Smeg CG90X9 de handleiding

Categorie
Accessoires voor het maken van koffie
Type
de handleiding
Inhoudsopgave
87
NL
1 Waarschuwingen 88
1.1 Algemene veiligheidswaarschuwingen 88
1.2 Aansprakelijkheid van de fabrikant 89
1.3 Beoogd gebruik 89
1.4 Verwerking 89
1.5 Identificatieplaatje 90
1.6 Deze gebruiksaanwijzing 90
1.7 Wegwijs in de gebruiksaanwijzing 90
2 Beschrijving 91
2.1 Algemene beschrijving 91
2.2 Kookplaat 92
2.3 Bedieningspaneel 92
2.4 Andere onderdelen 93
2.5 Beschikbare accessoires 94
3 Gebruik 95
3.1 Waarschuwingen 95
3.2 Eerste gebruik 96
3.3 Gebruik van de accessoires 96
3.4 Het gebruik van de kookplaat 99
3.5 Het gebruik van de oven 100
3.6 Gebruik van de bergruimte 101
3.7 Advies voor bereidingen 102
3.8 Klok programmeereenheid 103
4 Reiniging en onderhoud 108
4.1 Waarschuwingen 108
4.2 Reiniging van het apparaat 108
4.3 Demontage van de deur 110
4.4 Reiniging van de ruiten van de deur 110
4.5 Demontage van de interne ruiten 111
4.6 Buitengewoon onderhoud 112
5 Installatie 114
5.1 Gasaansluiting 114
5.2 Aanpassing aan de verschillende gastypes 117
5.3 Plaatsing 122
5.4 Elektrische aansluiting 123
We raden aan deze handleiding aandachtig door te lezen, omdat ze alle aanwijzingen
bevat om de esthetische en functionele kwaliteiten van het apparaat te behouden.
Raadpleeg de website voor verdere informatie over dit product: www.smeg.com
Waarschuwingen
88
1 Waarschuwingen
1.1 Algemene
veiligheidswaarschuwingen
Persoonlijk letsel
• Het apparaat en de bereikbare
delen ervan worden heel warm
tijdens het gebruik.
• Raak geen warmte-elementen
delen aan tijdens gebruik van het
apparaat.
• Houd kinderen jonger dan 8 jaar
die niet onder toezicht staan
verwijderd van het apparaat.
• Laat kinderen niet spelen met het
apparaat.
• Plaats geen metalen voorwerpen
zoals messen, vorken, lepels of
deksels op het apparaat tijdens
gebruik ervan.
• Schakel het apparaat uit na
gebruik ervan.
• Probeer geen vlammen/brand te
doven met water: schakel het
apparaat uit en bedek het vuur
met een deksel of een
brandwerende deken.
• Werkzaamheden voor
schoonmaak en onderhoud van
het apparaat mogen niet worden
uitgevoerd door kinderen die niet
onder toezicht staan.
• Laat de installatie en technische
interventies uitvoeren door
gekwalificeerd personeel
overeenkomstig de geldende
normen.
• Voer geen wijzigingen uit op het
apparaat.
• Plaats geen metalen en puntige
voorwerpen (bestek of
gereedschappen) in de spleten
van het apparaat.
• Probeer nooit om zelf het
apparaat te repareren, zonder
tussenkomst van een
gekwalificeerde technicus.
• Als de stroomkabel beschadigd
is, moet men onmiddellijk contact
opnemen met de technische
dienst die voor de vervanging van
de kabel zal zorgen.
Beschadiging van het apparaat
• Gebruik geen schurende of
bijtende middelen op de glazen
onderdelen (bijv. poeders,
ontvlekkers of metaalsponsjes).
• Gebruik eventueel houten of
plastic gereedschappen.
• Ga niet op het apparaat zitten.
• Reinig het apparaat niet met een
stoomreiniger.
• Zorg er voor dat de openingen
en de spleten voor de ventilatie
en de warmte-afvoer niet verstopt
raken.
Laat het apparaat niet onbewaakt
achter tijdens bereidingen
waarbij vetten en oliën kunnen
vrijkomen.
• Laat geen voorwerpen achter op
de kookoppervlakken.
• Gebruik het apparaat nooit om
de ruimte te verwarmen.
Waarschuwingen
89
NL
Voor dit apparaat
Voordat de lamp wordt vervangen, moet
gecontroleerd worden dat het apparaat
is uitgeschakeld.
• Ga niet steunen of zitten op de
geopende deur van het apparaat.
• Controleer of er geen voorwerpen in de
deur vastzitten.
1.2 Aansprakelijkheid van de
fabrikant
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden
gesteld voor schade aan personen en
voorwerpen tengevolge:
• een ander gebruik van het apparaat
dan wordt voorzien;
• het niet in acht nemen van de
voorschriften van de gebruiksaanwijzing;
• het forceren van ook slechts één deel
van het apparaat;
• gebruik van niet-originele
reserveonderdelen.
1.3 Beoogd gebruik
• Dit apparaat is bestemd voor het
bereiden van voedsel in een
huishoudelijke omgeving. Elk ander
gebruik is oneigenlijk.
Gebruik van dit apparaat door kinderen
vanaf 8 jaar, personen met beperkte
fysieke, zintuiglijke of mentale
capaciteiten of met een gebrek aan
ervaring of kennis is alleen toegestaan
onder toezicht en begeleiding van
volwassenen die verantwoordelijk zijn
voor hun veiligheid.
• Het apparaat is niet ontworpen om te
functioneren met externe kookwekkers of
afstandsbedieningssystemen.
1.4 Verwerking
Het apparaat moet gescheiden
ingezameld worden (richtlijnen
2002/95/EG, 2002/96/EG,
2003/108/EG). Het product bevat geen
delen die als gevaarlijk voor de
gezondheid en het milieu worden
beschouwd, conform de actuele Europese
Richtlijnen.
Verwijdering van het apparaat:
• Snijd de voedingskabel af en verwijder
de elektrische kabel en de stekker.
• De gebruiker moet het apparaat dus
aan het einde van het gebruik toekennen
aan geschikte centra voor de
gescheiden inzameling van elektrisch en
elektronisch afval, of het overhandigen
aan de verkoper wanneer een nieuw
gelijkaardig apparaat wordt gekocht.
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Schakel de stroomtoevoer uit.
• Haal de stekker uit het stopcontact.
Waarschuwingen
90
Het apparaat zit verpakt in
milieuvriendelijke en recyclebare
materialen.
Breng het verpakkingsmateriaal naar de
betreffende centra voor afvalverwerking.
1.5 Identificatieplaatje
Het identificatieplaatje bevat de technische
gegevens, het serienummer en de
markering. Het plaatje mag in geen geval
worden verwijderd.
1.6 Deze gebruiksaanwijzing
Deze gebruiksaanwijzing is een belangrijk
onderdeel van het apparaat en dient
gedurende de volledige levensduur intact
en op een eenvoudig te bereiken plaats
worden bewaard.
Lees deze gebruiksaanwijzing aandachtig
vóór installatie.
1.7 Wegwijs in de gebruiksaanwijzing
In deze gebruiksaanwijzing komen de
volgende begrippen voor:
1. Volgorde van de gebruiksaanwijzingen.
• Enkele gebruiksaanwijzing.
Plastic verpakking
Gevaar voor verstikking
• Laat de verpakking, of delen ervan, niet
onbewaakt achter.
• Laat kinderen niet spelen met de plastic
zakken van de verpakking.
Waarschuwingen
Algemene waarschuwingen in
verband met de
gebruiksaanwijzing, veiligheid en
verwerking van afgedankte
producten.
Beschrijving
Beschrijving van het apparaat en de
accessoires.
Gebruik
Informatie over het gebruik van het
apparaat en de accessoires,
kooktips.
Reiniging en onderhoud
Informatie over correcte
schoonmaak en onderhoud van het
apparaat.
Installatie
Informatie voor gekwalificeerde
technici: installatie, inbedrijfstelling
en keuring.
Veiligheidswaarschuwingen
Informatie
Suggestie
Beschrijving
91
NL
2 Beschrijving
2.1 Algemene beschrijving
1 Plint
2 Kookplaat
3 Bedieningspaneel
4 Lamp
5 Pakking
6 Deur
7 Ventilator
8 Bergruimte
Niveau van het frame voor
roosters/ovenschalen
Beschrijving
92
2.2 Kookplaat
AUX = Hulpbrander
SR = Halfsnelle brander
R = Snelle brander
UR = Ultra snelle brander
2.3 Bedieningspaneel
1 Klok programmeereenheid
Handig voor de weergave van het actuele
tijdstip en de geprogrammeerde
bereidingen en voor de instelling van de
kookwekker.
2 Temperatuurknop
Met deze knop kan de temperatuur van de
bereiding geselecteerd worden.
Draai de knop rechtsom op de gewenste
waarde tussen het minimum en het
maximum.
3 Controlelamp
Licht op om te melden dat de oven zich in
de verwarmingsfase bevindt. Wordt
uitgeschakeld als de temperatuur is bereikt.
Een regelmatig knipperend lampje geeft
aan dat de ingestelde temperatuur in de
oven constant wordt gehouden.
4 Functieknop
De verschillende functies van de oven zijn
geschikt voor verschillende
bereidingswijzen. Nadat u de gewenste
functie heeft geselecteerd, moet u de
bereidingstemperatuur instellen met de
temperatuurknop.
Beschrijving
93
NL
5 Knoppen van de branders van de
kookplaat
Nuttig voor de inschakeling en de regeling
van de branders van de plaat.
Druk op de knoppen, en draai deze
linksom op de waarde om de
overeenkomstige branders te ontsteken.
Om de vlam te regelen, moet de knop in de
zone tussen het maximum en het
minimum gedraaid worden.
Om de branders uit te schakelen, moeten
de knoppen op positie geplaatst
worden.
2.4 Andere onderdelen
Plaatsbare niveaus
Het apparaat beschikt over niveaus om
roosters en ovenschalen op verschillende
hoogtes te plaatsen. De plaatsbare
hoogtes worden begrepen van laag naar
hoog (zie 2.1 Algemene beschrijving).
Koelventilator
De ventilator zorgt voor de afkoeling van
de ovens, en wordt tijdens de bereiding in
werking gesteld.
De werking van de ventilator veroorzaakt
een normale luchtstroom die aan de
achterzijde van het apparaat uitkomt, en
die ook na de uitschakeling van het
apparaat kort doorgaat.
Interne verlichting
De interne verlichting van het apparaat
wordt ingeschakeld:
• als de deur wordt geopend;
• als een willekeurige functie wordt
gekozen, met uitzondering van de
functie .
Zorg er voor dat de openingen en
de spleten voor de ventilatie en de
warmte-afvoer niet verstopt raken.
Beschrijving
94
2.5 Beschikbare accessoires
Reductierooster
Nuttig voor het gebruik van kleine
recipiënten.
Rooster
Nuttig voor het plaatsen van recipiënten
met voedsel in bereiding.
Diepe ovenschaal
Nuttig voor het opvangen van vet dat
afkomstig is van het voedsel op het rooster
erboven.
Draaispit
Nuttig voor het bereiden van kip of voedsel
dat gelijkmatig moet worden bereid.
Op sommige modellen zijn niet
alle accessoires aanwezig.
De accessoires die in contact
kunnen komen met het voedsel zijn
gemaakt van materialen conform
de van kracht zijnde
wetsbepalingen.
De bijgeleverde of optionele
accessoires zijn verkrijgbaar bij
erkende verkopers. Gebruik enkel
de originele accessoires van de
fabrikant.
Gebruik
95
NL
3 Gebruik
3.1 Waarschuwingen
Hoge temperatuur in de oven
tijdens het gebruik
Gevaar op verbranding
• Houd de deur dicht tijdens de
bereiding.
• Bescherm de handen met ovenwanten
bij het hanteren van voedsel in de oven
• Raak de verwarmingselementen
binnenin het apparaat niet aan.
• Giet geen water rechtstreeks op hete
ovenschalen.
Houd kinderen van jonger dan 8 jaar uit
de buurt wanneer het apparaat in
werking is.
• Als er bewerkingen nodig zijn aan de
etenswaren of aan het einde van de
bereiding, opent u een aantal seconden
lang de deur 5 centimeter, zodat de
stoom ontsnapt. Vervolgens kunt u de
deur volledig openen.
Incorrect gebruik
Gevaar op verbranding
• Controleer of de vlamverdelers met de
respectievelijke deksels correct in de
zittingen gepositioneerd zijn.
• Vetten en oliën kunnen vlam vatten bij
oververhitting. Wees heel voorzichtig.
Incorrect gebruik
Beschadiging van de
oppervlakken
• Bedek de bodem van de ovenruimte
niet met aluminiumfolie.
• Bij gebruik van bakpapier moet u er
voor zorgen dat de circulatie van de
warme lucht in de oven er niet door
wordt verhinderd.
• Plaats geen potten of ovenschalen
rechtstreeks op de bodem van de
ovenruimte.
• Gebruik de open deur niet als steun
door potten of schalen te plaatsen op
het binnenglas.
• Giet geen water rechtstreeks op hete
ovenschalen.
• De recipiënten of de vleesroosters
moeten binnen de omtrek van de
kookplaat geplaatst worden.
• Alle recipiënten moeten een effen en
regelmatige bodem hebben.
• In geval van overstroming over
overkoken moet de vloeistof
onmiddellijk van de kookplaat
verwijderd worden.
De temperatuur in de bergruimte
kan hoog oplopen
Gevaar op verbranding
• Open de bergruimte niet wanneer de
oven ingeschakeld of warm is.
De voorwerpen in de bergruimte kunnen
erg heet zijn tijdens het gebruik van de
oven.
Gebruik
96
3.2 Eerste gebruik
1. Verwijder eventuele beschermfolie aan
de binnen- en buitenzijde van het
apparaat en de accessoires.
2. Verwijder eventuele etiketten (behalve
het plaatje met de technische gegevens)
van de accessoires en uit de ruimten.
3. Verwijder en was alle accessoires van
het apparaat (zie 4 Reiniging en
onderhoud).
4. Verwarm de lege oven op de hoogste
temperatuur om eventuele
productieresten te verwijderen.
3.3 Gebruik van de accessoires
Reductieroosters
De reductieroosters moeten op de roosters
van de kookplaat gelegd worden.
Controleer dat deze correct
gepositioneerd zijn.
Roosters en ovenschalen
Roosters en ovenschalen moeten in de
zijgeleiders worden geplaatst tot aan het
eindpunt.
De mechanische veiligheidsblokkeringen
om ongewenste verwijdering van de
roosters te voorkomen moeten naar
beneden en naar de binnenzijde van de
oven gericht zijn.
De temperatuur in de bergruimte
kan hoog oplopen tijdens gebruik
van de oven
Brand- en ontploffingsgevaar
Sproei geen spuitbussen in de nabijheid
van de oven.
Laat geen ontvlambare materialen in de
nabijheid van de oven of bergruimte.
• Gebruik geen vaatwerk of plastic
houders om voedsel te bereiden.
Plaats geen dichte schotels of houders in
de oven.
• Laat de oven niet onbewaakt achter
tijdens bereidingen waar vetten en oliën
kunnen vrijkomen.
• Verwijder ongebruikte ovenschalen en
roosters tijdens de bereiding uit de
ovenruimte.
Plaats de roosters en de schalen
helemaal in de oven, tot ze vast
komen te zitten.
Maak de ovenschalen schoon voor
het eerste gebruik, om eventuele
productieresten te verwijderen.
Gebruik
97
NL
Draaispit
1. Breng de meegeleverde 4 draagpotten
aan in de 4 gaten in de hoeken van de
diepe ovenschaal. Draai ze met behulp
van een gereedschap (bijv. een
schroevendraaier) op de ringen vast.
2. Breng de steunen van het draaispit aan
in de draagpotten, zie de onderstaande
afbeelding.
3. Gebruik de bijgeleverde klemvork om
het draaispit voor te bereiden. De vorken
kunnen bevestigd worden met de
bevestigingsschroeven.
4. Plaats het draaispit na de voorbereiding
op de desbetreffende steunen. Breng de
punt van de staaf helemaal aan in de
zitting van het mechanisme op de
linkersteun.
Gebruik
98
5. Breng de ovenschaal aan op het eerste
vlak van het frame (zie „Algemene
beschrijving”).
6. Breng de punt van de staaf aan in de
zitting van het motortje van het draaispit
links aan de achterkant van de
ovenruimte.
7. Activeer het draaispit door de
functieknop op te draaien en met de
temperatuurknop een
bereidingstemperatuur in te stellen.
8. Verwijder de ovenschaal met het
draaispit aan het einde van de
bereiding.
9. Om het draaispit makkelijk te kunnen
verplaatsen, moet de bijgeleverde en
daarvoor bestemde handgreep
vastgedraaid worden.
Deze handelingen moeten
uitgevoerd worden wanneer de
oven uitgeschakeld is en koud
staat.
Het wordt aanbevolen om een
beetje water in de ovenschaal te
gieten zodat rookvorming wordt
vermeden.
Gebruik
99
NL
3.4 Het gebruik van de kookplaat
Alle bedieningen en schakelaars bevinden
zich op het frontpaneel. Naast elke knop
wordt de bijhorende brander aangeduid.
Het apparaat is voorzien van een
elektronisch ontstekingsmechanisme. Het is
voldoende om op de knop te drukken en
hem linksom te draaien op het symbool van
de maximale vlam, tot de brander wordt
ingeschakeld. Als de brander niet wordt
ontstoken binnen 15 seconden, moet de
knop op geplaatst worden en moet 60
seconden gewacht worden tot de
volgende poging. Na de ontsteking moet
de knop enkele seconden ingedrukt
gehouden worden, zodat het
thermokoppel kan opwarmen.
Het kan voorvallen dat de brander uitgaat
wanneer de knop wordt losgelaten: dit
betekent dat het thermokoppel
onvoldoende is opgewarmd. Wacht enkele
ogenblikken, en herhaal de handeling.
Houd de knop langer ingedrukt.
Correcte positie van de vlamverdelers en
van de deksels
Voordat de branders van de kookplaat
ingeschakeld worden, moet gecontroleerd
worden of de vlamverdelers correct
gepositioneerd zijn met de respectievelijke
deksels. Let op dat de openingen van de
vlamverdelers 1 overeenstemmen met de
thermokoppels 2 en de vonkontstekers 3.
Praktisch advies voor het gebruik van de
kookplaat
Voor een optimaal rendement van de
branders en een minimaal gasverbruik
moeten recipiënten gebruikt worden met
een deksel en die geschikt zijn voor de
brander, om te voorkomen dat de vlam
langs de zijkanten lekt. Wanneer de
vloeistof begint te koken, moet de vlam
laag gedraaid worden om te vermijden dat
de vloeistof overkookt.
In geval van een toevallige
uitschakeling zorgt een
veiligheidssysteem voor de
blokkering van de gaslevering,
ook wanneer de kraan open staat.
Plaats de knop op en wacht
minstens 60 seconden om
nogmaals te ontsteken.
Diameter van de recipiënten:
• Hulpbrander: 12 - 14 cm.
• Halfsnelle brander: 16 - 24 cm.
• Snelle brander: 18 - 26 cm.
Zeer snelle brander: 18 - 28 cm.
Gebruik
100
3.5 Het gebruik van de oven
Inschakelen van de oven
Om de oven in te schakelen:
1. Selecteer de gewenste bereidingsfunctie
met de functieknop.
2. Selecteer de gewenste temperatuur met
de temperatuurknop.
Lijst van de functies
Controleer of op de klok van de
programmeereenheid het symbool
van de bereidingsduur wordt
weergegeven. De oven kan niet
worden ingeschakeld als dit niet
het geval is.
Druk gelijktijdig op de toetsen
en om de klok van de
programmeereenheid te resetten.
Statisch
De warmte wordt gelijktijdig
bovenaan en onderaan afgegeven,
en maakt dit systeem geschikt voor
het bereiden van speciale types van
voedsel. De traditionele bereiding,
die ook statisch wordt genoemd, is
geschikt voor het klaarmaken van
één gerecht per keer. Het is ideaal
voor alle types van gebraden,
brood en gevulde taarten, en het is
vooral geschikt voor vet vlees zoals
gans en eend.
Geventileerde onderwarmte
Met de combinatie van de
ventilator en enkel de onderwarmte
zal de bereiding sneller klaar zijn.
Dit systeem wordt aanbevolen voor
het steriliseren of voor het voltooien
van voedsel dat reeds goed
oppervlakkig gaar is, maar nog niet
binnenin, en waarvoor dus een
gematigde bovenwarmte nodig is.
Ideaal voor elk type van voedsel.
Grill + draaispit
Het draaispit werkt in combinatie
met de centrale grillweerstand,
zodat het voedsel een perfect
goudbruine kleur krijgt.
Grill
Met de warmte die van het grill
element komt, kunnen uitstekende
resultaten bereikt worden zoals het
roosteren van dun en iets dikker
vlees, en in combinatie met het
draaispit (waar voorzien) wordt op
het einde van de bereiding een
uniforme goudbruine kleur
verkregen. Ideaal voor worsten,
ribbetjes en bacon. Met deze
functie kan een grote hoeveelheid
voedsel, en vooral vlees, uniform
gegrild worden.
Geventileerde grill
De lucht afkomstig van de ventilator
verzacht de warmtegolven die
worden verkregen door de grill,
zodat ook dik voedsel uitstekend
wordt gegrild. Ideaal voor grote
stukken vlees (bijv.
varkensscheenbeen).
Gebruik
101
NL
3.6 Gebruik van de bergruimte
Onderaan het fornuis is er een bergruimte
die toegankelijk is door de handgreep naar
u toe te trekken. Deze bergruimte is geschikt
om potten en pannen of metalen
voorwerpen voor gebruik met het apparaat
te bewaren.
Statisch+ventilator
De werking van de ventilator,
gecombineerd met de traditionele
bereiding, verzekert ook voor
ingewikkelde recepten homogene
bereidingen. Ideaal voor koekjes en
taarten, die ook gelijktijdig op
meerdere niveaus kunnen bereid
worden. (Voor bereidingen op
meerdere niveaus wordt
aanbevolen om het 2de en het 4de
vlak te gebruiken)
Circulatie + ventilator
Met de combinatie van de
ventilator en het luchtcirculatie
element (ingebouwd in de
achterkant van de oven) kan
verschillend voedsel op meerdere
vlakken bereid worden waarvoor
dezelfde temperatuur en hetzelfde
type van bereiding nodig is. De
warmeluchtcirculatie verzekert een
onmiddellijke en uniforme verdeling
van de warmte. Het zal
bijvoorbeeld mogelijk zijn om
gelijktijdig (op meerdere niveaus)
vis, groenten en koekjes klaar te
maken, zonder dat de geur en de
smaak gemengd zullen worden.
Eco
De combinatie van de grill en de
onderwarmte wordt aanbevolen
voor de bereiding op één vlak, met
een laag energieverbruik. Ideaal
voor de bereiding van vlees, vis en
groenten. Niet geschikt voor
desserts die moeten rijzen.
Gebruik
102
3.7 Advies voor bereidingen
Algemeen advies
• Gebruik de geventileerde functie om
een gelijkmatige bereiding te bekomen
op verschillende niveaus.
Algemeen gezien is het niet mogelijk om
de bereidingstijden te verkorten door de
temperatuur te verhogen (het voedsel
zou aan de buitenkant goed gebakken
kunnen zijn, maar binnenin minder).
Advies voor het bereiden van
vleesgerechten
• De bereidingstijden hangen af van de
dikte en van de kwaliteit van het voedsel,
en van de smaak van de consument.
• Gebruik een vleesthermometer voor
gebraad, of druk met een lepel op het
gebraad. Als het gebraad stevig
aanvoelt is het klaar, anders moet de
bereiding nog een aantal minuten
doorgaan.
Advies voor bereidingen met de grill en
de geventileerde grill
• Het grillen van vlees kan zowel
uitgevoerd worden bij koude als bij
voorverwarmde oven, als het resultaat
van de bereiding gewijzigd moet
worden.
• Bij de functie van de geventileerde grill
wordt daarentegen aanbevolen om de
oven eerst voor te verwarmen.
• Er wordt aanbevolen om het voedsel in
het midden van het rooster te plaatsen.
• In de grillfunctie is het aanbevolen om
de temperatuurknop op de hoogste
waarde in te stellen (symbool ), voor
een optimale bereiding.
• Het voedsel moet gekruid worden
voordat het wordt bereid. Ook olie of
vloeibare boter moet vóór de bereiding
toegevoegd worden.
• Gebruik de ovenschaal op het eerste
vlak onderaan om de vloeistoffen
afkomstig van het grillen op te vangen.
• De grill mag nooit langer dan 60
minuten worden gebruikt.
Advies voor het bereiden van gebak en
koekjes
• Gebruik bij voorkeur metalen en
donkerkleurige bakvormen; deze helpen
de warmte beter te absorberen.
• De temperatuur en de tijdsduur van de
bereiding hangen af van de kwaliteit en
de dikte van het deeg.
• U kunt nagaan of het gebak voldoende
gebakken is binnenin door een
tandenstoker in het hoogste deel te
prikken. Wanneer het deeg niet aan de
tandenstoker blijft plakken, is het gebak
klaar.
• Wanneer het gebak verslapt wanneer
het uit de oven wordt gehaald, moet bij
de volgende bereiding de temperatuur
ongeveer 10ºC lager worden ingesteld,
en moet eventueel een langere kooktijd
geselecteerd worden.
• Tijdens het bereiden van gebak of
groenten kan excessief condens op de
ruit gevormd worden. Om dit te
vermijden, opent u de deur enkele keren
zeer voorzichtig tijdens de bereiding.
Gebruik
103
NL
Advies voor het ontdooien en het rijzen
• Er wordt aangeraden om het ingevroren
voedsel zonder de verpakking in een
recipiënt zonder deksel te plaatsen, op
het eerste niveau van de oven.
• Vermijd opeenstapeling van
voedingsmiddelen.
• Om vlees te ontdooien kunt u een
rooster gebruiken op het tweede niveau,
en een ovenschaal op het eerste niveau.
Op deze manier blijft het voedsel niet in
contact met de vloeistof van de
ontdooiing.
• De meest delicate delen kunnen bedekt
worden met aluminiumfolie.
• Voor het rijzen wordt aanbevolen om
onderin de oven een bakje met water te
zetten.
Om energie te besparen
• Stop de bereiding enkele minuten
voordat de normale kooktijd verstrijkt. De
bereiding zal voortgezet worden door
de warmte die zich in de oven heeft
opgehoopt.
• Open de deur van de oven zo weinig
mogelijk, zodat de warmte niet verloren
gaat.
• Houd de binnenkant van het apparaat
constant rein.
3.8 Klok programmeereenheid
1 Toets timer kookwekker
2 Toets duur bereiding
3 Toets einde bereiding
4 Toets afname waarde
5 Toets toename waarde
Controleer of op de klok van de
programmeereenheid het symbool
van de bereidingsduur wordt
weergegeven. De oven kan niet
worden ingeschakeld als dit niet
het geval is.
Druk gelijktijdig op de toetsen
en om de klok van de
programmeereenheid te resetten.
Gebruik
104
Instelling van het uur
Bij het eerste gebruik of na een
stroomonderbreking zullen de cijfers
op het display van het apparaat
knipperen.
1. Druk tegelijkertijd op de toetsen en
. De stip tussen de uren en de minuten
knippert.
2. Met de toetsen of kan het uur
ingesteld worden. Houd de toets
ingedrukt om snel vooruit te gaan.
3. Druk op de toets of wacht 5
seconden. De stip tussen de uren en de
minuten stopt met knipperen.
4. Het symbool op het display duidt
aan dat het apparaat klaar is om de
bereiding te starten.
Bereiding met tijdinstelling
1. Selecteer bereidingsfunctie en -
temperatuur, en druk op de toets .
Het display zal de cijfers en
het symbool weergeven tussen de
uren en de minuten.
2. Druk op de toetsen of om de
gewenste minuten in te stellen.
3. Wacht ongeveer 5 seconden zonder op
een toets te drukken om de functie te
activeren. Op het display verschijnt het
actuele uur samen met de symbolen
en .
4. Na de bereiding worden de
verwarmingselementen gedeactiveerd.
Op het display wordt het symbool
uitgeschakeld, knippert het symbool
en wordt een geluidssignaal
geactiveerd.
5. Om het geluidssignaal uit te schakelen,
moet op eender welke toets van de klok
van de programmeereenheid gedrukt
worden.
De oven kan niet worden
aangeschakeld als de tijd niet is
ingesteld.
Met bereiding met tijdinstelling
wordt de functie bedoeld
waarmee u met de bereiding kunt
beginnen, en deze na een
ingestelde tijd kan doen eindigen.
Gebruik
105
NL
6. Druk gelijktijdig op de toetsen en
om de klok van de programmeereenheid
te resetten.
Geprogrammeerde bereiding
1. Stel de bereidingsduur in zoals
beschreven werd in de vorige paragraaf
„Bereiding met tijdinstelling”.
2. Druk op de toets . Op het display
verschijnt de som van het actuele uur en
de eerder ingestelde bereidingsduur.
3. Druk op de toetsen of om de
gewenste minuten in te stellen.
4. Wacht ongeveer 5 seconden zonder op
een toets te drukken om de functie te
activeren. Op het display verschijnt het
actuele uur samen met de symbolen
en .
5. Na de bereiding worden de
verwarmingselementen gedeactiveerd.
Op het display wordt het symbool
uitgeschakeld, knippert het symbool
en wordt een geluidssignaal
geactiveerd.
6. Om het geluidssignaal uit te schakelen,
moet op eender welke toets van de klok
van de programmeereenheid gedrukt
worden.
7. Druk gelijktijdig op de toetsen en
om de klok van de programmeereenheid
te resetten.
Het annuleren van de ingestelde
gegevens
Druk gelijktijdig op de toetsen en
om de ingestelde programmeringen op nul
te stellen.
Schakel de oven daarna manueel uit als
geen bereiding bezig is.
Het is niet mogelijk om een
bereidingsduur van meer dan 10
uur in te stellen.
Wanneer u na de instelling de
resterende tijd wilt weergeven,
moet u op de toets drukken.
Om de ingestelde programmering
op nul te stellen, moet gelijktijdig
op de toetsen en gedrukt
worden, en moet de oven manueel
uitgeschakeld worden.
Met geprogrammeerde bereiding
wordt de functie bedoeld
waarmee u op een vooraf
bepaalde tijd met de bereiding
kan beginnen, om ze na een
vooraf ingestelde periode te doen
eindigen.
Wanneer u na de instelling de
resterende tijd wilt weergeven,
moet u op de toets drukken.
Druk op de toets om het uur
van het einde van de bereiding
weer te geven.
Gebruik
106
Timer kookwekker
De kookwekker kan op eender welk
ogenblik geactiveerd worden.
1. Druk op de toets . Het display toont
de cijfers en de knipperende
controlelamp tussen de uren en de
minuten.
2. Druk op de toetsen of om de
gewenste minuten in te stellen.
3. Wacht ongeveer 5 seconden zonder
een toets in te drukken om de instelling
van de kookwekker te beëindigen. Op
het display verschijnen het actuele uur en
de symbolen en .
Regeling van het volume van het
geluidssignaal
Het geluidssignaal heeft 3 verschillende
toonhoogten. Druk wanneer het
geluidssignaal wordt geproduceerd op de
toets om de instelling te wijzigen.
De timer kookwekker onderbreekt
de bereiding niet, maar
waarschuwt de gebruiker wanneer
de ingestelde minuten verstreken
zijn.
Het is niet mogelijk om een
bereidingsduur van meer dan 24
uur in te stellen.
Nadat de kookwekker werd
geprogrammeerd, toont de
display het huidige uur. Om de
resterende tijd weer te geven,
moet op de toets gedrukt
worden.
Gebruik
107
NL
Indicatieve tabel bereidingen
Gerechten
Gewicht
(Kg)
Functie
Positie van de
geleider vanaf
onderaan
Temperatuur
(°C)
Tijd (minuten)
Lasagne
3 - 4 Statisch 1 220 - 230 45 - 50
Pasta uit de oven
3 - 4 Statisch 1 220 - 230 45 - 50
Kalfsgebraad
2 Turbo/Statisch+ventilator 2 180 - 190 90 - 100
Varkenslende
2 Turbo/Statisch+ventilator 2 180 - 190 70 - 80
Worst
1,5 Geventileerde grill 4 MAX 15
Rosbief
1 Turbo/Statisch+ventilator 2 200 40 - 45
Gebraden konijn
1,5 Circulatie 2 180 - 190 70 - 80
Kalkoenbout
3 Turbo/Statisch+ventilator 2 180 - 190 110 - 120
Coppa in de oven
2 - 3 Turbo/Statisch+ventilator 2 180 - 190 170 - 180
Gebraden kip
1,2 Turbo/Statisch+ventilator 2 180 - 190 65 - 70
Zijde 1 Zijde 2
Varkenskoteletten
1,5 Geventileerde grill 4 MAX 15 5
Varkensribben
1,5 Geventileerde grill 4 MAX 10 10
Varkensspek
0,7 Grill 5 MAX 7 8
Varkensfilet
1,5 Geventileerde grill 4 MAX 10 5
Rundfilet
1 Grill 5 MAX 10 7
Zalmforel
1,2 Turbo/Statisch+ventilator 2 150 - 160 35 - 40
Zeeduivel
1,5 Turbo/Statisch+ventilator 2 160 60 - 65
Tarbot
1,5 Turbo/Statisch+ventilator 2 160 45 - 50
Pizza
1 Turbo/Statisch+ventilator 2 MAX 8 - 9
Brood
1 Circulatie 2 190 - 200 25 - 30
Focaccia
1 Turbo/Statisch+ventilator 2 180 - 190 20 - 25
Tulband/donut
1 Circulatie 2 160 55 - 60
Confituurtaart
1 Circulatie 2 160 35 - 40
Ricottataart
1 Circulatie 2 160 - 170 55 - 60
Gevulde tortellini
1 Turbo/Circulatie 2 160 20 - 25
Paradijstaart
1,2 Circulatie 2 160 55 - 60
Soezen/beignets
1,2 Turbo/Circulatie 2 180 80 - 90
Cake
1 Circulatie 2 150 - 160 55 - 60
Rijsttaart
1 Turbo/Circulatie 2 160 55 - 60
Brioches
0,6 Circulatie 2 160 30 - 35
De tijden die aangeduid worden in de tabel zijn exclusief de voorverwarmingstijden, en zijn indicatief.
Reiniging en onderhoud
108
4 Reiniging en onderhoud
4.1 Waarschuwingen
4.2 Reiniging van het apparaat
Advies voor de reiniging van de
kookplaat
Om de oppervlakken in goede staat te
houden, moeten ze na elk gebruik
gereinigd worden nadat de oven
afgekoeld is.
Reiniging van de kookplaat
1. Breng een niet-schurend
reinigingsmiddel aan op een vochtige
doek en haal de doek over het
oppervlak.
2. Spoel nauwgezet af.
3. Maak droog met een zachte doek of
een microvezeldoek.
Reiniging van de roosters van de
kookplaat, de vlamverdelers en de
deksels
1. Verwijder de elementen van de
kookplaat.
2. Reinig met behulp van lauwwarm water
en een niet-schurend reinigingsmiddel.
Verwijder zorgvuldig alle afzettingen
3. Maak zorgvuldig droog met een zachte
doek of een microvezeldoek.
4. Breng de elementen weer op de
kookplaat aan.
Incorrect gebruik
Beschadiging van de
oppervlakken
• Reinig het apparaat niet met een
stoomreiniger.
• Gebruik op de stalen delen of de delen
waarvan het oppervlak met metalen
afwerkingen werd behandeld (bijv.
elektrolytische oxidatie, vernikkeling,
verchroming) geen producten die
chloor, ammoniak of bleekmiddel
bevatten.
• Gebruik geen schurende of bijtende
middelen op de glazen onderdelen
(bijv. poeders, ontvlekkers of
metaalsponsjes).
• Gebruik geen ruw, schurend of scherp
materiaal.
• Stop de verwijderbare onderdelen,
zoals de roosters van de kookplaat, de
vlamverdelers en de deksels niet in de
vaatwasser.
Er wordt aanbevolen om
reinigingsproducten van de
fabrikant te gebruiken.
De roosters staan steeds in contact
met de vlam zodat de glans van
de delen van het staal, die het
meest de warmte moeten
verdragen, mettertijd kan
verdwijnen. Dit is een normaal
verschijnsel dat de functionaliteit
van dit onderdeel absoluut niet
schaadt.
Reiniging en onderhoud
109
NL
Reiniging van de vonkontstekers en de
thermokoppels
• Maak, wanneer nodig, de
vonkontstekers en de thermokoppels met
een vochtige doek schoon.
• Verwijder eventuele droge resten met
een satéstokje of een naald.
Reiniging van de ovenruimte
Om de ovenruimte in goede staat te
houden, moet hij na afkoeling regelmatig
gereinigd worden.
Laat geen voedselresten in de ovenruimte
opdrogen aangezien daardoor de lak
beschadigd kan raken.
Verwijder de uitneembare delen alvorens
de ovenruimte te reinigen.
Voor een gemakkelijke schoonmaak is het
aanbevolen om het volgende te
demonteren:
• de deur
• de frames voor roosters/ovenschalen
• de pakking
Als specifieke reinigingsmiddelen
gebruikt worden, beveelt men aan
om de oven circa 15/20 minuten
op de maximale temperatuur te
laten werken om eventuele resten
te elimineren.
Reiniging en onderhoud
110
4.3 Demontage van de deur
Om de reiniging van de oven te
vergemakkelijken, kunt u de ovendeur
verwijderen en op een theedoek leggen.
Voor een correcte demontage moet als
volgt gehandeld worden:
1. Open de deur volledig en plaats de
twee pennen in de openingen van de
scharnieren zoals op de afbeelding.
2. Neem de deur aan beide kanten en met
beide handen vast, hef ze op aan een
hoek van ongeveer 30°, en verwijder ze.
3. Om de deur weer te monteren, moeten
de scharnieren in de daarvoor bestemde
openingen in de oven geplaatst worden,
zodat de gleuven A helemaal op de
openingen steunen. Laat de deur zakken
zodat ze geplaatst wordt, en verwijder
de pinnetjes uit de openingen in de
scharnieren.
4.4 Reiniging van de ruiten van de
deur
Er wordt aangeraden om deze steeds
schoon te houden. Gebruik absorberend
keukenpapier. Bij hardnekkig vuil moet u
schoonmaken met een vochtige spons en
een gewoon reinigingsmiddel.
Reiniging en onderhoud
111
NL
4.5 Demontage van de interne ruiten
Voor een gemakkelijke schoonmaak,
kunnen de interne ruiten van de deur
worden gedemonteerd.
1. Verwijder de interne ruit door ze
achteraan naar boven te trekken, en
volg de beweging die wordt aangeduid
door de pijlen (1).
2. Trek de ruit naar boven aan de voorzijde
(2). Op deze manier komen de 4
pinnen, die op de ruit bevestigd zijn, los
uit hun zitting op de ovendeur.
3. Op sommige modellen is een tussenruit
aanwezig. Verwijder de tussenruit door
ze op te heffen naar de andere toe.
4. Maak de buitenruit schoon, evenals de
voorheen verwijderde ruiten. Gebruik
absorberend keukenpapier. Bij
hardnekkig vuil moet een vochtige spons
en een neutraal reinigingsmiddel
gebruikt worden.
5. Plaats de ruiten weer door de
omgekeerde volgorde van de
verwijdering te volgen.
• Plaats de interne ruit. Centreer en klem
de 4 pinnen in de zittingen op de deur,
door er lichtjes op te drukken.
Reiniging en onderhoud
112
Verwijdering van de geleiderframes voor
de roosters/ovenschalen
Als de geleiderframes voor de roosters/
ovenschalen worden verwijderd, kan de
reiniging van de zijdelen makkelijker
uitgevoerd worden.
Om de geleiderframes voor de roosters/
ovenschalen te verwijderen:
• Trek het frame naar de binnenkant van
de oven zodat het uit de klemverbinding
A komt, en verwijder het uit de zittingen
achteraan B.
• Herhaal na de reiniging de net
beschreven handelingen om de
geleiderframes voor de roosters/
ovenschalen weer aan te brengen.
4.6 Buitengewoon onderhoud
Demontage en hermontage van de
pakking
De pakking demonteren:
• Haak de haken in de 4 hoeken en in het
midden los en trek de pakking naar
buiten.
De pakking monteren:
• Haak de haken in de 4 hoeken en in het
midden van de pakking vast.
Advies voor het onderhoud van de
pakking
De pakking moet elastisch en zacht zijn.
• Gebruik een niet-schurende spons en
lauwwarm water om de pakking schoon
te houden.
Reiniging en onderhoud
113
NL
Vervanging van de lamp voor de
binnenverlichting
1. Verwijder alle accessoires uit de oven.
2. Verwijder de geleiderframes voor
roosters/ovenschalen.
3. Verwijder de kap van de lamp met
gereedschap (bijv. een
schroevendraaier).
4. Draai de lamp los en verwijder ze.
5. De nieuwe lamp aanbrengen.
6. Hermonteer het deksel. Keer de
geprofileerde binnenkant van het glas
(A) naar de deur.
7. Druk goed op de bedekking zodat ze
perfect aan de fitting hecht.
Delen onder elektrische stroom
Gevaar voor elektrische schok
• Schakel de stroomtoevoer naar het
apparaat uit.
In de ovenruimte is een 40W-lamp
aangebracht.
Zorg ervoor dat het email op de
wanden van de ovenruimte geen
krassen oplopen.
Raak ze niet direct met de vingers
aan, gebruik altijd isolerend
materiaal.
Installatie
114
5 Installatie
5.1 Gasaansluiting
Algemene informatie
De aansluiting op het gasnet kan
uitgevoerd worden met een flexibele stalen
buis op een rechte wand, en volgens de
voorschriften die aangeduid worden door
de van kracht zijnde norm. Raadpleeg voor
de voeding met andere gastypes het
hoofdstuk „5.2 Aanpassing aan de
verschillende gastypes”. De
toevoerverbinding van het gas heeft een
schroefdraad ½” gas extern (ISO 228-1).
Aansluiting met rubberleiding
Controleer of alle volgende voorwaarden
gerespecteerd worden:
• of de leiding op het rubber bevestigd is
met veiligheidsklemmen;
• of de leiding op geen enkele plaats in
aanraking komt met hete wanden (max.
50 °C);
• of de leiding niet wordt onderworpen
aan trekkrachten of spanningen, en geen
strakke bochten maakt of vernauwingen
heeft;
• of de leiding niet in aanraking komt met
snijdende voorwerpen of scherpe
hoeken;
• wanneer de buis niet perfect dicht is, en
er dus gas kan ontsnappen, mag de buis
niet hersteld worden; vervang met een
nieuwe buis;
• controleer of de vervaldatum van de
leiding, die wordt aangeduid op de
leiding zelf, niet overschreden werd.
Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit
met een rubberleiding conform de
kenmerken van de van kracht zijnde norm
(controleer of de afkorting van deze norm
op de leiding gedrukt is).
Draai de slangaansluiting 3 zorgvuldig vast
op de gasaansluiting 1 (schroefdraad ½”
ISO 228-1) van het apparaat, en breng de
pakking 2 aan. Afhankelijk van de diameter
van de gebruikte gasleiding kan ook de
slangaansluiting 4 vastgedraaid worden op
de slangaansluiting 3.
Gaslek
Explosiegevaar
• Controleer na elke ingreep of het
aandraaimoment van de
gasaansluitingen zich tussen 10 Nm en
15 Nm bevindt.
Gebruik, waar dit wordt gevraagd, een
drukregelaar in overeenstemming met
de van kracht zijnde norm.
• Na de installatie moet u eventuele
lekken opsporen met een
zeepoplossing, maar nooit met een
vlam.
• Het aansluiten met een flexibele buis
moet zodanig uitgevoerd worden dat
de lengte van de bebuizing niet langer
is dan 2 meter van de maximale
uitrekking voor flexibele stalen buizen en
1,5 meter voor rubberen buizen.
• De buizen mogen niet in aanraking
komen met beweegbare delen, en
mogen niet verpletterd worden.
Installatie
115
NL
Plaats, als de slangaansluiting(en) is(zijn)
vastgedraaid, de gasleiding 6 op de
slangaansluiting en bevestig ze met de klem
5 conform de van kracht zijnde norm.
Aansluiting met een flexibele stalen buis
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Draai de aansluiting 3 zorgvuldig op de
gasaansluiting 1 van het apparaat, en
breng de pakking 2 ertussen aan.
Aansluiting met een flexibele stalen buis
met bajonetsluiting
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
behulp van een flexibele stalen buis met
bajonetsluiting, in overeenstemming met
B.S. 669. Breng isolerend materiaal aan op
de schroefdraad van de gasleiding 4, en
draai de adapter 3 vast. Draai het blok vast
op de mobiele verbinding 1 van het
apparaat, en voorzie steeds de
bijgeleverde pakking 2.
De aansluiting met rubberleiding
conform de van kracht zijnde
normen mag enkel uitgevoerd
worden wanneer de leiding over
de volledige lengte geïnspecteerd
kan worden.
De binnendiameter van de buis
moet 8 mm zijn voor vloeibaar
gas, en 13 mm voor methaan en
stadsgas.
Installatie
116
Aansluiting met een flexibele stalen buis
met conische verbinding
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Draai de verbinding 3 zorgvuldig vast op
de gasaansluiting 1 (schroefdraad ½” ISO
228-1) van het apparaat, en breng altijd
de bijgeleverde pakking 2 aan. Breng
isolatiemateriaal aan op de schroefdraad
van de verbinding 3, en draai de flexibele
stalen leiding 4 vast op de verbinding 3.
Aansluiten op LPG
Gebruik een drukregelaar, en realiseer de
aansluiting op de gasfles volgens de
voorschriften die bepaald worden door de
van kracht zijnde normen.
De toevoerdruk moet de waarden
respecteren die worden aangeduid in de
tabel „Tabel eigenschappen brander en
gasmondstukken”.
Ventilatie van de vertrekken
Het apparaat mag enkel in permanent
geventileerde ruimten worden
geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door
de toepasselijke normen. In de ruimte waar
het apparaat geïnstalleerd is, moet een
voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die
nodig is voor de regelmatige
gasverbranding en de luchtverversing van
de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die
beschermd worden door roosters, moeten
afmetingen conform de van kracht zijnde
normen hebben, en moeten zodanig
geplaatst zijn dat ze niet, ook niet
gedeeltelijk, verstopt worden.
De ruimte moet goed geventileerd worden
zodat de hitte en de vochtigheid
geëlimineerd worden die geproduceerd
worden door de bereidingen: vooral nadat
het apparaat lang niet gebruikt werd, wordt
aanbevolen om een venster te openen of
om de snelheid van eventuele ventilatoren
te verhogen.
Afvoer van de verbrandingsproducten
De afvoer van de verbrandingsproducten
moet verzekerd worden door middel van
afzuigkappen, die aangesloten zijn op een
rookkanaal met een efficiënte trek of met
een geforceerde afzuiging. Een efficiënt
afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen
worden door een bevoegde specialist, en
moet uitgevoerd worden door de posities
en de afstanden te respecteren die
voorzien worden door de normen.
Installatie
117
NL
Na de handeling moet de installateur een
conformiteitscertificaat afgeven.
1 Evacuatie door middel van een afzuigkap
2 Evacuatie zonder afzuigkap
A Evacuatie in enkel rookkanaal met
natuurlijke trek
B Evacuatie in enkel rookkanaal met
elektrische ventilator
C Evacuatie rechtstreeks in de atmosfeer
met elektrische ventilator op de wand of in
de ruit
D Evacuatie rechtstreeks in de atmosfeer via
de wand
Lucht
Verbrandingsproducten
Elektrische ventilator
5.2 Aanpassing aan de verschillende
gastypes
Wanneer andere gastypes worden
gebruikt, moeten de straalpijpen op de
branders vervangen worden en moet de
minimum vlam op de gaskranen geregeld
worden.
Vervanging van de straalpijpen
1. Verwijder de roosters, de deksels en de
vlamverdelers om de branderdoppen te
bereiken.
2. Vervang de straalpijpen met behulp van
een pijpsleutel van 7 mm afhankelijk van
het gebruikte gas (raadpleeg „Type van
gas en toebehorende landen”).
3. Plaats de branders weer correct in de
gepaste zittingen.
Installatie
118
Regeling van het minimum voor methaan
of stadsgas
Schakel de brander in, en stel in op de
minimum positie. Verwijder de knop van de
gaskraan, en handel op de regelschroef
die zich naast het staafje van de kraan
bevindt (afhankelijk van het model) tot een
regelmatige minimum vlam wordt
verkregen.
Monteer de knoppen opnieuw, en
controleer de stabiliteit van de vlam van de
brander. Draai de knop snel vanaf de
maximum positie naar de minimum positie:
de vlam zou niet mogen uitgaan. Herhaal
deze handeling voor alle gaskranen.
Regeling van het minimum voor
vloeibaar gas
Draai de schroef naast het staafje van de
kraan helemaal rechtsom.
Smering van de gaskranen
Het kan zijn dat de gaskranen mettertijd
moeilijk draaien en geblokkeerd raken.
Reinig ze intern, en vervang het smeervet.
Na de regeling met een ander gas
dan het gas dat in de fabriek werd
afgesteld moet het etiket voor de
regeling van het gas, dat werd
aangebracht op het apparaat,
vervangen worden door het etiket
voor het nieuwe gas. Het etiket is
bij de straalpijpen gevoegd
(indien aanwezig).
De smering van de gaskranen
moet uitgevoerd worden door een
gespecialiseerde technicus.
Installatie
119
NL
Type van gas en toebehorende landen
Type van gas IT GB-IE FR-BE DE AT NL ES PT SE RU DK PL HU
1 Methaan G20
G20 20 mbar
•• •••••
G20/25 20/25 mbar
2 Methaan G20
G20 25 mbar
3 Methaan G25
G25 25 mbar
4 Methaan G25.1
G25.1 25 mbar
5 Methaan G25
G25 20 mbar
6 Methaan G27
G27 20 mbar
7 Methaan G2.350
G2.350 13 mbar
8 Vloeibaar gas G30/31
G30/31 28/37 mbar
••
G30/31 30/37 mbar
••
G30/31 30/30 mbar
••
9 Vloeibaar gas G30/31
G30/31 37 mbar
10 Vloeibaar gas G30/31
G30/31 50 mbar
••
11 Stadsgas G110
G110 8 mbar
••
12 Stadsgas G120
G120 8 mbar
Het is mogelijk om de gastypen
vast te stellen die in het land van
installatie van het apparaat
beschikbaar zijn. Zie het nummer
in de aanhef voor de juiste
waarden in de „Tabel
eigenschappen brander en
gasmondstukken”.
Installatie
120
Tabel eigenschappen brander en gasmondstukken
1 Methaan G20 AUX SR R UR
Nominaal thermisch vermogen (kW)
1.0 1.8 2.9 4.0
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
72 94 115 145
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
(X) (Y) (Y) (Z)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1600
2 Methaan G20 - 25 mbar AUX SR R UR
Nominaal thermisch vermogen (kW)
1.0 1.8 2.9 4.0
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
72 94 113 135
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
(X) (Z) (H8) (S)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1600
3 Methaan G25 - 25 mbar AUX SR R UR
Nominaal thermisch vermogen (kW)
1.0 1.8 2.8 4.0
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
72 94 115 148
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
(X) (Y) (Y) (F3)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1600
4 Methaan G25.1 - 25 mbar AUX SR R UR
Nominaal thermisch vermogen (kW)
1.0 1.8 2.9 4.0
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
77 100 134 152
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
(F1) (Y) (F3) (F3)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1600
5 Methaan G25 - 20 mbar AUX SR R UR
Nominaal thermisch vermogen (kW)
1.0 1.8 2.9 3.9
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
77 100 134 152
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
(F1) (Y) (F3) (F3)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1600
6 Methaan G27 - 20 mbar AUX SR R UR
Nominaal thermisch vermogen (kW)
1.0 1.8 2.9 3.9
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
77 105 138 158
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
(F1) (Y) (F3) (F3)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1600
7 Methaan G2.350 - 13 mbar AUX SR R UR
Nominaal thermisch vermogen (kW)
1.0 1.8 2.9 4.0
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
94 120 165 210
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
(Y) (Y) (F3) (H3)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1600
Installatie
121
NL
De straalpijpen die niet worden bijgeleverd kunt u bestellen bij erkende servicecentra.
8 Vloeibaar gas G30/31 AUX SR R UR
Nominaal thermisch vermogen (kW)
1.0 1.75 2.9 4.0
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
50 65 85 102
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
----
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1600
Nominaal verbruik G30 (g/h)
73 127 211 291
Nominaal verbruik G31 (g/h)
71 125 207 286
9 Vloeibaar gas G30/31 - 37 mbar AUX SR R UR
Nominaal thermisch vermogen (kW)
1.0 1.8 2.9 4.0
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
50 65 81 94
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
----
Gereduceerd verbruik (W)
450 550 800 1600
Nominaal verbruik G30 (g/h)
73 131 211 291
Nominaal verbruik G31 (g/h)
71 129 207 286
10 Vloeibaar gas G30/31 - 50 mbar AUX SR R UR
Nominaal thermisch vermogen (kW)
1.0 1.8 2.9 3.8
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
43 58 74 77
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
(H2) (M) (Z) (F4)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1600
Nominaal verbruik G30 (g/h)
73 131 211 291
Nominaal verbruik G31 (g/h)
71 129 207 286
11 Stadsgas G110 - 8 mbar AUX SR R UR
Nominaal thermisch vermogen (kW)
1.0 1.8 2.8 3.8
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
145 185 260 340
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
(/8) (/2) (/3) (/13)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1400
12 Stadsgas G120 - 8 mbar AUX SR R UR
Nominaal thermisch vermogen (kW)
1.0 1.8 2.9 3.8
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
145 185 260 315
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
(/8) (/2) (/3) -
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1400
Installatie
122
5.3 Plaatsing
Algemene informatie
Het apparaat kan geïnstalleerd worden
tegen wanden die hoger zijn dan het
werkblad, op een minimum afstand van 50
mm van de zijkant van het apparaat, zoals
wordt aangeduid in de afbeeldingen A en
C betreffende de installatieklassen.
Keukenkasten die zich boven het werkblad
bevinden, moeten zich op een afstand van
minstens 750 mm bevinden. Bij gebruik van
een afzuigkap boven de kookplaat dient
de gebruiksaanwijzing van de afzuigkap te
worden geraadpleegd om de correcte
afstand te bepalen.
Dit apparaat behoort naargelang het
installatietype tot de klasse:
A - Klasse 1
(Apparaat vrije installatie)
Zwaar apparaat
Pletgevaar
• Plaats het apparaat op het meubel
samen met een tweede persoon.
Druk op de open deur
Gevaar voor beschadiging van
het apparaat
• Gebruik de deur niet als hefboom om
het apparaat in het meubel te plaatsen.
• Oefen niet te veel kracht uit op de
geopende deur.
Warmteontwikkeling tijdens
werking van het apparaat
Brandgevaar
• Fineerbewerkingen, kleefstoffen of
plastic bekledingen van aangrenzende
meubels moeten warmtebestendig zijn
(minstens 90°C).
Installatie
123
NL
B - Klasse 2 subklasse 1
(Ingebouwd apparaat)
C - Klasse 2 subklasse 1
(Ingebouwd apparaat)
5.4 Elektrische aansluiting
Algemene informatie
Controleer of de kenmerken van het
stroomnet overeenstemmen met de
gegevens op het identificatieplaatje.
Het identificatieplaatje bevat de technische
gegevens, het serienummer en de
merknaam van het apparaat.
Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
Voorzie de aarding met een kabel van
minimaal 20 mm langer dan de andere.
Het apparaat moet geïnstalleerd
worden door een bevoegd
technicus, en volgens de van
kracht zijnde normen.
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Laat het apparaat aansluiten door
gekwalificeerd technisch personeel.
• Gebruik persoonlijke
beschermingsmiddelen.
De aarding moet verplicht aangebracht
worden volgens de voorziene
veiligheidsnormen van de elektrische
installatie.
• Schakel de stroomtoevoer uit.
• Trek nooit aan de kabel om de stekker
uit het stopcontact te halen.
• Gebruik kabels die bestand zijn tegen
temperaturen van minstens 90 °C.
• Het aandraaimoment van de schroeven
van de stroomgeleiders van het
klemmenbord moet 1,5-2 Nm
bedragen.
Installatie
124
Het apparaat kan op de volgende
manieren functioneren:
220-240 V 1N~
Driepolige kabel 3 x 1,5 mm².
Vaste aansluiting
Voorzie een meerpolige onderbreking voor
de voeding, overeenkomstig de
installatienormen.
De schakelaar dient op een eenvoudig te
bereiken plaats en in de nabijheid van het
apparaat te zijn aangebracht.
Aansluiting met stekker en stopcontact
Controleer of de stekker en het stopcontact
van hetzelfde type zijn.
Gebruik geen verloopstekkers, adapters of
aftakkingen, omdat ze oververhitting of
brand zouden kunnen veroorzaken.
Plaatsing en nivellering
• Nadat de gas- en de elektrische
aansluiting is uitgevoerd, moeten de vier
bijgeleverde voetjes van het apparaat
vastgedraaid worden.
Voor de stabiliteit is het absoluut
noodzakelijk dat het apparaat correct
genivelleerd wordt op de ondergrond:
• Schroef de voeten onderaan tot het
apparaat stabiel staat en genivelleerd is.
De waarden verwijzen naar de
diameter van de interne geleider.
De stroomkabels hebben
afmetingen die rekening houden
met de gelijktijdigheidsfactor
(conform de norm EN 60335-2-6).
Zwaar apparaat
Gevaar voor beschadiging van
het apparaat
• Plaats eerst de voorste voetjes en
daarna de achterste.
Installatie
125
NL
Bevestiging op de wand
1. Schroef het bevestigingsplaatje aan de
achterkant van het apparaat aan de
muur vast.
2. Regel de hoogte van de 4 pootjes.
3. Assembleer de bevestigingsbeugel.
4. Lijn de onderkant van de haak van de
bevestigingsbeugel uit met de onderkant
van de rand van het bevestigingsplaatje
aan de muur.
Om omvallen van het apparaat te
voorkomen, moeten de
stabilisatoren worden
geïnstalleerd.
Installatie
126
5. Lijn de onderkant van het
bevestigingsbeugel uit met de grond en
draai de schroeven op de vastgestelde
punten vast.
6. Houd tussen de zijkant van het apparaat
en de gaten van de beugel 50 mm vrij.
7. Plaats de beugel op de muur en geef de
punten aan waar gaten in de muur
moeten worden geboord.
8. Boor de gaten. Zet de beugel met
pluggen en schroeven aan de muur vast.
9. Duw het fornuis naar de muur en breng
tegelijkertijd de beugel aan in het plaatje
dat aan de achterkant van het apparaat
is aangebracht.
Installatie
127
NL
Montage van de plint
De plint moet steeds correct gepositioneerd
en bevestigd worden op het apparaat.
1. Draai de 2 moeren B achteraan het vlak
los.
2. Positioneer de plint zodanig boven het
vlak dat de pinnen C overeenkomen met
de openingen D.
3. Bevestig de plint op het vlak door de
schroeven A vast te draaien.
De bijgeleverde plint is een
integrerend deel van het product.
Ze moet op het apparaat
bevestigd worden voordat het
apparaat zelf wordt geïnstalleerd.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42

Smeg CG90X9 de handleiding

Categorie
Accessoires voor het maken van koffie
Type
de handleiding