Documenttranscriptie
N
Gebruikershandleiding
Personal computer
VGN-Z-serie
n 2 N
Inhoud
Voor gebruik ....................................................................... 4
Meer informatie over uw VAIO-computer...................... 5
Ergonomische overwegingen........................................ 7
Aan de slag......................................................................... 9
De besturingselementen en poorten ........................... 10
De lampjes .................................................................. 16
Een stroombron aansluiten ......................................... 17
De batterij gebruiken ................................................... 19
De computer veilig uitschakelen ................................. 25
Energiebesparingsstanden gebruiken......................... 26
Uw computer bijwerken............................................... 28
De VAIO-computer gebruiken........................................... 29
Het toetsenbord gebruiken.......................................... 30
Het touchpad gebruiken .............................................. 32
De knoppen voor speciale functies gebruiken ............ 33
De ingebouwde camera gebruiken ............................. 34
Het optische station gebruiken.................................... 35
De Memory Stick gebruiken ........................................ 42
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken ............ 48
Het internet gebruiken................................................. 54
Het netwerk (LAN) gebruiken...................................... 56
Het draadloze LAN gebruiken ..................................... 57
Het draadloze WAN gebruiken ....................................64
De Bluetooth-functie gebruiken ...................................68
Vingerafdrukverificatie gebruiken ................................73
De TPM gebruiken.......................................................80
Randapparaten gebruiken.................................................90
Een dokstation aansluiten ...........................................91
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon
aansluiten ....................................................................99
Een externe monitor aansluiten .................................100
Weergavemodi selecteren .........................................107
De meerdere-monitorsfunctie gebruiken ...................108
Een externe microfoon aansluiten .............................110
Een USB-apparaat aansluiten ...................................111
Een i.LINK-apparaat aansluiten.................................113
Uw VAIO-computer aanpassen.......................................115
Prestatiemodi selecteren ...........................................116
Het wachtwoord instellen...........................................118
Intel® VT gebruiken ...................................................130
VAIO Control Center gebruiken .................................131
VAIO Power Management gebruiken ........................133
De weergavetaal wijzigen ..........................................135
De modem configureren ............................................136
De harde schijf beschermen ......................................137
n 3 N
Uw VAIO-computer uitbreiden ........................................ 138
Geheugen toevoegen en verwijderen ....................... 139
Voorzorgsmaatregelen ................................................... 145
Informatie over de veiligheid ..................................... 146
Informatie over reinigen en onderhoud ..................... 149
Met de computer omgaan ......................................... 150
Met het LCD-scherm omgaan ................................... 152
De stroomvoorziening gebruiken .............................. 153
Met de ingebouwde camera omgaan........................ 154
Met schijven omgaan ................................................ 155
De batterij gebruiken ................................................. 156
Memory Sticks hanteren ........................................... 157
Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan .......... 158
Vingerafdrukverificatie gebruiken.............................. 159
De TPM gebruiken .................................................... 161
Problemen oplossen ....................................................... 163
Computer .................................................................. 165
Systeembeveiliging ................................................... 174
Batterij ....................................................................... 175
Ingebouwde camera.................................................. 177
Internet ...................................................................... 179
Netwerken ................................................................. 181
Bluetooth-technologie ............................................... 186
Optische schijven ...................................................... 190
Beeldscherm..............................................................194
Afdrukken ..................................................................198
Microfoon ...................................................................199
Luidsprekers ..............................................................200
Touchpad...................................................................201
Toetsenbord ..............................................................202
Diskettes ....................................................................203
Audio/video ................................................................204
Memory Stick .............................................................207
Randapparatuur.........................................................208
Dokstation..................................................................209
Handelsmerken ...............................................................210
Opmerking.......................................................................212
Voor gebruik >
n 4 N
Voor gebruik
Gefeliciteerd met de aankoop van deze Sony VAIO®-computer en welkom bij de Gebruikershandleiding op het scherm.
Sony heeft speerpunttechnologie op het gebied van audio, video, computertechnologie en communicatie gecombineerd en
geïntegreerd in deze uiterst geavanceerde computer.
!
Externe aanzichten die in deze handleiding worden geïllustreerd, kunnen enigszins verschillen van de werkelijke aanzichten van uw computer.
Locatie van specificaties
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen, opties en meegeleverde items beschikbaar op uw computer.
Ga naar de website van VAIO-Link op http://www.vaio-link.com voor meer informatie over de configuratie van uw computer.
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
n 5 N
Meer informatie over uw VAIO-computer
In dit gedeelte vindt u ondersteuningsinformatie over uw VAIO-computer.
1. Gedrukte documentatie
❑ Handleiding Snel aan de slag: een overzicht van het aansluiten van onderdelen, configuratiegegevens, enzovoort.
❑ Gids systeemherstel en probleemoplossing
❑ Voorschriften, Garantie en Ondersteuning
2. Documentatie op het scherm
❑ Gebruikershandleiding (deze handleiding): de functies van de computer en informatie over veelvoorkomende problemen.
U geeft deze handleiding als volgt op het scherm weer:
1
Klik op Start, Alle programma's en VAIO Documentation.
2
Open de map voor uw taal.
3
Kies de handleiding die u wilt lezen.
Als u handmatig in de gebruikershandleiding wilt zoeken, gaat u naar Computer > VAIO (C:) (uw C-schijf) > Documentatie (Documentation) >
Documentatie (Documentation) en opent u de map voor uw taal.
❑ Windows Help en ondersteuning: een uitgebreide bron voor praktisch advies, zelfstudies en demo's die u leren uw
computer te gebruiken.
Voor toegang tot Windows Help en ondersteuning klikt u op Start
Microsoft Windows-toets ingedrukt en drukt u op F1.
en op Help en ondersteuning, of houdt u de
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
n 6 N
3. Ondersteuningswebsites
Als u een probleem hebt met de computer, kunt u naar de website van VAIO-Link gaan op http://www.vaio-link.com voor
probleemoplossing.
Alvorens telefonisch contact op te nemen met VAIO-Link, moet u proberen het probleem op te lossen door de meegeleverde
documentatie te lezen en andere websites van Sony te bezoeken.
❑ Ga naar de website http://www.club-vaio.com als u meer te weten wilt komen over VAIO en deel wilt uitmaken van de
groeiende VAIO-gemeenschap.
❑ Ga naar de website http://www.sonystyle-europe.com voor het online aanschaffen van producten.
❑ Ga naar de website http://www.sony.net voor overige Sony-producten.
Zorg dat u het serienummer van uw VAIO-computer bij de hand hebt wanneer u telefonisch contact opneemt met VAIO-Link.
Het serienummer bevindt zich aan de onderkant, aan de achterkant of in het batterijcompartiment van uw VAIO-computer.
Voor gebruik >
Ergonomische overwegingen
n 7 N
Ergonomische overwegingen
U zult uw computer waarschijnlijk op verschillende plaatsen gebruiken. Indien mogelijk moet u rekening houden met de
volgende ergonomische overwegingen die zowel betrekking hebben op gewone als op draagbare computers:
❑ Positie van de computer: plaats de computer direct voor u. Houd uw onderarmen horizontaal, met uw polsen in een
neutrale, comfortabele positie als u het toetsenbord of aanwijsapparaat gebruikt. Houd uw bovenarmen ontspannen
naast uw bovenlichaam. Pauzeer regelmatig tijdens het gebruik van de computer. Als u te veel met de computer werkt,
kunt u uw ogen, spieren of pezen overbelasten.
❑ Meubilair en houding: gebruik een stoel met een goede rugsteun. Stel de hoogte van de stoel zo in dat uw voeten plat
op de grond staan. Gebruik een voetbankje als u daar comfortabeler mee zit. Neem een ontspannen houding aan, houd
uw rug recht en neig niet te ver naar voren (ronde rug) of naar achteren.
Voor gebruik >
Ergonomische overwegingen
n 8 N
❑ Gezichtshoek t.o.v. het scherm: kantel het scherm tot u de optimale gezichtshoek vindt. Dit is minder belastend voor
uw ogen en spieren. Stel ook de helderheid van het scherm optimaal in.
❑ Verlichting: zorg ervoor dat zonlicht of kunstlicht niet direct op het scherm valt om reflectie en schittering te vermijden.
Werk met indirecte verlichting om lichtvlekken op het scherm te vermijden. Met de juiste verlichting werkt u niet alleen
comfortabeler, maar ook efficiënter.
❑ Opstelling van een externe monitor: als u een externe monitor gebruikt, plaatst u deze op een comfortabele
gezichtsafstand. Plaats het scherm op ooghoogte of iets lager als u vlak voor de monitor zit.
Aan de slag >
n 9 N
Aan de slag
In dit deel wordt beschreven hoe u aan de slag kunt met de VAIO-computer.
❑ De besturingselementen en poorten (pagina 10)
❑ De lampjes (pagina 16)
❑ Een stroombron aansluiten (pagina 17)
❑ De batterij gebruiken (pagina 19)
❑ De computer veilig uitschakelen (pagina 25)
❑ Energiebesparingsstanden gebruiken (pagina 26)
❑ Uw computer bijwerken (pagina 28)
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
n 10 N
De besturingselementen en poorten
Bekijk de besturingselementen en poorten op de volgende pagina's.
!
Het uiterlijk van uw computer zoals dit in deze handleiding wordt geïllustreerd, kan verschillen van het werkelijke uiterlijk van uw computer vanwege
verschillen in de specificaties. Het kan ook per land of regio verschillen.
Voorzijde
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
Ingebouwde MOTION EYE-camera (pagina 34)
Lampje voor ingebouwde MOTION EYE-camera (pagina 16)
Num lock-lampje (pagina 16)
Caps lock-lampje (pagina 16)
Scroll lock-lampje (pagina 16)
LCD-scherm (pagina 152)
Ingebouwde luidsprekers (stereo)
Toetsenbord (pagina 30)
Touchpad (pagina 32)
Linkerknop (pagina 32)
K Vingerafdruksensor* (pagina 73)
L Rechterknop (pagina 32)
*
Alleen op bepaalde modellen.
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
n 11 N
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
Lampje voor STAMINA-modus (pagina 16)
Prestatiekeuzeschakelaar (pagina 116)
Lampje voor SPEED-modus (pagina 16)
Knop S1/S2 (pagina 33)
Uitwerpknop voor station (pagina 33)
Batterijlampje (pagina 16)
Lampje voor schijfstation (pagina 16)
Lampje voor mediatoegang (pagina 16)
WIRELESS-lampje (pagina 16)
Sleuf voor SD-geheugenkaart (pagina 50)
K Memory Stick-sleuf* (pagina 42)
L WIRELESS-schakelaar (pagina 57), (pagina 64), (pagina 68)
M Ingebouwde microfoon (mono)
*
Uw computer ondersteunt zowel Memory Sticks in het standaardformaat als
Memory Sticks in het Duo-formaat.
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
n 12 N
Achterzijde
A SIM-kaartsleuf* (pagina 64)
B Batterijconnector (pagina 19)
*
Alleen op bepaalde modellen.
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
n 13 N
Rechterzijde
A
B
C
D
Optisch station (pagina 35)
Lampje voor optisch station (pagina 16)
Opening voor handmatig uitwerpen (pagina 190)
Reserve-uitwerpknop voor station (pagina 35)
E HDMI-uitgangspoort*1 (pagina 104)
F Hi-Speed USB-poort (USB 2.0)*2 (pagina 111)
G Monitorpoort*3 (pagina 100)
H Aan/uit-knop / Aan/uit-lampje (pagina 16)
*1
Alleen functioneel wanneer de computer zich in de SPEED-modus bevindt.
*2
Ondersteunt hoge/volle/lage snelheid.
*3
Is niet toegankelijk wanneer de computer op het dokstation is aangesloten.
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
n 14 N
Linkerzijde
A DC IN-poort (pagina 17)
B Netwerkpoort (LAN) (pagina 56)
C Ventilatieopening
D ExpressCard/34 -sleuf (pagina 48)
E Beveiligingssleuf
F Modempoort (pagina 54)
G
H
I
J
Hi-Speed USB-poort (USB 2.0)* (pagina 111)
*
Ondersteunt hoge/volle/lage snelheid.
4-pins i.LINK-poort (S400) (pagina 113)
Microfoonconnector (pagina 110)
Hoofdtelefoonconnector (pagina 99)
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
n 15 N
Onderzijde
A Aansluiting voor dokstation (pagina 93)
B Ventilatieopeningen
C Kapje van geheugenmodulecompartiment (pagina 139)
Aan de slag >
De lampjes
n 16 N
De lampjes
Uw computer is voorzien van de volgende lampjes:
Lampje
Functies
Aan/uit 1
Brandt groen als de computer is ingeschakeld, knippert langzaam oranje als de computer in de slaapstand is
gezet en gaat uit als de computer wordt uitgeschakeld of in de sluimerstand is gezet.
Batterijlading
Brandt als de batterij wordt opgeladen. Zie De batterij opladen (pagina 22) voor meer informatie.
Mediatoegang
Brandt terwijl gegevens worden gelezen van een geheugenkaart, zoals een Memory Stick of een
SD-geheugenkaart. (Zet de computer niet in de slaapstand of schakel de computer niet uit wanneer dit lampje
brandt.) Als het lampje niet brandt, wordt de geheugenkaart niet gebruikt.
Ingebouwde MOTION EYE-camera
Brandt als de ingebouwde camera in gebruik is.
STAMINA-modus
Brandt wanneer de computer zich in de STAMINA-modus bevindt zodat de batterij minder snel leeg raakt.
SPEED-modus
Brandt wanneer de computer zich in de SPEED-modus bevindt voor snellere prestaties.
Optisch station
Brandt als gegevens worden gelezen van het optische station. Als het lampje niet brandt, wordt het optische
station niet gebruikt.
Schijfstation
Brandt als gegevens worden gelezen van het ingebouwde opslagapparaat of het optische station. Zet de computer
niet in de slaapstand of schakel de computer niet uit wanneer dit lampje brandt.
Num lock
Druk op de toets Num Lk om het numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk er nogmaals op om het numerieke
toetsenblok uit te schakelen. Als het lampje niet brandt, is het numerieke toetsenblok uitgeschakeld.
Caps lock
Scroll lock
WIRELESS
Druk op de toets Caps Lock als u hoofdletters wilt typen. Letters worden als kleine letters weergegeven als
u op de toets Shift drukt terwijl het lampje brandt. Druk nogmaals op de toets om het lampje uit te schakelen.
U kunt weer normaal typen als het lampje Caps lock niet meer brandt.
Druk op de toetsen Fn+Scr Lk om het bladeren op het scherm te wijzigen. U kunt weer normaal bladeren als
het lampje Scroll lock niet meer brandt. De functies van de toets Scr Lk kunnen verschillen, afhankelijk van het
gebruikte programma. De toets werkt niet in alle programma's.
Brandt als een of meer draadloze opties zijn ingeschakeld.
Aan de slag >
Een stroombron aansluiten
n 17 N
Een stroombron aansluiten
De computer kan werken op netstroom (via een netadapter) of op een oplaadbare batterij.
De netadapter gebruiken
Wanneer de computer rechtstreeks op netspanning is aangesloten en er een batterij is geplaatst, wordt netspanning gebruikt.
Gebruik alleen de meegeleverde netadapter voor uw computer.
De netadapter gebruiken
1
Steek het ene uiteinde van het netsnoer (1) in de netadapter (3).
2
Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (2).
3
Steek de stekker van de netadapter (3) in de DC IN-poort (4) van de computer of het optionele dokstation.
!
De vorm van de netadapterconnector kan variëren, afhankelijk van de netadapter.
Aan de slag >
Een stroombron aansluiten
Als u de netstroom naar de computer volledig wilt verbreken, koppelt u de netadapter los.
Zorg ervoor dat het stopcontact gemakkelijk toegankelijk is.
Als u de computer langere tijd niet gaat gebruiken, zet u de computer in de sluimerstand. Zie De sluimerstand gebruiken (pagina 27).
n 18 N
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij gebruiken
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij plaatsen/verwijderen
De batterij plaatsen
1
Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2
Schuif het vergrendelingslipje LOCK voor de batterij (1) naar binnen.
n 19 N
Aan de slag >
De batterij gebruiken
n 20 N
3
Schuif de batterij diagonaal in het batterijcompartiment tot de uitsteeksels (2) aan beide kanten van het batterijcompartiment
in de U-vormige uitsparingen (3) aan beide kanten van de batterij vastzitten.
4
Duw de batterij omlaag in het compartiment totdat deze op zijn plaats klikt.
5
Schuif het vergrendelingslipje LOCK voor de batterij naar buiten om de batterij in de computer vast te zetten.
Aan de slag >
De batterij gebruiken
n 21 N
De batterij verwijderen
!
U kunt gegevens verliezen als u de batterij verwijdert wanneer de computer is ingeschakeld en niet op de netspanning is aangesloten, of wanneer u de
batterij verwijdert als de computer in de slaapstand is gezet.
1
Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2
Schuif het vergrendelingslipje LOCK voor de batterij (1) naar binnen.
3
Schuif de RELEASE-pal voor de batterij (2) naar binnen en houd deze vast, plaats een vingertop onder het lipje (3) op
de batterij en til de batterij in de richting van de pijl. Schuif de batterij vervolgens uit de computer.
!
Sommige oplaadbare batterijen voldoen niet aan de kwaliteits- en veiligheidsstandaarden van Sony. Om veiligheidsredenen werkt deze computer alleen
met originele Sony-batterijen die voor dit model zijn ontworpen. Als u een niet-goedgekeurde batterij plaatst, wordt de batterij niet opgeladen en werkt
de computer niet.
Aan de slag >
De batterij gebruiken
n 22 N
De batterij opladen
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij opladen
1
Plaats de batterij.
2
Sluit de computer met de netadapter aan op een stopcontact.
Het batterijlampje brandt als de batterij wordt opgeladen. Wanneer de batterijlading bijna het maximale percentage heeft
bereikt dat u hebt opgegeven bij de batterijladingsfuncties, gaat het batterijlampje uit.
Batterijlampje
Betekenis
Brandt oranje
De batterij wordt opgeladen.
Knippert samen met het groene
stroomlampje
De batterij is bijna leeg. (Normale stand)
Knippert samen met het oranje
stroomlampje
De batterij is bijna leeg. (Slaapstand)
Is oranje en knippert snel
Er is een batterijstoring opgetreden vanwege een
defecte of niet goed vergrendelde batterij.
!
Laad de batterij vanaf de eerste keer op zoals is beschreven in deze handleiding.
Aan de slag >
De batterij gebruiken
n 23 N
Laat de batterij in de computer zitten als deze rechtstreeks op netspanning is aangesloten. De batterij wordt verder opgeladen terwijl u de computer
gebruikt.
Als de batterijlading bijna op is en de batterij- en stroomlampjes knipperen, moet u de netadapter aansluiten zodat de batterij weer kan worden opgeladen
of de computer uitschakelen en een volledig opgeladen batterij plaatsen.
Uw computer wordt geleverd met een oplaadbare lithium-ionbatterij. Het opladen van een gedeeltelijk ontladen batterij heeft geen invloed op de
levensduur van de batterij.
U kunt de levensduur van de batterij verlengen als u de batterijbeheerfunctie inschakelt met de Functies batterijlading (Battery Charge Functions) van
het VAIO Control Center.
Tijdens het gebruik van sommige toepassingen of randapparaten is het mogelijk dat de computer niet overschakelt op de sluimerstand, zelfs niet als
de batterij bijna leeg is. Om te vermijden dat u gegevens verliest wanneer de computer op batterijstroom werkt, moet u uw gegevens geregeld opslaan
en handmatig een energiebeheerstand activeren, bijvoorbeeld de slaap- of sluimerstand.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de slaapstand staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug te
keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Aan de slag >
De batterij gebruiken
n 24 N
De levensduur van de batterij verlengen
Als de computer op batterijstroom werkt, kunt u de levensduur van de batterij verlengen met de volgende methoden.
❑ Verminder de helderheid van uw computerscherm.
❑ Gebruik de energiebesparingsstand. Zie Energiebesparingsstanden gebruiken (pagina 26) voor meer informatie.
❑ Wijzig de instellingen voor energiebesparing bij Energiebeheer. Zie VAIO Power Management gebruiken (pagina 133)
voor meer informatie.
❑ Stel de wallpaper in bij Een energiebesparende wallpaper instellen (Long Battery Life Wallpaper Setting) in het
VAIO Control Center als de achtergrond voor uw bureablad.
Aan de slag >
De computer veilig uitschakelen
n 25 N
De computer veilig uitschakelen
Zorg ervoor dat u de computer op de juiste manier afsluit om te vermijden dat u gegevens verliest, zoals hieronder wordt
beschreven.
De computer afsluiten
1
Schakel alle op de computer aangesloten randapparaten uit.
2
Klik op Start en op Afsluiten.
3
Antwoord op alle waarschuwingen om documenten op te slaan of rekening te houden met andere gebruikers en wacht
tot de computer is uitgeschakeld.
Het stroomlampje gaat uit.
Aan de slag >
Energiebesparingsstanden gebruiken
n 26 N
Energiebesparingsstanden gebruiken
Via de instellingen voor energiebeheer kunt u ervoor zorgen dat de batterij minder snel leeg raakt. Naast de normale
werkingsmodus heeft de computer twee andere energiebesparingsstanden waaruit u kunt kiezen: slaap- en sluimerstand.
!
Als u de computer langere tijd niet gaat gebruiken terwijl deze is losgekoppeld van de netvoeding, zet u de computer in de sluimerstand of schakelt
u de computer uit.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de slaapstand staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug
te keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Stand
Beschrijving
Normale stand
Dit is de normale toestand als de computer in gebruik is. Als de computer in deze stand staat, brandt het groene
stroomlampje.
Slaapstand
In de slaapstand wordt het LCD-scherm uitgeschakeld en worden de ingebouwde opslagapparatuur en de CPU
ingesteld op laag energieverbruik. Als de computer in deze stand staat, knippert het oranje stroomlampje langzaam.
De computer verlaat de slaapstand sneller dan de sluimerstand. In de slaapstand verbruikt de computer echter
meer stroom dan in de sluimerstand.
Sluimerstand
Als de computer in de sluimerstand staat, wordt de toestand van het systeem opgeslagen in de ingebouwde
opslagapparatuur en wordt de stroom uitgeschakeld. Zelfs als de batterij leeg raakt, zullen er geen gegevens
verloren gaan. Als de computer in deze stand staat, brandt het aan/uit-lampje niet.
Aan de slag >
Energiebesparingsstanden gebruiken
n 27 N
Slaapstand gebruiken
De slaapstand activeren
Klik op Start, de pijl
naast de knop Afsluiten en op Slaapstand.
Terugkeren naar de normale stand
❑ Druk op een willekeurige toets.
❑ Druk op de aan/uit-knop van uw computer.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld. Alle nog niet opgeslagen gegevens
gaan hierbij verloren.
De sluimerstand gebruiken
De sluimerstand activeren
Druk op Fn+F12.
U kunt ook klikken op Start, op de pijl naast de knop Afsluiten en op Sluimerstand.
!
Verplaats de computer niet tot het stroomlampje uitgaat.
Terugkeren naar de normale stand
Druk op de aan/uit-knop.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld.
Aan de slag >
Uw computer bijwerken
n 28 N
Uw computer bijwerken
Installeer met de volgende softwaretoepassingen de meest recente updates op uw computer, zodat de computer efficiënter
kan werken.
❑ Windows Update
Klik op Start, Alle programma's en Windows Update, en volg de instructies op het scherm.
❑ VAIO Update 4
Klik op Start, Alle programma's, VAIO Update 4 en Ga naar VAIO webondersteuning (Go to VAIO Web Support),
en volg de instructies op het scherm.
!
Uw computer moet verbinding hebben met het internet voordat u updates kunt downloaden.
De VAIO-computer gebruiken >
n 29 N
De VAIO-computer gebruiken
In dit deel wordt beschreven hoe u optimaal kunt gebruikmaken van alle mogelijkheden van de VAIO-computer.
❑ Het toetsenbord gebruiken (pagina 30)
❑ Het touchpad gebruiken (pagina 32)
❑ De knoppen voor speciale functies gebruiken (pagina 33)
❑ De ingebouwde camera gebruiken (pagina 34)
❑ Het optische station gebruiken (pagina 35)
❑ De Memory Stick gebruiken (pagina 42)
❑ Andere modules/geheugenkaarten gebruiken (pagina 48)
❑ Het internet gebruiken (pagina 54)
❑ Het netwerk (LAN) gebruiken (pagina 56)
❑ Het draadloze LAN gebruiken (pagina 57)
❑ Het draadloze WAN gebruiken (pagina 64)
❑ De Bluetooth-functie gebruiken (pagina 68)
❑ Vingerafdrukverificatie gebruiken (pagina 73)
❑ De TPM gebruiken (pagina 80)
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
n 30 N
Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord is voorzien van extra toetsen waarmee u specifieke taken voor een bepaald model kunt uitvoeren.
Combinaties en functies met de Fn-toets
Sommige toetsenbordfuncties kunnen pas worden gebruikt wanneer het besturingssysteem volledig is opgestart.
Combinaties/Functie
Functie
Fn + % (F2): dempen
Hiermee worden de ingebouwde luidsprekers of de hoofdtelefoon in- en uitgeschakeld.
Fn + 2 (F3/F4): volumeregeling
Hiermee wijzigt u het volumeniveau.
Om het volume te verhogen, drukt u op de toetsen Fn+F4 en vervolgens op de toets M of ,, of u houdt de
toetsen Fn+F4 ingedrukt.
Om het volume te verlagen, drukt u op de toetsen Fn+F3 en vervolgens op de toets m of <, of u houdt de
toetsen Fn+F3 ingedrukt.
Fn + 8 (F5/F6): helderheidsregeling
Hiermee wijzigt u de helderheid van uw computerscherm.
Om de lichtintensiteit te verhogen, houdt u de toetsen Fn+F6 ingedrukt, of drukt u op de toetsen Fn+F6 en
vervolgens op de toets M of ,.
Om de lichtintensiteit te verlagen, houdt u de toetsen Fn+F5 ingedrukt, of drukt u op de toetsen Fn+F5 en
vervolgens op de toets m of <.
Fn +
Hiermee wisselt u af tussen schermuitvoer naar het computerscherm, een extern beeldscherm, gelijktijdige
uitvoer naar beide en meerdere beeldschermen die dienst doen als één bureaublad. Druk op Enter om de
schermuitvoer te selecteren.
/T (F7): schermuitvoer
!
Als u een monitorkabel loskoppelt van de computer terwijl een extern beeldscherm is geselecteerd als bestemming voor
de schermuitvoer, gaat het scherm uit. Druk in dit geval tweemaal op F7 terwijl u de toets Fn ingedrukt houdt en druk
vervolgens op Enter om de schermuitvoer naar het computerscherm te verplaatsen.
Mogelijk worden meerdere beeldschermen niet ondersteund. Dit is afhankelijk van het besturingssysteem van de computer.
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
Combinaties/Functie
Fn +
Fn +
/
(F9/F10): in- en uitzoomen
(F12): sluimerstand
n 31 N
Functie
Wijzigt de weergavegrootte van een afbeelding of document in bepaalde software.
Als u de weergave wilt verkleinen en de afstand tot de inhoud wilt vergroten (uitzoomen), drukt u op de toetsen
Fn+F9.
Als u de weergave wilt vergroten en de afstand tot de inhoud wilt verkleinen (inzoomen), drukt u op de toetsen
Fn+F10.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij VAIO Control Center wordt geleverd voor meer informatie.
In deze stand verbruikt de notebook de minste stroom. Als u deze opdracht uitvoert, wordt de status van
het systeem en de aangesloten randapparaten opgeslagen op het ingebouwde opslagapparaat en wordt
de systeemstroom uitgeschakeld. Om terug te keren naar de oorspronkelijke status van het systeem, schakelt
u de stroom in met de aan/uit-knop.
Zie Energiebesparingsstanden gebruiken (pagina 26) voor meer informatie over energiebeheer.
De VAIO-computer gebruiken >
Het touchpad gebruiken
n 32 N
Het touchpad gebruiken
U kunt objecten op het scherm aanwijzen, selecteren en slepen, en u kunt door een lijst met items bladeren met behulp van
het touchpad.
Actie
Beschrijving
Aanwijzen
Schuif uw vinger over het touchpad (1) om de aanwijzer (2) op een item of object te plaatsen.
Klikken
Druk één keer op de linkerknop (3).
Dubbelklikken
Druk twee keer achtereen op de linkerknop.
Klikken met de
rechtermuisknop
Druk één keer op de rechterknop (4). In veel toepassingen verschijnt in dit geval een contextgevoelig snelmenu (indien
aanwezig).
Slepen
Schuif uw vinger over het touchpad terwijl u de linkerknop ingedrukt houdt.
Bladeren
Schuif uw vinger langs de rechterkant van het touchpad om verticaal te bladeren. Schuif uw vinger langs de onderkant
om horizontaal te bladeren. Als u bent begonnen met verticaal of horizontaal bladeren, kunt u uw vinger in cirkels over
het touchpad bewegen zonder uw vinger van het touchpad te halen (de scrollfunctie is alleen beschikbaar in toepassingen
die de scrollfunctie voor het touchpad ondersteunen).
U kunt het touchpad in- of uitschakelen terwijl een muis is aangesloten op de computer. Als u de instellingen voor het touchpad wilt wijzigen, gebruikt
u VAIO Control Center.
!
Sluit een muis aan voordat u het touchpad uitschakelt. Als u dit niet doet, kunt u alleen het toetsenbord gebruiken voor aanwijsacties.
De VAIO-computer gebruiken >
De knoppen voor speciale functies gebruiken
De knoppen voor speciale functies gebruiken
De computer is uitgerust met speciale knoppen, waarmee u specifieke functies van de computer kunt gebruiken.
Knop met speciale functie
Functies
Knop S1/S2
Voert de taak uit die standaard aan elke knop is toegewezen.
U wijzigt de standaardtoewijzing met VAIO Control Center.
Uitwerpknop voor station
Hiermee opent u de lade van het optische station.
Als deze knop niet werkt, drukt u op de reserve-uitwerpknop van het optische station.
n 33 N
De VAIO-computer gebruiken >
De ingebouwde camera gebruiken
n 34 N
De ingebouwde camera gebruiken
Uw computer is uitgerust met een ingebouwde MOTION EYE-camera.
Met behulp van de vooraf geïnstalleerde software voor het vastleggen van beelden kunt u het volgende doen:
❑ Stilstaande beelden en films vastleggen
❑ Bewegingen van voorwerpen detecteren en vastleggen voor bewakingsdoeleinden
❑ Vastgelegde gegevens bewerken
Als u de computer inschakelt, wordt de ingebouwde camera geactiveerd.
Als u over de juiste software beschikt, kunt u de computer gebruiken voor videovergaderingen.
!
Als u software voor expresberichten of videobewerkingssoftware start of afsluit, wordt de ingebouwde camera niet in- of uitgeschakeld.
Zet de computer nooit in de slaap- of sluimerstand als u de ingebouwde camera gebruikt.
De vooraf geïnstalleerde software voor het vastleggen van beelden gebruiken
1
Klik op Start, Alle programma's, ArcSoft WebCam Companion 3 en WebCam Companion 3.
2
Klik op het gewenste pictogram in het hoofdvenster.
Voor gedetailleerde informatie over het gebruik van de software raadpleegt u het Help-bestand dat bij de software wordt
geleverd.
Wanneer u een beeld vastlegt of een film opneemt in een donkere ruimte, klikt u in het hoofdvenster op het pictogram Vastleggen (Capture),
klikt u op het pictogram WebCam Instellingen (WebCam Settings) en selecteert u de optie voor weinig licht of compensatie voor weinig licht in het
eigenschappenvenster.
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
n 35 N
Het optische station gebruiken
De computer is uitgerust met een optisch station.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Een schijf plaatsen
1
Zet de computer aan.
2
Druk op de uitwerpknop (1) om het station te openen.
De lade schuift uit het station.
!
Als de stroomtoevoer naar het optische station is uitgeschakeld door VAIO Power Management, duurt het even voordat de lade van het station opengaat
met behulp van de uitwerpknop.
Als de uitwerpknop niet werkt, druk dan op de reserve-uitwerpknop van het optische station. De reserve-uitwerpknop kan echter niet worden gebruikt
als de stroomtoevoer naar het optische station is uitgeschakeld door VAIO Power Management.
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
3
n 36 N
Plaats een schijf met het label naar boven in het midden van de lade van het station en druk de schijf voorzichtig omlaag
totdat deze vastklikt.
!
Oefen geen druk uit op de lade van het station. Houd de onderkant van de lade van het station vast bij het plaatsen van een schijf in de lade of het
verwijderen van een schijf uit de lade.
4
Sluit de lade van het station door deze voorzichtig in het station te duwen.
!
Verwijder de optische schijf niet als de computer in een energiebesparingsstand staat (slaap- of sluimerstand). Keer terug naar de normale modus
voordat u de schijf verwijdert.
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
n 37 N
Ondersteunde schijfmedia
Met de computer kunt u CD's, DVD's en Blu-ray Disc™ afspelen en opnemen, afhankelijk van het model dat u hebt gekocht.
Raadpleeg de onderstaande referentietabel voor de media die door de verschillende optische schijfstations worden
ondersteund.
AB: afspeelbaar en beschrijfbaar
A: afspeelbaar maar niet beschrijfbaar
–: niet afspeelbaar of niet beschrijfbaar
CD- Video- Muziek- CD
CD-R/ DVDROM CD
CD
Extra RW
ROM
DVD- DVD-R/ DVD+R/ DVD+R DL DVD-R DL DVDBD- BD-R/RE*3
(Dual
Video RW
RW
(Double
RAM*1 *2 ROM
Layer)
Layer)
DVD±RW/
±R DL/RAM
A
A
A
A
AB*5
A
A
AB
AB
AB
AB
AB
–
–
Blu-ray Disc
A
A
A
A
AB*5
A
A
AB
AB
A
A
AB
A
AB*4
Blu-ray DiscA
combinatiestation
A
A
A
AB*5
A
A
AB
AB
AB
AB
AB
A
A
*1
Het DVD±RW/RAM-schijfstation in de computer ondersteunt de DVD-RAM-cassette niet. Gebruik schijven zonder cassette of schijven met een verwijderbare cassette.
*2
Schrijven van gegevens op enkelzijdige DVD-RAM-schijven (2,6 GB) die compatibel zijn met DVD-RAM-versie 1.0 wordt niet ondersteund.
DVD-RAM-versie 2.2/12X-SPEED DVD-RAM-versie 5.0 wordt niet ondersteund.
*3
Het Blu-ray Disc-station van uw computer ondersteunt geen BD-RE Discs versie 1.0 en Blu-ray Discs met cassette.
*4
Ondersteuning voor schrijven van gegevens op BD-R Part1 versie 1.1/1.2/1.3-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met
een capaciteit van 50 GB) en BD-RE Part1 versie 2.1-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met een capaciteit van 50 GB).
*5
Het schrijven van gegevens op Ultra Speed CD-RW-schijven wordt niet ondersteund.
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
n 38 N
!
Deze eenheid is ontworpen om schijven af te spelen die voldoen aan de CD-standaardspecificaties (Compact Disc). DualDiscs en bepaalde muziekschijven
die zijn gecodeerd met auteursrechtbeschermingstechnologieën voldoen niet aan de CD-standaard. Daarom zijn deze schijven mogelijk niet compatibel
met deze eenheid.
Bij het aanschaffen van voorbespeelde of lege schijven voor gebruik in uw VAIO-computer moet u eerst aandachtig de opmerkingen op de verpakking
van de schijven lezen om te zien of u de schijven in het optische station van de computer kunt gebruiken voor afspelen en opnemen. Sony geeft GEEN
garanties voor de compatibiliteit van VAIO optische stations met schijven die niet voldoen aan de officiële "CD"-, "DVD"- of "Blu-ray Disc"-standaard. HET
GEBRUIK VAN INCOMPATIBELE SCHIJVEN KAN LEIDEN TOT ONHERSTELBARE SCHADE AAN UW VAIO PC, SOFTWARECONFLICTEN VEROORZAKEN
OF ERVOOR ZORGEN DAT HET SYSTEEM VASTLOOPT.
Neem voor vragen over schijfindelingen contact op met de uitgever van de vooraf opgenomen schijf of de leveranciers van de beschrijfbare schijf.
Het schrijven op 8cm-schijven wordt niet ondersteund.
!
Als u Blu-ray Discs met beveiliging van het auteursrecht continu wilt afspelen, moet u de AACS-sleutel bijwerken. Hiervoor hebt u internettoegang nodig.
Net als bij andere optische apparaten kunnen de omstandigheden de compatibiliteit beperken of het afspelen van Blu-ray Discs onmogelijk maken.
VAIO-computers bieden mogelijk geen ondersteuning voor het afspelen van films op voorverpakte media in AVC- of VC1-indeling met hoge bitsnelheden.
Voor bepaalde DVD- en BD-ROM Disc-inhoud zijn regio-instellingen vereist. Als de regio-instelling van het optische station niet overeenkomt met de
regio van de schijf, kan de schijf niet worden afgespeeld.
U kunt de inhoud van Blu-ray Discs met beveiliging van het auteursrecht alleen afspelen of weergeven als uw externe scherm voldoet aan de
HDCP-norm (High-bandwidth Digital Content Protection).
Bepaalde inhoud kan de video-uitvoer beperken tot standaarddefinitie of de uitvoer van analoge video onmogelijk maken. Wanneer u videosignalen
uitvoert via digitale verbindingen als een HDMI- of een DVI-verbinding, wordt het ten zeerste aanbevolen een digitale HDCP-omgeving te gebruiken voor
optimale compatibiliteit en weergavekwaliteit
Sluit alle geheugenresidente hulpsoftware af voordat een schijf wordt afgespeeld of beschreven aangezien de computer dan mogelijk niet correct werkt.
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
n 39 N
Opmerkingen over het gebruik van het optische station
Opmerkingen over het schrijven van gegevens op een schijf
❑ Gebruik alleen ronde schijven. Gebruik geen schijven met een andere vorm (ster, hart, kaart, enz.) omdat deze het optische
station kunnen beschadigen.
❑ De computer mag niet worden blootgesteld aan schokken wanneer een schijf wordt beschreven door het optische station.
❑ Het netsnoer of de netadapter mag niet worden aangesloten of losgekoppeld wanneer een schijf wordt beschreven door
het optische station.
❑ De computer mag niet worden aangesloten op of losgekoppeld van het dokstation (optioneel) wanneer een schijf wordt
beschreven door het optische station.
Opmerkingen over het afspelen van schijven
Voor optimale prestaties bij het afspelen van schijven volgt u de volgende aanbevelingen:
❑ Sommige CD-spelers en optische stations van computers kunnen mogelijk geen audio-CD's afspelen die zijn gemaakt
met CD-R- of CD-RW-schijven.
❑ Sommige DVD-spelers en optische stations van computers kunnen mogelijk geen DVD's afspelen die zijn gemaakt met
DVD+R DL-, DVD-R DL-, DVD+R-, DVD+RW-, DVD-R-, DVD-RW- of DVD-RAM-schijven.
❑ Mogelijk kunt u bepaalde inhoud van Blu-ray Discs niet op uw computer afspelen of wordt de computer instabiel tijdens
het afspelen van Blu-ray Discs. Als u de inhoud wilt afspelen, moet u VAIO Update gebruiken om de meest recente updates
voor WinDVD BD te downloaden en te installeren.
Voor informatie over het gebruik van VAIO Update raadpleegt u Uw computer bijwerken (pagina 28).
❑ Afhankelijk van de systeemomgeving treden mogelijk onderbrekingen op in het geluid en/of gaan frames verloren tijdens
het afspelen van AVC HD.
❑ Zet de computer niet in een energiebesparingsstand terwijl u op de computer een schijf afspeelt.
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
n 40 N
Opmerkingen over regiocodes
❑ Op de schijf of de verpakking staat een regiocode vermeld om aan te geven in welke regio en op welk type speler u de
schijf kunt afspelen. Tenzij de regiocode "2" (Europa behoort tot regio "2"), "5" (Rusland behoort tot regio "5") of "all"
(dit betekent dat u de schijf bijna overal ter wereld kunt afspelen) vermeld staat, kunt u de schijf niet afspelen op uw
computer.
!
Als u de regiocode wijzigt terwijl de WinDVD- of WinDVD BD-software actief is, start u de software opnieuw op of verwijdert u de schijf en plaatst
u deze opnieuw in het station om de nieuwe instelling van kracht te laten worden.
❑ Probeer de regiocode-instellingen van het station niet te wijzigen. Problemen als gevolg van het wijzigen van de
regiocode-instellingen van het station worden niet gedekt door de garantie.
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
n 41 N
Schijven afspelen
Een schijf afspelen
1
Plaats een schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter op de computer aan en sluit alle actieve softwaretoepassingen voordat u een schijf afspeelt.
2
Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, Alle programma's en de gewenste software om de schijf af te
spelen.
Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u het Help-bestand dat bij de software wordt geleverd.
Bestanden naar schijven kopiëren
Bestanden naar een schijf kopiëren
1
Plaats een beschrijfbare schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter op de computer aan en sluit alle actieve softwaretoepassingen voordat u bestanden naar een schijf kopieert.
2
Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, Alle programma's en de gewenste schijfschrijfsoftware om
bestanden naar de schijf te kopiëren.
Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u het Help-bestand dat bij de software wordt geleverd.
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
n 42 N
De Memory Stick gebruiken
Een Memory Stick is een compact, draagbaar en veelzijdig IC-opnamemedium dat speciaal is ontworpen voor het uitwisselen
en delen van digitale gegevens met compatibele producten, zoals digitale camera's en mobiele telefoons. Doordat een
Memory Stick uitneembaar is, kan deze worden gebruikt voor externe gegevensopslag.
Voordat u een Memory Stick gebruikt
De Memory Stick-sleuf van uw computer kan worden gebruikt voor de media met de hieronder vermelde omvang en typen:
❑ Memory Stick
❑ Memory Stick Duo
❑ Memory Stick PRO
❑ Memory Stick PRO Duo
❑ Memory Stick PRO-HG Duo
!
De Memory Stick-sleuf van uw computer ondersteunt de functie voor 8-bits parallelle gegevensoverdracht (snelle gegevensoverdracht) niet.
Ga voor de meest recente informatie over Memory Sticks naar [memorystick.com] op http://www.memorystick.com/en/.
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
n 43 N
Een Memory Stick plaatsen en verwijderen
Een Memory Stick plaatsen
1
Zoek de Memory Stick-sleuf.
2
Houd de Memory Stick met de pijl naar boven en in de richting van de sleuf.
3
Schuif de Memory Stick voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
De Memory Stick wordt automatisch gedetecteerd door het systeem en de inhoud van de Memory Stick wordt weergegeven. Als er niets op het bureaublad
verschijnt, klikt u op Start, Computer en dubbelklikt u op het pictogram van de Memory Stick.
Het pictogram Memory Stick verschijnt in het venster Computer nadat u de Memory Stick in de sleuf hebt geplaatst.
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
n 44 N
U kunt een Memory Stick in het Duo-formaat rechtstreeks in de Memory Stick-sleuf plaatsen zonder dat u een Memory Stick Duo-adapter hoeft te
gebruiken.
!
Als u de Memory Stick in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de Memory Stick nooit in de sleuf om
beschadiging van de computer of media te vermijden.
Voordat u een Memory Stick Micro (M2) plaatst, moet u deze in een adapter in het standaard M2-formaat of in een M2 Duo-adapter schuiven. Als u de
Memory Stick Micro rechtstreeks in de Memory Stick-sleuf plaatst zonder de adapter, kunt u deze mogelijk niet meer uit de sleuf verwijderen.
Als u een Memory Stick Micro in een M2 Duo-adapter plaatst, en u vervolgens de Memory Stick Micro en de adapter in een Memory Stick Duo-adapter
plaatst, werkt de Memory Stick Micro mogelijk niet goed.
Een Memory Stick verwijderen
!
Verwijder de Memory Stick niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren gaan. Het duurt even voordat
grote volumes gegevens worden geladen. Controleer dus of het lampje uit is voordat u de Memory Stick verwijdert.
1
Zoek de Memory Stick-sleuf.
2
Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
3
Duw de Memory Stick in de sleuf en laat vervolgens los.
De Memory Stick wordt uitgeworpen.
4
Trek de Memory Stick uit de sleuf.
!
Verwijder de Memory Stick altijd voorzichtig om te vermijden dat deze onverwachts uit de sleuf springt.
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
n 45 N
Een Memory Stick formatteren
Een Memory Stick formatteren
Memory Sticks zijn geformatteerd met de standaardinstelling en zijn klaar voor gebruik.
Als u de media opnieuw wilt formatteren op uw computer, voert u de volgende stappen uit.
!
Gebruik voor het formatteren van een Memory Stick altijd een apparaat dat de Memory Stick ondersteunt en is ontworpen voor het formatteren van de
Memory Stick.
Als u een Memory Stick formatteert, worden alle gegevens op de Stick verwijderd. Voordat u een Memory Stick formatteert, moet u controleren of deze
geen belangrijke gegevens bevat.
Verwijder de Memory Stick niet uit de sleuf tijdens het formatteren. Dit kan een defect veroorzaken.
1
Zoek de Memory Stick-sleuf.
2
Schuif de Memory Stick voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
3
Klik op Start en vervolgens op Computer om het venster Computer te openen.
4
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de Memory Stick en kies Formatteren.
5
Klik op Standaardinstellingen voor apparaten.
!
Mogelijk worden de clustergrootte en het bestandssysteem gewijzigd.
Selecteer niet NTFS in de vervolgkeuzelijst Bestandssysteem omdat hierdoor een storing kan worden veroorzaakt.
Het formatteerproces is sneller als u Snelformatteren selecteert onder Opties voor formatteren.
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
6
Klik op Start.
7
Volg de instructies op het scherm.
!
De tijd die nodig is om de Memory Stick te formatteren, is afhankelijk van het type van de media.
n 46 N
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
n 47 N
Opmerkingen over het gebruik van Memory Sticks
❑ Uw computer is getest en compatibel bevonden met Memory Sticks van Sony met een capaciteit van maximaal 16 GB
die met ingang van mei 2009 beschikbaar zijn. Compatibiliteit is echter niet gegarandeerd voor alle Memory Sticks.
❑ De compatibiliteit kan niet worden gegarandeerd als u Memory Sticks met meerdere conversieadapters plaatst.
❑ MagicGate is de algemene naam van de auteursrechtbeschermingstechnologie die door Sony is ontwikkeld. Gebruik
Memory Sticks met het MagicGate-logo als u deze technologie wilt gebruiken.
❑ Behalve voor persoonlijk gebruik is het verboden audio- en/of afbeeldingsgegevens die u hebt opgenomen, te gebruiken
zonder voorafgaande toestemming van de respectieve houders van het auteursrecht. Dit betekent dat Memory Sticks met
gegevens die onder het auteursrecht vallen, alleen mogen worden gebruikt in situaties die door de auteursrechtwet worden
toegestaan.
❑ Plaats niet meer dan één Memory Stick in de sleuf. Als u de media niet goed in de sleuf plaatst, kunt u zowel de computer
als de media beschadigen.
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
n 48 N
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
De ExpressCard-module gebruiken
Uw computer is uitgerust met een ExpressCard/34-sleuf* voor de overdracht van gegevens tussen digitale camera's,
camcorders, muziekspelers en andere audio- en videoapparaten. U kunt deze sleuf alleen voor een ExpressCard/34-module
(34 mm breed)* gebruiken.
*
In deze handleiding worden deze de ExpressCard-sleuf en de ExpressCard-module genoemd.
Een ExpressCard-module plaatsen
1
Zoek de ExpressCard-sleuf.
2
Schuif de ExpressCard-module voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer de module nooit in de sleuf.
Als de module niet gemakkelijk in de sleuf kan worden geplaatst, verwijdert u de module voorzichtig en controleert u of de module in de juiste richting
is geplaatst.
Gebruik de meest recente stuurprogrammasoftware van de fabrikant van de ExpressCard-module.
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een ExpressCard-module verwijderen
Sla stap 1 tot 4 over als:
- uw computer uit is.
- het pictogram Hardware veilig verwijderen niet wordt weergegeven op de taakbalk.
- de hardware die u wilt verwijderen, niet wordt weergegeven in het venster Hardware veilig verwijderen.
1
Zoek de ExpressCard-sleuf.
2
Dubbelklik op het pictogram Hardware veilig verwijderen op de taakbalk.
3
Selecteer de hardware die u wilt ontkoppelen en klik op Stoppen.
4
Volg de instructies op het scherm om de ExpressCard-module te verwijderen.
5
Duw de ExpressCard-module in de sleuf zodat de module uitspringt.
6
Neem de ExpressCard-module voorzichtig vast en trek deze uit de sleuf.
n 49 N
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
n 50 N
De SD-geheugenkaart gebruiken
Uw computer is uitgerust met een SD-geheugenkaartsleuf. U kunt deze sleuf gebruiken voor de overdracht van gegevens
tussen digitale camera's, camcorders, muziekspelers en andere audio- en videoapparaten.
Voordat u een SD-geheugenkaart gebruikt
De SD-geheugenkaartsleuf op de computer ondersteunt de volgende geheugenkaarten:
❑ SD-geheugenkaart
❑ SDHC-geheugenkaart
Zie Meer informatie over uw VAIO-computer (pagina 5) voor het adres van de overeenkomstige website met ondersteuning
voor de meest recente informatie over compatibele geheugenkaarten.
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
n 51 N
Een SD-geheugenkaart plaatsen
1
Zoek de SD-geheugenkaartsleuf.
2
Houd de SD-geheugenkaart met de pijl naar boven en in de richting van de sleuf.
3
Schuif de SD-geheugenkaart voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer de kaart nooit in de sleuf.
Als de SD-geheugenkaart niet gemakkelijk in de sleuf kan worden geplaatst, verwijdert u de kaart voorzichtig en controleert u of de kaart in de juiste
richting is geplaatst.
Het pictogram SD-geheugenkaart verschijnt in het venster Computer nadat u de kaart in de sleuf hebt geplaatst.
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een SD-geheugenkaart verwijderen
1
Zoek de SD-geheugenkaartsleuf.
2
Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
3
Duw de SD-geheugenkaart in de sleuf en laat vervolgens los.
De SD-geheugenkaart wordt uitgeworpen.
4
Trek de SD-geheugenkaart uit de sleuf.
n 52 N
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
n 53 N
Opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
Algemene opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
❑ Gebruik alleen geheugenkaarten die voldoen aan de standaarden die door uw computer worden ondersteund.
❑ Als u de geheugenkaart in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de geheugenkaart
nooit in de sleuf om beschadiging van de computer of media te vermijden.
❑ Wees voorzichtig bij het plaatsen en verwijderen van de geheugenkaart. Forceer de geheugenkaart nooit in of uit de sleuf.
❑ Verwijder de geheugenkaart niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren
gaan.
❑ Probeer geen geheugenkaart of geheugenkaartadapter van een ander type in de geheugenkaartsleuf te plaatsen. Als u een
niet-compatibele geheugenkaart of geheugenkaartadapter plaatst, is deze mogelijk moeilijk uit de sleuf te verwijderen.
De geheugenkaart kan bovendien de computer beschadigen.
Opmerkingen over het gebruik van SD-geheugenkaarten
❑ Uw computer is alleen getest en compatibel bevonden met geheugenkaarten van de belangrijkste fabrikanten die vanaf
mei 2009 verkrijgbaar zijn. Niet voor alle geheugenkaarten die aan dezelfde specificaties voldoen als de compatibele
media, kan evenwel de compatibiliteit worden gegarandeerd.
❑ SD-geheugenkaarten met een capaciteit van maximaal 2 GB en SDHC-geheugenkaarten met een capaciteit van maximaal
32 GB zijn getest en compatibel bevonden met uw computer.
❑ De SD-geheugenkaartsleuf op de computer ondersteunt de functie voor snelle gegevensoverdracht van de SD- en
SDHC-geheugenkaart niet.
De VAIO-computer gebruiken >
Het internet gebruiken
n 54 N
Het internet gebruiken
Voordat u het internet kunt gebruiken, moet u een abonnement nemen bij een internetprovider en de apparatuur configureren
die u nodig hebt om uw computer met het internet te verbinden.
De volgende soorten internetverbindingsservices zijn mogelijk beschikbaar bij uw internetprovider:
❑ FTTH (Fiber to the Home)
❑ DSL (Digital Subscriber Line)
❑ Kabelmodem
❑ Satelliet
❑ Inbelverbinding
Neem contact op met uw internetprovider voor meer informatie over de apparatuur die u nodig hebt om verbinding te maken
met het internet en over hoe u uw computer met het internet kunt verbinden.
Als u uw computer met het internet wilt verbinden met behulp van de draadloze LAN-functie. Zie Het draadloze LAN gebruiken (pagina 57) voor meer
informatie.
!
Wanneer u uw computer met het internet verbindt, moet u de nodige veiligheidsmaatregelen in acht nemen om de computer tegen aanvallen via het
internet te beschermen.
Als uw computer niet is voorzien van een ingebouwde modem, moet u mogelijk een externe modem (bijvoorbeeld een USB-telefoonmodem,
een DSL-modem of een kabelmodem) aansluiten op de computer. Raadpleeg de handleiding bij de modem voor gedetailleerde informatie over het
aansluiten en configureren van de modem.
De VAIO-computer gebruiken >
Het internet gebruiken
n 55 N
Een telefoonkabel aansluiten
!
De volgende procedure geldt alleen voor modellen met een ingebouwde modem.
1
Steek het ene uiteinde van de telefoonkabel (1) in de modempoort
van de computer.
2
Steek het andere uiteinde van de telefoonkabel in een stopcontact (2).
!
Uw computer werkt niet met gemeenschappelijke telefoonlijnen, kan niet worden verbonden met een munttelefoon en werkt mogelijk niet met meerdere
telefoonlijnen of met een PBX-telefooncentrale (Private Branch Exchange). Sommige van deze aansluitingen kunnen leiden tot een te hoge elektrische
stroom en kunnen de ingebouwde modem beschadigen.
Als u een telefoonkabel aansluit met een splitter, zal de modem of het aangesloten apparaat mogelijk niet meer behoorlijk werken.
Een inbelverbinding met het internet instellen
!
De volgende procedure geldt alleen voor modellen met een ingebouwde modem.
1
Klik op Start en Configuratiescherm.
2
Klik op Netwerk en internet.
3
Klik op Netwerkcentrum.
4
Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen.
5
Klik op Inbelverbinding instellen en op Volgende.
6
Volg de instructies op het scherm.
De VAIO-computer gebruiken >
Het netwerk (LAN) gebruiken
n 56 N
Het netwerk (LAN) gebruiken
U kunt de computer aansluiten op netwerken van het type 1000BASE-T/100BASE-TX/10BASE-T via een LAN-kabel. Sluit
het ene uiteinde van een LAN-kabel (niet meegeleverd) aan op de netwerkpoort (LAN) van de computer of op het optionele
dokstation en het andere uiteinde op het netwerk. Raadpleeg de netwerkbeheerder voor de gedetailleerde instellingen en de
apparaten die nodig zijn voor LAN-toegang.
Uw computer kan op elk netwerk worden aangesloten zonder de standaardinstellingen te wijzigen.
Als de computer is aangesloten op het dokstation, dient u te selecteren welke netwerkpoort (LAN) wordt gebruikt. Volg de instructies op het scherm.
!
Sluit geen telefoonkabel aan op de netwerkpoort (LAN) van de computer.
Als de netwerkpoort (LAN) is aangesloten op een van de hieronder genoemde telefoonlijnen, kan door hoge elektrische stroom naar de poort schade,
oververhitting of brand worden veroorzaakt.
- Telefoonlijnen voor thuisgebruik (intercom-luidsprekertelefoon) of zakelijk gebruik (bedrijfstelefoon met meerdere lijnen)
- De lijnen van het openbare telefoonnet
- Private branch exchange (PBX)
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
n 57 N
Het draadloze LAN gebruiken
Dankzij de functie voor draadloos LAN (WLAN of Wireless LAN) kunnen al uw digitale apparaten met ingebouwde WLAN-functie
vrij met elkaar communiceren via een netwerk. Een WLAN is een netwerk waarin een gebruiker een verbinding kan maken
met een lokaal netwerk (LAN) via een draadloze (radio)verbinding.
Een WLAN ondersteunt alle normale LAN-verbindingsmogelijkheden, maar biedt twee extra voordelen: mobiliteit en roaming.
U hebt nog altijd toegang tot informatie, het internet/intranet en netwerkbronnen, zelfs in volle vergadering of terwijl u zich
verplaatst. U kunt communiceren zonder een toegangspunt.
Dit betekent dat u zonder toegangspunt een verbinding tot stand kunt brengen met een beperkt aantal computers (ad hoc)
of dat u kunt communiceren via een toegangspunt, waardoor u een volledig infrastructuurnetwerk kunt creëren.
In sommige landen is het gebruik van WLAN-producten onderworpen aan lokale regelgeving (bijvoorbeeld een beperkt aantal kanalen). Lees daarom
de Draadloze LAN Voorschriften grondig door alvorens u de WLAN-functie inschakelt.
WLAN maakt gebruik van de standaard IEEE 802.11a*/b/g of de conceptstandaard IEEE 802.11n*, die de specificaties voor het gebruikte technologietype
bevat. Deze standaard bevat de volgende coderingssystemen: Wired Equivalent Privacy (WEP), een beveiligingsprotocol, Wi-Fi Protected Access 2
(WPA2) en Wi-Fi Protected Access (WPA). WPA2 en WPA zijn ontstaan uit een gezamenlijk voorstel van de IEEE en de Wi-Fi Alliance. Beide zijn
specificaties van standaarden gebaseerd op onderling uitwisselbare verbeteringen in de beveiliging waardoor de bescherming van de gegevens en de
toegangscontrole van de bestaande Wi-Fi-netwerken worden verbeterd. WPA is ontwikkeld om voorwaarts compatibel te zijn met de specificatie
IEEE 802.11i. Het maakt gebruik van het verbeterde gegevenscodeersysteem Temporal Key Integrity Protocol (TKIP) naast de gebruikersidentificatie
met behulp van 802.1X en het Extensible Authentication Protocol (EAP). De kwetsbare draadloze verbinding tussen de clients en de toegangspunten
wordt beveiligd door middel van codering. Daarnaast zijn er een aantal speciaal voor LAN's ontwikkelde beveiligingsmechanismen voor het beschermen
van de privacy zoals: wachtwoordbeveiliging, end-to-end codering, VPN's (virtual private networks) en verificatie. WPA2, de tweede generatie van WPA,
biedt betere gegevensbeveiliging en netwerktoegangscontrole, en is ook ontworpen om alle 802.11-apparaten te beveiligen, ongeacht de versie
(802.11b, 802.11a, 802.11g en conceptstandaard 802.11n, multi-band en multi-mode). Bovendien biedt WPA2 op basis van de geratificeerde norm
IEEE 802.11i beveiliging van overheidsniveau door toepassing van de AES-coderingsalgoritme die voldoet aan NIST (National Institute of Standards
and Technology) FIPS 140-2, en op 802.1X-gebaseerde verificatie. WPA2 is achterwaarts compatibel met WPA.
* Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
n 58 N
IEEE 802.11b/g is een Wireless LAN-standaard die gebruikmaakt van de 2,4GHz-band. De standaard IEEE 802.11g biedt snellere gegevensoverdracht
dan IEEE 802.11b.
IEEE 802.11a is een Wireless LAN-standaard die gebruikmaakt van de 5GHz-band.
IEEE 802.11n is een Wireless LAN-conceptstandaard die gebruikmaakt van de 2,4- of 5GHz-band.
Wireless LAN-apparaten die de 2,4GHz-band gebruiken, kunnen niet communiceren met apparaten die de 5GHz-band gebruiken omdat de gebruikte
frequenties verschillend zijn.
De 2,4GHz-band die wordt gebruikt door apparaten die compatibel zijn met Wireless LAN, wordt ook gebruikt door diverse andere soorten apparaten.
Ondanks dat apparaten die compatibel zijn met Wireless LAN gebruikmaken van technieken om storing van andere apparaten die dezelfde band gebruiken
te minimaliseren, kan dergelijke storing leiden tot een lagere communicatiesnelheid, een kleiner communicatiebereik of een onderbroken draadloze
verbinding.
De communicatiesnelheid varieert afhankelijk van de afstand tussen de communicerende apparaten, de aanwezigheid van obstakels tussen de apparaten,
de configuratie van de apparaten, de zendcondities en de gebruikte software. Bovendien kunnen de communicaties worden afgesneden, afhankelijk van
de zendcondities.
Het communicatiebereik varieert afhankelijk van de werkelijke afstand tussen de communicerende apparaten, de aanwezigheid van obstakels tussen de
apparaten, de zendcondities, de onmiddellijke omgeving, waaronder de aanwezigheid van muren en de materialen waarvan deze gemaakt zijn, en de
gebruikte software.
De daadwerkelijke communicatiesnelheid kan lager zijn dan de snelheid die op de computer wordt weergegeven.
Als u IEEE 802.11b- en IEEE 802.11g-producten implementeert op hetzelfde draadloze netwerk, kan de communicatiesnelheid lager worden als gevolg
van radiostoring. Bovendien zijn IEEE 802.11g-apparaten zodanig ontworpen dat ze de communicatiesnelheid verlagen als ze communiceren met
IEEE 802.11b-apparaten. Wanneer de communicatiesnelheid lager is dan verwacht, kan de communicatiesnelheid hoger worden door het draadloze
kanaal op het toegangspunt te veranderen.
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
n 59 N
Communiceren zonder een toegangspunt (ad hoc)
Een ad hoc-netwerk is een netwerk waarin een LAN alleen door de draadloze apparaten zelf tot stand wordt gebracht, zonder
een andere centrale controller of een ander toegangspunt. Elk apparaat communiceert rechtstreeks met andere apparaten
in het netwerk. U kunt thuis gemakkelijk een ad hoc-netwerk tot stand brengen.
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
n 60 N
Communiceren zonder een toegangspunt (ad hoc)
!
De standaard IEEE 802.11a, die gebruikmaakt van de 5GHz-band, en de conceptstandaard IEEE 802.11n, die gebruikmaakt van de 2,4- of 5GHz-band,
zijn niet beschikbaar op ad hoc-netwerken.
1
Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2
Klik op de knop naast of boven de gewenste optie(s) voor draadloze communicatie in het venster VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje gaat branden.
3
Klik op Start en Configuratiescherm.
4
Klik op Netwerkstatus en -taken weergeven onder Netwerk en internet.
5
Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen.
6
Selecteer een optie om de ad hoc-netwerkinstellingen op te geven en klik op Volgende.
7
Volg de instructies op het scherm.
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
n 61 N
Communiceren met een toegangspunt (infrastructuur)
Een infrastructuurnetwerk is een netwerk dat een bestaand bedraad lokaal netwerk uitbreidt naar draadloze apparaten door
middel van een toegangspunt (niet meegeleverd). Het toegangspunt slaat een brug tussen het draadloze en bedrade LAN
en fungeert als centrale controller voor het draadloze LAN. Het toegangspunt coördineert de transmissie en ontvangst van
meerdere draadloze apparaten binnen een specifiek bereik.
Het toegangspunt selecteert het te gebruiken kanaal voor een infrastructuurnetwerk.
!
Verdere informatie over hoe u het kanaal selecteert dat door het toegangspunt zal worden gebruikt, vindt u in de handleiding bij uw toegangspunt.
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
n 62 N
Verbinding maken met een draadloos netwerk
1
Controleer of een toegangspunt is ingesteld.
Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt voor meer informatie.
2
Schakel de schakelaar WIRELESS in.
3
Klik op de knop naast of boven de gewenste optie(s) voor draadloze communicatie in het venster VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje gaat branden.
!
Draadloze communicatie (volgens de standaard IEEE 802.11a) die alleen gebruikmaakt van de 5GHz-band (die niet op alle modellen beschikbaar is),
is standaard uitgeschakeld. Als u communicatie via de 5GHz-band wilt inschakelen, selecteert u de optie voor het gebruik van de 5GHz-band of van
zowel de 2,4- als de 5GHz-band in de vervolgkeuzelijst op het tabblad WLAN in het instellingenvenster VAIO Smart Network.
4
Klik op
5
Selecteer het gewenste toegangspunt en klik op Verbinden.
of
op de taakbalk.
Voor WPA-PSK- of WPA2-PSK-verificatie moet u een wachtwoordtekenreeks invoeren. Bij deze wachtwoordtekenreeks wordt een onderscheid gemaakt
tussen hoofdletters en kleine letters. De tekenreeks moet een lengte van 8 tot 63 tekens hebben, of een hexadecimale reeks van 64 tekens zijn.
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
Draadloze communicatie stoppen
Draadloze communicatie stoppen
Klik op de knop naast of boven het WLAN-pictogram in het venster VAIO Smart Network.
!
Als u de WLAN-functie uitschakelt terwijl externe documenten, bestanden of bronnen worden gebruikt, kan gegevensverlies optreden.
n 63 N
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze WAN gebruiken
n 64 N
Het draadloze WAN gebruiken
Met behulp van het draadloze WAN (WWAN) kan uw computer via het draadloze netwerk verbinding maken met het internet
op plaatsen waar u uw mobiele telefoon kunt gebruiken.
Het WWAN is mogelijk niet in alle landen of regio's beschikbaar. Zie Voorschriften draadloos WAN in Voorschriften,
Garantie en Ondersteuning voor een lijst van landen of regio's waar het WWAN beschikbaar is.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze WAN gebruiken
n 65 N
Een SIM-kaart plaatsen
Als u de draadloze WAN-functie wilt gebruiken, moet u eerst een SIM-kaart in de SIM-kaartsleuf van uw computer plaatsen.
De SIM-kaart bevindt zich in een houder die ongeveer de grootte van een creditcard heeft.
Afhankelijk van het land waar u woont en het model dat u hebt aangeschaft, ontvangt u mogelijk een aanbieding van het door VAIO geselecteerde
telecommunicatiebedrijf. In dat geval bevindt de SIM-kaart zich in de kartonnen verpakking in het SIM-pakket van het telecommunicatiebedrijf of is de
SIM-kaart al in de SIM-kaartsleuf geplaatst. Als er geen SIM-kaart bij uw computer is geleverd, kunt u een SIM-kaart aanschaffen bij uw favoriet
telecommunicatiebedrijf.
Een SIM-kaart plaatsen
1
Zet de computer uit.
2
Verwijder de batterij uit de computer.
3
Verwijder de SIM-kaart (1) door deze uit de houder te duwen.
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze WAN gebruiken
4
Plaats de SIM-kaart met de printplaatschakelingen omlaag in de SIM-kaartsleuf.
!
Raak de printplaatschakelingen van de SIM-kaart niet aan. Houd de computer stevig vast bij het plaatsen of verwijderen van de kaart.
Zorg dat u de SIM-kaart niet beschadigt door deze te buigen of er druk op uit te oefenen.
5
Breng de batterij weer aan.
!
Zorg dat de batterij correct wordt geplaatst.
n 66 N
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze WAN gebruiken
n 67 N
De draadloze WAN-communicatie starten
De draadloze WAN-communicatie starten
1
Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2
Klik op de knop naast of boven het WWAN-pictogram in het venster VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje gaat branden.
3
Start GlobeTrotter Connect, OneClick Internet of de software die is opgegeven door uw telecommunicatiebedrijf,
afhankelijk van het computermodel, het land of de regio.
U kunt de desbetreffende software starten door op het overeenkomstige bureaubladpictogram te dubbelklikken.
4
Voer desgevraagd uw PIN-code in.
5
Klik op Verbinden.
Voor meer informatie over het gebruik van de draadloze WAN-functie raadpleegt u het Help-bestand dat bij de VAIO Smart
Network-software wordt geleverd of de documentatie van het telecommunicatiebedrijf.
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
n 68 N
De Bluetooth-functie gebruiken
U kunt draadloze communicatie tot stand brengen tussen uw computer en andere Bluetooth®-apparaten, zoals andere
computers of mobiele telefoons. U kunt zonder kabels informatie tussen deze apparaten uitwisselen tot op een afstand
van 10 meter in een open ruimte.
Bluetooth-beveiliging
De draadloze technologie van Bluetooth beschikt over een identificatiefunctie waarmee u kunt vaststellen met wie
u communiceert. Met de identificatiefunctie kunt u voorkomen dat anonieme Bluetooth-apparaten toegang kunnen krijgen
tot uw computer.
De eerste keer dat twee Bluetooth-apparaten met elkaar communiceren, dient voor beide apparaten een sleutel
(een wachtwoord dat nodig is voor de verificatie) te worden vastgesteld. Hiermee worden deze apparaten geregistreerd.
Wanneer een apparaat eenmaal is geregistreerd, hoeft u deze sleutel niet opnieuw in te voeren.
De sleutel kan iedere keer verschillend zijn, maar moet wel aan beide zijden hetzelfde zijn.
Voor bepaalde apparaten, zoals een muis, kan geen sleutel worden ingevoerd.
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
n 69 N
Communiceren met een ander Bluetooth-apparaat
U kunt een draadloze verbinding tot stand brengen tussen de computer en een Bluetooth-apparaat, bijvoorbeeld een andere
computer, een mobiele telefoon, PDA, hoofdtelefoon, muis of digitale camera.
Communiceren met een ander Bluetooth-apparaat
Voor de communicatie met een ander Bluetooth-apparaat moet u eerst de Bluetooth-functie instellen. Zoek informatie over
Bluetooth in Windows Help en ondersteuning voor het instellen en gebruiken van de Bluetooth-functie.
1
Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2
Klik op de knop naast of boven het Bluetooth-pictogram in het venster VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje gaat branden.
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
Bluetooth-communicatie stoppen
Bluetooth-communicatie stoppen
1
Schakel het Bluetooth-apparaat uit dat met uw computer communiceert.
2
Klik op de knop naast of boven het Bluetooth-pictogram in het venster VAIO Smart Network.
n 70 N
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
n 71 N
Opmerkingen over het gebruik van de Bluetooth-functie
❑ De gegevensoverdrachtsnelheid varieert, afhankelijk van de volgende omstandigheden:
❑ Obstakels, zoals muren, die zich tussen apparaten bevinden
❑ De afstand tussen de apparaten
❑ Het in de muren gebruikte materiaal
❑ De nabijheid van magnetrons en draadloze telefoons
❑ Radiofrequentie-interferentie en andere omgevingsfactoren
❑ De configuratie van de apparaten
❑ Het type softwaretoepassing
❑ Het type besturingssysteem
❑ Het gelijktijdig gebruik van zowel draadloos-LAN- als Bluetooth-functies op uw computer
❑ De grootte van het bestand dat wordt uitgewisseld
❑ Grote bestanden kunnen tijdens de continue overdracht soms beschadigd raken vanwege de beperkingen van de
Bluetooth-standaard en elektromagnetische interferentie in de omgeving.
❑ Alle Bluetooth-apparaten moeten zijn gecertificeerd om ervoor te zorgen dat de geldende standaardvereisten worden
aangehouden. Zelfs als aan de standaarden wordt voldaan, kunnen de prestaties, specificaties en bedieningsprocedures
van afzonderlijke apparaten verschillen. Niet in alle situaties is het mogelijk gegevens uit te wisselen.
❑ Video en audio zijn mogelijk niet gesynchroniseerd als u video's op uw computer afspeelt terwijl de audio wordt uitgevoerd
vanaf een aangesloten Bluetooth-apparaat. Dit komt regelmatig voor bij het gebruik van Bluetooth-technologie en wijst
niet op een defect.
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
n 72 N
❑ De 2,4GHz-band, waar Bluetooth-apparaten of draadloze LAN-apparaten mee werken, wordt door verschillende apparaten
gebruikt. Bluetooth-apparaten maken gebruik van een technologie die de interferentie van andere apparaten die dezelfde
golflengte gebruiken, minimaliseert. Gelijktijdig gebruik van de Bluetooth-functie en draadloze communicatieapparaten
kan echter leiden tot radiostoring. Hierdoor kunnen de communicatiesnelheden en -afstanden minder zijn dan de
standaardwaarden.
Lees de Bluetooth-voorschriften voordat u de Bluetooth-functie gebruikt.
❑ Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie niet met andere apparaten werkt, afhankelijk van de fabrikant of de softwareversie
die door de fabrikant wordt gebruikt.
❑ Als u meerdere Bluetooth-apparaten op de computer aansluit, kan dat leiden tot kanaalcongestie, waardoor de prestaties
van de apparaten verminderen. Dit is normaal bij het gebruik van Bluetooth-technologie en wijst niet op een defect.
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
n 73 N
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Voor extra gebruiksgemak is de computer mogelijk uitgerust met een vingerafdruksensor.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Nadat u uw vingerafdruk(ken) hebt geregistreerd, biedt de functie voor vingerafdrukverificatie de volgende voorzieningen:
❑ Een alternatief voor het invoeren van een wachtwoord
❑ Aanmelden bij Windows (pagina 78)
Als u vingerafdrukken hebt geregistreerd voor uw gebruikersaccount, kunt u vingerafdrukverificatie gebruiken in plaats
van een wachtwoord in te voeren wanneer u zich aanmeldt bij Windows.
❑ Functie Power-on Security (pagina 78)
Als u het opstartwachtwoord (pagina 119) hebt ingesteld, kunt u in plaats van het wachtwoord vingerafdrukverificatie
gebruiken als u de computer opstart.
❑ Wachtwoorddatabank (Password Bank) voor snelle toegang tot websites
Nadat u uw gebruikersgegevens (gebruikersaccounts, wachtwoorden, enz.) voor websites hebt geregistreerd in de
Wachtwoorddatabank (Password Bank), kunt u vingerafdrukverificatie gebruiken voor het invoeren van gegevens die
nodig zijn voor het verkrijgen van toegang tot websites die met een wachtwoord zijn beveiligd.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij Protector Suite wordt geleverd voor meer informatie.
!
Mogelijk kunt u de Wachtwoorddatabank (Password Bank) niet gebruiken. Dit is afhankelijk van de website die u wilt bezoeken.
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
n 74 N
❑ Archiefcodering
❑ Functie File Safe om gegevens te coderen/decoderen
Met de functie File Safe kunt u bestanden en/of mappen opnemen in een gecodeerd archief als beveiliging tegen
ongeoorloofde toegang. Het gecodeerde archief kan worden gedecodeerd of ontgrendeld om toegang te krijgen tot
de bestanden en mappen in het archief. Hiervoor veegt u met uw vinger over de vingerafdruksensor of voert u het
back-upwachtwoord in dat u voor codering hebt opgegeven.
❑ Functie Persoonlijke safe (Personal Safe)
Met de functie Persoonlijke safe (Personal Safe) kunt u de inhoud van een willekeurige beveiligde map op het
bureaublad of het ingebouwde opslagapparaat coderen. De gecodeerde map is verborgen voor andere gebruikers
met wie u de computer deelt.
❑ Toepassingsstartfunctie voor snelle toegang tot toepassingen
Met de toepassingsstartfunctie van uw computer kunt u uw voorkeurstoepassing (een programmabestand) starten als
deze is toegewezen aan een vinger met een geregistreerde vingerafdruk. Nadat u een toepassing hebt toegewezen aan
uw vinger, kunt u de toegewezen toepassing openen door met uw vinger over de vingerafdruksensor te vegen.
❑ Functie Generator voor sterke wachtwoorden (Strong Password Generator)
Met de functie Generator voor sterke wachtwoorden (Strong Password Generator) kunt u de computerbeveiliging
verbeteren door een sterk wachtwoord te genereren dat is bestand tegen dictionary-aanvallen. Het gegenereerde
wachtwoord kan worden geregistreerd in de Wachtwoorddatabank (Password Bank).
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
n 75 N
Een vingerafdruk registreren
Als u de functie voor vingerafdrukverificatie wilt gebruiken, moet u uw vingerafdruk(ken) registreren in de computer.
Stel het Windows-wachtwoord op de computer in voordat u de vingerafdruk(ken) registreert. Zie Het Windows-wachtwoord toevoegen (pagina 128)
voor gedetailleerde instructies.
Een vingerafdruk registreren
1
Klik op Start, Alle programma's, Protector Suite en Controlecentrum (Control Center).
2
Lees de gebruiksrechtovereenkomst grondig door en klik op Accepteren (Accept).
3
Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg het Help-bestand voor meer informatie.
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Als het registreren van een vingerafdruk is mislukt, voert u deze stappen uit om het nogmaals te proberen.
1
Plaats het bovenste gewricht van de vinger op de vingerafdruksensor (1).
n 76 N
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
2
n 77 N
Veeg loodrecht met de vinger over de vingerafdruksensor.
!
Plaats het topje van de vinger in het midden van de vingerafdruksensor.
Scan de vingerafdruk van het bovenste gewricht van de vinger tot aan het topje.
Zorg er tijdens het vegen voor dat de vinger in contact blijft met de vingerafdruksensor.
Het registreren van vingerafdrukken kan mislukken als u te snel of te langzaam veegt met de vinger. Wacht ongeveer één seconde om de vingerafdruksensor
in staat te stellen de vingerafdruk te scannen.
Mogelijk kunnen een of meer vingerafdrukken niet worden geregistreerd en/of herkend als uw vinger te droog of nat is, gerimpeld is, letsel vertoont,
vuil is, enzovoort.
Registreer meer dan één vingerafdruk voor het geval dat de vingerafdruksensor een vingerafdruk niet herkent.
Maak uw vingertop(pen) en de vingerafdruksensor schoon voordat u over de sensor veegt. Zo voorkomt u herkenningsproblemen.
U kunt alleen het beperkte aantal vingerafdrukken voor aanmelding bij het systeem registreren met behulp van de functie Power-on Security (pagina 78).
Het maximum aantal vingerafdrukken dat u kunt registreren, is afhankelijk van de hoeveelheid gegevens van elke vingerafdruk.
U kunt de vingerafdruk waarvoor u Power-on Security (pagina 78) wilt gebruiken voor aanmelding bij het systeem, ook later selecteren.
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
n 78 N
Aanmelden bij het systeem
Als u de functie voor vingerafdrukverificatie wilt gebruiken in plaats van het invoeren van een wachtwoord om u aan te melden
bij het systeem, moet u het wachtwoord voor inschakelen, de harde schijf en Windows instellen en de computer configureren
voor vingerafdrukverificatie.
Raadpleeg Het wachtwoord instellen (pagina 118) voor meer informatie over het instellen van het wachtwoord voor
inschakelen, de harde schijf en Windows.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij Protector Suite wordt geleverd voor meer informatie.
Aanmelden bij Windows
Als u vingerafdrukken hebt geregistreerd voor uw gebruikersaccount, kunt u vingerafdrukverificatie gebruiken in plaats van
uw Windows-wachtwoord in te voeren. Als u zich wilt aanmelden bij Windows, veegt u met de geregistreerde vinger over de
vingerafdruksensor wanneer het aanmeldingsscherm van Windows wordt weergegeven.
Functie Power-on Security
Als u het opstartwachtwoord (pagina 119) en/of het wachtwoord voor de harde schijf (pagina 124) hebt ingesteld, kunt u in
plaats van het wachtwoord vingerafdrukverificatie gebruiken als u de computer opstart.
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
n 79 N
Geregistreerde vingerafdrukken wissen
Voordat u de computer wegdoet of overdraagt aan een derde, wordt het ten zeerste aanbevolen de vingerafdrukgegevens
die voor de vingerafdruksensor zijn geregistreerd, te wissen nadat u de gegevens op het geïntegreerde opslagapparaat hebt
gewist.
Geregistreerde vingerafdrukken wissen
1
Zet de computer aan.
2
Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit scherm niet verschijnt, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere
keren op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3
Druk op de toets < of , om Security te selecteren en het tabblad Security weer te geven.
4
Druk op de toets m om Clear Fingerprint Data te selecteren en druk op Enter.
5
Wanneer om bevestiging wordt gevraagd, selecteert u Continue en drukt u op Enter.
De vingerafdrukgegevens die voor de vingerafdruksensor zijn geregistreerd, worden automatisch gewist wanneer het
systeem opnieuw wordt opgestart.
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
n 80 N
De TPM gebruiken
Mogelijk is de Trusted Platform Module (TPM) in uw computer geïntegreerd om basisfuncties voor beveiliging te leveren.
In combinatie met de TPM kunt u uw gegevens coderen en decoderen als extra beveiliging tegen onbevoegde toegang.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
TPM's, die ook wel beveiligingschips worden genoemd, worden gedefinieerd door de Trusted Computing Group (TCG).
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
n 81 N
Belangrijke opmerking
Opmerkingen over het coderen van het besturingssysteem of de programmabestanden
Als u bestanden die door het besturingssysteem of een andere softwaretoepassing worden gebruikt, codeert met de functie
Encrypting File System (EFS) van de TPM, kunt u deze software niet openen of gebruiken.
Om dergelijke problemen te voorkomen moet u rekening houden met het volgende voordat u EFS gebruikt:
❑ Sla de gegevens die u wilt coderen op de volgende bestemmingen op:
❑ De map Encrypted Data die is gemaakt met de standaardinstellingen tijdens het proces voor gebruikersinitialisatie
❑ Een nieuwe gecodeerde map die is gemaakt in de map Mijn documenten of de map Documenten van uw account
❑ De Personal Secure Drive
De Personal Secure Drive is een virtueel station dat wordt gemaakt met de functie Personal Secure Drive en dat gegevens die erop worden opgeslagen,
automatisch codeert.
❑ Breng geen wijzigingen aan in de volgende instellingen op het tabblad Weergave van het venster Mapopties dat wordt
geopend als u klikt op Map- en zoekopties bij Organiseren in het menu van Windows Verkenner.
❑ Verborgen bestanden, mappen of stations niet weergeven
❑ Beveiligde besturingssysteembestanden verbergen (aanbevolen)
❑ Wijzig de systeemkenmerken van de bestanden in de mappen hieronder niet.
❑ Codeer niet de map Windows, de map Program Files en alle bestanden in deze mappen.
❑ Codeer niet de map Gebruikers en alle accountmappen daarin.
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
n 82 N
Opmerkingen over het coderen van sleutelbestanden of bestanden op de Personal Secure Drive
Wanneer u bestanden in de volgende mappen codeert, terwijl uw gebruikersaccount is geïnitialiseerd en EFS is ingeschakeld,
kunt u de TPM-software niet starten en de gecodeerde gegevens niet decoderen.
De bestanden in de mappen hieronder kunnen niet worden gecodeerd met de standaardinstellingen, omdat ze
systeemkenmerken hebben.
Wijzig de systeemkenmerken van de bestanden in de mappen hieronder niet.
!
De volgende mappen zijn standaard onzichtbaar.
❑ Mappen met sleutelbestanden
❑ C:\ProgramData\Infineon
❑ C:\Gebruikers\All Users\Infineon
(C:\Gebruikers\All Users is een snelkoppling naar C:\ProgramData.)
❑ C:\Gebruikers\<account>\AppData\Roaming\Infineon
❑ Bestanden op de Personal Secure Drive
C:\Security Platform\Personal Secure Drive\System Data\xxx.FSF
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
n 83 N
Opmerkingen over het coderen van back-upbestanden of andere bestanden
Als u back-uparchiefbestanden of token-bestanden voor noodherstel codeert, kunt u het computersysteem niet herstellen in
noodgevallen. Als u token-bestanden voor wachtwoordherstel of geheime bestanden codeert, kunt u het wachtwoord niet
meer opnieuw instellen.
Codeer niet de volgende mappen of bestanden:
Het standaardpad naar de onderstaande bestanden of het pad dat verschijnt wanneer u op Browse klikt, is Mijn documenten (of Documenten)\Security
Platform of Security Platform bij verwisselbare media.
❑ Automatisch back-uparchiefbestand
Standaardbestandsnaam: SPSystemBackup.xml of SPSystemBackup_<uw computernaam>.xml
❑ Opslagmap voor automatische back-uparchiefbestanden
Mapnaam (standaard):
❑ SPSystemBackup (De map wordt gemaakt als de submap voor het bestand SPSystemBackup.xml.)
❑ SPSystemBackup_<uw computernaam> (De map wordt gemaakt als de submap voor het bestand
SPSystemBackup_<uw computernaam>.xml-bestand.)
❑ Token-bestand voor noodherstel
Standaardbestandsnaam: SPEmRecToken.xml
❑ Token-bestand voor wachtwoordherstel
Standaardbestandsnaam: SPPwResetToken.xml
❑ Token-bestand voor noodherstel/wachtwoordherstel
Standaardbestandsnaam: SPToken_<uw computernaam>.xml
❑ Geheim bestand voor wachtwoordherstel
Standaardbestandsnaam: SPPwdResetSecret.xml of
SPPwdResetSecret_<uw computernaam>_<gebruikersnaam>.<domeinnaam>.xml
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
❑ Back-upbestand voor sleutels en certificaten
Standaardbestandsnaam: SpBackupArchive.xml
❑ PSD-back-upbestand
Standaardbestandsnaam: <Stationsnaam>-Personal Secure Drive.fsb
❑ Back-upbestand eigenaarwachtwoord
Standaardbestandsnaam: SpOwner_<uw computernaam>.tpm
❑ Protocolbestand
Standaardbestandsnaam: SpProtocol_<uw computernaam>_<gebruikersnaam>.<domeinnaam>.txt
n 84 N
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
n 85 N
De TPM configureren
Als u de geïntegreerde TPM wilt gebruiken, moet u het volgende doen:
1
De TPM inschakelen in het scherm BIOS Setup.
2
Het Infineon TPM Professional Package installeren.
3
De TPM initialiseren en configureren.
De TPM inschakelen in het scherm BIOS Setup
1
Zet de computer aan.
2
Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3
Druk op de knop < of , om het tabblad Security te selecteren, druk op de knop M of m om Change TPM State te
selecteren en druk op Enter.
4
Druk op de toets M of m om Enable te selecteren en druk op Enter.
5
Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
6
Nadat het systeem opnieuw is opgestart, selecteert u Execute in het bevestigingsvenster. Druk vervolgens op Enter.
U kunt de TPM ook uitschakelen en de TPM-configuratie wissen in het scherm BIOS Setup.
!
Stel, voordat u de TPM inschakelt, het opstartwachtwoord en het wachtwoord voor de harde schijf in ter beveiliging tegen onbevoegde wijziging van
de TPM-configuratie.
Als de TPM is ingeschakeld, duurt het langer voordat het VAIO-logo verschijnt. Dit wordt veroorzaakt door beveiligingscontroles tijdens het starten van
de computer.
U hebt geen toegang tot via TPM beveiligde gegevens als u de TPM Ownership wist. Zorg dat u een back-up maakt van de door TPM beveiligde gegevens
voordat u de TPM-configuratie wist.
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
n 86 N
Het Infineon TPM Professional Package installeren
Lees het bestand Readme.txt in de map C:\Infineon\Readme. Dubbelklik vervolgens op setup.exe in de map C:\Infineon
om het pakket te installeren.
Voor installatie van dit pakket hebt u beheerdersrechten nodig op de computer.
!
Tijdens de installatie van het Infineon TPM Professional Package moet u enkele wachtwoorden instellen. Zonder deze wachtwoorden kunt u geen via
TPM beveiligde gegevens of back-upbestanden herstellen. Schrijf de wachtwoorden op, bewaar ze op een veilige plek en geef ze niet aan anderen.
De TPM initialiseren en configureren
Raadpleeg de documentatie op het scherm voor gedetailleerde informatie. U kunt de documentatie openen door op Start,
Alle programma's, Infineon Security Platform Solution en Help te klikken.
!
Het onderhoud en beheer van gegevens die via TPM's zijn beveiligd, moet op eigen risico worden uitgevoerd. Sony accepteert geen enkele
aansprakelijkheid voor enige defecten die voortvloeien uit uw gegevensonderhoud en -beheer.
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
n 87 N
BitLocker-stationsversleuteling gebruiken met de TPM
De gegevenscodeerfunctie BitLocker-stationsversleuteling is beschikbaar op modellen met Windows 7 Ultimate.
Als u BitLocker-stationsversleuteling inschakelt in combinatie met de TPM, worden alle gegevens op het geïntegreerde
opslagapparaat versleuteld.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning voor gedetailleerde informatie over het gebruik en de configuratie van
BitLocker-stationsversleuteling.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Opmerkingen over het gebruik van BitLocker-stationsversleuteling
❑ Initialiseer de TPM met het Infineon TPM Professional Package voordat u BitLocker-stationsversleuteling inschakelt.
Als u deze functie inschakelt zonder de TPM te initialiseren, wordt geen TPM-eigenaarwachtwoord gegenereerd,
wat betekent dat u het Infineon TPM Professional Package niet kunt configureren.
❑ Het Infineon TPM Professional Package maakt geen back-up van een bestand (herstelwachtwoord) voor
BitLocker-stationsversleuteling.
❑ Op uw systeem is vooraf een extra systeempartitie voor BitLocker (S-station) geconfigureerd. Deze systeempartitie gebruikt
1,5 GB van de totale opslagcapaciteit van het geïntegreerde opslagapparaat.
❑ U moet de TPM in het scherm BIOS Setup inschakelen voordat u BitLocker-stationsversleuteling inschakelt.
❑ Versleutel geen gegevens op een opslagapparaat (zoals een USB-flashgeheugenapparaat) waarop een herstelsleutel is
opgeslagen met behulp van BitLocker-stationsversleuteling.
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
n 88 N
De versleutelde gegevens ontgrendelen met een herstelsleutel die is opgeslagen op een
USB-flashgeheugenapparaat
Als u de versleutelde gegevens wilt ontgrendelen met een herstelsleutel die is opgeslagen op een USB-flashgeheugenapparaat,
heeft uw systeem tijdens het opstarten van de computer toegang nodig tot het USB-flashgeheugenapparaat. Voer de volgende
stappen uit om de opstartvolgorde in te stellen in het scherm BIOS Setup:
1
Zet de computer aan.
2
Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3
Druk op de knop < of , om het tabblad Security te selecteren, druk op de knop M of m om Change TPM State te
selecteren en druk op Enter.
4
Druk op de toets M of m om Enable te selecteren en druk op Enter.
5
Druk op de toets < of , om Boot te selecteren en selecteer vervolgens Enabled onder External Device Boot.
6
Druk op de toets M of m om Boot Priority te selecteren en druk vervolgens op Enter.
7
Druk op de toets F5 of F6 om de opstartvolgorde van apparaten zo te wijzigen dat Internal Hard Disk hoger in de lijst
staat dan External Device.
!
Plaats Internal Optical Drive boven aan de lijst om het computersysteem te herstellen met behulp van uw herstelschijven.
8
Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
9
Nadat het systeem opnieuw is opgestart, selecteert u Execute in het bevestigingsvenster. Druk vervolgens op Enter.
10 Volg de instructies in Windows Help en ondersteuning om BitLocker-stationsversleuteling in te schakelen.
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
n 89 N
11 Sla het herstelwachtwoord op het USB-flashgeheugenapparaat op vanuit het venster voor het opslaan van het
herstelwachtwoord.
12 Volg de instructies op het scherm.
Het versleutelen wordt gestart.
!
Wanneer u het BIOS bijwerkt met updatesoftware, zoals VAIO Update, worden de standaardinstellingen voor de BIOS-parameters hersteld. In dat geval
moet u de vorige procedure opnieuw uitvoeren.
Het versleutelen duurt meerdere uren.
Randapparaten gebruiken >
n 90 N
Randapparaten gebruiken
U kunt de functies van de VAIO-computer uitbreiden met behulp van de verschillende poorten op de computer.
❑ Een dokstation aansluiten (pagina 91)
❑ Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten (pagina 99)
❑ Een externe monitor aansluiten (pagina 100)
❑ Weergavemodi selecteren (pagina 107)
❑ De meerdere-monitorsfunctie gebruiken (pagina 108)
❑ Een externe microfoon aansluiten (pagina 110)
❑ Een USB-apparaat aansluiten (pagina 111)
❑ Een i.LINK-apparaat aansluiten (pagina 113)
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
n 91 N
Een dokstation aansluiten
Door een dokstation aan te sluiten, kunt u extra randapparaten op de computer aansluiten, zoals een printer en een extern
beeldscherm.
Er wordt geen dokstation geleverd bij de computer. Het dokstation is beschikbaar als optioneel accessoire.
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
n 92 N
De poorten op het dokstation
A DC IN-lampje
Brandt als het dokstation is ingeschakeld.
B
C
D
E
IN USE-lampje (pagina 96)
UNDOCK-knop (pagina 96)
DC IN-poort (pagina 93)
Netwerkpoort (LAN) (1000BASE-T / 100BASE-TX / 10BASE-T)
(pagina 56)
F Hi-Speed USB-poorten (USB 2.0)*1 (pagina 111)
G DVI-D-poort*2 (pagina 100)
H MONITOR-poort (pagina 100)
*1
Ondersteunen hoge/volle/lage snelheid.
*2
Alleen functioneel wanneer de computer zich in de SPEED-modus bevindt.
!
Het dokstation kan alleen op de netspanning worden aangesloten via de netadapter die bij uw computer wordt geleverd. Verwijder de netadapter niet
uit het dokstation of het stopcontact als u het dokstation gebruikt. Dit kan namelijk beschadiging van gegevens en storingen aan de hardware tot gevolg
hebben.
Gelijktijdig gebruik van de HDMI-uitgangspoort van de computer en de DVI-D- of MONITOR-poort van het dokstation is niet mogelijk.
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
n 93 N
Uw computer aansluiten op het dokstation
!
Zorg altijd dat de batterij is geplaatst voordat u de computer aansluit op het dokstation.
Uw computer aansluiten op het dokstation
!
Gebruik de netadapter die is meegeleverd met uw computer.
Verplaats de computer niet wanneer deze op het dokstation is aangesloten. Het dokstation kan dan namelijk losraken, waardoor beide apparaten
beschadigingen kunnen oplopen.
1
Ontkoppel alle randapparaten van de computer.
2
Steek het ene uiteinde van het netsnoer (1) in de netadapter (2) en het andere uiteinde in een stopcontact.
3
Steek de stekker van de netadapter (2) in de DC IN-poort (3) van het dokstation (4).
4
Vouw de beschermkap van het dokstation open.
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
5
Open het kapje van de aansluiting voor het dokstation aan de onderzijde van de computer.
6
Leg de onderste hoeken aan de achterkant van de computer gelijk met de geleiders op het dokstation.
n 94 N
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
7
Druk de computer voorzichtig naar beneden totdat deze vastklikt.
8
Zet de computer aan.
n 95 N
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
n 96 N
Uw computer verwijderen uit het dokstation
!
Als u de computer verwijdert, mogen er geen apparaten in gebruik zijn die zijn gekoppeld aan het dokstation.
Verwijder de computer niet uit het dokstation terwijl het lampje IN USE brandt. Als u de computer verwijdert terwijl het lampje IN USE brandt, kan dit
resulteren in verlies van niet-opgeslagen gegevens of schade aan de computer.
Als de batterij bijna leeg is en u de computer verwijdert uit het dokstation, kan dit resulteren in verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Verwijder de computer niet uit het dokstation tijdens het afspelen van videobeelden. Sluit de softwaretoepassing die u gebruikt om videobeelden af te
spelen voordat u de computer verwijdert.
Nadat u de stappen in Uw computer verwijderen uit het dokstation (pagina 97) hebt uitgevoerd, verwijdert u de computer van het dokstation. Als u de
computer gebruikt terwijl deze zich op het dokstation bevindt, kan dit leiden tot instabiliteit.
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
n 97 N
Uw computer verwijderen uit het dokstation
1
Druk op de knop UNDOCK (1) en wacht tot het lampje IN USE (2) uitgaat.
Als het lampje IN USE niet brandt, hoeft u niet op de knop UNDOCK te drukken.
Als u op de knop UNDOCK drukt terwijl de computer in een energiebesparingsstand staat, keert de computer eerst terug naar de normale modus en
wordt vervolgens de verwijderingsprocedure gestart.
!
Nadat de computer is teruggekeerd naar de normale modus, verwijdert u deze van het dokstation. Als u de computer gebruikt terwijl deze zich op het
dokstation bevindt, kan dit leiden tot instabiliteit.
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
2
Til de computer van het dokstation.
3
Sluit het kapje van de aansluiting voor het dokstation aan de onderzijde van de computer.
n 98 N
U kunt de computer ook op de volgende manier verwijderen uit het dokstation:
1
Klik op Start, de pijl naast de knop Afsluiten en op Loskoppelen.
2
Controleer of een tekstballon wordt weergegeven en of het lampje IN USE uitgaat. Til vervolgens de computer van het
dokstation.
3
Sluit het kapje van de aansluiting voor het dokstation aan de onderzijde van de computer.
!
Het is uiterst belangrijk dat u het kapje van de aansluiting voor het dokstation sluit nadat u de computer van het dokstation hebt losgekoppeld. Als het
kapje open blijft, kan er stof binnenkomen en kan de computer beschadigd raken.
Als u de netstroom naar het dokstation volledig wilt verbreken, koppelt u de netadapter los.
Randapparaten gebruiken >
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten
n 99 N
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten
U kunt externe geluidsuitvoerapparaten (niet meegeleverd) op uw computer aansluiten, zoals luidsprekers of een hoofdtelefoon.
Externe luidsprekers aansluiten
Sluit alleen luidsprekers aan die zijn ontworpen voor gebruik met een computer.
!
Verlaag het volume vóór u de luidsprekers inschakelt.
Sluit externe luidsprekers (1) aan op de hoofdtelefoonconnector (2) i met behulp van een luidsprekerkabel (3)
(niet meegeleverd).
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
n 100 N
Een externe monitor aansluiten
Als de LCD-resolutie van de computer niet automatisch wordt gewijzigd door het loskoppelen van de externe monitor van het optionele dokstation,
past u de huidige beeldscherminstellingen aan. Zie Weergavemodi selecteren (pagina 107) voor het wijzigen van de instellingen.
Een monitor of een projector aansluiten
U kunt een extern scherm, zoals een monitor of een projector, rechtstreeks op de computer aansluiten of via het optionele
dokstation.
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
n 101 N
Een monitor of een projector aansluiten
!
De monitorpoort van de computer is niet bereikbaar als de computer op het dokstation is aangesloten.
De HDMI-uitgangspoort van de computer en de DVI-D-poort van het dokstation zijn alleen functioneel wanneer de computer zich in de SPEED-modus
bevindt.
Als u een HDMI-kabel op de HDMI-uitgangspoort van de computer of een monitorkabel op de DVI-D-poort van het dokstation aansluit wanneer de
computer zich in de STAMINA-modus bevindt, verschijnt een bevestigingsvenster. Volg de instructies op het scherm om de prestatiemodus te wijzigen
in SPEED-modus.
1
Steek het netsnoer (1) van het externe beeldscherm of de projector in een stopcontact.
2
Sluit het externe beeldscherm of de projector aan op de monitorpoort (2) op de computer of op het dokstation met behulp
van een monitorkabel (3).
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
n 102 N
Sluit indien gewenst de hoofdtelefoonconnector op de projector en de hoofdtelefoonconnector (4) i op de computer aan met een luidsprekerkabel (5).
!
Uw computer voldoet aan de voorwaarden van de HDCP-norm en kan het transmissiekanaal van digitale videosignalen coderen voor het in acht nemen van
de auteursrechtbeveiliging, zodat u videofilms van hoge kwaliteit kunt kiezen uit een breed scala bronnen met auteursrechtbeveiliging. Als u videofilms
met auteursrechtbeveiliging wilt bekijken, moet u een HDCP-compatibele monitor op de HDMI-uitgangspoort van de computer of de DVI-D-poort van
het dokstation aansluiten. Als u een niet-compatibele monitor op de computer aansluit, kunt u geen videofilms met auteursrechtbeveiliging bekijken.
Als de externe computermonitor is uitgerust met een HDMI-ingangspoort, steekt u het ene uiteinde van een HDMI-kabel in de HDMI-uitgangspoort van
de computer en het andere uiteinde in de HDMI-ingangspoort van de computermonitor.
Als uw computer is voorzien van een HDMI-uitgangspoort, gebruikt u een HDMI-naar-DVI-D-adapter om een TFT-/DVI-monitor aan te sluiten.
DVI-D staat voor Digital Visual Interface - Digital. Dit is een type DVI-poort die alleen digitale videosignalen ondersteunt (geen analoge videosignalen).
Deze heeft een 24-pins aansluiting.
Een DVI-I-poort (Digital Visual Interface - Integrated) ondersteunt digitale en analoge videosignalen. Deze heeft een 29-pins aansluiting.
De HDMI-kabel verzendt zowel video- als audiosignalen.
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
n 103 N
VAIO Ondersteuning voor Weergave (VAIO Presentation Support) gebruiken
Met VAIO Ondersteuning voor Weergave (VAIO Presentation Support) kunt u handige presentatiefuncties gebruiken, zoals
gelijktijdige weergave van een document voor snel raadplegen en het spiegelbeeld van het aangesloten externe beeldscherm.
VAIO Ondersteuning voor Weergave (VAIO Presentation Support) gebruiken
1
Druk op S1 of S2 om VAIO Ondersteuning voor Weergave (VAIO Presentation Support) te starten.
Als VAIO Ondersteuning voor Weergave (VAIO Presentation Support) niet aan een van deze knoppen is toegewezen,
wijzigt u de knoptoewijzing in het VAIO Control Center.
2
Selecteer de gewenste weergavemodus.
Als u een andere weergavemodus selecteert dan Normale Weergave (Normal Display) wordt de presentatiestand geactiveerd. In de presentatiestand
worden bepaalde computerfuncties die een presentatie kunnen verstoren, uitgeschakeld, zoals de schermbeveiliging, energiebesparingsstanden en
weergave van systeemberichten.
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
n 104 N
Een TV aansluiten op een HDMI-ingangspoort
U kunt een TV met een HDMI-ingangspoort aansluiten op de computer.
Een TV aansluiten op uw computer
!
Als u het geluid wilt beluisteren van het apparaat dat is aangesloten op de HDMI-uitgangspoort, moet u een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren.
Zie Hoe selecteer ik een ander geluidsuitvoerapparaat? (pagina 205) voor gedetailleerde instructies.
De HDMI-uitgangspoort is alleen functioneel wanneer de computer zich in de SPEED-modus bevindt.
Als u een HDMI-kabel op de HDMI-uitgangspoort aansluit wanneer de computer zich in de STAMINA-modus bevindt, verschijnt een bevestigingsvenster.
Volg de instructies op het scherm om de prestatiemodus te wijzigen in SPEED-modus.
1
Steek het netsnoer van de TV (1) in een stopcontact.
2
Steek het ene uiteinde van een HDMI-kabel (2) in de HDMI-uitgangspoort (3) van de computer en het andere uiteinde in
de TV.
3
Stel het ingangskanaal van de TV in op de externe ingang.
4
Stel het TV-configuratiesysteem in.
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
n 105 N
!
Als er een ander stuurprogramma wordt gebruikt dan het stuurprogramma van Sony, worden beeld en geluid niet weergegeven. Gebruik altijd het door
Sony meegeleverde stuurprogramma voor updates.
Raadpleeg de handleiding bij het TV-toestel voor meer informatie over het gebruik en de installatie.
De HDMI-kabel verzendt zowel video- als audiosignalen.
Een digitaal geluidsuitvoerapparaat van hoge kwaliteit tussen uw computer en een TV aansluiten
U kunt een "home theater"-ontvanger van hoge kwaliteit of een ander "surround sound"-decodeerapparaat tussen uw computer
en TV aansluiten via een HDMI-verbinding.
!
Voordat u het apparaat op de computer aansluit, controleert u eerst of de HDMI-verbinding tussen de TV en de "home theater"-ontvanger of het
"surround sound"-decodeerapparaat tot stand is gebracht.
Als u het geluid wilt beluisteren van het apparaat dat is aangesloten op de HDMI-uitgangspoort, moet u een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren.
Zie Hoe selecteer ik een ander geluidsuitvoerapparaat? (pagina 205) voor gedetailleerde instructies.
De HDMI-uitgangspoort is alleen functioneel wanneer de computer zich in de SPEED-modus bevindt.
Als u een HDMI-kabel op de HDMI-uitgangspoort aansluit wanneer de computer zich in de STAMINA-modus bevindt, verschijnt een bevestigingsvenster.
Volg de instructies op het scherm om de prestatiemodus te wijzigen in SPEED-modus.
1
Zet de TV aan en selecteer de HDMI-ingang als signaalbron.
2
Zet de "home theater"-ontvanger of het "surround sound"-decodeerapparaat aan en selecteer de HDMI-ingang als
signaalbron.
3
Steek het ene uiteinde van een HDMI-kabel in de HDMI-ingangspoort van de "home theater"-ontvanger of het "surround
sound"-decodeerapparaat en het andere uiteinde in de HDMI-uitgangspoort van de computer.
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
n 106 N
U kunt de schermresolutie van de aangesloten TV wijzigen vanaf de computer. Zie Waarom geeft mijn scherm geen video weer? (pagina 196) voor
meer informatie.
Bij het gebruik van een HDMI-verbinding kan het volume alleen door het aangesloten audioapparaat worden geregeld. De computer kan het uitgangsvolume
van aangesloten apparaten niet regelen.
Randapparaten gebruiken >
Weergavemodi selecteren
n 107 N
Weergavemodi selecteren
Wanneer er een externe monitor is aangesloten, kunt u het computerscherm of de aangesloten monitor als primair scherm
selecteren.
!
De monitorpoort van de computer is niet bereikbaar als de computer op het dokstation is aangesloten.
De resolutie van de externe monitor wordt mogelijk aangepast wanneer u tussen prestatiemodi schakelt.
Raadpleeg Prestatiemodi selecteren (pagina 116) voor het selecteren van een videocontroller.
Het kan zijn dat gelijktijdige weergave van dezelfde inhoud op uw computerscherm en op de externe monitor of projector niet mogelijk is, afhankelijk
van het type externe monitor of projector.
Schakel het externe scherm in voordat u de computer inschakelt.
Een weergavemodus selecteren met de toetsen Fn+F7
U kunt een weergavemodus selecteren met de toetsen Fn+F7. Zie Combinaties en functies met de Fn-toets (pagina 30)
voor meer informatie.
Een weergavemodus selecteren uit de beeldscherminstellingen
1
Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Beeldschermresolutie.
2
Klik op de vervolgkeuzelijst naast Meerdere schermen, selecteer de gewenste instelling en klik op OK.
Randapparaten gebruiken >
De meerdere-monitorsfunctie gebruiken
n 108 N
De meerdere-monitorsfunctie gebruiken
Dankzij de meerdere-monitorsfunctie kunt u specifieke delen van het bureaublad weergeven op verschillende monitoren.
Als u bijvoorbeeld een extern beeldscherm op de monitorpoort hebt aangesloten, kunnen uw computerscherm en het externe
beeldscherm als één bureaubladmonitor fungeren.
U kunt de cursor van het ene naar het andere scherm verplaatsen. Hierdoor kunt u objecten (bijvoorbeeld een
toepassingsvenster of een werkbalk) van het ene scherm naar het andere slepen.
Randapparaten gebruiken >
De meerdere-monitorsfunctie gebruiken
n 109 N
De meerdere-monitorsfunctie gebruiken
!
De monitorpoort van de computer is niet bereikbaar als de computer op het dokstation is aangesloten.
De resolutie van de externe monitor wordt mogelijk aangepast wanneer u tussen prestatiemodi schakelt.
Raadpleeg Prestatiemodi selecteren (pagina 116) voor het selecteren van een videocontroller.
Het is mogelijk dat het externe beeldscherm de meerdere-monitorsfunctie niet ondersteunt.
Het is mogelijk dat bepaalde software niet compatibel is met de instellingen van de meerdere-monitorsfunctie.
Zorg dat de computer niet in de slaap- of sluimerstand wordt gezet tijdens het gebruik van de meerdere-monitorsfunctie, omdat de computer dan
mogelijk niet kan worden teruggezet op de normale stand.
Als u voor elk scherm andere kleuren instelt, mag u één venster niet verdelen over twee schermen, anders is het mogelijk dat de software niet
behoorlijk werkt.
1
Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Beeldschermresolutie.
2
Klik op de vervolgkeuzelijst naast Meerdere schermen, selecteer Deze beeldschermen uitbreiden en klik op OK.
U kunt de schermkleuren en resolutie voor elke monitor instellen en de meerdere-monitorsfunctie aanpassen.
Stel minder kleuren of een lagere resolutie in voor elk scherm.
Randapparaten gebruiken >
Een externe microfoon aansluiten
Een externe microfoon aansluiten
U kunt een externe microfoon (niet meegeleverd) aansluiten op de computer.
Een externe microfoon aansluiten
Steek de microfoonkabel (1) in de microfoonconnector (2) m.
Sluit alleen microfoons aan die zijn ontworpen voor gebruik met een computer.
n 110 N
Randapparaten gebruiken >
Een USB-apparaat aansluiten
n 111 N
Een USB-apparaat aansluiten
U kunt op uw computer een USB-apparaat (Universal Serial Bus) aansluiten, zoals een muis, diskettestation, luidspreker en
printer.
Een USB-apparaat aansluiten
1
Kies de USB-poort (1) die u wilt gebruiken.
2
Steek de USB-apparaatkabel (2) in de USB-poort.
Randapparaten gebruiken >
Een USB-apparaat aansluiten
n 112 N
Opmerkingen bij het aansluiten van een USB-apparaat
❑ U moet mogelijk de stuurprogrammasoftware installeren die bij uw USB-apparaat is geleverd voordat u het apparaat kunt
gebruiken. Raadpleeg de handleiding bij het USB-apparaat voor meer informatie.
❑ Als u documenten wilt afdrukken, moet u een USB-printer gebruiken die compatibel is met uw versie van Windows.
❑ Raadpleeg de handleiding bij het USB-apparaat voor meer informatie over het verwijderen van USB-apparaten.
❑ Om te voorkomen dat de computer en/of het USB-apparaat beschadigd worden, let u op de volgende punten:
❑ Als u de computer verplaatst terwijl er USB-apparaten zijn aangesloten, let u erop dat de USB-poorten niet worden
blootgesteld aan schokken of grote druk.
❑ Plaats de computer niet in een zak of draagdoos terwijl er USB-apparaten zijn aangesloten.
Randapparaten gebruiken >
Een i.LINK-apparaat aansluiten
n 113 N
Een i.LINK-apparaat aansluiten
Uw computer is voorzien van een i.LINK-poort, waarmee u een i.LINK-apparaat, bijvoorbeeld een digitale camcorder,
kunt aansluiten.
i.LINK is een handelsmerk van Sony Corporation, dat enkel aanduidt dat het product een IEEE 1394-aansluiting bevat. De procedure voor het tot stand
brengen van een i.LINK-verbinding kan variëren, afhankelijk van de toepassing, het besturingssysteem en het i.LINK-compatibele apparaat. Niet alle
producten met een i.LINK-aansluiting kunnen met elkaar communiceren. Raadpleeg de handleiding van het i.LINK-compatibele apparaat voor meer
informatie over gebruiksomstandigheden en de juiste aansluiting. Controleer voordat u i.LINK-compatibele randapparaten, zoals een CD-RW-station of
harde schijf, op het systeem aansluit of ze compatibel zijn met het besturingssysteem en de vereiste gebruiksomstandigheden.
Opmerkingen bij het aansluiten van i.LINK-apparaten
❑ De i.LINK-poort van de computer levert geen stroom voor een extern apparaat. Als het externe apparaat een externe
stroomvoorziening vereist, moet u het aansluiten op een stroombron.
❑ De i.LINK-poort ondersteunt transmissiesnelheden van maximaal 400 Mbps. De eigenlijke transmissiesnelheid is echter
afhankelijk van de transmissiesnelheid van het externe apparaat.
❑ De optionele i.LINK-kabels zijn mogelijk niet in alle landen of regio's beschikbaar.
❑ Een i.LINK-verbinding met andere compatibele apparaten wordt niet volledig gegarandeerd.
❑ De i.LINK-verbinding is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de softwaretoepassing, het besturingssysteem en de
i.LINK-compatibele apparaten die u gebruikt. Raadpleeg de handleiding bij uw software voor meer informatie.
❑ Controleer de gebruiksvoorwaarden en de besturingssysteemcompatibiliteit van i.LINK-compatibele pc-randapparaten
(bijvoorbeeld een harde-schijfstation of CD-RW-station) voordat u deze aansluit op de computer.
Randapparaten gebruiken >
Een i.LINK-apparaat aansluiten
n 114 N
Een digitale camcorder aansluiten
Een digitale camcorder aansluiten
Steek het ene uiteinde van een i.LINK-kabel (1) (niet meegeleverd) in de i.LINK-poort (2) van de computer en het andere
uiteinde in de DV In-/Out-poort (3) van de digitale camcorder.
De aansluitingsprocedure varieert afhankelijk van het compatibele i.LINK-apparaat. Raadpleeg de handleiding bij het apparaat voor meer informatie.
U kunt de inhoud van een Memory Stick niet openen op de digitale camcorder via een i.LINK-verbinding.
Uw VAIO-computer aanpassen >
n 115 N
Uw VAIO-computer aanpassen
In dit deel wordt kort beschreven hoe u de standaardinstellingen van uw VAIO-computer kunt aanpassen. U leert onder
andere hoe u uw Sony-software en -hulpprogramma's kunt gebruiken en het uiterlijk ervan kunt aanpassen.
❑ Prestatiemodi selecteren (pagina 116)
❑ Het wachtwoord instellen (pagina 118)
❑ Intel® VT gebruiken (pagina 130)
❑ VAIO Control Center gebruiken (pagina 131)
❑ VAIO Power Management gebruiken (pagina 133)
❑ De weergavetaal wijzigen (pagina 135)
❑ De modem configureren (pagina 136)
❑ De harde schijf beschermen (pagina 137)
Uw VAIO-computer aanpassen >
Prestatiemodi selecteren
n 116 N
Prestatiemodi selecteren
De computer is uitgerust met een prestatiekeuzeschakelaar (1) zodat u de modus met de beste prestaties of het minste
energieverbruik kunt kiezen.
!
Wanneer de computer zich in de SPEED-modus bevindt (als u de NVIDIA-videocontroller gebruikt), verschijnt geen berichtvenster de eerste keer dat
u een externe monitor op de computer aansluit. Als u de beeldschermuitvoer naar een extern beeldscherm wilt leiden, drukt u op Fn+F7.
Sluit alle geopende toepassingen voordat u tussen prestatiemodi schakelt. Als u dit niet doet, kunnen niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
Tijdens het schakelen tussen prestatiemodi wordt het scherm donker en ziet u mogelijk tijdelijk ruis en flikkeringen. Dit is normaal en wijst niet op een
defect.
Als u het schakelen wilt annuleren, zet u de prestatiekeuzeschakelaar weer in de oorspronkelijke stand.
❑ STAMINA-modus
Gebruikt de Intel Graphics Media Accelerator en schakelt sommige hardwareapparaten van uw computer uit zodat de
batterij minder snel leeg raakt.
❑ SPEED-modus
Gebruikt de NVIDIA-videocontroller voor betere prestaties.
Uw VAIO-computer aanpassen >
Prestatiemodi selecteren
n 117 N
!
De HDMI-uitgangspoort van de computer en de DVI-D-poort van het dokstation zijn alleen functioneel wanneer de computer zich in de SPEED-modus
bevindt.
U kunt aan de lampjes aan de zijkanten van de prestatiekeuzeschakelaar zien welke prestatiemodus momenteel actief is.
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
n 118 N
Het wachtwoord instellen
Naast het Windows-wachtwoord kunt u BIOS-functies gebruiken om de computer te beveiligen door twee typen van
wachtwoorden in te stellen: een opstartwachtwoord en een wachtwoord voor de harde schijf.
Het wachtwoord voor de harde schijf is niet beschikbaar op modellen met twee geïntegreerde solid-state schijven in een RAID-configuratie.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Zodra u het opstartwachtwoord hebt ingesteld, wordt u gevraagd dit in te voeren nadat het VAIO-logo is weergegeven bij het
opstarten van de computer. Met het opstartwachtwoord kunt u voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot de computer.
Het wachtwoord voor de harde schijf biedt extra beveiliging van de gegevens die zijn opgeslagen op het geïntegreerde
opslagapparaat. Als u het wachtwoord voor de harde schijf instelt, hebben gebruikers die het wachtwoord niet weten, geen
toegang tot de gegevens op het geïntegreerde opslagapparaat, zelfs niet als het geïntegreerde opslagapparaat dat met een
wachtwoord is beveiligd, uit uw computer wordt gehaald en in een andere computer wordt geplaatst.
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
n 119 N
Het opstartwachtwoord toevoegen
Met het opstartwachtwoord kunt u voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot de computer.
Er zijn twee soorten opstartwachtwoorden: het wachtwoord voor de computer en het wachtwoord voor de gebruiker.
Het wachtwoord voor de computer is bedoeld voor gebruikers met beheerdersrechten voor de computer. Met dit wachtwoord
kunnen ze alle configuratieopties in het scherm BIOS Setup aanpassen en de computer opstarten. Het gebruikerswachtwoord
is bedoeld voor standaardgebruikers. Met dit wachtwoord kunnen ze bepaalde configuratieopties in het scherm BIOS Setup
aanpassen en de computer opstarten. U kunt het gebruikerswachtwoord pas instellen nadat u het wachtwoord voor de computer
hebt ingesteld.
!
Zodra u het opstartwachtwoord hebt ingesteld, kunt u de computer niet starten zonder het wachtwoord in te voeren. Zorg dat u het wachtwoord niet
vergeet. Schrijf het wachtwoord op, bewaar het op een veilige plek en geef het niet aan anderen.
Als u het opstartwachtwoord bent vergeten en hulp nodig hebt bij het opnieuw instellen ervan, worden herstellingskosten in rekening gebracht.
Uw computer moet mogelijk worden verzonden om het wachtwoord opnieuw in te stellen.
Als uw computer is uitgerust met een vingerafdruksensor en u het opstartwachtwoord hebt ingesteld naast de functie voor vingerafdrukverificatie, kunt
u in plaats van het wachtwoord vingerafdrukherkenning gebruiken als u de computer inschakelt. Zie Vingerafdrukverificatie gebruiken (pagina 73)
voor meer informatie.
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
n 120 N
Het opstartwachtwoord (wachtwoord voor de computer) toevoegen
1
Zet de computer aan.
2
Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3
Druk op de knop < of , om Security te selecteren. Selecteer Set Machine Password om het tabblad Security weer
te geven en druk op Enter.
4
Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord tweemaal het wachtwoord in en druk vervolgens op Enter.
Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties).
5
Selecteer Password when Power On onder Security en druk op Enter.
6
Verander de instelling van Disabled in Enabled.
7
Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
n 121 N
Het opstartwachtwoord (gebruikerswachtwoord) toevoegen
!
U kunt het gebruikerswachtwoord pas instellen nadat u het wachtwoord voor de computer hebt ingesteld.
1
Zet de computer aan.
2
Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3
Voer het wachtwoord voor de computer in en druk op Enter.
4
Druk op de knop < of , om Security te selecteren. Selecteer Set User Password om het tabblad Security weer te
geven en druk op Enter.
5
Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord tweemaal het wachtwoord in en druk vervolgens op Enter.
Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties).
6
Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
n 122 N
Het opstartwachtwoord wijzigen/verwijderen
Het opstartwachtwoord wijzigen of verwijderen (wachtwoord voor de computer)
1
Zet de computer aan.
2
Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3
Voer het wachtwoord voor de computer in en druk op Enter.
4
Druk op de knop < of , om Security te selecteren. Selecteer Set Machine Password om het tabblad Security weer
te geven en druk op Enter.
5
Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord eenmaal het huidige wachtwoord in en voer vervolgens tweemaal een
nieuw wachtwoord in. Druk op Enter.
Als u het wachtwoord wilt verwijderen, laat u Enter New Password en Confirm New Password leeg en drukt u op Enter.
6
Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
n 123 N
Het opstartwachtwoord wijzigen of verwijderen (gebruikerswachtwoord)
1
Zet de computer aan.
2
Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3
Voer het gebruikerswachtwoord in en druk op Enter.
4
Druk op de knop < of , om Security te selecteren. Selecteer Set User Password om het tabblad Security weer te
geven en druk op Enter.
5
Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord eenmaal het huidige wachtwoord in en voer vervolgens tweemaal een
nieuw wachtwoord in. Druk op Enter.
Als u het wachtwoord wilt verwijderen, laat u Enter New Password en Confirm New Password leeg en drukt u op Enter.
6
Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
n 124 N
Het wachtwoord voor de harde schijf toevoegen
Het wachtwoord voor de harde schijf biedt extra beveiliging van de gegevens die zijn opgeslagen op het geïntegreerde
opslagapparaat. Door het wachtwoord voor de harde schijf in te stellen, voegt u een extra beveiligingsniveau toe.
Wanneer u het wachtwoord voor de harde schijf instelt, moet u zowel het hoofd- als het gebruikerswachtwoord instellen.
Het hoofdwachtwoord wordt door gebruikers met beheerdersrechten voor de computer gebruikt om het gebruikerswachtwoord
te wijzigen in het scherm BIOS Setup. Met het gebruikerswachtwoord kunt u het geïntegreerde opslagapparaat vergrendelen.
Als u het gebruikerswachtwoord instelt, moet u dit wachtwoord en het opstartwachtwoord (als dit is ingesteld) invoeren nadat
het VAIO-logo is weergegeven.
!
U kunt de computer niet opstarten met het hoofdwachtwoord.
Als u het hoofdwachtwoord vergeet of het toetsenbord defect is (u kunt wachtwoorden alleen met het toetsenbord invoeren), is geen oplossing mogelijk
en zijn de gegevens op het geïntegreerde opslagapparaat niet toegankelijk. Dit wachtwoord KAN NIET OPNIEUW WORDEN INGESTELD. In dat geval
moet u het geïntegreerde opslagapparaat op uw kosten vervangen en zijn alle gegevens verloren die oorspronkelijk op het apparaat waren opgeslagen.
Schrijf het hoofdwachtwoord op, bewaar het op een veilige plek en geef het niet aan anderen.
Als uw computer is uitgerust met een vingerafdruksensor en u het wachtwoord voor de harde schijf hebt ingesteld naast de functie voor
vingerafdrukverificatie, kunt u in plaats van het wachtwoord vingerafdrukherkenning gebruiken als u de computer inschakelt. Zie Vingerafdrukverificatie
gebruiken (pagina 73) voor meer informatie.
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
n 125 N
Het wachtwoord voor de harde schijf toevoegen
1
Zet de computer aan.
2
Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
Als u het opstartwachtwoord hebt ingesteld, voert u dit nu in.
3
Druk op de knop < of , om Security te selecteren. Selecteer Hard Disk Password om het tabblad Security weer te
geven en druk op Enter.
Het invoerscherm Hard Disk Password verschijnt.
4
Selecteer Enter Master and User Passwords en druk op Enter.
5
Selecteer Continue in het waarschuwingsscherm en druk op Enter.
6
Voer tweemaal het hoofdwachtwoord in en druk op Enter.
Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties).
7
Voer tweemaal het gebruikerswachtwoord in en druk op Enter.
Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties).
8
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
9
Druk eerst op Esc en vervolgens op de toets < of , om het tabblad Exit te selecteren.
10 Druk op de toets M of m om Exit Setup te selecteren en druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
n 126 N
Het wachtwoord voor de harde schijf wijzigen/verwijderen
Het wachtwoord voor de harde schijf wijzigen
1
Zet de computer aan.
2
Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
Als u het opstartwachtwoord hebt ingesteld, voert u dit nu in.
3
Druk op de knop < of , om Security te selecteren. Selecteer Hard Disk Password om het tabblad Security weer te
geven en druk op Enter.
Het invoerscherm Hard Disk Password verschijnt.
4
Selecteer Change Master Password of Change User Password, en druk op Enter.
5
Voer eenmaal het huidige wachtwoord en tweemaal het nieuwe wachtwoord in.
6
Druk op Enter.
7
Druk op Enter wanneer het bericht verschijnt dat de actie is voltooid.
8
Druk eerst op Esc en vervolgens op de toets < of , om het tabblad Exit te selecteren.
9
Druk op de toets M of m om Exit Setup te selecteren en druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
n 127 N
Het wachtwoord voor de harde schijf verwijderen
1
Zet de computer aan.
2
Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
Als u het opstartwachtwoord hebt ingesteld, voert u dit nu in.
3
Druk op de knop < of , om Security te selecteren. Selecteer Hard Disk Password om het tabblad Security weer te
geven en druk op Enter.
Het invoerscherm Hard Disk Password verschijnt.
4
Selecteer Enter Master and User Passwords en druk op Enter.
5
Voer bij Enter Current Hard Disk Master Password het huidige wachtwoord in en druk op Enter.
6
Druk voor de overige velden op Enter zonder iets in te voeren.
7
Druk op Enter wanneer het bericht verschijnt dat de actie is voltooid.
8
Druk eerst op Esc en vervolgens op de toets < of , om het tabblad Exit te selecteren.
9
Druk op de toets M of m om Exit Setup te selecteren en druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
n 128 N
Het Windows-wachtwoord toevoegen
U kunt het Windows-wachtwoord gebruiken als u één computer wilt delen met andere gebruikers. Met het Windows-wachtwoord
kunt u voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot uw gebruikersaccount.
U wordt gevraagd het Windows-wachtwoord in te voeren wanneer u uw gebruikersaccount selecteert.
!
Zorg dat u het wachtwoord niet vergeet. Schrijf het wachtwoord op, bewaar het op een veilige plek en geef het niet aan anderen.
Als uw computer is uitgerust met een vingerafdruksensor en u het Windows-wachtwoord hebt ingesteld naast de functie voor vingerafdrukverificatie,
kunt u in plaats van het wachtwoord vingerafdrukherkenning gebruiken als u de computer inschakelt. Zie Vingerafdrukverificatie gebruiken (pagina 73)
voor meer informatie.
Het Windows-wachtwoord toevoegen
1
Klik op Start en Configuratiescherm.
2
Klik op het pictogram Gebruikersaccounts en Ouderlijk toezicht of Gebruikersaccounts.
3
Klik op Gebruikersaccounts.
4
Klik op Een wachtwoord voor uw account instellen onder Uw gebruikersaccount wijzigen.
5
Voer in de velden Nieuw wachtwoord en Bevestig het nieuwe wachtwoord het wachtwoord voor uw account in.
6
Klik op Wachtwoord instellen.
Zie Windows Help en ondersteuning voor meer informatie over het Windows-wachtwoord.
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het Windows-wachtwoord wijzigen/verwijderen
Het Windows-wachtwoord wijzigen
1
Klik op Start en Configuratiescherm.
2
Klik op het pictogram Gebruikersaccounts en Ouderlijk toezicht of Gebruikersaccounts.
3
Klik op Gebruikersaccounts.
4
Klik op Uw wachtwoord wijzigen.
5
Voer in het veld Huidig wachtwoord het huidige wachtwoord in.
6
Voer in de velden Nieuw wachtwoord en Bevestig het nieuwe wachtwoord het nieuwe wachtwoord in.
7
Klik op Wachtwoord wijzigen.
Het Windows-wachtwoord verwijderen
1
Klik op Start en Configuratiescherm.
2
Klik op het pictogram Gebruikersaccounts en Ouderlijk toezicht of Gebruikersaccounts.
3
Klik op Gebruikersaccounts.
4
Klik op Mijn wachtwoord verwijderen.
5
Voer in het veld Huidig wachtwoord het huidige wachtwoord in dat u wilt verwijderen.
6
Klik op Wachtwoord verwijderen.
n 129 N
Uw VAIO-computer aanpassen >
Intel® VT gebruiken
n 130 N
Intel® VT gebruiken
Met Intel® Virtualization Technology (VT) kunt u software voor hardwarevirtualisatie gebruiken om de prestaties van uw
computer te verbeteren.
!
Of Intel VT beschikbaar is, hangt af van de CPU die in de computer is geïnstalleerd.
Neem voor meer informatie over virtualisatie en over het gebruiken van de software voor hardwarevirtualisatie, contact op met de leverancier van de
software.
Intel VT inschakelen
1
Zet de computer aan.
2
Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3
Druk op de toets < of , om Advanced te selecteren.
4
Druk op de toets M of m om Intel(R) Virtualization Technology of Intel(R) VT te selecteren, druk op Enter, selecteer
Enabled en druk nogmaals op Enter.
!
Als het tabblad Advanced niet wordt weergegeven in het venster BIOS-setupvenster of als u Intel(R) Virtualization Technology niet kunt selecteren,
is Intel VT niet beschikbaar op de computer.
5
Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Uw VAIO-computer aanpassen >
VAIO Control Center gebruiken
n 131 N
VAIO Control Center gebruiken
Met het hulpprogramma VAIO Control Center kunt u systeeminformatie bekijken en voorkeuren voor de werking van het
systeem instellen.
VAIO Control Center gebruiken
1
Klik op Start, Alle programma's en VAIO Control Center.
2
Selecteer het gewenste besturingselement en wijzig de instellingen.
3
Als u klaar bent, klikt u op OK.
De instelling van het gewenste item is gewijzigd.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij VAIO Control Center wordt geleverd voor meer informatie over de verschillende opties.
Niet alle besturingselementen zijn zichtbaar als u VAIO Control Center opent als een standaardgebruiker.
Uw VAIO-computer aanpassen >
VAIO Control Center gebruiken
n 132 N
VAIO Statuscontrole (VAIO Status Monitor) gebruiken
Met het hulpprogramma VAIO Statuscontrole (VAIO Status Monitor) kunt u in het venster VAIO Statuscontrole (VAIO
Status Monitor) verschillende instellingen controleren, zoals energiebeheer, beveiliging en het huidige apparatuurgebruik.
Het venster VAIO Statuscontrole (VAIO Status Monitor) weergeven
1
Klik op Start, Alle programma's en VAIO Control Center.
2
Klik op Systeeminformatie (System Information) en VAIO Statuscontrole (VAIO Status Monitor).
3
Klik op Geavanceerd (Advanced) in het rechterdeelvenster.
U kunt de instellingen voor bepaalde items in het venster VAIO Statuscontrole (VAIO Status Monitor) wijzigen. Als u instellingen wilt wijzigen, selecteert
u het gewenste item en klikt u op Settings.
Uw VAIO-computer aanpassen >
VAIO Power Management gebruiken
n 133 N
VAIO Power Management gebruiken
Dankzij energiebeheer kunt u energiebeheerschema's instellen voor werking op netstroom of batterijvoeding, geheel aangepast
aan uw eisen op het gebied van energieverbruik.
VAIO Power Management wordt toegevoegd aan Energiebeheer van Windows. Met deze softwaretoepassing kunt u de
functies van Windows Energiebeheer gebruiken om een betere werking van de computer en een langere levensduur van de
batterijen zeker te stellen.
Een energiebeheerschema selecteren
Wanneer u de computer start, verschijnt een pictogram met de energiebeheerstatus op de taakbalk. Dit pictogram geeft aan
welke stroombron u momenteel gebruikt. Klik op dit pictogram om een venster te openen waarin de energiebeheerstatus
wordt weergegeven.
Een energiebeheerschema selecteren
1
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram met de energiebeheerstatus op de taakbalk en selecteer Energiebeheer.
2
Selecteer het gewenste energiebeheerschema.
Uw VAIO-computer aanpassen >
VAIO Power Management gebruiken
n 134 N
De instellingen voor het energiebeheerschema wijzigen
1
Klik op De schema-instellingen wijzigen onder het gewenste energiebeheerschema in het venster Energiebeheer.
Breng de gewenste wijzigingen aan in de instellingen voor de slaapstand en het scherm.
2
Als u de geavanceerde instellingen moet wijzigen, klikt u op Geavanceerde energie-instellingen wijzigen en gaat u naar
stap 3.
Als dat niet het geval is, klikt u op Wijzigingen opslaan.
3
Klik op het tabblad VAIO Power Management.
Wijzig de instellingen van de verschillende items.
4
Klik op OK.
U kunt de huidige instellingen voor het energiebeheerschema controleren via de De weergave van VAIO Energiebeheer (VAIO Power Management Viewer)
in het VAIO Control Center.
Uw VAIO-computer aanpassen >
De weergavetaal wijzigen
n 135 N
De weergavetaal wijzigen
Bij modellen met Windows 7 Ultimate of Windows 7 Enterprise kunt u het gewenste taalpakket downloaden en installeren.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
!
U moet verbinding hebben met het internet om een taalpakket te kunnen downloaden. Zie Het internet gebruiken (pagina 54) voor informatie over hoe
u de computer kunt verbinden met het internet.
Een taalpakket installeren
1
Klik op Start, Alle programma's en Windows Update.
2
Klik op xx (aantal) optionele updates zijn beschikbaar.
3
Selecteer het gewenste taalpakket in de lijst.
4
Klik op OK om te beginnen met het downloaden en installeren van het geselecteerde taalpakket.
De weergavetaal wijzigen
1
Klik op Start, Configuratiescherm en Klok, taal en regio.
2
Klik op Regio en taal.
3
Klik op het tabblad Toetsenborden en talen.
4
Kies een weergavetaal uit de vervolgkeuzelijst.
5
Klik op OK.
Uw VAIO-computer aanpassen >
De modem configureren
n 136 N
De modem configureren
Voer de onderstaande stappen uit om de instellingen op te geven voordat u de ingebouwde modem gebruikt.
1
Klik op Start en Configuratiescherm.
2
Selecteer Grote pictogrammen of Kleine pictogrammen bij Weergave rechtsboven in het venster.
3
Klik op Telefoon en modem.
4
Voer de benodigde gegevens in en klik op OK.
Het venster Telefoon en modem verschijnt.
5
Selecteer uw locatie op het tabblad Kiesregels en klik op Bewerken.
Het venster Locatie bewerken verschijnt.
6
Selecteer uw locatie onder Land/regio.
7
Selecteer Toon of Puls voor Kiezen met.
Pulskeuze wordt mogelijk niet ondersteund in sommige regio's.
8
Voer een netnummer in (indien aanwezig).
In sommige landen of regio's hoeft u geen netnummer in te voeren.
Als u een speciaal nummer moet bellen voordat u een buitenlijn kunt openen, voert u zowel een nummer in bij Kies voor
een buitenlijn voor lokale gesprekken als bij Kies voor een buitenlijn voor interlokale gesprekken.
9
Klik op OK.
10 Klik op OK in het venster Telefoon en modem.
Uw VAIO-computer aanpassen >
De harde schijf beschermen
n 137 N
De harde schijf beschermen
Als uw computer is voorzien van een geïntegreerde harde schijf, is het hulpprogramma VAIO HDD Protection voorgeïnstalleerd
zodat u de instellingen voor het beschermen van de harde schijf tegen schokken kunt aanpassen. U kunt het gevoeligheidsniveau
van de ingebouwde schoksensor instellen op het gewenste beschermingsniveau.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
!
Let op: het hulpprogramma VAIO HDD Protection bevat geen instellingen voor de solid-state schijf.
VAIO HDD Protection inschakelen
Voordat u de harde schijf kunt beschermen tegen schokken, moet u VAIO HDD Protection inschakelen.
VAIO HDD Protection inschakelen
1
Klik op Start, Alle programma's en VAIO Control Center.
2
Klik op Veiligheid (Security) en Instellingen voor de harde schijf-beveiliging (Hard Disk Drive Protection Settings).
3
Schakel het selectievakje Activate hard disk drive protection in.
4
Selecteer het gewenste gevoeligheidsniveau.
5
Klik op OK.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij de software wordt geleverd voor meer informatie.
!
VAIO HDD Protection is ontworpen om de mogelijkheid tot schade aan de harde schijf en gebruikersgegevens te minimaliseren. Gegevensbescherming
is echter niet voor 100% gegarandeerd onder alle omstandigheden.
De bescherming van de harde schijf is niet ingeschakeld tot Windows is gestart en tijdens overschakeling naar de slaap- of sluimerstand, systeemherstel
en uitschakeling van het systeem.
Uw VAIO-computer uitbreiden >
n 138 N
Uw VAIO-computer uitbreiden
Uw VAIO-computer en de geheugenmodules bevatten precisieonderdelen en werken op basis van een elektronischeconnectortechnologie. Om te vermijden dat de garantie vervalt tijdens de garantieperiode voor het product, volgt u de
onderstaande aanbevelingen:
❑ Neem contact op met de dealer als u een nieuwe geheugenmodule wilt installeren.
❑ Installeer geheugenmodules nooit zelf, tenzij u hiermee vertrouwd bent.
❑ Raak de connectors niet aan en open het kapje van het geheugenmodulecompartiment niet.
Neem als u hulp nodig hebt contact op met VAIO-Link.
Het type module en de hoeveelheid geheugen die op uw computer zijn geïnstalleerd, zijn afhankelijk van het model dat u hebt gekocht.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
n 139 N
Geheugen toevoegen en verwijderen
Als u de functies van uw computer wilt uitbreiden, kunt u de hoeveelheid geheugen uitbreiden door optionele geheugenmodules
te installeren. Voordat u een upgrade uitvoert voor het geheugen van uw computer, leest u de opmerkingen en procedures
op de volgende pagina's.
Opmerkingen over het toevoegen/verwijderen van geheugenmodules
❑ Plaats de computer op een plat oppervlak voordat u geheugenmodules toevoegt of verwijdert.
❑ Wees voorzichtig als u het geheugen vervangt. Onjuiste installatie van geheugenmodules kan schade aan het systeem
veroorzaken. Hierdoor kan de garantie van de fabrikant vervallen.
❑ Gebruik alleen geheugenmodules die compatibel zijn met de computer. Als een geheugenmodule niet door de computer
wordt gedetecteerd of het besturingssysteem Windows instabiel gedrag vertoont, neemt u contact op met de leverancier
of de fabrikant van uw geheugenmodule.
❑ Elektrostatische ontlading (ESD) kan elektronische componenten beschadigen. Zorg voordat u een geheugenmodule
aanraakt voor het volgende:
❑ Bij de stappen die worden beschreven in dit document wordt verondersteld dat u vertrouwd bent met algemene
computerterminologie en met de veiligheidsgebruiken en wettelijke voorschriften inzake het gebruik en de aanpassing
van elektronische apparatuur.
❑ Schakel de computer uit en koppel deze los van de voedingen (batterij en netadapter) en van alle
telecommunicatieverbindingen, netwerken of modems voordat u een kap of paneel van de computer verwijdert.
Als u dit niet doet, kan dit leiden tot lichamelijk letsel en/of materiële schade.
❑ ESD kan geheugenmodules en andere onderdelen beschadigen. Installeer de geheugenmodule alleen op een
ESD-werkstation. Als geen ESD-werkstation beschikbaar is, mag u niet werken in een ruimte met een vloerbedekking
en mag u geen materialen hanteren die statische elektriciteit kunnen opwekken of vasthouden (bijvoorbeeld
cellofaanverpakking). Maak een verbinding tussen uzelf en de aarde door een ongelakt, metalen deel van de
behuizing vast te houden terwijl u het werk uitvoert.
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
n 140 N
❑ Open de verpakking van de geheugenmodule pas op het moment dat u klaar bent om de module te installeren.
De verpakking beschermt de module tegen ESD.
❑ Gebruik het speciale zakje dat wordt geleverd met de geheugenmodule of wikkel de module in aluminiumfolie om deze
te beschermen tegen ESD.
❑ Het binnendringen van vloeistoffen, andere substanties of objecten in de geheugenmodulesleuven of in andere interne
componenten van de computer leidt tot schade aan de computer. Reparatiekosten vallen dan niet meer onder de garantie.
❑ Leg de geheugenmodule niet op een plaats die blootstaat aan:
❑ Warmtebronnen (bijvoorbeeld radiators of luchtkanalen)
❑ Direct zonlicht
❑ Veel stof
❑ Mechanische trillingen of schokken
❑ Sterke magneten of luidsprekers die niet magnetisch zijn afgeschermd
❑ Omgevingstemperaturen van meer dan 35°C of minder dan 5°C
❑ Hoge vochtigheid
❑ Behandel de geheugenmodule voorzichtig. Raak de randen van de onderdelen en printplaten in de computer niet aan,
om te voorkomen dat u uw handen of vingers verwondt.
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
n 141 N
Een geheugenmodule verwijderen en installeren
Een geheugenmodule verwisselen of toevoegen
1
Sluit de computer af en koppel alle randapparaten los.
2
Haal de stekker uit het stopcontact en verwijder de batterij.
3
Wacht ongeveer een uur tot de computer is afgekoeld.
4
Schroef de schroef (die wordt aangegeven door de onderstaande pijl) onder in de computer los en verwijder het kapje
van het geheugenmodulecompartiment.
5
Raak een metalen voorwerp aan om statische elektriciteit te ontladen.
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
6
Verwijder de aanwezige geheugenmodule als volgt:
❑ Trek de palletjes in de richting van de pijlen (1).
De geheugenmodule komt nu los.
❑ Zorg dat de geheugenmodule omhoog kantelt en trek deze in de richting van de pijl naar buiten (2).
7
Haal de nieuwe geheugenmodule uit de verpakking.
n 142 N
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
8
n 143 N
Schuif de geheugenmodule in de geheugenmodulesleuf en druk deze naar binnen totdat deze vastklikt.
!
Raak geen andere onderdelen van het moederbord aan.
Als u slechts één geheugenmodule wilt installeren, moet u de onderste sleuf gebruiken.
Zorg dat u de connectorrand van de geheugenmodule in de sleuf plaatst zodat de inkeping in de module in het kleine uitsteeksel in de open sleuf past.
Forceer de geheugenmodule nooit omgekeerd in de sleuf, omdat de sleuf en de module hierdoor beschadigd kunnen raken.
9
Plaats het kapje van het geheugenmodulecompartiment weer terug.
10 Draai de schroef voorzichtig vast.
11 Plaats de batterij weer terug en schakel de computer in.
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
n 144 N
De geheugencapaciteit controleren
De geheugencapaciteit controleren
1
Zet de computer aan.
2
Klik op Start, Alle programma's en VAIO Control Center.
3
Klik op Systeeminformatie (System Information) en Systeeminformatie (System Information).
U kunt de geheugencapaciteit van het systeem bekijken in het rechterdeelvenster. Als het nieuw geïnstalleerde geheugen
niet verschijnt, herhaalt u de installatieprocedure en start u de computer opnieuw op.
Voorzorgsmaatregelen >
n 145 N
Voorzorgsmaatregelen
In dit deel worden de veiligheidsrichtlijnen en voorzorgsmaatregelen beschreven om beschadiging van de VAIO-computer te
voorkomen.
❑ Informatie over de veiligheid (pagina 146)
❑ Informatie over reinigen en onderhoud (pagina 149)
❑ Met de computer omgaan (pagina 150)
❑ Met het LCD-scherm omgaan (pagina 152)
❑ De stroomvoorziening gebruiken (pagina 153)
❑ Met de ingebouwde camera omgaan (pagina 154)
❑ Met schijven omgaan (pagina 155)
❑ De batterij gebruiken (pagina 156)
❑ Memory Sticks hanteren (pagina 157)
❑ Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan (pagina 158)
❑ Vingerafdrukverificatie gebruiken (pagina 159)
❑ De TPM gebruiken (pagina 161)
Voorzorgsmaatregelen >
Informatie over de veiligheid
n 146 N
Informatie over de veiligheid
Computer
❑ Gebruik de computer op een stevig, stabiel oppervlak.
❑ Het wordt niet aanbevolen de computer rechtstreeks op uw schoot te laten rusten. Tijdens de normale werking kan de
onderkant van de computer warm worden. Als u de computer lange tijd gebruikt, kan dit ongemak of zelfs brandwonden
veroorzaken.
❑ Zorg voor voldoende luchtcirculatie om te voorkomen dat de temperatuur in de computer te hoog oploopt. Plaats de
computer nooit op zachte oppervlakken zoals tapijten, dekens, zitbanken of bedden, of in de nabijheid van gordijnen,
omdat hierdoor de ventilatieopeningen geblokkeerd kunnen raken.
❑ Gebruik alleen de aanbevolen randapparaten en interfacekabels.
Voedingsbron
❑ Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer omdat dit brand kan veroorzaken.
❑ Houd het netsnoer altijd vast bij de stekker als u het uit het stopcontact trekt. Trek nooit aan het snoer zelf.
❑ Verwijder de stekker van de computer uit het stopcontact als u van plan bent de computer gedurende langere tijd niet te
gebruiken.
❑ Trek de netadapter uit het stopcontact als u deze niet gebruikt.
❑ Zorg ervoor dat het stopcontact gemakkelijk toegankelijk is.
Voorzorgsmaatregelen >
Informatie over de veiligheid
n 147 N
Batterij
❑ Stel de batterij nooit bloot aan een temperatuur van meer dan 60°C (bijvoorbeeld in direct zonlicht of in een auto die
geparkeerd staat in de zon).
❑ Sommige oplaadbare batterijen voldoen niet aan de kwaliteits- en veiligheidsstandaarden van Sony. Om veiligheidsredenen
werkt deze computer alleen met originele Sony-batterijen die voor dit model zijn ontworpen. Als u een niet-goedgekeurde
batterij plaatst, wordt de batterij niet opgeladen en werkt de computer niet.
❑ Plaats de batterij nooit in de buurt van een warmtebron.
❑ Houd de batterij droog.
❑ Open de batterij niet en probeer deze niet uit elkaar te halen.
❑ Stel de batterij niet bloot aan mechanische schokken. Laat deze bijvoorbeeld niet op een hard oppervlak vallen.
❑ Als u de computer langere tijd niet gebruikt, verwijdert u de batterij uit de computer om te vermijden dat deze beschadigd
raakt.
❑ Als u de batterij geruime tijd niet hebt gebruikt, is deze mogelijk bijna leeg. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
De batterij raakt geleidelijk aan leeg, zelfs wanneer u deze niet gebruikt. Sluit de netadapter op de computer aan en
laad de batterij op voordat u de computer weer gebruikt.
Voorzorgsmaatregelen >
Informatie over de veiligheid
n 148 N
Hoofdtelefoon
❑ Verkeersveiligheid: gebruik geen hoofdtelefoon terwijl u een voertuig/rijtuig bestuurt, fietst of een gemotoriseerd voertuig
bedient. Dit is niet alleen gevaarlijk, maar is in sommige landen zelfs bij wet verboden. Loop niet rond met een hoofdtelefoon
met luide muziek. Dit kan gevaarlijk zijn, vooral op zebrapaden.
❑ Gehoorbeschadiging voorkomen: zet het volume van de hoofdtelefoon niet te hoog. Oorartsen raden af voortdurend en
langdurig luide muziek te beluisteren. Als uw oren beginnen te suizen, verlaagt u het volume of zet u de hoofdtelefoon af.
Memory Stick
Houd Memory Sticks en Memory Stick-adapters buiten het bereik van kinderen. Ze kunnen deze inslikken.
Voorzorgsmaatregelen >
Informatie over reinigen en onderhoud
n 149 N
Informatie over reinigen en onderhoud
Computer
❑ Reinig de behuizing met een zachte, droge of licht bevochtigde doek met een milde oplossing van een schoonmaakmiddel.
Gebruik nooit schuursponsjes, schuurmiddelen of oplosmiddelen zoals alcohol en benzeen, omdat deze de afwerkingslaag
van de computer kunnen beschadigen.
❑ Zorg ervoor dat u altijd de netadapter en de batterij loskoppelt voordat u de computer schoonmaakt.
LCD-scherm
❑ Gebruik een zachte, droge doek om het oppervlak van het LCD-scherm schoon te wrijven. Het scherm kan beschadigd
raken door het wrijven over het oppervlak.
❑ Om het LCD-scherm en het toetsenbord tegen beschadigingen te beschermen, bijvoorbeeld wanneer u de computer met
u meedraagt, spreidt u de doek zonder vouwen erin over het toetsenbord voordat u het scherm sluit.
Ingebouwde camera
Maak de lensbeschermingskap van de ingebouwde camera schoon met een lensblazer of een zachte borstel. Als de kap
extreem vuil is, maakt u deze schoon met een zachte, droge doek. Wrijf niet over de kap, aangezien deze gevoelig is voor druk.
Schijven
❑ De betrouwbaarheid van een schijf is alleen gewaarborgd wanneer u hier zorgvuldig mee omgaat. Gebruik nooit wasbenzine
of andere oplosmiddelen, thinner, alcohol, schoonmaakmiddelen of antistatische sprays, omdat de schijf hierdoor
beschadigd kan raken.
❑ Als u een schijf wilt reinigen, houdt u de schijf vast aan de randen en wrijft u deze met een zacht doekje van binnen naar
buiten schoon.
❑ Als de schijf erg vuil is, bevochtigt u een zacht doekje met water, wringt u het goed uit en wrijft u het oppervlak van de
schijf van binnen naar buiten schoon. Wrijf de schijf vervolgens goed droog met een droge, zachte doek.
Voorzorgsmaatregelen >
Met de computer omgaan
n 150 N
Met de computer omgaan
❑ Als er een voorwerp of vloeistof in de computer terechtkomt, sluit u de computer onmiddellijk af, verwijdert u de stekker
uit het stopcontact en verwijdert u de batterij. Het is aan te raden de computer door een gekwalificeerde reparateur te
laten nakijken voordat u de computer weer gebruikt.
❑ Laat de computer niet vallen en plaats geen voorwerpen op de computer.
❑ Plaats de computer niet op een locatie die blootstaat aan:
❑ Warmtebronnen (bijvoorbeeld radiators of luchtkanalen)
❑ Direct zonlicht
❑ Veel stof
❑ Vocht of regen
❑ Mechanische trillingen of schokken
❑ Sterke magneten of luidsprekers die niet magnetisch zijn afgeschermd
❑ Omgevingstemperaturen van meer dan 35°C of minder dan 5°C
❑ Hoge vochtigheid
❑ Plaats geen elektronische apparatuur in de nabijheid van de computer. Het elektromagnetische veld van de apparaten
kan een storing op de computer veroorzaken.
❑ De computer gebruikt hoogfrequente radiosignalen die de radio- of TV-ontvangst kunnen storen. Als dit probleem zich
voordoet, plaatst u de computer verder weg van het desbetreffende toestel.
❑ Gebruik geen beschadigde aansluitkabels.
❑ Wanneer de computer snel van een koude naar een warme ruimte wordt overgebracht, kan er in de computer condensatie
van waterdamp optreden. Wacht in een dergelijke situatie minimaal een uur voordat u de computer inschakelt. Als zich
een probleem voordoet, schakelt u de computer uit, verwijdert u de stekker uit het stopcontact en neemt u contact op met
VAIO-Link.
Voorzorgsmaatregelen >
Met de computer omgaan
n 151 N
❑ Maak regelmatig een reservekopie van uw gegevens om te voorkomen dat er gegevens verloren gaan in geval de computer
beschadigd raakt.
❑ Oefen geen druk uit op het LCD-scherm of de randen van het scherm wanneer u het LCD-scherm openklapt of de computer
optilt. Mogelijk is het LCD-scherm gevoelig voor druk of scheeftrekken en kan het uitoefenen van druk het scherm
beschadigen of de werking ervan verminderen. Als u de computer wilt openen, houdt u met één hand de basiseenheid
vast en klapt u met de andere hand voorzichtig het LCD-scherm open. Als u met de computer wilt rondlopen met het
scherm open, moet u de computer met beide handen vasthouden.
❑ Gebruik voor het dragen van de computer een draagtas die speciaal voor uw computer is ontworpen.
Voorzorgsmaatregelen >
Met het LCD-scherm omgaan
n 152 N
Met het LCD-scherm omgaan
❑ Stel het LCD-scherm niet bloot aan direct zonlicht. Hierdoor kan het LCD-scherm beschadigd raken. Zorg dat u direct
zonlicht tegenhoudt als u de computer gebruikt in de nabijheid van een venster.
❑ Kras niet over het oppervlak van het LCD-scherm en oefen er geen druk op uit. Dit kan schade veroorzaken.
❑ Als u de computer gebruikt bij een lage omgevingstemperatuur, kan het beeld op het LCD-scherm wat blijven hangen.
Dit is geen defect. Als de computer terug op normale temperatuur komt, doet dit probleem zich niet meer voor.
❑ Het beeld op het LCD-scherm kan enigszins blijven hangen als hetzelfde beeld geruime tijd wordt weergegeven. Na enige
tijd verdwijnt dit "beeldrestant". U kunt een schermbeveiliging gebruiken om te vermijden dat het beeld inbrandt in het
scherm.
❑ Het LCD-scherm wordt warm tijdens het gebruik van de computer. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
❑ Het LCD-scherm is geproduceerd met behulp van precisietechnologie. Het is echter mogelijk dat voortdurend heel kleine
zwarte en/of heldere puntjes (rood, blauw of groen) verschijnen op het LCD-scherm. Dit is een normaal gevolg van het
productieproces en wijst niet op een defect.
❑ Wijzig de instelling voor de richting van het LCD-scherm niet in het scherm Instellingen tablet-PC, zelfs niet als er
wijzigingsopties beschikbaar zijn voor selectie. Hierdoor kan de computer instabiel worden. Sony accepteert geen enkele
aansprakelijkheid voor enige defecten die voortvloeien uit het wijzigen van de instellingen.
❑ Oefen geen druk uit op het LCD-scherm wanneer dit gesloten is. Als u dit wel doet, kunnen er krassen op het LCD-scherm
ontstaan of kan het vuil worden.
Voorzorgsmaatregelen >
De stroomvoorziening gebruiken
n 153 N
De stroomvoorziening gebruiken
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
❑ Sluit op het stopcontact waarop de computer is aangesloten geen andere toestellen aan die stroom verbruiken (bijvoorbeeld
een kopieerapparaat of papierversnipperaar).
❑ U kunt een contactdoos met een stroomstootbeveiliging kopen. Dit apparaat helpt te voorkomen dat de computer
beschadigd raakt door stroomstoten, die zich bijvoorbeeld kunnen voordoen tijdens onweer met bliksem.
❑ Gebruik uitsluitend de netadapter die wordt geleverd met de computer of originele Sony-producten. Gebruik geen enkele
andere netadapter omdat hierdoor een storing kan worden veroorzaakt.
Voorzorgsmaatregelen >
Met de ingebouwde camera omgaan
n 154 N
Met de ingebouwde camera omgaan
❑ Raak de lensbeschermingskap van de ingebouwde camera niet aan. Als u dit wel doet, kunnen er krassen op de kap
ontstaan, die te zien zijn op de vastgelegde beelden.
❑ Laat geen direct zonlicht in de lens van de ingebouwde camera vallen, ongeacht de energiemodus van de computer.
Dit kan zorgen dat de camera niet goed werkt.
❑ De ingebouwde camera is uitgeschakeld als stilstaande beelden of videobeelden worden geïmporteerd vanaf een
i.LINK-compatibel apparaat dat is aangesloten op de i.LINK-poort.
Voorzorgsmaatregelen >
Met schijven omgaan
n 155 N
Met schijven omgaan
❑ Vingerafdrukken en stof op het oppervlak van een schijf kunnen tot leesfouten leiden. Houd een schijf vast bij de rand en
het gat in het midden, zoals hieronder wordt weergegeven:
❑ Plak nooit een label op de schijf. De schijf wordt dan mogelijk definitief onbruikbaar.
Voorzorgsmaatregelen >
De batterij gebruiken
n 156 N
De batterij gebruiken
❑ De batterij raakt sneller leeg bij lage temperaturen. Dit komt omdat het rendement van de batterij afneemt bij lage
temperaturen.
❑ Laad de batterijen op bij een temperatuur tussen 10°C en 30°C. Bij lagere temperaturen duurt het opladen langer.
❑ Er wordt hitte gecumuleerd in de batterij terwijl deze wordt gebruikt of opgeladen. Dit is normaal en is geen reden tot
bezorgdheid.
❑ U hoeft de batterij niet te ontladen vóór u deze opnieuw oplaadt.
❑ Als de batterij snel leeg raakt nadat u deze volledig hebt opgeladen, heeft de batterij waarschijnlijk het einde van de
gebruiksduur bereikt en dient u deze te vervangen.
Voorzorgsmaatregelen >
Memory Sticks hanteren
n 157 N
Memory Sticks hanteren
❑ Raak de connector van een Memory Stick niet aan met uw vingers of een metalen voorwerp.
❑ Gebruik alleen het label dat wordt geleverd bij de Memory Stick.
❑ Buig een Memory Stick niet, laat hem niet vallen of stel hem niet bloot aan schokken.
❑ Haal een Memory Stick niet uit elkaar of wijzig deze niet.
❑ Zorg ervoor dat de Memory Stick niet nat wordt.
❑ Gebruik of bewaar een Memory Stick niet op plaatsen die blootstaan aan:
❑ Statische elektriciteit
❑ Elektrische ruis
❑ Extreem hoge temperaturen (bijvoorbeeld in een auto die geparkeerd staat in de zon)
❑ Direct zonlicht
❑ Hoge vochtigheid
❑ Corrosieve stoffen
❑ Gebruik het opbergdoosje dat wordt geleverd bij de Memory Stick.
❑ Zorg ervoor dat u een back-up maakt van belangrijke gegevens.
❑ Gebruik bij het gebruik van een Memory Stick Duo geen pen met een fijne punt om het label van de Memory Stick Duo
te beschrijven. Als u druk uitoefent op de Memory Stick Duo, kunt u interne onderdelen beschadigen.
Voorzorgsmaatregelen >
Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan
n 158 N
Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan
Het ingebouwde opslagapparaat (harde schijf of solid-state schijf) heeft een hoge opslagdichtheid en kan in hoog tempo
gegevens lezen of schrijven. Het is echter ook heel kwetsbaar bij onjuist gebruik. Als het ingebouwde opslagapparaat
beschadigd is, kunnen de gegevens niet worden hersteld. Ga voorzichtig om met de computer om gegevensverlies te
voorkomen.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Beschadiging van de harde schijf vermijden
❑ Stel de computer nooit bloot aan plotselinge bewegingen.
❑ Plaats de computer nooit in de buurt van een magneet.
❑ Plaats de computer niet op een locatie die blootstaat aan mechanische trillingen of die niet stabiel is.
❑ Verplaats de computer niet terwijl de stroom is ingeschakeld.
❑ Schakel de stroom niet uit of start de computer niet opnieuw op terwijl gegevens worden gelezen van of geschreven naar
de harde schijf.
❑ Gebruik de computer niet op een plaats die blootstaat aan extreme temperatuurschommelingen.
❑ Verwijder de harde schijf niet uit de computer.
Beschadiging van de solid-state schijf vermijden
❑ Schakel de stroom niet uit of start de computer niet opnieuw op terwijl gegevens worden gelezen van of geschreven naar
de solid-state schijf.
❑ Verwijder de solid-state schijf niet uit de computer.
Voorzorgsmaatregelen >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
n 159 N
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
❑ De technologie voor vingerafdrukverificatie biedt geen waarborg voor volledige gebruikersidentificatie of een volledige
bescherming van uw gegevens en hardware.
Sony accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor problemen en schade die voortvloeien uit gebruik van de
vingerafdruksensor of uit onvermogen om de vingerafdruksensor te gebruiken.
❑ De betrouwbaarheid van de vingerafdrukherkenning is afhankelijk van uw gebruiksomstandigheden en kan tevens van
persoon tot persoon verschillen.
❑ Zorg ervoor dat u een back-up maakt van de gegevens op het geïntegreerde opslagapparaat, met name van de gegevens
in de gecodeerde archieven die u hebt gemaakt met de functie File Safe, voordat u de computer opstuurt voor reparatie.
Sony accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor enig verlies van of enige wijziging aan uw gegevens tijdens de
reparatie.
❑ Als het geïntegreerde opslagapparaat opnieuw moet worden geïnitialiseerd, bijvoorbeeld na de reparatie, gaan de
vingerafdruksjablonen verloren en moet u ze helemaal opnieuw registreren.
❑ Gegevensonderhoud en -beheer met betrekking tot vingerafdrukverificatie moet op eigen risico worden uitgevoerd.
Sony accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor enige defecten die voortvloeien uit uw gegevensonderhoud en -beheer.
❑ Voordat u de computer wegdoet of overdraagt aan een derde, wordt het ten zeerste aanbevolen de vingerafdrukgegevens
die voor de vingerafdruksensor zijn geregistreerd, te wissen nadat u de gegevens op het geïntegreerde opslagapparaat
hebt gewist. Zie Geregistreerde vingerafdrukken wissen (pagina 79) voor de gedetailleerde procedure.
Voorzorgsmaatregelen >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
n 160 N
❑ De vingerafdruksensor kan defect of beschadigd raken als u het oppervlak van de sensor bekrast met:
❑ een hard voorwerp of een scherp, puntig voorwerp
❑ fijne voorwerpen, zoals wanneer u met een vuile vinger over de vingerafdruksensor veegt
❑ In het bijzonder tijdens droge seizoenen (bijvoorbeeld in de zomer) moet u een metalen voorwerp aanraken om statische
elektriciteit op uw vinger te ontladen voordat u uw vingerafdruk scant. De vingerafdruksensor kan defect raken bij een
ontlading van statische elektriciteit.
Voorzorgsmaatregelen >
De TPM gebruiken
n 161 N
De TPM gebruiken
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
❑ Hoewel de computer is uitgerust met de TPM-beveiligingsfuncties, bieden deze functies geen waarborg voor een
volledige beveiliging van uw gegevens en hardware. Sony accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor problemen
en schadegevallen die voortvloeien uit uw gebruik van de functies.
❑ Nadat u het Infineon TPM Professional Package hebt geïnstalleerd, moet u enkele TPM-wachtwoorden instellen op de
computer. Zonder deze wachtwoorden kunt u geen via TPM beveiligde gegevens herstellen. Schrijf de wachtwoorden op,
bewaar ze op een veilige plek en geef ze niet aan anderen.
❑ Maak een back-up van de meest recente versie van het archiefbestand voor noodherstel, het token-bestand voor
noodherstel, het token-bestand voor wachtwoordherstel en uw persoonlijke geheime bestand, en bewaar deze op een
veilige plaats voordat u de computer opstuurt voor reparatie. Geef deze bestanden niet aan anderen. De gegevens die
zijn opgeslagen in de TPM die is geïntegreerd op het moederbord gaan mogelijk verloren of raken beschadigd tijdens de
reparatie.
❑ Tijdens de reparatie wordt ook de TPM vervangen als het moederbord moet worden vervangen. Gebruik in een dergelijk
geval de back-ups van het archiefbestand voor noodherstel, het token-bestand voor noodherstel, het token-bestand voor
wachtwoordherstel en uw persoonlijke geheime bestand om de TPM-configuratie te herstellen.
❑ Zorg ervoor dat u een back-up maakt van de gegevens op het geïntegreerde opslagapparaat voordat u de computer
opstuurt voor reparatie. Het geïntegreerde opslagapparaat wordt mogelijk geïnitialiseerd en teruggestuurd na de reparatie
en in dergelijke gevallen kunt u de gegevens op het apparaat niet herstellen met de back-ups van het archiefbestand voor
noodherstel, het token-bestand voor noodherstel, het token-bestand voor wachtwoordherstel en uw persoonlijke geheime
bestand.
Voorzorgsmaatregelen >
De TPM gebruiken
n 162 N
❑ Zorg ervoor dat u de automatische back-uphandelingen instelt nadat de wizard voor het initialiseren van de TPM is voltooid.
Als het venster met het selectievakje Run automatic backup now verschijnt na het configureren, schakelt u het
selectievakje in en werkt u de back-upbestanden bij. Het herstelproces op basis van de back-upbestanden kan mislukken
als u de automatische back-uphandelingen niet instelt.
❑ Het onderhoud en beheer van gegevens die via TPM's zijn beveiligd, moet op eigen risico worden uitgevoerd. Sony
accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor enige defecten die voortvloeien uit uw gegevensonderhoud en -beheer.
Problemen oplossen >
n 163 N
Problemen oplossen
In deze sectie wordt beschreven hoe u veelvoorkomende problemen met de VAIO-computer kunt oplossen. Veel problemen
zijn eenvoudig op te lossen. Probeer eerst deze suggesties alvorens contact op te nemen met VAIO-Link.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
❑ Computer (pagina 165)
❑ Systeembeveiliging (pagina 174)
❑ Batterij (pagina 175)
❑ Ingebouwde camera (pagina 177)
❑ Internet (pagina 179)
❑ Netwerken (pagina 181)
❑ Bluetooth-technologie (pagina 186)
❑ Optische schijven (pagina 190)
❑ Beeldscherm (pagina 194)
❑ Afdrukken (pagina 198)
❑ Microfoon (pagina 199)
❑ Luidsprekers (pagina 200)
❑ Touchpad (pagina 201)
❑ Toetsenbord (pagina 202)
❑ Diskettes (pagina 203)
Problemen oplossen >
n 164 N
❑ Audio/video (pagina 204)
❑ Memory Stick (pagina 207)
❑ Randapparatuur (pagina 208)
❑ Dokstation (pagina 209)
Problemen oplossen >
Computer
n 165 N
Computer
Wat moet ik doen als mijn computer niet opstart?
❑ Controleer of uw computer correct is aangesloten op een stopcontact en is ingeschakeld, en of het stroomlampje brandt.
❑ Zorg dat de batterij correct is geïnstalleerd en is opgeladen.
❑ Koppel alle aangesloten USB-apparaten (indien aanwezig) los en start vervolgens de computer opnieuw op.
❑ Verwijder eventuele extra geheugenmodules die u na aankoop hebt geplaatst en start vervolgens de computer opnieuw op.
❑ Als uw computer is aangesloten op een contactdoos of een UPS (Uninterruptible Power Supply of noodvoeding),
controleert u of de contactdoos of UPS op het stopcontact is aangesloten en is ingeschakeld.
❑ Als u een extern beeldscherm gebruikt, controleert u of dit op het stopcontact is aangesloten en is ingeschakeld.
Zorg dat de helderheid en het contrast correct zijn ingesteld. Raadpleeg de handleiding van het beeldscherm voor
meer informatie.
❑ Koppel de netadapter los en verwijder de batterij. Wacht drie tot vijf minuten. Plaats de batterij terug, sluit de netadapter
aan en druk op de aan/uit-knop om uw computer aan te zetten.
❑ Condens kan een storing in uw computer veroorzaken. Als dit gebeurt, mag u de computer gedurende ten minste één
uur niet gebruiken.
❑ Controleer of u de meegeleverde Sony-netadapter gebruikt. Voor uw veiligheid dient u alleen de originele oplaadbare
batterij en netadapter van Sony te gebruiken. Deze worden door Sony geleverd voor uw VAIO-computer.
Problemen oplossen >
Computer
n 166 N
Wat moet ik doen als het groene stroomlampje brandt, maar er niets op mijn scherm
verschijnt?
❑ Druk meerdere keren op de toetsen Alt+F4 om het toepassingsvenster te sluiten. Mogelijk is een toepassingsfout
opgetreden.
❑ Als het drukken op de toetsen Alt+F4 niet werkt, klikt u op Start, de pijl naast de knop Afsluiten en op Opnieuw opstarten
om de computer opnieuw te starten.
❑ Als de computer niet opnieuw wordt opgestart, drukt u op de toetsen Ctrl+Alt+Delete en klikt u op de pijl
naast de
knop Afsluiten
en op Opnieuw opstarten.
Als het venster Windows-beveiliging verschijnt, klikt u op Opnieuw opstarten.
❑ Als deze procedure niet werkt, houdt u de aan/uit-knop gedurende meer dan vier seconden ingedrukt om de computer
uit te schakelen. Koppel de netadapter los en laat de computer circa vijf minuten uitgeschakeld. Sluit de netadapter weer
aan en zet de computer weer aan.
!
Als u de computer uitschakelt met de toetsen Ctrl+Alt+Delete of via de aan/uit-knop, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
Problemen oplossen >
Computer
n 167 N
Wat moet ik doen als de computer of software niet meer reageert?
❑ Als uw computer niet meer reageert terwijl een softwaretoepassing wordt uitgevoerd, drukt u op de toetsen Alt+F4 om
het toepassingsvenster te sluiten.
❑ Als het drukken op de toetsen Alt+F4 niet werkt, klikt u op Start en op Afsluiten om de computer uit te schakelen.
❑ Als de computer niet wordt uitgeschakeld, drukt u op de toetsen Ctrl+Alt+Delete en klikt u op Afsluiten.
Als het venster Windows-beveiliging verschijnt, klikt u op Afsluiten.
❑ Als deze procedure niet werkt, houdt u de aan/uit-knop ingedrukt totdat de computer wordt uitgeschakeld.
!
Als u de computer uitschakelt met de toetsen Ctrl+Alt+Delete of via de aan/uit-knop, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
❑ Koppel de netadapter los en verwijder de batterij. Wacht drie tot vijf minuten. Plaats de batterij terug, sluit de netadapter
aan en druk op de aan/uit-knop om uw computer aan te zetten.
❑ Probeer het probleem te verhelpen door de software opnieuw te installeren.
❑ Neem contact op met de maker of leverancier van de software voor technische ondersteuning.
Problemen oplossen >
Computer
n 168 N
Waarom wordt mijn computer niet in de slaap- of sluimerstand gezet?
Uw computer kan instabiel worden als de werkingsmodus wordt gewijzigd voordat de computer volledig in de slaap- of
sluimerstand is gegaan.
De normale modus van uw computer herstellen
1
Sluit alle geopende programma's.
2
Klik op Start, de pijl naast de knop Afsluiten en op Opnieuw opstarten.
3
Als de computer niet opnieuw wordt opgestart, drukt u op de toetsen Ctrl+Alt+Delete, en klikt u op de pijl naast de knop
Afsluiten en Opnieuw opstarten.
Als het venster Windows-beveiliging verschijnt, klikt u op Opnieuw opstarten.
4
Als deze procedure niet werkt, houdt u de aan/uit-knop ingedrukt totdat de computer wordt uitgeschakeld.
!
Als u de computer uitschakelt met de toetsen Ctrl+Alt+Delete of via de aan/uit-knop, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
Wat moet ik doen als het batterijlampje snel knippert en mijn computer niet opstart?
❑ Dit probleem kan worden veroorzaakt doordat de batterij niet correct is geplaatst. U verhelpt dit probleem door uw computer
uit te schakelen en de batterij te verwijderen. Plaats vervolgens de batterij terug in de computer. Zie De batterij plaatsen/
verwijderen (pagina 19) voor meer informatie.
❑ Als het probleem zich blijft voordoen nadat u de bovenstaande stappen hebt uitgevoerd, betekent dit dat de batterij niet
compatibel is. Verwijder de batterij en neem contact op met VAIO-Link.
Problemen oplossen >
Computer
n 169 N
Wat moet ik doen als het bericht verschijnt dat de batterij incompatibel of verkeerd
geplaatst is, en mijn computer vervolgens overgaat op de sluimerstand?
❑ Dit probleem kan worden veroorzaakt doordat de batterij niet correct is geplaatst. U verhelpt dit probleem door uw computer
uit te schakelen en de batterij te verwijderen. Plaats vervolgens de batterij terug in de computer. Zie De batterij plaatsen/
verwijderen (pagina 19) voor meer informatie.
❑ Als het probleem zich blijft voordoen nadat u de bovenstaande stappen hebt uitgevoerd, betekent dit dat de batterij niet
compatibel is. Verwijder de batterij en neem contact op met VAIO-Link.
Waarom wordt in het venster Systeemeigenschappen een lagere processorsnelheid
weergegeven dan de maximale snelheid?
Dit is normaal. Aangezien uw computerprocessor een technologie voor regeling van de processorsnelheid gebruikt om energie
te besparen, kan in Systeemeigenschappen de huidige processorsnelheid worden weergegeven in plaats van de maximale
snelheid.
Wat moet ik doen als mijn computer mijn wachtwoord niet accepteert en het bericht Enter
Onetime Password verschijnt?
Als u driemaal achter elkaar een verkeerd opstartwachtwoord invoert, verschijnt het bericht Enter Onetime Password en
zal Windows niet meer starten. Houd de aan/uit-knop gedurende meer dan vier seconden ingedrukt om te controleren of het
stroomlampje uit gaat. Wacht 10 tot 15 seconden, zet uw computer opnieuw aan en voer het juiste wachtwoord in. Controleer
wanneer u het wachtwoord invoert of de lampjes voor de toetsen Num lock en Caps lock uit zijn. Als een of meer van deze
lampjes branden, drukt u op de toets Num Lk (of Num Lock) of Caps Lock om het lampje uit te schakelen voordat u het
wachtwoord invoert.
Problemen oplossen >
Computer
n 170 N
Wat moet ik doen als mijn spelsoftware niet werkt of steeds vastloopt?
❑ Kijk op de website van het spel of er patches of updates kunnen worden gedownload.
❑ Zorg dat u de meest recente videostuurprogrammasoftware hebt geïnstalleerd.
❑ Op sommige VAIO-modellen wordt het grafische geheugen gedeeld met het systeem. In dit geval kunnen geen optimale
grafische prestaties worden gegarandeerd.
Wat moet ik doen als ik het opstartwachtwoord ben vergeten?
Als u het opstartwachtwoord bent vergeten, neemt u contact op met VAIO-Link om het wachtwoord opnieuw in te stellen.
Hiervoor worden kosten in rekening gebracht.
Waarom wordt mijn scherm niet uitgeschakeld nadat de tijd voor automatisch uitschakelen
is verstreken?
Bepaalde softwaretoepassingen of schermbeveiligingen zijn zo ontworpen dat ze tijdelijk de functie van uw besturingssysteem
uitschakelen waardoor het computerscherm wordt uitgezet of waardoor de computer in de slaapstand wordt geplaatst na en
bepaalde periode van inactiviteit. U lost dit probleem op door de actieve toepassingen af te sluiten of een andere
schermbeveiliging te selecteren.
Problemen oplossen >
Computer
n 171 N
Hoe kan ik de volgorde wijzigen waarin apparaten worden opgestart?
U kunt een van de BIOS-functies gebruiken om deze volgorde te wijzigen. Voer de volgende stappen uit:
1
Zet de computer aan.
2
Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3
Druk op de toets < of , om Boot te selecteren.
4
Druk op de toets M of m om het station te selecteren waarvoor u de opstartvolgorde van apparaten wilt wijzigen.
5
Druk op de toets F5 of F6 om de opstartvolgorde van apparaten te wijzigen.
6
Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Wat moet ik doen als ik de computer niet kan opstarten vanaf een aangesloten
USB-diskettestation?
Als u uw computer wilt opstarten vanaf het USB-diskettestation, dient u het opstartapparaat te wijzigen.
Zet de computer aan en druk op de F11-toets als het VAIO-logo wordt weergegeven.
Problemen oplossen >
Computer
n 172 N
Hoe verklein ik het volume van de herstelpartitie?
Het ingebouwde opslagapparaat bevat de herstelpartitie met de gegevens voor het systeemherstel. Als uw computer is voorzien
van een solid-state schijf, wordt u aangeraden als volgt het volume van de herstelpartitie te verkleinen:
1
Zorg dat de computer is ingeschakeld en plaats een herstelschijf in het optische station. Schakel de computer vervolgens
uit en weer in.
!
Gebruik de herstelschijven die u hebt gemaakt bij ontvangst van de computer.
2
Selecteer uw toetsenbordindeling in de vervolgkeuzelijst en klik op Volgende.
3
Selecteer een besturingssysteem en klik op Volgende.
4
Klik op VAIO Herstelcentrum (VAIO Recovery Center).
5
Klik op Volledig systeemherstel (Restore Complete System) en op Start.
6
Selecteer Overslaan (Skip) en klik op Volgende.
U wordt gevraagd of u de VAIO Value-added-inhoud wilt behouden.
7
Selecteer Nee en klik op Volgende.
8
Volg de instructies op het scherm.
!
Tijdens de bovenstaande procedure wordt systeemherstel uitgevoerd. Alle toepassingen en gegevens die u op de opslagschijf had toegevoegd voordat
u het volume van de herstelpartitie verkleinde, gaan verloren.
Nadat u het volume van de herstelpartitie hebt verkleind, hebt u de herstelschijven nodig voor later systeemherstel.
Problemen oplossen >
Computer
n 173 N
Hoe controleer ik het volume van de herstelpartitie?
Het ingebouwde opslagapparaat bevat de herstelpartitie met de gegevens voor het systeemherstel. Als u het volume van de
herstelpartitie wilt controleren, voert u de volgende stappen uit:
1
Klik op Start, klik met de rechtermuisknop op Computer en selecteer Beheren.
2
Klik in het linkerdeelvenster op Schijfbeheer onder Opslag.
Het volume van de herstelpartitie en het totale volume van de C-schijf worden weergegeven op de rij Schijf 0 in het
middelste deelvenster.
Problemen oplossen >
Systeembeveiliging
n 174 N
Systeembeveiliging
Hoe kan ik mijn computer beschermen tegen beveiligingsproblemen, zoals virussen?
Het besturingssysteem Microsoft Windows is vooraf op uw computer geïnstalleerd. De beste manier om uw computer te
beschermen tegen beveiligingsproblemen, zoals virussen, is regelmatig de nieuwste Windows-updates te downloaden en te
installeren.
U ontvangt belangrijke Windows-updates door de volgende stappen uit te voeren:
!
Uw computer moet verbinding hebben met het internet voordat u updates kunt downloaden.
1
Klik op Start en Configuratiescherm.
2
Klik op Systeem en beveiliging.
3
Klik op Onderhoudscentrum.
4
Volg de aanwijzingen op het scherm om automatische of geplande updates in te stellen.
Hoe zorg ik dat de antivirussoftware bijgewerkt blijft?
U kunt het softwareprogramma McAfee bijgewerkt houden met de meest recente updates van McAfee, Inc.
Als u de nieuwste beveiligingsupdates wilt downloaden en installeren, voert u de volgende stappen uit:
!
Uw computer moet verbinding hebben met het internet voordat u updates kunt downloaden.
1
Klik op Start, Alle programma's, McAfee en McAfee SecurityCenter.
2
Klik op de knop in de linkerbovenhoek van het venster om de software bij te werken.
3
Volg de aanwijzingen op het scherm om updates te downloaden.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij uw softwareprogramma wordt geleverd voor meer informatie.
Problemen oplossen >
Batterij
n 175 N
Batterij
Hoe weet ik wat de oplaadstatus van de batterij is?
U kunt naar het batterijlampje voor de oplaadstatus van de batterij kijken. Zie De batterij opladen (pagina 22) voor meer
informatie.
Wanneer werkt de computer op netstroom?
Als uw computer op een stopcontact is aangesloten met de netadapter, werkt deze op netstroom, zelfs als de batterij is
geplaatst.
Wanneer moet ik de batterij opnieuw opladen?
Laad de batterij op:
❑ Wanneer de batterij bijna leeg is en de batterij- en stroomlampjes knipperen.
❑ Als u de batterij gedurende lange tijd niet hebt gebruikt.
Wanneer moet ik de batterij vervangen?
Als de batterij snel leeg raakt nadat u deze volledig hebt opgeladen, heeft de batterij waarschijnlijk het einde van de gebruiksduur
bereikt en dient u deze te vervangen.
Moet ik me zorgen maken als de geplaatste batterij warm is?
Nee, het is normaal dat de batterij warm wordt wanneer uw computer op batterijstroom werkt.
Problemen oplossen >
Batterij
n 176 N
Kan mijn computer in de sluimerstand gaan terwijl de batterij wordt gebruikt?
Uw computer kan in de sluimerstand gaan terwijl de batterij wordt gebruikt, maar sommige softwareprogramma's en
randapparaten kunnen voorkomen dat de sluimerstand wordt geactiveerd. Als u een programma gebruikt dat voorkomt dat
de sluimerstand wordt geactiveerd, slaat u uw gegevens regelmatig op om te voorkomen dat u gegevens kwijtraakt.
Zie De sluimerstand gebruiken (pagina 27) voor informatie over hoe u de sluimerstand handmatig activeert.
Hoe kan ik zorgen dat de batterij minder snel leeg raakt wanneer de computer in de
slaapstand is gezet?
Wanneer u de computer ontvangt, is de LAN-controller standaard zo ingesteld dat deze wanneer nodig de computer uit de
slaapstand kan halen. Als u wilt zorgen dat de batterij minder snel leeg raakt wanneer de computer in de slaapstand is gezet,
moet u deze standaardconfiguratie aanpassen. Voer de volgende stappen uit:
1
Klik op Start, Configuratiescherm, Hardware en geluiden en Apparaatbeheer.
2
Dubbelklik op de netwerkadapters en Gigabit-netwerkverbinding.
3
Klik op het tabblad met de instellingen voor energiebeheer en schakel het selectievakje uit voor de optie die zorgt dat de
netwerkadapter de computer uit de slaapstand kan halen.
4
Klik op OK.
Problemen oplossen >
Ingebouwde camera
n 177 N
Ingebouwde camera
Waarom worden er in de zoeker geen beelden of beelden van slechte kwaliteit
weergegeven?
❑ De ingebouwde camera kan niet tegelijk worden gebruikt in meer dan één softwaretoepassing. Sluit de actieve toepassing
voordat u een andere toepassing start.
❑ Als u een snel bewegend object bekijkt, kan de zoeker wat ruis vertonen, zoals horizontale strepen. Dit is normaal en
wijst niet op een defect.
❑ Als het probleem zich blijft voordoen, start u uw computer opnieuw op.
Waarom zijn de vastgelegde beelden van slechte kwaliteit?
❑ Als de beelden zijn vastgelegd bij tl-licht, kunnen lichtreflecties worden weergegeven.
❑ Donkere gedeelten van vastgelegde beelden kunnen worden weergegeven met ruis.
❑ Als de lensbeschermingskap vuil is, kunt u geen scherpe opnamen maken. Maak de kap schoon. Zie Ingebouwde
camera (pagina 149).
Wat moet ik doen als er bij het vastleggen van de beelden frames verloren gaan en
onderbrekingen optreden in het geluid?
❑ De effectinstellingen van uw softwaretoepassingen kunnen de oorzaak zijn van de verloren frames. Raadpleeg het
Help-bestand dat bij uw softwaretoepassing wordt geleverd voor meer informatie.
❑ Er worden mogelijk meer softwaretoepassingen uitgevoerd dan de computer kan verwerken. Sluit de toepassingen die
u op dat moment niet gebruikt.
❑ De functie voor energiebeheer van uw computer is mogelijk actief. Controleer de CPU-prestaties.
Problemen oplossen >
Ingebouwde camera
n 178 N
Wat moet ik doen als er bij het afspelen van films frames verloren gaan als de computer
op batterijvoeding werkt?
De batterij is bijna leeg. Sluit uw computer aan op een stopcontact.
Wat moet ik doen als beelden die worden vastgelegd, flikkeren?
Dit probleem doet zich voor als u de camera gebruikt bij tl-licht. Het wordt veroorzaakt door het verschil tussen de
lichtuitvoerfrequentie en de sluitertijd.
Als u de ruis die wordt veroorzaakt door flikkering wilt verminderen, wijst u de camera naar een andere kant of past u de
helderheid van de camerabeelden aan. In sommige softwaretoepassingen kunt u een van de camera-eigenschappen
(bijvoorbeeld lichtbron, flikkering, enzovoort) instellen op een specifieke waarde om de ruis te verminderen die wordt
veroorzaakt door flikkering.
Waarom wordt de video-invoer van de ingebouwde camera een paar seconden
onderbroken?
De video-invoer kan een paar seconden worden onderbroken als:
❑ u een sneltoets met de toets Fn gebruikt;
❑ de belasting van de CPU hoger wordt.
Dit is normaal en wijst niet op een defect.
Wat moet ik doen als mijn computer instabiel gedrag vertoont wanneer hij in een
energiebesparingsstand wordt gezet terwijl de ingebouwde camera in gebruik is?
Als de computer automatisch in de slaap- of sluimerstand wordt gezet, wijzigt u de instellingen van de overeenkomstige
energiebesparingsstand. Zie Energiebesparingsstanden gebruiken (pagina 26) voor het wijzigen van de instelling.
Problemen oplossen >
Internet
n 179 N
Internet
Wat moet ik doen als de modem niet werkt?
❑ Controleer of de telefoonkabel correct is aangesloten op de modempoort van uw computer en op het stopcontact.
❑ Controleer of de telefoonkabel werkt. Sluit de kabel aan op een gewone telefoon en luister of u een kiestoon hoort.
❑ Controleer of het telefoonnummer dat het programma gebruikt correct is.
❑ Controleer of de software die u gebruikt compatibel is met uw computermodem. (Alle vooraf geïnstalleerde
Sony-programma's zijn compatibel.)
❑ Zorg dat de modem het enige apparaat is dat is aangesloten op de telefoonlijn.
❑ Voer de volgende stappen uit om de instellingen te controleren:
1
Klik op Start en Configuratiescherm.
2
Selecteer Grote pictogrammen of Kleine pictogrammen bij Weergave rechtsboven in het venster.
3
Klik op Telefoon en modem.
4
Controleer of de modem wordt vermeld op het tabblad Modems.
5
Controleer of de juiste locatiegegevens worden vermeld op het tabblad Kiesregels.
Problemen oplossen >
Internet
n 180 N
Waarom is mijn modemverbinding traag?
Uw computer is uitgerust met een V.92/V.90-compatibele modem. De verbindingssnelheid van de modem wordt beïnvloed
door vele factoren, waaronder ruis op de telefoonlijn of compatibiliteit met communicatieapparaten, zoals faxapparaten of
andere modems. Als u vermoedt dat uw modem geen goede verbinding maakt met andere computermodems, faxapparaten
of uw internetprovider, voert u een van de volgende stappen uit:
❑ Vraag het telefoonbedrijf of ze willen controleren of de telefoonlijn ruisvrij is.
❑ Als het probleem te maken heeft met een faxapparaat, controleert u of er geen problemen zijn met het faxapparaat
waarmee u een verbinding tracht te maken en of dit apparaat compatibel is met faxmodems.
❑ Als u een probleem hebt met de verbinding met de provider, controleert u of de provider geen technische problemen
ondervindt.
❑ Als u een tweede telefoonlijn hebt, probeert u de modem aan te sluiten op die lijn.
Problemen oplossen >
Netwerken
n 181 N
Netwerken
Wat moet ik doen als mijn computer geen verbinding kan maken met een draadloos
LAN-toegangspunt?
❑ De prestaties van de verbinding worden beïnvloed door de afstand en door obstakels. Mogelijk moet u uw computer
verder weg van obstakels of dichter bij een gebruikt toegangspunt plaatsen.
❑ Controleer of de WIRELESS-schakelaar is ingeschakeld en of het WIRELESS-lampje op uw computer brandt.
❑ Controleer of het toegangspunt is ingeschakeld.
❑ Als u uw computer wilt verbinden met een draadloos LAN-toegangspunt dat gebruikmaakt van de 5GHz-band, zorgt
u dat de optie voor het gebruik van de 5GHz-band of van zowel de 2,4- als de 5GHz-band is geselecteerd. Ga hiervoor
naar het tabblad WLAN in het instellingenvenster VAIO Smart Network. Draadloze communicatie (volgens de standaard
IEEE 802.11a) die alleen gebruikmaakt van de 5GHz-band (die niet op alle modellen beschikbaar is), is standaard
uitgeschakeld.
❑ Voer de volgende stappen uit om de instellingen te controleren:
1
Klik op Start en Configuratiescherm.
2
Klik op Netwerkstatus en -taken weergeven onder Netwerk en internet.
3
Klik op Verbinding met een netwerk maken om te controleren of uw toegangspunt is geselecteerd.
❑ Controleer of de coderingssleutel correct is.
Problemen oplossen >
Netwerken
n 182 N
❑ Controleer of Maximale prestaties is geselecteerd onder Instellingen voor de adapter voor draadloos netwerk in het
venster Energiebeheer. Als u een andere optie selecteert, kunnen communicatieproblemen optreden. Voer de volgende
stappen uit om de instellingen te wijzigen:
1
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram met de energiebeheerstatus op de taakbalk en selecteer Energiebeheer.
2
Klik op De schema-instellingen wijzigen.
3
Klik op Geavanceerde energie-instellingen wijzigen.
4
Klik op het tabblad Geavanceerde instellingen.
5
Dubbelklik op Instellingen voor de adapter voor draadloos netwerk en Modus voor energiebesparing.
6
Selecteer Maximale prestaties in de vervolgkeuzelijst voor zowel Op accu als Netstroom.
Problemen oplossen >
Netwerken
n 183 N
Wat moet ik doen als ik geen toegang tot het internet krijg?
❑ Controleer de instellingen voor het toegangspunt. Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt voor meer informatie.
❑ Controleer of uw computer en het toegangspunt verbinding met elkaar hebben.
❑ Plaats uw computer verder weg van obstakels of dichter bij het toegangspunt dat u gebruikt.
❑ Controleer of uw computer correct is geconfigureerd voor internettoegang.
❑ Controleer of Maximale prestaties is geselecteerd onder Instellingen voor de adapter voor draadloos netwerk in het
venster Energiebeheer. Als u een andere optie selecteert, kunnen communicatieproblemen optreden. Volg de stappen
uit Wat moet ik doen als mijn computer geen verbinding kan maken met een draadloos LAN-toegangspunt?
(pagina 181) om de instellingen te wijzigen.
Waarom verloopt de gegevensoverdracht traag?
❑ De gegevensoverdrachtsnelheid van het draadloze LAN wordt beïnvloed door de afstand en obstakels tussen apparaten
en toegangspunten. Andere factoren zijn apparaatconfiguraties, zendomstandigheden en softwarecompatibiliteit. Voor
een maximale overdrachtsnelheid moet u uw computer mogelijk verder weg van obstakels of dichter bij een gebruikt
toegangspunt plaatsen.
❑ Als u een draadloos LAN-toegangspunt gebruikt, kan het apparaat tijdelijk zijn overbelast, afhankelijk van het aantal
apparaten dat communiceert via het toegangspunt.
❑ Als het toegangspunt de werking van andere toegangspunten verstoort, wijzigt u het kanaal voor het toegangspunt.
Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt voor meer informatie.
❑ Controleer of Maximale prestaties is geselecteerd onder Instellingen voor de adapter voor draadloos netwerk in het
venster Energiebeheer. Als u een andere optie selecteert, kunnen communicatieproblemen optreden. Volg de stappen
uit Wat moet ik doen als mijn computer geen verbinding kan maken met een draadloos LAN-toegangspunt?
(pagina 181) om de instellingen te wijzigen.
Problemen oplossen >
Netwerken
n 184 N
Hoe voorkom ik onderbrekingen in de gegevensoverdracht?
❑ Als uw computer verbinding heeft met een toegangspunt, kan de gegevensoverdracht worden onderbroken bij overdracht
van een groot bestand of als de computer in de buurt van een magnetron of draadloze telefoon staat.
❑ Plaats uw computer dichter bij het toegangspunt.
❑ Controleer of de verbinding met het toegangspunt intact is.
❑ Wijzig het kanaal van het toegangspunt. Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt voor meer informatie.
❑ Controleer of Maximale prestaties is geselecteerd onder Instellingen voor de adapter voor draadloos netwerk in het
venster Energiebeheer. Als u een andere optie selecteert, kunnen communicatieproblemen optreden. Volg de stappen
uit Wat moet ik doen als mijn computer geen verbinding kan maken met een draadloos LAN-toegangspunt?
(pagina 181) om de instellingen te wijzigen.
Wat zijn kanalen?
❑ Draadloze LAN-communicatie gebruikt gedeelde frequentiebanden, kanalen genoemd. Draadloze LAN-toegangspunten
van andere fabrikanten kunnen zijn ingesteld op andere kanalen dan Sony-apparaten.
❑ Als u een draadloos LAN-toegangspunt gebruikt, raadpleegt u de verbindingsinformatie in de handleiding bij uw
toegangspunt.
Waarom wordt de netwerkverbinding verbroken als ik de coderingssleutel wijzig?
De peer-to-peer netwerkverbinding tussen twee computers met de draadloze LAN-functie kan worden verbroken als de
coderingssleutel wordt gewijzigd. U kunt de coderingssleutel uit het oorspronkelijke profiel herstellen of de sleutel opnieuw
invoeren op beide computers, zodat de sleutels overeenstemmen.
Problemen oplossen >
Netwerken
n 185 N
Hoe geef ik het venster VAIO Smart Network weer?
U geeft het venster VAIO Smart Network op het bureaublad weer door de volgende stappen uit te voeren:
1
Klik op Start, Alle programma's en VAIO Control Center.
2
Klik op Netwerkverbindingen (Network Connections) en VAIO Smart Network.
3
Klik op Geavanceerd (Advanced) in het rechterdeelvenster.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij de software wordt geleverd voor meer informatie over de VAIO Smart Network-software.
Wat moet ik doen als mijn computer geen verbinding kan maken met het draadloze WAN?
❑ Zorg dat de batterij correct is geïnstalleerd en is opgeladen.
❑ Controleer of de SIM-kaart compatibel is met 3G-gegevens en of deze functie is geactiveerd door het
telecommunicatiebedrijf. Volg voor het plaatsen van de SIM-kaart de procedure in Een SIM-kaart plaatsen (pagina 65).
❑ Controleer of uw mobiele telefoon in uw regio kan worden gebruikt. Neem hiervoor contact op met het
telecommunicatiebedrijf.
❑ Controleer of de WIRELESS-schakelaar is ingeschakeld en of het WIRELESS-lampje op uw computer brandt.
❑ Controleer of de knop WWAN is geselecteerd in het venster VAIO Smart Network.
❑ Mogelijk moet u handmatig de gegevens van het toegangspunt (APN, Access Point Name) invoeren in de software die
u voor het beheer van de verbinding gebruikt. Als dat het geval is, moet u het telecommunicatiebedrijf om de gegevens
van het toegangspunt vragen. Raadpleeg voor meer informatie het Help-bestand dat wordt geleverd bij de software die
u voor het beheer van de verbinding gebruikt.
❑ Controleer of de software die u voor het beheer van de verbinding gebruikt, de draadloze WAN-modem detecteert.
Het kan even duren voordat de draadloze WAN-modem door de software wordt gedetecteerd.
Bezoek regelmatig de ondersteuningswebsite van VAIO op http://www.vaio-link.com/troubleshoot/wwan/ voor meer informatie over de draadloze
WAN-functie.
Problemen oplossen >
Bluetooth-technologie
n 186 N
Bluetooth-technologie
Wat moet ik doen als andere Bluetooth-apparaten mijn computer niet kunnen detecteren?
❑ Controleer of de Bluetooth-functie op beide apparaten is ingeschakeld.
❑ Controleer of de WIRELESS-schakelaar is ingeschakeld en of het WIRELESS-lampje op uw computer brandt.
❑ U kunt de Bluetooth-functie niet gebruiken wanneer de computer in de slaap- of sluimerstand staat. Zet de computer weer
in de normale modus en zet de WIRELESS-schakelaar aan.
❑ Mogelijk is de afstand tussen de computer en het apparaat te groot. De draadloze technologie van Bluetooth werkt het
beste als de apparaten niet meer dan 10 meter van elkaar verwijderd zijn.
Wat moet ik doen als ik het Bluetooth-apparaat waarmee ik wil communiceren niet kan
vinden?
❑ Controleer of de Bluetooth-functie van het apparaat waarmee u wilt communiceren, is ingeschakeld. Raadpleeg de
handleiding van het andere apparaat voor meer informatie.
❑ Wanneer het apparaat waarmee u wilt communiceren al met een ander Bluetooth-apparaat communiceert, is het mogelijk
dat het niet wordt gevonden of dat het niet met de computer kan communiceren.
❑ Als u wilt dat andere Bluetooth-apparaten met de computer kunnen communiceren, voert u de volgende stappen uit:
1
Klik op Start en Apparaten en printers.
2
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het Bluetooth-apparaat en klik op Bluetooth-instellingen.
3
Klik op het tabblad Opties en schakel het selectievakje Deze computer mag door Bluetooth-apparaten worden
gevonden in.
Problemen oplossen >
Bluetooth-technologie
n 187 N
Wat moet ik doen als andere Bluetooth-apparaten geen verbinding met mijn computer
kunnen maken?
❑ Controleer de suggesties uit Wat moet ik doen als ik het Bluetooth-apparaat waarmee ik wil communiceren niet kan
vinden? (pagina 186).
❑ Controleer of de andere apparaten zijn geverifieerd.
❑ De afstand waarover gegevens kunnen worden uitgewisseld, kan minder zijn dan 10 meter, afhankelijk van de obstakels
tussen de twee apparaten, de kwaliteit van de radiogolven, het besturingssysteem of de gebruikte software. Zet uw
computer en Bluetooth-apparaten dichter bij elkaar.
Waarom is mijn Bluetooth-verbinding traag?
❑ De snelheid van de gegevensoverdracht hangt af van de obstakels en/of de afstand tussen de twee apparaten, de kwaliteit
van de radiogolven, het besturingssysteem of de gebruikte software. Zet uw computer en Bluetooth-apparaten dichter bij
elkaar.
❑ De 2,4GHz-radiofrequentie die door Bluetooth- en draadloze LAN-apparaten wordt gebruikt, wordt ook gebruikt door
andere apparaten. Bluetooth-apparaten beschikken over technologie die storing minimaliseert van andere apparaten die
dezelfde golflengte gebruiken, wat echter kan leiden tot een lagere communicatiesnelheid en een kleiner verbindingsbereik.
De communicatie kan ook worden onderbroken door interferentie van andere apparaten.
❑ De prestaties van de verbinding worden beïnvloed door de afstand en door obstakels. Mogelijk moet u de computer verder
weg plaatsen van obstakels of dichter bij het apparaat waarmee de computer is verbonden.
❑ Verwijder obstakels tussen de computer en het apparaat waarmee de computer is verbonden.
Problemen oplossen >
Bluetooth-technologie
n 188 N
Waarom kan ik de services die worden ondersteund door het aangesloten
Bluetooth-apparaat, niet gebruiken?
Verbinding is alleen mogelijk voor services die ook worden ondersteund op de computer met de Bluetooth-functie.
Zoek informatie over Bluetooth in Windows Help en ondersteuning voor meer details.
Kan ik een apparaat met Bluetooth-technologie in vliegtuigen gebruiken?
Met Bluetooth-technologie verzendt de computer een radiofrequentie van 2,4 GHz. Op gevoelige locaties, zoals ziekenhuizen
en vliegtuigen, kunnen beperkingen gelden voor het gebruik van Bluetooth-apparaten om radiostoring te voorkomen. Vraag het
personeel of het gebruik van de Bluetooth-functie op de computer is toegestaan.
Waarom kan ik de Bluetooth-functie niet gebruiken wanneer ik me bij de computer
aanmeld met standaard gebruikersrechten?
De Bluetooth-functie is mogelijk niet beschikbaar voor gebruikers met standaardrechten op de computer. Meld u bij de computer
aan als gebruiker met beheerdersrechten.
Waarom kan ik de Bluetooth-apparaten niet gebruiken als een andere gebruiker?
Als de vorige gebruiker zich niet afmeldt van het systeem, werken de Bluetooth-apparaten niet. Meld u af voordat u de software
gebruikt als een andere gebruiker. Als u zich wilt afmelden van het systeem, klikt u op Start, de pijl naast de knop Afsluiten
en Afmelden.
Waarom kan ik geen visitekaartgegevens uitwisselen met een mobiele telefoon?
De functie voor het uitwisselen van visitekaartgegevens wordt niet ondersteund.
Problemen oplossen >
Bluetooth-technologie
n 189 N
Wat moet ik doen als ik geen geluid hoor via de hoofdtelefoon of audio-/videocontroller?
Controleer de SCMS-T-instellingen. Als de hoofdtelefoon of audio-/videocontroller geen SCMS-T-inhoudbeveiliging
ondersteunt, sluit u het apparaat aan via het Advanced Audio Distribution Profile (A2DP). Voer de volgende stappen uit:
1
Klik op Start en Apparaten en printers.
2
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaat waarmee u via het A2DP verbinding wilt maken en kies
Control.
3
Klik op SCMS-T Settings.
4
Schakel het selectievakje Connect to a device only if it supports SCMS-T content protection uit.
Wat moet ik doen als het Bluetooth-pictogram niet wordt weergegeven op de taakbalk?
❑ Controleer of de WIRELESS-schakelaar is ingeschakeld en of het WIRELESS-lampje op uw computer brandt.
❑ Controleer of de knop WLAN is geselecteerd in het venster VAIO Smart Network.
❑ Als u het Bluetooth-pictogram op de taakbalk wilt weergeven, voert u de volgende stappen uit:
1
Klik op Start en Apparaten en printers.
2
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het Bluetooth-apparaat en klik op Bluetooth-instellingen.
3
Klik op het tabblad Opties en schakel het selectievakje Het Bluetooth-pictogram in het systeemvak weergeven in.
Problemen oplossen >
Optische schijven
n 190 N
Optische schijven
Waarom blijft mijn computer hangen als ik probeer een schijf te lezen?
De schijf die uw computer probeert te lezen is mogelijk vuil of beschadigd. Voer de volgende stappen uit:
1
Druk op de toetsen Ctrl+Alt+Delete, en klik op de pijl naast de knop Afsluiten en Opnieuw opstarten om de computer
opnieuw op te starten.
!
Als u de computer uitschakelt met de toetsen Ctrl+Alt+Delete, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
2
Verwijder de schijf uit het optische schijfstation.
3
Controleer of de schijf vuil of beschadigd is. Als u de schijf moet reinigen, raadpleegt u Schijven (pagina 149) voor
aanwijzingen.
Wat moet ik doen als de lade van het station niet opengaat?
❑ Controleer of uw computer aanstaat.
❑ Als de stroomtoevoer naar het optische station is uitgeschakeld door VAIO Power Management, werkt de reserveuitwerpknop van het optische station niet. Gebruik de uitwerpknop rechtsboven op het toetsenbord. Het duurt even
voordat de lade van het station opengaat als het optische station niet aan staat.
❑ Als de uitwerpknop niet werkt, klikt u op Start en Computer, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram van het
optische station en selecteert u Uitwerpen.
❑ Als geen van de bovenstaande opties werkt, duwt u een dun, recht voorwerp (zoals een paperclip) in het uitwerpgaatje
in de buurt van de reserve-uitwerpknop van het station.
❑ Probeer het probleem te verhelpen door uw computer opnieuw op te starten.
Problemen oplossen >
Optische schijven
n 191 N
Wat moet ik doen als ik niet naar behoren een schijf op mijn computer kan beluisteren?
❑ Controleer of de schijf met het label omhoog in het optische station is geplaatst.
❑ Controleer of de benodigde toepassingen zijn geïnstalleerd aan de hand van de instructies van de fabrikant.
❑ Als een schijf vuil of beschadigd is, reageert uw computer niet meer. Voer de volgende stappen uit:
1
Druk op de toetsen Ctrl+Alt+Delete, en klik op de pijl naast de knop Afsluiten en Opnieuw opstarten om de
computer opnieuw op te starten.
!
Als u de computer uitschakelt met de toetsen Ctrl+Alt+Delete, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
2
Verwijder de schijf uit het optische schijfstation.
3
Controleer of de schijf vuil of beschadigd is. Als u de schijf moet reinigen, raadpleegt u Schijven (pagina 149) voor
aanwijzingen.
❑ Als u een schijf afspeelt en geen geluid hoort, voert u een van de volgende stappen uit:
❑ Mogelijk is het volume uitgeschakeld met de toetsen Fn+F2. Druk nogmaals op de toetsen.
❑ Mogelijk is het volume gedempt met de toetsen Fn+F3. Houd de toetsen Fn+F4 ingedrukt om het volume te verhogen
tot u geluid kunt horen.
❑ Klik met de rechtermuisknop op het volumepictogram op de taakbalk en klik op Volumemixer openen om de
instellingen te controleren.
❑ Controleer de volume-instelling van de audiomixer.
❑ Als u externe luidsprekers gebruikt, controleert u de volumeregeling op de luidsprekers en de aansluiting van de
luidsprekers op uw computer.
Problemen oplossen >
Optische schijven
n 192 N
❑ Controleer of de juiste stuurprogrammasoftware is geïnstalleerd. Voer de volgende stappen uit:
1
Klik op Start en Configuratiescherm.
2
Klik op Systeem en beveiliging.
3
Klik op Systeem.
4
Klik in het linkerdeelvenster op Apparaatbeheer.
Het venster Apparaatbeheer verschijnt met een lijst van de hardwareapparaten van uw computer.
Als er een "X" of een uitroepteken wordt weergegeven op het weergegeven apparaat, moet u mogelijk het apparaat
inschakelen of de stuurprogrammasoftware opnieuw installeren.
5
Dubbelklik op het optische station om een lijst te openen van de optische stations van uw computer.
6
Dubbelklik op het gewenste station.
U kunt het stuurprogramma controleren door te klikken op het tabblad Stuurprogramma en vervolgens op
Stuurprogrammagegevens.
7
Klik op OK om het venster te sluiten.
❑ Controleer of er geen label op de schijf is geplakt. Labels kunnen losgaan terwijl de schijf zich in het optische station
bevindt en het station beschadigen of defecten veroorzaken.
❑ Als een waarschuwing over een regiocode wordt weergegeven, is de schijf mogelijk incompatibel met het optische station.
Controleer op de doos of de regiocode compatibel is met het station.
❑ Als er condens aanwezig is in uw computer, mag u de computer gedurende ten minste één uur niet gebruiken. Condens
kan een storing in de computer veroorzaken.
❑ Zorg ervoor dat uw computer op netstroom werkt en probeer de schijf opnieuw af te spelen.
Problemen oplossen >
Optische schijven
n 193 N
Wat moet ik doen als ik geen Blu-ray Discs kan afspelen of de computer instabiel wordt
tijdens het afspelen van Blu-ray Discs?
❑ Controleer of het optische station Blu-ray Disc-media ondersteunt.
❑ Mogelijk kunt u bepaalde inhoud van Blu-ray Discs niet op uw computer afspelen of wordt de computer instabiel tijdens
het afspelen van Blu-ray Discs. Als u de inhoud wilt afspelen, moet u VAIO Update gebruiken om de meest recente
updates voor WinDVD BD te downloaden en te installeren.
Voor informatie over het gebruik van VAIO Update raadpleegt u Uw computer bijwerken (pagina 28).
Wat moet ik doen als ik geen gegevens op CD-media kan schrijven?
❑ Start geen software en zorg dat er geen programma's automatisch worden gestart, zelfs geen schermbeveiliging.
❑ Als u een CD-R/RW-schijf gebruikt waarop een label is geplakt, vervangt u deze door een schijf waarop geen label is
geplakt. Het gebruik van een schijf waarop een label is geplakt, kan een schrijffout of andere beschadigingen veroorzaken.
Wat moet ik doen als ik geen gegevens op DVD-media kan schrijven?
❑ Zie erop toe dat u de juiste beschrijfbare DVD gebruikt.
❑ Controleer welke indeling voor beschrijfbare DVD's compatibel is met het optische station. Beschrijfbare DVD's van
bepaalde merken werken niet.
Waarom kan ik geen gegevens schrijven naar Blu-ray Discs?
❑ Controleer of het optische station de functie voor het beschrijven van Blu-ray Discs ondersteunt.
❑ BD-R Discs zijn niet opnieuw beschrijfbaar. U kunt geen gegevens toevoegen aan of wissen van BD-R Discs.
Problemen oplossen >
Beeldscherm
n 194 N
Beeldscherm
Waarom gaat mijn scherm uit?
❑ Uw computerscherm kan uitgaan als de computer geen stroom meer krijgt of als een energiebesparingsstand wordt
geactiveerd (slaap- of sluimerstand). Als de computer in de slaapstand LCD (Video) staat, drukt u op een toets om de
normale modus van de computer te herstellen. Zie Energiebesparingsstanden gebruiken (pagina 26) voor meer
informatie.
❑ Controleer of uw computer correct is aangesloten op een stopcontact en is ingeschakeld, en of het stroomlampje brandt.
❑ Als uw computer op batterijstroom werkt, controleert u of de batterij correct is geplaatst en is opgeladen. Zie De batterij
gebruiken (pagina 19) voor meer informatie.
❑ Als de beeldschermuitvoer naar een extern beeldscherm wordt geleid, drukt u op Fn+F7. Zie Combinaties en functies
met de Fn-toets (pagina 30) voor meer informatie.
❑ Tijdens het schakelen tussen prestatiemodi wordt het scherm donker en ziet u mogelijk tijdelijk ruis en flikkeringen. Dit is
normaal en wijst niet op een defect.
Problemen oplossen >
Beeldscherm
n 195 N
Wat moet ik doen als afbeeldingen of video's niet goed worden weergegeven?
❑ Zorg dat de kleurenoptie Ware kleuren (32-bits) is geselecteerd voordat u grafische of videosoftware gebruikt of het
afspelen van een DVD start. Als u een andere optie selecteert, kan de desbetreffende software mogelijk niet goed
afbeeldingen weergeven. Voer de volgende stappen uit om een andere kleurenoptie te selecteren:
1
Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Beeldschermresolutie.
2
Klik op Geavanceerde instellingen.
3
Klik op het tabblad Monitor.
4
Selecteer Ware kleuren (32-bits) onder Kleuren.
❑ Wijzig de instelling voor de beeldschermresolutie of het aantal kleuren niet tijdens het gebruik van grafische of videosoftware
of het afspelen van een DVD omdat het afspelen/weergeven hierdoor kan worden onderbroken of het systeem instabiel
kan worden.
Het wordt ook aanbevolen de schermbeveiliging uit te schakelen voordat u het afspelen van een DVD start. Als de
schermbeveiliging is ingeschakeld, wordt deze mogelijk geactiveerd tijdens het afspelen van een DVD, waardoor de DVD
niet goed kan worden afgespeeld. Sommige schermbeveiligingen wijzigen zelfs de instelling voor de beeldschermresolutie
en het aantal kleuren.
Wat moet ik doen als er geen beeld wordt weergegeven op mijn televisiescherm of het
externe beeldscherm dat is aangesloten op de HDMI-uitgangspoort?
❑ De HDMI-uitgangspoort is alleen functioneel wanneer de computer zich in de STAMINA-modus bevindt. Zet de
prestatiemodus op SPEED voordat u een extern apparaat aansluit op de HDMI-uitgangspoort. Raadpleeg Prestatiemodi
selecteren (pagina 116) voor het selecteren van de modus.
❑ Controleer of u een HDCP-compatibel beeldscherm gebruikt. Videofilms met auteursrechtbeveiliging kunnen niet worden
afgespeeld op een beeldscherm dat niet HDCP-compatibel is. Zie Een TV aansluiten op een HDMI-ingangspoort
(pagina 104) of Een monitor of een projector aansluiten (pagina 100) voor meer informatie.
Problemen oplossen >
Beeldscherm
n 196 N
Waarom geeft mijn scherm geen video weer?
❑ Als de beeldschermuitvoer naar het externe beeldscherm wordt geleid, maar het externe beeldscherm niet is aangesloten,
kunt u geen videobeeld op uw computerscherm zien. Stop het afspelen van de video, wijzig de uitvoer naar het
computerscherm en speel de video opnieuw af. Zie Weergavemodi selecteren (pagina 107) voor het wijzigen van de
schermuitvoer. U kunt ook op Fn+F7 drukken om de uitvoer te wijzigen. Zie Combinaties en functies met de Fn-toets
(pagina 30) voor meer informatie.
❑ De computer heeft mogelijk onvoldoende videogeheugen om video's met een hoge resolutie af te spelen. Als dat het
geval is, verlaagt u de resolutie van het LCD-scherm.
Voer de volgende stappen uit om de schermresolutie te wijzigen:
1
Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Beeldschermresolutie.
2
Klik op de vervolgkeuzelijst naast Resolutie.
3
Verplaats de schuifregelaar omhoog om de schermresolutie te verhogen of naar beneden om deze te verlagen.
U kunt de totale hoeveelheid beschikbaar grafisch geheugen en videogeheugen bekijken. Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad,
kies Beeldschermresolutie en klik op Geavanceerde instellingen en het tabblad Adapter. De weergegeven waarde komt mogelijk niet overeen met
de werkelijke hoeveelheid geheugen in de computer.
Wat moet ik doen als het scherm donker is?
Druk op Fn+F6 om uw computerscherm lichter te maken.
Wat moet ik doen als er niets op de externe monitor verschijnt?
Gebruik de toetsen Fn+F7 om de uitvoer te wijzigen. Zie Combinaties en functies met de Fn-toets (pagina 30) voor meer
informatie.
Problemen oplossen >
Beeldscherm
n 197 N
Hoe voer ik Windows Aero uit?
Als u Windows Aero wilt uitvoeren, voert u de volgende stappen uit:
1
Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Aanpassen.
2
Selecteer het gewenste thema bij Aero-thema's.
Zie Windows Help en ondersteuning voor informatie over de Windows Aero-voorzieningen, zoals Windows Flip 3D.
Problemen oplossen >
Afdrukken
n 198 N
Afdrukken
Wat moet ik doen als ik geen document kan afdrukken?
❑ Controleer of uw printer aan staat en of de printerkabel correct is aangesloten op de poorten van de printer en uw computer.
❑ Controleer of uw printer compatibel is met het Windows-besturingssysteem dat op uw computer is geïnstalleerd.
❑ U moet mogelijk een printerstuurprogramma installeren voordat u uw printer kunt gebruiken. Raadpleeg de handleiding
bij uw printer voor meer informatie.
❑ Als uw printer niet werkt nadat uw computer weer wordt geactiveerd vanuit een energiebesparingsstand (slaap- of
sluimerstand), start u de computer opnieuw op.
❑ Als uw printer over functies voor bidirectionele communicatie beschikt, kunt u mogelijk afdrukken door deze functies op
uw computer uit te schakelen. Voer de volgende stappen uit:
1
Klik op Start en Apparaten en printers.
2
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram voor de printer en selecteer Eigenschappen.
3
Klik op het tabblad Poorten.
4
Schakel het selectievakje Ondersteuning in twee richtingen inschakelen uit.
5
Klik op OK.
Hierdoor schakelt u de functies voor bidirectionele communicatie van de printer, zoals gegevensoverdracht, statuscontrole
en extern bedieningspaneel, uit.
Als de printer is aangesloten op het optionele dokstation, controleert u of het dokstation is aangesloten op netstroom.
Problemen oplossen >
Microfoon
n 199 N
Microfoon
Wat moet ik doen als de microfoon niet werkt?
Als u een externe microfoon gebruikt, controleert u of de microfoon is ingeschakeld en correct is aangesloten op de
microfoonaansluiting van uw computer.
Hoe kan ik rondzingen voorkomen?
Rondzingen treedt op wanneer de microfoon het geluid van een geluidsuitvoerapparaat (bijvoorbeeld een luidspreker) opvangt.
U voorkomt dit probleem als volgt:
❑ Plaats de microfoon niet in de buurt van een geluidsuitvoerapparaat.
❑ Verlaag het volume van de luidsprekers en de microfoon.
Problemen oplossen >
Luidsprekers
n 200 N
Luidsprekers
Wat moet ik doen als ik geen geluid hoor via de ingebouwde luidsprekers?
❑ Als u een programma gebruikt dat een eigen volumeregeling heeft, controleert u of het volume correct is ingesteld.
Raadpleeg de Help van dat programma voor meer informatie.
❑ Mogelijk is het volume uitgeschakeld met de toetsen Fn+F2. Druk nogmaals op de toetsen.
❑ Mogelijk is het volume gedempt met de toetsen Fn+F3. Houd de toetsen Fn+F4 ingedrukt om het volume te verhogen tot
u geluid kunt horen.
❑ Controleer de volumeregeling in Windows door op het pictogram Volume op de taakbalk te klikken.
Wat moet ik doen als de externe luidsprekers niet werken?
❑ Controleer de suggesties uit Wat moet ik doen als ik geen geluid hoor via de ingebouwde luidsprekers? (pagina 200).
❑ Controleer of uw luidsprekers correct zijn aangesloten en of het volume hoog genoeg staat om geluid te horen.
❑ Sluit alleen luidsprekers aan die zijn ontworpen voor gebruik met een computer.
❑ Als uw luidsprekers zijn voorzien van een knop om het geluid te dempen, schakelt u deze knop uit.
❑ Als uw luidsprekers een externe stroomvoorziening vereisen, controleert u of de luidsprekers zijn aangesloten op een
stroombron. Raadpleeg de handleiding bij uw luidsprekers voor meer informatie.
Problemen oplossen >
Touchpad
n 201 N
Touchpad
Wat moet ik doen als het touchpad niet werkt?
❑ Mogelijk hebt u het touchpad uitgeschakeld voordat u een muis op uw computer hebt aangesloten. Zie Het touchpad
gebruiken (pagina 32).
❑ Controleer of er geen muis is aangesloten op de computer.
❑ Als de aanwijzer niet beweegt terwijl een softwaretoepassing wordt uitgevoerd, drukt u op de toetsen Alt+F4 om het
toepassingsvenster te sluiten.
❑ Als de toetsen Alt+F4 niet werken, drukt u één keer op de Windows-toets en vervolgens verschillende keren op de
toets ,. Selecteer Opnieuw opstarten met de toets M of m en druk op Enter om de computer opnieuw op te starten.
❑ Als de computer niet opnieuw opstart, drukt u op de toetsen Ctrl+Alt+Delete, selecteert u de pijl naast de toets Afsluiten
met de toetsen m en ,, drukt u op Enter en selecteert u Opnieuw opstarten met de toets M of m. Druk vervolgens op
Enter om de computer opnieuw op te starten.
❑ Als deze procedure niet werkt, houdt u de aan/uit-knop ingedrukt totdat de computer wordt uitgeschakeld.
!
Als u de computer uitschakelt met de toetsen Ctrl+Alt+Delete of via de aan/uit-knop, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
Problemen oplossen >
Toetsenbord
n 202 N
Toetsenbord
Wat moet ik doen als de toetsenbordconfiguratie onjuist is?
De taalindeling van het toetsenbord van uw computer staat vermeld op de doos. Als u een andere toetsenbordindeling kiest
tijdens de installatie van Windows, komt de toetsenconfiguratie niet overeen.
Voer de volgende stappen uit om de toetsenbordconfiguratie te wijzigen:
1
Klik op Start en Configuratiescherm.
2
Klik op Klok, taal en regio en op Toetsenborden of andere invoermethoden wijzigen onder Regio en taal.
3
Klik op Toetsenborden wijzigen op het tabblad Toetsenborden en talen.
4
Wijzig de instellingen naar wens.
Wat moet ik doen als ik bepaalde tekens niet met het toetsenbord kan invoeren?
Als u de U, I, O, P, J, K, L, M en dergelijke niet kunt invoeren, is de Num Lk-toets mogelijk geactiveerd. Controleer of het
lampje van de Num lock-toets niet brandt. Als het Num lock-lampje brandt, drukt u op de Num Lk-toets om deze uit te schakelen
voordat u deze tekens invoert.
Problemen oplossen >
Diskettes
n 203 N
Diskettes
Waarom verschijnt het pictogram Hardware veilig verwijderen niet op de taakbalk wanneer
het diskettestation is aangesloten?
Uw computer herkent het diskettestation niet. Controleer eerst of de USB-kabel correct is aangesloten op de USB-poort.
Als u de aansluiting moet herstellen, wacht dan enkele ogenblikken, zodat de computer het station kan herkennen. Als het
pictogram nog steeds niet wordt weergegeven, voert u de volgende stappen uit:
1
Sluit alle programma's waarin het diskettestation wordt gebruikt.
2
Wacht tot het lampje op het diskettestation uit gaat.
3
Druk op de uitwerpknop om de diskette te verwijderen en koppel het USB-diskettestation los van uw computer.
4
Sluit het diskettestation weer aan door de USB-kabel in de USB-poort te steken.
5
Start de computer opnieuw op door op Start, de pijl naast de knop Afsluiten en Opnieuw opstarten te klikken.
Wat moet ik doen als ik geen gegevens op een diskette kan schrijven?
❑ Controleer of de diskette correct in het station is geplaatst.
❑ Als de diskette correct is geplaatst, maar u nog steeds geen gegevens op de diskette kunt schrijven, is de diskette mogelijk
vol of tegen schrijven beveiligd. Gebruik een diskette die niet tegen schrijven is beveiligd of schakel de schrijfbeveiliging uit.
Problemen oplossen >
Audio/video
n 204 N
Audio/video
Wat moet ik doen als ik mijn digitale camcorder niet kan gebruiken?
Als het bericht verschijnt dat de verbinding met de i.LINK-apparatuur is verbroken of dat de i.LINK-apparatuur is uitgeschakeld,
is de i.LINK-kabel mogelijk niet goed aangesloten op de poort van uw computer of camcorder. Verwijder de kabel en sluit
deze opnieuw aan. Zie Een i.LINK-apparaat aansluiten (pagina 113) voor meer informatie.
Hoe schakel ik het Windows-opstartgeluid uit?
Voer de volgende stappen uit om het Windows-opstartgeluid uit te schakelen:
1
Klik op Start en Configuratiescherm.
2
Klik op Hardware en geluiden.
3
Klik op Audioapparaten beheren onder Geluid.
4
Klik op het tabblad Geluiden op het selectievakje Geluid van Windows starten afspelen om dit uit te schakelen.
5
Klik op OK.
Problemen oplossen >
Audio/video
n 205 N
Hoe selecteer ik een ander geluidsuitvoerapparaat?
Als u het geluid niet hoort van het apparaat dat is aangesloten op een poort, zoals de USB-poort, de HDMI-uitgangspoort,
de optische uitgangspoort of de hoofdtelefoonconnector, moet u een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren.
!
De HDMI-uitgangspoort is alleen functioneel wanneer de computer zich in de SPEED-modus bevindt.
1
Sluit alle geopende programma's.
2
Klik op Start en Configuratiescherm.
3
Klik op Hardware en geluiden.
4
Klik op Audioapparaten beheren onder Geluid.
5
Selecteer het gewenste geluidsuitvoerapparaat op het tabblad Afspelen en klik op Standaard instellen.
Problemen oplossen >
Audio/video
n 206 N
Wat moet ik doen als ik het geluid niet hoor van het geluidsuitvoerapparaat dat is
aangesloten op de HDMI-uitgangspoort, de optische uitgangspoort of de
hoofdtelefoonconnector?
!
De HDMI-uitgangspoort is alleen functioneel wanneer de computer zich in de SPEED-modus bevindt.
❑ U moet een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren als u het geluid wilt horen van het apparaat dat is aangesloten op
een poort, zoals de HDMI-uitgangspoort, de optische uitgangspoort of de hoofdtelefoonconnector. Zie Hoe selecteer ik
een ander geluidsuitvoerapparaat? (pagina 205) voor de gedetailleerde procedure.
❑ Als u nog altijd geen geluid hoort uit het geluidsuitvoerapparaat, voert u de volgende stappen uit:
1
Volg stap 1 tot 4 in Hoe selecteer ik een ander geluidsuitvoerapparaat? (pagina 205).
2
Selecteer op het tabblad Afspelen het HDMI- of S/PDIF-pictogram en klik op Eigenschappen.
3
Klik op het tabblad Geavanceerd.
4
Selecteer de samplefrequentie en bitdiepte (bijvoorbeeld 48.000 Hz, 16 bits) die door het apparaat worden ondersteund.
5
Klik op OK.
Waarom treden er onderbrekingen op in het geluid en/of gaan er frames verloren bij het
afspelen van high-definition video's, zoals video's die zijn opgenomen met de digitale
AVCHD-camcorder?
Het afspelen van high-definition video's is een grote belasting van de hardwarebronnen, zoals de CPU, GPU of het
systeemgeheugen, waardoor de prestaties van uw computer verminderen. Tijdens het afspelen van video's zijn mogelijk
bepaalde acties en/of functies niet beschikbaar, treden er onderbrekingen op in het geluid, gaan frames verloren of mislukt
het afspelen, afhankelijk van uw computerconfiguratie.
Problemen oplossen >
Memory Stick
n 207 N
Memory Stick
Wat moet ik doen als ik een Memory Stick die op een VAIO-computer is geformatteerd,
niet op andere apparaten kan gebruiken?
U moet uw Memory Stick mogelijk opnieuw formatteren.
Als u een Memory Stick formatteert, worden alle gegevens die er eerder op zijn opgeslagen, zoals muziekgegevens, verwijderd.
Maak voordat u een Memory Stick opnieuw formatteert daarom een reservekopie van belangrijke gegevens erop en controleer
of de Memory Stick geen gegevens bevat die u wilt bewaren.
1
Kopieer de gegevens van de Memory Stick naar het ingebouwde opslagapparaat om de gegevens of foto's te bewaren.
2
Formatteer de Memory Stick door de stappen in Een Memory Stick formatteren (pagina 45) uit te voeren.
Kan ik beelden van een digitale camera kopiëren met een Memory Stick?
Ja, en u kunt videoclips bekijken die u hebt opgenomen met een Memory Stick-compatibele digitale camera.
Waarom kan ik geen gegevens schrijven naar een Memory Stick?
Sommige versies van de Memory Stick zijn voorzien van een schrijfbeveiliging om te voorkomen dat gegevens per ongeluk
worden gewist of overschreven. Zorg dat het wispreventienokje in de ontgrendelde stand staat.
Problemen oplossen >
Randapparatuur
n 208 N
Randapparatuur
Wat moet ik doen als ik een USB-apparaat niet kan aansluiten?
❑ Controleer indien van toepassing of het USB-apparaat is ingeschakeld en een eigen stroomvoorziening gebruikt. Als u
bijvoorbeeld een digitale camera gebruikt, controleert u of de batterij is opgeladen. Als u een printer gebruikt, controleert
u of de stroomkabel correct is aangesloten op het stopcontact.
❑ Probeer een andere USB-poort van uw computer. De stuurprogrammasoftware kan zijn geconfigureerd voor de poort die
u gebruikte toen u het apparaat voor het eerst aansloot.
❑ Raadpleeg de handleiding bij uw USB-apparaat voor meer informatie. Mogelijk moet u software installeren voordat u het
apparaat aansluit.
❑ Probeer een eenvoudig apparaat met een laag stroomverbruik, zoals een muis, aan te sluiten om te testen of de poort
wel werkt.
❑ USB-hubs kunnen ertoe leiden dat een apparaat niet werkt vanwege een stroomverdelingsstoring. Het wordt aanbevolen
het apparaat rechtstreeks zonder hub op uw computer aan te sluiten.
Problemen oplossen >
Dokstation
n 209 N
Dokstation
Waarom kan ik mijn TFT/DVI-monitor die is aangesloten op de DVI-D-poort niet gebruiken?
De DVI-D-poort van het dokstation werkt niet als de computer zich in de STAMINA-modus bevindt. Zet de prestatiemodus
op SPEED voordat u een monitorkabel aansluit op de poort. Raadpleeg Prestatiemodi selecteren (pagina 116) voor het
selecteren van de modus.
Wat moet ik doen wanneer er een foutbericht verschijnt als ik de computer van het
dokstation verwijder?
❑ Als een apparaat is geplaatst in of gekoppeld aan het dokstation en dit apparaat in gebruik is, kunt u de computer niet
verwijderen uit het dokstation. Sla niet-opgeslagen gegevens op, sluit de toepassingen die gebruikmaken van de apparaten
en probeer het opnieuw.
Als het bovenstaande niet werkt, sluit u de computer af en verwijdert u deze uit het dokstation.
❑ Als de batterij bijna leeg is, kunt u de computer niet loskoppelen van het dokstation. Laad de batterij op of sluit de computer
af en probeer het vervolgens opnieuw.
❑ Controleer of u de computer weer hebt ingesteld op de oorspronkelijke aangemelde gebruiker voordat u de computer
loskoppelt van het dokstation. Als u de computer loskoppelt als een andere gebruiker, kan dit leiden tot storingen.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning voor het wisselen tussen gebruikers.
Handelsmerken >
n 210 N
Handelsmerken
Sony, VAIO, het VAIO-logo, VAIO Control Center, VAIO Power Management, VAIO Power Management Viewer,
VAIO Update en "BRAVIA" zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Sony Corporation.
en "Memory Stick", "Memory Stick Duo", "MagicGate", "OpenMG", "Memory Stick PRO", "Memory Stick PRO Duo",
"Memory Stick PRO-HG Duo", "Memory Stick Micro", "M2" en het "Memory Stick"-logo zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Sony Corporation.
Walkman is een gedeponeerd handelsmerk van Sony Corporation.
Blu-ray Disc™ en het Blu-ray Disc-logo zijn handelsmerken van de Blu-ray Disc Association.
Intel, Pentium, Intel SpeedStep en Atom zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Intel Corporation.
Microsoft Windows Vista, het Windows-logo en BitLocker zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation in de V.S. en andere landen.
i.LINK is een handelsmerk van Sony, dat enkel aanduidt dat het product een IEEE 1394-aansluiting bevat.
Roxio Easy Media Creator is een handelsmerk van Sonic Solutions.
WinDVD for VAIO en WinDVD BD for VAIO zijn handelsmerken van InterVideo, Inc.
ArcSoft en het ArcSoft-logo zijn gedeponeerde handelsmerken van ArcSoft, Inc. ArcSoft WebCam Companion is een
handelsmerk van ArcSoft, Inc.
ATI en ATI Catalyst zijn handelsmerken van Advanced Micro Devices, Inc.
Het Bluetooth-woordmerk en -logo zijn gedeponeerde handelsmerken, eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en het gebruik van
dergelijke merken door Sony Corporation valt onder een licentieovereenkomst. Andere handelsmerken en handelsnamen
zijn eigendom van hun respectieve eigenaars.
Handelsmerken >
n 211 N
Het ExpressCard-woordmerk en -logo zijn eigendom van PCMCIA en het gebruik van dergelijke merken door Sony Corporation
valt onder een licentieovereenkomst. Andere handelsmerken en handelsnamen zijn eigendom van hun respectieve eigenaars.
Het SD-logo is een handelsmerk.
Het SDHC-logo is een handelsmerk.
CompactFlash® is een handelsmerk van SanDisk Corporation.
HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van
HDMI Licensing LLC.
"PlaceEngine" is een gedeponeerd handelsmerk van Koozyt, Inc.
"PlaceEngine" is ontwikkeld door Sony Computer Science Laboratories, Inc. en wordt door Koozyt, Inc. in licentie gegeven.
, "XMB" en "xross media bar" zijn handelsmerken van Sony Corporation en Sony Computer Entertainment Inc.
"AVCHD" is een handelsmerk van Panasonic Corporation en Sony Corporation.
Alle andere namen van systemen, producten en diensten zijn handelsmerken van hun respectieve eigenaars. In de handleiding
zijn de handelsmerksymbolen ™ of ® weggelaten.
De specificaties kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Alle andere handelsmerken zijn handelsmerken
van hun respectieve eigenaars.
Mogelijk wordt niet alle bovenstaande software bij uw model geleverd.
Zie de online specificaties om na te gaan welke software beschikbaar is voor uw model.
Opmerking >
n 212 N
Opmerking
© 2009 Sony Corporation. Alle rechten voorbehouden.
Deze handleiding en de hierin beschreven software mag noch geheel noch gedeeltelijk worden gereproduceerd, vertaald of
omgezet in machinaal leesbare vorm zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.
Sony Corporation biedt geen garantie met betrekking tot deze handleiding, de software of andere hierin opgenomen informatie
en wijst hierbij uitdrukkelijk alle impliciete garanties van de hand betreffende de verkoopbaarheid of de geschiktheid voor een
bepaald doel van deze handleiding, de software of andere hierin opgenomen informatie. Sony Corporation is in geen geval
aansprakelijk voor incidentele schade, gevolgschade of bijzondere schade, hetzij als gevolg van een onrechtmatige daad,
een overeenkomst of om andere redenen, die voortvloeit uit of verband houdt met deze handleiding, de software of andere
hierin opgenomen informatie of het gebruik daarvan.
In de handleiding zijn de handelsmerksymbolen ™ of ® weggelaten.
Sony Corporation behoudt zich het recht voor op elk moment en zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen aan te brengen
aan deze handleiding of de hierin opgenomen informatie. Het gebruik van de hierin beschreven software is onderworpen aan
de bepalingen van een afzonderlijke gebruiksrechtovereenkomst.
Sony Corporation is niet aansprakelijk en zal geen vergoeding betalen voor eventuele verloren opnamen op uw computer,
externe opnamemedia of opnameapparatuur, of voor eventuele relevante verliezen, zoals wanneer een opname niet mogelijk
was vanwege een defect aan uw computer, of wanneer de inhoud van een opname verloren of beschadigd is vanwege een
defect of reparatie aan uw computer. Sony Corporation zal in geen enkel geval de opgenomen inhoud op uw computer,
externe opnamemedia of opnameapparatuur herstellen, terughalen of repliceren.
n
© 2009 Sony Corporation