° C.
Le temperature ambientali minima e massima devono essere
tenute in considerazione quando si calcolano le dimensioni
dell’armadietto, come pure per il consumo energetico cumu-
lativo dell’attrezzatura elettrica totale.
Solo il distributore ATEX è disponibile come ricambio.
Dopo il montaggio dell’elemento di sostituzione, eseguire un
test di continuità della massa. Impiegare della carta vetrata
per rimuovere localmente la vernice di una delle facce esterne
del distributore, al fi ne di assicurare il contatto elettrico.
Non smontare alcun altro componente.
In caso contrario, non sarà accettato alcun reclamo per la
responsabilità del costruttore.
L’aggiunta di un accoppiamento di tipo ‘quick-fi t’ deve anche essere
l’oggetto di un test di continuità della connessione alla massa.
Assicurare un livello di protezione IP54 o IP65 quando si
installano componenti nell’armadietto. Verifi care che la tenuta
di tutti i fi ssaggi e collegamenti esterni (elettrici e pneumatici)
sia conforme al livello di protezione IP.
Non separare le spine e le prese quando sono sotto
tensione
La sezione del cavo di messa a terra deve essere uguale
alla sezione trasversale minima del cavo di alimentazione.
Assicurarsi che sia presente una connessione a potenziale
equivalente tramite un cavo sistemato tra l’apparato e l’ar-
madietto di controllo.
Le connessioni elettriche devono essere effettuate da perso-
nale qualifi cato onde garantire che non si allentino o si attor-
ciglino. La pressione di contatto delle connessioni elettriche
deve essere adeguatamente mantenuta durante il normale
funzionamento.
I connettori elettrici ad innesto devono essere forniti di una
ritenzione meccanica o basata su frizione, secondo la nor-
mativa EN 60079-15.
La tensione di erogazione non deve superare i 26,4 V CC
nella condizione d’impiego.
Si deve applicare una protezione della limitazione della ten-
sione di erogazione al 140% della tensione nominale.
Non eccedere il numero massimo di valvole a pilota autoriz-
zate specifi cato per le confi gurazioni:
bobine massimo
moduli di
ingresso
(G3)
0
22
1
20
2
18
3
16
4
14
25 Pin Sub-D
37 Pin Sub-Dra
12 pin Connettore tondo
15 Pin Connettore tondo
22 pin Connettore tondo
14
potenziale rischio di carica elettrostatica:
Adottare tutte le precauzioni necessarie per proteggersi da
qualsiasi effetto dovuto alla presenza di correnti circolanti
causate da campi magnetici vaganti.
Evitare di accumulare cariche elettrostatiche sull’apparecchio.
Tassi di resistenza alle vibrazioni in conformità alla normativa EN
60068-2-6: 0,15 mm 10..60 Hz; accelerazione di 2 g a 60..500 Hz
RACCORDI
• Collegare tutti i fori che potrebbero entrare in contatto con fl uidi.
• Pulire le guaine protettive che si agganciano all’apparecchio.
• Assicurarsi di collegare la tubatura nel foro corretto
(1: fornitura di pressione/2,4: foro di pressione/3,5 fori di
scarico). Rispettare il senso di circolazione del fl uido.
• Usare solo i raccordi forniti.
• Assicurarsi che nel circuito non entrino sostanze estranee,
soprattutto quando si realizza la tenuta del raccordo.
• L’override manuale sulle elettrovalvole consente di aziona-
re la valvola senza alimentazione elettrica.
• Assicurarsi di rispettare il raggio di piegatura consentito per
le tubazioni; non restringere i fori di circolazione dei fl uidi.
• I tubi e i raccordi non devono esercitare pressione, torsio-
ne o sollecitazione sull’apparecchio.
• Utilizzare gli strumenti appropriati e posizionare gli utensili
di montaggio il più vicino possibile al punto di connessione.
• Assicurarsi di rispettare la coppia raccomandata per il ser-
raggio dei raccordi delle tubature.
• Le connessioni devono essere installate in modo affi dabile
da personale qualifi cato.
FUNZIONAMENTO
Per evitare il rischio di lesioni personali o danni alle cose,
non toccare la bobina dell’elettrovalvola. La bobina può ri-
scaldarsi nelle normali condizioni di funzionamento. Se di fa-
cile accesso, l’elettrovalvola deve essere protetta per evitare
qualsiasi contatto accidentale.
ALGEMENE INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES
Verdeelstuk voor magneetklep 2005 serie,
ATEX zone 2-22
q
NL
ALGEMBESCHRIJVING
Fundamentele gezondheidsvoorschriften en veilig-
heidseisen:
Het apparaat is ontworpen volgens de ATEX-richtlijn en de nor-
men EN 60079-0, EN 60079-15, EN 60079-31 en EN 13463-1.
Dit apparaat is ontworpen voor installatie in een potentieel
explosieve atmosfeer, veroorzaakt door gassen, dampen of
mist van groep II (categorie 3G) en stof (categorie 3D).
Zie, bij bediening met een elektronische besturing, het instructie-,
installatie- en onderhoudsblad voor G3/580 ATEX-elektronica.
Verzeker u ervan dat u alle specifi eke gebruiksvoorwaarden
beschreven in de sectie “SPECIALE GEBRUIKSVOOR-
WAARDEN” BEGRIJPT.
Gas en stoftoe passingen
Classifi catie:
II 3G Ex nA IIC T4 Gc IP54 X of IP65 X
II 3D Ex t IIIB T85°C Dc IP54 X of
Ex t IIIC T85°C Dc IP65 X
Betekenis van de letter X: Zie de bijzondere voorwaarden
voor veilig gebruik.
BIJZONDERE VOORWAARDEN VOOR VEILIG GEBRUIK:
Het apparaat moet geïnstalleerd worden in een bedie-
ningskast met een beschermingsgraad IP54 of IP65 vol-
gens de normen EN 60079-0, EN 60079-7 en EN 60079-31.
ASCO Numatics-componenten mogen uitsluitend toegepast
worden binnen de op de naamplaat of in de documentatie
aangegeven technische specifi caties.
De interne temperatuur van de kast mag niet onder de minimale
temperatuur van -20° C of boven de maximale temperatuur
van +46° C komen. Bij het bepalen van de afmetingen van de
kast dient er rekening te worden gehouden met de minimale
en maximale omgevingstemperatuur, evenals het cumulatieve
stroomverbruik van alle elektrische apparatuur.
Alleen de verdeler ATEX is als reserveonderdeel leverbaar.
Voer, na montage van het vervangende product, een mas-
sacontinuïteitstest uit. Verwijder met schuurpapier het lak
lokaal op één van de buitenste gelakte oppervlakken van de
verdeler om elektrisch contact te garanderen.
De overige componenten mogen niet worden gedemonteerd.
Anders kunt u geen claim indienen in het kader van onze
aansprakelijkheid als fabrikant.
De toevoeging van een snelkoppeling moet ook worden
onderworpen aan een massacontinuïteitstest.
Garandeer dat het beschermingsniveau IP54 of IP65 is
wanneer u de component in de kast monteert. Controleer of
alle externe bevestigingen en aansluitingen (elektrisch en
pneumatisch) voldoende vast zitten, in overeenstemming
met het IP beschermingsniveau.
Ontkoppel stekkers en stopcontacten niet indien ze
onder spanning staan
De doorsnede van de beschermde aardegeleider moet gelijk
zijn aan de minimale doorsnede van de voedingsleiding. Zorg
ervoor dat er een equipotentiale verbinding is tussen het ap-
paraat en de schakelkast via een kabel.
De elektrische aansluitingen moeten worden uitgevoerd
door gekwalifi ceerd personeel, om te garanderen dat de
elektrische aansluitingen niet kunnen losraken of verdraaien.
De contactdruk van de elektrische aansluitingen moet onder
normaal gebruik behouden worden.
Alle elektrische stekeraansluitingen moeten zijn voorzien
van een mechanische of op frictie gebaseerde restrictie in
overeenstemming met EN 60079-15.
De voedingsspanning mag tijdens gebruik niet hoger zijn
dan 26,4 VDC.
Er dient bescherming te worden toegepast om de voedings-
spanning te beperken tot 140% van de nominale spanning.
Het toegestane maximum aantal stuurafsluiters dat gespecifi -
ceerd is voor de confi guraties mag niet worden overschreven:
maximale coils
Ingangsmo-
dules (G3)
0
22
1
20
2
18
3
16
4
14
25 Pin Sub-D
37 Pin Sub-D
1-32 Klemmenstrook
12 Pin Ronde Connector
15 Pin Ronde Connector
22 Pin Ronde Connector
14
potentieel risico op elektrostatische lading:
Voorzorgsmaatregelen moeten genomen worden tegen ef-
fecten door de aanwezigheid van stroom veroorzaakt door
storende magnetische velden.
Voorkom de opbouw van elektrostatische lading op het apparaat.
Trillingsbestendigheid volgens EN 60068-2-6: 0,15 mm
10..60 Hz; acceleratie van 2 g tot 60..500 Hz
AANSLUITINGEN
• Sluit alle poorten aan die in contact kunnen komen met
vloeistoffen.
• Reinig de leidingen die verbonden zullen worden aan het
apparaat.
• Controleer of de leidingen op de juiste poorten aangesloten
worden (1: drukvoeding/2,4: drukpoorten/3,5: uitlaatpoorten).
Controleer de stroomrichting van de vloeistof.
• Gebruik uitsluitend de geleverde aansluitmogelijkheden.
• Zorg ervoor dat er geen losse deeltjes in het circuit komen,
met name wanneer u de aansluiting lekdicht maakt.
• Dankzij de handmatige bediening van de magneetklep kunt
u de klep zonder elektrische stroom bedienen.
• Neem de toegestane buigstraal voor de buizen in acht; be-
lemmer de poorten voor de vloeistofcirculatie niet.
• Buizen en aansluitelementen mogen geen enkele kracht,
torsie of druk op het apparaat uitoefenen.
• Gebruik geschikt gereedschap en plaats het montagege-
reedschap zo dicht mogelijk bij het aansluitpunt.
• Neem het aanbevolen koppel in acht wanneer u de buis-
aansluitingen aandraait.
• De aansluitingen moeten geïnstalleerd worden door gekwa-
lifi ceerd personeel.
WERKING
Raak de magneetkop niet aan, om persoonlijk letsel en be-
schadiging van de apparatuur te voorkomen. Ook bij normaal
gebruik kan de spoel heet worden. Als de magneetafsluiter
makkelijk toegankelijk is, dient de installateur te zorgen voor
bescherming tegen onbedoeld contact.
76
515701-001
515701-001