Volvo 2020 Snelstartgids

Type
Snelstartgids

Deze handleiding is ook geschikt voor

XC60
QUICK GUIDE
VÄLKOMMEN!
Deze Quick Guide beschrijft een aantal functies van uw nieuwe Volvo. Aanvullende gebruikersinformatie is in de auto, de app en op
internet te vinden.
MIDDENDISPLAY VAN DE AUTO
De gebruikershandleiding is te raadplegen via het middendisplay van
de auto en te openen via het hoofdscherm.
MOBIELE APP
De gebruikershandleiding is verkrijgbaar als app (Volvo Manual) voor
smartphones en tablets. De app bevat tevens instructievideo's over
bepaalde functies.
SUPPORTSITE VAN VOLVO
Op de supportsite van Volvo Cars (support.volvocars.com) kunt u niet
alleen handleidingen en instructievideo's vinden maar ook aanvul-
lende informatie en ondersteuning krijgen met betrekking tot uw
Volvo en het bezit ervan.
INFORMATIE IN DRUKVORM
In het dashboardkastje ligt een supplement bij de gebruikershandlei-
ding met informatie over zekeringen en specificaties plus een over-
zicht van belangrijke en praktische informatie. U kunt een gebruikers-
handleiding met bijbehorend supplement in drukvorm bestellen.
INHOUD
01. LEER UW VOLVO KENNEN
In dit hoofdstuk vindt u informatie over enkele van de systemen en diensten van Volvo alsook een overzicht
van het interieur en exterieur en van het middendisplay.
02. INTERIEUR EN AANSLUITINGEN
Hier vindt u informatie over de verschillende functies in de passagiersruimte bijv. functies voor stoelverstel-
ling en internetverbinding.
03. SCHERMEN VAN HET MIDDENDISPLAY
Hier vindt u informatie over de verschillende schermweergaven van het middendisplay van waaruit tal van
autofuncties te regelen zijn.
04. SLIM RIJDEN
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van verschillende rijhulpsystemen en tips om zuiniger te rijden.
05. STEMBEDIENING
Hier vindt u verschillende commando's/zinnetjes die u kunt gebruiken voor de stembediening van de auto.
06. SPECIALE TEKSTEN
Teksten onder de kopjes Waarschuwing, Belangrijk en NB die u moet lezen.
Alle op het moment van publicatie bekende soorten opties/accessoires zijn gemarkeerd met een asterisk: *.
01
BEKNOPTE BEDIENINGSINSTRUCTIES
Om uw Volvo zo goed mogelijk te leren gebruiken is het raadzaam
om de volgende functies, begrippen en tips door te nemen.
Volvo ID
Volvo ID is een persoonlijk identificatiemiddel dat met één gebrui-
kersnaam en wachtwoord toegang biedt tot diverse diensten.
Enkele voorbeelden zijn Volvo On Call*, kaartdiensten*, een per-
soonlijke inlogpagina op volvocars.com en een functie om werk-
plaatsafspraken aan te vragen. U kunt een Volvo ID registreren via
volvocars.com, de Volvo On Call-app of rechtstreeks vanuit de
auto.
Sensus
Sensus is de intelligente auto-interface en omvat alle autofuncties
die verband houden met entertainment, connectiviteit, navigatie*
en informatie. Sensus maakt communicatie mogelijk tussen u, uw
auto en de omgeving.
Volvo On Call*
Volvo On Call biedt een directe verbinding
1
met de auto, extra com-
fort en dag en nacht toegang tot hulp. Met de Volvo On Call-app is
bijv. te zien of gloeilampen moeten worden vervangen en of er olie
of koelvloeistof moet worden bijgevuld. Het is mogelijk de auto te
vergrendelen en ontgrendelen, het brandstofpeil te controleren en
het dichtstbijzijnde tankstation te tonen. Ook de preconditioning is
in te stellen via het parkeerklimaat van de auto of via de afstands-
start
2
van de auto. Download de Volvo On Call-app om aan de slag
te gaan.
Volvo On Call biedt tevens toegang tot pechhulp onderweg, andere
beveiligingsdiensten en noodhulp via de knoppen ON CALL en
SOS op de plafondconsole in de auto.
Bestuurdersprofielen
Tal van auto-instellingen zijn naar wens aan te passen en vervol-
gens op te slaan in een of meer bestuurdersprofielen. Elke sleutel is
te koppelen aan een bestuurdersprofiel. Zie het gedeelte Hoofd-
scherm elders in deze Quick Guide voor meer informatie over
bestuurdersprofielen.
1
Daarvoor moeten zowel de auto als het mobiele apparaat over gsm-bereik of een andere
internetverbinding beschikken.
2
Beschikbaar op bepaalde markten en modellen.
01
01
OVERZICHT EXTERIEUR
Controleer en programmeer de nieuwe bandenspanning
(ITPMS)* via
TPMS in de app Auto status op het middendis-
play. Bij een lage bandenspanning brandt het symbool
con-
tinu op het bestuurdersdisplay. Bij een lage bandenspanning
moet u de bandenspanning van alle vier de banden controleren
en indien nodig aanpassen. Druk daarna op
Spanning opslaan
om de nieuwe bandenspanning op te slaan.
U kunt het motoroliepeil controleren via de Auto status-app.
Hier kunt u ook statusmeldingen bekijken en werkplaatsafspra-
ken* aanvragen.
De buitenspiegels zijn automatisch* omlaag te kantelen bij
inschakeling van de achteruitversnelling. Bij vergrendeling/
ontgrendeling van de auto met de transpondersleutel zijn de
buitenspiegels automatisch in/uit te klappen. Activeer deze
functies onder Instellingen My Car Spiegels en Comfort
in het hoofdscherm van het middendisplay.
Dankzij passieve vergrendeling/ontgrendeling* hoeft u voor
het vergrendelen of ontgrendelen van de auto de transponder-
sleutel alleen in bijv. een binnenzak bij u te dragen. De trans-
pondersleutel moet zich binnen een straal van zo'n 1 meter
(3 voet) van de auto bevinden.
Pak een portiergreep beet of druk op het met rubber beklede
drukplaatje om de auto te ontgrendelen. Druk op een van de
uitsparingen in de portiergrepen om de auto te vergrendelen.
Raak de beide drukgevoelige gebieden bij voorkeur niet tegelij-
kertijd aan.
Het panoramadak* heeft een te openen glazen ruit met een
zonnescherm en kan worden bediend met knoppen boven de
achteruitkijkspiegel. De auto moet daarvoor minimaal in con-
tactslotstand I staan. Open het dak tot in de ventilatiestand
door de knop omhoog te duwen en sluit het dak door de knop
omlaag te trekken. Trek de knop tweemaal naar achteren om
het panoramadak volledig te openen. Sluit het panoramadak
door de knop tweemaal omlaag te trekken.
De elektrisch bediende achterklep* is handsfree* te openen
met een langzame voorwaartse schopbeweging links onder de
achterbumper. U sluit en vergrendelt de achterklep met de
-knop aan de onderkant van de achterklep. De klep is ook
te sluiten met een langzame schopbeweging. De auto moet zijn
uitgerust met passieve vergrendeling/ontgrendeling* om de
achterklep handsfree te ontgrendelen. Handsfree openen en
sluiten is alleen mogelijk wanneer de transpondersleutel zich
binnen zo'n 1 meter (3 voet) achter de auto bevindt.
Om te voorkomen dat de achterklep bijv. in contact komt met
het dak van een garage kunt u de maximale openingshoek pro-
grammeren. Stel de maximale openingshoek in door de klep te
openen en deze vervolgens in de gewenste stand te stoppen.
Houd vervolgens de
-knop minstens 3 seconden inge-
drukt om de stand op te slaan.
01
01
VERGRENDELENONTGRENDELEN
Transpondersleutel
Eenmaal kort indrukken om de portieren, de achterklep en de
tankvulklep te vergrendelen en het alarm* te activeren.
Eenmaal lang indrukken om het panoramadak* en alle zijruiten
tegelijkertijd te sluiten.
Eenmaal kort indrukken om de portieren, de achterklep en de
tankvulklep te ontgrendelen en het alarm* te deactiveren.
Eenmaal lang indrukken om alle zijruiten tegelijkertijd te ope-
nen.
Eenmaal kort indrukken om alleen de achterklep te ontgrende-
len en de alarmfunctie voor de achterklep te deactiveren.
Eenmaal lang indrukken om de elektrisch bediende* achterklep
te openen of te sluiten.
U kunt desgewenst het paniekalarm activeren en de richting-
aanwijzers en de claxon inschakelen om de aandacht van
omstanders te trekken. Houd voor activering de knop 3 min-
stens seconden lang ingedrukt of druk de knop tweemaal bin-
nen 3 seconden in. Nadat de functie minstens 5 seconden lang
actief is geweest, is deze met dezelfde knop weer uit schake-
len. Anders vindt na 3 minuten automatische uitschakeling
plaats.
Privacy locking
Bij Privacy locking wordt de achterklep vergrendeld, wat handig
kan zijn wanneer u de auto bijv. voor een servicebeurt of bij een
hotel afgeeft.
Tik in het functiescherm van het middendisplay op
Private Locking om de functie te activeren/deactive-
ren.
Bij activering/deactivering verschijnt een pop-upven-
ster. Iedere keer dat u de vergrendelingsfunctie acti-
veert, kiest u een eenmalige code van vier cijfers. Bij
het eerste gebruik moet u een extra beveiligingscode
kiezen.
Vergrendeling* van het dashboardkastje gebeurt handmatig met de
meegeleverde sleutel die in het dashboardkastje is geplaatst.
01
01
OVERZICHT INTERIEUR
Het middendisplay is te gebruiken voor het bedienen van tal
van primaire autofuncties, zoals media, navigatie*, klimaatrege-
ling, rijhulp en boordapps.
Het bestuurdersdisplay geeft informatie weer over de rit, bijv.
snelheid, toerental, navigatie* en actieve rijhulpsystemen. U
kunt kiezen wat er op het bestuurdersdisplay moet verschijnen
via het appmenu dat met de rechter stuurknoppenset te ope-
nen is. Instellingen zijn ook te verrichten via
Instellingen My
Car
Displays op het hoofdscherm op het middendisplay.
Het head-updisplay* is een aanvulling op het bestuurdersdis-
play van de auto en projecteert de informatie op de binnenkant
van de voorruit. Het display is te activeren via het functie-
scherm op het middendisplay.
De startknop wordt gebruikt om de auto te starten. Draai de
knop rechtsom en laat deze weer los voor de contactslotstand
I. Houd het rempedaal ingedrukt en draai de startknop
rechtsom om de auto te starten. Bij een auto met een auto-
maatbak moet u ook het koppelingspedaal bedienen. Bij een
auto met een automaatbak moet u de schakelstand P of N heb-
ben gekozen. Schakel de auto uit door de startknop rechtsom
te draaien.
U kiest rijmodi* via de knop op de tunnelconsole. De auto start
altijd in de stand Comfort. Druk op de knop en rol deze omhoog
of omlaag en kies op het middendisplay uit Comfort, Eco, Off
Road
, Dynamic/Polestar Engineered* en Individual. Bevestig
uw keuze met een druk op de knop. Individual biedt u de
mogelijkheid om uw eigen rijmodus samen te stellen. U acti-
veert uw eigen rijmodus in Instellingen My Car
Individuele rijmodus in het hoofdscherm van het middendis-
play.
U activeert de parkeerrem door de knop omhoog te trek-
ken, waarna het bijbehorende symbool op het bestuurdersdis-
play gaat branden. Los de parkeerrem handmatig door de knop
omlaag te duwen, terwijl u het rempedaal bedient. Dankzij de
automatische rem bij stilstand (
) kunt u bij stilstand voor ver-
keerslichten bijv. het rempedaal loslaten zonder dat dit gevol-
gen heeft voor de remwerking.
Let erop dat u zowel de automatische rem bij stilstand als de
automatische parkeerrem moet deactiveren vóór het gebruik
van een automatische wasstraat. Deactivering van de automati-
sche parkeerrem vindt plaats onder
Instellingen My Car
Parkeerrem en vering in het hoofdscherm van het middendis-
play.
De schakelaar voor activering/deactivering van de passa-
giersairbag* zit aan de passagierszijde op de zijkant van het
dashboard en u kunt erbij door het portier aan die kant te ope-
nen. Trek de schakelaar naar buiten en draai deze naar ON
OFF om de airbag te activeren/deactiveren.
Opbergmogelijkheden
Uw auto heeft diverse opbergmogelijkheden. Onder de buitenste
zitplaatsen op de achterbank zitten opbergvakken waarin u
bijvoorbeeld een tablet kunt bewaren.
01
01
MIDDENDISPLAY
Op het middendisplay kunt u instellingen verrichten en de meeste
functies bedienen. Het middendisplay heeft drie hoofdschermen:
homescherm, functiescherm en appscherm. Vanuit het home-
scherm gaat u naar het functiescherm en het appscherm door naar
rechts of naar links te vegen. Er is tevens een hoofdscherm dat u
kunt openen door het bovenste gedeelte van het scherm omlaag te
slepen.
U kunt de opzet van het middendisplay en bestuurdersdisplay
aanpassen door een thema te kiezen onder
Instellingen My Car
Displays op het hoofdscherm. U kunt hier ook kiezen uit een
donkere en een lichte achtergrond voor het middendisplay.
Ga vanuit een ander scherm terug naar het homescherm door
kort de fysieke homeknop onder het display in te drukken. Dan ver-
schijnt de vorige stand van het homescherm. Door de homeknop
nogmaals kort in te drukken worden alle deelschermen van het
homescherm in de standaardstand gezet.
Bij het reinigen van het middendisplay kunt u de touchfunctie tij-
delijk deactiveren door de fysieke homeknop onder het display
ingedrukt te houden. Activeer het display weer door kort op de
homeknop te drukken.
Op de statusbalk helemaal boven aan het display staan de geacti-
veerde autofuncties. Links ziet u de netwerk- en verbindingsinfor-
matie en rechts informatie over de beluisterde media, de klok en
lopende achtergrondactiviteiten.
In het klimaatveld helemaal onderaan kunt u de temperatuur en
het stoelcomfort instellen door het desbetreffende pictogram aan
te tikken. Open het klimaatscherm door op de middenknop in het
klimaatveld te tikken.
01
ELEKTRISCH BEDIENBARE* VOORSTOELEN
Gebruik de bedieningselementen aan de zijkant van de stoel voor
verstelling van bijv. de stoelpositie en de lendensteun*. De twee
bedieningselementen met de vorm van een stoel zijn te gebruiken
voor verstelling van de stoelpositie. Het derde bedieningselement,
de multifunctionele bediening*, is te gebruiken voor verstelling van
de verschillende comfortfuncties, bijv. de massagefunctie*.
Bedieningselementen met de vorm van een stoel
Verstel het zitkussen of verschuif de hele stoel met de onderste
bediening. Pas de hellingshoek van de rugleuning aan met de ach-
terste bediening.
Multifunctionele bediening
3
Via de multifunctionele bediening kunt u de instellingen voor de
massagefunctie*, de zijsteunen*, de lendensteun* en de verlen-
gingsfunctie* van het zitkussen regelen.
1. Activeer de stoelverstelling op het middendisplay door de bedie-
ning omhoog/omlaag te draaien.
2.Wissel van functie op het middendisplay door de bediening
omhoog/omlaag te draaien.
3.Wijzig de instelling voor de desbetreffende functie door op het
bovenste/onderste/voorste/achterste gedeelte van de bediening
te drukken.
Posities vastleggen
1.
Zet stoel, buitenspiegels en head-updisplay* in de gewenste
stand en druk daarna op de knop M op het portierpaneel. Het
controlelampje in de knop gaat branden.
2.Druk binnen 3 seconden op een van de geheugenknoppen 1 of 2.
Er klinkt een geluidssignaal en het lampje in de knop M dooft.
Om een vastgelegde positie te gebruiken:
Met het portier geopend – druk op een van de geheugenknoppen
en laat los.
Met het portier gesloten – houd een van de geheugenknoppen
ingedrukt totdat de gewenste positie wordt bereikt.
3
Bij auto's met een lendensteun met vierwegverstelling*
02
RUGLEUNING ACHTERBANK
OMLAAGKLAPPEN
Bij het omklappen van de achterbank, moet u ervoor zorgen dat de
rugleuning met hoofdsteun niet in aanraking komt met de voor-
stoel. U moet de voorstoelen mogelijk verstellen om de rugleunin-
gen omlaag te kunnen klappen.
Rugleuningen omlaagklappen
De achterbank is alleen omlaag te klappen, wanneer de auto stil-
staat en de achterklep openstaat. Zorg ervoor dat er zich geen
mensen of voorwerpen op de achterbank bevinden.
1. Klap de hoofdsteun van de middelste zitplaats handmatig
omlaag.
2.Haal de blokkeerhandgreep van de rugleuning omhoog en klap
de rugleuning om. De pal voor de hoofdsteunen komt bij het
omklappen van de rugleuning automatisch omhoog. Een rode
markering bij de pal geeft aan dat de rugleuning niet langer
geblokkeerd staat.
3.De rugleuning wordt ontgrendeld en moet handmatig worden
omgeklapt tot in horizontale stand.
Rugleuningen omhoogklappen
1. Klap de rugleuning omhoog/naar achteren, totdat deze vergren-
delt.
2.Klap de hoofdsteunen handmatig omhoog.
3.Pas de stand van de hoofdsteun op de middelste zitplaats indien
nodig aan.
02
STUURWIEL
Stel het stuurwiel af
Het stuurwiel is in de hoogte en de diepte te verstellen.
1. Schuif/trek
4
de hendel onder het stuurwiel vooruit/achteruit.
2.Zet het stuurwiel in de gewenste stand en zet de hendel terug in
de stand voor vergrendeling.
Linker stuurknoppenset
Met de pijlen (
en ) van de linker stuurknoppenset kunt u op
het bestuurdersdisplay kiezen uit de beschikbare rijhulpsystemen.
Bij een wit rijhulpsymbool is de functie actief. Een grijs symbool
geeft aan dat het desbetreffende systeem geannuleerd is of stand-
by staat.
Symbolen op het bestuurdersdisplay:
De snelheidsbegrenzer helpt om een gekozen maximumsnel-
heid niet te overschrijden.
De cruisecontrol helpt u om een gelijkmatige snelheid aan te
houden.
De adaptieve cruisecontrol* helpt u om een gelijkmatige snel-
heid aan te houden in combinatie met een vooraf gekozen tijds-
verschil tot voorliggers.
De Pilot Assist met stuurhulp helpt u om de auto tussen de zij-
markeringen van de rijstrook te houden in combinatie met een
vooraf gekozen tijdsverschil ten opzichte van voorliggers.
Tik op
om het desbetreffende systeem te starten of te annule-
ren.
02
Bij kort indrukken van / verhoogt/verlaagt u de ingestelde
snelheid met 5 km/h (5 mph). Houd de knop ingedrukt om de snel-
heid traploos te wijzigen – laat de knop los bij het bereiken van de
gewenste snelheid.
Met
/ verkleint/vergroot u de afstand tot voorliggers bij
gebruik van de adaptieve cruisecontrol en Pilot Assist.
Bij eenmaal indrukken van
wordt de aangepaste snelheid tevens
ingesteld voor gebruik door het gekozen systeem.
Rechter stuurknoppenset
Het bestuurdersdisplay is te bedienen met de rechter stuurknop-
penset.
Het appmenu van het bestuurdersdisplay wordt geopend/
gesloten. Van hieruit zijn boordcomputer, mediaspeler, tele-
foon en navigatie* te bedienen.
Blader door de apps door op de pijl-links of pijl-rechts te druk-
ken.
Een keuze maken, ongedaan maken of bevestigen, zoals het
kiezen van het boordcomputermenu of het verwijderen van
een melding van het bestuurdersdisplay.
De functies voor de gekozen app doorbladeren door op pijl-
omhoog of pijl-omlaag te drukken.
U kunt het mediavolume verhogen/verlagen door te tikken op
respectievelijk en . Als geen van de andere functies actief is
kunt u met deze knoppen het volume regelen.
Met de knop
activeert u de stembediening om bijvoorbeeld via
stemcommando's het audiosysteem, de navigatie en de klimaatre-
geling te bedienen. Zeg bijv. “
Radio”, “Verhoog temperatuur” of
Annuleer”.
Zie het hoofdstuk Stembediening in deze Quick Guide voor meer
stemcommando's.
Boordcomputer
De boordcomputer toont bijv. de afstand, het verbruik en de gemid-
delde snelheid. U kunt kiezen welke boordcomputerinformatie op
het bestuurdersdisplay moet verschijnen. De boordcomputer bere-
kent de resterende actieradius op basis van de actuele hoeveelheid
brandstof in de tank. Gebruik de rechter stuurknoppenset om de
verschillende opties te bekijken. Wanneer er “----” op het bestuur-
dersdisplay verschijnt, is er te weinig brandstof over om de actiera-
dius te kunnen berekenen. Tank zo spoedig mogelijk.
4
Afhankelijk van de markt.
02
LINKER STUURHENDEL
De koplampfuncties bedient u met de linker stuurhendel.
Bij de AUTO-stand past de auto de verlichting automatisch aan als
het donker/licht wordt, bijvoorbeeld wanneer het schemert of wan-
neer u een tunnel inrijdt. Voor groot licht dat automatisch uit gaat
bij tegemoetkomend verkeer draait u het duimwiel van de hendel
naar
. Breng de hendel naar het stuurwiel om handmatig groot
licht te activeren en naar het dashboard om dit te deactiveren.
Actieve bochtverlichting* zorgt voor maximale verlichting in boch-
ten en op kruisingen doordat de lampen meedraaien met het stuur-
wiel. De functie wordt automatisch geactiveerd tijdens het starten
en is te deactiveren via het functiescherm,
.
De approach-verlichting gaat branden, wanneer u de auto op
afstand ontgrendelt via de transpondersleutel, zodat u in het don-
ker de auto veilig kunt bereiken.
De Follow Me Home-verlichting maakt gebruik van een deel van
de buitenverlichting voor verlichting in het donker. Activeer de
functie door de auto uit te schakelen, de linker stuurhendel richting
het dashboard te halen en weer los te laten. De duur van de Follow
Me Home-verlichting is in te stellen via het middendisplay.
Dagteller resetten
Reset alle gegevens van de handmatig bediende dagteller (TM)
door de RESET-knop lang in te drukken. Bij kort indrukken reset u
alleen de afgelegde afstand. De automatische dagteller (TA) wordt
automatisch gereset, wanneer de auto minstens 4 uur lang niet
gebruikt is.
02
RECHTER STUURHENDEL
Met de rechter stuurhendel bedient u de wisserbladen en de regen-
sensor.
Haal de hendel omlaag om de voorruitwisser één enkele wisslag
te laten maken.
Haal de hendel in stapjes omhoog voor de intervalschakeling, de
normale en de hoge wissnelheid.
Pas het wisinterval aan met het duimwiel op de hendel.
Haal de hendel in de richting van het stuurwiel om de voorruit-
en koplampsproeiers in te schakelen en in de richting van het
dashboard om de achterruit te sproeien.
Druk op de regensensorknop om de regensensor te activeren/
deactiveren. De wisserhendel moet in de stand 0 staan of in
de stand voor een enkelvoudige wisslag. De regensensor
registreert de hoeveelheid regen op de voorruit en schakelt
automatisch de ruitenwissers op de voorruit in. Draai het
duimwiel omhoog/omlaag voor een hogere/lagere gevoelig-
heid.
Druk hierop voor de intervalfunctie van de achterruitwisser.
Druk hierop voor een continue wissnelheid van de achterrui-
twisser.
Gebruik de servicestand van de ruitenwissers om bijv. de
wisserbladen te vervangen, reinigen of op te tillen. Tik op
de knop Servicestand ruitenwisser op het functiescherm
van het middendisplay om de servicestand te activeren of
te deactiveren.
02
02
KLIMAATREGELING
De functies voor de klimaatregeling voor en achter in de passa-
giersruimte zijn te regelen via het middendisplay, de knoppen op de
middenconsole en het bedieningspaneel achter op de tunnelcon-
sole*. Voor bepaalde klimaatregelingsfuncties zijn ook stemcom-
mando's te gebruiken.
Het pictogram voor toegang tot het klimaatscherm ver-
schijnt midden onder aan het middendisplay. Wanneer de
tekst CleanZone blauw van kleur is, betekent dit dat is vol-
daan aan de voorwaarden voor een goede luchtkwaliteit in
de passagiersruimte.
Tik op AUTO in het klimaatscherm voor automatische regeling
van meerdere klimaatfuncties. Bij kort indrukken worden de
luchtrecirculatie, airconditioning en luchtverdeling automatisch
geregeld.
Bij lang indrukken worden de luchtrecirculatie, airconditioning en
luchtverdeling automatisch geregeld en de temperatuur en de
ventilatorstand gewijzigd in de standaardinstellingen: 22°C72°F
en niveau 3 (niveau 2 achterin
5
). Het is mogelijk om de tempera-
tuur en de ventilatorstand te wijzigen zonder de automatische
klimaatregeling te deactiveren.
Tik op een van de pictogrammen in het klimaatveld onder aan het
middendisplay om de temperatuur, de stoelverwarming* en de
ventilatorstand in te stellen.
Tik op het temperatuurpictogram voor de bestuurderszijde en kies
Temperatuur synchroniseren om de temperatuurinstelling voor alle
klimaatzones te synchroniseren met die voor de bestuurderszone.
Preconditioning*
De preconditioning is in te stellen via het middendisplay van de
auto en de app Volvo On Call*.
De preconditioning verwarmt* of ventileert het interieur vóór het rij-
den. De preconditioning is direct in te schakelen of via een timer te
programmeren.
Preconditioning direct inschakelen
1. Open het klimaatscherm van het middendisplay.
2.Kies het tabblad
Parkeerklimaat en tik vervolgens op
Preconditioning.
Timer voor preconditioning instellen
1. Open het klimaatscherm van het middendisplay.
2.Kies het tabblad
Parkeerklimaat Timer toevoegen en stel de
gewenste datum/dag in.
Luchtkwaliteitssysteem IAQS*
Het IAQS maakt deel uit van het Clean Zone Interior Package*
(CZIP) en is een volautomatisch systeem dat de lucht in de passa-
giersruimte ontdoet van luchtverontreinigingen in de vorm van
deeltjes, koolwaterstoffen, stikstofoxiden en laaghangend ozon. U
activeert het systeem in het hoofdscherm van het middendisplay
via
Instellingen Klimaat Luchtkwaliteitssensor.
5
Bij auto's met een klimaatregeling met 4 zones*.
02
AANSLUITINGEN
U kunt media, sms-berichten, telefoongesprekken weergeven/met
stemcommando's bedienen of een internetverbinding maken voor
de auto via diverse externe apparaten, bijv. smartphones. Om de
verbonden apparaten te kunnen gebruiken moet het elektrische
systeem van de auto minimaal in contactslotstand I staan.
Automodem
6
De eenvoudigste en meest effectieve manier om een internetver-
binding voor de auto te maken is het gebruik van de automodem.
Deze methode biedt optimale prestaties, wordt bij iedere rit auto-
matisch geactiveerd en vereist geen verbinding met een smart-
phone.
1. Plaats een persoonlijke simkaart in de houder bij de vloer aan de
passagierszijde.
2.Tik op
Instellingen Communicatie Internet via
automodem
in het hoofdscherm.
3.Activeer de optie door het vakje voor
Internet via automodem
aan te vinken.
Internetverbinding delen
Bij een auto met een actieve internetverbinding via de automodem
is het mogelijk de internetverbinding met andere apparaten te
delen (Wi-Fi-hotspot). Tik op
Instellingen in het hoofdscherm en
op Communicatie Wi-Fi hotspot auto.
Bluetooth
Gebruik Bluetooth in eerste instantie om te bellen, te sms'en en
media op uw telefoon naar het audiosysteem van de auto te strea-
men. Via Bluetooth is het ook mogelijk een internetverbinding voor
02
de auto te maken. U kunt twee Bluetooth-apparaten tegelijk heb-
ben aangesloten waarvan het ene alleen voor het streamen van
muziek. De twee meest recent aangesloten telefoons worden auto-
matisch opnieuw met de auto verbonden, als de Bluetooth-functie
van de telefoons actief is. De 20 laatst gebruikte apparaten staan in
een lijst, zodat deze later eenvoudig opnieuw met de auto te ver-
binden zijn.
1. Activeer Bluetooth op de telefoon. Voor een internetverbinding
moet u ook 'internet sharing' op de telefoon activeren.
2.Open het deelscherm voor de telefoon op het middendisplay.
3.Tik op Tel. toevoegen of op Wijzigen en daarna op Tel.
toevoegen, als er al een telefoon is aangesloten.
4.Kies de aan te sluiten telefoon en volg de instructies op het mid-
dendisplay en op de telefoon. Let erop dat u bij bepaalde tele-
foons de berichtfunctie eerst moet activeren.
Wi-Fi
Een internetverbinding via Wi-Fi maakt hogere bitrates mogelijk
dan bij gebruik van Bluetooth om online muziek te streamen zoals
internetradio en muziek via boordapps, software te downloaden/
bijwerken en dergelijke. Een Wi-Fi-verbinding op een smartphone
kan als hotspot dienen voor inzittenden en eventuele andere
externe apparaten in de auto.
1. Activeer 'internet sharing' (wifi-hotspot) op de telefoon.
2.Tik op
Instellingen in het hoofdscherm van het middendisplay.
3.Tik op Communicatie Wi-Fi en activeer de optie door het
vakje voor Wi-Fi-verbinding aan te vinken.
Let erop dat sommige telefoons de internetverbinding verbreken,
wanneer de verbinding met de auto is verbroken. In dat geval moet
u bij een volgend gebruik van de telefoon de 'internet sharing'
opnieuw activeren.
USB
Via USB kunt u een extern apparaat aansluiten om media af te spe-
len. De USB-aansluiting wordt ook gebruikt voor Apple CarPlay* en
Android Auto*. Indien er twee USB-ingangen zijn, gebruikt u die
met de witte omlijsting. Het externe apparaat wordt opgeladen,
zolang het aangesloten is op de auto.
Er zitten USB-poorten (type A) in het opbergvak onder de mid-
denarmsteun tussen de voorstoelen.
Stroomaansluitingen
In uw auto zitten de volgende stroomaansluitingen:
12V-aansluiting.
12V-aansluiting en 230V-aansluiting*. Er zit ook een
12V-aansluiting* in de kofferbak/bagageruimte.
6
Alleen auto's met PSIM*. Auto's uitgerust met Volvo On Call* gebruiken voor de diensten
de internetverbinding met de automodem.
02
7
Zie support.volvocars.com voor informatie over de telefoons die compatibel zijn met de
auto.
VERBONDEN APPARATEN GEBRUIKEN
Het is mogelijk externe apparaten te gebruiken om bijv. te bellen en
media af te spelen via het audio- en mediasysteem van de auto.
Telefoonfuncties
7
Het is mogelijk om via een telefoon met Bluetooth-verbinding te
bellen en oproepen te beantwoorden.
Bellen via het middendisplay
1. Open het deelscherm Telefoon op het homescherm. Geef aan
hoe u wilt bellen: via de gesprekkenlijst, via de contactenlijst of
geef het nummer aan via de knoppenset.
2.Druk op
.
Bellen via de rechter stuurknoppenset
1. Druk op en ga naar Telefoon door op of te drukken.
2.Loop met
door de gesprekkenlijst en kies met .
U kunt bovendien de stembediening gebruiken om te bellen. Druk
op de stembedieningsknop
van de rechter stuurknoppenset. Zie
voor stemcommando's het hoofdstuk Stembediening in deze
Quick Guide.
Media afspelen
Om audiobestanden op een extern apparaat af te spelen sluit u het
apparaat via een van de beschikbare methoden aan op de auto, zie
het voorgaande hoofdstuk voor de verschillende methoden.
Verbinding via Bluetooth
1. Start de weergave op het aangesloten apparaat.
2.Open de app
Bluetooth op het applicatiescherm van
het middendisplay. De weergave wordt gestart.
Verbinding via USB-poort
1. Start de USB-app op het appscherm.
02
8
Apple en CarPlay zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Inc.
2.Kies wat er moet worden afgespeeld. De weergave
wordt gestart.
Mp3-speler of iPod
1. Start de weergave op de eenheid.
2.Open de
iPod- of USB-app, afhankelijk van de verbin-
dingsmethode. Kies voor weergave vanaf iPod de app
iPod, ongeacht de wijze van aansluiten. De weergave
wordt gestart.
Apple
®
CarPlay
®
*
8
en Android Auto*
CarPlay en Android Auto bieden u de mogelijkheid om via de auto
bepaalde apps op uw iOS- of Android-apparaat te gebruiken om
bijv. muziek te spelen of podcasts te beluisteren. De bediening
vindt plaats via het middendisplay van de auto of via het apparaat.
Om CarPlay te kunnen gebruiken moet Siri zijn geactiveerd op het
iOS-apparaat. Het apparaat heeft bovendien een internetverbinding
nodig via Wi-Fi of het mobiele netwerk. Om Android Auto te kun-
nen gebruiken moet de app
Android Auto zijn geïnstalleerd op het
Android-apparaat. Het apparaat moet bovendien zijn aangesloten
op de USB-poort van de auto.
1. Sluit het apparaat aan op de USB-poort met de witte
omlijsting.
2.Tik voor activering van Android Auto op
Android Auto
in het appscherm.
3.Neem de voorwaarden door en tik vervolgens op
Accepteren om een verbinding te maken.
4.Tik op de gewenste app.
Activeer de stembediening van CarPlay en Android Auto door lang
op de knop
van de rechter stuurknoppenset te drukken. Bij kort
indrukken activeert u de stembediening van de auto.
Bij gebruik van CarPlay wordt Bluetooth uitgeschakeld. Om een
internetverbinding voor de auto te maken kunt u Wi-Fi of de auto-
modem* gebruiken.
02
03
HOMESCHERM
Bij inschakeling van het middendisplay verschijnt het homescherm,
van waaruit u toegang hebt tot de deelschermen Navigatie, Media
en Telefoon alsook de laatste gebruikte app of autofunctie.
Navigatie – Tik hierop om het navigatiesysteem via Sensus
Navigation* te openen.
Bestemming invoeren via vrije zoekopdracht – Vouw de
werkbalk uit met de pijl-omlaag aan de linkerzijde en tik op .
De kaartweergave maakt plaats voor een vrije zoekopdracht.
Voer het trefwoord in.
Bestemming invoeren via de kaart – Maximaliseer de kaart
met
. Tik lang op de bestemming waar u naar toe wilt en kies
Ga hierheen.
Bestemming verwijderen – Tik op
om het reisplan te ope-
nen. Tik op de prullenbak om een deelbestemming in het reis-
plan te wissen of tik op
Reisweg wissen om het complete reis-
plan te wissen.
Kaartupdate
9
– Tik op Download Center op het appscherm.
Onder Kaarten staan het aantal beschikbare kaartupdates. Tik
op Kaarten Installeren Bevestig om de gewenste kaar-
tupdates te installeren. Het is ook mogelijk om op
support.volvocars.com kaartupdates te downloaden naar een
USB-stick en deze vervolgens in de auto te installeren.
Media – Hier verschijnen bijv. tracks op een extern apparaat of
de tekst
FM-radio als u daarvoor hebt gekozen in het app-
scherm. Tik op het deelscherm om de instellingen te openen.
Van hieruit kunt u uw muziekbibliotheek, radiozenders
en dergelijke bekijken.
Telefoon – Van hieruit is het telefoonsysteem te bereiken. Tik
op het deelscherm om het uit te vouwen. Hier kunt u bellen
vanuit de gesprekkenlijst, de contactenlijst of zelf een nummer
kiezen met de knoppenset. Tik na het kiezen van een nummer
op
.
Laatst gebruikte app of autofunctie – Hier ziet u de laatst
gebruikte app of autofunctie die niet in de een van de andere
deelschermen verschijnt, zoals Auto status of Bestuurder
prestaties. U kunt het deelscherm aantikken om de laatst
gebruikte functie te activeren.
9
De beschikbaarheid van de functie kan per markt verschillen.
03
03
FUNCTIESCHERM EN APPSCHERM
Functiescherm
Wanneer u in het homescherm van links naar rechts veegt
10
, opent
u het functiescherm. Van hieruit zijn diverse autofuncties te active-
ren/deactiveren, zoals
Head-up display* en Parkeerhulp. Ze zijn te
activeren/deactiveren door het aantikken van het desbetreffende
pictogram. Voor bepaalde functies wordt een apart venster
geopend.
Appscherm
Veeg van rechts naar links
10
om vanuit het homescherm het app-
scherm te openen. Hier kunt u de boordapps bekijken die bij de
auto werden geleverd plus de beschikbare apps die u kunt down-
loaden en installeren.
Apps en systemen hanteren en bijwerken
Onder Download Center op het appscherm vindt u upda-
tes voor tal van autosystemen. Dit is alleen mogelijk, als
de auto een actieve internetverbinding heeft. In
Download Center kunt u:
Apps downloaden – Tik op Nieuwe apps en kies de gewenste
app. Tik op Installeren om de app te downloaden.
Apps bijwerken – Tik op Alles installeren om alle apps bij te wer-
ken. Of tik op Applicatie-updates om een lijst met de beschikbare
updates te openen. Kies de gewenste app en tik op Installeren.
Apps verwijderen – Tik op
Applicatie-updates en kies de gewen-
ste app. Tik op De-installeren en kies de gewenste app.
Systeemsoftware bijwerken – Tik op Systeem-updates om een
lijst te bekijken met de voor uw auto beschikbare updates. Tik op
Alles installeren onder aan de lijst om alle software bij te werken of
op Installeren om alleen bepaalde software bij te werken. Als u
geen lijst wenst, kunt u ook Alles installeren kiezen bij de knop
Systeem-updates.
Pictogrammen verplaatsen
De apps en de knoppen voor autofuncties op het app- en functie-
scherm zijn naar wens te verplaatsen.
1. Tik lang op een app of knop.
2.Sleep de app of knop naar een lege plek op het scherm en laat
los.
10
Geldt voor een auto met het stuur links. Veeg bij een auto met het stuur rechts in tegen-
overgestelde richting.
03
03
HOOFDSCHERM
Boven aan het scherm vindt u een tabblad dat u omlaag kunt sle-
pen om het hoofdscherm te openen. Van hieruit zijn
Instellingen,
Handleiding, Profiel alsook de opgeslagen berichten van de auto te
openen.
Persoonlijke instellingen
Onder
Instellingen kunt u tal van persoonlijke instellingen opslaan
voor bijv. displays, spiegels, bestuurdersstoel, navigatie*, audio- en
mediasysteem, systeemtaal en stembediening.
Bestuurdersprofielen
Als meerdere bestuurders gebruikmaken van dezelfde
auto kan elke bestuurder zijn eigen bestuurdersprofiel
hanteren. Iedere keer dat u plaatsneemt in de auto kunt u
het bestuurdersprofiel kiezen met uw persoonlijke instel-
lingen. Het beschikbare aantal profielen hangt af van het aantal
sleutels dat aan de auto is gekoppeld. Het profiel
Gast is niet
gekoppeld aan een bepaalde sleutel.
Bij ontgrendeling van de auto wordt het laatst gehanteerde
bestuurdersprofiel geactiveerd. U kunt van bestuurdersprofiel wis-
selen door
Profiel te kiezen in het hoofdscherm.
De bestuurdersprofielen zijn te koppelen aan bepaalde sleutels van
de auto, zodat de auto bij ontgrendeling met deze sleutels automa-
tisch de daarvoor opgeslagen persoonlijke instellingen hanteert.
Onder
Instellingen Systeem Bestuurdersprofielen kunt u
sleutels koppelen. Kies een van de bestuurdersprofielen (het profiel
Gast valt echter niet te koppelen). Het homescherm verschijnt
opnieuw. Open het hoofdscherm door omlaag te vegen, herhaal de
bovenstaande stappen, kies Bewerken voor het gekozen profiel en
kies daarna Sleutel koppelen.
Individuele rijmodus
Als u de rijmodus
Comfort, Eco of Dynamic wilt aanpassen, kunt u
de persoonlijke rijmodus activeren onder Instellingen My Car
Individuele rijmodus.
Systeemvolumes
Het volume van systeemgeluiden zoals toetsenbord- of touch-
screengeluiden is aan te passen of helemaal uit te zetten onder
Instellingen Geluid Systeemvolumes.
03
04
RIJHULP
Uw auto is uitgerust met enkele systemen die u helpen om veilig te
rijden en ongelukken te voorkomen. U activeert deze systemen in
het functiescherm van het middendisplay. Let erop dat de rijhulp-
systemen uitsluitend bedoeld zijn ter ondersteuning en dat u als
bestuurder de auto altijd veilig moet blijven besturen. Onderstaand
vindt u een selectie:
City Safety
City Safety
11
kan u in kritieke situaties helpen om een botsing met
voorliggers, grotere dieren, voetgangers of fietsers te voorkomen of
de kracht van de impact te beperken. Bij een dreigende botsing
krijgt u waarschuwingen in de vorm van visuele en akoestische sig-
nalen alsook rempulsen om u te helpen tijdig in te grijpen. Als u niet
op tijd ingrijpt en een botsing onvermijdelijk lijkt, remt de auto
mogelijk automatisch. City Safety met stuurhulp kan tijdens het uit-
wijken ook bijsturen, als u niet genoeg stuurt om een botsing te
voorkomen. City Safety wordt bij het starten van de motor automa-
tisch geactiveerd en is niet uit te schakelen.
Blind Spot Information (BLIS)*
BLIS kan u informeren over achterliggers die zich in de
dode hoeken bevinden alsook over snel naderende achter-
liggers in aangrenzende rijstroken.
Cross Traffic Alert (CTA)*
CTA is een systeem voor aanvullende rijhulp bij BLIS dat
kan waarschuwen voor kruisend verkeer achter de auto.
CTA wordt geactiveerd, als de achteruitversnelling is inge-
schakeld of de auto achteruitrolt.
Rijbaanassistent
De rijbaanassistent (Lane Keeping Aid) kan u helpen om
het risico te beperken dat uw auto de eigen rijstrook ver-
laat. U kiest de gewenste vorm van assistentie via
Instellingen My Car IntelliSafe Modus Lane
Keeping Aid
in het hoofdscherm op het middendisplay.
Stuurhulp bij een dreigende botsing
De functie Hulp bij het voorkomen van aanrijdingen kan u
helpen bij het beperken van het risico dat de auto onbe-
doeld de eigen rijbaan verlaat en/of in botsing komt met
een ander voertuig of een obstakel door de auto actief
terug de eigen rijbaan in te sturen en/of een uitwijkma-
noeuvre te beginnen. De functie omvat de deelfuncties:
stuurhulp bij dreigende bermongelukken, stuurhulp bij
dreigende tegenliggerbotsing en stuurhulp bij dreigende
staartbotsing*.
Pilot Assist
Pilot Assist
12
is een comfortverhogend systeem dat u kan helpen
om de auto binnen de eigen rijstrook te houden en een bepaalde
afstand tot voorliggers aan te houden. Pilot Assist is te kiezen en
activeren met de linker stuurknoppenset. De stuurhulp werkt
alleen, wanneer u o.m. beide handen aan het stuur houdt en wan-
neer de zijlijnen van de rijstrook zichtbaar zijn. Wanneer de stuur-
hulp actief is, staat er een GROEN stuursymbool op het bestuur-
dersdisplay.
11
Niet voor alle markten beschikbaar.
12
Afhankelijk van de markt is dit een standaardfunctie of een optie.
04
04
PARKEERHULP
Actieve parkeerhulp*
De actieve parkeerhulp kan u helpen bij parkeermanoeuvres. Aan u
de taak om het gebied rond de auto in de gaten te houden, de
instructies op het middendisplay te volgen, te schakelen, gas bij te
geven of terug te nemen en waar nodig te remmen/stoppen.
Inparkeren met actieve parkeerhulp
Rijd langzamer dan 30 km/h (20 mph) voordat u file-
parkeert of langzamer dan 20 km/h (12 mph) voordat u
haaks parkeert. De afstand tussen de auto en parkeer-
vakken moet zo'n 1 meter (3 voet) bedragen, wanneer
het systeem een parkeervak zoekt.
1. Tik op de knop
Inparkeren op het functiescherm of
het camerascherm.
2.Breng de auto tot stilstand, wanneer grafische voor-
stellingen en teksten op het middendisplay aangeven
dat er een geschikt parkeervak gevonden is. Er ver-
schijnt een pop-upvenster.
3.Kies
Fileparkeren of Haaks parkeren en schakel de
achteruitversnelling in.
Fileparkeervak verlaten met actieve parkeerhulp
Het systeem is alleen te gebruiken na fileparkeren.
1. Tik op de knop Uitparkeren op het functiescherm of
op het camerascherm.
2.Geef met de richtingaanwijzer aan in welke richting
de auto het parkeervak moet verlaten.
3.Volg de instructies op het middendisplay op.
Parkeerhulpcamera*
De parkeerhulpcamera kan u helpen bij het parkeren in krappe
ruimten door obstakels weer te geven met camerabeelden en grafi-
sche voorstellingen op het middendisplay. Op het middendisplay
kiest u de weer te geven camerabeelden en hulplijnen. Let erop dat
voorwerpen/obstakels dichter bij de auto kunnen zijn dan ze lijken
op het beeldscherm. De parkeerhulpcamera wordt automatisch
geactiveerd bij inschakeling van de achteruitversnelling of handma-
tig via het middendisplay.
Tik op de knop Camera op het functiescherm om het
systeem handmatig te activeren/deactiveren.
04
04
SCHONER RIJPLEZIER
Door uw ritten te plannen en zuinig te rijden kunt u het brandstof-
verbruik en de uitstoot van CO2 en andere verontreinigende uitlaat-
gassen beperken. Zo beperkt u de milieu-effecten en verlaagt u de
brandstofkosten. Sommige aspecten kunt u beïnvloeden, andere
niet. Hier volgen enkele tips en adviezen.
Plan uw ritten door altijd:
Anticiperend te rijden – bij onnodig vaak stoppen en optrekken
en een ongelijkmatige snelheid stijgt het brandstofverbruik.
Rijd zo zuinig mogelijk door:
Activeer de rijmodus Eco die de auto aanpast voor een zuiniger
rijstijl.
Voorkom stationair draaien – zet de motor af wanneer u langere
tijd stilstaat.
Rijd met een gelijkmatige snelheid en vooruitziende blik om zo
weinig mogelijk te hoeven remmen.
Houd de juiste bandenspanning aan en controleer regelmatig of
dat nog steeds zo is. Houd voor de beste resultaten de zoge-
noemde ECO-bandenspanning aan.
Rijd bij voorkeur niet met open zijruiten.
Factoren die u niet kunt beïnvloeden:
Verkeerssituatie.
Wegomstandigheden en topografie.
Buitentemperatuur en tegenwind.
Zie de gebruikershandleiding voor meer tips ten aanzien van een
zuinige rijstijl.
04
STEMCOMMANDO'S
De stembediening biedt u de mogelijkheid om aan de hand van ver-
schillende voorgedefinieerde stemcommando's
13
bepaalde functies
te bedienen van de mediaspeler, een via Bluetooth aangesloten
telefoon, de klimaatregeling en Volvo's navigatiesysteem*. De
stembediening is te activeren met een druk op de stembedienings-
knop van de rechter stuurknoppenset.
De volgende commando's zijn meestal te gebruiken, ongeacht situ-
atie:
Herhaal: Om de laatste gesproken instructie te herhalen.
Help: Om een hulpdialoog te starten. Het systeem geeft de com-
mando's die u in de actuele situatie kunt gebruiken, zoals een
opdracht of een voorbeeld.
Annuleer
: Om de dialoog te beëindigen
14
.
Stemcommando's voor telefoon
Bel [contact]
Bel [telefoonnummer]
Recente gesprekken
Lees bericht
Bericht aan [contact]
15
Stemcommando's voor radio en media
Media
Speel [artiest]
Speel [tracknaam]
Speel [tracknaam] van [album]
Speel [Tv-zendernaam]*
16
Speel [radiokanaal]
Stem af op [frequentie]
Stem af op [frequentie] [frequentieband]
Radio
FM Radio
AM Radio
17
DAB*
Tv*
CD*
USB
iPod
Bluetooth
Vergelijkbare muziek
05
Stemcommando's voor klimaatregeling
Klimaatregeling
Stel temperatuur in op X graden
Verhoog temperatuur/Verlaag temperatuur
Synchroniseer temperatuur
Lucht op voeten/Lucht op lichaam
Lucht op voeten uit/Lucht op lichaam uit
Zet ventilator op max./Schakel ventilator uit
Verhoog ventilatorsnelheid/Verlaag ventilatorsnelheid
Schakel auto-klimaat in
Airconditioning aan/Airconditioning uit
Recirculatie aan/Recirculatie uit
Schakel ruitontdooiing in/Schakel ruitontdooiing uit
Schakel max. ruitontdooiing in/Schakel max. ruitontdooiing uit
Schakel elektrische ruitverwarming in/Schakel elektrische
ruitverwarming uit
*
Schakel achterruitverwarming in/Schakel
achterruitverwarming uit
Schakel stuurwielverwarming in/Schakel stuurwielverwarming
uit
*
Verhoog stuurwielverwarming/Verlaag stuurwielverwarming*
Schakel stoelverwarming in/Schakel stoelverwarming uit*
Verhoog stoelverwarming/Verlaag stoelverwarming*
Schakel stoelventilatie in/Schakel stoelventilatie uit*
Verhoog stoelventilatie/Verlaag stoelventilatie*
Stemcommando's voor navigatiesysteem*
Navigatie
Breng me naar huis
Ga naar [stad]
Ga naar [adres]
Voeg kruispunt toe
Ga naar [postcode]
Ga naar [contact]
Zoek [POI-categorie]
Zoek [POI-categorie] [stad]
Zoek [POI-naam]
Wijzig land/Wijzig staat
18,
19
Toon favorieten
Wis reisweg
Herhaal stembegeleiding
Schakel stembegeleiding uit
Schakel stembegeleiding in
13
Geldt voor bepaalde markten.
14
Let erop dat u hiermee alleen de dialoog beëindigt, wanneer het systeem niet spreekt. Om
dit te doen moet u lang op knop voor stembediening drukken totdat u twee pieptonen
hoort.
15
Alleen bepaalde telefoons kunnen berichten via de auto versturen. Voor compatibiliteit, zie
support.volvocars.com.
16
Geldt voor bepaalde markten.
17
De beschikbaarheid hangt van het model en/of de markt af.
18
In Europese landen wordt “land” gebruikt in plaats van “staat”.
19
In Brazilië en India past u het zoekgebied aan via het middendisplay.
05
SPECIALE TEKSTEN
In de gebruikershandleiding en overige handlei-
dingen vindt u alle door te nemen veiligheidsin-
structies en teksten onder de kopjes Waarschu-
wing, Belangrijk en NB. Sommige systemen gel-
den alleen voor bepaalde markten.
WAARSCHUWING
BEKNOPTE BEDIENINGSINSTRUCTIES
Volvo On Call – De systeemdiensten werken
alleen in gebieden waar de samenwerkingspart-
ners van Volvo On Call mobiele dekking hebben
en op de markten waar Volvo On Call beschik-
baar is.
Net als bij mobiele telefoons kunnen atmosferi-
sche storingen of een minder dichte zenderdek-
king ertoe leiden dat verbinding onmogelijk is,
bijvoorbeeld in dunbevolkte regio's.
Zie voor teksten onder Waarschuwing, Belang-
rijk en NB die de Volvo On Call-diensten betref-
fen, behalve de gebruikershandleiding ook de
overeenkomst voor het Volvo On Call-abonne-
ment.
Sensus Navigation* – Let op het verkeer op de
weg en concentreer u vooral op het rijden. Neem
de geldende verkeersregels in acht en rijd voor-
zichtig. Afhankelijk van de wegomstandigheden
als gevolg van het weer of het jaargetijde zijn
bepaalde adviezen mogelijk minder op hun
plaats.
OVERZICHT EXTERIEUR
Achterklep – Let op het gevaar voor beknelling
tijdens het openen/sluiten van de achterklep.
Controleer of er niemand in de buurt van de ach-
terklep staat, omdat beknellingsletsel ernstige
gevolgen kan hebben. Let altijd op bij bediening
van de kofferklep.
Passieve vergrendeling/ontgrendeling* – Let
erop dat kinderen of andere inzittenden niet
bekneld raken wanneer u alle ruiten tegelijkertijd
sluit via de transpondersleutel of de functie pas-
sief openen* met de portiergreep.
OVERZICHT INTERIEUR
De passagiersairbag is altijd geactiveerd bij een
auto zonder een deactiveringsschakelaar voor de
passagiersairbag. Vervoer kinderen nooit in een
tegen de rijrichting in geplaatst kinderzitje op de
passagiersstoel voorin, wanneer de airbag aan
die kant geactiveerd is. De passagiersairbag
moet altijd zijn geactiveerd, wanneer er passa-
giers (kinderen of volwassenen) op de passa-
giersstoel voorin zitten. Plaats geen voorwerpen
vóór of bovenop het dashboard op de plek waar
de airbag voor de passagiersstoel zit.
Neem bij het verlaten van de auto altijd de
transpondersleutel mee. Zorg dat het elektri-
sche systeem van de auto in contactslotstand 0
staat, vooral als er kinderen in de auto achterblij-
ven.
Gebruik bij het parkeren op een helling altijd de
parkeerrem. Een ingeschakelde versnelling of
stand P bij een automaat is niet voldoende om
de auto in alle situaties staande te houden.
ELEKTRISCH BEDIENBARE VOORSTOELEN
Stel de stand van de bestuurdersstoel in voordat
u gaat rijden en nooit tijdens het rijden. Contro-
leer of de stoel vergrendeld staat om letsel te
voorkomen bij hard afremmen of een aanrijding.
RUGLEUNING ACHTERBANK OMLAAGKLAP-
PEN
Controleer of de rugleuningen goed zijn vergren-
deld nadat ze zijn neergeklapt of rechtop zijn
gezet en of de hoofdsteunen goed zijn vergren-
deld nadat ze rechtop zijn gezet.
KLIMAATREGELING
De elektrische stoelverwarming* mag niet
worden gebruikt door personen die niet goed
kunnen voelen of de temperatuur toeneemt of
die om een andere reden moeilijkheden hebben
met de bediening van de elektrische stoelver-
warming. Brandwonden zijn anders niet uitge-
sloten.
De preconditioning kan starten op grond van
een eerder geprogrammeerd timertijdstip.
Gebruik preconditioning niet als de auto is uitge-
rust met verwarming*:
Binnen in ongeventileerde ruimten. Bij inscha-
keling van de verwarming worden uitlaatgas-
sen geproduceerd.
Op plekken met brandbaar of licht ontvlam-
baar materiaal in de buurt. Brandstof, gassen,
hoog gras, zaagsel en dergelijke kunnen ont-
branden.
Als de kans bestaat dat de uitlaat van de ver-
warming is geblokkeerd. Een pak sneeuw in
de wielkast rechtsvoor kan bijvoorbeeld de
ventilatie van de verwarming verhinderen.
AANSLUITINGEN
Gebruik alleen onbeschadigde accessoires
zonder mankementen. De accessoires moeten
een CE-markering, een UL-markering of een
vergelijkbare veiligheidsaanduiding hebben.
Accessoires moeten bestemd zijn voor 230 V
en 50 Hz, met stekkers die op de aansluiting
zijn berekend.
Laat stopcontact, stekker of accessoires nooit
in aanraking komen met water of een andere
vloeistof. Gebruik het stopcontact niet en raak
het niet aan als het beschadigd lijkt of in aan-
raking is geweest met water of een andere
vloeistof.
Sluit geen contactdozen, adapters of verleng-
snoeren aan op het stopcontact. Daardoor
zouden de veiligheidsfuncties van het stop-
contact omzeild kunnen worden.
Het stopcontact is voorzien van een stopcon-
tactbeschermer. Let erop dat niemand in het
stopcontact peutert of dit dermate bescha-
digt, dat de beschermer niet langer werkt.
Laat kinderen niet zonder toezicht in de auto
achter, wanneer het stopcontact actief is.
RIJHULP
De rijhulpsystemen van de auto zijn bedoeld als
aanvullende hulpmiddelen voor de bestuurder,
maar ze werken niet in alle verkeers-, weers- en
wegomstandigheden. Ze ontslaan u nooit van de
plicht om alert en adequaat te reageren, zodat u
de auto altijd op een veilige manier moet blijven
besturen, met inachtneming van een passende
snelheid en geschikte afstand tot andere wegge-
bruikers en met respect voor de geldende ver-
keersregels en -bepalingen. De eindverantwoor-
ding voor het remmen en het besturen van de
auto ligt altijd bij u als bestuurder.
Het wordt geadviseerd om voor het gebruik van
de auto alle hoofdstukken in de gebruikershand-
leiding over de rijhulpsystemen door te nemen.
PARKEERHULP
De actieve parkeerhulp is een systeem voor
aanvullende rijhulp, maar werkt niet in alle situ-
aties. De functie is uitsluitend bedoeld om de
bestuurder te helpen tijdens het fileparkeren en
haaks parkeren. Als bestuurder bent u ervoor
verantwoordelijk om de auto op een veilige wijze
te parkeren en waar nodig te remmen. Het sys-
teem kan obstakels die diep in een parkeervak
over het hoofd zien. De eindverantwoordelijk-
heid voor het bepalen of het parkeervak dat de
actieve parkeerhulp voorstelt geschikt is ligt
altijd bij u als bestuurder.
De parkeerhulpcamera is een systeem voor
aanvullende rijhulp tijdens het parkeren van de
auto. U moet altijd oplettend en verantwoord
blijven rijden. Wanneer er obstakels in de dode
hoeken van de camera's zitten, zal het systeem
ze niet kunnen ontdekken. Let daarom in het bij-
zonder op mensen en dieren in de buurt van de
auto. Let erop dat de voorkant van de auto tij-
dens het parkeren kan uitzwenken naar het
tegemoetkomende verkeer.
Het wordt geadviseerd om voor het gebruik van
de auto alle hoofdstukken in de gebruikershand-
leiding over de rijhulpsystemen door te nemen.
STEMCOMMANDO'S
Als bestuurder bent u er altijd verantwoordelijk
voor dat u de auto op een veilige manier bestuurt
en de geldende verkeersregels in acht neemt.
BELANGRIJK
OVERZICHT INTERIEUR
Gebruik de rijmodus OFF ROAD niet bij ritten
met een aanhanger zonder trekhaakaansluiting.
Anders bestaat het risico dat de veerbalgen
beschadigd raken.
Het head-updisplay* dat de informatie project-
eert zit boven in het dashboard. Leg geen voor-
werpen op het dekglas van het head-updisplay
06
om schade aan het dekglas tegen te gaan en
zorg dat er evenmin voorwerpen op het dekglas
kunnen vallen.
MIDDENDISPLAY
Bij reiniging van het middendisplay mag de
gebruikte microvezeldoek geen zand en derge-
lijke bevatten. Breng alleen lichte druk aan op
het scherm bij het reinigen van het display. Bij te
hard drukken kan het display beschadigd raken.
Spuit geen vloeistoffen of bijtende chemicaliën
rechtstreeks op het middendisplay. Gebruik
geen ruitenreiniger, reinigingsmiddelen, sprays,
oplosmiddelen, alcoholen, ammonia-oplossin-
gen of schurende reinigingsmiddelen. Gebruikt
nooit schurende poetsdoeken, papieren hand-
doeken of zijdepapier omdat dit aanleiding kan
geven tot krassen op het display.
RUGLEUNING ACHTERBANK OMLAAGKLAP-
PEN
Bij het neerklappen van de rugleuning mogen er
zich geen voorwerpen op de achterbank bevin-
den. De veiligheidsgordels mogen evenmin zijn
ingestoken.
De middenarmsteun* op de middelste zitplaats
moet zijn ingeklapt.
RECHTER STUURHENDEL
Wisserbladen in servicestand – Voordat de
wisserbladen in de servicestand worden gezet,
moet u controleren of ze niet vastgevroren zijn.
Als de wisserarmen in de servicestand van de
voorruit af zijn gehaald, moet u ze tegen de voor-
ruit terugklappen alvorens de wissers, de sproei-
ers of de regensensor te activeren of alvorens
weg te rijden. Dit om lakschade aan de motor-
kap tegen te gaan.
AANSLUITINGEN
Elektrische aansluitingen – Het maximale ver-
mogen is 120 W (10 A) per 12V-aansluiting.
Het maximale vermogen voor de 230V-aanslui-
ting is 150 W.
N.B.
OVERZICHT EXTERIEUR
Handsfree achterklep – Als de achterbumper
bedekt is met een dikke laag ijs, sneeuw, vuil en
dergelijke, werkt het systeem mogelijk niet of
slechts in beperkte mate. Zorg daarom dat u het
gebied schoonhoudt.
De handsfree achterklep is verkrijgbaar in twee
uitvoeringen:
een uitvoering die handsfree te openen en slui-
ten is
een uitvoering die alleen handsfree te ontgren-
delen is (achterklep moet handmatig worden
geopend)
Let erop dat voor handsfree opening en sluiting
elektrische achterklepbediening* vereist is.
Let erop dat de functie mogelijk wordt geacti-
veerd in een automatische wasstraat en derge-
lijke als de transpondersleutel zich binnen bereik
bevindt.
Maximale openingshoek programmeren – Om
oververhitting tegen te gaan wordt het systeem
na langdurig en continu gebruik automatisch
even uitgeschakeld. Zo'n 2 minuten later is het
systeem weer klaar voor gebruik.
De transpondersleutelfuncties kunnen hinder
ondervinden van elektromagnetische velden en
afschermingen. Bewaar de transpondersleutel
niet te dicht in de buurt van metalen voorwerpen
of elektronische apparaten zoals mobiele tele-
foons, tablets, laptops of laders – op een afstand
kleiner dan 1015 cm (46 inch).
OVERZICHT INTERIEUR
De rijmodus OFF ROAD is niet geschikt voor
gebruik op de openbare weg.
Tijdens een koude start kan bij bepaalde
motortypen het stationaire toerental duidelijk
hoger zijn dan normaal. Dit gebeurt om het uit-
laatgasreinigingssysteem zo snel mogelijk op de
normale bedrijfstemperatuur te krijgen waardoor
de uitlaatgasemissies afnemen en het milieu
wordt ontzien.
Head-updisplay* – Bij activering van een City
Safety-functie maakt de informatie op het head-
updisplay plaats voor een grafische voorstelling
voor City Safety. Deze grafische voorstelling ver-
schijnt ook als het head-updisplay is uitgescha-
keld.
Bij het gebruik van bijv. een polaroidbril, een zit-
houding waarbij u niet goed in het midden van
de stoel zit, voorwerpen op het dekglas van de
displaymodule, ongunstige lichtomstandigheden
is de informatie op het head-updisplay mogelijk
minder goed zichtbaar voor de bestuurder.
Bepaalde gezichtsafwijkingen kunnen bij
gebruik van het head-updisplay aanleiding geven
tot hoofdpijn en vermoeide ogen.
STUURWIEL
Boordcomputer – Als u net van rijstijl bent ver-
anderd, zijn bepaalde afwijkingen bij het bereke-
nen van afstand mogelijk.
KLIMAATREGELING
Het is niet mogelijk om de verwarming/koeling
te versnellen door een hogere/lagere tempera-
tuur te kiezen dan de gewenste.
Preconditioning – Houd de portieren en ruiten
van de auto dicht bij het gebruik van de precon-
ditioning.
AANSLUITINGEN
Automodem – Let erop dat de simkaart voor de
internetverbinding via PSIM niet hetzelfde tele-
foonnummer kan gebruik als de simkaart in de
telefoon. Als dat wel het geval is, worden inko-
mende oproepen niet goed doorgeschakeld naar
de telefoon. Gebruik daarom een simkaart met
een apart telefoonnummer voor de internetver-
binding of een simkaart voor alleen dataverkeer
dat geen telefoongesprekken hanteert en geen
storing in de telefoon kan veroorzaken.
Bij gebruik van internet vindt gegevensuitwisse-
ling (dataverkeer) plaats, waarvoor mogelijk
extra kosten in rekening worden gebracht. Acti-
vering van dataroaming en Wi-Fi-hotspots kan
extra kosten met zich meebrengen. Informeer bij
uw provider naar de kosten voor dataverkeer. Bij
downloaden met een telefoon moet u extra goed
op de kosten van het gegevensverkeer letten.
Het downloaden van data kan van invloed zijn
op andere diensten die gebruikmaken van gege-
vensuitwisseling, zoals de internetradio. Als u
deze invloed op andere diensten als hinderlijk
ervaart, kunt u het downloaden annuleren. Het is
ook mogelijk om andere diensten te annuleren of
tijdelijk te onderbreken. Bij downloaden met een
telefoon moet u extra goed op de kosten van het
gegevensverkeer letten.
Update – Bij een update van het besturingssys-
teem van de telefoon wordt de Bluetooth-ver-
binding mogelijk verbroken. Verwijder de tele-
foon dan uit de auto en breng een nieuwe kop-
peling tot stand.
VERBONDEN APPARATEN GEBRUIKEN
Apple CarPlay en Android Auto – Volvo is niet
verantwoordelijk voor de inhoud van de CarPlay-
of Android Auto-app.
Om Android Auto te kunnen gebruiken moet de
auto zijn uitgerust met twee USB-aansluitingen
(USB-hub)*. Als de auto slechts één USB-aan-
sluiting heeft, kunt u Android Auto niet gebrui-
ken.
06
TP 28746 (Dutch), AT 1917, MY20, Copyright © 20002019 Volvo Car Corporation
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42

Volvo 2020 Snelstartgids

Type
Snelstartgids
Deze handleiding is ook geschikt voor