HP EliteBook 1030 G1 Notebook PC Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
Ā© Copyright 2016 HP Development Company,
L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreī†«ende eigenaar en wordt door HP Inc.
onder licentie gebruikt. Intel, Centrino en
Thunderbolt zijn handelsmerken van Intel
Corporation in de Verenigde Staten en andere
landen. Java is een handelsmerk van Sun
Microsystems, Inc. in de Verenigde Staten.
Microsoft en Windows zijn in de Verenigde
Staten gedeponeerde handelsmerken van de
Microsoft-bedrijvengroep.
De informatie in deze documentatie kan zonder
kennisgeving worden gewijzigd. De enige
garanties voor HP producten en diensten staan
vermeld in de expliciete garantievoorwaarden
bij de betreī†«ende producten en diensten. Aan
de informatie in deze handleiding kunnen geen
aanvullende rechten worden ontleend. HP
aanvaardt geen aansprakelijkheid voor
technische fouten, drukfouten of weglatingen
in deze publicatie.
Zie voor DTS-patenten http://patents.dts.com.
Geproduceerd onder licentie van DTS Licensing
Limited. DTS, the Symbol, & DTS en the Symbol
samen zijn geregistreerde handelsmerken en
DTS Studio Sound is een handelsmerk van DTS,
Inc. Ā© DTS, Inc. Alle rechten voorbehouden
.
Eerste editie: mei 2016
Onderdeelnummer van document:
839680-331
Kennisgeving over het product
In deze gebruikershandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de meeste
modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet
alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Voor deze computer kan bijgewerkte en/of
apart aangeschafte hardware en/of een dvd-
station vereist zijn om de software van
Windows 7 te installeren. Zo kunt u volledig
gebruikmaken van de functionaliteit van
Windows 7. Raadpleeg
http://windows.microsoft.com/en-us/
windows7/get-know-windows-7 voor meer
informatie.
Ga voor de nieuwste gebruikershandleidingen
of handleidingen voor uw product naar
http://www.hp.com/support. Selecteer Zoek
uw product en volg de instructies op het
scherm.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiƫren, downloaden of
anderszins gebruiken van een softwareproduct
dat vooraf op deze computer is geĆÆnstalleerd,
bevestigt u dat u gehouden bent aan de
voorwaarden van de HP EULA (End User License
Agreement). Indien u niet akkoord gaat met
deze licentievoorwaarden, kunt u uitsluitend
aanspraak maken op de mogelijkheid het
gehele, ongebruikte product (hardware en
software) binnen 14 dagen te retourneren,
voor een volledige restitutie op basis van het
restitutiebeleid van de desbetreī†«ende
verkoper.
Neem contact op met de verkoper voor meer
informatie of om te vragen om een volledige
restitutie van de prijs van de computer.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico op letsel door verbranding of op oververhitting van de computer
beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te
blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet
wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele printer naast de computer) of
een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding). Zorg er ook voor dat de
netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van zacht
materiaal. De temperatuur van de computer en de netvoedingsadapter blijft binnen de temperatuurlimieten
voor oppervlakken die toegankelijk zijn voor de gebruiker, zoals bepaald in de International Standard for
Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950-1).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Conī†¬guratie-instelling van de processor (alleen bepaalde producten)
BELANGRIJK: Bepaalde computermodellen zijn geconī†¬gureerd met een IntelĀ® PentiumĀ® N35xx-processor
of een CeleronĀ® N28xx/N29xx-processor en een WindowsĀ®-besturingssysteem. Wijzig op deze modellen de
conī†¬guratie-instelling van de processor in msconī†¬g.exe niet van 4 of 2 processors naar 1 processor. Als u
dat wel doet, start uw computer niet opnieuw op. U moet de fabrieksinstellingen herstellen om de
oorspronkelijke instellingen te herstellen.
v
vi Conī†¬guratie-instelling van de processor (alleen bepaalde producten)
Inhoudsopgave
1 Aan de slag ................................................................................................................................................... 1
Informatie zoeken .................................................................................................................................................. 2
2 Onderdelen ................................................................................................................................................... 3
Hardware en software vinden ............................................................................................................................... 3
Rechterkant ............................................................................................................................................................ 4
Linkerkant .............................................................................................................................................................. 5
Beeldscherm .......................................................................................................................................................... 6
Bovenkant .............................................................................................................................................................. 7
Touchpad ............................................................................................................................................. 7
Lampjes ............................................................................................................................................... 8
Knop, luidsprekers en vingerafdruklezer ............................................................................................ 9
Speciale functietoetsen .................................................................................................................... 10
Hotkeys gebruiken ............................................................................................................................ 10
Onderkant ............................................................................................................................................................ 12
Labels ................................................................................................................................................................... 12
3 Verbinding maken met een netwerk .............................................................................................................. 14
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................................. 14
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ..................................................... 14
Apparaten voor draadloze communicatie in- of uitschakelen ....................................... 14
HP Connection Manager (alleen bepaalde producten) ................................................... 15
Knop voor draadloze communicatie ............................................................................... 15
Voorzieningen van het besturingssysteem .................................................................... 15
Verbinding maken met een WLAN ..................................................................................................... 16
HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde producten) ........................................................ 16
HP Mobile Connect gebruiken (alleen bepaalde producten) ............................................................. 17
GPS gebruiken (alleen bepaalde producten) .................................................................................... 17
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde producten) ....... 17
Een Bluetooth-apparaat toevoegen ............................................................................... 17
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................................... 18
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) (alleen bepaalde producten) ............................. 18
Modem gebruiken (alleen bepaalde producten) ............................................................................... 18
Modemkabel aansluiten ................................................................................................. 18
Modemkabeladapter voor speciī†¬eke landen/regio's aansluiten ................................... 19
vii
4 Schermnavigatie ......................................................................................................................................... 20
Bewegingen voor het touchpad en het aanraakscherm gebruiken .................................................................... 20
Touchpad uit- of inschakelen ............................................................................................................ 21
Tikken ................................................................................................................................................ 21
Zoomen door met twee vingers te knijpen ....................................................................................... 21
Schuiven met twee vingers (alleen touchpad) .................................................................................. 21
Tikken met twee vingers (alleen touchpad) ..................................................................................... 22
5 Entertainmentvoorzieningen ....................................................................................................................... 23
Een webcam gebruiken (alleen bepaalde producten) ......................................................................................... 23
Audio gebruiken ................................................................................................................................................... 23
Luidsprekers aansluiten .................................................................................................................... 23
Headsets aansluiten .......................................................................................................................... 23
Geluidsinstellingen gebruiken .......................................................................................................... 23
Video gebruiken ................................................................................................................................................... 24
Videoapparaten aansluiten met een VGA (via een optioneel dockingapparaat of
uitbreidingspoortapparaat)-kabel (alleen bepaalde producten) ..................................................... 24
Videoapparaten aansluiten met een HDMI-kabel (alleen bepaalde producten) .............................. 25
HDMI-audio conī†¬gureren ............................................................................................... 26
Bekabelde beeldschermen zoeken en aansluiten met behulp van MultiStream Transport ............ 26
Beeldschermen aansluiten op computers met Intel graphics (met een optionele
hub) ................................................................................................................................. 26
Beeldschermen aansluiten op computers met Intel graphics (met een
ingebouwde hub) ............................................................................................................ 27
Met Miracast compatibele draadloze beeldschermen zoeken en aansluiten (alleen bepaalde
producten) ......................................................................................................................................... 27
Optionele externe apparaten gebruiken ............................................................................................................. 27
Optionele externe schijfeenheden gebruiken ................................................................................... 28
Dockingconnector gebruiken ............................................................................................................ 28
6 Energiebeheer ............................................................................................................................................. 31
Computer uitschakelen ........................................................................................................................................ 31
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................................... 31
Standen voor energiebesparing gebruiken ...................................................................................... 31
Slaapstand activeren en beƫindigen .............................................................................. 32
Hibernationstand activeren en beƫindigen .................................................................... 32
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ....................................... 32
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beƫindigen slaapstand ..................................... 33
Accuvoeding gebruiken ..................................................................................................................... 33
In de fabriek verzegelde accu ......................................................................................... 33
Aanvullende informatie over de accu opzoeken ............................................................ 34
viii
Accucontrole gebruiken .................................................................................................. 34
Acculading weergeven .................................................................................................... 34
Accuwerktijd maximaliseren ........................................................................................... 34
Omgaan met een lage acculading .................................................................................. 34
Een lage acculading herkennen .................................................................... 35
Problemen met een lage acculading verhelpen .......................................... 35
Accuvoeding besparen .................................................................................................... 35
Externe netvoeding gebruiken .......................................................................................................... 36
7 Beveiliging .................................................................................................................................................. 37
De computer beveiligen ....................................................................................................................................... 37
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................................... 38
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................................ 38
Wachtwoorden instellen in Computer Setup .................................................................................... 38
BIOS-beheerderswachtwoord beheren ............................................................................................ 39
BIOS-beheerderswachtwoord opgeven ......................................................................... 42
Een Computer Setup DriveLock-wachtwoord beheren (alleen bepaalde producten) ...................... 42
Een DriveLock-wachtwoord instellen ............................................................................. 43
DriveLock inschakelen (alleen bepaalde producten) ...................................................... 43
DriveLock uitschakelen (alleen bepaalde producten) .................................................... 44
Een DriveLock-wachtwoord invoeren (alleen bepaalde producten) .............................. 45
Een DriveLock-wachtwoord wijzigen (alleen bepaalde producten) ............................... 46
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................................... 46
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................................. 46
Essentiƫle beveiligingsupdates installeren ......................................................................................................... 47
HP Client Security gebruiken (alleen bepaalde producten) ................................................................................ 47
HP Touchpoint Manager gebruiken (alleen bepaalde producten) ...................................................................... 47
Een optionele beveiligingskabel installeren (alleen bepaalde producten) ........................................................ 47
Vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde producten) ................................................................................ 47
Vingerafdruklezer zoeken ................................................................................................................. 48
8 Onderhoud .................................................................................................................................................. 49
Prestaties verbeteren .......................................................................................................................................... 49
Schijfdefragmentatie gebruiken ....................................................................................................... 49
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................................................ 49
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde producten) .............................................................. 49
De status van HP 3D DriveGuard herkennen .................................................................. 50
Updates van programma's en stuurprogramma's uitvoeren .............................................................................. 50
Computer schoonmaken ...................................................................................................................................... 50
Reinigingsprocedures ........................................................................................................................ 50
Het beeldscherm reinigen ............................................................................................... 51
ix
De zijkanten en het deksel reinigen ............................................................................... 51
De touchpad, het toetsenbord of de muis reinigen (alleen bepaalde producten) ......... 51
Reizen met of verzenden van de computer ......................................................................................................... 51
9 Back-up en herstel ....................................................................................................................................... 53
Herstelmedia en back-ups maken ....................................................................................................................... 53
Richtlijnen .......................................................................................................................................... 53
Herstelmedia maken met HP Recovery Disc Creator ........................................................................ 54
Herstelschijven maken .................................................................................................... 54
Een back-up maken van uw gegevens .............................................................................................. 54
Systeemherstelactie uitvoeren ........................................................................................................................... 55
Windows herstelprogrammaā€™s gebruiken ......................................................................................... 55
f11-herstelhulpmiddel gebruiken (alleen bepaalde producten) ...................................................... 56
Media met besturingssysteem Windows 7 gebruiken ...................................................................... 57
10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start .............................................................................................. 58
Computer Setup gebruiken .................................................................................................................................. 58
Computer Setup starten .................................................................................................................... 58
Navigeren en selecteren in Computer Setup .................................................................................... 58
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup ......................................................................... 59
BIOS-update uitvoeren ...................................................................................................................... 59
BIOS-versie vaststellen ................................................................................................... 60
BIOS-update downloaden ............................................................................................... 60
De opstartvolgorde wijzigen met de f9-prompt ............................................................................... 61
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten) .......................................................................................... 61
HP Sure Start gebruiken (alleen bepaalde producten) ........................................................................................ 62
11 Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) ...................................................................................... 63
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden ......................................................... 63
12 Speciī†¬caties .............................................................................................................................................. 65
Ingangsvermogen ................................................................................................................................................ 65
Omgevingsvereisten ............................................................................................................................................ 65
13 Elektrostatische ontlading ......................................................................................................................... 66
14 Toegankelijkheid ....................................................................................................................................... 67
Ondersteunde assistieve technologieƫn (hulpmiddelen voor gehandicapten) .................................................. 67
Ondersteuning krijgen voor toegankelijkheid ..................................................................................................... 67
x
Index ............................................................................................................................................................. 68
xi
xii
1 Aan de slag
Nadat u de computer hebt ingesteld en geregistreerd, raden wij de volgende stappen aan om optimaal te
proī†¬teren van uw slimme investering:
ā—
Maak verbinding met internet: conī†¬gureer een bekabeld of draadloos netwerk waarmee u verbinding
kunt maken met internet. Zie Verbinding maken met een netwerk op pagina 14 voor meer informatie.
ā—
Uw antivirussoftware bijwerken - bescherm uw computer tegen schade door virussen. De software is
vooraf geĆÆnstalleerd op de computer. Zie Beveiliging op pagina 37 voor meer informatie.
ā—
Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer. Raadpleeg
Onderdelen op pagina 3 en Schermnavigatie op pagina 20 voor aanvullende informatie.
ā—
Zoek geĆÆnstalleerde software: toegang tot een overzicht van de vooraf op de computer geĆÆnstalleerde
software.
Selecteer Start > Alle programma's. Voor meer informatie over het gebruik van software die bij de
computer is geleverd, raadpleegt u de instructies van de softwarefabrikant. Deze instructies kunnen zijn
verstrekt bij de software, of staan op de website van de fabrikant.
ā—
Maak een back-up van uw vaste schijf door herstelschijven of een herstel-ī†®ashdrive te maken. Zie Back-
up en herstel op pagina 53.
1
Informatie zoeken
U heeft Installatie-instructies al gebruikt om de computer in te schakelen en deze handleiding op te zoeken.
Gebruik de volgende tabel voor het vinden van hulpmiddelen met productinformatie, uitleg en meer.
Hulpmiddelen Informatie over
Poster Installatie-instructies
ā—
De computer gebruiksklaar maken
ā—
Onderdelen van de computer herkennen
HP Support Assistant
Als u HP Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u
Start > Alle programma's > HP Help en ondersteuning.
Ga voor de nieuwste gebruikershandleidingen of
handleidingen voor uw product naar http://www.hp.com/
support. Selecteer Zoek uw product en volg de instructies
op het scherm.
ā—
Updates van software, stuurprogramma's en BIOS
ā—
Hulpmiddelen voor probleemoplossing
ā—
Krijgen van ondersteuning
Wereldwijde ondersteuning
Ga voor ondersteuning in uw taal naar
http://www.hp.com/support en selecteer uw land.
ā—
Online chatten met een HP technicus
ā—
Telefoonnummers voor ondersteuning
ā—
Locaties van HP servicecentra
HP website
Ga voor de nieuwste gebruikershandleidingen of
handleidingen voor uw product naar http://www.hp.com/
support. Selecteer Zoek uw product en volg de instructies
op het scherm.
ā—
Informatie over ondersteuning
ā—
Onderdelen bestellen en aanvullende ondersteuning vinden
ā—
Voor het apparaat verkrijgbare accessoires
Handleiding voor veiligheid en comfort
Om de gebruikershandleiding te openen, selecteert u Start
> Alle programma's > HP Help en support > HP
documentatie.
ā€“ of ā€“
Ga naar http://www.hp.com/ergo.
ā—
Aanwijzingen voor een optimale werkplek, een goede houding en
gezonde werkgewoonten
ā—
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Om de gebruikershandleiding te openen, selecteert u Start
> Alle programma's > HP Help en support > HP
documentatie.
ā—
Informatie over veiligheid en kennisgevingen
ā—
Informatie over het afvoeren van accu's
Garantie*
Als u de garantie wilt lezen, selecteert u Start > Alle
programma's > HP Help en support > HP documentatie >
Garantie-informatie weergeven.
ā€“ of ā€“
Ga naar http://www.hp.com/go/orderdocuments.
ā—
Garantiegegevens
*U kunt de HP garantie vinden bij de gebruikershandleidingen op het product en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In
sommige landen of regio's wordt door HP een gedrukte versie van de garantie meegeleverd in de doos. Voor landen/regio's waar de
garantie niet in drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar http://www.hp.com/go/orderdocuments.
Voor producten die zijn aangekocht in AziĆ« en OceaniĆ« kunt u HP schrijven op adres: POD, P.O. Box 161, Kitchener Road Post Oī†«ice,
Singapore 912006. Vermeld de productnaam en uw naam, telefoonnummer en postadres.
2 Hoofdstuk 1 Aan de slag
2 Onderdelen
Hardware en software vinden
Om een lijst met de geĆÆnstalleerde hardware weer te geven, gaat u als volgt te werk:
ā–²
Selecteer Start > Conī†¬guratiescherm > Apparaatbeheer.
Om een lijst met de geĆÆnstalleerde software weer te geven, gaat u als volgt te werk:
ā–²
Selecteer Start > Alle programma's.
Hardware en software vinden 3
Rechterkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/
audio-ingang (microfoon)
Hierop sluit u een audioapparaat aan, zoals optionele
stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een
oortelefoon, een headset of een televisietoestel, om het
computergeluid via dat apparaat weer te geven. Ook kunt u hierop de
microfoon van een optionele headset aansluiten.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de
hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u het risico
van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften,
veiligheid en milieu voor meer informatie over veiligheid. Om de
gebruikershandleidingen te openen, selecteert u Start > Alle
programma's > HP Help en support > HP documentatie.
OPMERKING: Wanneer u een apparaat aansluit op deze uitgang,
worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
OPMERKING: Zorg dat de apparaatkabel een connector met vier
pinnen heeft die zowel audio-uit (hoofdtelefoon) als audio-in
(microfoon) ondersteunt.
(2) USB 3.0-oplaadpoort Hierop kunt u een optioneel USB-apparaat aansluiten, zoals een
toetsenbord, muis, externe schijf, printer, scanner of USB-hub. Via
standaard-USB-poorten worden niet alle USB-apparaten opgeladen of
ze worden opgeladen met een lage bedrijfsstroom. Sommige USB-
apparaten moeten worden gevoed en vereisen het gebruik van een
poort met eigen voeding.
Via de USB-oplaadpoort kunnen ook bepaalde types mobiele telefoons
en MP3-spelers worden opgeladen, zelfs wanneer de computer uit
staat.
OPMERKING: De accu kan snel leeg raken als u meerdere apparaten
oplaadt terwijl u op accustroom werkt.
(3) Dockingconnector Hierop sluit u een optioneel dockingapparaat of
uitbreidingspoortapparaat aan.
(4) Acculampje Wanneer de netvoeding is aangesloten:
ā—
Wit: De acculading is groter dan 90 procent.
ā—
Oranje: De acculading ligt tussen 0 en 90 procent.
ā—
Uit: De accu wordt niet opgeladen.
Wanneer de netvoeding is losgekoppeld (accu laadt niet op):
ā—
Knipperend oranje: De accu is bijna leeg. Wanneer de accu een
kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, begint het acculampje
snel te knipperen.
4 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Onderdeel Beschrijving
ā—
Uit: De accu wordt niet opgeladen.
(5) Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Bevestigingspunt voor een
beveiligingskabel
Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel aan
de computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet in de eerste plaats een
ontmoedigingseī†«ect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet
voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt
gestolen.
(2) HDMI-poort Hierop kunt u een optioneel video- of audioapparaat aansluiten, zoals
een HD-televisie, compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur
of een HDMI-apparaat met hoge snelheid.
(3) USB 3.0-oplaadpoort Hierop kunt u een optioneel USB-apparaat aansluiten, zoals een
toetsenbord, muis, externe schijf, printer, scanner of USB-hub. Via
standaard-USB-poorten worden niet alle USB-apparaten opgeladen of
ze worden opgeladen met een lage bedrijfsstroom. Sommige USB-
apparaten moeten worden gevoed en vereisen het gebruik van een
poort met eigen voeding.
Via de USB-oplaadpoort kunnen ook bepaalde types mobiele telefoons
en MP3-spelers worden opgeladen, zelfs wanneer de computer uit
staat.
OPMERKING: De accu kan snel leeg raken als u meerdere apparaten
oplaadt terwijl u op accustroom werkt.
(4) USB Type-C-oplaadpoort Hiermee kunt u een USB-apparaat met een USB Type-C-connector en
producten, zoals mobiele telefoons, laptops, tablets en MP3-spelers,
opladen, zelfs wanneer de computer uit staat.
OPMERKING: Mogelijk zijn er adapters (afzonderlijk aan te schaī†«en)
vereist.
Linkerkant 5
Beeldscherm
Onderdeel Beschrijving
(1) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
(2) Webcamlampje Aan: De webcam is in gebruik.
(3) Webcam Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. Op sommige modellen
kunt u met streaming video videovergaderen en online chatten.
Als u informatie zoekt over het gebruik van de webcam, selecteert u Start > Alle
programma's > Communicatie en chatten > Cyberlink YouCam.
(4) WLAN-antennes (2)* (alleen
bepaalde producten)
Met deze antennes worden draadloze signalen verzonden en ontvangen binnen een
draadloos lokaal netwerk (WLAN).
(5) Near Field Communication (NFC)-
antenne* (alleen bepaalde
producten)
Hiermee verzendt en ontvangt u draadloze signalen om te communiceren en
gegevens over te dragen van en naar uw NFC-compatibele apparaten.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Houd de gebieden rondom de antennes vrij voor een optimale
signaaloverdracht. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u de sectie over uw land of regio in
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu. Om de gebruikershandleidingen te openen, selecteert u Start > Alle programma's >
HP Help en support > HP documentatie.
6 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Touchpad, aan/uit-knop Hiermee kunt u het touchpad in- en uitschakelen.
(2) Touchpadzone Hiermee kunt u de cursor verplaatsen en onderdelen op het scherm
selecteren of activeren.
(3) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een externe
muis.
(4) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een externe
muis.
Bovenkant 7
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan/uit-lampje
ā—
Aan: De computer is ingeschakeld.
ā—
Knipperend: De computer staat in de slaapstand.
ā—
Uit: De computer is uitgeschakeld.
(2) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld.
(3) Lampje voor Geluid uit
ā—
Oranje: Het geluid van de computer is uitgeschakeld.
ā—
Uit: Het geluid van de computer is ingeschakeld.
(4) Lampje Microfoon uit
ā—
Oranje: Microfoongeluid is uitgeschakeld.
ā—
Uit: Microfoongeluid is ingeschakeld.
(5) Lampje voor draadloze
communicatie
ā—
Uit: Een geĆÆntegreerd apparaat voor draadloze communicatie,
zoals een WLAN-apparaat (Wireless Local Area Network) of een
BluetoothĀ®-apparaat, is ingeschakeld.
ā—
Oranje: Alle apparatuur voor draadloze communicatie is
uitgeschakeld.
(6) Num Lock-lampje Aan: Num Lock is ingeschakeld.
(7) Touchpadlampje
ā—
Oranje: Het touchpad is uitgeschakeld.
ā—
Uit: Het touchpad is ingeschakeld.
8 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Knop, luidsprekers en vingerafdruklezer
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan/uit-knop
ā—
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uit-knop om
de computer in te schakelen.
ā—
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/uit-knop
om de slaapstand te activeren.
ā—
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de aan/
uit-knop om de slaapstand te beƫindigen.
ā—
Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort op de aan/
uit-knop om de sluimerstand te beƫindigen.
VOORZICHTIG: Wanneer u de aan/uit-knop ingedrukt houdt,
resulteert dit in het verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures van
WindowsĀ® geen resultaat hebben, houdt u de aan/uit-knop minstens
vijf seconden ingedrukt om de computer uit te schakelen.
Meer informatie over de instellingen voor energiebeheer: Selecteer
Start > Conī†¬guratiescherm > Systeem en beveiliging >
Energiebeheer.
(2) Luidsprekers (4) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
(3) Vingerafdruklezer Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows aanmelden, in
plaats van met een wachtwoord.
Bovenkant 9
Speciale functietoetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) Esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets, de num lock-
toets of Esc-toets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(3) Windows-knop Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
(4) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fn-toets om
veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(5) Ingebed numeriek toetsenblok Wanneer het toetsenblok is ingeschakeld, kan het worden gebruikt als
een extern numeriek toetsenblok.
Met elke toets van dit toetsenblok wordt de functie uitgevoerd die
wordt aangegeven door het pictogram in de rechterbovenhoek van de
toets.
(6) num lock-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-toets, wordt het
ingebedde numerieke toetsenblok in- of uitgeschakeld.
Hotkeys gebruiken
U gebruikt een hotkey als volgt:
ā–²
Druk op de fn-toets en druk vervolgens op de juiste functietoets die wordt voorgesteld door de
pictogrammen hieronder.
10 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Druk op fn
+functietoets
Beschrijving
Hiermee activeert u de slaapstand waarbij uw informatie in het systeemgeheugen wordt opgeslagen. Het
beeldscherm en andere systeemonderdelen worden uitgeschakeld en de energiebesparingsmodus wordt
geactiveerd.
Om de slaapstand te beƫindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop.
VOORZICHTIG: Sla uw werk op voordat u de slaapstand activeert om het risico van gegevensverlies te
beperken.
Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als bijvoorbeeld een
monitor op de computer is aangesloten via het optionele dockingapparaat, wordt de weergave iedere keer
dat u op fn+f4 drukt, overgeschakeld tussen het scherm van de computer en de monitor, en zowel het
computerscherm als de monitor tegelijk.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard om videogegevens op de
computer te ontvangen. De sneltoets fn+f4 kan ook schakelen tussen andere apparaten die beeldgegevens
van de computer ontvangen.
Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
Hiermee zet u het geluid zachter.
Hiermee zet u het geluid harder.
Hiermee dempt u het geluid van de microfoon.
Hiermee verlaagt u de helderheid van het beeldscherm.
Hiermee verhoogt u de helderheid van het beeldscherm.
Hiermee schakelt u de achtergrondverlichting van het toetsenbord in en uit.
OPMERKING: Het toetsenbordlampje is bij levering standaard ingeschakeld. Schakel het toetsenbordlampje
uit om energie te besparen.
Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: met deze toets kunt u geen draadloze verbinding tot stand brengen. Als u een draadloze
verbinding tot stand wilt brengen, moet er een draadloos netwerk zijn ingesteld.
Bovenkant 11
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Dockingapparaat-receptoren (2) Hierop sluit u een optioneel dockingapparaat aan.
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt.
BELANGRIJK: Controleer de volgende locaties voor de in dit gedeelte beschreven labels: de onderkant van
de computer, in de accuruimte, onder de onderhoudsklep of op de achterkant van het scherm.
ā—
Servicelabelā€”Biedt belangrijke informatie voor het identiī†¬ceren van uw computer. Wanneer u contact
opneemt met Ondersteuning, moet u waarschijnlijk het serie-, product- en modelnummer opgeven.
Zoek deze nummers op voordat u contact opneemt met Ondersteuning.
Het servicelabel lijkt op een van de onderstaande voorbeelden. Raadpleeg de afbeelding die het meest
overeenkomt met het servicelabel van uw computer.
Onderdeel
(1) Serienummer
12 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Onderdeel
(2) Productnummer
(3) Garantieperiode
(4) Modelnummer (alleen bepaalde producten)
Onderdeel
(1) Modelnaam (alleen bepaalde producten)
(2) Productnummer
(3) Serienummer
(4) Garantieperiode
ā—
Label(s) met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreī†«ende het gebruik van de computer.
ā—
Label(s) met keurmerken voor apparatuur voor draadloze communicatie: Deze labels bevatten
informatie over optionele apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken van de landen/
regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik.
Labels 13
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt de computer meenemen waarnaar u maar wilt. Maar ook thuis kunt u met de computer en een
bekabelde of draadloze netwerkverbinding de wereld verkennen en u toegang verschaī†«en tot miljoenen
websites. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u zich met die wereld in verbinding kunt stellen.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. Uw computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor draadloze
communicatie:
ā—
Apparaat met draadloze netwerkverbinding (WLAN): met dit apparaat kunt u de computer aansluiten op
LAN-netwerken (doorgaans Wi-Fi-netwerken, draadloze netwerken (WLAN) of WLANā€™s genoemd) op
kantoor, thuis en op openbare plekken, zoals luchthavens, restaurants, cafƩs, hotels en universiteiten. In
een draadloos netwerk communiceert de computer met een draadloze router of een draadloos
toegangspunt.
ā—
HP module voor mobiel breedband (alleen bepaalde modellen): een WWAN-apparaat (Wireless Wide-
Area Network) waarmee u over een veel groter gebied een draadloze verbinding kunt maken.
Aanbieders van mobiele netwerkdiensten zetten basisstations op (vergelijkbaar met zendmasten voor
mobiele telefonie), die dekking bieden in hele regioā€™s, provincies of zelfs landen.
ā—
Bluetooth-apparaatĀ®: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN) opzetten
om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals computers, telefoons,
printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN communiceert elk apparaat direct met
andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar
bevinden.
Zie de informatie en koppelingen naar websites in Help en Ondersteuning voor meer informatie over de
technologie voor draadloze communicatie. Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u Start > Help
en ondersteuning.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
Met deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer regelen:
ā—
Knop voor draadloze communicatie, schakelaar voor draadloze communicatie of toets voor draadloze
communicatie (in dit hoofdstuk ook wel knop voor draadloze communicatie genoemd).
ā—
Voorzieningen van het besturingssysteem
Apparaten voor draadloze communicatie in- of uitschakelen
U kunt apparaten voor draadloze communicatie in- en uitschakelen met de knop voor draadloze
communicatie of met HP Connection Manager (alleen bepaalde modellen).
OPMERKING: een computer kan een knop of schakelaar voor draadloze communicatie hebben, of een toets
voor draadloze communicatie op het toetsenbord. De term "knop voor draadloze communicatie" verwijst in
deze handleiding naar alle types bedieningselementen voor draadloze communicatie.
14 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
U schakelt apparaten voor draadloze communicatie als volgt uit in HP Connection Manager:
ā–²
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram HP Connection Manager in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk en klik daarna op de aan/uit-knop naast het gewenste apparaat.
- of -
Selecteer Start > Alle programma's > Productiviteit en tools > HP Connection Manager en klik daarna
op de aan/uit-knop naast het gewenste apparaat.
HP Connection Manager (alleen bepaalde producten)
HP Connection Manager is een centrale locatie voor het beheer van uw apparaten voor draadloze
communicatie, een interface om verbinding te maken met internet via HP mobiel breedband, en een interface
voor het verzenden en ontvangen van SMS-berichten (tekstberichten). Met HP Connection Manager kunt u de
volgende apparaten beheren:
ā—
WLAN-apparaat (wireless local-area network)/Wi-Fi
ā—
WWAN-apparaat (Wireless Wide Area Network)/apparaat voor HP mobiel breedband
ā—
Bluetooth
HP Connection Manager biedt informatie en berichten over de verbindingsstatus en de energiestatus, en stelt
u in staat om gegevens te bekijken over uw SIM-kaart en om sms-berichten te verzenden en te ontvangen.
Statusinformatie en meldingen worden weergegeven in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
U opent Connection Manager als volgt:
ā–²
Klik op het pictogram van HP Connection Manager op de taakbalk.
- of -
Selecteer Start > Alle programma's > Productiviteit en tools > HP Connection Manager.
Zie de helpfunctie van de HP Connection Manager software voor meer informatie.
Knop voor draadloze communicatie
De computer heeft mogelijk een knop voor draadloze communicatie, een of meer apparaten voor draadloze
communicatie en een of twee lampjes voor draadloze communicatie. Alle apparaten voor draadloze
communicatie in de computer worden in de fabriek ingeschakeld.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor draadloze
communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep.
Voorzieningen van het besturingssysteem
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met een
netwerk, draadloze netwerken beheren en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de bedieningselementen van het besturingssysteem als volgt:
ā–²
Selecteer Start > Conī†¬guratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
Als u meer informatie wilt, opent u Help en ondersteuning door Start>Help en ondersteuning te selecteren.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 15
Verbinding maken met een WLAN
OPMERKING: Als u thuis verbinding wilt maken met internet, is een account bij een internetprovider vereist.
Neem contact op met een lokale internetprovider voor het aanschaī†«en van een internetservice en een
modem. De internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een netwerkkabel
waarmee u de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie aansluit op het modem, en het
testen van de internetservice.
U maakt als volgt verbinding met het WLAN:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld.
2. Klik op het netwerkstatuspictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
3. Selecteer een WLAN-netwerk waarmee u verbinding wilt maken.
4. Klik op Verbinding maken.
Als het netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een beveiligingscode in te voeren. Typ de code
en klik daarna op OK om de verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: als er geen WLAN's worden weergegeven, betekent dit mogelijk dat u zich buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
OPMERKING: Als het netwerk waarmee u verbinding wilt maken niet wordt weergegeven, klikt u op
Netwerkcentrum openen, en vervolgens op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er
verschijnt een lijst met opties om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier verbinding mee te
maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
5. Volg de instructies op het scherm om de verbinding te voltooien.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, plaatst u de aanwijzer op het pictogram voor de netwerkstatus in
het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: het eī†«ectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang de
WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of vaste
obstakels zoals wanden en vloeren.
HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde producten)
Uw HP Mobiel breedband computer heeft ingebouwde ondersteuning voor mobiel-breedbanddiensten. In
combinatie met een mobiel netwerk biedt uw nieuwe computer u volledige vrijheid: u kunt verbinding maken
met internet, e-mailen en uw bedrijfsnetwerk bereiken zonder dat u daarvoor een wiī†¬-hotspot nodig hebt.
OPMERKING: Als uw tablet HP Mobile Connect bevat, zijn de instructies in dit gedeelte niet van toepassing.
Zie HP Mobile Connect gebruiken (alleen bepaalde producten) op pagina 17.
Mogelijk heeft u het serienummer van de HP module voor mobiel breedband nodig om de dienst voor mobiel
breedband te activeren. Het serienummer bevindt zich mogelijk in de accuruimte, onder de onderhoudsklep
of op de achterkant van het beeldscherm.
Sommige aanbieders van mobiele netwerkdiensten vereisen het gebruik van een SIM-kaart. Een SIM-kaart
bevat basisgegevens over u, zoals een persoonlijk identiī†¬catienummer (PIN), en over het netwerk. Sommige
tablets hebben een SIM-kaart vooraf geĆÆnstalleerd. Als de SIM-kaart niet vooraf is geĆÆnstalleerd, wordt deze
mogelijk meegeleverd bij de informatie over HP Mobiel breedband die bij uw computer is verstrekt. De
aanbieder van mobiele netwerkdiensten kan ook los van de computer een afzonderlijke SIM-kaart
verstrekken.
16 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Informatie over HP mobiel breedband en over de manier waarop u de diensten van een aanbieder van mobiele
netwerkdiensten activeert, vindt u in het pakket met informatie over HP mobiel breedband dat bij de
computer is geleverd.
HP Mobile Connect gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP Mobile Connect is een prepaid, mobiele breedbandservice die zorgt voor een rendabele, beveiligde,
eenvoudige en ī†®exibele mobiele breedbandverbinding voor uw computer. Om HP Mobile Connect te kunnen
gebruiken, moet uw computer beschikken over een SIM-kaart en de app HP Mobile Connect. Voor meer
informatie over HP Mobile Connect en de beschikbaarheid ervan, gaat u naar http://www.hp.com/go/
mobileconnect.
GPS gebruiken (alleen bepaalde producten)
De computer kan zijn voorzien van een GPS-apparaat (Global Positioning System). GPS-satellieten geven
locatie-, snelheids- en richtinggegevens door aan systemen die met GPS zijn uitgerust.
Zie de helpfunctie van de HP GPS and Location software voor meer informatie.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
producten)
Een Bluetooth-apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging van
communicatie via de gebruikelijke fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals de volgende:
ā—
computers (desktopcomputer, notebookcomputer, pda)
ā—
telefoons (mobiele telefoons, draadloze telefoons, gecombineerde gsm/pda's (smartphones))
ā—
imagingapparaten (printers, camera's)
ā—
geluidsapparatuur (hoofdtelefoons, luidsprekers)
ā—
muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal Area
Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Voor meer informatie over de
conī†¬guratie en het gebruik van Bluetooth-apparaten raadpleegt u de helpfunctie bij de Bluetooth-software.
Een Bluetooth-apparaat toevoegen
1. Selecteer Start > Apparaten en printers > Een apparaat selecteren en volg de instructies op het
scherm.
2. Selecteer het Bluetooth-apparaat dat u wilt toevoegen aan uw computer en selecteer vervolgens
Volgende.
OPMERKING: Als er veriī†¬catie is vereist voor het apparaat, wordt er een koppelingscode weergegeven. Volg
voor het apparaat dat u toevoegt de instructies op het scherm om te controleren of de code op uw apparaat
overeenkomt met de koppelingscode. Raadpleeg voor meer informatie de documentatie bij het apparaat.
OPMERKING: Als uw apparaat niet in de lijst wordt weergegeven, zorgt u ervoor dat Bluetooth is
ingeschakeld op dit apparaat en of de instelling voor draadloze communicatie op uw computer is
ingeschakeld. Sommige apparaten hebben mogelijk aanvullende vereisten. Raadpleeg hiervoor de
documentatie bij het apparaat.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 17
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Bepaalde producten staan mogelijk bekabelde verbindingen toe: lokaal netwerk (LAN) en modemverbinding.
Een LAN-verbinding maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modem, dat
gebruikmaakt van een telefoonkabel. Beide kabels zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! Om de kans op elektrische schokken, brand of beschadiging van de apparatuur te
beperken, mag u geen modemkabel of telefoonkabel in de RJ-45-netwerkconnector steken.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) (alleen bepaalde producten)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer direct op een router in uw huis (in plaats van draadloos
werken), of als u de computer op een bestaand netwerk in uw kantoor wilt aansluiten.
Om verbinding te maken met een LAN is een 8-pins, RJ-45-netwerkkabel of een optioneel dockingapparaat of
dockingpoort vereist als de computer geen RJ-45-poort heeft.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of op een
router.
OPMERKING: als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat de
ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met het
uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
Modem gebruiken (alleen bepaalde producten)
Het modem moet zijn aangesloten op een analoge telefoonlijn via een 6-pins RJ-11-modemkabel. In
sommige landen/regio's is bovendien een land- of regiospeciī†¬eke modemkabeladapter vereist. Connectoren
voor digitale PBX-systemen lijken mogelijk op analoge telefoonconnectoren, maar zijn niet compatibel met
het modem.
Modemkabel aansluiten
Ga als volgt te werk om de modemkabel aan te sluiten:
1. Steek de modemkabel in de modemconnector (1) van de computer.
18 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
2. Steek de modemkabel in de RJ-11-telefoonaansluiting in de muur (2).
OPMERKING: als de modemkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat de
ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met het
uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
Modemkabeladapter voor speciī†¬eke landen/regio's aansluiten
Telefoonconnectoren verschillen per land/regio. Als u het modem en de modemkabel wilt gebruiken buiten
het land of de regio waarin u de computer heeft aangeschaft, moet u een modemkabeladapter aanschaī†«en
voor speciī†¬eke landen/regio's.
Ga als volgt te werk om het modem aan te sluiten op een analoge telefoonlijn die geen RJ-11-
telefoonconnector heeft:
1. Steek de modemkabel in de modemconnector (1) van de computer.
2. Steek de modemkabel in de modemkabeladapter (2).
3. Steek de modemkabeladapter (3) in de telefoonaansluiting in de muur.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 19
4 Schermnavigatie
U kunt op de volgende manieren op het computerscherm navigeren:
ā—
Aanraakbewegingen rechtstreeks op het computerscherm gebruiken (alleen bepaalde producten)
ā—
Aanraakbewegingen op het touchpad gebruiken
ā—
Het toetsenbord en de optionele muis gebruiken (de muis moet afzonderlijk worden aangeschaft)
Bewegingen voor het touchpad en het aanraakscherm gebruiken
Met het touchpad kunt u met eenvoudige vingerbewegingen op het computerscherm navigeren en de
aanwijzer besturen. U kunt ook de linker- en rechterknoppen van het touchpad gebruiken zoals u de
corresponderende knoppen van een externe muis zou gebruiken. Om op een aanraakscherm te navigeren
(alleen bepaalde producten) raakt u het scherm aan met behulp van de bewegingen die in dit hoofdstuk
worden beschreven.
U kunt bewegingen ook aanpassen en demonstraties van de werking ervan bekijken. Selecteer Start >
Conī†¬guratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers > Muis.
OPMERKING: Tenzij anders vermeld kunnen bewegingen worden gebruikt op een touchpad of op een
aanraakscherm (alleen bepaalde producten).
20 Hoofdstuk 4 Schermnavigatie
Touchpad uit- of inschakelen
Om het touchpad uit en in te schakelen, tikt u twee keer snel achtereen op de aan/uit-knop van het touchpad.
Tikken
Gebruik de beweging tikken/dubbeltikken om een item op het scherm te selecteren of te openen.
ā—
Wijs een item op het scherm aan en tik met uw vinger in de touchpadzone of op het aanraakscherm om
het item te selecteren. Dubbeltik op een item om het te openen.
Zoomen door met twee vingers te knijpen
Gebruik de knijpbeweging met twee vingers om op afbeeldingen of tekst in en uit te zoomen.
ā—
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden in de touchpadzone of op het aanraakscherm en
beweeg ze daarna naar elkaar toe.
ā—
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden in de touchpadzone of op het aanraakscherm en beweeg
ze daarna van elkaar af.
Schuiven met twee vingers (alleen touchpad)
Gebruik het schuiven met twee vingers om naar boven, naar beneden of opzij te schuiven op een pagina of
afbeelding.
Bewegingen voor het touchpad en het aanraakscherm gebruiken 21
ā—
Plaats twee vingers iets uit elkaar op het touchpadgebied en sleep ze omhoog, omlaag, naar links of
naar rechts.
Tikken met twee vingers (alleen touchpad)
Tik met twee vingers om het menu voor een object op het scherm te openen.
OPMERKING: Als u met twee vingers tikt, wordt dezelfde actie uitgevoerd als wanneer u met de
rechtermuisknop klikt.
ā—
Tik met twee vingers op de touchpadzone om het menu Opties voor het geselecteerde object te openen.
22 Hoofdstuk 4 Schermnavigatie
5 Entertainmentvoorzieningen
Gebruik uw HP computer voor zaken of plezier om anderen te spreken via de webcam, audio en video te
mengen of externe apparaten zoals een projector, monitor, tv of luidsprekers aan te sluiten. Zie Onderdelen
op pagina 3 om de audio-, video- en cameravoorzieningen op uw computer te vinden.
Een webcam gebruiken (alleen bepaalde producten)
Uw computer heeft een webcam (geĆÆntegreerde camera) die video opneemt en foto's maakt. Op sommige
modellen kunt u met streaming video videovergaderen en online chatten.
ā–²
Om toegang te krijgen tot de camera selecteert u Start > Alle programma's > Communicatie en chatten
> CyberLink YouCam.
Audio gebruiken
U kunt muziek downloaden en beluisteren, audio-inhoud (inclusief radio) van internet streamen, audio
opnemen, of audio en video mixen om multimedia te creƫren. U kunt ook muziek-cd's op de computer (alleen
bepaalde producten) afspelen of een externe optischeschijfeenheid bevestigen om cd's af te spelen. U kunt
luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten voor nog meer luistergenot.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze aan te sluiten op een USB-poort of de
combostekker voor audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-in (microfoon) van de computer of op een
dockingstation.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de computer. Zie
HDMI-audio conī†¬gureren op pagina 26 voor informatie over het aansluiten van high-deī†¬nition luidsprekers
op de computer. Zet het geluid zachter voordat u de luidsprekers aansluit.
Headsets aansluiten
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo
beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor meer
informatie over veiligheid.
Ga als volgt te werk om toegang te krijgen tot dit document:
ā–²
Selecteer Start > Alle programma's > HP Help en support > HP documentatie.
Hoofdtelefoons die zijn gecombineerd met een microfoon worden headsets genoemd. U kunt headsets met
kabels aansluiten op de combostekker voor audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-in (microfoon) van de computer.
Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat om draadloze headsets op de computer aan te sluiten.
Geluidsinstellingen gebruiken
Gebruik geluidsinstellingen om het systeemvolume aan te passen, systeemgeluiden te wijzigen of
audioapparaten te beheren.
Een webcam gebruiken (alleen bepaalde producten) 23
Ga als volgt te werk om de geluidsinstellingen te bekijken of te wijzigen:
ā–²
Selecteer Start>Conī†¬guratiescherm>Hardware en geluiden, en selecteer vervolgens Feluid of uw
audiosoftware.
OPMERKING: Om de volledige inhoud van het Conī†¬guratiescherm weer te geven, selecteert u de weergave
met grote of kleine pictogrammen in plaats van de categorieweergave.
Video gebruiken
Uw computer is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete websites kunt
bekijken en video en ī†¬lms kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken als u geen verbinding hebt
met een netwerk.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe monitor,
projector of tv aan te sluiten.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste poort van
de computer. Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat.
Raadpleeg HP Support Assistant voor informatie over het gebruik van de videovoorzieningen.
Videoapparaten aansluiten met een VGA (via een optioneel dockingapparaat of
uitbreidingspoortapparaat)-kabel (alleen bepaalde producten)
OPMERKING: Als u een VGA-videoapparaat op de computer wilt aansluiten, hebt u een HDMI-kabel nodig die
u apart moet aanschaī†«en.
Als u het beeld van het computerscherm op een externe VGA-monitor wilt weergeven of wilt projecteren
(bijvoorbeeld voor een presentatie), sluit u een monitor of projector aan op de VGA-poort van de computer.
1. Sluit de VGA-kabel van de monitor of projector zoals weergegeven aan op de VGA-poort van de
computer.
2. Druk op fn+f4 om het beeld tussen vier weergavestanden te schakelen:
ā—
Alleen computerscherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van de
computer.
ā—
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
24 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
ā—
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
ā—
Alleen tweede scherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op fn+f4 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie Uitbreiden kiest, moet u voor de beste resultaten de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt verhogen: Selecteer Start > Conī†¬guratiescherm > Vormgeving en
persoonlijke instellingen. Selecteer onder Weergave Resolutie aanpassen.
Videoapparaten aansluiten met een HDMI-kabel (alleen bepaalde producten)
OPMERKING: Als u een HDMI-apparaat op de computer wilt aansluiten, hebt u een HDMI-kabel nodig die u
apart moet aanschaī†«en.
Als u het beeld van het computerscherm op een high-deī†¬nition-televisie of -monitor wilt weergeven, sluit u
het high-deī†¬nition-apparaat aan de hand van de volgende instructies aan:
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de high-deī†¬nition televisie of monitor.
3. Druk op fn+f4 om het computerschermbeeld te schakelen tussen vier weergavestanden:
ā—
Alleen computerscherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van de
computer.
ā—
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
ā—
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
ā—
Alleen tweede scherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op fn+f4 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie Uitbreiden kiest, moet u voor de beste resultaten de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt verhogen: Selecteer Start > Conī†¬guratiescherm > Vormgeving en
persoonlijke instellingen. Selecteer onder Weergave Resolutie aanpassen.
Video gebruiken 25
HDMI-audio conī†¬gureren
HDMI is de enige video-interface die high-deī†¬nition video en audio ondersteunt. Ga als volgt te werk om
HDMI-audio in te schakelen nadat u een HDMI-tv op de computer heeft aangesloten:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de rechterkant van
de taakbalk en selecteer daarna Afspeelapparaten.
2. Selecteer op het tabblad Afspelen de naam van het digitale uitvoerapparaat.
3. Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.
Ga als volgt te werk om de audiostream weer via de luidsprekers van de computer weer te geven:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de rechterkant van
de taakbalk. Klik daarna op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers.
3. Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.
Bekabelde beeldschermen zoeken en aansluiten met behulp van MultiStream
Transport
Met MultiStream Transport (MST) kunt u meerdere bekabelde weergaveapparaten op uw computer aansluiten
door de VGA of DisplayPorts op uw computer en ook op de VGA of DisplayPorts op een hub of een extern
dockingstation aan te sluiten. U kunt op verschillende manieren verbinding maken, afhankelijk van het type
graī†¬sche controller die op uw computer is geĆÆnstalleerd en of uw computer al dan niet een ingebouwde hub
heeft. Ga naar Apparaatbeheer om de op uw computer geĆÆnstalleerde hardware weer te geven.
ā–²
Selecteer Start>Conī†¬guratiescherm>Systeem en beveiliging>Systeem>Apparaatbeheer om een lijst
met alle apparaten weer te geven die op uw computer zijn geĆÆnstalleerd.
Beeldschermen aansluiten op computers met Intel graphics (met een optionele hub)
OPMERKING: Met een Intel graī†¬sche controller en een optionele hub kunt u maximaal drie externe
weergaveapparaten aansluiten.
Ga als volgt te werk voor het conī†¬gureren van meerdere weergaveapparaten:
1. Sluit een externe hub (afzonderlijk aan te schaī†«en) aan op de DisplayPort van de computer met een DP-
naar-DP-kabel (afzonderlijk aan te schaī†«en). Zorg ervoor dat de voedingsadapter van de hub is
aangesloten op de netvoeding.
2. Sluit de externe weergaveapparaten aan op de VGA-poorten of DisplayPorts op de hub.
3. Als Windows een beeldscherm detecteert dat op de DP-hub is aangesloten, wordt het dialoogvenster
DisplayPort Topology Notiī†¬cation weergegeven. Klik op de juiste opties om uw beeldschermen te
conī†¬gureren. Bij meerdere beeldschermen kunt u kiezen voor Dupliceren, waarbij het computerscherm
naar alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt gekopieerd, of Uitspreiden, waarbij het beeld op het
scherm op alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt weergegeven.
OPMERKING: Als dit dialoogvenster niet wordt weergegeven, controleert u of elk extern
weergaveapparaat op de juiste poort van de hub is aangesloten. Voor meer informatie selecteert u
Start>Conī†¬guratiescherm>Vormgeving en persoonlijke instellingen>Beeldscherm>Resolutie
aanpassen.
26 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
Beeldschermen aansluiten op computers met Intel graphics (met een ingebouwde hub)
Met uw interne hub en de Intel graī†¬sche controller, kunt u maximaal drie weergaveapparaten in de volgende
conī†¬guraties aansluiten:
ā—
Twee op de computer aangesloten 1920 x 1200 DP-beeldschermen + een 1920 x 1200 VGA-
beeldscherm aangesloten op een optioneel dockingstation
ā—
Een op de computer aangesloten 2560 x 1600 DP-beeldscherm + een 1920 x 1200 VGA-beeldscherm
aangesloten op een optioneel dockingstation
Ga als volgt te werk voor het conī†¬gureren van meerdere weergaveapparaten:
1. Sluit de externe weergaveapparaten aan op de VGA-poort of DisplayPorts (DP) op de basis van de
computer of het dockingstation.
2. Als Windows een beeldscherm detecteert dat op de DP-hub is aangesloten, wordt het dialoogvenster
DisplayPort Topology Notiī†¬cation weergegeven. Klik op de juiste opties om uw beeldschermen te
conī†¬gureren. Bij meerdere beeldschermen kunt u kiezen voor Dupliceren, waarbij het computerscherm
naar alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt gekopieerd, of Uitspreiden, waarbij het beeld op het
scherm op alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt weergegeven.
OPMERKING: Als dit dialoogvenster niet wordt weergegeven, controleert u of elk extern
weergaveapparaat op de juiste poort van de hub is aangesloten. Voor meer informatie selecteert u
Start>Conī†¬guratiescherm>Vormgeving en persoonlijke instellingen>Beeldscherm>Resolutie
aanpassen.
Met Miracast compatibele draadloze beeldschermen zoeken en aansluiten (alleen
bepaalde producten)
OPMERKING: Voor meer informatie over welk type beeldscherm u heeft (Miracast-compatibel of Intel WiDi),
raadpleegt u de documentatie die bij uw tv of secundaire beeldscherm is meegeleverd.
Volg de onderstaande stappen om met Miracast compatibele draadloze schermen te zoeken en weer te geven
zonder uw huidige apps te verlaten.
Miracast openen:
ā–²
Selecteer Start>Conī†¬guratiescherm>Vormgeving en persoonlijke
instellingen>Beeldscherm>Verbinding maken met een extern beeldscherm.
Optionele externe apparaten gebruiken
OPMERKING: Zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over de vereiste software en
stuurprogramma's en over de computerpoort die moet worden gebruikt.
U sluit als volgt een extern apparaat aan op de computer:
VOORZICHTIG: Als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico van
schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de stekker uit
het stopcontact is gehaald.
1. Sluit het apparaat aan op de computer.
2. Als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, steekt u de stekker van het apparaat
in een geaard stopcontact.
3. Schakel het apparaat in.
Optionele externe apparaten gebruiken 27
Als u een extern apparaat zonder eigen voeding wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit en koppelt u het
los van de computer. Als u een extern apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting wilt verwijderen,
schakelt u het apparaat uit, koppelt u het los van de computer en haalt u vervolgens de stekker uit het
stopcontact.
Optionele externe schijfeenheden gebruiken
Verwisselbare externe schijfeenheden bieden meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken van
informatie. U kunt een USB-schijfeenheid toevoegen door de schijfeenheid aan te sluiten op een USB-poort op
de computer.
OPMERKING: Er moet een externe optische USB-schijf van HP worden aangesloten op de USB-poort met
eigen voeding op de computer.
Usb-drives zijn er van de volgende types:
ā—
1,44-MB diskettedrive
ā—
Vaste-schijfmodule
ā—
Externe optische-schijfeenheid (cd, dvd en Blu-ray)
ā—
MultiBay-apparaat
Dockingconnector gebruiken
Met de dockingconnector kunt u de computer aansluiten op een optioneel dockingapparaat of
uitbreidingspoortapparaat. Een optioneel dockingapparaat of uitbreidingspoortapparaat biedt extra poorten
en connectoren die met de computer kunnen worden gebruikt.
OPMERKING: De volgende afbeeldingen kunnen afwijken van uw computer, dockingapparaat of
uitbreidingspoortapparaat. Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw dockingapparaat of
uitbreidingspoortapparaat.
U sluit de computer als volgt aan op een dockingapparaat:
1. Trek de verbindingsknop (1) op het dockingapparaat uit om het vergrendelingsmechanisme naar buiten
te laten komen.
28 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
2. Lijn de dockingsteunen op het dockingapparaat uit met de receptors aan de onderkant van de computer
en laat de computer in het dockingapparaat zakken (2) totdat de computer is geplaatst.
3. Druk de verbindingsknop (1) op het dockingapparaat naar binnen om het dockingapparaat aan de
computer te bevestigen. Als de computer volledig is gedockt, gaat het verbindingslampje (2) branden.
U sluit als volgt het uitbreidingspoortapparaat aan op de computer
1. Lijn de apparaatconnector van de uitbreidingspoort uit met de dockingconnector op de computer.
Optionele externe apparaten gebruiken 29
2. Schuif de apparaatconnector van de uitbreidingspoort in de dockingconnector op de computer totdat de
connector vastzit.
30 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
6 Energiebeheer
OPMERKING: Een computer kan een aan/uit-knop of een aan/uit-schakelaar hebben. De term aan/uit-knop
verwijst in deze handleiding naar beide typen aan/uit-knoppen.
Computer uitschakelen
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt opgeslagen.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het besturingssysteem, en
worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Schakel de computer uit in de volgende gevallen:
ā—
Als u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort (Universal Serial Bus) kan worden
aangesloten.
ā—
Als u de computer langere tijd niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron.
Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan/uit-knop, is de aanbevolen procedure het gebruik van de
opdracht Afsluiten van Windows:
OPMERKING: Als de computer in de slaap- of sluimerstand staat, moet u eerst de slaap- of sluimerstand
beƫindigen door kort op de aan/uit-knop te drukken voordat u de computer kunt uitschakelen.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Selecteer Start > Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedure te gebruiken,
probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
ā—
Druk op ctrl+alt+delete. Klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.
ā—
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
ā—
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
Opties voor energiebeheer instellen
VOORZICHTIG: Er bestaan verschillende bekende beveiligingsrisico's als een computer in de slaapstand
staat. Om te voorkomen dat een onbevoegde gebruiker toegang krijgt tot de gegevens op uw computer, zelfs
gecodeerde gegevens, raadt HP aan om in plaats van de slaapstand de hibernationstand te activeren wanneer
u niet fysiek bij de computer bent. Dit is vooral belangrijk als u met de computer reist.
Standen voor energiebesparing gebruiken
De slaapstand wordt ingeschakeld in de fabriek.
Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan/uit-lampjes en wordt het scherm leeggemaakt.
Uw werk wordt in het geheugen opgeslagen.
Computer uitschakelen 31
VOORZICHTIG: Activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een schijf of een
externe mediakaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of videokwaliteit, verlies van
audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING: Verbinding maken met een netwerk of het uitvoeren van computerfuncties is niet mogelijk
wanneer de computer in de slaapstand staat.
Slaapstand activeren en beƫindigen
Als de computer ingeschakeld is, kunt u als volgt de slaapstand activeren:
ā—
Druk kort op de aan/uit-knop.
ā—
Sluit het beeldscherm.
ā—
Selecteer Start, klik op de pijl naast de knop Afsluiten en klik vervolgens op Slaapstand.
U beƫindigt de slaapstand als volgt:
ā—
Druk kort op de aan/uit-knop.
ā—
Als het beeldscherm gesloten is, opent u het beeldscherm.
ā—
Druk op een toets op het toetsenbord.
ā—
Tik op of beweeg over het touchpad
Wanneer de slaapstand wordt beƫindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en wordt het scherm
weergegeven zoals dit was toen u stopte met werken.
OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer hebt ingesteld voor het beƫindigen van de
sluimerstand, dan moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat de computer uw werk opnieuw
weergeeft.
Hibernationstand activeren en beƫindigen
Standaard is het systeem zo ingesteld dat de sluimerstand wordt geactiveerd als de computer enige tijd
inactief is geweest en op accuvoeding of netvoeding werkt of wanneer de acculading een kritiek laag niveau
bereikt.
U kunt de instellingen voor energiebeheer en de time-outs wijzigen in het Conī†¬guratiescherm van Windows.
U activeert de sluimerstand als volgt:
ā–²
Selecteer Start, klik op de pijl naast de knop Afsluiten en klik vervolgens op Sluimerstand.
U beƫindigt de sluimerstand als volgt:
ā–²
Druk kort op de aan/uit-knop.
De aan/uit-lampjes gaan branden en uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was gestopt met
werken.
OPMERKING: als u heeft ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beƫindigen, moet uw
Windows-wachtwoord worden ingevoerd voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken
De energiemeter wordt standaard weergegeven in het systeemvak uiterst rechts op de taakbalk. Met behulp
van de energiemeter krijgt u snel toegang tot de instellingen van Energiebeheer en kunt u de resterende
acculading bekijken.
32 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
ā—
Beweeg de aanwijzer over het pictogram van de energiemeter om de acculading en het huidige
energiebeheerschema weer te geven.
ā—
Klik op het pictogram van de energiemeter en selecteer een item in de lijst om Energiebeheer te
gebruiken of om het energiebeheerschema te wijzigen.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe netvoeding
werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram ook een bericht
weer.
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beƫindigen slaapstand
Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beƫindigen van de
slaapstand of de sluimerstand:
1. Selecteer Start > Conī†¬guratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount moet instellen of het huidige
wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw
gebruikersaccount instellen of wijzigen en volgt u de instructies op het scherm. Als u geen
gebruikerswachtwoord hoeft te maken of te wijzigen, gaat u naar stap 5.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Accuvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken: de bij de
computer geleverde accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die als
accessoire is aangeschaft bij HP.
De computer wordt door een accu gevoed als die niet is aangesloten op externe netvoeding. De accuwerktijd
van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor energiebeheer,
programma's die worden uitgevoerd, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die op de
computer is aangesloten en andere factoren. Wanneer de computer is aangesloten op een netvoedingsbron,
wordt de accu opgeladen. Bovendien wordt zo uw werk beschermd in geval van een stroomstoring. Als er een
opgeladen accu in de computer is geplaatst en de computer op externe netvoeding werkt, schakelt de
computer automatisch over op accuvoeding wanneer de netvoedingsadapter wordt losgekoppeld van de
computer of als er een stroomstoring plaatsvindt.
OPMERKING: wanneer u de computer loskoppelt van de netvoeding, wordt de helderheid van het
beeldscherm automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
In de fabriek verzegelde accu
Als u de status van de accu wilt bekijken, of als de accu leeg is, voert u Accucontrole uit in Help en
ondersteuning. Om toegang te krijgen tot de accugegevens, selecteert u Start > Help en ondersteuning >
Problemen oplossen > Energie, warmte en mechanisch. Klik op het tabblad Energie en klik op Accucontrole.
Als in Accucontrole wordt aangegeven dat de accu moet worden vervangen, neemt u contact op met de
ondersteuning.
De een of meer accu's in dit product kunnen niet gemakkelijk worden vervangen door de gebruiker zelf. Als u
de accu verwijdert of vervangt, kan dit invloed hebben op uw garantie. Als een accu leeg is, neemt u contact
op met Ondersteuning.
Opties voor energiebeheer instellen 33
Wanneer een accu het einde van de levensduur heeft bereikt, mag de accu niet bij het normale huishoudelijke
afval worden gedeponeerd. U dient zich te houden aan de regels over het inleveren van klein chemisch afval.
Aanvullende informatie over de accu opzoeken
Help en ondersteuning biedt de volgende hulpprogrammaā€™s en informatie over de accu:
ā—
Hulpprogramma Accucontrole voor het testen van de accuprestaties
ā—
Informatie over kalibreren, energiebeheer en de juiste manier om een accu te hanteren en op te slaan
teneinde de levensduur van de accu te maximaliseren
ā—
Informatie over soorten accu's, speciī†¬caties, levensduur en capaciteit
U krijgt als volgt toegang tot de informatie over accu's:
ā–²
Selecteer Start > Help en ondersteuning > Leren > Energiebeheerschema's: Veelgestelde vragen.
Accucontrole gebruiken
Help en ondersteuning biedt informatie over de status van de accu die in de computer is geplaatst.
U voert Accucontrole als volgt uit:
1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer.
OPMERKING: Accucontrole werkt alleen goed als de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron.
2. Selecteer Start > Help en ondersteuning > Problemen oplossen > Voeding, thermisch en mechanisch.
3. Klik op het tabblad Energie en klik op Accucontrole.
Accucontrole test de accu en de accucellen om te controleren of deze naar behoren functioneren en
rapporteert vervolgens de resultaten van de test.
Acculading weergeven
ā–²
Beweeg de aanwijzer over het energiemeterpictogram op het Windows-bureaublad in het systeemvak
aan de rechterkant van de taakbalk.
Accuwerktijd maximaliseren
De accuwerktijd varieert, afhankelijk van voorzieningen die u gebruikt terwijl de computer op accuvoeding
werkt. De maximale accuwerktijd neemt geleidelijk af, omdat de capaciteit van de accu afneemt ten gevolge
van bepaalde natuurlijke processen.
Tips voor het maximaliseren van de accuwerktijd:
ā—
Verlaag de helderheid van het scherm.
ā—
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
Omgaan met een lage acculading
In dit gedeelte worden de waarschuwingen en systeemreacties beschreven die standaard zijn ingesteld.
Sommige waarschuwingen voor een lage acculading en de manier waarop het systeem daarop reageert, kunt
u wijzigen in het onderdeel Energiebeheer. Voorkeuren die u in Energiebeheer instelt, zijn niet van invloed op
de werking van de lampjes.
34 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Een lage acculading herkennen
Als een accu de enige voedingsbron van de computer is, een laag of kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het
volgende:
ā—
Het acculampje (alleen bepaalde producten) geeft een lage of kritiek lage accculading aan.
ā€“ of ā€“
ā—
Het energiemeterpictogram in het systeemvak geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
OPMERKING: zie Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken op pagina 32 voor meer
informatie over de energiemeter.
Als de computer aan staat of in de slaapstand staat, blijft de computer nog even in de slaapstand staan.
Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Problemen met een lage acculading verhelpen
Een lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar is
ā–²
Sluit een van de volgende apparaten aan:
ā—
Netvoedingsadapter
ā—
Optioneel docking- of uitbreidingsapparaat
ā—
Optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft
Een lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is
Om een lage acculading te verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is, slaat u uw werk op en
schakelt u de computer uit.
Accuvoeding besparen
ā—
Open het onderdeel Energiebeheer van het Conī†¬guratiescherm en selecteer instellingen voor een lager
energieverbruik.
ā—
Schakel draadloze verbindingen en LAN-verbindingen uit en sluit modemapplicaties af wanneer u deze
niet gebruikt.
ā—
Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u deze
apparatuur niet gebruikt.
ā—
Zet alle optionele, ongebruikte externe mediakaarten stop, schakel ze uit of verwijder ze.
ā—
Verlaag de helderheid van het beeldscherm.
ā—
Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
Opties voor energiebeheer instellen 35
Externe netvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter,
een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde compatibele adapter.
OPMERKING: zie de poster Installatie-instructies, die u in de doos vindt van de computer, voor informatie
over het aansluiten van de computer op netvoeding.
Externe netvoeding wordt geleverd via een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel docking- of
uitbreidingsapparaat.
Sluit de computer aan op een externe netvoedingsbron in de volgende situaties:
ā—
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
ā—
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast.
ā—
Wanneer u informatie schrijft naar een cd, dvd of bd (alleen bepaalde producten).
ā—
Wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert.
ā—
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Als u de computer aansluit op een externe netvoedingsbron, gebeurt het volgende:
ā—
De accu wordt opgeladen.
ā—
Als de computer is ingeschakeld, verandert het energiemeterpictogram in de taakbalk van vorm.
Als u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
ā—
De computer schakelt over naar accuvoeding.
ā—
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
36 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
7 Beveiliging
De computer beveiligen
Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en het onafhankelijk van
Windows-computers draaiende Setup-hulpprogramma (BIOS) kunnen uw persoonlijke instellingen en
gegevens tegen diverse risico's beschermen.
OPMERKING: Van beveiligingsvoorzieningen moet op de eerste plaats een ontmoedigingseī†«ect uitgaan.
Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt of
gestolen.
OPMERKING: Voordat u uw computer verzendt voor reparatie, moet u back-ups maken van vertrouwelijke
bestanden en die verwijderen en alle wachtwoordinstellingen verwijderen.
OPMERKING: Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk genoemde voorzieningen beschikbaar op uw computer.
OPMERKING: Uw computer ondersteunt Computrace, een onlineservice voor opsporing en herstel in het
kader van beveiliging die beschikbaar is in bepaalde landen en regio's. Als de computer wordt gestolen, kan
Computrace deze opsporen wanneer de onbevoegde gebruiker internet op gaat. U kunt Computrace
gebruiken door de software aan te schaī†«en en een abonnement op de service te nemen. Ga voor informatie
over het bestellen van de Computrace-software naar http://www.hp.com.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd gebruik van de computer HP Client Security Manager, in combinatie met een wachtwoord,
smartcard, contactloze kaart, vastgelegde vingerafdrukken of
andere veriī†¬catiegegevens.
Ongeoorloofde toegang tot Computer Setup (BIOS) BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf DriveLock-wachtwoord (alleen bepaalde producten) in Computer
Setup*
Ongeoorloofd opstarten vanaf een optionele externe
optischeschijfeenheid (alleen bepaalde producten), optionele
externe vaste schijf (alleen bepaalde producten) of interne
netwerkadapter.
Voorziening voor opstartopties in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot een Windows-gebruikersaccount Windows-gebruikerswachtwoord
Onbevoegde toegang tot gegevens
ā—
HP Drive Encryption-software (alleen bepaalde producten)
ā—
Windows Defender
Ongeoorloofde toegang tot de instellingen van Computer Setup
en andere identiī†¬catiegegevens van het systeem
BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Onbevoegd verwijderen van de computer Bevestigingspunt voor beveiligingskabel (gebruikt in combinatie
met een optionele beveiligingskabel bij alleen bepaalde
producten)
*Computer Setup is een vooraf geĆÆnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het
besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. U kunt gebruikmaken van een aanwijsapparaat (touchpad, EasyPoint-
muisbesturing of USB-muis) of het toetsenbord om te navigeren en selecties te maken in Computer Setup.
OPMERKING: Op tablets zonder toetsenbord kunt u het aanraakscherm gebruiken.
De computer beveiligen 37
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt verscheidene
typen wachtwoorden instellen, afhankelijk van hoe u de toegang tot uw informatie wilt beveiligen.
Wachtwoorden kunnen worden ingesteld in Windows of in Computer Setup, die vooraf is geĆÆnstalleerd op de
computer.
ā—
BIOS-beheerderwachtwoorden en DriveLock-wachtwoorden worden in Computer Setup ingesteld en
worden beheerd door het systeem-BIOS.
ā—
Windows-wachtwoorden worden alleen in het Windows-besturingssysteem ingesteld.
ā—
Als u zowel het DriveLock-gebruikerswachtwoord als het DriveLock-hoofdwachtwoord bent vergeten,
die in Computer Setup zijn ingesteld, is de vaste schijf die met deze wachtwoorden is beveiligd
permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor een voorziening van Computer Setup en een
beveiligingsvoorziening van Windows. U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor meerdere voorzieningen
van Computer Setup.
Maak gebruik van de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
ā—
Volg tijdens het maken van wachtwoorden de door het programma ingestelde vereisten.
ā—
Gebruik niet hetzelfde wachtwoord voor meerdere applicaties of websites en gebruik uw Windows-
wachtwoord niet voor applicaties of websites.
ā—
Gebruik de functie Password Manager van HP Client Security om uw gebruikersnamen en wachtwoorden
voor uw websites en applicaties op te slaan. Zo kunt u ze in de toekomst op een veilige manier lezen als
u ze niet kunt onthouden.
ā—
Sla wachtwoorden niet in een bestand op de computer op.
De volgende tabellen bevatten veelvoorkomende Windows- en BIOS-beheerderswachtwoorden en een
beschrijving van hun functie.
Wachtwoorden instellen in Windows
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-account op
beheerdersniveau.
OPMERKING: Het instellen van het beheerderswachtwoord voor
Windows staat niet gelijk aan het instellen van het
beheerderswachtwoord voor het BIOS.
Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
*Voor informatie over het instellen van een Windows-beheerderswachtwoord of een Windows-gebruikerswachtwoord, selecteert u
Start>Alle programma's>HP Help en ondersteuning>HP Support Assistant.
Wachtwoorden instellen in Computer Setup
Wachtwoord
Functie
BIOS-beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
38 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Wachtwoord Functie
OPMERKING: Als er functies ingeschakeld zijn die voorkomen
dat het BIOS-beheerderswachtwoord wordt verwijderd, kunt u het
BIOS-beheerderswachtwoord pas verwijderen zodra deze functies
worden uitgeschakeld.
DriveLock-hoofdwachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock. Het wordt ook gebruikt om DriveLock-
beveiliging te verwijderen.
OPMERKING: Als u een DriveLock-wachtwoord wilt instellen,
moet u voor bepaalde producten eerst een BIOS-
beheerderswachtwoord instellen.
DriveLock-gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock en wordt ingesteld bij DriveLock
Passwords (DriveLock-wachtwoorden) tijdens het
activeringsproces.
OPMERKING: Als u een DriveLock-wachtwoord wilt instellen,
moet u voor bepaalde producten eerst een BIOS-
beheerderswachtwoord instellen.
*Nadere bijzonderheden over deze wachtwoorden vindt u in de volgende onderwerpen.
BIOS-beheerderswachtwoord beheren
U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen:
Een nieuw BIOS-beheerderswachtwoord instellen
1. Start Computer Setup.
ā—
Computers of tablets met toetsenbord:
ā–²
Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk u op f10 als het logo van HP wordt
weergegeven om Computer Setup te openen.
ā—
Tablets zonder toetsenbord:
ā–²
Schakel de tablet uit. Druk op de aan/uit-knop in combinatie met de knop Geluid zachter tot
het opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op F10 voor het openen van
Computer Setup.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Create BIOS Administrator password (BIOS-
beheerderswachtwoord maken) en druk vervolgens op enter.
3. Typ een wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
4. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u het pictogram Save
(Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.
ā€“ of ā€“
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk daarna op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Wachtwoorden gebruiken 39
Een BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen
1. Start Computer Setup.
ā—
Computers of tablets met toetsenbord:
ā–²
Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk u op f10 als het logo van HP wordt
weergegeven om Computer Setup te openen.
ā—
Tablets zonder toetsenbord:
ā–²
Schakel de tablet uit. Druk op de aan/uit-knop in combinatie met de knop Geluid zachter tot
het opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op
F10 voor het openen van
Computer Setup.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Change BIOS Administrator password (BIOS-
beheerderswachtwoord wijzigen) en druk vervolgens op enter.
3. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
4. Typ uw nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ nogmaals uw nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
6. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u het pictogram Save
(Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.
ā€“ of ā€“
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk daarna op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Een BIOS-beheerderswachtwoord verwijderen
1. Start Computer Setup.
ā—
Computers of tablets met toetsenbord:
ā–²
Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk u op f10 als het logo van HP wordt
weergegeven om Computer Setup te openen.
ā—
Tablets zonder toetsenbord:
ā–²
Schakel de tablet uit. Druk op de aan/uit-knop in combinatie met de knop Geluid zachter tot
het opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op F10 voor het openen van
Computer Setup.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Change BIOS Administrator password (BIOS-
beheerderswachtwoord wijzigen) en druk vervolgens op enter.
3. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
4. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op enter.
5. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op
enter.
6. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u het pictogram Save
(Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.
ā€“ of ā€“
40 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk daarna op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Wachtwoorden gebruiken 41
BIOS-beheerderswachtwoord opgeven
Als u dit gevraagd wordt, typt u uw BIOS-beheerderswachtwoord in (met behulp van dezelfde soort toetsen
die u gebruikt hebt om het wachtwoord in te stellen) en drukt u op enter. Na twee mislukte pogingen om het
BIOS-beheerderswachtwoord op te geven moet u de computer opnieuw opstarten en het opnieuw proberen.
Een Computer Setup DriveLock-wachtwoord beheren (alleen bepaalde producten)
VOORZICHTIG: Bewaar het DriveLock-gebruikerswachtwoord en DriveLock-hoofdwachtwoord op een veilige
plaats uit de buurt van de computer om te voorkomen dat een met DriveLock beschermde vaste schijf
permanent onbruikbaar wordt. Als u beide DriveLock-wachtwoorden vergeet, wordt de vaste schijf
permanent vergrendeld en kan dan niet meer worden gebruikt.
Met DriveLock voorkomt u ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf. DriveLock kan alleen
worden toegepast op de interne vaste schijf of schijven van de computer. Als DriveLock-beveiliging op een
schijf wordt toegepast, moet een wachtwoord worden ingevoerd om toegang tot deze schijf te krijgen. Het
station moet in de computer of een geavanceerde poortreplicator zijn geplaatst om te worden benaderd
middels de DriveLock-wachtwoorden.
Om DriveLock-beveiliging op een interne vaste schijf te installeren, moet een gebruikerswachtwoord en een
hoofdwachtwoord worden ingesteld in Computer Setup. Houd rekening met de volgende overwegingen bij het
gebruik van DriveLock-beveiliging:
ā—
Nadat DriveLock-beveiliging is toegepast op een vaste schijf, kan deze alleen nog maar worden gebruikt
wanneer eerst het gebruikers- of hoofdwachtwoord wordt ingevoerd.
ā—
Het gebruikerswachtwoord is voor de dagelijkse gebruiker van de beveiligde vaste schijf. Het
hoofdwachtwoord is ofwel voor de systeembeheerder ofwel voor de gebruiker.
ā—
Het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord mogen hetzelfde zijn.
ā—
U kunt een gebruikerswachtwoord of een hoofdwachtwoord alleen verwijderen door de DriveLock-
beveiliging van de schijfeenheid te verwijderen.
OPMERKING: Voor toegang tot de functies van DriveLock, moet u voor bepaalde producten eerst een
BIOS-beheerderswachtwoord instellen.
42 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Een DriveLock-wachtwoord instellen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord in te stellen in Computer Setup:
1. Start Computer Setup.
ā—
Computers of tablets met toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk de aan/uit-knop in en druk als het logo van HP wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
ā—
Tablets zonder toetsenbord:
1. Schakel de tablet uit.
2. Druk op de aan/uit-knop in combinatie met de knop Geluid zachter tot het opstartmenu wordt
weergegeven en tik vervolgens op F10 voor het openen van Computer Setup.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste schijf),
selecteer DriveLock en druk vervolgens op enter.
OPMERKING: Voor bepaalde producten kunt u worden gevraagd om een DriveLock-wachtwoord in te
stellen en het BIOS-beheerderswachtwoord in te voeren.
3. Selecteer de vaste schijf die u wilt beschermen en druk vervolgens op enter.
4. Selecteer Set DriveLock Master Password (DriveLock-hoofdwachtwoord instellen) of Set DriveLock
Password (Drivelock-wachtwoord instellen) (alleen bepaalde producten) en druk vervolgens op enter.
5. Lees zorgvuldig de waarschuwing.
6. Volg de instructies op het scherm voor het instellen van een DriveLock-wachtwoord.
7. Selecteer om Computer Setup af te sluiten Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit
(Wijzigingen opslaan en afsluiten) en selecteer daarna Yes (Ja).
DriveLock inschakelen (alleen bepaalde producten)
Voor bepaalde producten moet u mogelijk deze instructies volgen voor het inschakelen van DriveLock.
1. Start Computer Setup.
ā—
Computers of tablets met toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk de aan/uit-knop in en druk als het logo van HP wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
ā—
Tablets zonder toetsenbord:
1. Schakel de tablet uit.
2. Druk op de aan/uit-knop in combinatie met de knop Geluid zachter tot het opstartmenu wordt
weergegeven en tik vervolgens op F10 voor het openen van Computer Setup.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste schijf),
selecteer DriveLock en druk vervolgens op enter.
OPMERKING: Voor bepaalde producten, kunt u worden gevraagd om het BIOS-beheerderswachtwoord
in te voeren Set DriveLock Password (DriveLock-wachtwoord instellen) te selecteren.
Wachtwoorden gebruiken 43
3. Selecteer de vaste schijf die u wilt beschermen en druk vervolgens op enter.
4. Volg de instructies op het scherm voor het inschakelen van DriveLock en het invoeren van
wachtwoorden wanneer hierom wordt gevraagd.
OPMERKING: Voor bepaalde producten kunt u worden gevraagd om DriveLock in te typen. Het veld
is hoofdlettergevoelig.
5. Selecteer om Computer Setup af te sluiten Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit
(Wijzigingen opslaan en afsluiten) en selecteer daarna Yes (Ja).
DriveLock uitschakelen (alleen bepaalde producten)
1. Start Computer Setup.
ā—
Computers of tablets met toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk de aan/uit-knop in en druk als het logo van HP wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
ā—
Tablets zonder toetsenbord:
1. Schakel de tablet uit.
2. Druk op de aan/uit-knop in combinatie met de knop Geluid zachter tot het opstartmenu wordt
weergegeven en tik vervolgens op F10 voor het openen van Computer Setup.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste schijf),
selecteer DriveLock en druk vervolgens op enter.
OPMERKING: Voor bepaalde producten, kunt u worden gevraagd om het BIOS-beheerderswachtwoord
in te voeren Set DriveLock Password (DriveLock-wachtwoord instellen) te selecteren.
3. Selecteer de vaste schijf die u wilt beheren en druk vervolgens op enter.
4. Volg de instructies op het scherm om DriveLock uit te schakelen.
5. Selecteer om Computer Setup af te sluiten Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit
(Wijzigingen opslaan en afsluiten) en selecteer daarna Yes (Ja).
44 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Een DriveLock-wachtwoord invoeren (alleen bepaalde producten)
Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel dockingapparaat of
externe MultiBay).
Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock-wachtwoord op te geven, typt u het gebruikerswachtwoord of het
hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het wachtwoord hebt ingesteld). Druk daarna
op enter.
Na drie mislukte pogingen om het juiste wachtwoord op te geven, moet u de computer uitschakelen en het
opnieuw proberen.
Wachtwoorden gebruiken 45
Een DriveLock-wachtwoord wijzigen (alleen bepaalde producten)
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord te wijzigen in Computer Setup:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk de aan/uit-knop in.
3. Typ achter DriveLock Password het huidige DriveLock-gebruikerswachtwoord of hoofdwachtwoord dat
u wilt wijzigen, druk op enter en druk of tik daarna op f10 om Computer Setup te openen.
4. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste schijf),
selecteer
DriveLock en druk vervolgens op enter.
OPMERKING: Voor bepaalde producten, kunt u worden gevraagd om het BIOS-beheerderswachtwoord
in te voeren Set DriveLock Password (DriveLock-wachtwoord instellen) te selecteren.
5. Selecteer de vaste schijf die u wilt beheren en druk vervolgens op enter.
6. Kies voor het wijzigen van het wachtwoord en volg daarna de instructies op het scherm voor het
invoeren van wachtwoorden.
OPMERKING: De optie Change DriveLock Master Password (Wijziging DriveLock-hoofdwachtwoord) is
alleen zichtbaar als het hoofdwachtwoord was ingevoerd achter DriveLock-wachtwoord in stap 3.
7. Selecteer om Computer Setup af te sluiten Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit
(Wijzigingen opslaan en afsluiten) en volg daarna de instructies op het scherm.
Antivirussoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, wordt de computer
mogelijk blootgesteld aan computervirussen. Virussen kunnen het besturingssysteem, programma's en
hulpprogramma's buiten werking stellen of de werking ervan verstoren.
Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen
kan ook eventuele schade die door virussen is aangericht, worden hersteld. Het is noodzakelijk om
antivirussoftware regelmatig bij te werken, zodat deze ook bescherming biedt tegen pas ontdekte virussen.
Windows Defender is vooraf geĆÆnstalleerd op de computer. Wij raden u aan om een antivirusprogramma te
blijven gebruiken om uw computer volledig te beveiligen.
Raadpleeg HP Support Assistant voor meer informatie over computervirussen.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een ī†¬rewall kan
een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan een oplossing zijn die
zowel uit hardware als software bestaat.
Er zijn twee soorten ī†¬rewalls waaruit u kunt kiezen:
ā—
Hostgebaseerde ī†¬rewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is geĆÆnstalleerd;
ā—
Netwerkgebaseerde ī†¬rewalls die tussen het ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geĆÆnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een ī†¬rewall is geĆÆnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het systeem
worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker gedeī†¬nieerde
beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
46 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Mogelijk is er al een ī†¬rewall geĆÆnstalleerd op uw computer of netwerkapparatuur. Als dat niet het geval is, zijn
er softwareoplossingen voor ī†¬rewalls beschikbaar.
OPMERKING: in bepaalde situaties kan een ī†¬rewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren, het delen
van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-mailberichten blokkeren.
U kunt dit probleem tijdelijk oplossen door de ī†¬rewall uit te schakelen, de gewenste taak uit te voeren en de
ī†¬rewall weer in te schakelen. Conī†¬gureer de ī†¬rewall opnieuw als u het probleem blijvend wilt oplossen.
Essentiƫle beveiligingsupdates installeren
VOORZICHTIG: MicrosoftĀ® verstuurt waarschuwingsberichten over essentiĆ«le updates. Installeer alle
essentiƫle updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de computer te beschermen tegen
beveiligingslekken en computervirussen.
U kunt ervoor kiezen of updates automatisch geĆÆnstalleerd moeten worden. Om de instellingen te wijzigen,
selecteert u Start > Conī†¬guratiescherm > Systeem en beveiliging > Windows Update > Instellingen
wijzigen en volg daarna de instructies op het scherm.
HP Client Security gebruiken (alleen bepaalde producten)
De HP Client Security-software is vooraf geĆÆnstalleerd op uw computer. Deze software kan worden geopend
met behulp van het pictogram van HP Client Security aan de rechterkant van de taakbalk of via het
conī†¬guratiescherm van Windows. De software is voorzien van beveiligingsvoorzieningen die u beschermen
tegen ongeoorloofde toegang tot de computer, het netwerk en kritieke gegevens. Zie de helpfunctie van de
HP Client Security software voor meer informatie.
HP Touchpoint Manager gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP Touchpoint Manager is een IT-cloudoplossing waarmee bedrijven hun activa op een eī†«ectieve manier
kunnen beheren en beveiligen. Met HP Touchpoint Manager bent u beveiligd tegen schadelijke software en
andere aanvallen, wordt de status van het apparaat gecontroleerd en zijn klanten minder tijd kwijt aan het
oplossen van problemen met het apparaat en beveiligingsproblemen van de eindgebruiker. Klanten kunnen
de software snel downloaden en installeren. Dit is veel voordeliger dan wanneer u intern op zoek moet gaan
naar oplossingen. Zie http://www.hptouchpointmanager.com voor meer informatie.
Een optionele beveiligingskabel installeren (alleen bepaalde
producten)
Er is een beveiligingskabel (apart verkocht) ontworpen waarvan op de eerste plaats een ontmoedigingseī†«ect
moet uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of
wordt gestolen. Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om de beveiligingskabel aan te sluiten op de
computer.
Vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde producten)
Op bepaalde producten zijn geĆÆntegreerde vingerafdruklezers beschikbaar. Als u de vingerafdruklezer wilt
gebruiken, moet u uw vingerafdrukken in Credential Manager van HP Client Security registreren. Raadpleeg
de Help- functie van de HP Client Security-software.
Zodra u uw vingerafdrukken in Credential Manager hebt geregistreerd, kunt u de wachtwoordbeheerder voor
HP Client Security gebruiken om uw gebruikersnamen en wachtwoorden in ondersteunde websites en
toepassingen op te slaan en in te vullen.
Essentiƫle beveiligingsupdates installeren 47
Vingerafdruklezer zoeken
De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich op de volgende locaties van de computer kan
bevinden:
ā—
Aan de onderzijde van het touchpad
ā—
Rechts van het toetsenbord
ā—
Aan de rechter bovenzijde van het beeldscherm
ā—
Links van het beeldscherm
Afhankelijk van uw product kan de lezer horizontaal of verticaal zijn geplaatst. In beide gevallen geldt dat u
uw vinger langs de metalen sensor moet vegen.
48 Hoofdstuk 7 Beveiliging
8 Onderhoud
Voer regelmatig onderhoud uit aan uw computer zodat deze optimaal blijft functioneren. In dit hoofdstuk
wordt uitgelegd hoe u hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentatie en Schijfopruiming gebruikt. Dit
hoofdstuk bevat ook instructies voor het bijwerken van programma's en stuurprogramma's, het opschonen
van de computer en tips voor het reizen met (of verzenden van) de computer.
Prestaties verbeteren
Door de computer regelmatig te onderhouden met hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentatie en
Schijfopruiming kunt u de prestaties van uw computer aanzienlijk verbeteren.
Schijfdefragmentatie gebruiken
HP adviseert om uw vaste schijf ten minste Ć©Ć©n keer per maand te defragmenteren met Schijfdefragmentatie.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's (solid-state drives).
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt:
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Selecteer Start > Conī†¬guratiescherm > Systeem en beveiliging > Systeembeheer en vervolgens De
vaste schijf defragmenteren
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer
te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren
van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-instellingen. Raadpleeg
Help en ondersteuning. Als u Help en support wilt openen, selecteert u Start > Alle programma's > HP
Help en support.
Raadpleeg voor meer informatie de helpfunctie van Schijfdefragmentatie.
Schijfopruiming gebruiken
Gebruik Schijfopruiming om op de vaste schijf naar overbodige bestanden te zoeken die u veilig kunt
verwijderen. Maak schijfruimte vrij zodat de computer eī†«iciĆ«nter werkt.
U gebruikt Schijfopruiming als volgt:
1. Selecteer Start > Conī†¬guratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer en vervolgens
Schijfruimte vrijmaken.
2. Volg de instructies op het scherm.
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen te houden
wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
ā—
U laat de computer vallen.
ā—
U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten en terwijl de computer op accuvoeding werkt.
Kort hierna wordt de normale werking van de vaste schijf hersteld door HP 3D DriveGuard.
Prestaties verbeteren 49
OPMERKING: Alleen interne vaste schijven worden beschermd door HP 3D DriveGuard. Een vaste schijf die is
geplaatst in een optioneel dockingapparaat of is aangesloten op een USB-poort, wordt niet beschermd door
HP 3D DriveGuard.
OPMERKING: Omdat solid-state drives (SSD's) geen bewegende onderdelen bevatten, is HP 3D DriveGuard
niet nodig voor deze schijfeenheden.
Zie de helpfunctie van de software HP 3D DriveGuard voor meer informatie.
De status van HP 3D DriveGuard herkennen
Het vasteschijī†®ampje op de computer verandert van kleur, ten teken dat een schijf in de ruimte van de
primaire vaste schijf en/of een schijf in de ruimte van de secundaire vaste schijf (alleen bepaalde producten) is
geparkeerd. Als u wilt nagaan of een schijf momenteel wordt beschermd of is geparkeerd, bekijkt u het
pictogram op het Windows-bureaublad in het systeemvak helemaal rechts op de taakbalk.
Updates van programma's en stuurprogramma's uitvoeren
HP raadt u aan regelmatig uw programma's en stuurprogramma's bij te werken. Met updates worden
problemen opgelost en worden nieuwe functies en opties op de computer geĆÆnstalleerd. Het is bijvoorbeeld
mogelijk dat oude graī†¬sche onderdelen niet meer correct werken met de nieuwste spelsoftware. Zonder het
nieuwste stuurprogramma zou u niet optimaal gebruik kunnen maken van uw apparatuur.
Ga naar http://www.hp.com/support om de meest recente versie van programma's en stuurprogramma's van
HP te downloaden. U kunt zich ook registreren als u automatisch berichten wilt ontvangen wanneer er nieuwe
updates beschikbaar zijn.
Volg deze instructies om uw programma's en stuurprogramma's bij te werken:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Windows Update.
2. Volg de instructies op het scherm.
Computer schoonmaken
Gebruik de volgende producten voor het veilig reinigen van uw computer:
ā—
Dimethyl benzyl ammoniumchloride met een concentratie van maximaal 0,3 procent (bijvoorbeeld
wegwerpdoekjes van verschillende merken)
ā—
Glasreinigingsmiddel zonder alcohol
ā—
Oplossing van water en milde zeep
ā—
Droge microvezel-reinigingsdoek of een zeemlap (antistatische doek zonder olie)
ā—
Antistatische veegdoekjes
VOORZICHTIG: Gebruik geen schoonmaakmiddelen die permanente schade aan uw computer kunnen
veroorzaken. Gebruik een bepaald schoonmaakmiddel pas als u zeker weet dat het geen alcohol, aceton,
ammoniumchloride, methyleenchloride of koolwaterstoī†«en bevat.
Materiaal met vezels, zoals papieren doekjes, kan krassen achterlaten op de computer. In de loop der tijd
kunnen in deze krassen vuildeeltjes en reinigingsmiddelen achterblijven.
Reinigingsprocedures
Volg de in dit gedeelte beschreven procedures voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw computer.
50 Hoofdstuk 8 Onderhoud
WAARSCHUWING! Voorkom elektrische schokken of schade aan onderdelen en maak de computer niet
schoon terwijl deze is ingeschakeld.
1. Schakel de computer uit.
2. Koppel de netvoeding los.
3. Koppel alle externe apparaten los.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, mag u geen schoonmaakmiddelen of
vloeistoī†«en direct op het oppervlak van de computer spuiten. Als er vloeistoī†«en op het oppervlak terecht
komen, kunnen er interne onderdelen beschadigd raken.
Het beeldscherm reinigen
Maak het beeldscherm schoon met een zachte, pluisvrije doek bevochtigd met een alcoholvrij
glasreinigingsmiddel. Zorg ervoor dat het beeldscherm droog is voordat u de computer sluit.
De zijkanten en het deksel reinigen
Gebruik voor het reinigen van de zijkanten en het deksel een zachte microvezeldoek of een zeem die
bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen. U kunt ook een hiervoor geschikt
wegwerpdoekje gebruiken.
OPMERKING: Wanneer u het deksel van de computer reinigt, maakt u ronddraaiende bewegingen om het
vuil te verwijderen.
De touchpad, het toetsenbord of de muis reinigen (alleen bepaalde producten)
WAARSCHUWING! Voorkom elektrische schokken of schade aan interne onderdelen en gebruik geen
stofzuiger om het toetsenbord te reinigen. Een stofzuiger kan stofdeeltjes achterlaten op het oppervlak van
het toetsenbord.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat er geen
vloeistof tussen de toetsen komt.
ā—
Gebruik voor het reinigen van het touchpad, het toetsenbord of de muis een zachte microvezel-doek of
een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen. U kunt ook een
hiervoor geschikt wegwerpdoekje gebruiken.
ā—
Om te voorkomen dat de toetsen vast komen te zitten en om vuil, pluizen en vuildeeltjes te verwijderen,
gebruikt u een spuitbus met perslucht en een rietje.
Reizen met of verzenden van de computer
Als u de computer wilt meenemen op reis of als u de computer wilt verzenden, neemt u de volgende tips in
acht om de apparatuur te beschermen.
ā—
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
ā—¦
Maak een back-up van uw gegevens op een externe schijfeenheid.
ā—¦
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals geheugenkaarten.
ā—¦
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
ā—¦
Schakel de computer uit.
ā—
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet bij de computer.
Reizen met of verzenden van de computer 51
ā—
Als u moet vliegen, neem de computer dan mee als handbagage; geef de computer niet af met uw
overige bagage.
VOORZICHTIG: stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven.
In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden rƶntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
ā—
Als u de computer tijdens een vlucht wilt gebruiken, luister dan naar mededelingen tijdens de vlucht
waarin wordt aangegeven wanneer u de computer mag gebruiken. Elke maatschappij heeft eigen regels
voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
ā—
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op de
verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
ā—
Het gebruik van draadloze apparaten is mogelijk in sommige omgevingen niet toegestaan. Dit kan het
geval zijn aan boord van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke
locaties. Als u niet zeker weet wat het beleid is ten aanzien van het gebruik van een bepaald apparaat,
kunt u het beste vooraf toestemming vragen voordat u de computer inschakelt.
ā—
Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
ā—¦
Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regio's die u gaat bezoeken.
ā—¦
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt gebruiken.
De netspanning, frequentie en stekkers kunnen per land of regio verschillen.
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere apparaten zijn
bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
52 Hoofdstuk 8 Onderhoud
9 Back-up en herstel
Uw computer is uitgerust met hulpprogramma's van HP en Windows om uw gegevens te beschermen en zo
nodig op te halen. Met deze hulpprogramma's en eenvoudige stappen werkt de computer weer als vanouds.
De volgende processen komen in dit gedeelte aan bod:
ā—
Herstelmedia en back-ups maken
ā—
Uw systeem herstellen en terugzetten
Herstelmedia en back-ups maken
Bij een systeemfout kunt u het systeem alleen herstellen in de staat van de recentste back-up.
1. Als u klaar bent met het instellen van de computer, maakt u herstelmedia van HP. Bij deze stap wordt
een dvd met het besturingssysteem Windows 7 en de dvd Terugzetten van het stuurprogramma
gemaakt. De Windows-dvd kan worden gebruikt om het oorspronkelijke besturingssysteem weer
opnieuw te installeren wanneer de vaste schijf is beschadigd of is vervangen. De dvd Terugzetten van het
stuurprogramma installeert speciī†¬eke drivers en toepassingen. Zie Herstelmedia maken met HP
Recovery Disc Creator op pagina 54.
2. Gebruik herstelprogramma's en hulpprogramma's voor het maken van back-ups voor het uitvoeren van
het volgende:
ā—
Back-up maken van afzonderlijke bestanden en mappen
ā—
Een back-up maken van de volledige vaste schijf (alleen bepaalde producten)
ā—
Systeemreparatieschijven maken (alleen bepaalde producten) met de optischeschijfeenheid (alleen
bepaalde producten) of een optionele externe optischeschijfeenheid
ā—
Systeemherstelpunten maken
OPMERKING: In deze handleiding vindt u een overzicht van de mogelijkheden om een back-up te maken,
herstel- en terugzetopties. Zie Help en ondersteuning voor meer informatie over de hulpprogramma's. Als u
Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u Start > Help en ondersteuning.
OPMERKING: In het geval van een onstabiel systeem raadt HP u aan om de herstelprocedures af te drukken
en deze te bewaren voor toekomstig gebruik.
In het geval van een systeemfout kunt u de back-upbestanden gebruiken om de inhoud van de computer
terug te zetten. Zie Een back-up maken van uw gegevens op pagina 54.
Richtlijnen
ā—
Als u herstelmedia of een back-up op schijven maakt, kunt u een van de volgende schijftypen gebruiken
(apart aan te schaī†«en): dvd+r, dvd+r dl, dvd-r, dvd-r dl of dvdĀ±rw. Welke schijven u gebruikt, hangt af
van het type optischeschijfeenheid dat u gebruikt.
ā—
Zorg dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u het aanmaken van de
herstelmedia of het back-upproces start.
Herstelmedia en back-ups maken 53
Herstelmedia maken met HP Recovery Disc Creator
HP Recovery Disc Creator is een softwareprogramma waarmee u op een alternatieve manier herstelmedia
kunt maken. Nadat u uw computer hebt ingesteld, kunt u herstelmedia maken met HP Recovery Disc Creator.
Met deze herstelmedia kunt u uw originele besturingssysteem en bepaalde stuurprogramma's en applicaties
opnieuw installeren als de vaste schijf beschadigd raakt. Met HP Recovery Disc Creator kunt u twee
verschillende soorten herstel-dvd's maken:
ā—
Dvd met besturingssysteem Windows 7ā€”Installeert het besturingssysteem zonder aanvullende drivers
of toepassingen.
ā—
Dvd Terugzetten van het stuurprogrammaā€”Installeert alleen speciī†¬eke drivers en toepassingen, op
dezelfde wijze als het hulpprogramma HP Software Setup drivers en toepassingen installeert.
Herstelschijven maken
OPMERKING: De dvd Besturingssysteem Windows 7 kan maar eenmalig aangemaakt worden. Daarna zal de
optie om die media te maken niet meer beschikbaar nadat u een Windows-dvd hebt gemaakt.
U kunt de Windows-dvd als volgt maken:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Productiviteit en tools > HP Recovery Disc Creator.
2. Selecteer Windows-schijf.
3. Selecteer het station waarmee u herstelschijven wilt maken in het vervolgkeuzemenu.
4. Klik op de knop Maken om de brandprocedure te starten.
Zodra u de dvd met het besturingssysteem Windows 7 hebt gemaakt, maakt u de dvd Terugzetten van het
stuurprogramma:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Productiviteit en tools > HP Recovery Disc Creator.
2. Selecteer Stuurprogrammaschijf.
3. Selecteer het station waarmee u herstelschijven wilt maken in het vervolgkeuzemenu.
4. Klik op de knop Maken om de brandprocedure te starten.
Een back-up maken van uw gegevens
U moet onmiddellijk na de initiƫle systeeminstallatie systeemherstelmedia en uw initiƫle back-up maken. Als
u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek back-ups van het systeem blijven
maken om altijd een redelijk actuele back-up achter de hand te hebben. Het is ook verstandig om Windows-
systeemherstelmedia te maken (alleen bepaalde producten), die u kunt gebruiken om de computer op te
starten en het besturingssysteem te herstellen wanneer het systeem instabiel is geworden of niet meer
werkt. In het geval dat het systeem niet meer werkt, kunt u de eerste en volgende back-ups gebruiken om uw
gegevens en instellingen te herstellen.
U kunt een back-up maken van uw gegevens op een optionele externe harde schijf, op een
netwerkschijfeenheid of op schijven.
Houd bij het maken van back-ups rekening met het volgende:
ā—
Sla persoonlijke bestanden op in de bibliotheek Documenten en maak hiervan periodiek een back-up.
ā—
Maak een back-up van sjablonen die zijn opgeslagen in de bijbehorende mappen.
54 Hoofdstuk 9 Back-up en herstel
ā—
Sla aangepaste instellingen in een venster, werkbalk of menubalk op door een schermopname van uw
instellingen te maken. Een schermafbeelding kan veel tijd besparen als u opnieuw uw voorkeuren moet
instellen.
ā—
Wanneer u back-ups maakt op schijven, nummert u elke schijf die u uit het station verwijdert.
OPMERKING: Als u uitvoerige instructies zoekt over de verschillende back-up- en herstelopties, kunt u in
Help en ondersteuning op deze onderwerpen zoeken. Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u
Start > Help en ondersteuning.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te
verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van
software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-instellingen. Raadpleeg Help en
ondersteuning Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u Start > Help en ondersteuning.
Een back-up maken met het hulpprogramma Back-up en terugzetten van Windows:
OPMERKING: Het back-upproces kan meer dan een uur in beslag nemen, afhankelijk van de
bestandsgrootte en de snelheid van de computer.
1. Selecteer Start > Alle programma's > Onderhoud > Back-up maken en terugzetten.
2. Volg de instructies op het scherm om de back-up in te stellen, een systeemkopie te maken (alleen
bepaalde producten) of media voor systeemherstel te maken (alleen bepaalde producten).
Systeemherstelactie uitvoeren
In geval van een systeemstoring of instabiliteit, beschikt de computer over de volgende hulpprogramma's om
uw bestanden te herstellen:
ā—
Hulpprogrammaā€™s voor herstel: U kunt ā€˜Back-up maken en terugzettenā€™ van Windows gebruiken om
gegevens te herstellen waarvan u eerder een back-up heeft gemaakt. U kunt ook gebruikmaken van
Windows Opstartherstel om problemen te verhelpen die voorkomen dat Windows correct opstart.
ā—
f11-herstelhulpmiddel (alleen bepaalde producten): Met de f11-herstelprogramma's kunt u de
oorspronkelijke kopie van de harde schijf herstellen. De kopie bevat het Windows-besturingssysteem en
alle softwareprogramma's die in de fabriek zijn geĆÆnstalleerd.
OPMERKING: Als u de computer niet kunt opstarten en de eerder gemaakte media voor systeemherstel
(alleen bepaalde producten) niet kunt gebruiken, moet u media voor het besturingssysteem Windows 7
aanschaī†«en om de computer opnieuw op te starten en het besturingssysteem te herstellen. Raadpleeg Media
met besturingssysteem Windows 7 gebruiken op pagina 57 voor aanvullende informatie.
Windows herstelprogrammaā€™s gebruiken
Als u Windows herstelprogrammaā€™s gebruikt, kunt u:
ā—
Afzonderlijke bestanden terugzetten
ā—
De computer herstellen naar een vorig systeemherstelpunt
ā—
Informatie terugzetten met herstelprogramma's
OPMERKING: Als u uitvoerige instructies zoekt over de verschillende herstel- en terugzetopties, kunt u in
Help en ondersteuning op deze onderwerpen zoeken. Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u
Start > Help en ondersteuning.
Systeemherstelactie uitvoeren 55
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te
verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van
software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-instellingen. Raadpleeg Help en
ondersteuning Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u Start > Help en ondersteuning.
Ga als volgt te werk als u informatie wilt herstellen waarvan u eerder een back-up hebt gemaakt:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Onderhoud > Back-up maken en terugzetten.
2. Volg de instructies op het scherm om de systeeminstellingen, de computer (alleen bepaalde producten)
of uw bestanden te herstellen.
Ga als volgt te werk als u uw informatie wilt herstellen met Windows Opstartherstel:
VOORZICHTIG: Sommige opties van Opstartherstel wissen en formatteren de vaste schijf volledig. Alle
bestanden die u hebt gemaakt en alle software die u hebt geĆÆnstalleerd op de computer, worden deī†¬nitief
verwijderd. Wanneer het herformatteren is voltooid, herstelt de herstelprocedure het besturingssysteem en
de stuurprogrammaā€™s, software en hulpprogrammaā€™s vanaf de back-up die voor herstel is gebruikt.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de Windows-partitie aanwezig is.
U zoekt de Windows-partitie als volgt op: klik op Start > Computer.
OPMERKING: Als de Windows-partitie niet wordt vermeld, herstelt u het besturingssysteem en de
programmaā€™s met behulp van de dvd Windows 7 Operating System (Besturingssysteem Windows 7) en
de media Driver Recovery (Stuurprogrammaherstel). Raadpleeg Media met besturingssysteem Windows
7 gebruiken op pagina 57 voor aanvullende informatie.
3. Als de Windows-partitie wel vermeld staat, start u de computer opnieuw op en drukt u op f8 voordat het
besturingssysteem Windows wordt geladen.
4. Selecteer Opstartherstel.
5. Volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: Voor aanvullende informatie over het herstellen van informatie met de Windows-
hulpprogramma's, selecteert u Start > Help en ondersteuning.
f11-herstelhulpmiddel gebruiken (alleen bepaalde producten)
VOORZICHTIG: Met f11 wordt de inhoud van de vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf
geformatteerd. Alle bestanden die u hebt gemaakt en software die u op de computer hebt geĆÆnstalleerd,
worden permanent verwijderd. Het f11-herstelprogramma installeert het besturingssysteem en HP
programma's en stuurprogramma's die in de fabriek zijn geĆÆnstalleerd opnieuw. Software die niet in de fabriek
is geĆÆnstalleerd, moet opnieuw worden geĆÆnstalleerd.
Ga als volgt te werk om de kopie van de oorspronkelijke harde schijf te herstellen met f11:
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de HP Herstelpartitie aanwezig is. klik op Start, klik met de
rechtermuisknop op Computer, klik op Beheer en vervolgens op Schijfbeheer.
OPMERKING: Als de HP Herstelpartitie niet wordt vermeld, herstelt u het besturingssysteem en de
programmaā€™s met behulp van de media Windows 7 Operating System (Besturingssysteem Windows 7)
en de media Driver Recovery (Stuurprogrammaherstel). Raadpleeg Media met besturingssysteem
Windows 7 gebruiken op pagina 57 voor aanvullende informatie.
56 Hoofdstuk 9 Back-up en herstel
3. Als de HP Terugzetpartitie wel vermeld staat, start u de computer opnieuw op en drukt u op f11 voordat
het besturingssysteem Windows wordt geladen.
4. Volg de instructies op het scherm.
Media met besturingssysteem Windows 7 gebruiken
Als u de eerder gemaakte terugzetmedia niet met HP Recovery Disc Creator kunt gebruiken (alleen bepaalde
producten), moet u een dvd met het besturingssysteem Windows 7 aanschaī†«en om de computer opnieuw op
te starten en het besturingssysteem te herstellen.
Als u de dvd met het besturingssysteem Windows 7 wilt bestellen, gaat u naar de HP-website. Voor
ondersteuning in de VS gaat u naar http://www.hp.com/support. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html. U kunt de dvd ook telefonisch bestellen bij onze
Klantenondersteuning. Raadpleeg voor contactinformatie het boekje Worldwide Telephone Numbers
(Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning) dat bij de computer is geleverd.
VOORZICHTIG: Als u een dvd met het besturingssysteem Windows 7 gebruikt, wordt de inhoud van de harde
schijf volledig gewist en wordt de harde schijf geformatteerd. Alle bestanden die u hebt gemaakt en software
die u op de computer hebt geĆÆnstalleerd, worden permanent verwijderd. Wanneer het formatteren gereed is,
herstelt u via het herstelproces het besturingssysteem, de stuurprogramma's, de software en de
hulpprogramma's.
U start als volgt een herstelactie met een dvd met het besturingssysteem Windows 7:
OPMERKING: Dit proces kan enkele minuten duren.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Start de computer opnieuw op en plaats de dvd met het besturingssysteem Windows 7 in de
optischeschijfeenheid voordat het besturingssysteem Windows wordt geladen.
3. Druk op een toets op het toetsenbord als dit wordt gevraagd.
4. Volg de instructies op het scherm.
5. Klik op Volgende.
6. Selecteer Repair your computer (Uw computer herstellen).
7. Volg de instructies op het scherm.
Wanneer de herstelprocedure is voltooid:
1. Haal de dvd Windows 7 Operating System (Besturingssysteem Windows 7) uit het schijfstation en plaats
de schijf Driver Recovery (Herstel van stuurprogramma's).
2. Installeer eerst de stuurprogramma's voor de hardware, en vervolgens de aanbevolen toepassingen.
Systeemherstelactie uitvoeren 57
10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure
Start
Computer Setup gebruiken
Computer Setup ofwel het BIOS (Basic Input/Output System) bevat instellingen voor de communicatie tussen
alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden, beeldscherm, toetsenbord, muis en
printer). Computer Setup bevat ook instellingen voor de types geĆÆnstalleerde apparaten, de opstartvolgorde
van de computer en de hoeveelheid systeemgeheugen en uitgebreid geheugen.
OPMERKING: wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Computer Setup. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Computer Setup starten
OPMERKING: externe, via een USB-poort aangesloten toetsenborden of muizen kunnen in Computer Setup
uitsluitend worden gebruikt wanneer de ondersteuning voor oudere USB-systemen is ingeschakeld.
U start Computer Setup als volgt:
ā–²
Start Computer Setup.
ā—
Computers of tablets met toetsenbord:
ā–²
Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk u op f10 als het logo van HP wordt
weergegeven om Computer Setup te openen.
ā—
Tablets zonder toetsenbord:
ā–²
Schakel de tablet uit. Druk op de aan/uit-knop in combinatie met de knop Geluid zachter tot
het opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op F10 voor het openen van
Computer Setup.
Navigeren en selecteren in Computer Setup
ā—
Als u een menu of menuonderdeel wilt selecteren, gebruikt u de tab-toets en de pijltoetsen en drukt u
vervolgens op enter. U kunt ook gebruikmaken van een aanwijsapparaat om op het onderdeel te
selecteren.
OPMERKING: Op tablets zonder toetsenbord kunt u uw vinger gebruiken om selecties te maken.
ā—
Om omhoog of omlaag te schuiven, selecteert u de pijl omhoog of de pijl omlaag in de
rechterbovenhoek van het scherm, of gebruikt u de pijl omhoog- of pijl omlaag-toets op het
toetsenbord.
ā—
Druk op esc om alle open dialoogvensters te sluiten en terug te keren naar het hoofdscherm van
Computer Setup. Volg daarna de instructies op het scherm.
58 Hoofdstuk 10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start
Gebruik een van de volgende methoden om de menu's van Computer Setup af te sluiten:
ā—
U sluit de menu's van Computer Setup als volgt af zonder de wijzigingen op te slaan:
Selecteer het pictogram Exit (Afsluiten) rechtsonder op het scherm en volg de instructies op het scherm.
ā€“ of ā€“
Selecteer Main (Algemeen), selecteer Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) en
druk daarna op enter.
ā—
Ga als volgt te werk om de wijzigingen op te slaan en de menu's van Computer Setup af te sluiten:
Klik op het pictogram Save (Opslaan) rechtsonder op het scherm en volg de instructies op het scherm.
ā€“ of ā€“
Selecteer Main (Algemeen), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk
daarna op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup
OPMERKING: door het herstellen van de fabrieksinstellingen wordt de vasteschijfmodus niet gewijzigd.
Als u alle instellingen in Computer Setup wilt terugzetten naar de fabriekswaarden, gaat u als volgt te werk:
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup starten op pagina 58.
2. Selecteer Main (Algemeen) en selecteer vervolgens Apply Factory Defaults and Exit
(Fabrieksinstellingen toepassen en afsluiten).
OPMERKING: Op bepaalde producten kunnen de opties Standaardinstellingen herstellen in plaats
van Fabrieksinstellingen toepassen en afsluiten weergeven.
3. Volg de instructies op het scherm.
4. Om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten, selecteert u het pictogram Save (Opslaan) in de
rechterbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
ā€“ of ā€“
Selecteer Main (Algemeen), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk
daarna op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
OPMERKING: uw wachtwoordinstellingen en beveiligingsinstellingen blijven ongewijzigd wanneer u de
oorspronkelijke fabrieksinstellingen herstelt.
BIOS-update uitvoeren
GeĆ¼pdate versies van het BIOS zijn beschikbaar via de website van HP.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde bestanden die SoftPaq's
worden genoemd.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat informatie
over de installatie en het oplossen van problemen.
Computer Setup gebruiken 59
BIOS-versie vaststellen
Om te bepalen of u Computer Setup (BIOS) moet bijwerken, bepaalt u eerst de BIOS-versie van uw computer.
BIOS-versiegegevens (ook wel ROM-datum en systeem-BIOS genoemd) kunnen worden geraadpleegd door te
drukken op fn+esc (als Windows al is gestart) of door Computer Setup te gebruiken.
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup starten op pagina 58.
2. Selecteer Main (Algemeen) en selecteer vervolgens System Information (Systeeminformatie).
3. Om Computer Setup af te sluiten zonder de wijzigingen op te slaan, selecteert u het pictogram Exit
(Afsluiten) in de rechterbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
ā€“ of ā€“
Selecteer Main (Algemeen), selecteer Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) en
druk daarna op enter.
Om te controleren op recentere BIOS-versies raadpleegt u BIOS-update downloaden op pagina 60.
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: Om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een optioneel
dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens het downloaden en
installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het stopcontact
te halen.
Sluit de computer niet af en activeer de slaapstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Open Help en ondersteuning door Start>Alle programma's>HP Help en ondersteuning>HP Support
Assistant te selecteren.
2. Kies voor updates.
3. Volg de instructies op het scherm.
4. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geĆÆnstalleerd en vergelijk ze. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de update
kunt herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze naar de
vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Noteer het pad naar de locatie op de vaste schijf waarnaar de BIOS-update wordt gedownload. U
heeft dit pad nodig wanneer u klaar bent om de update te installeren.
OPMERKING: als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de netwerkbeheerder
voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van het systeem-BIOS.
60 Hoofdstuk 10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op het scherm
verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u als volgt te werk:
1. Selecteer Start > Computer.
2. Selecteer de aanduiding van de vasteschijfeenheid. De vasteschijfaanduiding is gewoonlijk lokale schijf
(C:).
3. Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map die de update bevat.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het gedownloade
bestand van de vaste schijf verwijderen.
De opstartvolgorde wijzigen met de f9-prompt
Als u dynamisch een opstartapparaat wilt kiezen voor de huidige opstartsequentie, gaat u als volgt te werk:
1. Het menu opstartapparaatopties openen:
ā—
Computers of tablets met toetsenbord:
ā–²
Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op f9 als het logo van HP wordt
weergegeven om het menu Opstartapparaatopties te openen.
ā—
Tablets zonder toetsenbord:
ā–²
Schakel de tablet uit. Druk op de aan/uit-knop in combinatie met de knop Geluid zachter tot
het opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op F9 voor het openen van het menu
Opstartapparaatopties.
2. Selecteer een opstartapparaat en druk vervolgens op enter.
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten)
BELANGRIJK: Voordat u de Trusted Platform Module-functionaliteit (TPM) op dit systeem inschakelt, moet u
ervoor zorgen dat uw beoogd gebruik van TPM voldoet aan de relevante lokale wetgeving, de regelgeving en
het beleid; goedkeuringen of licenties moeten indien van toepassing worden verkregen. Voor alle
nalevingskwesties die voortvloeien uit het werken met/het gebruik van TPM en die in strijd zijn met de
hierboven genoemde voorwaarde, bent u geheel en alleen aansprakelijk voor alle verplichtingen. HP is niet
verantwoordelijk voor alle gerelateerde verplichtingen.
TPM voorziet in extra beveiliging voor uw computer. U kunt de TPM-instellingen wijzigen in Computer Setup
(BIOS).
OPMERKING: Als u de TPM-instelling wijzigt naar Verborgen, is TPM niet zichtbaar in het besturingssysteem.
Ga als volgt te werk om de TPM-instellingen in Computer Setup te openen:
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup starten op pagina 58.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer TPM Embedded Security (Ingesloten TPM-beveiliging) en volg
de instructies op het scherm.
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten) 61
HP Sure Start gebruiken (alleen bepaalde producten)
Bepaalde computermodellen zijn geconī†¬gureerd met HP Sure Start, een technologie die voortdurend het
BIOS van de computer controleert op aanvallen of beschadigingen. Als het BIOS beschadigd raakt of wordt
aangevallen, herstelt HP Sure Start automatisch het BIOS in de eerder veilige staat, zonder tussenkomst van
de gebruiker.
HP Sure Start is geconī†¬gureerd en al ingeschakeld zodat de meeste gebruikers de standaardconī†¬guratie van
HP Sure Start kunnen gebruiken. De standaardconī†¬guratie kan worden aangepast door geavanceerde
gebruikers.
Voor de meest recente documentatie over HP Sure Start gaat u naar http://www.hp.com/support. Selecteer
Zoek uw product en volg de instructies op het scherm.
62 Hoofdstuk 10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start
11 Het gebruik van HP PC Hardware
Diagnostics (UEFI)
HP PC Hardware Diagnostics is een Uniī†¬ed Extensible Firmware Interface (UEFI) waarmee u diagnostische
tests kunt uitvoeren om te bepalen of de computerhardware goed werkt. Het hulpprogramma wordt buiten
het besturingssysteem uitgevoerd om hardwareproblemen te kunnen isoleren van problemen die worden
veroorzaakt door het besturingssysteem of andere softwarecomponenten.
Als HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) een fout detecteert waarvoor hardware vervangen moet worden,
wordt er een 24-cijferige fout-id-code gegenereerd. Deze id-code kan vervolgens aan ondersteuning worden
gegeven om te kunnen bepalen hoe het probleem verholpen moet worden.
OPMERKING: Als u diagnostiek wilt openen op een convertible computer, moet u de computer in de
notebookmodus zetten en moet u het toetsenbord gebruiken dat aangesloten is.
Ga als volgt te werk om HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) te starten:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk snel op esc.
2. Druk op f2.
Het BIOS zoekt op drie plaatsen en in de onderstaande volgorde naar diagnoseprogramma's:
a. Aangesloten USB-station
OPMERKING: Zie HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden
op pagina 63 om het hulpprogramma van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-
station te downloaden.
b. Vaste schijf
c. BIOS
3. Wanneer het diagnoseprogramma wordt geopend, selecteert u het soort diagnosetest dat u wilt
uitvoeren en volgt u de instructies op het scherm.
OPMERKING: Als u een diagnosetest wilt stoppen, drukt u op esc.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat
downloaden
OPMERKING: Instructies voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) zijn alleen
beschikbaar in het Engels en u moet een Windows-computer gebruiken voor het downloaden en maken van
de HP UEFI-ondersteuningsomgeving omdat alleen .exe-bestanden worden aangeboden.
Er zijn twee opties voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics naar een USB-apparaat.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden 63
Download de nieuwste UEFI-versie
1. Ga naar http://www.hp.com/go/techcenter/pcdiags. De startpagina van HP PC Diagnostics wordt
weergegeven.
2. Selecteer de koppeling Downloaden in het gedeelte HP PC Hardware Diagnostics en selecteer
vervolgens Uitvoeren.
Download een bepaalde versie van UEFI voor een speciī†¬ek product
1. Ga naar http://www.hp.com/support.
2. Selecteer Software en drivers downloaden.
3. Voer de productnaam of het nummer in.
ā€“ of ā€“
Selecteer Nu herkennen zodat HP uw product automatisch kan detecteren.
4. Selecteer uw computermodel en het besturingssysteem.
5. Volg in het gedeelte Diagnosehulpmiddelen de instructies op het scherm om de gewenste UEFI-versie
te selecteren en te downloaden.
64 Hoofdstuk 11 Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
12 Speciī†¬caties
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u naar het buitenland wilt
reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron voor
gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale speciī†¬caties hebben. Hoewel de
computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend aangeraden de
computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron die door HP is geleverd en
goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende speciī†¬caties.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 19,5 V gelijkstroom bij 2,31 A - 45 W
19,5 V gelijkstroom bij 3,33 A - 65 W
OPMERKING: Dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: De bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met kennisgevingen.
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf (schrijven naar optische schijf) 5 Ā°C tot 35 Ā°C 41 Ā°F tot 95 Ā°F
Buiten bedrijf -20 Ā°C tot 60 Ā°C -4 Ā°F tot 140 Ā°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3.048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
Ingangsvermogen 65
13 Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar in
aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens een metalen
deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit vanaf
vingers of andere elektrostatische geleiders.
Neem de volgende voorschriften in acht om het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of
verlies van gegevens te beperken:
ā—
Als in de instructies voor het verwijderen of installeren van onderdelen wordt aangegeven dat u de
computer moet loskoppelen, controleer dan eerst of de computer goed is geaard.
ā—
Bewaar onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
ā—
Raak pinnen, aansluitingen en circuits niet aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo min mogelijk
hoeft aan te raken.
ā—
Gebruik niet-magnetisch gereedschap.
ā—
Raak voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet statisch
geladen bent.
ā—
Als u een onderdeel verwijdert, doet u het in een antistatische verpakking.
66 Hoofdstuk 13 Elektrostatische ontlading
14 Toegankelijkheid
HP ontwerpt, vervaardigt en levert producten en apparaten die door iedereen gebruikt kunnen worden,
waaronder ook mensen met een handicap. Dit kan op basis van een autonoom systeem zijn of met behulp van
de juiste assistieve apparaten.
Ondersteunde assistieve technologieƫn (hulpmiddelen voor
gehandicapten)
Producten van HP ondersteunen een breed scala aan assistieve technologieƫn in het besturingssysteem en
kunnen worden geconī†¬gureerd voor het gebruik met aanvullende assistieve technologieĆ«n. Gebruik de
zoekfunctie op uw apparaat voor meer informatie over de assistieve functies.
OPMERKING: voor aanvullende informatie over een bepaald product voor gehandicapten neemt u contact
op met de klantenondersteuning voor dat product.
Ondersteuning krijgen voor toegankelijkheid
Wij zijn voortdurend bezig met het verbeteren van de toegankelijkheid van onze producten en services en
ontvangen graag feedback van gebruikers. Als u problemen ondervindt met een product of als u ons wilt
vertellen over toegankelijkheidsfuncties die u hebben geholpen, neemt u contact met ons op door te bellen
naar +1 (888) 259-5707, van maandag tot en met vrijdag tussen 6:00 en 21:00 North American Mountain
Time. Als u doof of slechthorend bent en TRS/VRS/WebCapTel gebruikt, neemt u contact met ons op als u
technische ondersteuning nodig hebt of vragen hebt over toegankelijkheid door te bellen naar +1 (877)
656-7058, van maandag tot en met vrijdag tussen 06:00 en 21:00 North American Mountain Time.
OPMERKING: ondersteuning is alleen in het Engels.
Ondersteunde assistieve technologieƫn (hulpmiddelen voor gehandicapten) 67
Index
A
aan/uit
accu 33
besparen 35
opties 31
aan/uit-knop
gebruiken 31
herkennen 9
aan/uit-lampjes 8
aan/uit-schakelaar 31
accu
lage acculading 34
ontladen 34
resterende lading weergeven 34
voeding besparen 35
Accucontrole 34
Accu-informatie zoeken 34
Acculampje 4
accuvoeding 33
Afsluiten 31
Antivirussoftware 46
Audio-ingang (microfooningang)
herkennen 4
Audio-uitgang
(hoofdtelefoonuitgang)
herkennen 4
B
Backup and Restore (Back-up en
herstel) 55
Back-ups
Herstellen 55
maken 54
Bedrijfs-WLAN, verbinding 16
Beeldschermen, schakelen tussen
11
Beeldschermhelderheid, toetsen 11
Beeldscherm schakelen 11
Beheerderswachtwoord 38
Beschrijfbare media 32
besparen, voeding 35
beveiligingskabel, bevestigingspunt
herkennen 5
Bewegingen op het touchpad en
aanraakscherm
tikken 21
zoomen door met twee vingers te
knijpen 21
BIOS
update downloaden 60
update uitvoeren 59
versie vaststellen 60
Bluetooth, label 13
Bluetooth-apparaat 14, 17
C
Caps Lock, lampje herkennen 8
Computer reageert niet 31
Computer schoonmaken 50
Computer Setup
BIOS administrator password
(BIOS-
beheerderswachtwoord) 39
DriveLock-wachtwoord 42
fabrieksinstellingen herstellen
59
navigeren en selecteren 58
connector
aan/uit 5
docking 28
D
Dockingapparaat-receptoren,
herkennen 12
Dockingconnector
gebruiken 28
herkennen 4
Draadloos netwerk (WLAN)
Bedrijfs-WLAN, verbinding 16
eī†«ectief bereik 16
Openbaar WLAN, verbinding 16
verbinding maken 16
Draadloze communicatie,
bedieningselementen
Besturingssysteem 14
knop 14
Draadloze communicatie, knop 14
Draadloze communicatie, toets
herkennen 11
DriveLock
inschakelen 43
uitschakelen 44
DriveLock-hoofdwachtwoord
wijzigen 46
DriveLock-wachtwoord
beschrijving 42
instellen 43
opgeven 45
wijzigen 46
Dvd Terugzetten van het
stuurprogramma
maken 54
voor herstel gebruiken 57
E
Elektrostatische ontlading 66
Esc-toets herkennen 10
Essentiƫle updates, software 47
externe apparaten 27
externemonitorpoort 24
externe netvoeding gebruiken 36
Externe schijfeenheid 28
F
F11-herstelprogramma 56
ī†¬rewallsoftware 46
Fn-toets, herkennen 10
Functietoetsen, herkennen 10
G
gebruiken
externe netvoeding 36
standen voor energiebesparing
31
Gebruikerswachtwoord 38
geluidsinstellingen gebruiken 23
Geluid uit, toets herkennen 11
GPS 17
H
harde schijf
externe 28
68 Index
harde schijf herstellen 56
HDMI, audio conī†¬gureren 26
HDMI poort
verbinding maken 25
HDMI-poort
herkennen 5
headsets aansluiten 23
herstellen, harde schijf 56
Herstellen, systeem 55
herstelmedia, maken 54
herstelmedia, voor herstel
gebruiken 57
Herstelpartitie 56
herstelprogramma's 53
high-deī†¬nition-apparatuur,
aansluiten 25, 27
Hoofdtelefoonuitgang (audio-
uitgang) 4
HP 3D DriveGuard 49
HP Client Security 47
HP Herstelpartitie
controleren op de aanwezigheid
56
voor herstel gebruiken 56
HP Mobile Connect 17
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
gebruiken 63
HP Recovery Disc Creator,
gebruiken 54
HP Touchpoint Manager 47
hulpprogramma's voor het maken van
back-ups 53
Hulpprogrammaā€™s voor herstel,
Windows 55
I
In-/uitgangen
audio-ingang
(microfooningang) 4
audio-uitgang (hoofdtelefoon) 4
informatie zoeken
hardware 3
software 3
Ingangsvermogen 65
Ingebed numeriek toetsenblok,
herkennen 10
interne microfoons, herkennen 6
K
kennisgevingen
label met kennisgevingen 13
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 13
knoppen
aan/uit 31
linkerknop van touchpad 7
rechterknop van touchpad 7
Windows-knop 10
Knoppen
aan/uit 9
Kritiek lage acculading 31
L
label met keurmerk voor draadloze
communicatie 13
labels
Bluetooth 13
kennisgevingen 13
keurmerk voor draadloze
communicatie 13
Serienummer 12
service 12
WLAN 13
lage acculading 34
lampje Microfoon uit 8
lampjes
accu 4
microfoon uitschakelen 8
Lampjes
aan/uit 8
Caps Lock 8
draadloze communicatie 8
Num Lock 8
Touchpad 8
lampje voor draadloze
communicatie 8, 14
Leesbare media 32
Luidspreker, herkennen 9
luidsprekers
verbinding maken 23
M
Microfooningang (audio-ingang)
herkennen 4
Miracast 27
N
Near ī†¬eld communication antenne,
herkennen 6
netvoedingsconnector herkennen 5
NFC-antenne, herkennen 6
Num Lock, lampje 8
O
Omgevingsvereisten 65
Onderdelen
beeldscherm 6
bovenkant 7
linkerkant 5
Onderkant 12
rechterkant 4
onderhoud
HP 3D DriveGuard 49
programma's en
stuurprogramma's bijwerken
50
Onderhoud
Schijfdefragmentatie 49
Schijfopruiming 49
Onderhoud van computer 50
Onderkant 13
Openbaar WLAN, verbinding 16
Opstartherstel, gebruiken 55
Opties voor energiebeheer
instellen 31
optionele externe apparaten,
gebruiken 27
optische-schijfeenheid 28
Oudere systemen, USB-
ondersteuning 58
P
poorten
externe monitor 24
HDMI 5, 25
Miracast 27
USB 4, 5
USB Type opladen 5
VGA 24
productnaam en productnummer, van
computer 12
programma's en stuurprogramma's
bijwerken 50
R
reizen met de computer 13, 51
S
schakelaar, aan/uit 31
Schijfdefragmentatie, software 49
Index 69
Schijfeenheden
externe 28
optische 28
vaste 28
Schijfmedia 32
Schijfopruiming, software 49
schuiven met twee vingers,
touchpadbeweging 21
Serienummer 12
Serienummer, van computer 12
servicelabels zoeken 12
Setupprogramma
fabrieksinstellingen herstellen
59
navigeren en selecteren 58
slaapstand
activeren 32
beƫindigen 32
Slaapstand
activeren 32
beƫindigen 32
sleuven
beveiligingskabel 5
sneltoetsen
draadloze communicatie 11
gebruiken 10
geluidsvolume aanpassen 11
Geluidsvolume verhogen 11
geluidsvolume verlagen 11
geluid uitschakelen 11
helderheid van beeldscherm
verhogen 11
helderheid van beeldscherm
verlagen 11
microfoon uitschakelen 11
schakelen tussen
beeldschermen 11
Slaapstand 11
toetsenbordlampje 11
software
antivirus 46
essentiƫle updates 47
Firewall 46
HP 3D DriveGuard 49
Software
Schijfdefragmentatie 49
Schijfopruiming 49
standen voor energiebesparing 31
Sure Start
gebruiken 62
T
Tikken met twee vingers,
touchpadbeweging 22
tikken op touchpad en bewegingen
voor het aanraakscherm 21
toegankelijkheid 67
toetsen
esc 10
functie 10
Toetsen
fn 10
Toetsenblok
ingebed numeriek 10
toetsenbordlampje 11
Touchpad
gebruiken 20
knoppen 7
Touchpad-bewegingen
schuiven met twee vingers 21
tikken met twee vingers 22
Touchpad gebruiken 20
Touchpadlampje, herkennen 8
Touchpadzone
herkennen 7
TPM-instellingen 61
U
Uitschakelen, computer 31
USB, ondersteuning voor oudere
systemen 58
USB-poorten herkennen 4, 5
USB Type-C-oplaadpoort,
herkennen 5
V
Verbinding maken met WLAN 16
verzenden van de computer 51
VGA-poort, verbinding maken met
24
Video 24
vingerafdruklezer 47
herkennen 9
Volumetoetsen herkennen 11
W
Wachtwoordbeveiliging instellen voor
beƫindigen slaapstand 33
Wachtwoorden
beheerder 38
BIOS-beheerder 39
DriveLock 42
gebruiker 38
webcam
gebruiken 23
Webcam
herkennen 6
webcamlampje herkennen 6
Windows 7, dvd met
besturingssysteem
maken 54
voor herstel gebruiken 57
Windows 7, media met
besturingssysteem
maken 54
voor herstel gebruiken 57
Windows-knop, herkennen 10
Windows Opstartherstel, gebruiken
55
WLAN-antennes herkennen 6
WLAN-apparaat 13
WLAN label 13
WWAN-apparaat 14, 16
Z
zoomen door met twee vingers te
knijpen, bewegingen op het
touchpad en aanraakscherm 21
70 Index
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82

HP EliteBook 1030 G1 Notebook PC Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding