KTM 50 SX 2020 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2020
50 SX
50 SX Mini
Artikelnr. 3213996nl
BESTE KTM KLANT,
*3213996nl*
3213996nl
03/2019
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u en uw kind lang plezier zal schenken.
We wensen uw kind te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 14) Stempel van dealer
Motornummer ( pag. 14)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden
uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2019 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
50 SX (F6001T4)
50 SX Mini (F6001T5)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 5
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 5
1.2 Gebruikte formatering......................... 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....... 6
2.2 Onjuist gebruik .................................. 6
2.3 Veiligheidsaanwijzingen...................... 6
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......... 6
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 7
2.6 Veilig gebruik .................................... 7
2.7 Beschermende kleding ....................... 8
2.8 Werkinstructies.................................. 8
2.9 Milieu............................................... 8
2.10 Bedieningshandleiding ....................... 8
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 10
3.1 Garantie.......................................... 10
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 10
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 10
3.4 Service ........................................... 10
3.5 Afbeeldingen ................................... 10
3.6 Klantenservice................................. 10
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 13
5 SERIENUMMERS........................................ 14
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 14
5.2 Typeplaatje ..................................... 14
5.3 Motornummer.................................. 14
5.4 Artikelnummer voorvork .................... 15
5.5 Artikelnummer schokdemper............. 15
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 16
6.1 Remhendel...................................... 16
6.2 Gashendel....................................... 16
6.3 Stopknop ........................................ 16
6.4 Tankdop openen .............................. 16
6.5 Tankdop sluiten ............................... 17
6.6 Olietankdop openen (50 SX Mini)...... 17
6.7 Olietankdop sluiten (50 SX Mini)....... 18
6.8 Brandstofkraan ................................ 18
6.9 Choke (50 SX) ................................. 18
6.10 Choke (50 SX Mini).......................... 19
6.11 Kickstarterhendel............................. 19
6.12 Rempedaal...................................... 19
6.13 Plug-in standaard............................. 20
6.14 Bedrijfsurenteller ............................. 20
7 INBEDRIJFSTELLING.................................. 21
7.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 21
7.2 Motor inrijden.................................. 23
8 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 24
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 24
8.2 Voertuig starten ............................... 24
8.3 Beginnen met rijden......................... 25
8.4 Rijden............................................. 25
8.5 Afremmen ....................................... 26
8.6 Stoppen, parkeren............................ 26
8.7 Transporteren .................................. 27
8.8 Brandstof tanken ............................. 27
8.9 Olie tanken (50 SX Mini) .................. 28
9 SERVICESCHEMA....................................... 29
9.1 Extra informatie ............................... 29
9.2 Verplichte werkzaamheden................ 29
9.3 Aanbevolen werkzaamheden.............. 30
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 31
10.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ......... 31
10.2 Luchtvering XACT 5235 (50 SX) ....... 31
10.3 Ingaande demping schokdemper
(50 SX)........................................... 32
10.4 Ingaande demping lowspeed van de
schokdemper instellen (50 SX).......... 32
10.5 Ingaande demping highspeed van de
schokdemper instellen (50 SX).......... 33
10.6 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen...................... 33
10.7 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................... 35
10.8 Statische veerweg schokdemper
controleren...................................... 35
10.9 Dynamische veerweg schokdemper
controleren...................................... 36
10.10 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 36
10.11 Dynamische veerweg instellen ....... 38
10.12 Basisinstelling voorvork controleren ... 39
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen (50 SX) ... 39
10.14 Uitgaande demping voorvork
instellen (50 SX).............................. 40
10.15 Stuurstand ...................................... 41
10.16 Stuurpositie instellen .................... 41
10.17 Zadelhoogte instellen .................... 42
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 43
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ....... 43
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ............ 43
11.3 Vorkpoten ontluchten ....................... 43
INHOUDSOPGAVE
3
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 44
11.5 Voorvorkprotector demonteren ........... 45
11.6 Voorvorkprotector monteren............... 45
11.7 Vorkpoten demonteren .................. 46
11.8 Vorkpoten monteren ...................... 46
11.9 Onderste kroonplaat demonteren .... 48
11.10 Onderste kroonplaat monteren ....... 48
11.11 Speling balhoofdlager controleren...... 51
11.12 Speling balhoofdlager instellen ...... 52
11.13 Balhoofdlager insmeren ................ 53
11.14 Brandstoftank demonteren ............ 53
11.15 Brandstoftank monteren ................ 54
11.16 Startnummerbord demonteren........... 55
11.17 Startnummerbord monteren .............. 55
11.18 Spatbord voor demonteren ................ 56
11.19 Spatbord voor monteren.................... 56
11.20 Schokdemper demonteren ............. 56
11.21 Schokdemper monteren ................ 57
11.22 Zadel afnemen................................. 58
11.23 Zadel monteren................................ 59
11.24 Luchtfilter demonteren ................. 59
11.25 Luchtfilter monteren ..................... 60
11.26 Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen ....................................... 60
11.27 Einddemper demonteren................... 61
11.28 Einddemper monteren ...................... 61
11.29 Glasvezelvulling van einddemper
vervangen .................................... 61
11.30 Afdekking ketting-aandrijfwiel
demonteren ................................. 62
11.31 Afdekking ketting-aandrijfwiel
monteren ..................................... 63
11.32 Kettingvervuiling controleren............. 63
11.33 Ketting reinigen ............................... 64
11.34 Kettingspanning controleren ............. 64
11.35 Kettingspanning instellen ................. 65
11.36 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............. 66
11.37 Kettinggeleiding instellen .............. 70
11.38 Frame controleren ........................ 70
11.39 Achterbrug controleren .................. 71
11.40 Gaskabelplaatsing controleren........... 71
11.41 Rubberen stuurcovers controleren...... 72
11.42 Rubberen stuurcover extra
vastzetten ....................................... 72
12 REMSYSTEEM............................................ 73
12.1 Remhendelspeling controleren .......... 73
12.2 Speling remhendel instellen.............. 73
12.3 Uitgangspositie van de
handremhendel instellen .................. 73
12.4 Remschijven controleren................... 74
12.5 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren...................................... 75
12.6 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ...................................... 76
12.7 Remplaketten voorwielrem
controleren...................................... 77
12.8 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen .................................... 77
12.9 Vrije slag rempedaal controleren........ 80
12.10 Vrije slag van het rempedaal
instellen ...................................... 81
12.11 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ...................................... 81
12.12 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren...................................... 82
12.13 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen ...................................... 82
12.14 Remplaketten van de achterwielrem
controleren...................................... 84
12.15 Remplaketten van de achterwielrem
vervangen .................................... 84
13 WIELEN, BANDEN ...................................... 89
13.1 Voorwiel demonteren .................... 89
13.2 Voorwiel monteren ........................ 89
13.3 Achterwiel demonteren ................. 90
13.4 Achterwiel monteren ..................... 92
13.5 Bandentoestand controleren.............. 93
13.6 Bandenspanning controleren ............. 94
13.7 Spaakspanning controleren ............... 94
14 KOELSYSTEEM........................................... 96
14.1 Koelsysteem .................................... 96
14.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren...................................... 96
14.3 Koelmiddelpeil controleren ............... 97
14.4 Koelmiddel aftappen .................... 98
14.5 Koelmiddel vullen ........................ 98
15 MOTOR AFSTELLEN ................................. 100
15.1 Inbouwpositie gashendel
controleren.................................... 100
15.2 Speling gaskabel controleren........... 100
15.3 Speling gaskabel instellen ........... 101
15.4 Carburateur - stationaire afstelling
(50 SX)......................................... 101
15.5 Carburateur - stationaire afstelling
(50 SX Mini) ................................. 102
15.6 Carburateur - stationair toerental
instellen (50 SX) ........................ 102
15.7 Carburateur - stationair toerental
instellen (50 SX Mini)................. 103
15.8 Koppelingsinstelling
controleren ................................ 104
15.9 koppelingsdeksel demonteren ...... 105
15.10 Koppeling instellen ..................... 105
15.11 Koppelingsdeksel monteren ......... 106
INHOUDSOPGAVE
4
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 107
16.1 Oliepeil controleren (50 SX Mini) .... 107
16.2 Oliepomp ontluchten
(50 SX Mini) ................................. 107
16.3 Cardanoliepeil controleren .............. 108
16.4 Cardanolie verversen ................... 109
16.5 Cardanolie bijvullen .................... 110
17 CARBURATEUR........................................ 112
17.1 Carburateur demonteren
(50 SX Mini) ................................. 112
17.2 Carburateur demonteren
(50 SX)......................................... 113
17.3 Carburateur monteren
(50 SX Mini) ................................. 115
17.4 Carburateur monteren (50 SX) ..... 116
18 REINIGING, ONDERHOUD......................... 118
18.1 Motorfiets reinigen ......................... 118
19 STALLING ................................................ 120
19.1 Stalling......................................... 120
19.2 Inbedrijfname na stalling ................ 121
20 FOUTEN OPSPOREN................................. 122
21 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 125
21.1 Motor............................................ 125
21.2 Aanhaalmomenten motor ................ 125
21.3 Carburateur met
carburateurafstelling ...................... 126
21.3.1 50 SX....................................... 126
21.3.2 50 SX Mini ............................... 126
21.4 Vulhoeveelheden............................ 127
21.4.1 Cardanolie................................. 127
21.4.2 Koelmiddel ............................... 127
21.4.3 Brandstof.................................. 127
21.5 Chassis ......................................... 127
21.6 Banden......................................... 128
21.7 Voorvork........................................ 128
21.7.1 50 SX....................................... 128
21.7.2 50 SX Mini ............................... 128
21.8 Schokdemper ................................ 129
21.8.1 50 SX....................................... 129
21.8.2 50 SX Mini ............................... 129
21.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 130
22 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 132
23 HULPSTOFFEN......................................... 134
24 NORMEN ................................................. 136
25 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 137
INDEX ............................................................. 138
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor de veiligheid van uw kind uitvoeren in een geautoriseerde
KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met
het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan. Dit
voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale motor-
sportbonden.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, hand-
schoenen alsmede broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en
voldoet aan de wettelijke eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte
beschermende kleding draagt tijdens het rijden.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedie-
ningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger maken. Alleen zo
komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt
raadplegen wanneer dat nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eige-
naar worden gegeven.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
10
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op garantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig
traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller ver-
slijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te contro-
leren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
11
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
F02182-10
1
Tankdop
2
Snelsluiting zadel
3
Kettinggeleiding
4
Plug-in standaard ( pag. 20)
5
Choke
6
Brandstofkraan ( pag. 18)
AFBEELDING VOERTUIG 4
13
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
F02183-10
1
Stopknop ( pag. 16)
2
Gashendel ( pag. 16)
3
Remhendel ( pag. 16)
4
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 14)
5
Kickstarterhendel ( pag. 19)
6
Rempedaal ( pag. 19)
7
Kijkglas remvloeistof achter
5 SERIENUMMERS
14
5.1 Voertuigidentificatiennummer
401945-10
Het voertuigidentificatienummer
1
is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
402154-10
(50 SX)
Het typeplaatje
1
is vooraan op de framebuis aangebracht.
401946-10
(50 SX Mini)
Het typeplaatje
1
is aan de voorkant van het balhoofd aange-
bracht.
5.3 Motornummer
401949-11
Het motornummer
1
is in de linkerkant van de motor onder het
ketting-aandrijfwiel gegraveerd.
SERIENUMMERS 5
15
5.4 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de buitenkant van
de asopname gegraveerd.
5.5 Artikelnummer schokdemper
H01186-10
(50 SX)
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is aan de onder-
kant van de schokdemper naar de rechterkant toe gegraveerd.
401948-11
(50 SX Mini)
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is aan de boven-
kant van de schokdemper naar de achterkant toe gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.1 Remhendel
K01119-11
De remhendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur aange-
bracht.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.2 Gashendel
K01119-10
De gashendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
6.3 Stopknop
H00049-10
De stopknop
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in de uitgangspositie In deze stand is het ont-
stekingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en een
stilstaande motor schakelt niet in.
6.4 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
V00252-10
Tankdop
1
tegen de klok in draaien en naar boven toe verwij-
deren.
6.5 Tankdop sluiten
V00252-11
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien tot de brand-
stoftank goed gesloten is.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting
1
zonder knik-
ken leggen.
6.6 Olietankdop openen (50 SX Mini)
V00253-10
Olietankdop
1
tegen de klok in draaien en naar boven toe
afnemen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
6.7 Olietankdop sluiten (50 SX Mini)
V00253-11
Olietankdop opzetten en met de klok mee draaien.
Info
Erop letten dat de slang voor het ontluchten van de
brandstoftank
1
niet knikt.
6.8 Brandstofkraan
H03602-10
De brandstofkraan
1
bevindt zich aan de linkerzijde van de
brandstoftank.
Mogelijke toestanden
Brandstofkraan gesloten De kartelschroef is tot de aan-
slag met de klok mee gedraaid. Er kan geen brandstof uit de
brandstoftank stromen.
Brandstofkraan geopend De kartelschroef is tot de aanslag
tegen de klok in gedraaid. Er kan brandstof uit de brandstof-
tank stromen.
6.9 Choke (50 SX)
S03217-10
De chokeknop
1
is aan de linkerkant van de carburateur aange-
bracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een
opening vrijgegeven waardoor de motor extra brandstof kan aanzui-
gen. Daardoor ontstaat een rijker brandstof-luchtmengsel dat voor
de koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie gedeactiveerd
zijn.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokeknop is tot de aanslag uitge-
trokken.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag
ingedrukt.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
6.10 Choke (50 SX Mini)
H00086-10
De chokehendel
1
is aan de rechterzijde van de carburateur aan-
gebracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een
opening vrijgegeven waardoor de motor extra brandstof kan aanzui-
gen. Daardoor ontstaat een rijker brandstof-luchtmengsel dat voor
de koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie gedeactiveerd
zijn.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokehendel is helemaal omhoog
gedrukt.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokehendel is helemaal
omlaag gedrukt.
6.11 Kickstarterhendel
H01184-10
De kickstarterhendel
1
is rechts aan de motor aangebracht.
De kickstarterhendel kan worden gezwenkt.
Info
Voor het rijden eerst de kickstarterhendel naar de motor
zwenken.
6.12 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
6.13 Plug-in standaard
402581-10
De bevestiging van de plug-in standaard
1
bevindt zich aan het
frame aan de linkerkant van het voertuig.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het parkeren van de
motorfiets.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
6.14 Bedrijfsurenteller
V00491-10
De bedrijfsurenteller
1
bevindt zich links op het frame.
Hij geeft het totale aantal bedrijfsuren van de motor aan.
De bedrijfsurenteller begint te tellen als de motor wordt gestart en
hij stopt als de motor wordt uitgeschakeld.
Info
Op de bedrijfsurenteller kan niets worden gewist of inge-
steld.
INBEDRIJFSTELLING 7
21
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende fysieke of psychische geschiktheid van het kind vormt een groot
risico.
Kinderen kunnen gevaren vaak onderschatten of geheel niet herkennen.
Uw kind moet al zelf kunnen fietsen.
Uw kind moet het voertuig na vallen zelf weer rechtop kunnen zetten.
Bovendien moet uw kind begrijpen dat voorschriften en aanwijzingen van u of van een andere toe-
zichthoudende persoon opgevolgd moeten worden.
Vertel uw kind dat het in geen geval zonder toezichthoudende persoon met het voertuig mag rijden.
Vertel uw kind dat het niet sneller mag rijden dan voor uw kind beheersbaar.
Vraag niet teveel van uw kind.
Doe pas mee aan wedstrijden, als conditie, rijtechniek en motivatie voldoende zijn.
Laat uw kind uitsluitend met het voertuig rijden, als uw kind zowel lichamelijk als geestelijk in staat
is een voertuig te rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, hand-
schoenen alsmede broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en
voldoet aan de wettelijke eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte
beschermende kleding draagt tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnaangepast rijgedrag vormt een groot risico.
Let erop dat uw kind de rijsnelheid aanpast aan de situatie op de rijweg en de rijvaardigheden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Vertel uw kind dat het geen bijrijder mag meenemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
Let erop dat uw kind de voet van het rempedaal neemt als hij of zij niet wil remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe rijwerkcomponenten worden door overbelasting beschadigd of onbruikbaar.
Overschrijd het hoogst toegelaten bestuurdersgewicht niet.
7 INBEDRIJFSTELLING
22
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Controleren of de werkzaamheden van de controle voor de verkoop zijn uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voor de eerste rit samen met uw kind de volledige bedieningshandleiding aandachtig doorlezen.
Info
Daarbij vooral ingaan op de veiligheidsaanwijzingen en het risico op letsel.
Uw kind uitleg geven over de rij- en valtechnieken, zoals de effecten van gewichtsverschuivingen op
het rijgedrag.
Ervoor zorgen dat uw kind vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 73)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 81)
Voor de eerste inbedrijfstelling controleren of de basisinstelling van het chassis geschikt is voor het gewicht
van uw kind.
Laat uw kind op een geschikt terrein wennen aan de besturing van de motorfiets, bij voorkeur op een groot
open veld.
Info
Om uw kind een gevoel te geven voor de bediening van het remsysteem kunt u uw kind het beste eerst
duwen. Pas als uw kind de voorwielrem kan doseren, kan de motor worden gestart.
Uw kind kan het beste eerst naar een andere persoon rijden, die uw kind helpt bij het stoppen en
draaien.
Obstakels neerzetten waar uw kind omheen moet rijden, zodat uw kind kan wennen aan de besturing van het
voertuig.
Uw kind moet ook proberen om zo langzaam mogelijk en staand te rijden om een beter gevoel voor de motor-
fiets te krijgen.
Uw kind mag niet over een terrein rijden dat te veel vergt van de capaciteiten en de ervaring van uw kind.
Uw kind moet tijdens het rijden het stuur met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten
rusten.
Ervoor zorgen dat het hoogst toelaatbare bestuurdersgewicht niet wordt overschreden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal bestuurdersgewicht 45 kg
Maximale grootte van de bestuurder < 130 cm
Spaakspanning controleren. ( pag. 94)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 23)
INBEDRIJFSTELLING 7
23
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Vol gas geven vermijden!
8 RIJ-INSTRUCTIES
24
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan wor-
den gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 108)
(50 SX Mini)
Oliepeil controleren. ( pag. 107)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 75)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 82)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 77)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 84)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 97)
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 63)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding
controleren. ( pag. 66)
Kettingspanning controleren. ( pag. 64)
Bandentoestand controleren. ( pag. 93)
Bandenspanning controleren. ( pag. 94)
Spaakspanning controleren. ( pag. 94)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontro-
leerd, omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveilig-
heid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 44)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 43)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed
vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
RIJ-INSTRUCTIES 8
25
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zorg ervoor dat de motor met een laag toerental wordt warm gereden.
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De
licht ontvlambare stoffen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Motorfiets staat meer dan 1 week stil
Vlotterkamer van de carburateur aftappen.
Kartelschroef op de brandstofkraan tegen de klok in draaien tot de aanslag.
Er kan brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
Motor koud
(50 SX)
Chokeknop tot de aanslag omhoog trekken en max. ¼ slag draaien.
(50 SX Mini)
Chokehendel helemaal omhoog drukken.
Kickstarterhendel krachtig en volledig naar voren intrappen.
Info
Geen gas geven.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
8.3 Beginnen met rijden
Info
Voor het rijden moet de plug-in standaard worden verwijderd.
Voorzichtig gas geven.
8.4 Rijden
Info
Als er tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Als de chokefunctie is geactiveerd, moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas
terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks,
maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
Uw kind mag altijd slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment kan verwerken abrupt opendraaien
van de gashendel verhoogt het verbruik.
Uw kind moet de motor uitzetten, als de motorfiets langere tijd stationair draait of stilstaat.
8 RIJ-INSTRUCTIES
26
Voorgeschreven waarde
2 min
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Vertel uw kind dat het de manier van remmen moet aanpassen aan de rijsituatie en de toestand van
de weg.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en laat het kind pas verder rijden, als het probleem is opgelost. (De geau-
toriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te remmen, om de remplaketten en remschijven te dro-
gen en vuil te verwijderen.
Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond.
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
RIJ-INSTRUCTIES 8
27
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de aanslag.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8.7 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
8 RIJ-INSTRUCTIES
28
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 16)
400214-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
35 mm
Inhoud brandstoftank
ca. (50 SX Mini)
2,1 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 132)
Inhoud brandstoftank
ca. (50 SX)
2,3 l Superbrandstof
loodvrij (95
octaan) gemengd
met 2-takt
motorolie (1:60)
( pag. 133)
Tankdop sluiten. ( pag. 17)
8.9 Olie tanken (50 SX Mini)
Waarschuwing
MotorschadeZonder 2-takt-olie in de olietank wordt de motor niet gesmeerd.
Vul de olietank voor het vullen met brandstof minstens tot aan de MIN-markering.
Motor uitzetten.
Olietankdop openen. ( pag. 17)
H00056-10
Olietank ten minste tot aan de MIN-markering
A
vullen.
Voorgeschreven waarde
MIN-markering Voldoende voor een tankvul-
ling
Olietankinhoud ca. 0,2 l Motorolie 2-takt
( pag. 132)
Olietankdop sluiten. ( pag. 18)
SERVICESCHEMA 9
29
9.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
9.2 Verplichte werkzaamheden
om de 80 rij-uren
om de 40 rij-uren
om de 20 rij-uren
Eenmalig na 10 rij-uren
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 77)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 84)
Remschijven controleren. ( pag. 74)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Afdichtmanchet voetremcilinder vervangen.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 82)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 80)
Frame controleren. ( pag. 70)
Achterbrug controleren. ( pag. 71)
Achterbruglager op speling controleren.
Zwenklager op speling controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 93)
Bandenspanning controleren. ( pag. 94)
Wiellager op speling controleren.
Wielnaven controleren.
Velgslag controleren.
Spaakspanning controleren. ( pag. 94)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 66)
Kettingspanning controleren. ( pag. 64)
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting enz.) smeren en controleren of ze soepel
bewegen.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 75)
Speling van remhendel controleren. ( pag. 73)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 51)
Bougie en bougiedop vervangen.
Cardanolie verversen. ( pag. 109)
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 108)
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten
controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 96)
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken.
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 60)
9 SERVICESCHEMA
30
om de 80 rij-uren
om de 40 rij-uren
om de 20 rij-uren
Eenmalig na 10 rij-uren
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 61)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren goed vast-
zitten.
Stationair toerental controleren.
Koppelingsinstelling controleren. ( pag. 104)
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Service in het KTM Dealer.net noteren.
Eenmalig interval
Periodiek interval
9.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de 80 rij-uren
Eenmalig na 20 rij-uren / om de 20 rij-uren
Eenmalig na 10 rij-uren
om de 12 maanden
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Balhoofdlager insmeren. ( pag. 53)
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Klein motoronderhoud uitvoeren. (Cilinders en zuigers controleren. Inlaatmembraan controle-
ren.)
Groot motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (Koppeling
controleren. Zuigers vervangen. Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. Overbren-
gingssysteem controleren. Krukaslager vervangen. Alle motorlagers vervangen.)
Eenmalig interval
Periodiek interval
CHASSIS AFSTELLEN 10
31
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken
en om beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en
frame te voorkomen moeten de basisinstelling en veringscom-
ponenten bij het gewicht van de bestuurder passen.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand inge-
steld op een bestuurder met standaard gewicht (met bescher-
mende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersge-
wicht
25 … 35 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet
de basisinstelling van de veringscomponenten worden aange-
past.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen
van de veervoorspanning worden gecompenseerd, bij grotere
afwijkingen moet een aangepaste vering worden gemonteerd.
10.2 Luchtvering XACT 5235 (50 SX)
In de voorvork WP Suspension XACT 5235 wordt een luchtvering gebruikt.
Bij dit systeem bevindt de vering zich in de linker voorvorkpoot en de demping in de rechter voorvorkpoot.
Aangezien de voorvorkveren niet nodig zijn, wordt een aanzienlijk gewichtsvoordeel bereikt ten opzichte van con-
ventionele voorvorken. Ook het reageren op kleine oneffenheden wordt aanzienlijk verbeterd.
Onder normale rij-omstandigheden zorgt alleen een luchtkussen voor de vering. Als eindslag bevindt zich een sta-
len veer in de linkervorkpoot.
Info
Als de voorvork regelmatig doorslaat, moet de luchtdruk in de voorvork worden verhoogd om beschadiging
van de voorvork en het frame te voorkomen.
De luchtdruk in de voorvork kan met een voorvorkpomp snel worden aangepast aan het bestuurdersgewicht, de
omstandigheden van het terrein en de wens van de bestuurder. De voorvork hoeft niet te worden gedemonteerd.
De ingewikkelde montage van hardere of zachtere vorkveren kan achterwege blijven.
Als de luchtkamer als gevolg van een beschadigde pakking lucht zou verliezen, zakt de voorvork desondanks toch
niet door. De lucht wordt in dit geval in de vork tegengehouden. De veerweg blijft grotendeels behouden. De dem-
ping wordt harder en het rijcomfort neemt af.
De demping kan in de uitgaande demping worden ingesteld.
De instelling uitgaande demping bevindt zich aan de bovenzijde van de rechter vorkpoot.
10 CHASSIS AFSTELLEN
32
10.3 Ingaande demping schokdemper (50 SX)
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken: highspeed en lowspeed.
High- en lowspeed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De highspeedinstelling is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel
in.
De lowspeedinstelling is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achter-
wiel veert daarbij langzaam in.
Beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high- en lowspeed is echter vloeiend. Daarom
zijn wijzigingen in het highspeedbereik van de ingaande demping ook van invloed op het lowspeedbereik en
omgekeerd.
10.4 Ingaande demping lowspeed van de schokdemper instellen (50 SX)
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
F02184-10
Stelschroef
1
met een schroevendraaier met de klok mee
draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
CHASSIS AFSTELLEN 10
33
10.5 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen (50 SX)
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
F02184-11
Spatbescherming opzij drukken.
Stelschroef
1
met een steeksleutel tot de aanslag met de
klok mee draaien.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
Spatbescherming positioneren.
10.6 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
10 CHASSIS AFSTELLEN
34
F02185-10
(50 SX)
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken
tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping,
draaien tegen de klok in verlaagt de demping bij
het uitveren.
(50 SX Mini)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
V00257-10
Moer
1
verwijderen.
V00258-10
Schroef
2
verwijderen.
Schokdemper uit de houder trekken en achterwiel naar
boven drukken.
V00259-10
Stelschroef
3
met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken
tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Standaard 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping,
draaien tegen de klok in verlaagt de demping bij
het uitveren.
CHASSIS AFSTELLEN 10
35
V00260-10
Achterwiel en schokdemper positioneren.
Schroef
2
en moer
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
10.7 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
400988-10
Hoofdwerk
Een zoveel mogelijk verticale afstand tussen de achterwielas
en een vast punt meten - bijv. een markering op de zijbekle-
ding.
Waarde als maat
A
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
10.8 Statische veerweg schokdemper controleren
400989-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 35)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop
houden.
Opnieuw de afstand meten tussen de achterwielas en het vaste
punt.
Waarde als maat
B
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
B
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg (50 SX) 12 mm
Statische veerweg
(50 SX Mini)
10 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aange-
geven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 36)
10 CHASSIS AFSTELLEN
36
10.9 Dynamische veerweg schokdemper controleren
400990-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 35)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat
de bestuurder met volledige beschermende kleding in een nor-
male zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets
zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de
achterwielas en het vaste punt.
Waarde als maat
C
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
C
.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg (50 SX) 80 mm
Dynamische veerweg
(50 SX Mini)
65 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven
maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 38)
10.10 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
(50 SX)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
(50 SX Mini)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Achterwiel demonteren. ( pag. 90)
Schokdemper demonteren. ( pag. 56)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
CHASSIS AFSTELLEN 10
37
F02186-10
Hoofdwerk
(50 SX)
Totale veerlengte in gespannen toestand meten en de
waarde noteren.
Contraring
1
losdraaien.
Stelring
2
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T304)
Haaksleutel (T1533)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
2
op de voorge-
schreven maat spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning 3 mm
Info
De veervoorspanning is het verschil tussen de ont-
spannen veerlengte en de gespannen veerlengte.
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg
kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig
zijn.
Contraring
1
vastdraaien.
F02187-10
(50 SX Mini)
Totale veerlengte in gespannen toestand meten en de
waarde noteren.
Contraring
1
losdraaien.
Stelring
2
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T304)
Haaksleutel (T1533)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
2
op de voorge-
schreven maat spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 5 mm
Info
De veervoorspanning is het verschil tussen de ont-
spannen veerlengte en de gespannen veerlengte.
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg
kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig
zijn.
Contraring
1
vastdraaien.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 57)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
10 CHASSIS AFSTELLEN
38
10.11 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
(50 SX)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
(50 SX Mini)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Achterwiel demonteren. ( pag. 90)
Schokdemper demonteren. ( pag. 56)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante (50 SX)
Gewicht bestuurder: 15
25 kg
30 N/mm
Gewicht bestuurder
(standaard): 25 … 35 kg
35 N/mm
Gewicht bestuurder: 35
45 kg
40 N/mm
Veerconstante (50 SX Mini)
Gewicht bestuurder: 15
25 kg
65 N/mm
Gewicht bestuurder
(standaard): 25 … 35 kg
75 N/mm
Gewicht bestuurder: 35
45 kg
85 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van
de veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen worden gecom-
penseerd door het wijzigen van de veervoorspanning.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 57)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
Statische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 35)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 36)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen.
( pag. 33)
CHASSIS AFSTELLEN 10
39
10.12 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
(50 SX)
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen
worden gecompenseerd door de vorkluchtdruk.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag
bij het inveren) moet de vorkluchtdruk volgens de voor-
schriften worden verhoogd om beschadiging aan voorvork
en frame te voorkomen.
(50 SX Mini)
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen
net als bij de schokdemper door de veervoorspanning wor-
den gecompenseerd.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag
bij het inveren) moeten beslist hardere vorkveren worden
gemonteerd om beschadiging aan voorvork en frame te
voorkomen.
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen (50 SX)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Extreme wijzigingen in de basisinstelling van het chassis kunnen het rijgedrag aanzienlijk verslechteren
en componenten overbelasten.
Voer instellingen alleen binnen het aanbevolen bereik uit.
Laat uw kind na wijzigingen eerst langzaam rijden, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De luchtdruk op zijn vroegst 5 minuten na het uitzetten van de motor onder dezelfde omstandigheden con-
troleren of instellen.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
F02188-10
Hoofdwerk
Beschermkap
1
verwijderen.
Vorkpomp
2
helemaal in elkaar schuiven.
Vorkpomp (79412966100)
Info
De vorkpomp wordt bij de motor geleverd.
Vorkpomp op de linker vorkpoot aansluiten.
10 CHASSIS AFSTELLEN
40
Het display van de vorkpomp wordt automatisch ingescha-
keld.
Bij het aansluiten ontsnapt wat lucht uit de vorkpoot.
Info
Dit komt door het volume van de slang en is geen
defect van de vorkpomp of voorvork.
De bijgevoegde KTM PowerParts-handleiding in acht
nemen.
Luchtdruk volgens de richtlijn instellen.
Voorgeschreven waarde
Luchtdruk 2 bar
Verandering in de luchtdruk
stapsgewijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 1,4 bar
Maximale luchtdruk 4 bar
Info
Luchtdruk nooit buiten de aangegeven grenswaarden
instellen.
Vorkpomp van de linker vorkpoot loskoppelen.
Bij het loskoppelen ontsnapt druk uit de slang, niet uit de
vorkpoot.
Het display van de vorkpomp schakelt na 80 seconden
automatisch uit.
Beschermkap monteren.
Info
Beschermkap alleen met de hand monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
10.14 Uitgaande demping voorvork instellen (50 SX)
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
F02189-10
Stelelement
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement
1
bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
CHASSIS AFSTELLEN 10
41
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10.15 Stuurstand
400565-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een
afstand
A
van elkaar.
Afstand boringen
A
15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand
B
van het
midden geplaatst.
Afstand boringen
B
3,5 mm
De stuuradapter kan in 4 verschillende standen worden gemon-
teerd. Daardoor is het mogelijk, het stuur in de aangenaamste
positie voor de bestuurder te zetten.
10.16 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
400564-10
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklemmen verwijderen. Stuur
verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapter verwijderen.
Stuuradapter in de gewenste stand zetten. Schroeven
2
mon-
teren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
10 CHASSIS AFSTELLEN
42
Stuurklemmen positioneren. Schroeven
1
monteren en
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
10.17 Zadelhoogte instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
E00746-10
Hoofdwerk
Moer
1
verwijderen.
E00745-10
Achterwiel met achterbrug vasthouden en schroef
2
verwijde-
ren.
Schokdemper afhankelijk van de gewenste zadelhoogte positio-
neren.
Voorgeschreven waarde
Lage zadelstand (standaard)
A
Hoge zadelstand
B
Schroef
2
positioneren.
E00746-10
Moer
1
monteren en schroefverbinding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
43
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
401942-01
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78929955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402581-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het neerzetten van de motorfiets de plug-in standaard
1
in de adapter voor de plug-in standaard aan de linkerzijde van
het voertuig plaatsen.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
F02179-10
Hoofdwerk
(50 SX)
Ontluchtingsschroeven
1
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige
druk uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
44
F02192-10
(50 SX Mini)
Ontluchtingsschroeven
1
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige
druk uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 45)
S00886-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
van beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als dit vuil niet wordt ver-
wijderd, kunnen de daarachter liggende afdichtringen
gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 135)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 45)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
45
11.5 Voorvorkprotector demonteren
V00266-10
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
2
aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotec-
tor verwijderen.
V00267-11
Schroeven
3
aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkpro-
tector verwijderen.
11.6 Voorvorkprotector monteren
V00267-10
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
V00266-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
3
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remleidings-
klem
EJOT 1,7 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
46
11.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Voorwiel demonteren. ( pag. 89)
V00270-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen en remzadels verwijderen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Info
Remkabel niet knikken.
V00269-10
(50 SX)
Schroeven
3
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
4
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
V00268-10
(50 SX Mini)
Schroeven
3
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
4
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11.8 Vorkpoten monteren
F02179-10
Hoofdwerk
(50 SX)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
1
zijn naar achteren gepo-
sitioneerd.
Info
De tweede gefreesde groef in de vorkpoot moet door
de bovenkant van de bovenste kroonplaat worden
afgesloten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
47
V00269-11
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
F02192-10
(50 SX Mini)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
1
zijn naar achteren gepo-
sitioneerd.
Info
De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door
de bovenkant van de bovenste kroonplaat worden
afgesloten.
V00268-11
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
E00762-10
Remzadel positioneren, schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x60 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x40 20 Nm
Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
6
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remleidings-
klem
EJOT 1,7 Nm
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 89)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
48
11.9 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Voorwiel demonteren. ( pag. 89)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 46)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 55)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 56)
V00272-10
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting
1
uit de vorkbuis trekken.
Moer
2
verwijderen.
Schroef
3
losdraaien, bovenste kroonplaat met stuur verwij-
deren en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
V00273-10
Beschermring
4
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11.10 Onderste kroonplaat monteren
601602-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 135)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofd-
lager
1
monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
2
correct is
gepositioneerd.
Beschermring
3
erop schuiven.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
49
V00282-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Moer
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
F02179-11
(50 SX)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
5
zijn naar achteren gepo-
sitioneerd.
Info
De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door
de bovenkant van de bovenste kroonplaat worden
afgesloten.
V00274-10
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
F02190-10
Moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
Brandstoftankontluchting
7
in de vorkbuis positioneren.
F02190-11
Schroef
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat
kloppen om spanning te voorkomen.
Schroeven
9
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
50
F02192-11
(50 SX Mini)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
5
zijn naar achteren gepo-
sitioneerd.
Info
De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door
de bovenkant van de bovenste kroonplaat worden
afgesloten.
V00274-10
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
F02193-10
Moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
Brandstoftankontluchting
7
in de vorkbuis positioneren.
F02193-11
Schroef
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat
kloppen om spanning te voorkomen.
Schroeven
9
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
E00763-10
Remzadel positioneren, schroef
bk
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x60 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef
bl
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x40 20 Nm
Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
bm
monteren en
vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
51
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 56)
Startnummerbord monteren. ( pag. 55)
Controleren of kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelings-
leiding vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Voorwiel monteren. ( pag. 89)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 51)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11.11 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en
beschadigt componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en
daardoor ook de lagerzittingen in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor-
en achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 52)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen
zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 52)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
52
11.12 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
F02191-10
Hoofdwerk
(50 SX)
Brandstoftankontluchting
1
uit de vorkbuis trekken.
Schroeven
2
losdraaien.
Schroef
3
losdraaien.
Moeren
4
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat
kloppen om spanning te voorkomen.
Schroef
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Brandstoftankontluchting
1
in de vorkbuis positioneren.
F02194-10
(50 SX Mini)
Brandstoftankontluchting
1
uit de vorkbuis trekken.
Schroeven
2
losdraaien.
Schroef
3
losdraaien.
Moeren
4
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat
kloppen om spanning te voorkomen.
Schroef
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Brandstoftankontluchting
1
in de vorkbuis positioneren.
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 51)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
53
11.13 Balhoofdlager insmeren
H02387-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 48)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 48)
11.14 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 58)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
R00530-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
54
R00531-10
Brandstoftank optillen.
Brandstofslang
2
eraf trekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Brandstoftankontluchting uit de vorkbuis trekken.
Brandstoftank verwijderen.
11.15 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Hoofdwerk
Gaskabelplaatsing controleren. ( pag. 71)
R00531-11
Brandstofslang
1
monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
55
R00530-11
Brandstoftank positioneren.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of
worden beschadigd.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Brandstoftankontluchting in de vorkbuis positioneren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 59)
11.16 Startnummerbord demonteren
H01425-10
Schroef
1
verwijderen.
Startnummerbord van de remleiding halen en verwijderen.
11.17 Startnummerbord monteren
H01426-10
Startnummerbord op de remleiding aanbrengen.
Startnummerbord positioneren.
De uitsteeksels
1
grijpen in het spatbord.
H01427-10
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef startnum-
merbord
M6 4 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
56
11.18 Spatbord voor demonteren
H01428-10
Schroeven
1
verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
11.19 Spatbord voor monteren
H00064-10
Spatbord met de boringen
1
op de uitsteeksels op het start-
nummerbord positioneren.
H01428-11
Spatbord voor positioneren. Schroeven
2
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord M6 6 Nm
11.20 Schokdemper demonteren
Voorwerk
(50 SX)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
(50 SX Mini)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Achterwiel demonteren. ( pag. 90)
F02195-10
Hoofdwerk
(50 SX)
Remleiding
1
uit de houder trekken.
Moer
2
verwijderen.
Schroef
3
verwijderen en de achterbrug voorzichtig neer-
laten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
57
F02196-10
Schroef
4
verwijderen, spatbescherming
5
opzij duwen
en schokdemper verwijderen.
V00279-10
(50 SX Mini)
Moer
1
en
2
verwijderen.
V00280-10
Schroef
3
verwijderen en de achterbrug voorzichtig neer-
laten.
Schroef
4
verwijderen, spatbescherming
5
opzij duwen
en schokdemper verwijderen.
11.21 Schokdemper monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
F02196-11
Hoofdwerk
(50 SX)
Spatbescherming
1
opzij drukken.
Schokdemper met schroef
2
positioneren, afhankelijk
van de gewenste zadelhoogte.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
58
F02195-11
Achterbrug optillen, schokdemper met schroef
3
monte-
ren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Moer
4
monteren en schroefverbinding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Remkabel
5
in houder hangen.
V00280-11
(50 SX Mini)
Spatbescherming
1
opzij drukken.
Schokdemper met schroef
2
positioneren, afhankelijk
van de gewenste zadelhoogte.
Achterbrug optillen, schokdemper met schroef
3
positio-
neren.
V00279-11
Moer
4
monteren en schroefverbinding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Moer
5
monteren en schroefverbinding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Achterwiel monteren. ( pag. 92)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11.22 Zadel afnemen
H00066-10
Snelsluiting
1
openen en zadel achter optillen.
Zadel terugtrekken en afnemen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
59
11.23 Zadel monteren
H01431-10
Het zadel aan de schroef
1
vasthaken, achter neerlaten en
naar voren schuiven.
Uitsteeksel
2
is vastgehaakt in de brandstoftank.
H00066-11
Snelsluiting
3
sluiten.
11.24 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 58)
H01432-10
Hoofdwerk
Achterste uitsteeksel
1
licht in elkaar duwen en luchtfilter-
bakdeksel naar boven zwenken.
Voorste uitsteeksel eruit halen en luchtfilterbakdeksel verwij-
deren.
Luchtfilter verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
60
11.25 Luchtfilter monteren
H01477-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter positioneren.
Achterste uitsteeksel positioneren. Luchtfilterbakdeksel neerla-
ten en voorste uitsteeksel
1
laten vergrendelen.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kun-
nen stof en vuil in de motor dringen en schade veroor-
zaken.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 59)
11.26 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 58)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 59)
M01457-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen
en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 135)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met een hoogwaardige luchtfilterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 134)
Luchtfilterbak reinigen.
Controleren of de luchtinlaataansluiting stevig vastzit en niet is
beschadigd.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 60)
Zadel monteren. ( pag. 59)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
61
11.27 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
H01476-10
Schroef
1
verwijderen.
Schroef
2
verwijderen.
Einddemper aan de mof
3
van het bochtstuk af trekken.
11.28 Einddemper monteren
H01476-11
Einddemper plaatsen.
Einddemper met de mof
1
monteren.
Achterbrugelement met de schroef
2
monteren.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Flensbussen positioneren.
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
11.29 Glasvezelvulling van einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
In de loop van de tijd vervluchtigen de vezels van het isolatiemateriaal en verdwijnen naar buiten, de dem-
per "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 61)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
62
700514-01
Hoofdwerk
Schroeven
1
van de eindkap
2
met flensbus verwijderen.
Eindkap en buitenpijp
3
verwijderen.
Glasvezelvulling
4
uit binnenpoot verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controle-
ren of deze beschadigd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling op de binnenpoot monteren.
Buitenpoot over de glasvezelvulling schuiven.
Eindkap in de buitenpijp steken.
Schroeven met flensbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 61)
11.30 Afdekking ketting-aandrijfwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
H01437-10
Hoofdwerk
(50 SX)
Schroeven
1
verwijderen.
Schroef
2
verwijderen.
Afdekking ketting-aandrijfwiel verwijderen.
H01436-10
(50 SX Mini)
Schroeven
1
verwijderen.
Schroef
2
verwijderen.
Afdekking ketting-aandrijfwiel verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
63
11.31 Afdekking ketting-aandrijfwiel monteren
H01437-10
Hoofdwerk
(50 SX)
Afdekking ketting-aandrijfwiel positioneren. Schroeven
1
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M8 12 Nm
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M6 10 Nm
H01436-10
(50 SX Mini)
Afdekking ketting-aandrijfwiel positioneren. Schroeven
1
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M8 12 Nm
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11.32 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 64)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
11.33 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 134)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 134)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11.34 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
65
F02197-10
Hoofdwerk
(50 SX)
Ketting aan het einde van het onderste glijblok naar boven
duwen en de kettingspanning
A
bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting
1
moet daarbij
gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom
moet de meting op verschillende plekken van de
ketting worden herhaald.
Kettingspanning 5 … 8 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voor-
geschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 65)
H01439-10
(50 SX Mini)
Ketting aan het einde van het onderste glijblok naar boven
duwen en de kettingspanning
A
bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting
1
moet daarbij
gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom
moet de meting op verschillende plekken van de
ketting worden herhaald.
Kettingspanning 5 … 8 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voor-
geschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 65)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11.35 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Kettingspanning controleren. ( pag. 64)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
F02198-10
Hoofdwerk
(50 SX)
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 … 8 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien,
dat de markeringen aan de linker en rechter
kettingspanner
4
in dezelfde positie staan t.o.v.
referentiemarkeringen
A
. Zo is het achterwiel correct
uitgelijnd.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroe-
ven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
101947-10
(50 SX Mini)
Moer
1
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelmoeren
2
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 … 8 mm
Stelmoeren
2
links en rechts gelijkmatig draaien. Het
achterwiel moet op één lijn staan met het voorwiel.
Controleren of de schermplaten van de kettingspanner
3
tegen de stelmoeren
2
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11.36 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Afdekking ketting-aandrijfwiel demonteren. ( pag. 62)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
67
100896-10
Hoofdwerk
Afdekking ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Wanneer de afdekking van het ketting-aandrijfwiel in het
gemarkeerde bereik
A
is doorgesleten:
Afdekking ketting-aandrijfwiel vervangen.
400227-01
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
Bij het monteren van de sluitschakel moet de
gesloten zijde van de borging altijd naar de
looprichting wijzen.
Ketting controleren op slijtage.
» Als de ketting versleten is:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
F02199-10
(50 SX)
Glijblok op slijtage controleren.
» Wanneer het tussenstuk tot op de hoogte van basisstuk
versleten is:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroef van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M6 3 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
F02200-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
400985-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de
kettinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggelei-
ding is versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
F02201-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven
chassis
M6 10 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
69
V00284-01
(50 SX Mini)
Glijblok op slijtage controleren.
» Wanneer het tussenstuk tot op de hoogte van basisstuk
versleten is:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroef van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M6 3 Nm
V00285-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
400985-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de
kettinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggelei-
ding is versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
70
H00095-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Afdekking ketting-aandrijfwiel monteren. ( pag. 63)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11.37 Kettinggeleiding instellen
Info
De grootte van het kettingwiel verschilt afhankelijk van het aantal tanden. Bij een kleiner kettingwiel kan
de kettinggeleiding worden aangepast.
F02201-10
(50 SX)
Schroef
1
losdraaien.
Kettinggeleiding positioneren.
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
H00096-10
(50 SX Mini)
Schroef
1
losdraaien.
Kettinggeleiding positioneren.
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
11.38 Frame controleren
S00876-01
Controleren of het frame scheuren heeft of vervormd is.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking
scheuren of vervormingen heeft:
Frame vervangen.
Info
Een frame dat door een mechanische krachtin-
werking is beschadigd, altijd vervangen. KTM
staat niet toe dat frames worden gerepareerd.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
71
11.39 Achterbrug controleren
F02202-01
(50 SX)
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming
controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd
is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug altijd vervan-
gen. Reparatie van de achterbrug staat KTM
niet toe.
F02203-01
(50 SX Mini)
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming
controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd
is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug altijd vervan-
gen. Reparatie van de achterbrug staat KTM
niet toe.
11.40 Gaskabelplaatsing controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe gaskabel kan bij verkeerde montage uit de geleiding glijden.
De gasschuif wordt dan niet meer gesloten; de snelheid kan niet meer worden gecontroleerd.
Controleer of de montage van de gaskabel en de speling van de gaskabel aan de voorschriften vol-
doen.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 58)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Brandstoftank demonteren. ( pag. 53)
E00747-01
Hoofdwerk
Gaskabelplaatsing controleren.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, boven
het brandstoftanklager, naar de carburateur gelegd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabelplaatsing corrigeren.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 54)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
72
Zadel monteren. ( pag. 59)
11.41 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging
en slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of
loszit:
Rubberen stuurcover vervangen.
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051)
( pag. 134)
Rubberen stuurcover extra vastzetten. ( pag. 72)
11.42 Rubberen stuurcover extra vastzetten
Voorwerk
Rubberen stuurcovers controleren. ( pag. 72)
401198-01
Hoofdwerk
Rubberen stuurcover met borgdraad aan twee punten vastzet-
ten.
Borgdraad (54812016000)
Draadbuigtang (U6907854)
De getwiste draadeinden wijzen van de handvlakken weg
en zijn naar de rubberen stuurcover toe gebogen.
REMSYSTEEM 12
73
12.1 Remhendelspeling controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem
druk op de voorwielrem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
H00073-10
Remhendel naar voren duwen en speling
A
controleren.
Speling aan de remhendel 3 … 5 mm
» Als de speling niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Speling van de remhendel instellen. ( pag. 73)
12.2 Speling remhendel instellen
H00098-10
Speling van remhendel controleren. ( pag. 73)
Speling van de handremhendel met de stelschroef
1
instel-
len.
Voorgeschreven waarde
Speling aan de remhendel 3 … 5 mm
12.3 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
H00098-11
Schroef
1
verwijderen. Afdekking
2
verwijderen.
H00099-10
Speling van remhendel controleren. ( pag. 73)
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef
3
aan
de grootte van de hand van de bestuurder aanpassen.
12 REMSYSTEEM
74
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
H00098-11
Afdekking
2
positioneren. Schroef
1
monteren en vast-
draaien.
12.4 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
400257-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat
A
controleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak van de remplaketten
verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,2 mm
achter 2,2 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorge-
schreven waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
REMSYSTEEM 12
75
12.5 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
H01440-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistofpeil controleren.
Remvloeistofpeil onder
bovenkant reservoir
5 mm
» Als het remvloeistofpeil niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 76)
12 REMSYSTEEM
76
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.6 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 77)
REMSYSTEEM 12
77
H01440-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistofpeil corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Remvloeistofpeil onder
bovenkant reservoir
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 132)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.7 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
H01441-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 77)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 77)
12.8 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM
78
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de rem-
plaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de garantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
H01440-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
REMSYSTEEM 12
79
E00748-10
Schroef
4
en
5
verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door het remzadel
licht naar de zijkant te kantelen. Remzadel voorzichtig naar
achteren van de remschijf trekken.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen
dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
E00750-10
Borgring
6
verwijderen.
Schroef
7
verwijderen.
Remplaketten verwijderen.
Remzadel reinigen.
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer
gepositioneerd zijn.
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remplaketten M5 8 Nm
Borgring
6
monteren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Remschijven controleren. ( pag. 74)
E00748-10
Remzadel positioneren.
Schroef
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x60 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef
5
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x40 20 Nm
Loctite
®
243™
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remzadel wordt uitgelijnd.
Schroef
4
vastdraaien.
12 REMSYSTEEM
80
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x60 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef
5
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x40 20 Nm
Loctite
®
243™
Vastzetting van de remhendel verwijderen.
H01440-10
Remvloeistofpeil corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Remvloeistofpeil onder
bovenkant reservoir
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 132)
Deksel
2
met membraan
3
positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.9 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
H01445-10
Veer
1
uithangen.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde over-
eenkomt:
Vrije slag van het rempedaal instellen. ( pag. 81)
Veer
1
inhangen.
REMSYSTEEM 12
81
12.10 Vrije slag van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
H01446-10
Veer van het rempedaal losmaken.
Moer
1
losdraaien.
Drukstang
2
zoveel draaien tot de vrije slag
A
bereikt is.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Drukstang
2
tegenhouden en moer
1
vastdraaien.
Veer van het rempedaal vastmaken.
Controleren of de uitgangspositie van het rempedaal geschikt
is voor de bestuurder.
» Als de uitgangspositie van het rempedaal moet worden
aangepast:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 81)
12.11 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
H01447-10
Veer losmaken.
Moer
1
losdraaien.
Drukstang
2
terugdraaien totdat de maximale vrije slag is
ingesteld.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van
het rempedaal de schroef
3
losdraaien en de excentrische
pedaalaanslag
4
overeenkomstig draaien.
Schroef
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Drukstang
2
zoveel draaien tot de vrije slag
A
bereikt is.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Drukstang
2
tegenhouden en moer
1
vastdraaien.
Veer vasthaken.
12 REMSYSTEEM
82
Controleren of de uitgangspositie van het rempedaal geschikt
is voor de bestuurder.
12.12 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en zorg ervoor dat niemand met het voertuig rijdt, voordat het probleem
verholpen is. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
H01654-11
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als in het kijkglas
1
een luchtbel te zien is:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 82)
12.13 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en zorg ervoor dat niemand met het voertuig rijdt, voordat het probleem
verholpen is. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
REMSYSTEEM 12
83
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 84)
H01448-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met ring
3
en membraan
4
verwijderen.
H01654-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 132)
Deksel met ring en membraan positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
12 REMSYSTEEM
84
12.14 Remplaketten van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
F02204-10
(50 SX)
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale voeringdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 84)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 84)
700491-01
(50 SX Mini)
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale voeringdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 84)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 84)
12.15 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
REMSYSTEEM 12
85
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de rem-
plaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de garantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
F02205-10
Hoofdwerk
(50 SX)
Borgring
1
verwijderen.
Schroef
2
verwijderen.
Schroef
3
en schroef
4
verwijderen.
12 REMSYSTEEM
86
F02207-10
Remzadel verwijderen.
Info
Remkabel niet knikken of beschadigen.
Remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Remschijven controleren. ( pag. 74)
F02208-10
Schroeven
5
verwijderen.
Deksel
6
met ring
7
en membraan
8
verwijderen.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zor-
gen dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir
stroomt, indien nodig afzuigen.
F02207-11
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer
gepositioneerd zijn.
Remzadel op de remschijf positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
F02206-10
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del achter
M6x16 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del achter
M6x40 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef
2
monteren.
Voorgeschreven waarde
Schroef remplaket-
ten
M5 8 Nm
Borgring
1
monteren.
REMSYSTEEM 12
87
F02164-10
(50 SX Mini)
Borgring
1
verwijderen.
Schroef
2
verwijderen.
Schroef
3
en schroef
4
verwijderen.
F02165-10
Remzadel verwijderen en remkabel uit de houder
5
trek-
ken.
Info
Remkabel niet knikken of beschadigen.
Remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Remschijven controleren. ( pag. 74)
F02166-10
Schroeven
6
verwijderen.
Deksel
7
met ring
8
en membraan
9
verwijderen.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zor-
gen dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir
stroomt, indien nodig afzuigen.
F02167-10
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer
gepositioneerd zijn.
Remzadel op de remschijf positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Remkabel in houder
5
hangen.
F02163-10
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del achter
M6x16 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del achter
M6x40 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef
2
monteren.
12 REMSYSTEEM
88
Voorgeschreven waarde
Schroef remplaket-
ten
M5 8 Nm
Borgring
1
monteren.
H01654-10
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 132)
Deksel met ring en membraan positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
WIELEN, BANDEN 13
89
13.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
H01451-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
Schroeven
2
losdraaien.
H01452-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
H00934-10
Afstandsbussen
3
verwijderen.
13.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
13 WIELEN, BANDEN
90
H01198-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Loopvlakken
A
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 134)
Afstandsbussen erin zetten.
H01452-11
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 134)
Voorwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Steekas erin steken.
H01451-10
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas
voor
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen
de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M6 10 Nm
13.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
F02209-10
Hoofdwerk
(50 SX)
Moer
1
verwijderen.
Kettingspanner
2
verwijderen.
WIELEN, BANDEN 13
91
F02210-10
Steekas
3
slechts zo ver eruit trekken, dat het achterwiel
naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven
verminderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de rem-
schijf niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen. Achterwiel
uit de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is
gedemonteerd.
F02175-10
Afstandsbussen
4
verwijderen.
V00281-10
(50 SX Mini)
Moer
1
met ring
2
verwijderen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Steekas
3
met ring
4
uittrekken.
Ketting van het kettingwiel nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven
verminderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de rem-
schijf niet wordt beschadigd.
Achterwiel uit de achterbrug nemen.
13 WIELEN, BANDEN
92
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is
gedemonteerd.
F02175-11
Afstandsbussen
5
verwijderen.
13.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
F02176-11
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Loopvlakken
A
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 134)
Afstandsbussen erin zetten.
Info
De brede afstandsbus in looprichting links plaatsen.
F02210-11
(50 SX)
Steekas
1
reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 134)
Achterwiel positioneren en steekas erin steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
Kettingspanner
2
aan beide zijden positioneren en stee-
kas helemaal inschuiven.
WIELEN, BANDEN 13
93
F02209-11
Moer
3
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners tegen de stelschroeven
liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 64)
Moer
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
V00281-12
(50 SX Mini)
Steekas
1
reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 134)
Achterwiel positioneren en ketting erop leggen.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Steekas
1
met ring
2
inzetten.
Ring
3
positioneren. Moer
4
monteren, maar nog niet
vastdraaien.
Controleren of de schermplaten van de kettingspanner
tegen de stelmoeren liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 64)
Moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
13 WIELEN, BANDEN
94
Info
Wettelijke landspecifieke minimale profieldiepte in acht
nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
WIELEN, BANDEN 13
95
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke
spaken met gelijke lengte en diameter te horen zijn,
wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
14 KOELSYSTEEM
96
14.1 Koelsysteem
H01453-10
Door de waterpomp
1
in de motor is er een gedwongen circulatie
van het koelmiddel.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop
2
. Daardoor is de aangege-
ven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functie-
storingen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
14.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
H01454-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop
1
verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
KOELSYSTEEM 14
97
400243-10
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 132)
Radiateurdop monteren.
14.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 132)
Radiateurdop monteren.
14 KOELSYSTEEM
98
14.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
H00076-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug water-
pompdeksel
M6 6 Nm
14.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
KOELSYSTEEM 14
99
H00105-10
Hoofdwerk
Ervoor zorgen dat schroef
1
is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Koelmiddel tot maat
A
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
boven de radiateur-
lamellen
10 mm
Koelmiddel 0,7 l Koelmiddel
( pag. 132)
400677-11
Het voertuig in de afgebeelde positie zetten en beveiligen
tegen wegrollen. Er moet een hoogteverschil van
B
moet
worden bereikt.
Voorgeschreven waarde
Hoogteverschil
B
50 cm
Info
Om ervoor te zorgen dat alle lucht uit het koelsysteem
kan ontsnappen, moet het voertuig aan de voorkant
worden opgetild. Een slecht ontlucht koelsysteem heeft
een lager koelvermogen, waardoor de motor oververhit
kan raken.
Voertuig weer op een horizontale ondergrond zetten.
Koelmiddel tot maat
A
bijvullen.
Radiateurdop monteren.
Nawerk
Korte proefrit maken.
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 97)
15 MOTOR AFSTELLEN
100
15.1 Inbouwpositie gashendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe gaskabel kan bij verkeerde inbouwpositie van de gashendel uit de geleiding
glijden.
De gasschuif wordt dan niet meer gesloten; de snelheid kan niet meer worden gecontroleerd.
Controleer of de inbouwpositie van de gashendel aan de voorschriften voldoet.
V00277-10
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Inbouwpositie gashendel controleren.
Instelhoek
A
gashendel
35°
» Als de instelhoek niet met de voorgeschreven waarde over-
eenkomt:
Inbouwpositie gashendel corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Schroef gashendel M6 4,5 Nm
15.2 Speling gaskabel controleren
Voorwerk
Inbouwpositie gashendel controleren. ( pag. 100)
400192-11
Hoofdwerk
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer
bewegen en de speling van de gaskabel
A
bepalen.
Speling van gaskabel 3 … 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 101)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en met stationair toerental laten draaien. Stuur
over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 101)
MOTOR AFSTELLEN 15
101
15.3 Speling gaskabel instellen
Voorwerk
Inbouwpositie gashendel controleren. ( pag. 100)
Zadel afnemen. ( pag. 58)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Brandstoftank demonteren. ( pag. 53)
Gaskabelplaatsing controleren. ( pag. 71)
H00077-10
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet
1
terugschuiven.
Controleren of de gaskabelmantel in de stelschroef
2
tot de
aanslag is ingeschoven.
Moer
3
losdraaien.
400192-11
Stelschroef
2
zodanig draaien dat bij de gashendel de gaska-
belspeling
A
aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling van gaskabel 3 … 5 mm
Moer
3
vastdraaien.
Manchet
1
erop schuiven.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 54)
Zadel monteren. ( pag. 59)
Speling gaskabel controleren. ( pag. 100)
15.4 Carburateur - stationaire afstelling (50 SX)
S03218-10
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op
het startgedrag, een stabiel stationair toerental en de respons bij
het gas geven. Dat betekent dat een motor met een correct afge-
steld stationair toerental gemakkelijker start dan een motor met
verkeerd afgesteld stationair toerental.
Info
De carburateur en de componenten zijn door de trillingen
van de motor onderhevig aan een verhoogde slijtage. Slij-
tage kan storingen veroorzaken.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toe-
rental
1
afgesteld.
Het stationaire mengsel wordt ingesteld met de regelschroef statio-
naire lucht
2
.
15 MOTOR AFSTELLEN
102
15.5 Carburateur - stationaire afstelling (50 SX Mini)
H00078-10
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op
het startgedrag, een stabiel stationair toerental en de respons bij
het gas geven. Dat betekent dat een motor met een correct afge-
steld stationair toerental gemakkelijker start dan een motor met
verkeerd afgesteld stationair toerental.
Info
De carburateur en de componenten zijn door de trillingen
van de motor onderhevig aan een verhoogde slijtage. Slij-
tage kan storingen veroorzaken.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toe-
rental
1
afgesteld.
Het stationaire mengsel wordt ingesteld met de regelschroef statio-
naire lucht
2
.
15.6 Carburateur - stationair toerental instellen (50 SX)
S03218-10
Regelschroef stationaire lucht
2
tot de aanslag indraaien en
op de aangegeven basisinstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Regelschroef stationaire lucht
open 3 omw
Motor warmrijden.
Voorgeschreven waarde
Warmloopfase 5 min
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Met de regelschroef voor het stationaire toerental
1
het stati-
onaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag
ingedrukt. ( pag. 18)
Stationair toerental 1.400 … 1.500 1/min
Regelschroef stationaire lucht
2
langzaam met de klok mee
draaien tot het stationaire toerental begint te dalen.
Deze stand onthouden en de regelschroef stationaire lucht nu
langzaam tegen de klok in draaien totdat het stationaire toe-
rental weer daalt.
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste statio-
naire toerental instellen.
MOTOR AFSTELLEN 15
103
Info
Als daarbij het motortoerental sterk stijgt, moet het sta-
tionaire toerental weer worden verlaagd tot het normale
niveau en de hiervoor genoemde werkstappen nog een
keer worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend
resultaat wordt bereikt kan dat liggen aan een onjuist
gedimensioneerde stationaire sproeier.
Als de regelschroef stationaire lucht tot de aanslag is
gedraaid en het toerental niet verandert, moet een klei-
nere stationaire sproeier worden gebruikt.
Na het vervangen van de sproeier moet het instellen
weer van voren af aan worden herhaald.
Bij grotere veranderingen van de buitentemperatuur en
extreme hoogteverschillen moet het stationair toerental
opnieuw worden afgesteld.
15.7 Carburateur - stationair toerental instellen (50 SX Mini)
H00078-10
Regelschroef stationaire lucht
2
tot de aanslag indraaien en
op de aangegeven basisinstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Regelschroef stationaire lucht
open 1 omw
Motor warmrijden.
Voorgeschreven waarde
Warmloopfase 5 min
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Met de regelschroef voor het stationaire toerental
1
het stati-
onaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokehendel is helemaal
omlaag gedrukt. ( pag. 19)
Stationair toerental 1.400 … 1.500 1/min
Regelschroef stationaire lucht
2
langzaam met de klok mee
draaien tot het stationaire toerental begint te dalen.
Deze stand onthouden en de regelschroef stationaire lucht nu
langzaam tegen de klok in draaien totdat het stationaire toe-
rental weer daalt.
15 MOTOR AFSTELLEN
104
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste statio-
naire toerental instellen.
Info
Als daarbij het motortoerental sterk stijgt, moet het sta-
tionaire toerental weer worden verlaagd tot het normale
niveau en de hiervoor genoemde werkstappen nog een
keer worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend
resultaat wordt bereikt kan dat liggen aan een onjuist
gedimensioneerde stationaire sproeier.
Als de regelschroef stationaire lucht tot de aanslag is
gedraaid en het toerental niet verandert, moet een klei-
nere stationaire sproeier worden gebruikt.
Na het vervangen van de sproeier moet het instellen
weer van voren af aan worden herhaald.
Bij grotere veranderingen van de buitentemperatuur en
extreme hoogteverschillen moet het stationair toerental
opnieuw worden afgesteld.
15.8 Koppelingsinstelling controleren
102041-10
Speciaal gereedschap
1
aansluiten.
Toerenteller (45129075000)
401521-01
Voertuig met het voorwiel tegen een vast voorwerp zetten.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motorfiets starten.
Vol gas geven totdat het hoogste toerental is bereikt.
Voorgeschreven waarde
Gebruik met vol gas 3 s
Toerental aflezen.
Sliptoerental 8.700 9.300 1/min
» Als de aangegeven waarde niet wordt bereikt:
Koppeling instellen. ( pag. 105)
MOTOR AFSTELLEN 15
105
15.9 koppelingsdeksel demonteren
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Info
Er kan brandstof via de carburateur uitstromen.
Uitstromende brandstof opvangen met een geschikte bak.
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
H01458-10
Voertuig op de linkerkant leggen.
Schroeven
1
verwijderen.
Koppelingsdeksel
2
met pakking verwijderen.
15.10 Koppeling instellen
Voorwerk
Koppelingsdeksel demonteren. ( pag. 105)
H01459-10
Hoofdwerk
Koppelingshuis
1
draaien, tot de stelschroeven
2
toeganke-
lijk zijn.
H01479-10
Voorwaarde
Wanneer geen houvast aanwezig is:
Stelschroeven
2
tot de laatste voelbare klik tegen de klok
in draaien.
Stelschroeven
2
9 klikken met de klok mee op de basis-
instelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Basisinstelling sliptoeren-
tal
8.700 9.300 1/min
Info
Vanaf de aanslag mogen de veren met de
stelschroeven maximaal 17 klikken worden
voorgespannen.
15 MOTOR AFSTELLEN
106
Voorwaarde
Wanneer het sliptoerental te laag is:
Stelschroeven
2
met de klok mee draaien.
Voorgeschreven waarde
1 klik verhoogt het sliptoe-
rental met
250 … 350 1/min
Info
Vanaf de aanslag mogen de veren met de
stelschroeven maximaal 17 klikken worden
voorgespannen.
Voorwaarde
Wanneer het sliptoerental te hoog is:
Stelschroeven
2
tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
1 klik verlaagt het sliptoe-
rental met
250 … 350 1/min
Nawerk
Koppelingsdeksel monteren. ( pag. 106)
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 108)
Koppelingsinstelling controleren. ( pag. 104)
15.11 Koppelingsdeksel monteren
H01458-11
Hoofdwerk
Koppelingsdeksel
1
met pakking positioneren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koppelings-
deksel
M6 10 Nm
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 108)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 16
107
16.1 Oliepeil controleren (50 SX Mini)
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
H00056-10
Hoofdwerk
Oliepeil in olietank controleren.
Voor het vullen van de brandstoftank moet de olietank mini-
maal tot aan de MIN-markering
A
gevuld zijn.
» Als het oliepeil niet met de voorgeschreven waarde over-
eenkomt:
Olie tanken. ( pag. 28)
16.2 Oliepomp ontluchten (50 SX Mini)
Voorwaarden
Brandstoftank gedemonteerd.
H00080-10
Olieleiding
1
eraf trekken.
300652-10
Olieleiding met een spuit vullen.
Motorolie 2-takt ( pag. 132)
H00080-10
Olieleiding
1
aansluiten.
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
108
300651-10
Schroeven
2
verwijderen.
Oliepomp verwijderen.
Olieleiding
3
van carburateur eraf trekken.
V00276-10
Oliepomp-tandwiel
4
tegen de klok in draaien tot olie zonder
luchtbellen uit de olieleiding
3
stroomt.
300651-10
Olieleiding
3
aansluiten.
Oliepomp positioneren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliepomp M5 6 Nm
16.3 Cardanoliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
H00083-10
Hoofdwerk
(50 SX)
Schroef
1
verwijderen.
Cardanoliepeil controleren.
Er moet een klein beetje cardanolie uit de boring lopen.
» Als er geen cardanolie uit loopt:
Cardanolie bijvullen. ( pag. 110)
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle
cardanoliepeil
M6 6 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 16
109
S00882-10
(50 SX Mini)
Schroef
1
verwijderen.
Cardanoliepeil controleren.
Er moet een klein beetje cardanolie uit de boring lopen.
» Als er geen cardanolie uit loopt:
Cardanolie bijvullen. ( pag. 110)
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle
cardanoliepeil
M6 6 Nm
16.4 Cardanolie verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Cardanolie bij warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal vlak in de plug-in standaard plaatsen.
H00145-10
Hoofdwerk
(50 SX)
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Olieaftapschroef
1
met magneet verwijderen.
Cardanolie helemaal aftappen.
Olieaftapschroef met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak van de motor reinigen.
Olieaftapschroef met magneet en nieuwe afdichtring mon-
teren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef
met magneet
M12x1,5 20 Nm
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
110
S00883-10
(50 SX Mini)
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Olieaftapschroef
1
met magneet verwijderen.
Cardanolie helemaal aftappen.
Olieaftapschroef met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak van de motor reinigen.
Olieaftapschroef met magneet en nieuwe afdichtring mon-
teren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef
met magneet
M12x1,5 20 Nm
H01460-10
Olievulschroef
2
met keerring verwijderen en cardanolie bij-
vullen.
Transmissieolie 0,20 l Transmissieolie
(ATF Dexron 3)
( pag. 133)
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit
leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Olievulschroef
2
met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 108)
16.5 Cardanolie bijvullen
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 16
111
H00083-10
Hoofdwerk
(50 SX)
Schroef controle cardanoliepeil
1
verwijderen.
S00882-10
(50 SX Mini)
Schroef controle cardanoliepeil
1
verwijderen.
H01460-10
Olievulschroef
2
met keerring verwijderen.
Cardanolie bijvullen tot olie uit de boring van de olieaftap-
schroef stroomt.
Transmissieolie (ATF Dexron 3) ( pag. 133)
Schroef controle cardanoliepeil
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle car-
danoliepeil
M6 6 Nm
Olievulschroef
2
met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
17 CARBURATEUR
112
17.1 Carburateur demonteren (50 SX Mini)
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
T00390-10
Hoofdwerk
Brandstofslang
1
eraf trekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
T00391-10
Olieleiding afsluiten.
Olieleiding met geschikt voorwerp afsluiten.
CARBURATEUR 17
113
T00392-10
Slangklem
2
losmaken.
Slangklem
3
losmaken.
Carburateur uit de aanzuigflens trekken.
Carburateur naar voren uit de inlaatmanchet trekken.
R04499-10
Schroef
4
verwijderen.
Gasschuifdeksel verwijderen en gasschuif uit de carburateur
trekken.
Resterende brandstof legen.
T00393-10
Veerschotel
5
en gasschuifveer terugtrekken.
Gaskabel losmaken.
17.2 Carburateur demonteren (50 SX)
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
17 CARBURATEUR
114
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
R00564-10
Hoofdwerk
Brandstofslang
1
eraf trekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
R04489-10
Slangklem
2
losmaken.
Slangklem
3
losmaken.
R00566-10
Slangklem
4
naar achteren schuiven en ontluchtingsslang
eraf trekken.
Carburateur uit de aanzuigflens trekken.
Carburateur naar voren uit de inlaatmanchet trekken.
CARBURATEUR 17
115
R04490-10
Gasschuifdeksel
5
verwijderen.
Gasschuif uit de carburateur trekken.
Resterende brandstof legen.
G01287-10
Veerschotel en gasschuifveer terugtrekken.
Gaskabel
6
losmaken.
Gasschuif verwijderen.
17.3 Carburateur monteren (50 SX Mini)
300903-10
Hoofdwerk
Gaskabel
1
vastmaken.
300902-11
Veerschotel
2
positioneren.
Gasschuifveer positioneren.
R04499-11
Gasschuif en gasschuifdeksel positioneren.
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef gasschuif-
deksel
M5 3 Nm
17 CARBURATEUR
116
T00392-11
Carburateur monteren.
Slangklem
4
positioneren en vastdraaien.
Slangklem
5
positioneren en vastdraaien.
T00391-10
Afsluitstop verwijderen.
Olieleiding aansluiten.
T00390-11
Brandstofslang
6
aansluiten.
Nawerk
Oliepomp ontluchten. ( pag. 107)
Speling gaskabel controleren. ( pag. 100)
Carburateur - stationair toerental instellen. ( pag. 103)
17.4 Carburateur monteren (50 SX)
G01287-11
Hoofdwerk
Gaskabel
1
vastmaken.
Veerschotel en gasschuifveer positioneren.
CARBURATEUR 17
117
T03275-10
Gasschuif en gasschuifdeksel positioneren.
Gasschuifdeksel
2
handvast vastdraaien.
Afstand tussen carburateurhuis en gasschuifdeksel meten.
»
Afstand
A
: 3 mm
Als de voorgeschreven waarde niet wordt bereikt:
Gasschuifdeksel correct vastschroeven.
R00566-11
Carburateur monteren.
Motorontluchtingsslang monteren en klem
3
positioneren.
R04489-11
Inlaatmanchet monteren.
Slangklem
4
positioneren en vastdraaien.
Slangklem
5
positioneren en vastdraaien.
R00564-11
Brandstofslang
6
monteren.
Nawerk
Speling gaskabel controleren. ( pag. 100)
Carburateur - stationair toerental instellen. ( pag. 102)
18 REINIGING, ONDERHOUD
118
18.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig om zijn waarde en uitzicht gedurende lange tijd te behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijg-
bare motorfietsreiniger inspuiten en met een kwastje behande-
len.
Motorfietsreiniger ( pag. 134)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Vlotterkamer van de carburateur aftappen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te
remmen, om de remplaketten en remschijven te
drogen en vuil te verwijderen.
Na de reiniging moet uw kind een korte rit maken, totdat de
motor de bedrijfstemperatuur heeft bereikt en het remsysteem
door voorzichtig remmen gedroogd is.
REINIGING, ONDERHOUD 18
119
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Beschermkappen op de stuurarmaturen terugschuiven, zodat
ook het water dat hier is ingedrongen kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 64)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 134)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 135)
19 STALLING
120
19.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versle-
ten. Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens
de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het sei-
zoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 134)
Brandstof tanken. ( pag. 27)
Motorfiets reinigen. ( pag. 118)
Cardanolie verversen. ( pag. 109)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 96)
Vlotterkamer van de carburateur aftappen.
Bandenspanning controleren. ( pag. 94)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat, waardoor
motoronderdelen en uitlaat gaan roesten.
STALLING 19
121
19.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 24)
Een proefrit maken.
20 FOUTEN OPSPOREN
122
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 24)
Motorfiets is langere tijd niet
gebruikt en daarom zit er oude
brandstof in de vlotterkamer
Vlotterkamer van de carburateur aftap-
pen.
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
(50 SX)
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
(50 SX Mini)
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien
nodig vervangen.
Elektrodenafstand van de bou-
gie te groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
Defect in het ontstekingssys-
teem
Ontstekingssysteem controleren.
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
Stopknop controleren.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Steekverbinding reinigen en met con-
tactspray behandelen.
Water in carburateur resp.
sproeiers verstopt
(50 SX)
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
(50 SX Mini)
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Motor heeft geen stationair toe-
rental
Stationaire sproeier verstopt
(50 SX)
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
(50 SX Mini)
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Stelschroeven aan carburateur
verdraaid
(50 SX)
Carburateur - stationair toerental
instellen. ( pag. 102)
(50 SX Mini)
Carburateur - stationair toerental
instellen. ( pag. 103)
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect Bobine controleren.
Bougiedop controleren.
FOUTEN OPSPOREN 20
123
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor start niet Carburateur loopt over omdat
de vlotternaald is vervuild of
versleten
(50 SX)
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
(50 SX Mini)
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Caburateursproeiers los
(50 SX)
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
(50 SX Mini)
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Defect in het ontstekingssys-
teem
Ontstekingssysteem controleren.
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
(50 SX)
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
(50 SX Mini)
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen. ( pag. 60)
Uitlaatsysteem lekt, is ver-
vormd of heeft te weinig glas-
vezelvulling in de einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem
beschadigd is.
Glasvezelvulling van einddemper ver-
vangen. ( pag. 61)
Ontstekingssysteem defect Bobine controleren.
Bougiedop controleren.
Membraan of membraanhuis
beschadigd
Membraan en membraanhuis controle-
ren.
Slijtageverschijnsel Motor controleren.
Toerental voor ingrijpen te laag
of te hoog
Koppelingsinstelling controleren.
( pag. 104)
Motor stokt of klapt in de car-
burateur
Te weinig brandstof Kartelschroef op de brandstofkraan
tegen de klok in draaien tot de aanslag.
Brandstof tanken. ( pag. 27)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de aanzuigflens en de
carburateur goed vastzitten.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Steekverbinding reinigen en met con-
tactspray behandelen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in het
koelsysteem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren.
( pag. 97)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
20 FOUTEN OPSPOREN
124
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 98)
Koelmiddel vullen. ( pag. 98)
Cilinderkop of cilinderkoppak-
king beschadigd
Cilinderkop of cilinderkoppakking con-
troleren.
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Witte rookontwikkeling (stoom
in het uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppak-
king beschadigd
Cilinderkop of cilinderkoppakking con-
troleren.
Transmissieolie stroomt uit de
ontluchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Cardanoliepeil controleren.
( pag. 108)
Water in de transmissieolie Asafdichtingsring of waterpomp
beschadigd
Asafdichtingsring en waterpomp con-
troleren.
TECHNISCHE GEGEVENS 21
125
21.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt bezinemotor, vloeistofgekoeld, met
membraaninlaat
Cilinderinhoud 49,0 cm³
Slag 40 mm
Boring 39,5 mm
Krukaslagers 2 groefkogellagers
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerringen 1 vierkante ring
Motorsmering (50 SX) Smering met oliemengsel
Motorsmering (50 SX Mini) Gescheiden smering
Primaire overbrenging 33:61 recht vertand tandwiel
Koppeling Centrifugale meerplaats-koppeling op de aandrijfas
Transmissie Starre 1-traps reductieaandrijving
Overbrengingsverhouding 14:31
Ontstekingssysteem SELETTRA 2p D36
Bougie NGK LR 8 B
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Radiateur Vloeistofkoeling
Starthulp Kickstartsysteem
21.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef kickstarterhendel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerborging M5 5 Nm
Schroef oliepomp (50 SX Mini) M5 6 Nm
Schroef statorbevestiging M5 6 Nm
Loctite
®
222™
Schroef waterpompwiel M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Aftapplug waterpompdeksel M6 6 Nm
Ontluchtingsdop motorhuis M6 4 Nm
Loctite
®
243™
Schroef aanzuigflens M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M6 10 Nm
Schroef bobine M6 4 Nm
Loctite
®
243™
Schroef controle cardanoliepeil M6 6 Nm
Schroef drukplaat M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef dynamodeksel M6 6 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
21 TECHNISCHE GEGEVENS
126
Schroef massakabel M6 6 Nm
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef paspen M6 10 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef cilinderkop M7 18 Nm
Moeren cilindervoet M8 20 Nm
Schroef koppelingskorf M8 35 Nm
Tapeind cilindervoet M8 10 Nm
Bougie M10x1 10 … 12 Nm
Moer primair tandwiel M10x1,25 40 Nm
Loctite
®
243™
Moer rotor M10x1,25 15 Nm
Loctite
®
243™
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
21.3 Carburateur met carburateurafstelling
21.3.1 50 SX
Carburateurtype Dell`Orto PHBG 19BS
Naaldpositie 2e positie van boven
Regelschroef stationaire lucht
open 3 omw
Hoofdsproeier 95
Sproeiernaald W7
Stationaire sproeier 50
Naaldsproeier 262AU
Gasschuif 40
Chokemondstuk 60
21.3.2 50 SX Mini
Carburateurtype Dell`Orto PHVA 12XS
Naaldpositie 3e positie van boven
Regelschroef stationaire lucht
open 1 omw
Hoofdsproeier 65
Sproeiernaald A8
Stationaire sproeier 30
Naaldsproeier 211FA
Gasschuif 40
Chokemondstuk 60
TECHNISCHE GEGEVENS 21
127
21.4 Vulhoeveelheden
21.4.1 Cardanolie
Transmissieolie 0,20 l Transmissieolie (ATF Dexron 3)
( pag. 133)
21.4.2 Koelmiddel
Koelmiddel 0,7 l Koelmiddel ( pag. 132)
21.4.3 Brandstof
Inhoud brandstoftank ca. (50 SX) 2,3 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie
(1:60) ( pag. 133)
Inhoud brandstoftank ca.
(50 SX Mini)
2,1 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 132)
21.5 Chassis
Frame Centraal buisframe van chroommolybdeen stalen bui-
zen, geëloxeerd
Voorvork (50 SX) WP Suspension XACT 5235
Voorvork (50 SX Mini) WP Suspension XACT 5035
Schokdemper (50 SX) WP Suspension XACT 5735
Schokdemper (50 SX Mini) WP Suspension XACT 5435
Veerweg (50 SX)
voor 205 mm
achter 185 mm
Veerweg (50 SX Mini)
voor 100 mm
achter 147 mm
Vorksprong 22 mm
Remsysteem
voor Schijfrem met remzadel met 4 zuigers
achter Schijfrem met remzadel met 2 zuigers
Remschijven - diameter
voor 160 mm
achter 160 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,2 mm
achter 2,2 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging (50 SX) 11:40
Secundaire overbrenging (50 SX Mini) 10:42
Ketting 1/2 x 3/16
21 TECHNISCHE GEGEVENS
128
Leverbare kettingwielen 38, 39, 40, 41, 42
Balhoofdhoek (50 SX) 66°
Balhoofdhoek (50 SX Mini) 67,4°
Wielstand (50 SX) 1.032 ± 10 mm
Wielstand (50 SX Mini) 914 ± 10 mm
Zadelhoogte onbelast (50 SX) 684 mm
Zadelhoogte onbelast (50 SX Mini) 558 mm
Los van de vloer, onbelast (50 SX) 252 mm
Los van de vloer, onbelast (50 SX Mini) 184 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (50 SX) 41,5 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (50 SX Mini) 40 kg
Maximaal bestuurdersgewicht 45 kg
21.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(50 SX) 60/100 - 12 36M TT
Maxxis MAXX CROSS SI
2,75 - 10 38J TT
Maxxis MAXX CROSS SI
(50 SX Mini) 2,50 - 10 33J TT
Maxxis MAXX CROSS SI
2,75 - 10 38J TT
Maxxis MAXX CROSS SI
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
http://www.ktm.com
21.7 Voorvork
21.7.1 50 SX
Artikelnummer voorvork 07.18.6T.02
Voorvork WP Suspension XACT 5235
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Luchtdruk 2 bar
Vorklengte 685 mm
Veerlengte met voorspanbus(sen) 337,5 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk links 25 ± 5 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 133)
Oliehoeveelheid cartridge rechts 240 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 133)
Vethoeveelheid cartridge links 6 g Multipurpose-vet (00062010051)
( pag. 134)
21.7.2 50 SX Mini
Artikelnummer voorvork 07.18.1T.01
Voorvork WP Suspension XACT 5035
Lengte voorvork 580 mm
TECHNISCHE GEGEVENS 21
129
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 15 … 25 kg 1,8 N/mm
Gewicht bestuurder (standaard): 25 … 35 kg 2,0 N/mm
Gewicht bestuurder: 35 … 45 kg 2,2 N/mm
Veerlengte met voorspanbus(sen) 337,5 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 240 ± 10 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 133)
21.8 Schokdemper
21.8.1 50 SX
Artikelnummer schokdemper 03.18.7T.02
Schokdemper WP Suspension XACT 5735
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 3 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 15 … 25 kg 30 N/mm
Gewicht bestuurder (standaard): 25 … 35 kg 35 N/mm
Gewicht bestuurder: 35 … 45 kg 40 N/mm
Veerlengte 130 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 12 mm
Dynamische veerweg 80 mm
Inbouwlengte 275 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 133)
21.8.2 50 SX Mini
Artikelnummer schokdemper 03.18.9T.01
Schokdemper WP Suspension XACT 5435
Uitgaande demping
Standaard 12 klikken
Veervoorspanning
Standaard 5 mm
21 TECHNISCHE GEGEVENS
130
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 15 … 25 kg 65 N/mm
Gewicht bestuurder (standaard): 25 … 35 kg 75 N/mm
Gewicht bestuurder: 35 … 45 kg 85 N/mm
Veerlengte 120 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 10 mm
Dynamische veerweg 65 mm
Inbouwlengte 245 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 133)
21.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef remleidingsklem EJOT 1,7 Nm
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef remplaketten M5 8 Nm
Moer kogelscharnier drukstang op
rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef asopname M6 10 Nm
Schroef gashendel M6 4,5 Nm
Schroef onderste glijblok M6 3 Nm
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remzadel achter M6x16 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remzadel achter M6x40 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef spatbord M6 6 Nm
Schroef startnummerbord M6 4 Nm
Moer bandenhouder M8 10 Nm
Moer rempedaal M8 22 Nm
Motordraagschroef M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef kettingwiel M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 21
131
Schroef remzadel voor M8x60 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remzadel voor M8x40 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Moer achterbrugbout M10 45 Nm
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef schokdemper boven M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schokdemper onder M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steekas voor M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
22 GEBRUIKSSTOFFEN
132
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan
10 % ethanol (bijv. E15, E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minderwaar-
dige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelvloeistof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de
koelvloeistof verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaar-
heid (verdraagbaarheid) met andere koelvloeistoffen in acht.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
COOLANT M3.0
Motorolie 2-takt
Norm / classificatie
JASO FD ( pag. 136)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken.
Volledig synthetisch
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Cross Power 2T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die
de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
GEBRUIKSSTOFFEN 22
133
MOTOREX
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 136) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
Norm / classificatie
DIN EN 228
JASO FD ( pag. 136) (1:60)
Mengverhouding
1:60 Motorolie 2-takt ( pag. 132)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 132)
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Cross Power 2T
Transmissieolie (ATF Dexron 3)
Norm / classificatie
Dexron III (ATF Dexron 3)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend ATF-transmissieolie die aan de aangegeven normen voldoet (zie informatie op de verpak-
king) en de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
ATF Dexron 3
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 136) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigen-
schappen heeft.
23 HULPSTOFFEN
134
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chainlube Offroad
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051)
Aanbevolen leverancier
KTM AG
GRIP GLUE
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Clean
Multipurpose-vet (00062010051)
Aanbevolen leverancier
Klüber Lubrication
®
CENTOPLEX 2 EP
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Racing Bio Liquid Power
HULPSTOFFEN 23
135
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Racing Bio Dirt Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Joker 440 Synthetic
24 NORMEN
136
JASO FD
JASO FD is een classificatie voor een 2-takt-motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen
tijdens races. Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook
onder extreme omstandigheden een probleemloze verbranding bereikt.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
LIJST MET AFKORTINGEN 25
137
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
INDEX
138
INDEX
A
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Afdekking ketting-aandrijfwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
B
Balhoofdlager
insmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Basisinstelling van het chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . 31
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Bedrijfsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Bedrijfsurenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Brandstofkraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
C
Carburateur
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112-113
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115-116
Stationair toerental instellen . . . . . . . . 102-103
stationaire afstelling . . . . . . . . . . . . . . 101-102
Cardanolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Cardanoliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Choke . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18-19
D
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . 61
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122-124
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Gaskabelplaatsing
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
H
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
I
Inbedrijfname
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 21
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Ingaande demping highspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 33
Ingaande demping lowspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 32
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Kickstarterhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
INDEX
139
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96-97
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Koppeling
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
instelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Koppelingsdeksel
koppelingsdeksel demonteren . . . . . . . . . . . 105
koppelingsdeksel monteren . . . . . . . . . . . . 106
L
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Luchtfilterbak
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Luchtvering XACT 5235 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
O
Oliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Oliepomp
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Olietankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
P
Plug-in standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
R
Reiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118-119
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
speling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
speling instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 73
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 81
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 84
van de achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . 84
van de voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 77
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 77
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . 82
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 76
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 82
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 75
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Rubberen stuurcover
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . 36
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . 35
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 36
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29-30
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Spatbord voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Speling van gaskabel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Startnummerbord
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
INDEX
140
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Stuurpositie
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
olie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 130
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 125
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
carburateur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Transporteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 33
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Voertuigidentificatiennummer . . . . . . . . . . . . . . . 14
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Voorvork-protector
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . 39
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
luchtdruk instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Vuilschrapers
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28, 127
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99, 127
transmissieolie . . . . . . . . . . . . . . . . . 110, 127
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Z
Zadel
afnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Zadelhoogte
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
*3213996nl*
3213996nl
03/2019
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143

KTM 50 SX 2020 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor