Miele K 12010 S-2 Handleiding

Type
Handleiding
Gebruiks- en montage-aanwijzing
voor de koelkasten
K 12010 S-2, K 12012 S-2
K 12020 S-1, K 12022 S-1
K 12023 S-2, K 12024 S-2
Lees beslist de gebruiksaanwijzing
voordat u uw apparaat plaatst,
installeert en in gebruik neemt.
Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt
onnodige schade aan uw apparaat. M.-Nr. 09 291 030
nl-NL
Beschrijving van het apparaat .......................................4
Een bijdrage aan de bescherming van ons milieu .......................7
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen.............................8
Het besparen van energie ..........................................14
Het in- en uitschakelen van de koelkast ..............................16
Bij langere afwezigheid .............................................16
De juiste temperatuur .............................................17
...indekoelzone .................................................17
...inhetdiepvriesvak..............................................18
Het instellen van de temperatuur......................................18
Winterschakeling (afhankelijk van het model) .........................19
Het opslaan in de koelzone.........................................21
Gedeelten met verschillende temperaturen .............................21
Koelste gedeelte in de koelzone ...................................21
Minst koele gedeelte in de koelzone ................................21
Niet geschikt voor de koelkast........................................22
Waar u in de winkel al op moet letten ..................................22
Afdekken of niet? ..................................................22
Groenten en fruit ................................................22
Dierlijke en plantaardige levensmiddelen ............................23
Eiwitrijke levensmiddelen .........................................23
Vlees .........................................................23
Het indelen van de binnenruimte ....................................24
Plateaus .........................................................24
Tweedelig plateau .................................................24
Deurvakken ......................................................24
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen.........................25
Het bewaren van diepvriesproducten ..................................25
Wat gebeurt er bij het invriezen van verse levensmiddelen? ................25
Het invriezen en bewaren van verse levensmiddelen ......................26
Waar u daarbij op moet letten .....................................26
Het verpakken..................................................26
Ca. 24 uur vóór het inruimen ......................................27
Het inruimen ...................................................27
Ca. 24 uur na het inruimen ........................................27
Het ontdooien van ingevroren levensmiddelen ...........................27
Het bereiden van ijsblokjes ..........................................28
Inhoud
2
Het snelkoelen van dranken .........................................28
Het ontdooien van de koelkast ......................................29
Het ontdooien van de koelzone .......................................29
Het ontdooien van het diepvriesvak ...................................29
Het reinigen van de koelkast .......................................31
Het reinigen van de binnenruimte en de toebehoren ......................31
Het reinigen van de deur en de zijwanden van het apparaat ................32
Het reinigen van de deurdichting .....................................33
Het reinigen van de ventilatieroosters ..................................33
Het reinigen van de koelunit en het metalen rooster aan de achterkant........33
Nuttige tips ......................................................34
Geluiden en de oorzaken ervan .....................................37
Afdeling Klantcontacten / Garantie ..................................38
Elektrische aansluiting ............................................39
Tips voor het plaatsen van het apparaat ..............................40
Plaats van opstelling ...............................................40
Klimaatklasse ..................................................40
Luchttoevoer en luchtafvoer .........................................41
Het plaatsen van het apparaat .......................................41
Het stellen van het apparaat .........................................41
Afmetingen van het apparaat ........................................42
Het veranderen van de draairichting van de deuren ....................43
Deur van de koelkast ...............................................43
Deur van het diepvriesvak ...........................................44
Deurgreep .......................................................44
Het onderbouwen van het apparaat ..................................46
Inhoud
3
aAan / Uit - schakelaar en tempera-
tuurregelaar
bTuimelschakelaar voor de winter-
schakeling
(Alleen bij apparaten met vriesvak)
cLichtcontactschakelaar
Beschrijving van het apparaat
4
K 12010 S-2, K 12012 S-2
aDiepvriesvak*
bPlateaus
(Aantal afhankelijk van het model)
cGootje voor het dooiwater en
afvoeropening voor het dooiwater
dGroente- en fruitvakken
eBoter- en kaasvak
fDeurvak met eierhouder
gAan / Uit - schakelaar en
temperatuurregelaar,
binnenverlichting en
winterschakeling*
hDeurvak voor flessen
* Afhankelijk van het model
Beschrijving van het apparaat
5
K 12020 S-1, K 12022 S-1,
K 12023 S-2, K 12024 S-2
aDiepvriesvak*
bPlateaus
(Aantal afhankelijk van het model)
cGootje voor het dooiwater en
afvoeropening voor het dooiwater
dGroente- en fruitvakken
eBoter- en kaasvak
fDeurvak met eierhouder
gAan / Uit - schakelaar en
temperatuurregelaar,
binnenverlichting en
winterschakeling*
hHalf deurvak*
iDeurvak voor flessen
* Afhankelijk van het model
Beschrijving van het apparaat
6
Het verpakkingsmateriaal
De verpakking beschermt het apparaat
tegen transportschade.
Het verpakkingsmateriaal is uitgekozen
omdat dit het milieu relatief weinig be-
last en kan worden hergebruikt.
Door hergebruik van verpakkingsmate-
riaal wordt er op grondstoffen bespaard
en wordt er minder afval geproduceerd.
Uw vakhandelaar neemt de verpakking
in het algemeen terug.
Het afdanken van het apparaat
Oude elektrische en elektronische ap-
paraten bevatten meestal nog waarde-
volle materialen.
Ze bevatten echter ook schadelijke
stoffen die nodig zijn geweest om de
apparaten goed en veilig te laten functi-
oneren.
Wanneer u uw oude apparaat bij het
gewone afval doet of er op een andere
manier niet goed mee omgaat, kunnen
deze stoffen schadelijk zijn voor de ge-
zondheid en het milieu.
Verwijder uw oude apparaat dan ook
nooit samen met het gewone afval,
maar lever het in bij een gemeentelijk
inzameldepot voor elektrische en elek-
tronische apparatuur.
Het afgedankte apparaat moet tot die
tijd buiten het bereik van kinderen wor-
den opgeslagen.
Let erop dat de buisleidingen van uw
apparaat niet worden beschadigd,
wanneer dit wordt weggebracht om op
vakkundige wijze en zonder het milieu
al te veel schade te berokkenen te wor-
den verschroot. Dan kan men er zeker
van zijn dat koelmiddelen die zich in
het koelsysteem bevinden en de olie
die zich in de compressor bevindt niet
in het milieu terechtkomen.
Een bijdrage aan de bescherming van ons milieu
7
Deze koelkast voldoet aan de voor-
geschreven veiligheidsbepalingen.
Ondeskundig gebruik kan echter
persoonlijk letsel of beschadiging
van het apparaat tot gevolg hebben.
Lees deze gebruiksaanwijzing daar-
om eerst aandachtig door, voordat u
het apparaat in gebruik neemt. Hier-
in vindt u belangrijke instructies met
betrekking tot plaatsing, veiligheid,
gebruik en onderhoud.
Bewaar deze gebruiksaanwijzing en
geef deze door aan de eventuele
volgende eigenaar van het appa-
raat!
Efficiënt gebruik
~Deze koelkast is uitsluitend bestemd
voor huishoudelijk of vergelijkbaar ge-
bruik.
Deze koelkast is uitsluitend bestemd
voor gebruik binnenshuis.
Deze koelkast is uitsluitend bestemd
voor het koelen en bewaren van levens-
middelen, voor het bewaren van diep-
vriesproducten, voor het invriezen en
bewaren van verse levensmiddelen en
voor het bereiden van ijs.
Gebruik voor andere doeleinden is on-
toelaatbaar en kan gevaarlijk zijn.
De fabrikant is niet verantwoordelijk
voor schade die is ontstaan door ge-
bruik voor andere doeleinden dan hier
aangegeven of door een foutieve be-
diening.
~Personen die op grond van hun
fysieke of psychische gesteldheid, hun
onervarenheid of gebrek aan kennis
van de koelkast niet in staat zijn om het
apparaat veilig te bedienen, mogen het
alleen gebruiken als ze onder toezicht
staan van of worden geïnstrueerd door
een verantwoordelijk persoon.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
8
Wanneer er kinderen in huis
zijn
~Kinderen vanaf acht jaar mogen het
apparaat zonder toezicht gebruiken,
maar alleen als ze weten hoe het werkt
en wat voor gevaar zij lopen wanneer
ze het fout bedienen.
~Kinderen onder de acht jaar mogen
alleen in de buurt van het apparaat ko-
men als ze constant onder toezicht
staan.
~Wanneer er kinderen in de buurt van
het apparaat zijn, houd ze dan goed in
de gaten.
Zorg ervoor dat ze er niet mee gaan
spelen of aan de deur gaan hangen.
~Laat kinderen in verband met
verstikkingsgevaar niet met het verpak-
kingsmateriaal spelen, zoals met het
plastic.
Technische veiligheid
~Controleer vóórdat het apparaat
wordt geplaatst, of het zichtbaar be-
schadigd is.
Een beschadigde koelkast mag niet
worden geplaatst en niet in gebruik ge-
nomen.
~Deze koelkast bevat het koelmiddel
isobutaan (R600a). Dit is een natuurlijk
gas dat het milieu weinig belast, maar
wel brandbaar is. Het gas is niet scha-
delijk voor de ozonlaag en versterkt het
broeikaseffect niet, maar het gebruik
van dit koelmiddel heeft er wel toe ge-
leid dat het apparaat meer lawaai
maakt wanneer het aanstaat. Behalve
de geluiden van de compressor kunnen
er dan in het hele koelsysteem stro-
mingsgeluiden optreden.
Deze effecten zijn helaas niet te ver-
mijden, maar hebben geen negatieve
invloed op de capaciteit van het appa-
raat.
Let er bij het transport en bij de plaat-
sing van de koelkast op dat er geen on-
derdelen van het koelsysteem worden
beschadigd. Vrijkomend koelmiddel
kan oogletsel veroorzaken.
Wordt het koelsysteem toch bescha-
digd:
vermijd dan open vuur of andere
brandhaarden,
trek de stekker uit het stopcontact,
lucht het vertrek waar het apparaat
staat enkele minutenlang door
en neem contact op met de afdeling
Klantcontacten.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
9
~Hoe meer koelmiddel een koelappa-
raat bevat, des te groter moet het ver-
trek zijn waarin dit apparaat wordt op-
gesteld.
Is het vertrek te klein, dan kan zich bij
een eventuele lek een brandbaar
mengsel van gas en lucht vormen.
Per 8 g koelmiddel moet het vertrek
minstens 1 m3groot zijn.
De hoeveelheid koelmiddel die de koel-
kast bevat staat op het typeplaatje in
de binnenkant van het apparaat.
~Deze koelkast moet precies volgens
de gebruiksaanwijzing worden gemon-
teerd en aangesloten.
~Vergelijk vóórdat u de koelkast aan-
sluit de aansluitgegevens (zekering,
spanning en frequentie) op het type-
plaatje met die van het elektriciteitsnet.
Deze moeten beslist overeenkomen.
Raadpleeg bij twijfel een elektricien.
~Deze koelkast mag niet op het elek-
triciteitsnet worden aangesloten via
meervoudige stopcontacten of via ver-
lengsnoeren die daarvoor niet geschikt
zijn.
Dit in verband met gevaar voor overver-
hitting.
~Wanneer de aansluitkabel is be-
schadigd, moet deze door een erkend
vakman / vakvrouw worden vervangen.
~De elektrische veiligheid van de
koelkast is uitsluitend gegarandeerd als
deze wordt aangesloten op een aar-
dingssysteem dat volgens de geldende
veiligheidsbepalingen is geïnstalleerd.
Laat de huisinstallatie bij twijfel door
een vakman / vakvrouw inspecteren.
De fabrikant kan niet aansprakelijk wor-
den gesteld voor schade die wordt ver-
oorzaakt door een ontbrekende of be-
schadigde aarddraad (bijv. een elektri-
sche schok).
~Installatie-, onderhouds- en repara-
tiewerkzaamheden mogen alleen door
een erkend vakman / vakvrouw worden
uitgevoerd.
Gebeurt dat niet, dan kan de gebruiker
risico's lopen waarvoor de fabrikant niet
aansprakelijk is.
~Bij installatie-, onderhouds- en repa-
ratiewerkzaamheden mag er geen elek-
trische spanning op het apparaat
staan.
Dat is het geval als aan één van de vol-
gende voorwaarden is voldaan:
als de hoofdschakelaar van de huis-
installatie is uitgeschakeld,
of als de stekker uit het stopcontact
is getrokken.
Trek daarbij aan de stekker en niet
aan de aansluitkabel.
~Reparaties mogen tijdens de garan-
tieperiode alleen door een technicus
van Miele worden uitgevoerd.
Gebeurt dat niet, dan vervalt de garan-
tie.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
10
~Defecte onderdelen mogen alleen
door originele Miele-onderdelen wor-
den vervangen. Alleen van deze Miele-
onderdelen kunnen wij garanderen, dat
zij volledig voldoen aan de veiligheids-
eisen die wij stellen aan onze appara-
ten en onderdelen daarvan.
~Dit apparaat mag niet op een niet-
stationaire locatie (bijv. op een schip)
worden gebruikt.
Verdere tips voor het gebruik
~Het apparaat heeft een bepaalde
klimaatklasse. De klimaatklasse is een
kamertemperatuurbereik waar de tem-
peratuur niet boven of onder mag lig-
gen en staat aangegeven op het type-
plaatje aan de binnenkant van uw ap-
paraat.
Een te lage temperatuur heeft tot ge-
volg dat het apparaat voor langere tijd
afslaat zodat het de vereiste tempera-
tuur niet kan aanhouden.
~Dek de roosters in het apparaat niet
af om te voorkomen dat de luchtgelei-
ding geblokkeerd raakt, waardoor het
stroomverbruik stijgt en bepaalde on-
derdelen van het apparaat beschadigd
kunnen raken.
~Bewaar geen stoffen in de koelkast
die drijfgassen of andere verstuivings-
middelen bevatten.
Wanneer de thermostaat wordt inge-
schakeld kunnen vonken ontstaan.
Deze kunnen licht ontvlambare produc-
ten tot explosie brengen.
~Gebruik geen elektrische apparaten
in deze koelkast, bijv. voor het maken
van ijs.
Doet u dat wel, kunnen er vonken ont-
staan en bestaat er gevaar voor een ex-
plosie.
~Plaats dranken met een hoog alco-
holpercentage alleen rechtop en altijd
goed gesloten in de koelkast in ver-
band met explosiegevaar.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
11
~Bevinden zich vet- of oliehoudende
levensmiddelen in de koelkast, let er
dan op dat er geen vet of olie uitloopt
om te voorkomen dat er scheuren in het
kunststof ontstaan.
~Kunststof zit ook in het bovenblad
van dit apparaat. Zorg ervoor dat ook
hier geen vet en olie op komt.
~Behandel de deurdichting niet met
olie of vet om te voorkomen dat deze in
de loop van de tijd poreus wordt.
~Wanneer u levensmiddelen eet die
te lang zijn bewaard, loopt u het risico
om voedselvergiftiging op te doen.
De bewaartijd hangt van vele factoren
af, zoals de versheid en kwaliteit van de
levensmiddelen en de koeltemperatuur.
Neem de bewaartips van de levensmid-
delenfabrikanten in acht.
~Raak ingevroren levensmiddelen
niet met natte handen aan om te letsel
aan uw handen te voorkomen.
~Nuttig ijsblokjes en ijslolly's, vooral
waterijsjes, nooit meteen nadat u ze uit
het vriesvak heeft gehaald om letsel
aan lippen en tong te voorkomen.
~Vries geheel of gedeeltelijk ont-
dooide levensmiddelen niet opnieuw in.
Bereid deze levensmiddelen zo snel
mogelijk omdat ze anders aan voe-
dingswaarde verliezen en bederven.
Ontdooide levensmiddelen die al ge-
kookt en gebraden zijn kunnen wel op-
nieuw worden ingevroren.
~Bewaar geen blikjes en flessen in
het vriesvak die koolzuurhoudende
dranken bevatten of vloeistoffen die
kunnen bevriezen.
Dit om te voorkomen dat de blikjes en
flessen uit elkaar springen, dat u letsel
oploopt en dat het apparaat bescha-
digd raakt.
~Haal flessen die u in het vriesvak
hebt gelegd om snel te koelen er na
maximaal één uur weer uit.
Dit om te voorkomen dat de flessen uit
elkaar springen, dat u letsel oploopt en
dat het apparaat beschadigd raakt.
~Gebruik geen scherpe voorwerpen
om
rijp- en ijslagen te verwijderen
en vastgevroren ijsbakjes en/of
vastgevroren levensmiddelen los te
wrikken.
Doet u dat wel, dan beschadigt u de
vriesplaten en functioneert de koelkast
niet meer.
~Plaats wanneer u wilt ontdooien
nooit elektrische verwarmingsappara-
ten of kaarsen in de koelkast om te
voorkomen dat het kunststof bescha-
digd raakt.
~Gebruik geen ontdooisprays of an-
dere middelen om te ontdooien.
Deze kunnen explosieve gassen vor-
men, ze kunnen oplosmiddelen of drijf-
gassen bevatten die het kunststof be-
schadigen of ze kunnen schadelijk zijn
voor de gezondheid.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
12
~Gebruik voor het ontdooien en reini-
gen van de koelkast nooit een stoomrei-
niger, aangezien stoom in aanraking
kan komen met delen van het apparaat
die onder spanning staan en zo kort-
sluiting veroorzaken.
Wat te doen wanneer u het ap-
paraat afdankt
~Maak het slot onbruikbaar.
U voorkomt daarmee dat kinderen zich
bij het spelen opsluiten.
~Beschadig geen delen van het koel-
systeem, bijv. door
koelmiddelkanalen van de verdam-
per open te prikken;
buisleidingen om te buigen;
beschermende lagen af te krabben.
Wanneer er koelmiddel uit spuit kan dat
oogletsel veroorzaken.
Wanneer de veiligheidsinstructies
niet worden opgevolgd kan de fabri-
kant niet verantwoordelijk worden
gesteld voor schade die daar even-
tueel het gevolg van is.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
13
Normaal energieverbruik Te hoog energieverbruik
Plaats van het ap-
paraat
In geventileerde ruimtes In gesloten, niet geventileer-
de ruimtes
Apparaat niet blootgesteld
aan zonnestralen
Apparaat direct blootgesteld
aan zonnestralen
Niet naast een warmtebron
(verwarming, fornuis)
Naast een warmtebron (ver-
warming, fornuis)
Bij een kamertemperatuur van
ca. 20 °C
Bij een hoge omgevingstem-
peratuur
Met ventilatie-openingen die
niet zijn afgedekt en regel-
matig stofvrij worden ge-
maakt
Met ventilatie-openingen die
zijn afgedekt of vol zitten
met stof
Koelunit en metalen rooster
(warmtewisselaar) aan de
achterwand van het appa-
raat worden minstens 1x per
jaar stofvrij gemaakt.
Koelunit en metalen rooster
(warmtewisselaar) aan de
achterwand van het appa-
raat zitten vol met stof.
Temperatuur-
instelling
in standen
Bij instelling van èèn van de
middelste standen: 2 of 3
Hoe hoger de stand, hoe la-
ger de temperatuur, des te
hoger het energieverbruik
Temperatuur-
instelling
in graden
(Digitale weergave)
Opslagzone: 8 tot 12 °C
Bij apparaten met winter-
schakeling:
schakel deze bij omgevings-
temperaturen hoger dan
18°C uit.
Koelzone: 4 tot 5 °C
PerfectFresh-zone: ca. 0 °C
Diepvrieszone: -18 °C
Wijnopslagzone: 10 tot 12 °C
Het besparen van energie
14
Normaal energieverbruik Te hoog energieverbruik
Gebruik Plaatsing van de laden, vak-
ken en plateaus zoals bij leve-
ring
Open de deur alleen indien
nodig en zo kort mogelijk.
Leg de levensmiddelen bij het
inruimen meteen op de goede
plek.
Deur vaak en lang openen be-
tekent koudeverlies en instro-
mende warme omgevings-
lucht.
Het apparaat heeft tijd nodig
om daartegenop te koelen en
de motor moet langer werken.
Neem wanneer u boodschap-
pen gaat doen een koeltas
mee en leg de levensmiddelen
na thuiskomst zo snel mogelijk
in het apparaat.
Pakt u levensmiddelen uit het
apparaat, neem dan wat u no-
dig hebt en leg de rest zo snel
mogelijk weer terug om koel-
verlies te voorkomen.
Laat warme levensmiddelen
eerst buiten het apparaat af-
koelen.
Zijn levensmiddelen nog warm
wanneer ze in het apparaat
worden gelegd, ontstaat er
warme lucht in het apparaat.
Het apparaat heeft tijd nodig
om daartegenop te koelen en
de motor moet langer werken.
Leg de levensmiddelen alleen
afgedekt of verpakt in het ap-
paraat.
Wanneer vloeibare stoffen in
de koelzone condenseren,
neemt de koelcapaciteit af.
Leg ingevroren levensmid-
delen in de koelzone wanneer
ze moeten ontdooien.
Zorg ervoor dat vakken en la-
den niet te zwaar worden be-
laden, zodat de lucht kan cir-
culeren.
Het ontdooien
van het appa-
raat
Ontdooi het diepvriesgedeelte
wanneer er een ijslaag van
maximaal 0,5 cm in zit.
Een ijslaag bemoeilijkt het in-
vriezen en bewaren van le-
vensmiddelen.
Het besparen van energie
15
Voor het eerste gebruik
Beschermende folie
De roestvrijstalen lijsten aan de deur-
vakken en de plateaus zijn voorzien van
een folie die dient ter bescherming van
het apparaat tijdens het transport.
^Trek de beschermfolie van de roest-
vrijstalen lijsten af.
Reiniging
^Reinig de binnenkant van de koelkast
en de toebehoren met wat lauwwarm
water.
^Wrijf daarna alles met een doek
droog.
Het inschakelen van de koel-
kast
^Draai de Aan / Uit - schakelaar / tem-
peratuurregelaar vanuit stand "0"
naar rechts.
Hoe hoger de stand, des te lager de
temperatuur in het apparaat.
Het apparaat begint te koelen.
Wanneer de deur wordt geopend gaat
de binnenverlichting aan.
Voordat u voor de eerste keer levens-
middelen in het apparaat legt kunt u het
apparaat het beste ca. 2 uur laten voor-
koelen.
Het uitschakelen van de koel-
kast
^Draai de Aan / Uit - schakelaar / tem-
peratuurregelaar naar links terug op
stand "0".
Daarbij moet u enige weerstand
voelen.
De koeling is uitgeschakeld en de bin-
nenverlichting gaat uit.
Bij langere afwezigheid
Wanneer u de koelkast vrij lange tijd
niet meer gebruikt, doe dan het volgen-
de.
^Schakel het apparaat uit.
^Trek de stekker uit het stopcontact of
schakel de huisinstallatie uit.
^Ontdooi het diepvriesvak (indien aan-
wezig).
^Reinig het apparaat.
^Laat de deur van het apparaat een
beetje openstaan om te voorkomen
dat er luchtjes ontstaan.
Wordt het apparaat in zulke gevallen
wel uitgeschakeld, maar niet gerei-
nigd en niet opengezet, bestaat het
gevaar dat zich schimmel vormt.
Het in- en uitschakelen van de koelkast
16
Het is voor de houdbaarheid van de le-
vensmiddelen zeer belangrijk dat de
juiste temperatuur wordt ingesteld.
Door micro-organismen bederven de
levensmiddelen erg snel. De tempera-
tuur beïnvloedt de snelheid waarmee
de micro-organismen groeien. Hoe la-
ger de temperatuur, des te langer het
duurt voordat de levensmiddelen be-
derven.
Wanneer u voor het bewaren van le-
vensmiddelen de juiste temperatuur in-
stelt kunt u daarmee bederf voorkomen
of vertragen.
De temperatuur in de koelkast wordt
hoger, naarmate
de deur van het apparaat vaker
wordt geopend en de deur langer
geopend blijft;
er meer levensmiddelen worden op-
geslagen;
de temperatuur van de net opgesla-
gen levensmiddelen hoger is;
de omgevingstemperatuur hoger is.
De koelkast is geconstrueerd voor
een bepaalde klimaatklasse. Een kli-
maatklasse is een temperatuurbe-
reik, waarbinnen de kamertempera-
tuur zich moet bewegen en waar
deze niet boven of onder mag lig-
gen.
...indekoelzone
Voor het midden van de koelzone advi-
seren wij een koeltemperatuur van 4 °C.
Wilt u weten wat de koeltemperatuur
ongeveer is,
^zet dan een glas water in het midden
van de koelkast met een thermometer
erin.
Deze geeft na ca. 24 uur de tempera-
tuur ongeveer aan.
Attentie:
Gewone huisthermometers meten
meestal zeer onnauwkeurig. U kunt
het beste een elektronisch meetap-
paraat gebruiken.
Meet niet de luchttemperatuur die in
het apparaat heerst, want deze zegt
niets over de temperatuur van de le-
vensmiddelen.
U kunt de deur van de koelkast het
beste zo min mogelijk opendoen in
de tijd waarin u aan het meten bent,
omdat er iedere keer warme lucht
naar binnen stroomt.
De juiste temperatuur
17
...inhetdiepvriesvak
(afhankelijk van het model)
Stel, wanneer u verse levensmiddelen
wilt invriezen en ingevroren levensmid-
delen lange tijd wilt bewaren, een
temperatuur in van -18 °C. Bij deze
temperatuur wordt de groei van micro-
organismen voor het grootste gedeelte
gestopt.
Zodra de temperatuur boven de -10 °C
stijgt beginnen ze te groeien en zijn de
levensmiddelen minder lang houdbaar.
Daarom mogen geheel of gedeeltelijk
ontdooide levensmiddelen pas weer
worden ingevroren wanneer ze eerst
verwerkt zijn, d.w.z. eerst gekookt of
gebraden zijn. Door de hoge tempera-
turen worden de meeste micro-organis-
men gedood.
Het instellen van de tempera-
tuur
De temperatuur kunt u instellen met be-
hulp van de temperatuurregelaar.
^Draai de regelaar vanuit stand "0" op
één van de standen tussen 1 en 7.
Hoe hoger de stand aan de tempera-
tuurregelaar, des te lager de tempera-
tuur in het apparaat.
Wij adviseren één van de middelste
standen.
Wanneer zich in het diepvriesvak inge-
vroren producten bevinden die voorlo-
pig beslist niet mogen ontdooien, is het
aan te bevelen om een stand van 4 tot
7in te stellen.
Deze stand is ook aan te bevelen wan-
neer
de deur van het apparaat erg vaak
open wordt gedaan,
er grote hoeveelheden levensmid-
delen in de koelzone worden gelegd
of de omgevingstemperatuur hoog
is.
De juiste temperatuur
18
Bij lage kamertemperaturen van 18 °C
of daaronder slaat het apparaat min-
der vaak aan en daardoor kan het in
het diepvriesvak te warm worden.
Dat kan ertoe leiden dat de ingevroren
producten gaan ontdooien.
Om dat te voorkomen kunt u de winter-
schakeling gebruiken, indien aanwezig.
Het inschakelen van de winterscha-
keling
^Druk de tuimelschakelaar voor de
winterschakeling op "1".
Het apparaat slaat nu vaker aan en
daardoor wordt het in het diepvriesvak
kouder.
Zo is de voor ingevroren producten ver-
eiste temperatuur gegarandeerd.
Het uitschakelen van de winterscha-
keling
Zodra de kamertemperatuur boven de
18 °C komt, wordt het diepvriesvak met
de temperatuurregelaar voldoende ge-
koeld en moet de winterschakeling wor-
den uitgeschakeld.
Gebeurt dat niet, wordt er onnodig veel
energie verbruikt.
^Druk de tuimelschakelaar voor de
winterschakeling op "0".
De koelcapaciteit van het apparaat is
weer normaal.
Om verse levensmiddelen optimaal in
te vriezen kunt u de winterschakeling
het beste vòòr het invriezen inschake-
len.
Zo worden de levensmiddelen snel tot
in de kern ingevroren en blijven voe-
dingswaarde, vitaminen, vorm en
smaak behouden.
De winterschakeling schakelt u dus
niet in:
wanneer u reeds ingevroren levens-
middelen in het diepvriesvak legt;
wanneer u dagelijks slechts max. 1
kg verse levensmiddelen in het diep-
vriesvak legt.
In de andere gevallen schakelt u de
winterschakeling in 24 uur vòòrdat u
de in te vriezen levensmiddelen in het
diepvriesvak legt.
Het inschakelen van de winterscha-
keling
^Druk de tuimelschakelaar voor de
winterschakeling op "1".
Het apparaat slaat dan vaker aan en
daardoor wordt het in het diepvriesvak
kouder.
Verse levensmiddelen zijn ca. 24 uur
nadat ze in het diepvriesvak zijn gelegd
tot in de kern ingevroren en dan kunt u
de winterschakeling uitschakelen.
Winterschakeling (afhankelijk van het model)
19
Het uitschakelen van de winterscha-
keling
^Druk de tuimelschakelaar voor de
winterschakeling op "0".
De koelcapaciteit van het apparaat is
weer normaal.
Winterschakeling (afhankelijk van het model)
20
Gedeelten met verschillende
temperaturen
Door de natuurlijke luchtcirculatie ont-
staan er in de koelzone gedeelten met
verschillende temperaturen.
Zo zakt de koude, zware lucht in het
onderste gedeelte van het apparaat.
Maak bij het inruimen van de levens-
middelen gebruik van deze verschillen-
de temperaturen.
Koelste gedeelte in de koelzone
Het koelste gedeelte in de koelzone be-
vindt zich direct boven de groente- en
fruitvakken en tegen de achterwand.
Gebruik dit gedeelte voor alle levens-
middelen die niet lang houdbaar zijn,
zoals:
vis, vlees, gevogelte;
worst, kant-en-klaar-gerechten;
levensmiddelen waar eieren of room
in zijn verwerkt;
alle soorten deeg;
melkproducten;
in folie verpakte, voorgesneden
groente en in het algemeen alle ver-
se groenten waarvan de houdbaar-
heidsdatum alleen geldt bij een tem-
peratuur van minstens 4 °C.
Minst koele gedeelte in de koelzone
Het minst koele gedeelte in de koelzo-
ne bevindt zich helemaal bovenin aan
de voorkant en in de deur.
Gebruik dit gedeelte voor het opslaan
van boter zodat deze smeerbaar blijft
en voor kaas zodat deze zijn aroma niet
verliest.
Bewaar in verband met explosiege-
vaar geen stoffen in het apparaat
die drijfgassen of andere verstui-
vingsmiddelen bevatten.
Plaats dranken met een hoog alco-
holpercentage alleen rechtop en al-
tijd goed gesloten in het apparaat in
verband met explosiegevaar.
Bevinden zich vet- of oliehoudende
levensmiddelen in het apparaat,
zorg er dan voor dat er geen vet of
olie uitloopt om scheuren in het
kunststof te voorkomen.
Zet de levensmiddelen niet tegen de
achterwand om te voorkomen dat ze
eraan vastvriezen.
Leg de levensmiddelen niet te dicht
op elkaar, zodat de lucht goed kan
circuleren.
Het opslaan in de koelzone
21
Niet geschikt voor de koelkast
Koudegevoelige levensmiddelen zijn
niet geschikt om bij temperaturen onder
de 5 °C te worden bewaard.
Citrusvruchten krijgen een harde schil,
sinaasappels verliezen daarbij ook nog
hun aroma, evenals tomaten; aubergi-
nes worden bitter en aardappels zoet.
Tot de koudegevoelige levensmiddelen
behoren onder andere:
Ananas, avocado’s, bananen, citrus-
vruchten zoals citroenen, sinaasap-
pels, mandarijnen en grapefruits,
granaatappelen, mango’s, meloenen,
papaja’s en passievruch-
ten@Aufzaehlung = Fruit dat nog niet
rijp is
Aubergines, courgettes, komkom-
mers, paprika’s en tomaten
– Aardappels
Parmezaanse kaas
Waar u in de winkel al op moet
letten
Levensmiddelen blijven langer goed
naarmate ze verser zijn op het moment
dat ze in de koelzone worden gelegd.
De versheid is bepalend voor de be-
waartijd.
Let daarom op de uiterste houdbaar-
heidsdatum en de juiste koeltempera-
tuur.
Let er daarom ook op dat de tijd tussen
het kopen en het inruimen van levens-
middelen zo kort mogelijk is. Laat ze
niet te lang in een warme auto liggen.
Al na twee uur neemt de versheid af en
begint het bederf. Het bederf is dan
niet meer te stoppen.
Afdekken of niet?
Bewaar levensmiddelen in de koelzone
alleen afgedekt of verpakt.
Zo voorkomt u dat er levensmiddelen-
luchtjes vrijkomen en op andere levens-
middelen worden overgedragen.
Tevens voorkomt u dat de levensmid-
delen uitdrogen en dat mogelijk aan-
wezige bacteriën zich verspreiden.
Als u de juiste temperatuur instelt en de
koelzone regelmatig reinigt vermeer-
deren bacteriën zoals salmonella's zich
minder snel.
Groenten en fruit
Groenten en fruit kunnen echter onver-
pakt in de groente- en fruitvakken wor-
den bewaard.
Let er echter op dat niet alle groente-
en fruitsoorten samen in één vak kun-
nen worden bewaard.
In de eerste plaats kunnen smaak en
geur worden overgedragen (zo nemen
wortels snel de smaak en geur van uien
aan) en in de tweede plaats zijn er le-
vensmiddelen die een natuurlijk gas
(ethyleen) afscheiden, waar andere le-
vensmiddelen heel gevoelig op reage-
ren en daardoor veel sneller bederven.
Voorbeelden van groenten en fruit
die veel natuurlijke gassen afschei-
den:
Bonen, appels, abrikozen, peren, nec-
tarines, perziken, pruimen, avocado's,
vijgen, bosbessen en meloenen.
Het opslaan in de koelzone
22
Voorbeelden van groenten en fruit
die erg gevoelig reageren op gassen
van andere groente- en fruitsoorten:
Broccoli, bloemkool, spruitjes, komkom-
mers, tomaten, appels, peren, honing-
meloenen, abrikozen, nectarines, perzi-
ken, kiwi's en mango's
Voorbeeld: Appels en broccoli kunnen
niet samen in één vak worden opgesla-
gen, omdat appels veel natuurlijk gas
afscheiden en broccoli op dit soort gas
zeer gevoelig reageert. Broccoli is
daardoor veel minder lang houdbaar.
Dierlijke en plantaardige levensmid-
delen
Wanneer u dierlijke en plantaardige le-
vensmiddelen niet verpakt, bewaar ze
dan in ieder geval apart.
Daarmee voorkomt u dat er microbiolo-
gische veranderingen optreden en er
ziektekiemen ontstaan.
Eiwitrijke levensmiddelen
Hoe meer eiwit levensmiddelen bevat-
ten, des te sneller bederven ze.
Dat betekent dat schaaldieren sneller
bederven dan vis en dat vis weer snel-
ler bederft dan vlees.
Vlees
Bewaar vlees onverpakt.
Is het vlees verpakt of zit het in een
bakje, open dan verpakking of bakje.
Het oppervlak van het vlees wordt dan
sneller droog, de kans dat zich ziekte-
kiemen vormen wordt dan kleiner en
het vlees is dan langer houdbaar.
Er zijn echter bepaalde vleessoorten
die niet onverpakt bij elkaar kunnen
worden bewaard.
Gebeurt dat wel, dan dragen de vlees-
soorten ziektekiemen over en bederft
het vlees eerder dan nodig is.
Het opslaan in de koelzone
23
Plateaus
De plateaus kunt u in hoogte verstellen
zodat er producten van verschillende
hoogte kunnen worden neergezet /
neergelegd.
^Til het plateau iets op.
^Trek het iets naar voren.
^Til het met de uitsparing over de
plateauribben heen.
^Verplaats het naar boven of naar be-
neden.
De opstaande rand die aan de achter-
kant zit moet naar boven wijzen, zodat
de levensmiddelen niet met de achter-
wand in aanraking kunnen komen en
eraan vastvriezen.
Met stopjes wordt voorkomen dat de
plateaus er per ongeluk uit worden ge-
trokken.
Tweedelig plateau
(Afhankelijk van het model)
Wanneer u hoge producten in het ap-
paraat wilt plaatsen, bijv. flessen, kunt u
gebruik maken van een glasplateau dat
uit twee delen bestaat.
^Druk het achterste gedeelte van on-
deren iets omhoog.
^Til tegelijk het voorste gedeelte iets
op en schuif het onder het achterste
gedeelte.
Op het plateau daaronder kunnen dan
hoge producten worden neergezet /
neergelegd.
Deurvakken
Wilt u een deurvak verplaatsen, doe
dan het volgende.
^Schuif het deurvak naar boven en
haal het eruit.
^Zet het deurvak er op de gewenste
plaats weer in.
Zorg er daarbij voor dat het goed
vastklikt.
Het indelen van de binnenruimte
24
Het gebruik van het diepvries-
vak
(afhankelijk van het model)
Gebruik het diepvriesvak voor
het bewaren van diepvriesproducten;
het invriezen en bewaren van kleine
hoeveelheden verse levensmiddelen;
het bereiden van ijsblokjes en ijs.
Er kan maximaal 2 kg per 24 uur
worden ingevroren.
Het bewaren van diepvriespro-
ducten
^Wilt u diepvriesproducten bewaren,
controleer dan al vóórdat u ze koopt:
de verpakking op eventuele bescha-
digingen;
de uiterste houdbaarheidsdatum van
de diepvriesproducten en
de temperatuur van de diepvrieskist
in de winkel.
Komt deze boven de -18°C, dan zijn
de diepvriesproducten niet zo lang
houdbaar als wanneer de tempera-
tuur -18°Cis.
^Haal de diepvriesproducten uit de
diepvrieskist wanneer u alle andere
boodschappen al in uw wagentje
hebt liggen en vervoer ze in kranten-
papier of in een koeltas.
^Leg de diepvriesproducten thuis di-
rect in het diepvriesvak.
Vries geheel of gedeeltelijk ontdooi-
de levensmiddelen niet opnieuw in.
Pas nadat u deze levensmiddelen
hebt gekookt of gebraden kunt u ze
opnieuw invriezen.
Wat gebeurt er bij het invriezen
van verse levensmiddelen?
Verse levensmiddelen moeten zo snel
mogelijk tot in de kern worden ingevro-
ren. Alleen zo blijven voedingswaarde,
vitaminen, vorm en smaak behouden.
Hoe langzamer de levensmiddelen in-
vriezen, des meer vocht komt er uit
iedere cel vrij. Dit vocht komt in de tus-
senruimten terecht.
De cellen gaan krimpen.
Wanneer de levensmiddelen ontdooien
komt slechts een deel van het vocht dat
eerder vrijkwam in de cellen terug.
Praktisch betekent dit dat de levens-
middelen veel vocht verliezen. Dat ziet
u aan de grote waterplas die zich om
de levensmiddelen vormt wanneer
deze ontdooien.
Wanneer de levensmiddelen snel hele-
maal invriezen, heeft het vocht minder
tijd om uit de cellen vrij te komen en in
de tussenruimten terecht te komen.
De cellen krimpen veel minder.
Wanneer de levensmiddelen ontdooien
kan de kleine hoeveelheid vocht die
vrijgekomen is naar de cellen terugke-
ren. Dat betekent dat de levensmid-
delen weinig vocht verliezen. Er vormt
zich slechts een kleine waterplas om de
levensmiddelen wanneer deze ontdooi-
en!
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen
25
Het invriezen en bewaren van
verse levensmiddelen
Gebruik voor het invriezen alleen verse
levensmiddelen waar geen rotte plek-
ken in zitten!
Waar u daarbij op moet letten
Geschikt om in te vriezen zijn:
vers vlees, gevogelte, wildbraad, vis,
groenten, kruiden, vers fruit, zuivel-
producten, brood en banket, kliekjes,
eigeel, eiwit en vele kant-en-klaar-
producten.
Niet geschikt om in te vriezen zijn:
druiven, kropsla, radijs, rammenas,
zure room, mayonaise, hele eieren in
de schaal, uien, hele appels en pe-
ren.
Om kleur, smaak, aroma en vitamine
C te behouden kunt u groenten en
fruit het beste voor het invriezen
blancheren.
Breng daartoe een pan water aan de
kook, voeg het voedsel daar portie-
gewijs aan toe, laat het daar 2-3 mi-
nuten in liggen, haal het eruit, laat
het snel in koud water afkoelen en
laat het uitlekken.
Mager vlees is beter geschikt om te
worden ingevroren dan vet vlees en
kan aanmerkelijk langer worden be-
waard.
Leg tussen koteletten, biefstukjes,
schnitzels enz. telkens een stukje
huishoudfolie. Zo voorkomt u dat
stukken vlees aan elkaar vastvriezen.
Kruid en zout verse levensmiddelen
en geblancheerde groente vóór het
invriezen niet.
Kruid en zout reeds bereide ge-
rechten voor het invriezen slechts
licht. Sommige kruiden veranderen
de smaakintensiteit van de ge-
rechten.
Laat warme gerechten en dranken
eerst buiten de koelkast afkoelen.
Doet u dat niet dan beginnen reeds
ingevroren levensmiddelen te ont-
dooien en wordt er meer stroom ver-
bruikt dan nodig is.
Het verpakken
^Vries de levensmiddelen per portie
in.
Geschikte verpakking
- kunststof folie
- diepvrieszakken van polyethyleen
- aluminiumfolie
- diepvriesbakjes
Ongeschikte verpakking
- pakpapier
- braadpapier
- cellofaan
- afvalzakken
- gebruikte plastic zakken
^Druk de lucht uit de verpakking.
^Sluit de verpakking goed af met:
- elastiekjes
- kunststof klipjes
- touwtjes of
- koudebestendig plakband.
Zakken en diepvrieszakken van poly-
ethyleen kunt u ook met een seal-ap-
paraat afsluiten.
^Doe een sticker op de verpakking
met inhoud en invriesdatum.
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen
26
Ca. 24 uur vóór het inruimen
^Stel met de temperatuurregelaar een
gemiddelde of lage temperatuur in
(ca. 6).
^Schakel de winterschakeling in.
Zie hoofdstuk: "Winterschakeling".
De levensmiddelen die al zijn ingevro-
ren krijgen zo een koudereserve.
Het inruimen
Zorg ervoor dat in te vriezen levens-
middelen niet tegen reeds ingevro-
ren levensmiddelen aan liggen.
Gebeurt dat wel, dan kunnen reeds
ingevroren levensmiddelen gaan
ontdooien.
^Zorg ervoor dat het materiaal waarin
de in te vriezen levensmiddelen zijn
verpakt droog is, zodat ze niet aan
elkaar of aan de bodem van het diep-
vriesvak vastvriezen.
^Leg de in te vriezen levensmiddelen
over de hele breedte op de bodem
van het diepvriesvak, zodat ze zo
snel mogelij
Ca. 24 uur na het inruimen
^Stel met de temperatuurregelaar een
iets hogere temperatuur in.
^Schakel de winterschakeling uit.
Is de kamertemperatuur hoger dan
18°C, kan de winterschakeling beter
niet worden ingeschakeld.
Het ontdooien van ingevroren
levensmiddelen
Dat kunt u doen
in de magnetron;
in de oven bij het verwarmingssys-
teem "Hetelucht" of "Ontdooien";
bij kamertemperatuur;
in de koelzone (de koude die daarbij
vrijkomt kan voor het koelen van de
levensmiddelen worden gebruikt);
in de stoomoven.
Platte stukken vlees en vis kunnen
gedeeltelijk ontdooid in een hete braad-
pan worden gelegd.
Stukken vlees en vis (bijv. gehakt, kip,
visfilet) kunnen het beste worden ont-
dooid als ze niet tegen andere levens-
middelen aankomen. Het vrijgekomen
vocht moet worden opgevangen en
zorgvuldig verwijderd.
Fruit kan bij kamertemperatuur zowel in
de verpakking als ook in een afgedekte
schaal ontdooien.
Groente kan in het algemeen in bevro-
ren toestand aan kokend water worden
toegevoegd of in heet vet worden ge-
stoofd. De kooktijd is iets korter dan bij
verse groente.
Vries geheel of gedeeltelijk ontdooi-
de levensmiddelen niet opnieuw in.
Pas nadat u deze levensmiddelen
hebt gekookt of gebraden kunt u ze
opnieuw invriezen.
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen
27
Het bereiden van ijsblokjes
^Vul het bakje voor ijsblokjes voor
driekwart met water.
^Zet het bakje op de bodem van het
diepvriesvak.
^Wanneer het bakje is vastgevroren,
gebruik dan een stomp voorwerp,
bijv. een lepelsteel om het los te ma-
ken.
^Wanneer het bakje even onder stro-
mend water wordt gehouden laten de
ijsblokjes gemakkelijk los.
Het snelkoelen van dranken
Bewaar geen blikjes en flessen in het
vriesvak die koolzuurhoudende dran-
ken bevatten of vloeistoffen die kunnen
bevriezen.
Dit om te voorkomen dat de blikjes en
flessen uit elkaar springen.
Hebt u flessen drank (zonder koolzuur)
in het vriesvak hebt gelegd om snel te
koelen, haal ze er dan na maximaal
één uur weer uit om te voorkomen dat
de flessen uit elkaar springen.
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen
28
Het ontdooien van de koelzone
Terwijl het apparaat in werking is, kun-
nen zich aan de achterwand van de
koelzone rijp en waterpareltjes vormen.
Deze hoeft u niet te verwijderen, want
de koelzone wordt automatisch ont-
dooid.
Het dooiwater loopt via het gootje voor
het dooiwater en via de afvoeropening
voor het dooiwater in het verdampings-
systeem aan de achterkant van het ap-
paraat.
Let erop dat het dooiwater altijd on-
gehinderd weg kan lopen.
Houd het gootje en de afvoerope-
ning voor het dooiwater daarom
schoon.
Het ontdooien van het diep-
vriesvak
(Afhankelijk van het model)
Het diepvriesvak ontdooit niet automa-
tisch, daar de ingevroren levensmid-
delen niet mogen ontdooien.
Wanneer het apparaat normaal in ge-
bruik is, ontstaan er na verloop van tijd
rijp en ijs in het diepvriesvak.
Hoe dik de rijp en het ijs is, hangt er
ook van af, of
de deur van het apparaat vaak open
en dicht is gedaan;
de deur daarbij lang open is ge-
weest;
er ineens grote hoeveelheden verse
levensmiddelen zijn ingevroren;
de luchtvochtigheid in het vertrek is
gestegen.
Wanneer er een dikke ijslaag is ge-
vormd, gaat de deur van het apparaat
niet meer goed dicht. Bovendien gaat
de vriescapaciteit achteruit en stijgt het
stroomverbruik.
^Ontdooi het diepvriesvak van tijd tot
tijd, echter in ieder geval zodra zich
een ca. 0,5 cm dikke ijslaag heeft ge-
vormd.
Maak gebruik van de gelegenheid,
wanneer
er weinig of geen ingevroren levens-
middelen in het apparaat liggen
en de luchtvochtigheid en de tempe-
ratuur in het vertrek laag zijn.
Krab de rijp- en ijslagen er niet af en
gebruik geen puntige of scherpe
voorwerpen om te voorkomen dat
het apparaat beschadigd raakt en
minder goed functioneert.
Vòòr het ontdooien
^Haal de ingevroren levensmiddelen
uit het apparaat en wikkel ze in ver-
schillende lagen krantenpapier of de-
kens.
^Bewaar de ingevroren levensmid-
delen op een koele plaats, totdat het
diepvriesvak weer klaar is voor ge-
bruik.
Het ontdooien van de koelkast
29
Het ontdooien
Handel het ontdooien zo snel moge-
lijk af.
Hoe langer de ingevroren levens-
middelen bij kamertemperatuur wor-
den bewaard, des te korter ze houd-
baar zijn.
Gebruik voor het ontdooien van het
apparaat nooit een stoomreiniger,
daar stoom in aanraking kan komen
met delen van het apparaat die on-
der spanning staan en zo kortslui-
ting veroorzaken.
Plaats wanneer u wilt ontdooien
nooit elektrische verwarmingsappa-
raten of kaarsen in het apparaat om
te voorkomen dat het kunststof be-
schadigd raakt.
Gebruik geen ontdooisprays of an-
dere middelen om te ontdooien.
Deze kunnen explosieve gassen
vormen, ze kunnen oplosmiddelen
of drijfgassen bevatten die het
kunststof beschadigen of ze kunnen
schadelijk zijn voor de gezondheid.
^Schakel het apparaat uit.
^Trek de stekker uit het stopcontact of
schakel de hoofdschakelaar van de
huisinstallatie uit.
^Laat de deur van het diepvriesvak
open.
U kunt het ontdooien versnellen door
een pannetje op een onderzetter met
heet (niet kokend) water in het diep-
vriesvak te zetten.
In dat geval moet de deur bij het ont-
dooien gesloten blijven, zodat de
warmte niet vrij kan komen.
^Haal de stukjes ijs die zijn losgeraakt
uit het apparaat.
Na het ontdooien
^Neem het dooiwater met een spons
of doek op, eventueel meer dan èèn
keer.
^Reinig het apparaat en maak het
droog.
Zorg er daarbij voor dat er geen reini-
gingswater in de afvoeropening voor
het dooiwater terechtkomt.
^Sluit het apparaat weer aan
^en schakel het weer in.
^Leg de ingevroren levensmiddelen
weer terug in het diepvriesvak, zodra
de temperatuur daar laag genoeg is.
Het ontdooien van de koelkast
30
Let erop dat er geen water in de
Aan / Uit - schakelaar / temperatuur-
regelaar, in de verlichting of in de
ventilatieroosters terechtkomt.
Zorg ervoor dat er geen reinigings-
water door de afvoeropening voor
het dooiwater loopt.
Gebruik geen stoomreiniger, aange-
zien stoom in aanraking kan komen
met delen van het apparaat die on-
der spanning staan en zo kortslui-
ting veroorzaken.
Het typeplaatje in de binnenruimte
van het apparaat mag niet worden
verwijderd. De gegevens zijn nodig
in het geval er een storing optreedt.
De volgende producten mag u bij het
reinigen niet gebruiken, om bescha-
digingen aan het oppervlak te voor-
komen:
zuur-, soda-, ammoniak- of chloride-
houdende reinigingsmiddelen;
kalkoplossende reinigingsmiddelen;
schurende reinigingsmiddelen zoals
schuurpoeder;
oplosmiddelhoudende reinigingsmid-
delen;
reinigingsmiddelen voor roestvrij
staal;
reinigingsmiddelen voor afwasauto-
maten;
ovensprays;
glasreinigers;
schurende artikelen zoals schuur-
sponsjes, borsteltjes of puimsteen-
tjes;
scherpe schrapers.
Voor het reinigen
^Schakel de koelkast uit.
^Trek de stekker uit het stopcontact of
schakel de hoofdschakelaar uit.
^Haal de levensmiddelen uit het appa-
raat en bewaar ze op een koele
plaats.
^Ontdooi het diepvriesvak indien aan-
wezig.
^Haal alle toebehoren uit het apparaat
die kunnen worden verwijderd.
Het reinigen van de binnen-
ruimte en de toebehoren
^Reinig de koelzone en de toebehoren
minstens 1x per maand.
^Reinig het vriesvak iedere keer na het
ontdooien.
Verwijder vuil direct om te voor-
komen dat het opdroogt.
^Gebruik lauwwarm water met wat rei-
nigingsmiddel.
De volgende onderdelen mogen in de
afwasautomaat worden gereinigd:
het botervlootje, de eierhouders en
het ijsblokjesbakje
(voor zover bij dit model horend);
de deurvakken;
het boter- en kaasvak.
Het reinigen van de koelkast
31
De temperatuur van het gekozen af-
wasprogramma mag niet hoger zijn
dan 55 °C!
Kunststof onderdelen kunnen in de
afwasautomaat verkleuren, wanneer
ze in aanraking komen met natuur-
lijke kleurstoffen, zoals die van wor-
tels, tomaten en ketchup.
Verkleuringen hebben echter geen
negatief effect op de stabiliteit van
de onderdelen.
^Reinig de plateaus en de vakken met
de hand, want deze onderdelen mo-
gen niet in de afwasautomaat wor-
den gereinigd.
^Reinig het gootje en de afvoerope-
ning voor het dooiwater in de koelzo-
ne regelmatig met een wattenstaafje
of iets dergelijks, zodat het dooiwater
altijd ongehinderd weg kan lopen.
^Neem de binnenruimte en de onder-
delen na het reinigen met helder wa-
ter af en droog alles met een doek.
Laat de deur van het apparaat korte
tijd openstaan.
Het reinigen van de deur en de
zijwanden van het apparaat
Vuil op deur en zijwanden kan het
beste meteen worden verwijderd.
Hoe langer vuil inwerkt, des te moei-
lijker wordt het om het te verwijde-
ren. Bovendien kan het oppervlak
verkleuren of beschadigd raken.
Alle oppervlakken zijn gevoelig voor
krassen.
Bovendien kunnen ze verkleuren of
beschadigd raken wanneer ze met
ongeschikte reinigingsmiddelen in
aanraking komen.
^Reinig de oppervlakken met een
schone doek, lauwwarm water en rei-
nigingsmiddel.
U kunt ook een schoon, vochtig mi-
crovezeldoekje zonder reinigingsmid-
del gebruiken.
^Neem deur en zijwanden daarna met
helder water af en wrijf alles met een
doek droog.
Het reinigen van de koelkast
32
Het reinigen van de deurdich-
ting
Behandel de deurdichting niet met
olie of vet om te voorkomen dat
deze in de loop van de tijd poreus
wordt.
^Reinig de deurdichting regelmatig al-
leen met helder water en droog ze
daarna grondig met een doek.
Het reinigen van de ventilatie-
roosters
^Reinig de ventilatieroosters regelma-
tig met een kwast of een stofzuiger.
Wanneer er zich stof ophoopt wordt er
onnodig energie verbruikt.
Het reinigen van de koelunit en
het metalen rooster aan de
achterkant
^Maak de koelunit en het metalen
rooster (de warmtewisselaar) aan de
achterkant van het apparaat min-
stens eenmaal in het jaar stofvrij.
Wanneer er zich stof ophoopt wordt er
onnodig veel energie verbruikt.
Let er bij het reinigen op dat er geen
kabels of andere onderdelen wor-
den afgescheurd, geknikt of be-
schadigd.
Na het reinigen
^Plaats de toebehoren in de koelkast.
^Sluit het apparaat weer aan.
^Schakel het apparaat weer in.
^Leg de levensmiddelen in het appa-
raat.
^Sluit de deur van het apparaat.
Het reinigen van de koelkast
33
Reparaties aan elektrische appara-
ten mogen alleen door vakmensen
worden uitgevoerd.
Gebeurt dit niet, dan kan de ge-
bruiker grote risico's lopen.
Een aantal storingen kunt u echter zelf
verhelpen.
Wat moet u doen, wanneer...
...dekoelkast het niet doet?
^Controleer of:
de Aan/Uit - schakelaar op een an-
dere stand staat dan op "0";
de stekker stevig in het stopcontact
zit;
de hoofdschakelaar van de elek-
trische huisinstallatie is ingescha-
keld.
Is dit laatste wel het geval, is dit koelap-
paraat, een ander apparaat of de huis-
spanning defect.
^Neem contact op met de afdeling
Klantcontacten van Miele Nederland.
...detemperatuur in de koelzone te
laag is?
^Stel met de temperatuurregelaar een
lagere stand (= een hogere tempera-
tuur) in.
^Controleer of:
het deurtje van het diepvriesvak
goed dicht zit;
de winterschakeling is ingeschakeld
(afhankelijk van het model);
er ineens een vrij grote hoeveelheid
verse levensmiddelen is ingevroren.
In dat geval staat het apparaat heel
lang te ronken en daalt de temperatuur
in de koelzone automatisch.
Daarom is het beter om niet meer dan
2 kg levensmiddelen ineens in te vrie-
zen.
...dekoelkast vaker en voor langere
tijd aanslaat?
^Controleer of:
de ventilatieroosters afgedekt zijn of
onder het stof zitten;
de koelunit en het metalen rooster
(de warmtewisselaar) aan de achter-
kant van het apparaat onder het stof
zitten;
de deur van de koelkast of het deur-
tje van het diepvriesvak vaak open
en dicht is gedaan;
er ineens grote hoeveelheden verse
levensmiddelen zijn ingevroren;
de deur van de koelkast en het deur-
tje van het diepvriesvak goed dicht
zitten;
er zich in het diepvriesvak een vrij
dikke ijslaag bevindt.
Is dat laatste het geval,
^ontdooi het dan.
Nuttige tips
34
...deingevroren levensmiddelen be-
ginnen te ontdooien, doordat het in
het diepvriesvak te warm is?
^Controleer of de kamertemperatuur
onder de klimaatklasse van het appa-
raat ligt.
Is dat het geval,
^verhoog dan de kamertemperatuur.
Wanneer de kamertemperatuur te laag
is, slaat de koelkast minder vaak aan.
Dat kan tot gevolg hebben dat het in
het diepvriesvak te warm wordt en dat
de ingevroren levensmiddelen begin-
nen te ontdooien.
^Schakel de winterschakeling in,
indien aanwezig.
Zie hoofdstuk: "Winterschakeling".
...deingevroren levensmiddelen
vastgevroren zijn?
^Maak de ingevroren levensmiddelen
met een stomp voorwerp, bijv. met
een lepelsteel los.
. . . zich in het diepvriesvak een vrij
dikke ijslaag bevindt?
^Controleer of het deurtje van het
diepvriesvak goed sluit.
^Ontdooi het diepvriesvak en reinig
het.
Door een dikke ijslaag vermindert de
koelcapaciteit, waardoor het stroomver-
bruik stijgt.
...debinnenverlichting in de koelzo-
ne niet meer functioneert?
^Controleer of:
de lichtschakelaar klemt;
de temperatuurregelaar op "0" staat.
Is dat geen van beide het geval, dan is
het gloeilampje kapot.
Vervang het gloeilampje zo snel mo-
gelijk.
Gebeurt dat niet, dan functioneert
de winterschakeling niet wanneer
deze wordt ingeschakeld.
^Trek de stekker uit het stopcontact of
schakel de hoofdschakelaar van de
elektrische huisinstallatie uit.
^Pak de lampafdekking aan de achter-
kant vast a.
^Trek de afdekking eraf b.
^Vervang het gloeilampje.
Aansluitgegevens van het lampje:
220 - 240 V, fitting E 14
Kijk op het oude gloeilampje voor de
capaciteit (Watt).
^Schuif de lampafdekking er weer op
en klik deze vast.
Nuttige tips
35
...debinnenverlichting warm is,
hoewel de deur van het apparaat vrij
lange tijd niet geopend is geweest?
Dit geldt alleen voor apparaten met
diepvriesvak.
Dat is geen storing.
Deze koelkast is uitgerust met een win-
terschakeling. Dat betekent het volgen-
de.
Wanneer de omgevingstemperatuur on-
der de 18 °C komt, slaan die apparaten
die niet over een winterschakeling be-
schikken, minder vaak aan. Dat heeft
tot gevolg dat het in de koelzone niet te
koud wordt. Dat kan echter ook tot ge-
volg hebben dat het in het diepvriesvak
te warm wordt.
Bij apparaten met winterschakeling
gaat bij een omgevingstemperatuur van
beneden de 18°C de binnenverlichting
ook branden wanneer de deur dicht is.
Daardoor wordt het in de koelzone iets
warmer, slaat het apparaat vaker aan
en wordt het diepvriesvak voldoende
gekoeld.
Bij een omgevingstemperatuur van be-
neden de 10°C is de werking van het
apparaat niet meer voldoende gewaar-
borgd.
Zorg ervoor dat de omgevingstempera-
tuur weer stijgt.
...debodem van de koelzone nat
is?
De afvoeropening voor het dooiwater is
verstopt.
^Reinig het gootje en de afvoerope-
ning voor het dooiwater.
Kunt u een storing ook met boven-
genoemde tips niet verhelpen, roep
dan de hulp in van de afdeling
Klantcontacten.
Open als het mogelijk is het deurtje
van het diepvriesvak en de koelkast-
deur niet vóórdat de storing is ver-
holpen.
Op deze manier houdt u het koude-
verlies zo gering mogelijk.
Nuttige tips
36
Vaak voorkomende ge-
luiden
Waar komen deze geluiden vandaan?
Brrrrr... Dit brommende geluid komt van de motor (compressor). Wan-
neer de motor aanslaat klinkt dit geluid nog iets sterker.
Blub, blub.... Deze klotsende, gorgelende of snorrende geluiden komen van
de koelvloeistof die door de leidingen stroomt.
Klik.... Dit klikkende geluid is altijd te horen wanneer de thermostaat de
motor in- of uitschakelt.
Sssrrrrr.... Dit ruisende geluid is te horen bij apparaten die over verschillen-
de zones of over een no-frost-systeem beschikken en wordt ver-
oorzaakt door de luchtstroming in de binnenruimte van het appa-
raat.
Knak ... Het knakken is altijd dan te horen, wanneer het materiaal in het
apparaat uitzet.
Bedenk dat dit soort geluiden niet te vermijden zijn.
Geluiden die makkelijk te
verhelpen zijn
Wat is de oorzaak van deze geluiden en wat kunt
u daartegen doen?
Klapperende en rammelende ge-
luiden
Het apparaat staat niet waterpas: Stel het apparaat met behulp
van een waterpas. Gebruik de stelvoeten onder het apparaat of
leg er iets onder.
Het apparaat komt tegen andere meubels of apparaten aan:
Schuif het apparaat een eindje weg.
Plateaus, vakken, laden of andere uitneembare onderdelen
van het apparaat zitten niet goed op hun plaats: Zet ze weer
goed.
In het apparaat staan flessen of andere gebruiksvoorwerpen
tegen elkaar aan: Zorg ervoor dat ze niet meer tegen elkaar
aankomen.
De transportkabelhouder hangt nog aan de achterkant van
het apparaat: Verwijder de kabelhouder.
Geluiden en de oorzaken ervan
37
Neem bij storingen die u niet zelf kunt
verhelpen contact op met
uw Miele-handelaar
of
de afdeling Klantcontacten van Miele
Nederland B.V.
Telefoonnummer en adres van Miele
Nederland B.V. vindt u op de achterzij-
de van deze gebruiksaanwijzing.
Geef bij het inschakelen van de afde-
ling Klantcontacten altijd het type en
het nummer van het apparaat door.
Beide gegevens vindt u op het type-
plaatje in de binnenruimte van het ap-
paraat.
Voor informatie over het Miele Service
Verzekering Certificaat kunt u zich
wenden tot uw Miele-vakhandelaar of
de bijgevoegde folder raadplegen.
Garantietermijn en garantievoorwaar-
den
De garantietermijn bedraagt 2 jaar.
Voor nadere bijzonderheden over de
garantievoorwaarden kunt u bellen met
de afdeling Klantcontacten.
Afdeling Klantcontacten / Garantie
38
Dit apparaat mag alleen door een er-
kend elektricien op het elektriciteitsnet
worden aangesloten.
Dit apparaat is voorzien van een aan-
sluitkabel en een stekker met randaar-
de, geschikt voor aansluiting op 50 Hz
220 - 240 V.
Dit apparaat mag uitsluitend worden
aangesloten op een contactdoos met
randaarde.
Het is het beste wanneer de contact-
doos zich naast het apparaat bevindt
en u er gemakkelijk bij kunt.
Dit apparaat mag uitsluitend op een
huisinstallatie worden aangesloten die
volgens NEN 1010 is geïnstalleerd.
De installatiegroep dient met een
10 A-zekering te worden gezekerd.
In de EU-voorschriften geeft men ter
verhoging van de veiligheid het advies
om de huisinstallatie van een aardlek-
schakelaar te voorzien.
Het apparaat mag niet op omvormers
worden aangesloten die bij autonome
stroomvoorzieningen zoals zonne-
energie worden gebruikt.
Wanneer het apparaat in dat geval
wordt ingeschakeld, kunnen er span-
ningspieken ontstaan, kan het apparaat
om veiligheidsredenen weer worden
uitgeschakeld en kan de elektronica
beschadigd raken.
Het apparaat mag ook niet met een
energievoorkeurstekker worden ge-
bruikt.
Het is mogelijk dat er in dat geval te
weinig energie naar het apparaat wordt
toegevoerd en dat componenten in het
apparaat te warm worden.
Het is niet toegestaan om het apparaat
met een verlengsnoer op het elektrici-
teitsnet aan te sluiten.
Met verlengsnoeren kan een veilig ge-
bruik van het apparaat namelijk niet
worden gewaarborgd in verband met
het gevaar voor oververhitting.
Moet er aan de aansluiting op het elek-
triciteitsnet of aan de aansluitkabel iets
worden veranderd dan mag dat uitslui-
tend door een erkend bedrijf gebeuren.
Elektrische aansluiting
39
Zet geen apparaten op uw koelap-
paraat die warmte afgeven, zoals
broodroosters of magnetrons.
Dit om te voorkomen dat er onnodig
veel energie wordt verbruikt.
Plaats dit apparaat niet direct naast
een ander koelapparaat
("side-by-side").
Doet u dat wel, kan er condenswater
ontstaan, daar dit apparaat geen zij-
wandverwarming heeft.
Vraag uw vakhandelaar om advies.
Plaats van opstelling
Kies geen plaats direct naast een for-
nuis, een verwarming of in de buurt van
een raam waar de zon direct doorheen
kan schijnen.
Hoe hoger de omgevingstemperatuur
is, des te langer het apparaat staat te
ronken en des te hoger het stroomver-
bruik is.
Staat het apparaat in een zeer vochtige
omgeving, kan het vocht aan de buiten-
kant van het apparaat condenseren.
Zorg om condensvorming te voor-
komen voor een goede ventilatie op de
plaats waar het apparaat staat.
Kies een droge ruimte uit waar kan wor-
den geventileerd.
Klimaatklasse
Het apparaat is geconstrueerd voor
een bepaalde klimaatklasse. Een kli-
maatklasse is een kamertemperatuur-
bereik waar de temperatuur niet boven
of onder mag liggen en staat aangege-
ven op het typeplaatje aan de binnen-
kant van uw apparaat.
Klimaatklasse Kamertemperatuur
SN
N
ST
T
+10 °C tot +32 °C
+16 °C tot +32 °C
+16 ? tot +38 °C
+16 ? tot +43 °C
Een te lage kamertemperatuur heeft tot
gevolg dat het apparaat voor langere
tijd afslaat.
Dat heeft weer tot gevolg dat de tempe-
raturen in het apparaat te hoog zijn.
Dat kan weer tot gevolg hebben dat in-
gevroren levensmiddelen beginnen te
ontdooien.
Tips voor het plaatsen van het apparaat
40
Luchttoevoer en luchtafvoer
Het apparaat wordt direct met de ach-
terwand tegen de muur geplaatst.
De lucht aan de achterwand van het
apparaat wordt echter warm.
Om een goede luchtafvoer en luchttoe-
voer te waarborgen moet u ervoor zor-
gen dat de ventiatieroosters niet afge-
dekt zijn en dat ze regelmatig stofvrij
worden gemaakt.
Het plaatsen van het apparaat
^Verwijder eerst de kabelhouder van
de achterwand van het apparaat.
^Controleer of de delen aan de achter-
wand van het apparaat nergens te-
genaan kunnen komen.
Buig eventueel in de weg zittende
delen voorzichtig weg.
^Schuif het apparaat voorzichtig op de
daarvoor bestemde plaats.
^Zet het apparaat direct met de ach-
terwand tegen de muur.
Het stellen van het apparaat
^Stel het apparaat stevig en waterpas
via de stelvoeten met de bijgevoegde
steeksleutel.
Tips voor het plaatsen van het apparaat
41
Afmetingen van het apparaat
ABC
K 12010 S-2 850 mm 550 mm 610 mm
K 12012 S-2 850 mm 550 mm 610 mm
K 12020 S-1 850 mm 600 mm 610 mm
K 12022 S-1 850 mm 600 mm 610 mm
K 12023 S-2 851 mm 602 mm 611 mm
K 12024 S-2 851 mm 602 mm 611 mm
Tips voor het plaatsen van het apparaat
42
Het apparaat wordt geleverd met
rechtsscharnierende deuren.
Moeten ze linksscharnierend zijn, ver-
ander dan de draairichting.
Deur van de koelkast
^Sluit de deur van het apparaat.
^Schroef het hoekscharnier aan de on-
derkant aeraf.
^Laat de deur iets zakken en haal hem
eraf.
^Haal de scharnierbout buit het
hoekscharnier aen schroef hem er
in het andere gat van het hoekschar-
nier weer in.
De scharnierbout kan er met de inbus-
bout van de bijgevoegde steeksleutel
uit en er weer in worden geschroefd.
^Haal de afdekking ceraf en sluit
daarmee de vrijkomen gaten aan de
andere kant af.
^Schroef de bovenste scharnierbout
der met de inbusbout van de bijge-
voegde steeksleutel uit en schroef
hem er aan de andere kant weer in.
^Let daarbij op het afstandsschijfje.
^Hang de deur van het apparaat weer
in de bovenste scharnierbout den
sluit de deur van het apparaat.
^Plaats het hoekscharnier ain het
scharnierblok aan de onderkant en
schroef het vast.
^Stel de deur van het apparaat met
behulp van de sleufgaten in het
hoekscharnier.
Let erop dat alle schroeven stevig
zijn aangedraaid.
Het veranderen van de draairichting van de deuren
43
Deur van het diepvriesvak
^Klap afdekking aaan de lagersteun
naar beneden.
^Schroef lagersteun beraf en verwij-
der de deur van diepvriesvak csa-
men met de lagersteun.
^Schroef sluiting deraf.
^Draai sluiting d180 ° en schroef
deze er aan de andere kant weer
aan.
^Zet de deur van diepvriesvak cer
aan de bovenkant weer in een
schroef lagersteun bvast.
^Klap de afdekking aan lagersteun a
weer dicht.
^Sluit de vrijgekomen gaten met de
stopjes faf.
Deurgreep
^Haal afdekkapje aen de stopjes b
voorzichtig met een sleufschroeven-
draaier van de zijkanten af.
^Schuif het afdekplaatje cnaar links.
^Plaats een geschikt voorwerp (het
beste van hout of kunststof) in de in-
keping aan de rechter kant den
haal het afdekplaatje er voorzichtig
af.
Let erop dat het voorwerp niet uit uw
handen glijdt en het oppervlak van
het apparaat daarmee beschadigt.
^Draai de schroeven eaan de zijkant
en in het midden van de deurgreep
los en haal de deurgreep feraf.
Het veranderen van de draairichting van de deuren
44
^Draai de deurgreep 180° en zet deze
er aan de andere kant weer aan.
^Schroef de deurgreep eerst aan de
zijkant en daarna in het midden vast
g.
^Zet het afdekkapje aen de stopjes
ber aan de andere kant weer op.
^Klik het afdekplaatje cer eerst links
en dan rechts weer op.
Het veranderen van de draairichting van de deuren
45
Het apparaat kunt u onder het werkblad
schuiven.
Eerst moet u echter het tafelblad van
het apparaat verwijderen.
Voor de luchttoevoer en luchtafvoer
aan de achterwand van het appa-
raat is het zeer belangrijk dat er in
het werkblad een ventilatieopening
van minstens 140 cm2zit.
Het wandafsluitingsprofiel aan het
werkblad mag bij een onderbouw-
diepte van 600 mm maximaal
10 mm diep zijn!
Zorg ervoor dat u altijd bij het stop-
contact kunt komen.
^Draai de schroeven aaan de ach-
terkant van het apparaat eruit.
^Til het tafelblad aan de achterkant
omhoog en verwijder het.
Het onderbouwen van het apparaat
46
47
Wijzigingen voorbehouden / 0812
K 12010 S-2, K 12012 S-2, K 12020 S-1, K 12022 S-1, K 12023 S-2, K 12024 S-2
M.-Nr. 09 291 030 / 00
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48

Miele K 12010 S-2 Handleiding

Type
Handleiding